Pesten of plagen? Zeven stappen naar een pestvrije jeugdorganisatie
Inhoud 1. Inleiding ......................................................................................... 3 2. Wat is pesten? ................................................................................ 3 2.1. Pesten of plagen? ................................................................................................... 3 2.2.
Een goede sfeer? .................................................................................................... 4
3. Zeven stappen om te nemen ........................................................... 5 STAP 1: MAAK HET BESPREEKBAAR . ................................................................................... 5 STAP 2: MAAK OMGANGSREGELS ....................................................................................... 5 STAP 3: VOER EEN GEDRAGSCODE IN ................................................................................. 6 STAP 4: BEPAAL WANNEER IS DE KANS OP PESTEN GROOT IS ............................................. 7 STAP 5: PAK PESTEN ACTIEF AAN ....................................................................................... 8 STAP 6: T RAINING EN BEGELEIDING ...................................................................................11 STAP 7: CREËREN EN BEHOUDEN VAN EEN VEILIGE SFEER .................................................11 4. 5. 6. 7.
De rol van de begeleider ............................................................... 11 Samenvatting ................................................................................ 11 Meer informatie ............................................................................ 12 Bijlage 1. voorbeeld gedragscode ................................................. 13
YMCA Jeugdwerk
2
Pesten of plagen?
1. INLEIDING In deze hand-out vind je, naar aanleiding van de training ‘Veilige jeugdorganisaties’, een stappenplan voor het voorkomen en indien nodig aanpakken van pestgedrag binnen jouw vrijwilligersorganisatie. Pestgedrag kan overal voorkomen, in grote of kleine groepen. Iedere vrijwilligersorganisatie hoopt natuurlijk dat het bij hen niet het geval zal zijn. Om de kans op pestgedrag binnen een organisatie zo klein mogelijk te maken, is preventie van belang. Pesten heeft namelijk niet alleen gevolgen voor het slachtoffer, maar ook voor de groep en uiteindelijk voor de organisatie. Zonder actie kan pesten niet voorkomen of verholpen worden. In deze hand-out draait het om het creëren van een veilige omgeving binnen de organisatie.
2. WAT IS PESTEN? Pesten is een vorm van agressie: negatief en bedreigend. Pestgedrag is bedoeld om iemand anders bang te maken, pijn te doen en af te breken door hem lichamelijk of met woorden en gebaren verdriet te doen. De gepeste is (meestal) niet in staat iets terug te doen. Vooral kinderen die herhaaldelijk en op verschillende manieren zijn gepest, hebben of krijgen last van sociale en emotionele problemen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat slachtoffers van pesten meer last hebben van gevoelens van eenzaamheid en depressie dan andere kinderen en dat hun bestaande problemen verergeren. Er zijn verschillende vormen van pesten. Er zijn openlijke vormen, zoals treiteren of slaan. Iemand steeds negeren valt ook onder pesten. Pesten kan met of zonder geweld plaatsvinden, online of in de echte wereld en actief (woorden en daden) of passief (negeren en buitensluiten). Pesten duurt nooit een dag of een week, maar altijd een langere periode. Pesten kan overal voorkomen, bij kinderen, jongeren en volwassenen. De belangrijkste drie punten van pestgedrag zijn:
1. Het pesten gebeurt steeds opnieuw. 2. De pester staat sterker dan het slachtoffer. 3. Het pesten gebeurt met opzet. De combinatie van deze drie punten maakt dat pesten destructief is. Het herhaaldelijk pesten zorgt ervoor dat het slachtoffer zelfvertrouwen en eigenwaarde verliest. Er is bij pesten sprake van een machtsverschil. De pester staat sterker dan het slachtoffer en het slachtoffer heeft zelf geen mogelijkheid om het pestgedrag te stoppen. De pester heeft het doel om het slachtoffer bewust pijn te doen. Dit betekent niet dat de pester zich bewust hoeft te zijn van de gevolgen voor het slachtoffer op lange termijn. Precies deze drie punten maken het verschil tussen pesten en plagen. Jongens en meisjes hanteren verschillende manieren van pesten. Jongens gebruiken meer fysiek en verbaal geweld bij het pesten. Bij meisjes gaat het vaker om indirecte vormen van pesten, zoals uitsluiting en roddelen.
2.1. Pesten of plagen? In de Nederlandse taal, en helemaal in de omgang, worden de begrippen 'pesten' en 'plagen' door elkaar heen gebruikt. Toch is er een groot verschil tussen plagen en pesten. Plagen is als grapje bedoeld en is (meestal) voor beide partijen leuk. Plagen kan een beetje pijn doen,
YMCA Jeugdwerk
3
Pesten of plagen?
bijvoorbeeld als iemand een opmerking maakt over een slechte eigenschap van je. Je kunt plagen terugdoen of aangeven dat je het niet (meer) leuk vindt. Als er gepest wordt, ontbreekt de veiligheid om te zeggen dat je het niet leuk vindt. Een opmerking terug zal de situatie alleen maar verslechteren. Omdat plagen op gelijkwaardige basis gebeurt, kan de geplaagde aangeven wat de grens is, en dus of het gaat om plagen of pesten. Bij pesten zal de pester vaak aangeven dat hij alleen maar plaagde, maar zal het slachtoffer het wel degelijk als pesten ervaren. Plagen Is onschuldig en gebeurt onbezonnen en spontaan. Gaat meestal gepaard met humor
Pesten Gebeurt berekenend (de pester weet meestal vooraf, wie, hoe en wanneer hij gaat pesten). Het doel is bewust iemand kwetsen Gebeurt herhaaldelijk, systematisch en langdurig Ongelijke strijd. Machtsgevoelens van de pester tegenover de onmacht van het slachtoffer De pester heeft geen positieve bedoelingen en wil pijn doen, vernielen of kwetsen Meestal een groep (pester en meelopers) tegenover één geïsoleerd slachtoffer Er is vaak een vaste structuur. Pester en slachtoffer zijn meestal dezelfden
Is van korte duur of gebeurt slechts tijdelijk Speelt zich af tussen ‘gelijken’
Is meestal te verdragen of zelfs leuk, maar kan ook kwetsend of agressief overkomen Meestal één tegen één Wie wie plaagt, ligt niet vast. De partijen wisselen keer op keer
2.2. Een goede sfeer? Als je het vraagt aan volwassenen en kinderen, zullen die allemaal aangeven dat ze willen dat er niet gepest wordt. Ze willen een pestvrije omgeving of (jeugd)organisatie. Wat ís een pestvrije omgeving? Het is van belang om stil te staan bij hoe een kind zich voelt op een plek waar niet gepest wordt. Hoe merkt een kind dat deze omgeving pestvrij is? Volgens de YMCA is een pestvrije omgeving een plek waar kinderen zichzelf kunnen en mogen zijn, waar ze zich veilig voelen, waar ze vrienden kunnen maken en waar ze uitgedaagd worden. In het kort noemen we dit ‘een goede sfeer’. Als je een pestvrije organisatie wilt zijn, ben je bezig een plek te creëren waar een open en positieve sfeer heerst. Het gaat hierbij om een bredere aanpak dan alleen de directe problematiek omtrent pesten aanpakken. Het voorlopige onderzoeksrapport van het Nederlands Jeugdinstituut laat de effectiviteit van verschillende anti-pestprogramma’s op scholen zien. Van de negen voorlopig goedgekeurde methodieken, richten acht zich op een brede aanpak en niet alleen op het individu of specifiek op het pesten.1
1
Bron: NJI (2014) Uitkomsten beoordeling. Verkregen via http://www.nji.nl/nl/antipestprogramma/Uitkomsten-beoordeling
YMCA Jeugdwerk
4
Pesten of plagen?
3. ZEVEN STAPPEN OM TE NEMEN Pesten is te complex om aan één oplossing genoeg te hebben. Er zijn meerdere acties nodig om ervoor te zorgen dat er niet gepest wordt binnen jouw organisatie. In dit hoofdstuk behandelen we zeven stappen die je als organisatie kunt nemen om de kans op pesten zo klein mogelijk te maken. De eerste vier stappen richten zich op preventie in plaats van op specifiek het stoppen van pesten.
STAP 1: MAAK HET BESPREEKBAAR . De eerste stap heeft te maken met een bewustwording binnen alle lagen van de organisatie. Niet alleen het bestuur moet een pestvrije omgeving willen voor de jeugd, ook de vrijwilligers moeten dit willen en zich bewust worden van de sfeer binnen de groep. Uiteindelijk moeten ook de kinderen zich ervan bewust worden dat zij kunnen bijdragen aan een pestvrije groep. Bestuur en vrijwilligers moeten ook durven erkennen dat er soms gepest wordt bij activiteiten met jeugd. Door dit te erkennen kan er namelijk aan gewerkt worden en kan de sfeer binnen de groep verbeteren. Dit erkennen betekent ook dat je je zwaktes als groep of als vrijwilligers kenbaar kunt maken. Om zo'n open sfeer te creëren moet het onderwerp ‘pesten’ bespreekbaar worden binnen de organisatie. Wat hiervoor nodig is, is niet alleen het op de agenda zetten van dit onderwerp. Het is van belang dat er een open cultuur heerst binnen de organisatie: een cultuur waarin gevoelige onderwerpen zoals pesten besproken kunnen en mogen worden met elkaar. Weet je als bestuur een open cultuur te creëren waarbij de vrijwilligers en bestuursleden onderwerpen ter discussie durven te stellen, zullen er ook andere onderwerpen ter sprake komen. De vrijwilligers zullen mogelijk aankaarten dat ze meer waardering willen ontvangen, dat ze meer training of begeleiding willen of dat ze de reiskostenvergoeding niet toereikend vinden. Dit klinkt in eerste instantie misschien ‘zwaar’, maar zo'n open cultuur zal zorgen dat de sfeer zal verbeteren binnen de organisatie. De vrijwilligers krijgen meer vertrouwen in de vereniging. Wie open is over belangrijke onderwerpen binnen de vereniging, zal meer waardering krijgen. Uiteindelijk zijn veiligheid en waardering de sleutel tot een open cultuur binnen een organisatie. Veiligheid zorgt ervoor dat de vrijwilligers zich vrij voelen om onderwerpen ter discussie te stellen. Waardering zorgt ervoor dat de vrijwilligers het gevoel hebben dat er ook werkelijk iets gedaan wordt met hun inbreng.
STAP 2: MAAK OMGANGSREGELS Veel (jeugd)verenigingen hebben eigen normen, waarden en regels. Vaak staat hiervan een groot deel niet op papier en worden ze door het werk en in de praktijk overgedragen. De omgangsregels zijn de formele én informele regels waaraan iedereen binnen de vereniging zich moet houden. Dit kan gaan over hoe laat je bij een activiteit verwacht wordt en wie waarvoor verantwoordelijk is, maar ook over welk gedrag niet getolereerd wordt, zoals pesten, slaan of schelden. Omgangsregels kunnen per groep verschillen; de omgangsregels voor de vrijwilligers zijn mogelijk wat ruimer dan de regels voor de deelnemers. Op het moment dat de verschillen tussen de regels van de vrijwilligers en de deelnemers te groot worden, heeft dat effect op de groep. Vrijwilligers hebben een voorbeeldfunctie, ook als zij negatief gedrag laten zien. Er is een grote kans dat kinderen negatief gedrag gaan overnemen. Het kan nuttig zijn om de omgangsvormen goed tegen het licht te houden. Hoe willen we met elkaar omgaan? Voelt iedereen zich wel thuis in de huidige cultuur? Soms sluipen er tradities of gewoontes in die niet geheel wenselijk zijn. Het is goed om af en toe even van een afstandje naar de eigen omgangsregels te kijken en ze ter discussie te stellen. Dit houdt een vereniging scherp.
YMCA Jeugdwerk
5
Pesten of plagen?
Omgangsregels kun je met de vrijwilligers zelf maken. Sterker nog, als je als bestuur nieuwe omgangsregels maakt voor je vrijwilligers zonder deze erbij te betrekken, is de kans groot dat je op weerstand stuit. Door de regels samen met de vrijwilligers te maken, worden ze waarschijnlijk breder gedragen en zijn ze ook passend voor de praktijk. De vrijwilligers kunnen namelijk vaak zelf inschatten of ze werkbaar zijn en of ze aansluiten bij henzelf. De belangrijkste regels kun je op papier zetten, zodat ze formeler worden. Een belangrijke tip hierbij is om de regels positief te formuleren. Negatief formuleren (beschrijven wat niet mag) geeft geen duidelijkheid over wat wél mag. Stel dat je regel is dat je niet mag HANDVATTEN VOOR HET VOORKOMEN VAN PESTEN: slaan, niet mag pesten en niet mag schelden, 'mag' een kind nog steeds BEREID JE VOOR. schoppen, bijten en vloeken… Door Wees er als leiding klaar voor bij de start van je deze regel positief te formuleren, groep. Stap er positief in, plaag soms en daag bijvoorbeeld met ‘wees lief voor elkaar’, mensen uit om plezier met elkaar te maken. Wees geef je meteen richting aan wat ondertussen alert op beginnend pestgedrag. Geef gewenst is. Zo is de regel breder toe te als leiding het goede voorbeeld: door bijvoorbeeld passen. afwisselend te plagen en te complimenteren. ZET DE TOON. Stel positieve doelen voor de groep als: We gaan er een te gekke tijd van maken!’’ Laat hierin zien dat jij er absoluut voor gaat! En dat je dat op een positieve manier doet.
STAP 3: VOER EEN GEDRAGSCODE IN
Een gedragscode is een formele vervolgstap op de omgangsregels. Het is een nuttig document dat helderheid creëert bij de vrijwilligers. Hierbij draait het om de normen en waarden die binnen de vereniging gehanteerd worden en het gedrag dat daarbij hoort. Zo weten zij beter wat er van hen verwacht wordt en is het duidelijk wat wel en niet mag. Het schept duidelijke kaders op de terreinen van intern gedrag en gedrag naar externen toe.
GEBRUIK HUMOR. Zeker bij het begin is humor een belangrijke tool. FORMULEER REGELS POSITIEF. ‘’Je mag niet pesten’’ is een negatief geformuleerde boodschap. Om pesten te voorkomen, moet er een klimaat van vertrouwen komen. Zie ook stap 2. LUISTER EN OVERLEG. Kinderen vragen om duidelijke omgangsvormen en regels. Regels die ze zelf in overleg goed kunnen opstellen. Begin goed, laat ze samenwerken, en voorkom pestgedrag.
Intern gedrag heeft bijvoorbeeld betrekking op seksualiteit, alcohol en drugs en te laat komen. Bij gedrag naar externen komen punten als milieu en cliëntinformatie kijken.
JIJ BENT HET VOORBEELD. Toon respect voor iedereen en stel enthousiast je doel. Ieder mens is uniek en dat is interessant!
Heb je een aantal belangrijke en/of formele omgangsregels binnen je organisatie, dan is het slim om deze in je gedragscode te verwerken. De vrijwilligers hebben op die manier alles bij elkaar in één overzichtelijk document.
CONSEQUENT ZIJN IS DE VOORWAARDE. Wees duidelijk. Laat zien waar je voor staat en grijp kort in bij negatief gedrag. Spreek mensen aan op ongewenste gedrag, en geef complimenten daar waar gewenst gedrag vertoond wordt. Prijs ook de beginnende pester voor wat wèl goed gaat, zo schep je vertrouwen en hoeft de pester zich niet af te reageren omdat hij op negatief gedrag aangesproken werd. Zo vermijd je de negatieve cirkel van ongewenst gedrag. Hoe meer positiever gedrag je waardeert, hoe eerder dat een basisgewoonte wordt in de groep.
De gedragscode kun je het beste laten ondertekenen door de vrijwilligers. Het document wordt daardoor formeler. Mocht er een incident plaats vinden,
Figuur 1: handvatten ter voorkoming
YMCA Jeugdwerk
6
Pesten of plagen?
kun je hierop terugvallen. Daardoor sta je sterker, zowel naar de vrijwilligers toe als naar de buitenwereld. Hoewel het in eerste instantie in sommige gevallen overbodig lijkt, kan het wel degelijk nuttig zijn om na te gaan door wie je de gedragscode laat ondertekenen en waarom. In theorie heeft bijvoorbeeld de keukenploeg op kamp niets met kinderen te maken, dus waarom zou je die de code laten ondertekenen? Praktisch gezien hebben ze natuurlijk wel (veel) contact met de kinderen.
STAP 4: BEPAAL WANNEER IS DE KANS OP PESTEN GROOT IS Iedereen kan gepest worden, zowel kinderen als volwassenen. Kinderen zijn kwetsbaar vanaf de leeftijd dat ze behoefte hebben aan samen spelen en bij een groep horen. Pesten begint vaak in nieuwe situaties in groepen: een nieuw te vormen groep of een groep die van samenstelling verandert. Er bestaat dan een kans om buiten de groep te vallen en pestslachtoffer te worden. Factoren Er zijn allerlei factoren die kunnen bepalen of een kind in een groep gepest wordt. Bij het ene kind kunnen dat uiterlijke kenmerken zijn, zoals een bril, rood haar of scheve tanden. Bij een ander kind kunnen we denken aan zijn prestaties, een kind kan bijvoorbeeld te slim of te dom worden gevonden. Ook afkomst, geloof, huidskleur of geaardheid zijn factoren die kunnen leiden tot pesten. Hoewel deze punten allemaal een rol kunnen spelen in of iemand gepest wordt, zijn deze uiteindelijk niet de belangrijkste reden of er gepest wordt. Uiteindelijk zijn het de normen in een groep en het groepsproces die bepalen of kinderen met risicofactoren worden gepest of niet. Met andere woorden: de groep bepaalt of er gepest wordt of niet. Pesten is een groepsproces Pestgedrag ontstaat vaak in nieuwe situaties, zoals aan het begin van een kamp, clubseizoen of schooljaar. Het gaat niet alleen om de vorming van een nieuwe groep. Ook als er een nieuw persoon in de groep komt, kan pestgedrag ontstaan, bijvoorbeeld als een kind door een verhuizing halverwege het jaar in een klas komt of als een kind door familieomstandigheden de eerste dag van een kamp moet missen. Bij het begin van een zomerkamp is voor een oplettende begeleider goed te zien wat er gebeurt in het groepsproces. De eerste dag zullen de kinderen vooral bezig zijn met wie wie is en waar ze vandaan komen. Na ongeveer een dag zullen ze op zoek gaan naar wie erbij hoort, wie invloed heeft of kan uitoefenen en dergelijke. Dit is het moment dat ze beginnen met plagen en pesten. Zolang het bij plagen blijft, is er niets aan de hand, maar als het erger wordt, is het uiteraard de truc om snel en kundig in te grijpen. Bij een goede start, zoals beschreven in de handvatten om pesten te voorkomen (zie figuur 1), is het goed mogelijk dat er niet gepest wordt. Een goede preventie kan dus al zorgen voor een pestvrije omgeving, zonder dat je op een later moment hoeft in te grijpen in het systeem van een pestende groep. Belangrijk is om je er zeer bewust van te zijn dat pesten een groepsproces is: Je hebt een groep nodig om te pesten. Pesten is het probleem van de groep. Je hebt de groep nodig om pesten op te lossen.
YMCA Jeugdwerk
7
Pesten of plagen?
Alleen met hulp van de groep is pesten te stoppen. In stap 5 zie je hoe je de groep kunt inzetten bij het stoppen van het pesten.
STAP 5: PAK PESTEN ACTIEF AAN Ondanks alle voorzorgsmaatregelen, kan het zo zijn dat er toch wordt gepest bij je activiteiten. In dat geval is het van belang om goed te kijken wat er werkelijk gaande is in de groep en te achterhalen wie wat doet. Vaak ligt de focus in een pestsituatie op de pester en de gepeste. Als begeleider probeer je de gepeste te beschermen en de pester te straffen. Helaas is deze aanpak meestal niet effectief. Vaak gebeurt er in een pestende groep namelijk veel meer en zijn er meer personen in het kamp of in de groep betrokken bij het pesten. Binnen de YMCA gaan we uit van acht verschillende rollen, waarbij we de invloed van een volwassene even niet meetellen. Naast de pester zijn er bijvoorbeeld vaak één of meer meelopers aanwezig. Zij beginnen het pesten niet zelf, maar doen wel mee als het eenmaal bezig is. Vaak is er ook een groot deel van de groep die het pesten ziet gebeuren, maar niet ingrijpt: de zwijgers. Deze personen houden hun mond om zelf niet het doelwit te worden. Een van de rollen is erg belangrijk, aangezien deze het pestende systeem actief in stand houdt. Deze persoon is achter de pester actief, zonder zelf fysiek zichtbaar in actie te komen. Deze rol noemen we de intrigant of kwaadspreker. Onder het schema vind je korte beschrijvingen van de verschillende rollen. Schema van de pestende groep: overleefgedrag
samenwerkend gedrag
groep onder druk intrigant, aanstichter, kwaadspreker: organiseert invloedrijk
overleefgedrag, maar acteert niet zelf richting slachtoffer(s)
invloedrijk? info
informeel leider “nu is het wel genoeg”
pester: organiseert druk
meelopers: versterken druk
-?
zichtbaar gedrag
informant
slachtoffer zondebok gepeste
klokkenluider
+?
in de groep de “verklikker”
zwijgers: ontlopend
info
verantwoordelijke leidinggevenden buiten de groep
ontwijkend?
kijken toe, doen niets
afwezigen: vertrekken zodra de druk toeneemt
© YMCA Nederland
Figuur 2: schema pestende groep
Gepeste of slachtoffer: Is doorgaans sociaal minder vaardig en raakt steeds meer geïsoleerd. Zijn of haar positie verzwakt naarmate het pesten voortduurt. Het zelfvertrouwen neemt af. Pester: De ‘dader’ is op zoek naar een hogere sociale status en wil graag goed in de groep liggen. Kan motieven hebben als ergernis, angst of macht. Zoekt een slachtoffer uit dat minder goed in de groep ligt. Heeft kennis over goed een kwaad, maar heeft zijn of haar
YMCA Jeugdwerk
8
Pesten of plagen?
denkpatroon in de loop der tijd aangepast. Voelt minder snel dan gemiddeld schaamte of schuld. Interpreteert gedrag van anderen vaak als vijandig en gaat uit van opzet. Zijn reactie is vaak agressief (terugduwen) in plaats van assertief (vragen om uitleg). Zwijger: De zwijger doet niet mee, of lacht alleen, maar stopt het pestgedag niet, uit angst zelf gepest te worden. Meestal is dit de grootste groep van alle aanwezigen. De zwijger steunt de pester onbewust door niet in te grijpen. Meeloper: De meeloper pest mee uit ergernis aan het slachtoffer, om zelf status te krijgen of uit angst zelf gepest te worden. Afwezige: De afwezige vermijdt de situatie. Hij loopt weg tijdens conflicten. Het verschil tussen zwijgers en afwezigen ligt in het feit dat de afwezigen niet toekijken, maar weggaan. Ze hebben letterlijk niets gezien, omdat ze het niet willen zien. Informele groepsleider: De informele leider is sociaal vaardig en stopt het pestgedrag als het ‘te erg’ wordt. Blijft zelf grotendeels afzijdig. Hij is niet vaardig genoeg of heeft niet genoeg invloed om het pesten daadwerkelijk te stoppen.
TIPS BIJ HET HERKENNEN VAN ROLLEN
Pester: ‘Wie zegt dat?’, ’Ik plaagde alleen maar!’, ‘maar HIJ is irritant’ Meeloper: ‘ik deed het niet alleen!’, ‘hij (gepeste) maakt het er zelf naar’ Kwaadspreker: ‘ik doe niets!’, ‘Wie? Ik??’, of op neerbuigende toon ‘ach ja die twee liggen elkaar niet’ (over de pester en gepeste) Gepeste: ‘iedereen pest mij’, ‘niets helpt’, veel reacties waaruit wanhoop klinkt. Zwijgers: ontwijkend, lacherig, bang er in betrokken te worden Informeel leider: ‘ik heb er wat van gezegd’. Erkent vaak het probleem
Informant: Informant: De informant probeert de situatie te wil de sfeer verbeteren, geeft veranderen door het pestgedrag buiten de groep dit aan bij volwassenen. aan te kaarten. Het is geen machtige rol, maar wel de meest positieve. De informant probeert Figuur 3: rollen herkennen immers het patroon actief te doorbreken. De informant loopt de kans buiten de groep te raken als er niet juist op de ‘informatie’ gereageerd wordt door de leiding, bijvoorbeeld door negeren van de zaak of onkundig op te treden. De informant kan hierdoor door de groep gezien worden als verklikker en zal worden bestraft.
Kwaadspreker of intrigant: De kwaadspreker is zeer sociaal vaardig en heeft een negatieve houding zonder fysiek zichtbaar in actie te zijn. Gevoelsmatig weet je als leiding vaak wie dit is, echter ontbreekt het bewijs meestal. Mocht je hem erop aanspreken, ontkent die waarschijnlijk (‘ik deed toch niets’) of neemt een zogenaamd hulpvaardige houding aan, zonder dat er iets echt verandert. (Verantwoordelijke) volwassenen: De volwassenen zijn geen groepsleden. Ze zijn soms invloedrijk, soms onmachtig. Als ze niet optreden, niet snel genoeg of niet kundig optreden, verliezen ze hun invloed. Treden ze snel en vaardig op, stijgt hun invloed in de groep. Wat als er toch gepest wordt? Met veel pijn en moeite heb je binnen je organisatie een goede sfeer gecreëerd tussen de vrijwilligers, er zijn duidelijke regels over omgangsnormen en gedrag, je snapt het ‘systeem’ van een pestende groep... En ondanks al deze voorzorgsmaatregelen kan het zo zijn dat er toch gepest wordt.
YMCA Jeugdwerk
9
Pesten of plagen?
Hieronder vind je een aantal handvatten die je kunnen helpen als er toch gepest wordt in de groep. 1. De kans is groot dat er al vrijwilligers zijn die in de gaten hebben dat er gepest wordt. Als dat niet het geval is, zal de informant uit de groep naar je toe komen. Dit vraagt moed van het kind en het kind verdient hiervoor respect. De groep zal de informant als verklikker zien. Een informant zal zijn informatie alleen delen met iemand van wie hij verwacht dat deze iets aan de situatie kan veranderen. De informant is uit op een positieve verandering in de groep, maar is niet in staat deze zelf teweeg te brengen. Door tegen de huidige situatie in te gaan, is de informant kwetsbaar: erken hem daarom en bescherm hem. 2. Onderzoek de situatie voorzichtig voordat je stappen onderneemt. Hoe zit de groep in elkaar, wat is de rol van de informant, welk belang heeft deze? Haal informatie niet alleen bij de gepeste maar ook bij, in jouw ogen, positief functionerende groepsleden. 3. Overleg met je team. Je begeleidt de kinderen immers niet alleen. Er is een goede kans dat je teamleden ook al iets hebben opgemerkt en suggesties of ideeën hebben om het pesten aan te pakken. 4. Praat met de gepeste en stel hem de vraag of deze gepest wordt. Is de sfeer of situatie hier niet naar, vraag dan bijvoorbeeld: ‘Heb je het naar je zin hier?’ De reactie zal sfeerafhankelijk zijn. Het oordeel van het slachtoffer is van belang om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van pestgedrag. Wees je ervan bewust dat een gepeste niet altijd zijn verhaal zal durven doen. Vaak wordt de gepeste door de groep of door de pester onder druk gezet om het niet door te vertellen. Bied de gepeste een efficiënte bescherming tegen het pesten, doormiddel van het bieden van veiligheid. De gepeste moet erop kunnen vertrouwen dat jij hem deze veiligheid en de nodige hulp wilt en kunt geven. Maak in het gesprek met het slachtoffer duidelijk dat er een verschil is tussen plagen (positief) en pesten (negatief, vaak met verbaal of fysiek geweld). Ook de gepeste kan (met wat hulp) starten met het veranderen van het eigen gedrag. 5. Benadruk met de gehele groep nogmaals het doel dat jullie met elkaar willen bereiken: dat te gekke kamp of superleuke knutselmiddagen. 6. Schakel de kwaadspreker in voor een betere sfeer en maak hem verantwoordelijk voor een positieve groei van de groep. Kwaadsprekers inschakelen werkt beter dan veroordelen! Het is zaak de invloedrijke kwaadspreker de stap te laten maken van negatieve naar positieve inbreng in de groep. Maak hem betrokken Geef aan dat je er voor iedereen een te gekke tijd van wilt maken, dus ook voor [de gepeste en de pester], en dat dat alleen kan met zijn hulp. 7. Als punt 6 bij herhaling niet lukt, zet dan de intrigant onder druk en isoleer zijn of haar inbreng. Realiseer je dat de slagingskans toeneemt bij een positieve insteek, het gaat hier namelijk om het op een positieve manier bevorderen van positief gedrag. 8. Indien nodig, overleg met de ouders van de pester en de gepeste. De ouders hoeven niet meteen gebeld te worden, maar wel als de situatie echt uit de hand dreigt te lopen. Breng de kinderen op de hoogte over het feit dat je de ouders inlicht. De kinderen moeten natuurlijk wel vertrouwen houden in jou als vrijwilliger.
Met name het betrekken of inschakelen van de kwaadspreker voelt vaak erg ongemakkelijk. Gevoelsmatig willen we deze persoon veroordelen, hij of zij is immers fout bezig! Toch is dit de juiste persoon om het patroon te doorbreken. De kwaadspreker heeft veel invloed op alle betrokkenen. Als hij of zij die invloed positief inzet, heb je een grote kans dat je binnen de kortste keren een leuke, positieve sfeer hebt! Hoe langer het duurt voordat er ingegrepen wordt bij pestgedrag, hoe lastiger het wordt om het patroon te doorbreken en de kwaadspreker er positief bij te betrekken. Als het langer duurt, neemt de invloed van de volwassene af, wat ingrijpen nog lastiger maakt. Wees er dus snel bij.
YMCA Jeugdwerk
10
Pesten of plagen?
STAP 6: TRAINING EN BEGELEIDING Zoals hierboven blijkt, is het stoppen van pesten niet eenvoudig. Er is geen eenduidig trucje waardoor pesten meteen stopt. Voor een werkende aanpak is veel meer nodig. Het kan zijn dat je het als bestuur van een jeugdorganisatie goed voor elkaar hebt en weet wat er speelt. Uiteindelijk moeten ook de vrijwilligers die met de jeugd werken ook zelf de handvatten hebben om een pestsituatie aan te pakken. De vrijwilligers hebben hiervoor begeleiding nodig. Het investeren in begeleiding van vrijwilligers kan uiteraard op verschillende manieren. Trainingen aanbieden is een makkelijke manier, bijvoorbeeld door de vrijwilligers te leren hoe ze het systeem en de verschillende rollen van een pestende groep kunnen herkennen. Ook workshops over focussen op hoe je een goede sfeer kunt creëren of hoe je met spel een positief invloed op het groepsproces kunt hebben, kunnen effectief zijn. Uiteraard zijn deze trainingen te vinden in het aanbod van de YMCA. In hoofdstuk 6 vind je hierover meer informatie.
STAP 7: CREËREN EN BEHOUDEN VAN EEN VEILIGE SFEER In stap 1 werd al beschreven hoe belangrijk het is dat je binnen je organisatie een open, veilige sfeer hebt. Zelfs als je die bereikt hebt, is het niet vanzelfsprekend dat je die sfeer ook vast kunt houden. Gewoontes en routine kunnen ervoor zorgen dat omgangsvormen die je in het begin hebt afgesproken langzaam vervagen of vastroesten. Het is verstandig om de risicoanalyse (stap 4) met enige regelmaat te herhalen. Zoals daarin al vermeld is, verandert de dynamica van de groep elke keer als er nieuwe personen in de groep komen. De groep moet dan opnieuw op zoek naar een evenwicht. Een goede stap na het gezamenlijk bepalen van de zwakkere punten is om met de betrokkenen te bedenken welke punten als eerste aangepakt moeten worden. Niet alleen laat je op die manier zien dat je jezelf als organisatie probeert te verbeteren, je laat ook zien dat het behouden van een veilige en goede sfeer een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. En, ook niet geheel onbelangrijk, het laat zien dat je als bestuur niet alles zelf wilt doen.
4. DE ROL VAN DE BEGELEIDER De snelheid en aanpak van de begeleider/ vrijwilliger zijn de sleutels tot een pestvrije organisatie. Uit onderzoek (Huitsink, Veenstra, Voort & Winter, 2009)2 op scholen naar de houding van leerlingen en docenten in pestsituaties in de klas, bleek heel duidelijk dat bij daadkrachtig optreden niet alleen minder gepest werd, maar ook dat de groep zelf negatief tegenover pesten stond. (Zie ook figuur 4, bladzijde 12) Hoewel een leerkracht uiteraard een andere rol heeft dan een vrijwilliger, geeft dit onderzoek wel duidelijk aan welke rol een vrijwilliger kan spelen bij pestgedrag in een groep. Vrijwilligers hebben een duidelijke voorbeeldfunctie.
5. SAMENVATTING YMCA is voor preventie van pesten en zou graag zien dat elke vrijwilligersorganisatie een actief pestbeleid heeft. Het beginnen met het bespreekbaar maken van het onderwerp pesten is een goede en vooral belangrijke stap naar een pestvrije organisatie.
2
Huitsing, G., Veenstra, R., Voort. R. van der & Winter, A. de. (2009) Pesten. Verkregen via http://www.rug.nl/staff/g.e.huitsing/veenstra_huitsing_ea_2009_kluwer.pdf
YMCA Jeugdwerk
11
Pesten of plagen?
Figuur 4: leerkracht als rolmodel
Naast het spreken over pesten moeten vrijwilligers zich vrij en veilig voelen om het ook over andere voor hen belangrijke (knel)punten te hebben binnen de vereniging. Dit creëert een open cultuur waarin er een veilige en open sfeer heerst, zodat kinderen en vrijwilligers zich er op hun gemak kunnen voelen. De volgende stap binnen het proces van actief aanpakken/ voorkomen van pesten is het opstellen van een goed aansluitende gedragscode of een goed werkend pestprotocol. Door middel van het benoemen van de omgangsregels in eerder genoemde documenten worden normen en waarden voor vrijwilligers en kinderen duidelijk en weet ieder waar hij aan toe is. Helaas zorgen een veilige, open sfeer en een gedragscode er niet altijd voor, of niet direct, dat er daadwerkelijk een pestvrije organisatie ontstaat. Soms zijn er concretere stappen nodig om pestgedrag aan te pakken en een groep weer tot een goed functionerende en fijne groep te maken. Belangrijk te weten is dat de groep bepaalt of er gepest wordt of niet en dat ook het optreden van de vrijwilliger hierbij van groot belang is. Zonder groep kan er niet gepest worden en zonder vrijwilliger kan pesten niet gestopt worden. Een open en veilige sfeer kan pesten buiten een organisatie houden. Andersom werkt het ook: pak je pesten actief aan, kan er een veilige en open sfeer ontstaan.
6. MEER INFORMATIE Wil je na deze hand-out en de bijbehorende workshop nog meer informatie over pesten, dan kun je terecht op de website van het Nederlands Jeugdinstituut: www.nji.nl/pesten Trainingen van de YMCA over een goede sfeer, groepsdynamica, pesten en nog veel meer vind je op www.ymcajeugdwerk.nl Je kunt natuurlijk ook contact opnemen met de het Landelijke bureau van YMCA Nederland. Deze is gevestigd aan Soesterdijkerweg 10b, 3734 MH Den Dolder. Telefoonnummer: 035-6668700. Emailadres:
[email protected]
YMCA Jeugdwerk
12
Pesten of plagen?
7. BIJLAGE 1. VOORBEELD GEDRAGSCODE GEDRAGSCODE YMCA VAKANTIES3 Omdat we duidelijk willen zijn naar binnen en naar buiten stellen we een aantal GEDRAGSREGELS vast die gelden voor de staf (vrijwilligers en beroepskrachten) in de YMCA-kampen, -reizen en -zomerweken: …………………………………………… (Naam) onderschrijft deze gedragscode: Plaats:
Datum:
………………………….
Handtekening:
…………….. ……………………..
A. OMGAAN MET DE YMCA IDENTITEIT 1. Alle stafleden dienen de YMCA identiteit te respecteren als uitgangspunt voor het werk. De YMCA identiteit in 10 zinnen: 1. Bij de YMCA proberen we naast plezier en ontspanning te zorgen voor elkaar en voor de ander. 2. Bij de YMCA kijken we niet naar taal, huidskleur of waar je vandaan komt, iedereen telt mee binnen de YMCA. 3. Bij de YMCA gaat het om jongeren en krijg je de kans om dingen te leren en jezelf verder te ontwikkelen. 4. Bij de YMCA gaan aandacht voor zingeving, creativiteit en zorg voor de wereld hand in hand. 5. Bij de YMCA kijken we over de grenzen heen. 6. Bij de YMCA leert jeugd eigen verantwoordelijkheid te ontdekken en toe te passen. 7. Bij de YMCA wordt het werk vooral gedaan door de vrijwilligers. 8. Bij de YMCA telt niet leeftijd, kennis of sociale positie, maar de inzet van je eigen mogelijkheden. 9. Bij de YMCA erkennen we elkaar als mensen. 10. Bij de YMCA kun je niet over een betere wereld praten of dromen, maar gaan we er vanuit dat je daar actief bij betrokken bent. B.
OMGANG BINNEN DE STAF 1. Accepteer elkaars unieke mogelijkheden. 2. Geef elkaar alle steun bij de vorming van een team. 3. ‘De één acht de ander uitnemender dan zichzelf’, maar cijfert zichzelf ook niet weg. Ieder staflid heeft sterke en zwakke punten. 4. Geef gezag aan de hoofdleider bij het doorhakken van knopen. 5. Geef een positieve bijdrage aan de dagelijkse korte evaluatie.
C.
OMGANG STAF DEELNEMERS 1. Als staflid heb je een duidelijke verantwoordelijkheid voor de deelnemers, uiteraard is die mede afhankelijk van de leeftijd van de deelnemers. 2. Jij bent er voor de deelnemers en niet andersom. De belangrijkste taak van de staf is om de deelnemers een fijne vakantie te bezorgen. 3. bied een luisterend oor aan deelnemers met problemen. 4. Je bent geen maatschappelijk werker, dus wees terughoudend met goede adviezen en raadgevingen. Je bent nooit verantwoordelijk voor nazorg. Jouw karwei is om mensen van hun vakantie te laten genieten. Het landelijk bureau staat je vanzelfsprekend bij als je er niet uitkomt. 5. Ga nooit een relatie aan met een deelnemer. Als je verliefd wordt, wacht dan met speciale contacten tot na het kamp. 6. Vertrouwelijke informatie dient vertrouwelijk te blijven. Als je iets hebt gehoord wat van
YMCA Jeugdwerk
13
Pesten of plagen?
algemeen belang is, overleg dan met de hoofdleider. 7. In het alleruiterste geval, als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, maar alleen na herhaaldelijk overleg met het landelijk bureau (of de directie van Leusden/Hulshorst of de Ernst Sillem Hoeve of de leiding van een provinciaal kampwerkorgaan), kunnen deelnemers door de hoofdleiding naar huis worden gestuurd. 8. Behandel de deelnemers als unieke mensen met unieke mogelijkheden. D.
OMGAAN MET HET MILIEU 1. Laat geen troep achter in de natuur. Neem lege flesjes en blikjes en ander afval mee naar huis. Meer nog, ruim tijdens je tocht door de natuur ook zwerfafval op. 2. Werk mee om het gebruik van on-afbreekbaar plastic terug te brengen. 3. Houd rekening met dieren in de omgeving. 4. Houd je aan de regels die door de eigenaar van de percelen die je gebruikt, zijn gesteld. 5. Gebruik in de natuur wegen en paden. Overleg met de terreineigenaar over gebruik van een perceel voor een bos- of terreinspel. 6. Wees zorgvuldig met afval. Zamel - waar dat zin heeft - gescheiden in. 7. Wees voorzichtig met vuur. In een brandgevaarlijke omgeving is vuur, dus ook roken, taboe! Een achtergelaten stukje as kan een vuurzee veroorzaken. 8. Neem op trektochten door de natuur geen radio’s mee en zie erop toe dat de rust en stilte niet (teveel) verstoord worden.
E.
OMGAAN MET VOEDING EN GENOTMIDDELEN 1. Zorg voor een verantwoorde voeding, daarbij behoort een warme maaltijd per dag. 2. Houd rekening met vegetariërs en met eventuele voedingsgewoonten van “medelanders”. Ga indien mogelijk, voor het kamp na of er deelnemers zijn met dieetvoorschriften. 3. Zorg zeker in kinderkampen voor een “gewone Hollandse pot” en leef je niet uit in je eigen hobby’s. 4. Besteed aandacht aan iets lekkers, zeker als het stroef gaat in de groep of als het lang slecht weer is. 5. In kampen met basisschoolleerlingen is roken verboden. In de leeftijden daarboven dient roken zeker niet gestimuleerd te worden. 6. Deelnemers beneden de 16 jaar mogen geen alcohol kopen. Soms kun je ze beter een biertje aanbieden, dan het in het stiekeme circuit te laten drinken. 7. Gebruik van sterke drank dient uiterst gematigd te zijn. Een gesprek over alcoholgebruik is vaak zinniger dan een verbod. 8. Gebruik van soft en hard drugs is zeer zeker verboden.
F. OMGAAN MET SEKSUALITEIT 1. De algemene regel is dat in onze kampen en reizen niet gemengd wordt geslapen. 2. Deze regel dient in kampen met deelnemers onder de 18 goed door de staf te worden gehandhaafd. 3. In kampen met deelnemers van 18 jaar en ouder is deze regel uitgangspunt voor gesprek, indien deze zaak ter discussie wordt gesteld. De staf is eerder gesprekspartner dan politieagent. 4. Mocht in goed, open en zorgvuldig overleg met de deelnemers van deze regel worden afgeweken, dan kan dat alleen als iedereen het zonder dwang met een oplossing eens is, en het geheel geen afbreuk doet aan het groepskarakter van kamp of reis. G. OMGAAN MET VEILIGHEID 1. Als staflid ben je verantwoordelijk voor de gezondheid en veiligheid van de deelnemers. Dit houdt in dat jouw gezondheidstoestand geen risico’s mag meebrengen voor de gezondheid of veiligheid van de deelnemers of de andere begeleiders. 2. Zwemmen in zee blijft gevaarlijk. Stelregels: a. alleen zwemmen bij opkomend water b. niet verder dan tot je borst in zee c. er wordt niet gezwommen zonder staflid, tenzij er anderszins officieel toezicht is. 3. Als je gaat fietsen met een groep: Bekijk tevoren de route op gevaarlijke punten, spreek een (fluit)signaal af om te stoppen. Laat een leidinggevende voor en achteraan fietsen. 4. Als je auto rijdt met deelnemers, let dan op regels zoals autogordels en kinderen onder 12 jaar niet voorin. Neem de maximale snelheid in acht! Alcoholgebruik is daarbij uit den boze. Dat
YMCA Jeugdwerk
14
Pesten of plagen?
betekent dat er altijd een nuchter staflid met rijbewijs dient te zijn. 5. Regel vooraf wie de EHBO verzorgt. Dit staflid is verantwoordelijk voor aanwezigheid van materiaal en de uitgifte van pijnstillers. Bij ongeval of ziekte geen risico nemen, en niet aarzelen een dokter te raadplegen. Overweeg om zorg voor medicijnen van deelnemers over te nemen. H. GEDRAGSREGELS TEN AANZIEN VAN WATERSPORT 1. Bij alles wat je op het water doet, staat de veiligheid van de deelnemers, de overige watersporters en je eigen veiligheid voorop. 2. Zwemvesten zijn verplicht aanwezig in de vaartuigen, ongeacht de weersomstandigheden. Het al of niet dragen van de vesten wordt afgestemd op het weer. 3. Een zeilpak bestaat uit drie delen: broek, jas en laarzen. Bij het dragen van meer dan één deel is een zwemvest verplicht. 4. In elk vaartuig dient een EHBO-kistje aanwezig te zijn. 5. Deelnemers varen alleen onder begeleiding van een staflid. 6. Zorg dat je als staflid altijd direct kunt ingrijpen in moeilijke situaties. 7. Een kamp is een groepsgebeuren. Houd dit aspect in de gaten door tijdens de tochten je snelheid op elkaar af te stemmen en eventuele verzamelpunten af te spreken. 8. Overleg bij sterke wind (kracht 5) of het nog wel verantwoord is om met je deelnemers uit te varen. Neem daarbij weersvoorspellingen en het niveau van je deelnemers in je beraad mee. Windkracht 6 of hoger: niet varen. 9. Stel jezelf ervan op de hoogte welk scheepsvaartreglement ter plaatse van kracht is. Wees op de hoogte van en houd je aan bovengenoemd reglement. 10. Neem het goed zeemanschap (veiligheid voor alles, zo nodig afwijken van regels) in acht. 11. Draag zorg voor het milieu op en om het water, in de ruimste zin van het woord. 12. Veroorzaak geen overlast voor en houd rekening met andere watersporters. 13. Voor optimistenkampen gelden eigen veiligheidsregels (zie bijlage 2). I. GEDRAGSREGELS TEN AANZIEN VAN BUITENSPORT We hanteren voor buitensportkampen de Gedragscode Buitensport, zoals vastgesteld door de Vereniging van Buitensport Organisaties Nederland (Vebon) (zie bijlage 1). SANCTIES Indien een staflid zich moedwillig niet aan deze regels wil houden en/of deze regels op grove wijze schendt, zal het desbetreffende staflid met onmiddellijke ingang door het landelijk bureau worden geschorst van zijn/haar taak. Vastgesteld door de directie van YMCA Vakanties, maart 2006. 4
Voetnoot 3&4. Gedragscode gebruikt bij YMCA Vakantiekampen tot Juni 2011
YMCA Jeugdwerk
15
Pesten of plagen?
YMCA Around the corner Around the world Veel mensen hebben wel eens van de YMCA gehoord. Is het niet door een verblijf in één van de YMCA hotels of via een door de YMCA georganiseerde jongerenreis, dan is het wel door het liedje van de Village People. De YMCA betekent: Young Men's Christian Association. In Nederland werd de YMCA op 23 oktober 1853 opgericht als eerste jongerenorganisatie in ons land. YMCA Nederland is onderdeel van de internationale jongerenorganisatie. De YMCA vind je in 134 landen met in totaal meer dan 34 miljoen leden. Y Camps Al meer dan 90 jaar verzorgt de YMCA zomerkampen voor kinderen en jongeren die anders niet op vakantie zouden kunnen. Elk jaar gaan er ruim 3000 deelnemers met de YMCA op vakantie. YMCA Jeugdwerk biedt ondersteuning aan jeugd- en jongerenwerk. Dit kan bijvoorbeeld door het geven van training aan vrijwilligers, over groepsdynamica, omgaan met moeilijk gedrag, speltraining, kampideeën, en uiteraard over pesten. Maar ook bieden ze hulp bij het aanvragen van subsidie en fondsen, begeleiding en coaching van vrijwilligers, en advies aan bestuurs- en kaderleden. Belangrijke elementen voor de YMCA zijn: samenwerking, met, voor en door jongeren, plezier maken en respect hebben voor elkaar, voor de natuur en de wereld om ons heen.
Soestdijkerweg 10 B 3734 MH Den Dolder Tel: 035 - 666 8 700
YMCA Jeugdwerk
www.ymca.nl
[email protected]
16
Pesten of plagen?