Pianistische techniek een onderzoek naar kennisdeling voor pianisten Joris van Loon Oktober 2011, Amsterdam/Maastricht Hszuyd, Conservatorium van Maastricht Begeleider: Anneke Hinzen
Dankwoord Ik heb vanuit verschillende hoeken veel steun ervaren tijdens de opleiding. In het bijzonder bedank ik Jo Peeters voor zijn altijd positieve meedenken in de organisatie van mijn opleiding, Anneke Hinzen voor haar kritische en soms strenge onderzoeksblik en Jeroen Riemsdijk vanwege de vele gesprekken over pianistische techniek en de lessen aan de piano die hij me gaf.
2
Voorwoord Dit is het onderzoeksverslag dat ik schreef in het kader van mijn masteropleiding “Vocale en Instrumentale Coaching voor Pianisten” aan het conservatorium van Maastricht. Hieronder zal ik kort toelichten welke persoonlijke omstandigheden ertoe geleidt hebben dat ik aan deze opleiding begonnen ben in 2009. Daarna volgt een samenvatting van de resultaten uit het onderzoek. Vanaf pagina 7 vindt u het uiteindelijke rapport met diverse bijlagen. Wat vooraf ging In het voorjaar van 2009 nam ik enkele pianolessen bij Jeroen Riemsdijk. Tien jaar eerder viel ik tijdens een squashwedstrijd en raakte daarbij geblesseerd. Moeizaam herstel in combinatie met een slechte technische basis als pianist resulteerde in jarenlang weinig kunnen studeren, veel uitval van functies van mijn rechterhand en altijd pijn. In mijn zoektocht naar oplossingen voor zowel mijn blessure als mijn matige technische mogelijkheden aan de piano, kwam ik het boek “De kunst van het Pianospel” tegen van Cornelius Berkhout (2009). Hoewel ik veel van hetgeen hij schreef niet doorgronde, herkende ik ook één en ander. Wat ik vooral herkende wist ik uit de paar lessen die ik van Berkhouts leerling Ben Smits kreeg. Hij hielp me tijdens de voorbereiding van mijn eerste fase examen om een aantal technische blokkades op te lossen in het repertoire dat ik studeerde. De weg naar Jeroen is een korte, immers hijzelf is weer een pianist opgeleid door Ben Smits en auteur van het boek “The golden fingerstechnique” (Riemsdijk, 2007). Aanleiding Tijdens die paar lessen bij Jeroen ontstond de mogelijkheid om weer piano te kunnen spelen met veel minder pijn en hinder van mijn blessure. Tegelijkertijd kreeg ik meer kennis over techniek en zodoende ook meer vragen daarover. Ik kon me niet voorstellen dat ik de eerste was die zo moest zoeken naar de antwoorden zodat ze bij mij pasten. Zo begon mijn denken over hoe het mogelijk zou zijn om kennis die pianisten opdeden over techniek, veel toegankelijker zou zijn voor anderen. Ik dacht daarbij nadrukkelijk niet aan een pianistische school, maar eerder aan een vorm die de scholen zou overstijgen. Zonder dat ik het op dat moment direct doorhad, kreeg ik zo het onderwerp voor het onderzoek waarvan dit het rapport is in handen. Het doen van dit onderzoek in een masteropleiding bood me een vorm om er ook daadwerkelijk handen en voeten aan te kunnen geven. Inmiddels is duidelijk dat deze opleiding me ook ruimschoots voedt in mijn eigen pianistische ontwikkeling! Onderzoeker Parallel aan dit onderzoek, was mijn persoonlijke doel me te bekwamen als onderzoeker. Het uitstroomprofiel waarbinnen ik af zal studeren is onderzoek. Dit is ook de reden waarom het in wezen meerdere onderzoeken in één zijn, zoals zal blijken uit de verschillende deelvragen.
3
Een probleem waar ik vanaf het begin mee te maken heb gehad, is dat ik gestart ben met het doen van het onderzoek voordat ik voldoende kennis had vergaard om onderzoek te kunnen beoordelen. Hoewel ik gestreefd heb naar een zo wetenschappelijk mogelijke benadering, realiseer ik me dat de werkwijze en het eindresultaat niet wetenschappelijk is te noemen. Doordat ik eerder nog nooit onderzoek deed, en mijn kennis over onderzoek nihil was, heb ik geen goede inschatting kunnen maken van de tijd die het zou kosten om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Dit heeft vooral grote gevolgen voor de resultaten bij één van de deelvragen (de derde). Dit neemt niet weg dat ik hoop met dit onderzoek een bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling, en het behoud, van pianisten en pianoliteratuur. Ik wens U veel genoegen bij het lezen van dit rapport. Joris van Loon Amsterdam/Maastricht, oktober 2011
4
Samenvatting In dit onderzoek zijn verschillende vragen gesteld om een antwoord te geven op de vraag “Op welke wijze kan de koppeling van een taxonomie van pianistische technieken aan een ordening van repertoire in een database impliciete kennis van pianisten (en pianodocenten) expliciteren en zodoende breder toegankelijk zijn voor de ambachtelijke ontwikkeling van diezelfde (en toekomstige) pianisten?” In eerste instantie is door literatuurstudie en expertonderzoek een taxonomie ontwikkeld die een waaier geeft van alle (veel-‐)voorkomende pianistische technieken. Deze taxonomie is op pagina 12 van dit rapport weergegeven. Conclusies uit latere fases van het onderzoek zijn : • Uit de interviews met experts blijkt dat er weinig behoefte vanuit deze experts is naar een dergelijke database. • Het is gebleken dat het mogelijk is om individuele kennis van pianisten over pianistische technieken door middel van een taxonomie te expliciteren en daarmee ook te delen. • Ook is gebleken dat een database daarvoor een aangewezen techniek is. Echter, de noodzakelijke voorwaarden voor een dergelijke database zijn ingewikkeld. • Met name door: 1. de grote tijdsinvestering die nodig is de kennis verzamelen, • 2. de kosten van de technische middelen die nodig zijn een dergelijke database te ontwikkelen, en • 3. de grote (en daarmee dure?) tijdsinvestering voor een beheerder van de database. • Daarbij komt nog dat wat betreft de wenselijkheid van zo’n database er op dit moment geen eenduidige antwoorden zijn. Aanbevelingen: De taxonomie met pianistische technieken lijkt een uitstekend instrument voor educatieve doeleinden, of kan dienen als kapstok voor divers vervolgonderzoek. Op grond van mijn concludeer ik dat de ontwikkeling van een database die impliciete kennis van pianisten toegankelijk maakt voor anderen weliswaar interessant is, maar vrijwel onhaalbaar door de tijdsinvestering die nodig is en de kosten die gemaakt zullen worden.
5
6
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Inhoudsopgave Hoofdstuk 1, Inleiding Hypothesen Onderzoeksvraag Deelvragen Hoofdstuk 2, Methode Literatuuronderzoek 2.1 Methode deelvraag 1 2.2 Methode deelvraag 2 2.2a Methode deelvraag 2a 2.3 Methode deelvraag 3 Hoofdstuk 3, Resultaten 3.1 Literatuuronderzoek/Bureauonderzoek 3.2 Enquêteonderzoek 1 3.2a Enquêteonderzoek 2 3.3 Enquêteonderzoek 3 Hoofdstuk 4, Conclusies 4.1 Conclusie deelvraag 1 4.2 Conclusie deelvraag 2 4.3 Conclusie deelvraag 3 4.4 Conclusie hoofdvraag 4.5 Aanbevelingen 4.6 Vragen voor eventueel vervolgonderzoek Bronlijst/literatuur Bijlage 1; Boekverslag Berkhout Bijlage 2; Boekverslag Brouwer Bijlage 3; Boekverslag Fraser Bijlage 4; Boekverslag Kratzert Bijlage 5: Boekverslag Prentner Bijlage 6; Boekverslag Pressler Bijlage 7; enquête expert 1 Bijlage 8; enquête expert 2 Bijlage 9; enquête expert 3 Bijlage 10; enquête expert 4 Bijlage 11; enquête expert 5 Bijlage 12; enquête expert 6 Bijlage 13; enquête expert 7 Bijlage 14; enquête expert 8 Bijlage 15; verslag interview M. Bartels, 14 februari 2011 Bijlage 16; Enquête 3 Bijlage 17; antwoorden enquête 3, bewerkt Bijlage 18, resultaten enquête 3, onbewerkt Bijlage 19, resultaten enquête 3 bewerkt naar leeftijdscategorie
3 5 7 9 9 9 11 11 12 12 13 14 14 15 16 21 22 22 24 24 24 25 27 29 31 32 34 36 39 40 40 42 43 44 45 46 48 49 52 55 58
7
8
Hoofdstuk 1, Inleiding Zoals in het voorwoord al beschreven was het primaire doel te onderzoeken hoe het mogelijk zou zijn om kennis die pianisten opdeden over techniek, veel toegankelijker zou zijn voor anderen. Hoe kan pianistische kennis gedeeld worden, waarbij nadrukkelijk niet gedacht is vanuit een pianistische school, maar eerder vanuit een vorm die de scholen zou overstijgen. Al tijdens het formuleren van dit onderzoek ontstond de behoefte het hoofdonderwerp “hoe kun je pianistische kennis delen” af te bakenen. Belangrijk is dat het gaat over kennis van techniek (van het spelen) die impliciet is. De kennis is er wel bij de individuele pianist, maar niet toegankelijk voor een grotere groep. Hooguit voor hen die in direct contact bijvoorbeeld door lessen gedeeltes van die kennis aangereikt krijgen. Om het voor een grotere groep beschikbaar te maken, moet dat wat impliciet is, expliciet worden. En daarvoor is het belangrijk dat het vorm heeft, dat het gestalte krijgt. De vorm die gekozen is voor dit kennisdelen is een database. Hierin kan kennis geordend worden aan de hand van vooraf geformuleerde criteria. Daarbij kan in een database kennis kwantitatief betekenis krijgen. Hoe meer mensen dezelfde input in een database geven, hoe groter de kans is dat die input breed gedragen kennis is. De criteria waarmee de kennis geordend wordt, wilde ik zo vrij mogelijk hebben van een pedagogische visie. Met andere woorden: Welke criteria geven een zo objectief mogelijke kapstok waaraan een database kan worden opgehangen? Ik ben daarbij uitgegaan van een aantal hypothesen: 1. Het is mogelijk een taxonomie van pianistische technieken te geven waarbinnen bijna alle voorkomende pianistisch technische vaardigheden vallen, onafhankelijk van pianistische scholen. 2. Aan de hand van een dergelijke taxonomie is het mogelijk om impliciete kennis van pianisten via een database te delen, expliciet te maken. 3. Er is behoefte aan een dergelijke database. Deze hypothesen zijn uitgangspunt bij de onderzoeksvraag: Op welke wijze kan de koppeling van een taxonomie van pianistische technieken aan een ordening van repertoire in een database impliciete kennis van pianisten (en pianodocenten) expliciteren en zodoende breder toegankelijk zijn voor de ambachtelijke ontwikkeling van diezelfde (en toekomstige) pianisten? Deelvragen: 1. Welke taxonomie van pianistische technieken, geeft een waaier van technieken voorkomend in de pianoliteratuur, ongeacht welke opvatting verschillende pianistische scholen hebben over de wijze waarop die technieken verworven worden? 2. Welke hypotheses kunnen worden getrokken uit interviews met gerenommeerde pianisten of pianodocenten naar aanleiding van het verzamelde materiaal?
9
3. Welk pianistische materiaal (niveau 4-‐5 Kloppenburg, 6-‐9 Wolter) is volgens pianisten en pianodocenten het meest passend bij het aanleren of uitvoeren van een pianistische techniek uit de taxonomie? De uitkomsten en onderbouwing van de gebruikte methoden vind u in de volgende hoofdstukken.
10
Hoofdstuk 2, Methode Voor de beantwoording van de hoofdvraag en de deelvragen heb ik verschillende methodes gebruikt. Kwalitatieve methodes die ik gebruikt heb zijn literatuuronderzoek en bureauonderzoek. Daarnaast heb ik ook kwantitatieve methodes gebruikt in surveyonderzoek, zowel via een persoonlijke enquête onder experts als door een respondentenonderzoek. Ik zal alle gebruikte methodes hieronder beschrijven gekoppeld aan de (deel) vraag die ik met de methode probeerde te beantwoorden. Literatuuronderzoek Verhoeven (2007) stelt dat over het algemeen literatuuronderzoek deel uit maakt van elke onderzoeksopzet. Om me te oriënteren op eerder gedaan onderzoek en bestaande literatuur over het onderwerp te vinden, heb ik zogeheten secundaire literatuur onderzocht. Daarbij zijn veel boeken, internetsites en films over pianospelen, pianisten en pianodocenten door mijn handen gegaan. Voor een deel kwamen deze bronnen terecht in volgend bureauonderzoek. 2.1 Methode deelvraag 1 (Bureauonderzoek) Bij het ontwerpen van de taxonomie van pianistische technieken heb ik in eerste instantie bureauonderzoek gedaan door te bestuderen welke technieken specifiek genoemd worden door auteurs die schrijven over piano (leren) spelen. Criterium daarbij was dat tenminste 3 auteurs een bepaalde techniek als zelfstandige techniek zouden noemen om in de taxonomie opgenomen te worden. (dit laatste is een kwantitatieve variant in kwalitatief onderzoek) Om de taxonomie te kunnen beschrijven van pianistische technieken heb ik de volgende boeken bestudeerd: -‐ Berkhout, C. (2009). De Kunst van het Pianospel. Den Haag: AB Music Productions & Editions -‐ Brouwer, B. (2007). Pianistisch Perspectief, Toonaangevende analyse van de pianotechniek volgens de inzichten van Tobias Matthay. Budel: Uitgeverij DAMON -‐ Brown, W. (2009) Menahem Pressler, Artistry in piano playing. Bloomington/Indiana: Indiana University Press -‐ Fraser, A. (2003). The Craft of Piano Playing, a New Approach to Piano Technique. Lanham, Maryland, and Oxford: The Scarcrow Press, Inc. -‐ Kratzert, R. (2002). Technik des Klavierspiels, Ein Handbuch für Pianisten. Kassel, Bärenreiter Verlag -‐ Prentner, M. (2005/1903). Leschetizky’s Fundamental Principles of Piano Technique. Mineola: Dover Publications, Inc. De keuze voor de boeken is niet willekeurig. Aanleiding voor het onderzoek was het boek van Berkhout. Ik heb gezocht naar andere auteurs die, vaak pedagogisch, een volstrekt andere invalshoek gebruiken dan Berkhout. Daarbij heb ik zowel andere historische literatuur (Matthay, Leschetizky), als hedendaagse (Pressler, Fraser, Kratzert) gebruikt. Weliswaar is de vleugel al ruim honderd jaar niet meer principieel veranderd in technische mogelijkheden voor de pianist. Daarentegen is de tijdgeest
11
natuurlijk wel volstrekt anders (maatschappelijk, sociologisch, economisch, cultureel e.d.) waardoor de achtergrond van de pianist veranderd is. Overigens heb ik naast al genoemde redenen het werk van Jeroen Riemsdijk (2007), The Golden Fingers Technique, niet opgenomen omdat ik student ben van Jeroen. Hoewel ik onvoldoende in staat ben om te oordelen waar grenzen van wetenschap liggen, leek hier intuïtief een hele duidelijke grens. Het zou niet mogelijk zijn met voldoende afstand te kijken naar materiaal dat ik op het zelfde moment als pianist aan het bestuderen was. 2.2 Methode deelvraag 2 (Enquêteonderzoek 1) Nadat ik vanuit literatuur een voorlopige taxonomie ontwierp, ben ik deze gaan bespreken met acht experts middels een open interview (halfgestructureerd door middel van topiclijst). Daarbij kwamen in ieder geval de volgende vragen aan bod: • In hoeverre werk je (bewust) vanuit een school of methodische achtergrond? • Heb je een taxonomie in je hoofd van technieken die pianisten volgens jou moeten beheersen (op verschillende niveaus)? • Welke technische vaardigheden zou een leerling die bij jou komt eerst moeten ontwikkelen? • Zijn er nog andere vaardigheden dan technische vaardigheden naast muzikale, organisatorische en interpretatievaardigheden? • Welke aanvullingen heb je op de voorlopige taxonomie? Al deze experts zijn (of waren) werkzaam aan een hogeschool als hoofdvakdocent (2), bijvakdocent (4) en/of methodiekdocent (6). De hogescholen (zowel regionaal als landelijk) liggen verspreid over Nederland. De experts werk(t)en aan opleidingen piano, zowel klassieke als lichte muziek, docentopleidingen en muziektherapie. Daarmee is getracht dat het onderzoek extern valide is. Kanttekening hierbij is dat alle experts in de eerste of tweede graad uit mijn directe netwerk kwamen. Daarnaast heb ik nog een aantal experts benaderd die ik niet zelf, of via een collega, kende. Zij allen gaven geen respons. In alle interviews ben ik, na een kennismaking en introductie, gestart met een aantal vragen pianistische techniek in het algemeen. Daarna hebben we steeds ingezoomd op het voorkomen van deze technieken in de literatuur en of lespraktijk. Om ten slotte te komen op de vraag hoe volledig de ontwikkelde taxonomie werd gevonden. Daarbij kwam aan de orde hoe en op welke wijze deze taxonomie ingezet kan worden bij kennisdelen of piano-‐onderwijs. 2.2a (Ad hoc ingevoegde) methode deelvraag 2 (Enquêteonderzoek 2) Mede als gevolg van de resultaten die uit het eerste enquêteonderzoek (deelvraag 2) kwamen, heb ik ad hoc nog een enquêteonderzoek gehouden. Ditmaal specifiek over databasetechniek en databases die in het verleden zijn opgezet door pianisten. Hiervoor heb ik twee pianisten geïnterviewd die zich tijdens hun loopbaan intensief hebben beziggehouden met databases rondom pianoliteratuur. Ik ben met hen in contact gekomen via de EPTA (european pianoteachers association). Omdat de vragen die uitgangspunt waren voor deze interviews ontstonden uit de analyse van de gegevens van het expertonderzoek, heb ik de methode van deze interviews pas in volgend hoofdstuk beschreven.
12
2.3 Methode deelvraag 3 (Enquêteonderzoek 3) Middels een vragenlijst die verspreid is via internet heb ik tot slot nog een korte enquête gehouden onder pianisten. Het doel van deze enquête was meerledig. In de eerste plaats, zou dit de hoofd-‐ onderzoekstechniek zijn om een toekomstige database zoals genoemd in de hoofdvraag en derde deelvraag te kunnen opbouwen. Daarnaast wilde ik ook de hypothese toetsen die gaandeweg het onderzoek was ontstaan (Is het qua tijdsinvestering haalbaar een database te ontwikkelen?). Deze enquête (surveyonderzoek) had als doel verschillende vragen te beantwoorden: • Herkennen pianisten (uitvoerend en docerend) de ontworpen taxonomie? • Zijn er aanvullingen op de taxonomie die significant vaak worden genoemd? • Welk beeld geeft deze enquête over de te verzamelen data voor een database? • Hoeveel tijd willen respondenten in de toekomst besteden aan het verzamelen van data voor een database? Er is gekozen voor een internetinterview waarbij aan pianisten een enquête is afgenomen. Een oproep in het vakblad van de EPTA leverde slechts twee reacties. Daarom is de uitnodiging om deel te nemen aan deze enquête via mail aan collega pianisten gestuurd, met daarbij het verzoek de uitnodiging ook weer door te sturen naar collega’s. De volledige vragenlijst is bijgevoegd als bijlage 16.
13
Hoofdstuk 3, Resultaten Hieronder zal ik van zowel het bureauonderzoek als de drie enquêtes de resultaten weergeven. Om dit overzichtelijk te houden, heb ik boekverslagen en de samenvattingen van expertinterviews als bijlage opgenomen. 3.1. Literatuuronderzoek/bureauonderzoek Na het bestuderen van de genoemde zes publicaties, ben ik tot de volgende voorlopige taxonomie gekomen: • 5 vingerspel (legato) • toonladders • tertsen / sexten • octaven • staccato • akkoorden (en omkeringen) • gebroken akkoorden (lang / kort) • sprongen • repetitie • trillers / versieringen De bestudeerde literatuur heb ik verwerkt in boekverslagen (bijlage 1-‐6). Daarbij heb ik getracht de essentie van het boek (kwalitatief onderzoek) met enkele opmerkelijke citaten weer te geven. De meeste auteurs behandelen pianistische techniek vanuit een specifieke school. Met andere woorden; zij richten hun aandacht op hoe je iets voor elkaar krijgt. Ik heb dat “iets” proberen los te koppelen van het “hoe” door systematisch onderscheid te maken tussen methode en techniek. Terugkijkend op deze fase uit het onderzoek, betreur ik het dat ik geen kwantitatieve tabel bijgehouden heb. Dit zou bij uitstek een middel geweest zijn om weer te geven welke pianistische techniek in welk boek genoemd werd (en mogelijk hoe vaak). 3.2. Enquêteonderzoek 1 Naar aanleiding van de acht expertinterviews (zie bijlage 7-‐14) die ik heb gehouden ontstond de volgende definitieve taxonomie van pianistische technieken: • Vijf-‐vingerspel (legato) • Toonladders • Tertsen / sexten • Octaven • Akkoorden, vast aangeslagen (incl. omkeringen) • Akkoorden, lang-‐ en kortgebroken • Sprongen • Staccato • Trillers/versieringen • Repetitie • Dynamische variatie • Pedaalgebruik
14
Wijzigingen ten aanzien van de eerste taxonomie heb ik alleen doorgevoerd als ze door ten minste 2 experts expliciet werden genoemd. Daarnaast bleek dat alle geïnterviewden weliswaar belangstelling hadden voor het onderzoek dat ik aan het doen was, maar aangaven dat ze niet verwachtten dat een database met pianistisch repertoire gerangschikt naar specifieke pianistische techniek en moeilijkheid hen persoonlijk veel zou opleveren. Al tijdens de interviews realiseerde ik me dat hiermee de interne validiteit, op dit punt, kritiek was. De vraag is in hoeverre de ondervraagden sociaal wenselijk antwoord gaven. Ik bedoel hiermee geenszins de integriteit van de ondervraagden in twijfel te trekken. Wel erken ik dat de wens van mij als interviewer om een database te ontwikkelen van grote invloed kan zijn op de mate van belangstelling om kennis te nemen van die database. Achteraf gezien is op dit punt de gebruikte methode van het open interview minder geschikt. Interessant daarbij is dat alle (!) geïnterviewden aangegeven hebben dat ze ondanks belangstelling, geen behoefte hadden in een dergelijke database. Door de gekozen methode, open interview, hebben alle experts veel informatie gegeven die bruikbaar was voor dit onderzoek. Het heeft mij als pianist in opleiding ook een rijke ervaring gegeven. Alle interviews waren bijzondere ontmoetingen met pianisten. Dat dit mij zeer geïnspireerd heeft om me verder in te zetten voor de piano en het behoud van pianospelen, is een onverwacht maar voor mij positief bijeffect. Nadeel van de gekozen methode was dat de interviews niet afgebakend waren in tijd. Zowel het afnemen van het interview, als het terugluisteren van de gemaakte opname en het verwerken van de gegevens waren een enorme tijdsinvestering. 3.2a. Enquêteonderzoek 2 Door de geringe behoefte aan een database, met pianistische technieken, die bleek uit het expertonderzoek, ontstond de vraag naar de wenselijkheid voor een dergelijke database. Tot dit moment in het onderzoek ben ik uitgegaan van de hypothese dat deze database wenselijk zou zijn voor het werkveld. Met deze informatie in mijn achterhoofd, nam ik in november 2010 deel aan het jaarlijkse symposium georganiseerd door EPTA-‐Nederland. Daar ontmoette ik diverse pianisten die in het verleden intensief betrokken waren geweest bij de ontwikkeling van databases rondom pianoliteratuur gerangschikt naar stijl en moeilijkheidsgraad. Los van de vraag -‐ over “hoe überhaupt de piano in de toekomst in Nederland behouden kon blijven” -‐ die tijdens het symposium gonsde, besloot ik met F. Wiebenga en Maddie Bartels een open interview te houden. Het betreft hier een ongestructureerd ofwel diepte-‐interview. Er was maar één hoofdvraag waardoor ieder interview anders verloopt, afhankelijk van de respondent (Verhoeven 2007). De centrale vraag was: “Op welke wijze is in het verleden gewerkt aan de totstandkoming van databases rondom pianoliteratuur.” Daarnaast was ik benieuwd naar het gebruik van die databases. (verslag van het interview met M. Bartels, door haarzelf geaccordeerd, zie bijlage 15) Uitkomsten uit deze interviews zijn: • Er is in het verleden vanuit het RIM (repertoire informatiecentrum muziek) veel geld en tijd gestoken in het verzamelen en ordenen van pianistisch repertoire.
15
• • • •
Bijna twee decennia lang werkten verschillende mensen binnen het RIM aan een catalogus. Deze werd in de jaren 90 samengevoegd met andere catalogi van MCO (muziekcentrum van de omroep) Donemus en Gaudeamus. Een precieze tijdsinvestering is niet te noemen. Vele duizenden uren werden besteed om deze catalogi te bouwen. De catalogi worden nauwelijks gebruikt (in bezit van privédocenten zoals F. Wiebenga), of staan voor publiek ontoegankelijk opgeborgen (Openbare bibliotheek Amsterdam).
3.3. Enquêteonderzoek 3 Uit het internet interview komen de volgende data: -‐ 41 mensen hebben het onderzoek geopend -‐ 24 mensen hebben het onderzoek ingevuld, waarvan 14 volledig en 10 gedeeltelijk. -‐ Van de 24 respondenten die het onderzoek ook, gedeeltelijk, hebben ingevuld, zien we de volgende leeftijdsopbouw, werkervaring, werksoort en mening over de taxonomie:
leeftijd absoluut 80+ 61-‐70 leeftijd
41-‐50 20-‐30 0
1
2
3
4
5
6
totaal 24
percentage leeftijd 20-‐30 31-‐40 41-‐50 51-‐60 61-‐70
16
werkervaring in jaren 15 plus
5-‐15 jaar
tot 5 jaar 0
2
4
6
8
10
12
totaal 24
werkervaring in %
tot 5 jaar 5-‐15 jaar 15 plus
dm muziekschool dm vakschool dm privé uitvoerend geen-‐v-‐allen totaal
werksoort
percentage 7 5 15 16 1 24
29,2% 20,8% 62,5% 66,7% 4,2% 183,3%
17
werksoort GvA uitvoerend dm prive dm vakschool dm muziekschool 0
2
4
6
8
10
12
14
16
totaal 23 Omdat dit weinig laat zien over de verdeling dm, dm+um en um, de volgende grafiek:
werksoort in %
dm dm + um um
totaal 23
mis je iets in de taxanomie?
nee
ja 0
totaal 20
2
4
6
8
10
12
18
De volgende punten zijn gegeven als aanvulling op de taxonomie: uitkomende stemmen in 1 hand ongelijke ritmes in 1 hand aanslagtechniek in het algemeen De meeste van de 12 punten vallen onder elementaire techniek. Die kun je naar believen uitbreiden. Het ligt er aan of je onderscheid maakt tussen meer beginners en gevorderden. Beginners bijvoorbeeld onafhankelijkheid van links rechts. Ook bijvoorbeeld tot touche (meer minder gewicht) En polyfonie, links rechts alteratie; kleuren in 1 hand, dus bijvoorbeeld meer duim of pink. jeu perlé non legato tremolo's polyritmiek (2 tegen 3, 3 tegen 4) klankkleur timbre toucher klankvorming ongelijke ritmes in 2 handen uitkomende melodieën begeleiding toonvorming gebruik van armgewicht houding coördinatie l/r akkoorden met dynamische variatie in 1 hand De volgende stukken zijn genoemd (Wilt u één compositie noemen waarbij op niveau 4-‐ 5 (Kloppenburg) of 6-‐9 (Wolter) specifiek het spelen van tertsen wordt getraind in een muzikaal interessante context? Noemt u componist en opusnummer en/of titel.): componist stuk opus Granados oriëntale Saint-‐Saens 6 etudes op 111/1 Debussy Petit Negre Debussy etudes pour les tierces Czerny Schule der gelaufigkeit, nr 38 op 299/38
19
tijdsbesteding korte termijn 1 7
7
< 1 uur 1 -‐ 3 uur 4 -‐ 6 uur
totaal 15, gemiddeld 1,36 uur
tijdsbesteding lange termijn 1 0
geen
6 8
< 1 uur 1 -‐ 2 uur 3 -‐ 4 uur
totaal 15, gemiddeld 0,37 uur
zou gebruik maken van misschien nee ja 0
1
2
3
4
5
6
7
8
20
Hoofdstuk 4, Conclusies Er zijn een aantal conclusies te trekken uit de resultaten die gevonden zijn in dit onderzoek. Ik zal in de beantwoording van de onderzoeksvragen omgekeerd te werk gaan; beginnend bij de deelvragen. Conclusie deelvraag 1: Welke taxonomie van pianistische technieken, geeft een waaier van technieken voorkomend in de pianoliteratuur, ongeacht welke opvatting verschillende pianistische scholen hebben over de wijze waarop die technieken verworven worden? Zowel uit literatuuronderzoek, als na interviews met experts komt de al eerder genoemde taxonomie naar voren. Echter in de derde enquête werd deze taxonomie door nog twintig pianisten bekeken. Elf van hen vonden de lijst niet volledig. Echter over de aanvullingen die werden gegeven, valt één en ander te zeggen. Naast een aantal dubbelingen in de aanvullingen, zijn er veel aanvullingen die eenzelfde begrip op verschillende manieren omschrijven. Zo worden bijvoorbeeld touche, aanslag, klank genoemd. • Men kan zich afvragen of touche, aanslag en klank technische vaardigheden zijn die afzonderlijk kunnen worden getraind. Immers alle twaalf technieken uit de taxonomie kunnen met verschillend touche of klankresultaat worden uitgevoerd. Naar mijn idee is klankresultaat niet een aparte techniek. Wel is de controle over klank een direct gevolg van de beheersing van de gebruikte techniek. (Een methode gebruik je om een techniek uit te voeren.) • In de aanvullingen is ook een mening/vraag in plaats van een techniek gegeven. (“ De meeste van de 12…… dus bijvoorbeeld meer duim of pink”) Als de mening/vraag, dubbelingen en de antwoorden betreffende touche uit de lijst gefilterd worden, blijft over: uitkomende stemmen in 1 hand (melodisch of in akkoorden) ongelijke ritmes in 1 hand ongelijke ritmes in 2 handen polyritmiek (2 tegen 3, 3 tegen 4) Polyfonie coördinatie l/r links rechts alteratie/ non legato tremolo's uitkomende melodieën (=uitkomende stemmen) Begeleiding (=gevolg van uitkomende stemmen) gebruik van armgewicht Houding • Er zijn hierbij diverse zaken die technisch wel moeilijk zullen zijn, maar naar mijn mening niet als een aparte techniek aangeduid kunnen worden. Zo zal het laten uitkomen van een stem in een hand gebruik maken van 5-‐vingerspel en/of
21
• • • •
•
toonladderspel en of staccato. Dit geldt overigens ook voor de coördinatie tussen links en rechts. Absoluut moeilijkheden die getraind zullen moeten worden. Overigens net als voordracht of podiumpresentatie, die daarmee ook nog geen techniek zijn geworden. Tremolo’s kunnen onder versiering genoemd worden. Houding is een voorwaarde om piano te spelen, niet een zelfstandige techniek. Blijven twee zaken over; non-‐legato en armgewicht. Non-‐legato is net als staccato spel een aanslagvariatie. Voor het bouwen van een database zou het inderdaad een los op te nemen techniek kunnen zijn. Dit kan als vervolgvraag meegenomen worden. Armgewicht. Dit is op vele fronten een lastig onderwerp. Uitgangspunt was om tot een taxonomie te komen die los van pianistische school alle meest voorkomende technieken geeft. Hoewel de meningen hierover zeer verdeeld zijn, kies ik er toch voor om het gebruik van armgewicht niet in de taxonomie op te nemen om die reden.
Conclusie deelvraag 2: Welke hypotheses kunnen worden getrokken uit interviews met gerenommeerde pianisten of pianodocenten naar aanleiding van het verzamelde materiaal? • Experts hebben weinig behoefte aan een dergelijke database. • Pianisten zullen waarschijnlijk met belangstelling naar een ontwikkelde database kijken (niemand gaf aan geen belangstelling te hebben!) • De kans bestaat dat de vragen over het gebruik van een database positiever beantwoord zijn dan in werkelijkheid het geval is. Dit omdat databases die in het verleden ontwikkeld zijn, niet tot nauwelijks worden gebruikt. Deze positieve beantwoording kan te maken hebben met de welgezindheid naar de interviewer toe. Conclusie deelvraag 3: Welk pianistische materiaal (niveau 4-‐5 Kloppenburg, 6-‐9 Wolter) is volgens pianisten en pianodocenten het meest passend bij het aanleren of uitvoeren van een pianistische techniek uit de taxonomie? Het antwoord op deze vraag zal zeer summier zijn. Dit heeft met verschillende redenen te maken die voortkomen uit de verschillende enquêtes. Ik zal de redenen hieronder noemen. Overigens blijkt uit de 3e enquête dat er wel materiaal is, dat in een database gezet kan worden. • Hoewel er aangegeven wordt dat er gebruik zal worden gemaakt van een database op het moment dat die ontwikkeld is, wordt er nauwelijks of geen gebruik gemaakt van databases die in het verleden ontwikkeld zijn. Mogelijke vervolgvraag is of een database die ingericht is naar technische vaardigheid een ander gebruik zou geven dan de databases die al bestaan en ingericht zijn naar algemene technische moeilijkheid. • Uit ervaringen bij het RIM blijkt dat een database opbouwen vele duizenden uren kost. Als we fictief uitgaan van 3000 uur (1500 als start en daarna nog 1500 in
22
het jaar erna), en we koppelen dat aan de indicatie die pianisten in de 3e enquête hebben gegeven, dan zijn voor de 1e 1500 uur 1094 pianisten nodig (gemiddeld 1,37 uur) en voor de 2e 1500 uur ruim 4000 pianisten nodig. Ik voorzie de nodige problemen om een dergelijk grote groep pianisten te verzamelen, laat staan het werk te coördineren. (extrapolatie van de gegevens uit de derde enquête is natuurlijk niet zuiver. We weten niet hoeveel pianisten er zijn (in Nederland). Er kan dus onmogelijk gesteld worden of 15 pianisten een representatieve steekproef is. Ik verwacht het echter niet. • Om tot een database te komen die niet alleen een verzameling is van repertoire, maar door een standaard-‐normaal-‐verdeling ook kennis deelt van pianisten over of meerdere pianisten dit materiaal bruikbaar vinden, is een enorme hoeveelheid data nodig. Ook hier heeft extrapolatie uit de onderzoeksgegevens weinig betekenis. Echter het geeft een lage verwachting over de haalbaarheid van een dergelijk project. • Om een database te vormen die op basis van vrijwillige deelname met kennis over pianistische repertoire gevuld wordt, is techniek nodig die redelijk gecompliceerd is. Er zou daarvoor een beheerder nodig zijn die veel kennis heeft van de software. Bijvoorbeeld moet er een administratie zijn waarbij deelnemers via een inlogcode toegang tot het systeem krijgen om de informatie betrouwbaar te laten zijn (o.a. dat er geen dubbelingen in komen). • Dan nog, is het een gevoelig systeem omdat controle over de ingevulde gegevens bijna niet haalbaar is. Kan een deelnemer meerdere inlognamen krijgen en daarmee de uitkomsten van de data beïnvloeden? Op welke wijze wordt de veronderstelde vakkennis van de deelnemer getoetst? Moeten er bewijzen overhandigd worden waaruit de kennis blijkt, zoals een diploma? • Het was niet eenvoudig om pianisten te vinden die mee wilden werken aan de derde enquête. De aangewezen organisatie die beschikt over een bestand met pianisten in Nederland is de EPTA. Zij waren uiterst bereid om mee te werken bij de plaatsing van een oproep in het vakblad. In deze oproep werden pianisten uitgenodigd deel te nemen aan dit onderzoek. Er waren 2 respondenten. De EPTA wilde niet haar adresbestand vrij geven waardoor ik pianisten uit het bestand persoonlijk kon aanschrijven. Ik heb uiteindelijk alleen gedurfd de pianisten uit mijn directe contacten aan te schrijven (63 personen). Van heb zijn er diversen geweest die de uitnodiging weer hebben doorgestuurd. Van hen die hun mailadres hebben achtergelaten (7) behoorden er slechts 3 tot mijn persoonlijke contacten. N.B. Wanneer de resultaten uit de derde enquête gelezen worden waarbij een differentiatie is gemaakt in leeftijdsopbouw, dan zien we (bijlage 19): • Dat er vaker iets in de ontwikkelde taxonomie gemist wordt naarmate de respondent jonger is, en minder werkervaring heeft. • Dat de bereidheid om tijd te investeren toeneemt naarmate de respondent ouder wordt, zowel op korte als op lange termijn.
23
Conclusie hoofdvraag: “Op welke wijze kan de koppeling van een taxonomie van pianistische technieken aan een ordening van repertoire in een database impliciete kennis van pianisten (en pianodocenten) expliciteren en zodoende breder toegankelijk zijn voor de ambachtelijke ontwikkeling van diezelfde (en toekomstige) pianisten?” • Het is duidelijk gebleken uit de derde enquête dat het mogelijk is om individuele kennis van pianisten over pianistische technieken door middel van een taxonomie expliciet kan worden en daarmee kan worden gedeeld. • Ook dat een database daarvoor een aangewezen techniek is. Echter, de voorwaarden die nodig zijn om zo’n database te ontwikkelen, zijn ingewikkeld. • Met name door de grote tijdsinvestering die nodig is de kennis verzamelen, • de kosten van de technische middelen die nodig zijn een dergelijke database te ontwikkelen en • de enorme (dure?) tijdsinvestering voor een beheerder van de database. • Daarbij komt nog dat wat betreft de wenselijkheid van zo’n database er op dit moment geen eenduidige antwoorden te geven zijn. Aanbevelingen: De taxonomie met pianistische technieken lijkt een uitstekend instrument voor educatieve doeleinden, of kan dienen als kapstok voor divers vervolgonderzoek. Op grond van mijn concludeer ik dat de ontwikkeling van een database die impliciete kennis van pianisten toegankelijk maakt voor anderen weliswaar interessant is, maar vrijwel onhaalbaar door de tijdsinvestering die nodig is en de kosten die gemaakt zullen worden. Vragen voor eventueel vervolgonderzoek: • Zou een database die ingericht is naar technische vaardigheid een andere frequentie van gebruik geven dan de databases die al bestaan en ingericht zijn naar algemene technische moeilijkheid? • Op welke manier kan speelwijze (legato, staccato, portato) eenduidig in de taxonomie opgenomen worden? • Op welke wijze kan de betrouwbaarheid van data die gegeven worden door pianisten betrouwbaar worden gemaakt? • Voor het geval dat er in de toekomst toch een wens zou bestaan voor een dergelijke database, lijkt het goed om een groot marktonderzoek te doen om de gegevens betreffende wenselijkheid, haalbaarheid en investeringsbereidheid. Hiermee kan een beter onderbouwd beeld van de werkelijkheid gegeven worden op basis van de geldigheid van de steekproef. Tevens kan daardoor invloed worden uitgeoefend op de wenselijkheid. • In het geval dat een database toch ontwikkeld zou worden, is het van groots belang een plan te maken met betrekking tot de wijze waarop potentiële deelnemers bereikt kunnen worden. Daarbij is het verstandig mee te nemen dat het erop lijkt dat jonge respondenten minder bereidheid hebben een tijdsinvestering te doen. Daarbij herkennen zij (door kleinere werkervaring) zich minder in de ontwikkelde taxonomie.
24
Bronlijst/literatuurlijst/begrippen Verantwoording Bij het schrijven van dit rapport is ervoor gekozen om alleen daar waar letterlijke citaten zijn gebruikt direct in een voetnoot te verwijzen. Overige literatuur die gebruikt is, alsook een lijst met geraadpleegde websites, is opgenomen in deze bijlage. Geraadpleegde literatuur: Agresti, A. and Franklin, C. (2008). Statistics: The art and science of learning from data. Upper Saddle River, NJ: Pearson Higher Education Berkhout, C. (2004/2009). De Kunst van het Pianospel. Den Haag: AB Music Productions & Editions Bree, M. (1902). The Groundwork of the Leschetizky Method, New York: Haskell House Publishers LTD. Brouwer, B. (2007). Pianistisch Perspectief, Toonaangevende analyse van de pianotechniek volgens de inzichten van Tobias Matthay. Budel: Uitgeverij DAMON Brown, W. (2009) Menahem Pressler, Artistry in piano playing. Bloomington/Indiana: Indiana University Press Fraser, A. (2003). The Craft of Piano Playing, a New Approach to Piano Technique. Lanham, Maryland, and Oxford: The Scarcrow Press, Inc. Harris, M, Hoyle, R and Judd, C (2002). Research Methods in Social Relations. London: Wadsworth, Thomsom Learning Kloppenburg, W. (1986). Nieuwe leergang voor het piano-‐onderwijs. Amsterdam: Broekmans & Van Poppel Kloppenburg, W. (1992). Pianomethoden van de 20ste eeuw. Amsterdam: Broekmans & Van Poppel Kratzert, R. (2002). Technik des Klavierspiels, Ein Handbuch für Pianisten. Kassel, Bärenreiter Verlag Prentner, M. (2005/1903). Leschetizky’s Fundamental Principles of Piano Technique. Mineola: Dover Publications, Inc. Riemsdijk, J. (2007). The golden fingerstechnique, The art of pasagework for pianists. Noble Goose Books Schäfer-‐Dumstorff, I. (1945). Dirk Schäfer, Het Klavier. Amsterdam: Wereldbibliotheek N.V. Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek?. Den Haag/Amsterdam: Boomonderwijs
25
Wolters, K. (1994), Handbuch der Klavierliteratur zu zwei Händen. Zürich/Mainz: Atlantis Musikbuch-‐Verlag Geraadpleegde websites: www.pianotechnique.net www.eptanederland.nl http://alanfraser.net/ http://www.thegoldenfingerstechnique.com/212/?91 www.pianostreet.com http://www.rudolfkratzert.com/ueber_mich/
26
Bijlage 1; Boekverslag Cornelius Berkhout, De Kunst van het Pianospel, 2004, ISBN 90-‐808920-‐1-‐7 Opbouw boek: 217 pagina’s. Geschreven door Berkhout. Ben Smits en Albert Brussee brachten zijn manuscript uit. Boek bestaat uit 17 hoofdstukken van auteur met voorwoord, inleiding, verantwoording en bijlagen van anderen. Hij werkt daarbij vanuit een eerste beeld over “algemene techniek” en “tonisatie” van kleine beweging (5-‐vingerspel) naar steeds groter (octaven). Daarna nog het glissando, staccato en drie hoofdstukken gewijd aan kunstenaarschap. Over de auteur: Rotterdam (1892) Amsterdam (1958) Eerste pianolessen van Douwe Owens. Daarna student van Dirk Schäfer. Concertcarriere van 1915 tot 1938 (einde wegens hoofdpijnen) Hoofdleraar muzieklyceum Amsterdam vanaf 1921 Conservatorium van Amsterdam vanaf 1942 Citaten: “De vele pianomethoden hebben het de jonge kunstenaar nodeloos moeilijk gemaakt omdat de verschillende principes ervan berusten op individuele denksystemen, die altijd begrensd zijn. Om een juist begrip te krijgen van de pianistiek zal met tot zichzelf moeten terugkeren om, door logisch denken, de bewegingsvoorwaarden te ontdekken van de creatieve natuur zelf en deze, al werkende, in overeenstemming te brengen met zijn subjectieve mogelijkheden” “In het dagelijks leven fixeren we onophoudelijk zonder er bij na te denken. Indien we bijvoorbeeld ‘gewoon’ op de grond staan, dan is dat uitsluitend het gevolg van de fixatie van onze gewrichten. We hebben daarbij echter nooit een gevoel van stijfheid of krampachtigheid. Integendeel, we staan vrij, vast en soepel. Zouden wij hierin ontspanning willen brengen, dan zouden wij als een meelzak in elkaar ploffen, zoals bij een bezwijming gebeurt (het moment van het loslaten der fixatie). Fixatie en krampachtigheid zijn nooit synoniem. Treedt er overmatige stijfheid op, dat is dat het gevolg van ziekelijke overdrijving of onmacht.” “Het streven naar een vooraf bepaald doel in een tijdslimiet van slechts enkele jaren, zoals bij eindexamens op conservatoria het geval is, spoort de student veelal aan tot het verkrijgen van u i t e r l i j k e resultaten en laat hem geen tijd voor geduld en bezinning.” Algemeen over techniek Hij noemt: 5-‐vingerspel toonladders gebroken drieklanken septiemakkoorden
27
tertsen sexten octaven vastaangeslagen akkoorden glissando staccato Specifiek over: 5-‐vingerspel “In een vertraagde film zien we duidelijk dat de vingers uiteindelijk het contact leggen […] hetgeen hoofdzakelijk neerkomt op verticale beweegkracht en horizontaal uitspannen […] Slagkracht en drukkracht – volmaakte beheersing der antagonisten – balancerend evenwicht. Het gaat er in de eerste plaats om de traagheid van de spiercontracties van de antagonisten tot grotere activiteit aan te vuren. Toonladders “Toonladders mogen pas geoefend worden wanneer er een eminente samenwerking is bereikt tussen de vingers onderling.” In principe bouwt Berkhout alle toonladders op in een systeem van stamtoonladders waarbij de 4e vinger (links en rechts gespiegeld) op een logische zwarte toets komen. Zo heeft iedere toonladder een groepje 1-‐2-‐3 en een groepje 1-‐2-‐3-‐4 (niet perse op de grondtoon) en hoeven deze twee alleen aan elkaar gesmeed te worden. gebroken drieklanken Berkhout onderscheidt kort-‐ en langgebroken drieklanken. De kortgebroken waarbij de knokkels moeten blijven “staan” zodat stevigheid en gewichtsverplaatsing van de ene naar de andere mogelijk is. “Langgebroken drieklanken zijn, pianotechnisch gesproken, toonladders in wijde ligging.” Hij beschrijft vervolgens de werkwijze van Theodor Wiehmayer (bron onbekend). tertsen Anders dan bij passagespel waarbij de hand en arm hun rustpunt op één vinger vinden, komen die nu op twee pijlers te staan. Daardoor is het balanceervlak minder labiel. Legato verbindingen worden mogelijk door schijnlegato waarbij de pols de beweging overneemt zodat de hand niet hoeft te verkrampen. Sexten Doordat de ligging wijder is dan bij tertsen is het speelapparaat stabieler en daardoor minder vrij. Belangrijk is dat de hand haar spankracht niet te boven gaat. Er zijn allerlei oefeningen die de moeite waard zijn. Echter steeds met die waarschuwing voorzichtig te werk te gaan, en de hand niet te zwaar te belasten. Bij te grote belasting zal het nooit meer lukken om “tot muzikale beelding” te komen.
28
Bijlage 2; Boekverslag Bob Brouwer, Pianistisch perspectief, Toonaangevende analyse van de pianotechniek volgens de inzichten van Tobias Matthay, Budel, 2007. Opbouw boek: Brouwer geeft een overzicht van de ideeën van Matthay vanuit een steeds kleiner wordend perspectief. Allereerst behandelt hij de achtergrond van Matthay zelf, vervolgens basisideeën over tehniek, luisteren en kennis van het instrument. Vanuit daar wordt de techniek van het pianospelen behandelt vanuit vingers, via handen naar armen. Tot slot beschrijft Brouwer Matthays ideeën over interpretatie, lesgeven en studeren. Over de auteur: Bob Brouwer studeerde aan het conservatorium van Rotterdam piano bij Chris Grootveld, een leerling van Tobias Matthay en Karl Leimer. Daarna studeerde hij directie. Naast zijn werkzaamheden als dirigent heeft hij zich bijzonder verdiept in de pianopedagogie, met name in de methodiek van Matthay waarover hij als specialist regelmatig lezingen heeft gegeven. Inhoud over Matthay: Geboren in Londen (1858) Leerling van Edwin Hirst (ll van Moscheles), William Dorrell, Walter Macfarren. Studeerde ook compositie (bij William Sterndale Bennet, Arthur Sullivan en Ebenezer Prout) In 1880 werd hij aangesteld als “subprofessor’ voor piano. Later werd hij professor en verschoof zijn werk steeds meer van componist/pianist naar pianist/leraar/componist. In 1906 startte Matthay zijn eigen pianoschool, waar in 1936 42 pianodocenten lesgaven, waaronder Myra Hess, York Bowen, Harriet Cohen, Harold Craxton. Hij schreef vele werken over pianospelen en over interpretatie. Na zijn dood in 1945 sprak Myra Hess tijdens een herdenkingsrede: “Met de dood van Tobias Matthay heeft de wereld een van de grootste leraren aller tijden verloren en de wereld van de muziek een van de meest geliefde persoonlijkheden”. Citaten: -‐ De enige en juiste betekenis van het begrip techniek is het vermogen tot muzikaal uitdrukken. -‐ Er is niets schadelijker voor het muzikaal gevoel dan (lang) muzikale klanken te horen zonder er echt naar te luisteren. -‐ Hoewel het belangrijkste deel van het mechaniek onzichtbaar is, moet het gedeelte van de toets tot en met de hamer als één geheel worden ervaren en de aandacht niet alleen gericht zijn op het naar beneden drukken van de toets, maar ook op het omhoog brengen van de hamer tegen de snaar, naar de klank! Het gedeelte van toets to en met hamer is als het ware een verlengstuk van de vinger. Niet het toetsenbord wordt bespeeld, maar de snaren door middel van de hamers. -‐ Wanneer de toets zonder ‘key-‐attention” wordt aangeslagen, dus zonder echte timing van de toon en wegen van de toets, ligt de verspilde energie op de bodem
29
-‐
van de toets en ontstaat er “key-‐bedding”. De toets is dan niet naar de snaren, maar naar de bodem van de toets gebracht. Spanning en ontspanning is de basis van techniek.
Algemeen over techniek Matthay benadert techniek niet vanuit een aantal voorkomende bewegingspatronen zoals Berkhout, Riemsdijk of Fraser dat doen, maar veeleer vanuit het mechaniek van het klavier en het mechaniek van het spier-‐ en gewrichtstelsel van de speler. Belangrijke termen daarbij zijn: Opvallend is dat hij meer dan in de andere onderzochte bronnen aandacht besteedt aan de functie en werking van de roulette in combinatie met de opstoter. Hij noemt: -‐ Antagonisten -‐ Dualistisch spierstelsel -‐ Down-‐ en up muscles -‐ Vingeraanslag, handaanslag en armaanslag -‐ Species (de zichtbare en onzichtbare acties van de spieren Door de hoofdstukken heen komen wel diverse technieken zoals door andere omschreven aan bod: -‐ toonladders -‐ akkoorden -‐ rotatie -‐ octaven -‐ repeterende noten -‐ tertsen en sexten -‐ staccato, legato en tenuto
30
Bijlage 3; Boekverslag Alan Fraser, The craft of piano playing, Lanham, Maryland and Oxford, 2003, ISBN 10-‐0-‐ 8108-‐4591-‐1 Opbouw boek: Het boek bestaat uit drie delen, waarbij voornamelijk het eerste deel aan de techniek van het spelen gewijd is. Het tweede en derde deel behandelen ritmiek, frasering, orchestratie, emotionele inhoud en ten slotte een paar laatste gedachten. In het eerste deel bouwt Fraser eerst algemeen“de hand”, om vervolgens van daar uit specifieke technieken uit te werken. Over de auteur: Alan Fraser (1955) is “professor of piano and the Feldenkrais Method” aan de kunstacademie van Novi Sad, Joegoslavie. Hij is geboren in Montreal, Canada waar hij zowel muziektheorie als piano studeerde. Citaten: “In classical piano, the ‘basis exerciser’ have always been scales, arpeggios, double notes and of course etudes. The exercises I present here ain to do for piano what Feldenkrais Method does for human movement. The plan: to examine every detail of the basic movements required to play piano, movements fundamentally defined by the requirements of music and sound, not only of scales an other traditional aspects of technique. The goal: by executing these basis movements with a new level of command, with an understanding that is not only intellectual but sensory -‐-‐-‐ kinesthetic, physical, functional and practical -‐-‐-‐ we bring a new level of physical skill to our playing.” Algemeen over techniek Hij noemt: -‐ Bogen van de hand -‐ Kracht van de hand; Legato -‐ Kracht van de hand; vrij houden van duim -‐ Kracht van de hand; octaven en akkoorden -‐ Kracht van de hand; maximale articulatie van vingers -‐ Rol van pols en arm in legato -‐ rotatie -‐ Natuurlijke vingerstand; passagewerk, toonladders, orchestratie Specifiek over: Vergeleken met veel andere auteurs is zijn invalshoek behoorlijk anders. Hij noemt wel 5-‐vingersspel, toonladders, octaven, sexten, tertsen, akkoorden, legato, staccato zoals ook anderen dat doen. Het boek wordt ondersteund met een DVD waarin Fraser alles wat hij schrijft in anderhalf uur ook nog laat zien. Meestal met zijn eigen lijf en handen, soms met een leerling.
31
Bijlage 4; Boekverslag Kratzert, R. (2002). Technik des Klavierspiels, Ein Handbuch für Pianisten. Kassel, Bärenreiter Verlag Opbouw boek: In vijf delen geeft de auteur een handboek waarin zowel een algemene beschouwing over techniek, denkbeelden over pianistiek en specifieke beschrijving van techniek voor beginners, gevorderden en professionals leiden naar een beschrijving van techniek in oefeningen en voordracht. Het derde deel geeft in een grondige beschrijving een opbouw vanuit zitten naar 5-‐vingerspel, dynam9ek, dubbelgrepen en akkoorden, duimonder-‐ en overzetten, grote grepen, meerstemmigheid, octavenspel, armgewicht, pedaaltechniek, versieringen, repetitie en sprong-‐ en akkoordverbindingen. Over het algemeen een moeilijk te lezen werk! Over de auteur: Kratzert (1946) studeerde in Berlijn, Rome en Basel piano. Docenten waren Puchelt, Zecchi en Kamlet. Diploma “Konzerttätigkeit als Solist und Begeleiter”. Daarnaast is hij Alexandertechniek docent. 1 Citaten: “ Es ist nur ganz natürlich, dass wir als Pianisten der Tätigkeit unserer Hände und Arme besondere Aufmerksamkeit schenken, wenn wir technisch arbeiten oder über Technik nachdenken. Üblicherweise benutzt die entsprechende Literatur dafür den Begriff “Spielapparat”. Ich werde diesen Begriff nicht verwenden. Er könnte nämlich suggerieren, dass es eine spezifische Bewegungsabteilung in uns gäbe, die für den technischen Teil des Klavierspiels zuständig is. Dies ist nicht der Fall.” (blz. 19) “Es ist darum generell zu fragen, ob es irgendeine Tätigkeit gibt, die wir ausschiesslich unserem Geist oder unserem Körper zuschreiben können. Einen Beweis für das unabhängige Existieren von Geist und Körper beim lebenden Menschen hat, soweit mir bekannt ist, noch niemand erbringen können – und so lange möchte ich (als Arbeitshypothese) immer vom Zusammen-‐Existieren und Zusammen-‐Wirken beider Bereiche ausgehen.” (blz. 19) “Das Problem beim Analysieren pianistischer Techniken besteht darin , das diese – pianistisch gesehen – durchaus spezifische Techniken sein können, dass sie aber unter physiologischem Aspekt immer schon eine Synthese aus mehreren allgemeinen Bewegungsfunktionen sind.” (blz. 151) Algemeen over techniek Er bestaat een spanningsveld tussen muzikale intentie en pianistische techniek. “Um Musik zu machen, kann de Spieler sich jedoch nicht nu rum die technischen Mittel kümmern, sondern er muss zuvor […] sich mit der Musik selbst und den musikalischen Mitteln, die der Komponist angewandt hat, auseinandersetzen. Wie sonst kann er die richtigen technischen Mittel wählen?” 1 http://www.rudolfkratzert.com/ueber_mich/
32
Hij noemt: 5-‐vingerspel dynamiek dubbelgrepen en akkoorden pedaaltechniek duimonderzetten arpeggio’s grote grepen meerstemmigheid in 1 hand octaventechniek gewichtspel repetitie tremolo versiering klankkleur Studeren Hij besteed vanuit Alexandertechniek veel aandacht aan houding. Pianospelen en piano studeren begint met goed zitten. Uiteindelijk beschikt een professioneel pianist over goede techniek als hij alle Chopin etudes goed kan spelen. Zorgvuldige en langzame bestudering daarvan in onontbeerlijk, doch niet voordat eerst enkele Beethovensonates en Mozartsonates zijn gestudeerd.
33
Bijlage 5: Boekverslag Marie Prentner, LESCHETIZKY’S Fundamental Principles of Piano Techique, Dover Mineola, New York, 2005 (1902) Opbouw boek: In het Duits geschreven, met links op dezelfde pagina de vertaling in het Engels. Het boek is verdeeld in tweeën. Het eerste deel behandelt in 10 hoofdstukken hoe je een moderne pianistische techniek verwerft. In het tweede deel worden adviezen gegeven voor muzikale voordracht. De tekst wordt ondersteund met zowel notenbeeld als pentekeningen van de hand aan het klavier. Over de auteur: Marie Prentner was een leerling van Leschetizky. In een verklaring schrijft Leschetizky zelf “Ich bestätige hiermit, dass Fräulein Marie Prentner durch längere Zeit meine Schülerin gewesen ist und mir schon seit einer Reihe von Jahren als eine meiner besten Assistetinnen zur Seite steht. [….] Als Lehrerin hat sie durch ihre gründliche Unterrichtsweise und genaue Kenntnis meiner Methode ausgezeichnete Schüler aufzuweisen, was sie sicherlich berechtigt, ihre Erfahrungen im Klavierunterricht zu veröffentlichen”. Verder onderzoek naar de auteur heeft geen noemenswaardige informatie opgeleverd. Inhoud over Leschetizky (1830-‐1915): Hij studeerde piano bij Carl Czerny (tevens leraar Liszt) en compositie bij Simon Sechter (tevens leraar Anton Bruckner). Leidde talloze hoeveelheid pianisten op waaronder Ignaz Friedman, Benno Moiseiwitsch, Ignacy Paderewski, Artur Schnabel, Elly Ney en vele anderen. Op 18 februari 1906 nam Leschetizky twaalf pianorollen op voor de Welte-‐Mignon reproductie-‐piano, waaronder zeven met eigen composities. 2 3 Citaten: “The senseless hundreds of repetition of passages, the endless and purposeless playing through of pieces and etudes is therefore utterly to be condemned, since it leads only to a strain of body and mind, of muscles and intellect. The last, which is left pretty much unused by the average pianist, plays the chief part in correct study, and must therefore be kept continually fresh and attentive during the work.” Algemeen over techniek Hij noemt: -‐ touché (legato, non-‐legato, staccato (vinger, pols en arm) en portamento) -‐ toonladders -‐ chromatiek -‐ trillers -‐ akkoorden -‐ arpeggio’s 2 http://www.youtube.com/watch?v=n0XP4xuRVpQ 3 http://www.leschetizky.org/
34
-‐ tertsen en sexten -‐ octaven Daarna nog specifieke aandacht voor ritmes, pedaalgebruik en techniek in melodie. Specifiek over techniek: Opbouw is van klein naar groot. Vingers afzonderlijk trainen door 3 of 4 toetsen ingedrukt te houden, en met overige vinger(s) te oefenen. Veel oefeningen, eenvoudige uitleg. Instructies zijn kort, wat veel gericht op wat men niet moet doen. Toonladders trainen van onder en overzetten, zowel bij diatonische als chromatische ladder. Bij akkoorden veel aandacht voor gebroken drie-‐ of meerklanken. Ook hier veel oefeningen om vingers onafhankelijk te trainen. Touché moet in principe krachtig zijn (niet per se luid) omdat het decreshenderende karakter nodig heeft dat tonen direct en gericht zijn. Daarnaast zijn genoemd: Specifiek wordt nog aandacht geschonken aan het stretchen van de (smalle) hand waarbij de knokkels zo hoog mogelijk gehouden moeten worden. Studeren: 4 tot maximaal 5 uur per dag studeren. Liefst in kleine stukken. Iedere dag beginnen met pure techniek, vingerspel, toonladders, octaven. Daarna etudes. Ten slotte repertoire, waarbij enerzijds een stuk helemaal (langzaam) wordt gespeeld, en anderzijds vooral mentaal wordt gestudeerd. Zonder klavier het hele stuk in je hoofd. Of bijvoorbeeld van het hele stuk alleen iedere zesde noot spelen. Deze langzame methode is volgens auteur de snelste weg naar beheersing van stukken. Ten slotte: Hoewel in opbouw dit boek mijns inziens een van de beste en meest volledige lijkt, is de uitwerking door de magere uitleg zonder veel verdieping een van de minst diepgravende uit de door mij bestudeerde methodes. Na de fase van dataverzameling ben ik op een exemplaar gestuit van een boek van een collega-‐student van Leschetizky, Mw. M. Bree. 4 De beschrijvingen van technisch gebruik zijn helderder en meer accuraat door de tekeningen van de hand van Leschetizky!
4 Brée, Malwine: The groundwork of the Leschetizky method: issued with his approval / door Malwine Brée; met 47 illustraties van Leschetizky's hand; vertaald uit het Duits naar het Engels door Dr. Th. Baker. Mayence(Mainz): 1903.
35
Bijlage 6; Boekverslag Menahem Pressler, Artistry in piano playing, William Brown, 2009, Indiana University Press, Bloomington/Indianapolis Opbouw boek: In het eerste gedeelte van dit boek beschrijft de auteur het leven en werk van Menahem Pressler als pianist en docent. In het tweede gedeelte worden Presslers opvattingen over composities voor piano-‐solo behandeld. Bronnen voor dit tweede gedeelte vormen lessen en masterclasses gegeven door Pressler Over de auteur: William Brown is oud student van Pressler en actief als pianist, docent en auteur. Over hem: [Brown] provides a fine reference tool for the pianists not so fortunate as to have studied with Mr. Pressler, and for those who did, a means to reflect upon and deepen their understanding of this remarkable musician.” (Joel Harrison, Artistic director, American Pianists’ Association) Inhoud over Pressler: Geboren 16/12 1923 in Duitsland Begint met piano als 6-‐jarige In 1946, nog student, wint hij de eerste prijs bij de internationale Debussy competition. 1955 debuut Beaux Arts trio 1955 docentschap aan Indiana University Jacobs School of Music Leerling van onder andere: Mr. Kitzl, Mr. Rossi, Abelia, , Eliahu Rudiakov, Leo Kestenberg, Isabelle Vengerova, Robert Casadesus Citaten: “He (Kestenberg) always said, ‘this is harsh, this is harsh.’ That in itself demanded of me to find something so he wouldn’t say that. It created within me, not a technique of how to do it, but a technique of what sound did I want to hear? IF ONCE YOU HAVE IN YOUR MIND THE SOUND YOU WANT TO HEAR, YOU WILL FIND A WAY OF HANDLING YOUR ARM your fingers, and your touch in order to achieve that sound.” (p. 14) “What I pride myself with especially is that I taught my technical principles and the principles stay the same, but they are applied differently to different people because we have different physiques – long arms, short arms, big, small, heavy, no weight whatsoever. Besides that, we each have our own personality. And very often a teacher can be harmful, not that he wants to-‐ but by demanding that all students do certain things, but this particular one cannot do it that way. You have to tailor your demands. You have to tailor your approach. With some I can yell, which I do, but with some you only speak very nicely.” (p. 47) “Pressles describes his technical principles simply as “the free arm, the transfer of weight, coupled with a strong finger technique. That is the goal. Only the way it evolves in each person varies.” (p. 50) Of foremost importance is a strong finger technique. Pressler says, “If I had to choose between a relaxed arm of strong fingers, I would choose strong fingers because it is the
36
strong fingers and hand that provide the platform to support the weight of the arm; and the weight of the relaxed arm follows the movement of the fingers and hand…… There is really no such thing as a completely relaxed arm. It’s a controlled relaxation.” “Pressler’s purpose of this technical training is to help students to teach their minds and bodies always to be conscious of the controlled weight of the arm and to enable the entire playing mechanism, the fingers, hands, arms and torso, to be posed, balanced and ready to come into contact with the keys. The exercises result not in a loose, floppy arm but one that is controlled, stabilized, and balanced, an arm that knows its role in enabling the proper activity of the hand and fingers.” (p. 56) “Technique is a tool for expression” (p. 93) Algemeen over techniek Hij noemt: 5-‐vingerspel trillers toonladders polsrotatie toonladders octaven gebroken octaven samenklanken en oplossingen repetitie Specifiek over: 5-‐vingerspel iedere noot van een vijfvingertoonladder wordt gespeeld en gecheckt of het gewicht van de arm op de toets rust en volledig ontspannen is. Vingeronafhankelijkheid wordt getraind 5-‐vingerbewegingen (zoals Hanon, Dohnanyi en Philipp) in alle toonsoorten en overmatig/verminderd toonladders Geoefend in een toonladdercircel waarbij vingerzetting op overzetplekken aangeleerd wordt. samenklanken (terts en sext) akkoorden gebroken (lang en kort) Akkoorden samen Octaven Toonladders worden gebruikt om octaven te oefenen. 2e en 3e vinger samengehouden. Octaven worden ook gebroken geoefend. Altijd ontspannen arm, losse pols!! Sprongen Via octaafoefeningen legato/staccato/portato Bij 5-‐vingeroefeningen worden gewichtsvariaties aangebracht. gradueel repetitie
37
versieringen trilleroefening Daarnaast zijn genoemd: dynamiek, pedaalgebruik Studeren Als student 8 uur per dag. Laat je niet afleiden door anderen. Zelf studeert hij zijn leven lang iedere ochtend 4 uur. Geeft les in de middag, s’ avonds concert of studeren/repeteren
38
Bijlage 7; enquête expert 1 Functie(s) Uitvoerend musicus Ja Docerend musicus Ja Hoofdvakdocent Ja Bijvakdocent Nee Methodiekdocent Ja Algemeen over techniek Techniek is één van de elementen die bij pianospelen horen. Je kunt het eigenlijk niet isoleren van alle anderen, en toch is het nodig dat soms te doen bij studeren of lesgeven. Iedere pianist heeft zijn eigen techniek. Iets zomaar nadoen wat een ander je voordoet, heeft helemaal geen zin. Het werk is om die unieke techniek op te zoeken. In eerste instantie door goed te observeren wat de knelpunten zijn. Techniek heeft te maken met voelen, horen en een visie over wat je wil. De essentie is altijd de expressiviteit. Je moet weten wat je wilt horen. Je geheugensysteem voor bewegen, maar ook hoeren, wordt beter naarmate je flexibeler bent. Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur Zou ik zelf nooit gebruiken. Ik werk veel meer vanuit algemene observatie. Als het mogelijk is om met een student heel uitgebreid te werken, heeft dat de voorkeur. Alles wat je in snelheid doet, neigt toch naar lapmiddelen. Het lijkt dan eventjes wel wat, maar wordt uiteindelijk niet echt interessant. Wel heel interessant om zoiets te ontwikkelen. Misschien niet om direct te gebruiken, maar wel materiaal te documenteren. Als een student van me ergens een technische moeilijkheid heeft, die niet een verhulde blokkade elders is, dan verzin ik een oefening die specifiek dat oefent. Over lesgeven “Het streven is naar een open relatie tussen de student en het stuk dat hij/zij uitvoert” In feite is piano onderwijs bewegingsonderwijs. Zonder beweging is er geen klank. Het heel intens dat begrijpen is heel belangrijk zodat je door de beweging de klank bijna kunt voelen. De gedachte, het creatieve proces van de componist zou moeten bepalen wat we doen, veel meer dan de pianoschool. Het artistieke is essentieel, daar zoek je de techniek bij, die dat ondersteunt. Quotes “Als je dingen wil veranderen, en dat is wat je als docent moet doen, dan zijn regelmaat en volhouden heel belangrijk. Dus studeren of herhaaldelijk terugkomen op basisaspecten en uitgangspunten” “Techniek die bij jezelf werkt, kan bij een student helemaal fout werken.” “ Als ik iemand observeer die speelt, dan worden intuïtief soms dingen duidelijk.” “Voor je het weet raakt iemand helemaal gespannen van het opvolgen van je instructies.”
39
Bijlage 8; enquête expert 2 Functie(s) Uitvoerend musicus Ja Docerend musicus Ja Hoofdvakdocent Nee Bijvakdocent Ja Methodiekdocent Ja Algemeen over techniek “Pianospelen moet moeiteloos en eenvoudig. In ieder geval wat de vinger betreft. Ik heb dus helemaal niets met rare oefeningen waarbij vingers hoog opgetild moeten worden. Daar krijg je geen goede techniek door. Alles moet met een volledig vrije arm gespeeld worden. “ Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur Opbouw vanuit losse tonen, dan vijfvingerspel, daarna toonladders in tegenbeweging. Verderop doe je tertsen en sexten en octaven, maar dat is dan niet echt heel nieuw. Het is wel een dubbele belasting, dus daar moet je mee uitkijken. Daarna akkoorden (samen, lang-‐ en kortgebroken). Over lesgeven In de opbouw van techniek werk je met verschillende fases. Je begint altijd met losse noten met 1 vinger: 1e fase. Losse noten staccato 2e fase. Losse noten met meer gewicht. Klankkleur gaat nu ook een rol spelen, 3e fase. Noten aan elkaar. Legato. Later ook in trioolbewegingen. Daarna ook figuren (hanonachtig). Je zoekt mogelijk naar oefeningen wanneer er in het spel zich problemen voordoen. Stevigheid in de hand opbouwen. En hectiek weghalen. Spieren gaan op een gegeven moment staan na wat je geoefend hebt. Je werkt met een leerling aan repertoire, en dan kom je vanzelf tegen wat niet goed gaat. Quotes “Een triller is een soort beving vanuit de elleboog. Vanuit vingertechniek is dat bijna niet te leren, dat wordt niet mooi. Er zijn veel leerlingen die het niet kunnen.” Aanvullingen Het pedaal, dat is ook iets dat technisch geleerd moet worden.
40
Bijlage 9; enquête expert 3 Functie(s) Uitvoerend musicus Nee Docerend musicus Ja Hoofdvakdocent Nee Bijvakdocent Nee Methodiekdocent Ja Algemeen over techniek Techniek is een Grieks woord, en betekent kunst. Voor mij is dat beheersing. Daar heb je training voor nodig. Techniek is niet een equivalent van mechaniek. Er zijn grote bewegingen en kleine bewegingen en minuscule bewegingen. Uiteindelijk moet je je lichaam beheersen. Techniek is ook heel afhankelijk van hoever de piano ontwikkeld was op het moment dat het stuk geschreven is. Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur Eigenlijk kan dit niet. Je hebt wel verschillende technieken. Maar dat zijn dan meer de techniek van het classicisme, van het romanticisme enzovoort. Maar een staccato van Bach is niet hetzelfde als dat van Prokofief. En een toonladder van Scarlatti is heel anders dan een toonladder van Liszt. Over lesgeven Je hebt verschillende niveaus. Je hebt mensen die eigenlijk ongeïnteresseerd zijn in muziek. Maar ja ze moeten pianoles hebben. Dan ga je het hele pakket. Dan ga je toonladders doen, dan ga je drieklanken, akkoorden, cadensen I-‐IV-‐V, dat soort dingetjes. Daarna heb je mensen, dat iets meer willen, ook binnen de muziekschool. Met hen kan je meer doen. En daarna heb je nog talenten of iets hoger dan gemiddeld. Met hen kun je dus veel meer technieken doen. Dan heb je dus standaard boeken voor die verschillende groepen. Quotes Je kunt met een jonge leerling niet praten over armgewicht. Met een jonge leerling ga je werken aan gehoortraining. In muziek heb je alle techniek. Aanvullingen Versieringen ontbreken aan het lijstje
41
Bijlage 10; enquête expert 4 Functie(s) Uitvoerend musicus Ja Docerend musicus Ja Hoofdvakdocent Nee Bijvakdocent Nee Methodiekdocent Ja Algemeen over techniek In principe zoekt een getalenteerde pianist zelf wegen om muziek goed te kunnen spelen. Het is wel belangrijk om een bepaalde basis te leggen. Bijvoorbeeld door heel zorgvuldig te leren welke verschillende klankkleuren er mogelijk zijn. Klank heeft erg met techniek te maken. Je lichaam moet achter het instrument in perfecte balans zijn. Techniek is spierbeheersing. Het is belangrijk om de hele musculatuur daar in te betrekken. Als er ergens een blokkade is, komt dat in het spel tot uiting. Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur Meeste is herkenbaar. Ik zou zo’n taxonomie interessant vinden. En een database misschien ook. Maar ik zou dan vooral niet het geijkte repertoire willen. Als het op internet bereikbaar zou zijn, dan zou het helemaal goed zijn. Over lesgeven Studenten uit de Jazz-‐ en Popafdeling lijken veel meer belangstelling te hebben voor methodiek en lesgeven dan de klassieke pianostudenten. Het is heel belangrijk dat een docent afstand houdt van zijn leerling. Zo kun je de hele leerling observeren. Als je weet wat je wilt horen, en je bent goed gedisponeerd voor het instrument, dan bereik je “vanzelf” dat je weet hoe je dat dan op het instrument moet spelen. Als het niet lukt, is het goed naar het geheel te kijken om te ontdekken of iemand bijvoorbeeld spanning in het lijf vasthoudt, waar het niet gewenst is. Je maakt voor een leerling wel een werkplan met doelen waar je aan gaat werken. Op basis daarvan maak je keuzes betreffende repertoire. Het is wel essentieel dat je weet dat er buigers en strekkers zijn. Quotes Je kan niet een stuk instuderen en er dan aan het einde een dynamisch sausje overheen gooien. Als pianist heb je het voordeel dat er zoveel interessants voor piano is geschreven. Je hoeft nooit voor B repertoire te kiezen omdat er enorm veel A repertoire is. Aanvullingen Dynamiek is ook een technische vaardigheid. Een toon op een bepaald dynamisch volume aanslaan heeft grote gevolgen voor hoe je de musculatuur inschakelt.
42
Bijlage 11; enquête expert 5 Functie(s) Uitvoerend musicus Docerend musicus Hoofdvakdocent Bijvakdocent Methodiekdocent Algemeen over techniek “Ik geef aandacht op minstens drie basispunten. Het ene is, hoe is hun houding en beweging, is die natuurlijk, ziet die vloeiend uit. En dan heb ik ook nog wel eens mijn ogen dicht. En als het dan ook nog vloeiend klinkt, dan klopt het, dan is het congruent. Dat is het ene element dat er in zit. Het tweede element is de echte techniek in de zin van alle soorten technieken die het pianospel als geheel compleet maken. Dus allerlei loopwerk, toonladders, akkoorden, lang kort gebroken, staccatowerk, legatowerk, al dat soort dingen. Dus dat is een techniek die ik aanleer. En de techniek van de bogen. Dus van de muzikale bogen, , Ja, Hoe ontwikkel je dat, zodanig dat het ook eigen wordt en dat het , ehh, ik zeg altijd als je het muzikaal oplost, is het probleem van de techniek vaak voorbij. Dus ik koppel dat altijd aan elkaar. Als dat niet gekoppeld wordt, dat hoor je ook vaak aan leerlingen, dat ze een bepaald probleempunt hebben, omdat ze het niet muzikaal oplossen. En dat zijn dus de drie pijlers die ik altijd gebruik. Nou, en daar zoek ik stukken bij dan. Dat hoeft niet altijd een etude te zijn. Dat maakt ik wezen niet uit.” Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur In basis zijn deze technieken in alle stijlperiodes hetzelfde. De techniek blijft hetzelfde, alleen het gebruik ervan is anders. Dat is het verschil. Dat heeft met interpretatie te maken. Quotes Onafhankelijkheid en coördinatie is ook een kwestie van aanleg en handigheid. Mensen die een pianistieke hand hebben, dat zie je. Die hebben een intuïtieve handigheid al, heb je weinig voor nodig. Daarom vind ik lessen in prima vista spel in wezen ook goed. Dat geeft heel veel informatie over de handigheid van iemand. Niet alleen van wat die overziet, maar ook naar hoe de hand zich daar instinctief naar richt. Dat het in die hand past. Dan hoeft het helemaal niet te zijn dat je het precies volgt. Wat de vingerzetting is, of wat de muziek geeft. Want dat is natuurlijk ook iets wat daar ook vanuit het hoofd wel wordt gestuurd. Maar dus intuïtief handigheid die je dan moet hebben. Aanvullingen Zou ik zelf zo’n database gebruiken? Nou waarom niet. Ik zit even hardop te denken. Zou ik dat leuk vinden. Ach waarom niet. Ik zou het niet nodig hebben. Omdat ik het zelf een hele rits ter beschikking heb.
43
Bijlage 12; enquête expert 6 Functie(s) Uitvoerend musicus Ja Docerend musicus Ja Hoofdvakdocent Nee Bijvakdocent Ja Methodiekdocent Ja Algemeen over techniek In principe zou het zo moeten zijn dat je een samenvatting over pianotechniek op de achterkant van een sigarendoos kunt schrijven. Er zijn een aantal principes waaraan je je moet houden. Technische vaardigheden die je moet oefenen. Vooral veel oefenen, totdat het vanzelf gaat. En je moet luisteren. Steeds controleren of wat je hoort klopt. Je werkt in principe van groot naar klein. Bijvoorbeeld bij langgebroken drieklanken zorg je eerst voor een vloeiende armbeweging. De vingers vullen op een bepaald moment in. Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur Dit sluit helemaal aan bij wat ik geleerd heb tijdens mijn opleiding. Pedaalgebruik zou er nog aan toegevoegd kunnen worden. Dit zijn inderdaad veel van die zaken die op de achterkant van de sigarendoos zouden staan. Over lesgeven Het is belangrijk dat het om de ontwikkeling van de leerling gaat. In ons wereldje lijkt het soms meer te gaan over de ego’s van de docenten die via hun leerlingen met elkaar iets aan het uitvechten zijn. Over een database Ik kan me voorstellen dat dit een handig hulpmiddel is voor docenten die van zichzelf wat onzeker zijn. Ik zou het niet gebruiken. Omdat ik eigenlijk altijd wel repertoirevoorstellen heb voor een leerling om aan specifieke technische vaardigheden te werken. Aanvullingen Pedaalgebruik, echt een techniek op zich, die veel te vaak vergeten of verwaarloosd is.
44
Bijlage 13; enquête expert 7 Functie(s) Uitvoerend musicus Ja Docerend musicus Ja Hoofdvakdocent Nee Bijvakdocent Ja Methodiekdocent Nee Algemeen over techniek Je kunt het hebben over welke barrières heb je te nemen hebt om dat wat je muzikaal wilt zeggen ook uit te kunnen drukken. Het is een combinatie van een beeld hebben van wat er muzikaal moet gebeuren en dat stapsgewijs kunnen vertalen naar motorische impulsen die daarop passen, en dat van grof naar fijn. En het moet uiteindelijk in je vingertoppen terecht komen. Techniek is contact, je vingertoppen, je handen die voelen het klavier. Techniek staat ten dienste van je spel, maar je begint met muzikaal denken, en van daaruit ontstaat een bewegingsimpuls. De koppeling van muzikale relevantie en het bewegingspatroon is noodzakelijk. Anders ben je alleen spierversterkende oefening aan het doen. Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur Uiteindelijk al die technieken natuurlijk los waar te nemen. Maar tijdens het spelen heeft het alleen zin in de muzikale intentie die de muziek van je vraagt. Over lesgeven Studeren zou eigenlijk altijd moeten gaan over de exploratie van de eigen mogelijkheden; een weg zonder begin en zonder einde. Al heel in het begin kun je met een leerling op topniveau aan techniek werken. Door vader Jacob te spelen waarbij je de muzikale intentie voorop stelt, dan komt er al zoveel aan bod wat over techniek gaat. Maar altijd vanuit de muzikale intentie. Quote(s) “Elke toon die je maakt en elke groep tonen die je maakt in een soort samenhang moeten corresponderen met een innerlijke belevingsvoorstelling. Je kan die innerlijke belevingsvoorstelling afdoen als techniek. Maar je kan ook zeggen dat het de belichaming is van je muzikale voorstellingsvermogen. En die moet afgedaald zijn tot je bekkenbodem en je voetzolen. En dan wordt techniek plotseling iets dat volstrekt in samenhang gaat met de bewegingsvoorstelling die de muziek zelf oproept.” Aanvullingen Veel repertoire-‐ideeën bij de technieken genoemd door Prentner. Zo’n volgordelijkheid zoals in een database zou ontstaan, is eigenlijk ook gedaan door Bartok in diens Microkosmos. Toch sluit dat bij heel veel mensen niet aan. Terwijl je zou als je alle delen doorgewerkt hebt, toch heel aardig piano kunnen spelen! Zou gebruik maken van een database als die er is. Zeker om je eigen blinde vlekken steeds verder te verkleinen.
45
Bijlage 14; enquête expert 8 Functie(s) Uitvoerend musicus Ja Docerend musicus Ja Hoofdvakdocent Ja Bijvakdocent Nee Methodiekdocent Nee Algemeen over techniek “Voor mij is muziekmaken, dus ook techniek, het maken van verbindingen. Dee muziek zit altijd tussen twee noten, of een noot zelfs. Het maken van die verbindingen maken of die muziek tot leven komt […] Legato of staccato is ook een verbinding, daar zit ook iets tussen. Dat is wat ik opzoek. En dat is ook wat waardoor ik me een bepaalde techniek laat dicteren, door het stuk wat ik speel.” Ik werk eigenlijk nooit specifiek aan technische problemen. Ik heb gewoon een ding, en dat is hoe ik denk dat het zou moeten klinken, en daar probeer ik gewoon zo dicht mogelijk bij te komen. Maar dan denk ik nooit zo van oh, nu moet ik mijn pols, of nu moet ik dit, of dat. Het enige dat ik probeer is dat ik zo weinig mogelijk bemoei, zo weinig mogelijk tussenkomst. Een dotje extra gas, dat is bijna altijd fout bij dit soort dingen. En dan kom je gegarandeerd dichter bij je doel. Bijvoorbeeld een rukje zo aan je hand, als je dat soort dingen ontdekt. Soms zijn dat dingen die je zo vanzelf doet, dat je lang niet altijd in de gaten hebt wat je doet. Maar als je der ergens naar op zoek bent, zo van dat rukje daar, nou dan ga ik het eens proberen zonder dat rukje te doen. En dat geeft altijd een beter resultaat. Al dat extra, die overtolligheden waar ik het in het begin over had [….] hoe meer van dat soort dingen ik eraf haal [….] dan kom ik automatisch dichter bij mijn klankbeeld. “ Specifiek over de taxonomie vanuit literatuur “Tuurlijk zijn dit heel belangrijke vaardigheden, maar het gaat erom, hoe kun je dit integreren in je muzikale plan. Da’s toch het grootste geheim…” Werkt in principe niet vanuit dit soort technieken. Natuurlijk is professioneel piano leren spelen ook een kwestie van heel veel trainen. Vaak vanuit de muziek die je aan het bestuderen bent. Als daarin iets “niet loopt” dan kun je oefeningen bedenken om dat specifieke te leren, of los van de muziek waar de naam van de componist bijstaat te oefenen. “Hoe moet iets klinken […] en dan heb ik het er niet over dat het een emotionele klank moet zijn, maar het precies vormgeven van die klank, al is het maar 1 noot, dat is toch ook techniek?” Over lesgeven “De grap is natuurlijk, de universele gouden tip, die bestaat niet. Misschien voor ieder persoon wel een gouden tip, maar die zal nooit worden gegeven. Als je zover bent, dan […] dan ben je ver. Ik vind dat altijd heel moeilijk om te vinden. Ik ga er toch vanuit dat het gaat aan de ene kant het leren van vaardigheden, en aan de andere kant het wegwerken van remmingen of overtolligheden, overbodigheden. En dat is eigenlijk het meeste werk. En dat is bij iedereen anders. Zo geraffineerd zit dat in iemands wezen.”
46
Quotes: “Iedereen is altijd op zoek naar de truc waardoor alles duidelijk wordt. En volgens mij mag je gelukkig zijn als je eens in je leven 1 gouden tip hebt gekregen van 1 docent, zomaar. Soms komt het onverwachts, ik heb één les gehad daar heb ik een beetje op geteerd, terwijl de rest van de docenten dat was, nou ja, gewoon…” Aanvullingen “Ik mis het aspect klank. Dat is wat mij betreft ook echt techniek”
47
Bijlage 15; verslag interview M. Bartels, 14 februari 2011 In 1983: • was er geen internet • was er behoefte vanuit zowel het muziekonderwijs als vanuit de amateurmuziek aan bundeling van informatie rondom repertoire met gradering. Het was daarbij vanuit de overheid vooral de bedoeling om vernieuwing van repertoire te stimuleren. Binnen het RIM (repertoire informatiecentrum muziek) begon men in 1983 met het bouwen van een catalogus/bibliotheek. Voor alle instrumenten en zang werd een informatieve en groeiende collectie ensemble-‐ en onderwijsmateriaal opgenomen. Ook voor de piano ontstond zo’n collectie. De in de tachtiger jaren ontwikkelde mogelijkheid om een computerdatabase te kunnen gebruiken was van essentieel belang. In de catalogus werden de werken beschreven met medewerking van vakcollega’s en in een 5-‐traps moeilijkheidsgraad geplaatst. Ook gaf het RIM uit de catalogus geselecteerde overzichten met repertoiresuggesties in drukvorm uit. De daarin opgenomen beschrijvingen en graderingen maakten deze handig voor docenten en ensembleleiders. Er werd besloten catalogi van het MCO (muziekcentrum van de omroep), Donemus en Gaudeamus samen te voegen. Zoals met veel andere initiatieven vond “men” in de jaren 90 het RIM te groot en te duur. Er moest gefuseerd worden en ingekrompen. Vanuit de overheid kwam de opdracht om meer prestatiegericht en gedeeltelijk kostendekkend te gaan werken. In het begin van de 21e eeuw werden na een fusie taken van het RIM opgenomen in MuziekGroep Nederland. Het accent kwam te liggen op Nederlandse muziek. Enkele jaren later werd MuziekGroep opgeheven en kwamen de informatietaken voor de amateursector bij Unisono (tegenwoordig Kunstfactor) terecht. Een selectie van het niet Nederlandse repertoire uit de oorspronkelijke collectie ging naar Unisono. Een ander deel naar de OBA (openbare bibliotheek Amsterdam). De Epta (european pianoteachers association) beheerde overigens een eigen documentatiecentrum. Het is niet duidelijk wat er van en hoe de catalogi nog over is/zijn. Er wordt geen tijd/geld meer gestoken in het actualiseren of behouden. J. -‐ Hoe komt het volgens u dat dergelijke initiatieven stoppen? M.B. -‐ Door veranderend beleid, doordat het te groot opgezet wordt, door de combinatie van opzet en realisatie, en ten slotte, door de veranderende tijd. Mogelijke vervolgvragen: • Wordt er onderzoek gedaan naar methodes of catalogi op universiteiten? • Mogelijk meer informatie te vinden via Donemus (Els van Zwol, Paula Quint), Broekmans (Jan Hollander), Kunstfactor (Bert Schoones) of Jan Marisse Huizing.
48
Bijlage 16 Enquête 3 Fijn dat u mee wilt werken aan deze mini-‐enquête. Ik onderzoek de haalbaarheid en wenselijkheid voor een op te zetten database met pianistisch repertoire. Dit repertoire wordt geordend naar speelniveau en technische vaardigheid. Dit onderzoek doe ik in het kader van mijn masteropleiding aan het conservatorium van Maastricht. Het invullen van deze enquête zal een paar minuten van uw tijd in beslag nemen. Wat is uw leeftijd? jonger dan 20 20 -‐ 30 jaar 31 -‐ 40 jaar 41 -‐ 50 jaar 51 -‐ 60 jaar 61 -‐ 70 jaar 71 -‐ 80 jaar ouder dan 80 zeg ik liever niet Hoeveel jaren werkervaring als pianist/docent heeft u na het behalen van uw vakdiploma? tot 5 jaar tussen 5 en 15 jaar langer dan 15 jaar U bent (meerdere antwoorden mogelijk) docerend pianist aan een muziekschool docerend pianist in een eigen praktijk docerend pianist aan een vakopleiding uitvoerend pianist geen van allen Uit eerder literatuuronderzoek en expertinterviews is een taxonomie voortgekomen waarin de meest voorkomende pianistische technieken zijn opgenomen. Hieronder ziet u een overzicht van deze technische vaardigheden: 1. Vijf-‐vingerspel (legato) 2. Toonladders 3. Tertsen / sexten 4. Octaven 5. Akkoorden (en omkeringen) 6. Akkoorden (lang-‐ en kortgebroken) 7. Sprongen 8. Staccato 9. Trillers/versieringen 10. Repetitie 11. Dynamische variatie
49
12. Pedaalgebruik Zijn er specifieke technieken of technische vaardigheden die U in dit overzicht mist? ja nee Indien ja, kunt u aangeven welke? Ik wil graag een inschatting maken over de resultaten van een eventueel op te zetten database. Het zou fijn zijn als u daarvoor de volgende vraag kunt beantwoorden. Wilt u één compositie noemen waarbij op niveau 4-‐5 (Kloppenburg) of 6-‐9 (Wolter) specifiek het spelen van tertsen wordt getraind in een muzikaal interessante context? Noemt u componist en opusnummer en/of titel. Componist Titel Opusnummer Als u geen suggestie heeft, kunt u met onderstaande knoppen verder naar de volgende pagina. Tot slot volgen nog een aantal vragen over uw tijdsbesteding die u aan het delen van uw kennis in een database zou willen besteden. Hoeveel tijd zou U eenmalig willen besteden aan het geven van input voor een database met pianistisch repertoire gerangschikt naar technische vaardigheid en moeilijkheid? Minder dan 1 uur 1-‐3 uur 4-‐6 uur meer dan 6 uur Hoeveel tijd zou u voor langere tijd willen besteden aan het geven van input voor een database met pianistisch repertoire gerangschikt naar technische vaardigheid en moeilijkheid? geen tijd minder dan een uur per week 1-‐2 uur per week meer dan 2 uur per week Zou u gebruik maken van de informatie uit een dergelijke database in uw praktijk? ja nee misschien weet ik niet Hartelijk dan voor uw antwoorden! Indien u de mail met daarin de link naar dit onderzoek zou willen doorsturen naar collega's, zou me dat enorm helpen bij het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens! Over enkele maanden kunt de resultaten van dit minionderzoek inzien op: www.jorisvanloon.nl Indien u via email op de hoogte wilt worden gehouden van de uitkomsten, of wilt
50
meewerken aan eventueel vervolgonderzoek, kunt u uw e-‐mailadres invullen. Het spreekt voor zich dat uw gegevens niet openbaar zullen worden gemaakt of gebruikt voor andere doeleinden! P.S. Sommige internetprogramma's geven een foutmelding na het verzenden. Inmiddels is gebleken dat de antwoorden goed binnenkomen, en de foutmelding genegeerd kan worden.
51
Bijlage 17 antwoorden, verwerkt leeftijd percentage 20-‐30 5 20,8% 31-‐40 6 25,0% 41-‐50 6 25,0% 51-‐60 5 20,8% 61-‐70 1 4,2% 71-‐80 1 4,2% 80+ 0 0,0% totaal 24 100,0% werkjaren percentage tot 5 jaar 7 29,2% 5-‐15 jaar 5 20,8% 15 plus 12 50,0% totaal 24 100,0% werksoort percentage dm muziekschool 7 29,2% dm vakschool 5 20,8% dm privé 15 62,5% uitvoerend 16 66,7% geen-‐v-‐allen 1 4,2% totaal 24 183,3% werkcombinatie percentage dm 8 34,8% dm + um 13 56,5% um 2 8,7% totaal 23 100,0% mis je iets ja 11 55,0% nee 9 45,0% totaal 20 100,0% wat mis je? a uitkomende stemmen in 1 hand b ongelijke ritmes in 1 hand c aanslagtechniek in het algemeen De meeste van de 12 punten vallen onder d elementaire techniek, e die kun je naar believen uitbreiden. Het ligt er aan of je onderscheid maakt f tussen meer beginners en gevorderden. Beginners bijvoorbeeld onafhankelijkheid g van links rechts.
52
Ook bijvoorbeeld tot touche (bijvoorbeeld h meer en minder gewicht) i polyfonie j links rechts alteratie meer kleuren in 1 hand, dus bijvoorbeeld k meer duim of pink. l jeu perlé m non legato n tremolo's o polyritmiek (2 tegen 3, 3 tegen 4) p klankkleur q timbre r toucher s klankvorming t ongelijke ritmes in 2 handen u uitkomende melodieën v begeleiding w toonvorming x gebruik van armgewicht y houding z coördinatie l/r akkoorden met dynamische variatie in 1 z1 hand componist stuk opus Granados oriëntale Saint-‐Saens 6 etudes op 111/1 Debussy Petit Negre Debussy etudes pour les tierces Schule der Czerny gelaufigkeit, nr 38 op 299/38 Hoeveel tijd zou u willen besteden en zou u gebruik maken van een database? tijd ineens % < 1 uur 7 46,67% 1 -‐ 3 uur 7 46,67% 4 -‐ 6 uur 1 6,67% 0,00% langere periode geen 6 40,00% < 1 uur 8 53,33% 1 -‐ 2 uur 1 6,67% 3 -‐ 4 uur 0,00% zou u gebruik maken? ja 8 53,33% nee 0 0,00%
53
misschien totaal
7 15
46,67% 100,00%
54
Bijlage 18, resultaten enquête 4, onverwerkt nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
status klaar bezig bezig bezig klaar bezig klaar bezig k k k klaar k klaar k k b b k klaar b b k b
datum 28-‐sep 28-‐sep 28-‐sep 28-‐sep 28-‐sep 28-‐sep 28-‐sep 28-‐sep 28-‐sep 29-‐sep 29-‐sep 29-‐sep 29-‐sep 29-‐sep 29-‐sep 29-‐sep 29-‐sep 30-‐sep 30-‐sep 02-‐okt 03-‐okt 05-‐okt 06-‐okt 13-‐okt
leeftijd 31-‐40 jaar 51-‐60 jaar 41-‐50 jaar 31-‐40 jaar 41-‐50 jaar 61-‐70 jaar 31-‐40 jaar 41-‐50 jaar 41-‐50 jaar 51-‐60 jaar 71-‐80 jaar 31-‐40 jaar 51-‐60 jaar 20-‐30 jaar 20-‐30 jaar 20-‐30 jaar 20-‐30 jaar 51-‐60 jaar 41-‐50 jaar 41-‐50 jaar 31-‐40 jaar 51-‐60 jaar 31-‐40 jaar 31-‐40 jaar
loopbaan 5-‐15 jaar 15+ jaar 15+ jaar 5-‐15 jaar 15+ jaar 15+ jaar 5-‐15 jaar 15+ jaar 15+ jaar 15+ jaar 15+ jaar tot 5 jaar 15+ jaar tot 5 jaar tot 5 jaar tot 5 jaar tot 5 jaar 15+ jaar 15+ jaar tot 5 jaar 5-‐15 jaar 15+ jaar 5-‐15 jaar tot 5 jaar
DM ms 1 1 1 1 1 1 1
DM DM vo pr UM GvA 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
DM ms Docerend musicus muziekschool DM vo Docerend musicus vakopleiding DM pr Docerend musicus privé UM Uitvoerend musicus GvA niet dm nog um loopbaan = werkervaring
55
nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
mis je iets LEEG ja LEEG ja ja LEEG ja LEEG nee ja nee ja ja nee nee nee nee ja nee nee ja ja nee ja
wat mis je? ab c defghijk lmn o pq brstuv wxy z wz z1
componist Granados Saint-‐Saens Debussy Debussy Czerny
stuk opus oriëntale LEEG 6 etudes op 111/1 Petit Negre etudes pour les tierces Schule der gelaufigkeit, nr 38 op 299/38
56
nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
tijd ineens < 1uur 1 -‐ 3 uur 1 -‐ 3 uur 1 -‐ 3 uur < 1uur < 1uur 1 -‐ 3 uur 4 -‐ 6 uur < 1uur < 1uur 1 -‐ 3 uur < 1uur 1 -‐ 3 uur 1 -‐ 3 uur < 1uur
langere periode geen tijd < 1 uur p.w. < 1 uur p.w. < 1 uur p.w. geen tijd < 1 uur p.w. geen tijd < 1 uur p.w. geen tijd < 1 uur p.w. < 1 uur p.w. geen tijd 1 -‐ 2 uur p.w. < 1 uur p.w. geen tijd
zou u gebruik maken? misschien ja ja misschien ja ja misschien ja ja misschien misschien misschien ja ja misschien
57
Bijlage 19, resultaten enquête 3 verwerkt naar leeftijdscategorie Leeftijd percentage dm um dm + um 20 -‐ 30 20,83333333 20% 80% 31-‐40 25 33,34% 66,66% 41-‐50 25 33,34% 66,66% 51-‐60 20,83333333 20% 20% 60% 61-‐70 4,166666667 100% 71-‐80 4,166666667 100% totaal 100 leeftijd kort lang gebruik gebruik in uren in uren ja misschien 20 -‐ 30 1 uur 0,15 uur 25% 75% 31-‐40 0,75 uur 0,10 uur 66% 34% 41-‐50 1,25 uur 0,30 uur 50% 50% 0,20 uur 100% 51-‐60 2,5 uur 61-‐70 3 uur 71-‐80 0,5 uur 0,5 uur 100%
mis je iets 80% 20% 75% 0% 0% 100%
58