PERSPECTIEFRIJKE NETWERKONTWIKKELING IN DE PARTICIPATIESAMENLEVING Onderzoek in opdracht van SZW naar netwerkontwikkeling rondom gemeenten als gevolg van de Participatiewet en de Wet SUWI
INLEIDING
Gemeenten zijn in grotere mate verantwoordelijk voor uitvoering én beleid op het vlak van werk en inkomen. Samenwerking is daarbij wezenlijk en deels wettelijk voorgeschreven. Deze publicatie geeft de belangrijkste conclusies en inzichten weer van een onderzoek naar hoe netwerkvorming rondom gemeenten zich in het verlengde van deze stelselverandering ontwikkelt.
Wet SUWI
Invoeringswet Participatiewet
Vanaf 1 januari 2015 wordt de uitvoering van dienstverlening op het gebied van werk en inkomen geregeld door een vernieuwd wettelijk kader. Daarvan zijn de Participatiewet en de Wet SUWI belangrijke onderdelen. Het schema hiernaast schetst de aanpassing van het wettelijk kader.
Wet werk en bijstand Participatiewet
Algemene bijstandswet, Wet financiering Awb, IOAW, IOAZ, wet inschakeling werkzoekenden
Wajong
Wsw (bestaande gevallen)
Netwerkontwikkeling is in het onderzoek beschreven op de volgende
In het gehele onderzoek zijn de volgende vragen onderzocht.
twee niveaus:
1. Hoe ontwikkelt de regelgedreven netwerkvorming rondom gemeenten zich?
Regelgedreven
Dit zijn met name de ontwikkelingen van het
netwerkvorming
arbeidsmarktoverleg (AM-overleg), de werkbedrijven en werkgeversdienstverlening. Deelname van een aantal partijen is wettelijk bepaald (vaak een minimumeis). Voor de vorm en inhoud van de samenwerking bestaat ruimte voor eigen invulling.
2. Hoe ontwikkelt de niet-regelgedreven netwerkvorming rondom gemeenten zich? 3. Hoe ervaren gemeenten alle beschikbare ondersteuning? 4. Hoe verwachten gemeenten dat na de implementatiewet de verantwoordingsprocessen zullen verlopen? 5. Wat betekent de netwerkontwikkeling voor de systeem verantwoordelijkheid van het Rijk?
Niet-regel
Netwerkontwikkeling buiten de wettelijk voorge-
gedreven net-
schreven kaders. We onderscheiden daarbij zeven
Het gehele onderzoeksrapport is op te vragen bij Marjan Jellema,
werkvorming
varianten van netwerkvorming in toenemende
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid via
mate van ongestuurd zijn, onverwacht zijn en
[email protected].
ongepland zijn.
2
De praktijk: regelgedreven netwerkontwikkeling De belangrijkste conclusies over de regel gedreven netwerkontwikkeling zijn: zz
dat de wettelijk verplichte samenwerkingsverbanden van arbeidsmarktoverleg
(Heel) korte historie (25%)
(AM-overleg), werkbedrijf en werkgeversdienstverlening nog niet overal zijn uitgekristalliseerd, maar dat er volop ontwikkeling is; zz
(Heel) lange historie (40%)
Neutraal (35%)
dat de verschillen tussen de vormgeving per arbeidsmarktregio (AM-regio) zowel in intensiteit van samenwerken als in de verhouding tussen de verschillende verbanden groot zijn;
zz
dat dit ook geldt voor de intensiteit van werken aan die vormgeving.
Historie van samenwerken
Netwerkontwikkeling in cijfers Van de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland zijn er in het onderzoek 32 meegenomen. 25% van de respondenten geeft aan binnen de regio* nog geen lange historie te hebben. 40% van de gemeenten geeft aan wél een lange geschiedenis te hebben. Binnen regio’s beoordelen gemeenten de samenwerking met bekende partijen (gemeenten in deelregio, sw-bedrijf) als het meest positief. Samenwerken met ‘externe’ partijen wordt minder goed (maar nog steeds in meerderheid positief) beoordeeld. Met name de beoordeling van de samenwerking met het UWV levert een interessant beeld op. Centrumgemeenten zijn hierover aanmerkelijk positiever dan de overige ‘regiogemeenten’. Tot slot is interessant om te zien dat binnen grote regio’s een sterkere oriëntatie op het subregionale niveau bestaat. Die oriëntatie gaat ten koste van de oriëntatie op de regio als geheel. * Als wij het hebben over regio, bedoelen we de arbeidsmarktregio.
Samenwerking met externen
Oriëntatie binnen kleine regio’s (links) en grote regio’s (rechts)
Gemeenten zijn redelijk positief over de netwerkvorming bij de werkgeversbenadering en arbeidsmarktstrategie. In beide gevallen is ‘slechts’ 10% negatief. Tegelijkertijd geven veel gemeenten en
Samenwerking met UWV
regio’s aan bij de gezamenlijke werkgeversbenadering in de praktijk wel knelpunten te ervaren. Het werkbedrijf in cijfers Gemeenten kijken divers naar het werkbedrijf. In 27 van 32 regio’s die in het onderzoek betrokken zijn, zaten er onder de respondenten meerdere gemeenten. In 15 van deze regio’s werd hetzelfde gedacht over de status van het werkbedrijf. In 12 regio’s hadden gemeenten echter afwijkende beelden over de status van het werkbedrijf. Gemeenten zien in het werkbedrijf vooral een overlegorgaan. In mindere mate (maar nog steeds bijna de helft) zien gemeenten het als een afstemmings- en kenniscentrum. Er zijn ook gemeenten die het werkbedrijf een meer actieve rol geven als uitvoeringsorganisatie en/of makelaar/intermediair (uitvoerend in de begeleiding naar werk).
Beoordeling netwerkvorming op twee thema’s
Functies van werkbedrijf volgens gemeenten
Overeenstemming over werkbedrijf binnen AM-regio
Betrokken externe partijen bij het werkbedrijf
3
Bij de ‘externe’ partijen zijn de vakbonden in 60% van de gevallen betrokken. Aangezien betrokkenheid van de sociale partners wettelijk verplicht is, zal deze betrokkenheid nog verder moeten toenemen. Onderwijsinstellingen worden in ongeveer de helft van de regio’s betrokken. Cliëntenraden zijn in ‘slechts’ 30% aangehaakt. Wat opvalt is dat nog niet altijd alle verplichte partijen in alle regio’s zijn betrokken bij het werkbedrijf. Rolverdeling We treffen grote verschillen aan in rolinvulling van het AM-overleg, werkbedrijf en werkgeversdienstverlening, en de onderlinge verhouding tot elkaar. Het volgende schema toont vier verschillende constellaties waarin de onderlinge relaties zijn vormgegeven. Extra complex bij deze governanceplaatjes is dat de lokale, subregionale en regionale dimensie ook op
de achtergrond meespeelt (bijvoorbeeld de werkgeversdienstverlening wordt subregionaal of lokaal georganiseerd, terwijl het werkbedrijf net als het AM-overleg regionaal plaatsvinden). Het initiatief, de kracht en zeggenschap binnen de regio kunnen op alle drie de niveaus zijn ondergebracht. De onderlinge relaties en interacties tussen deze niveaus zijn in het land dan ook zeer divers. Hiernaast schetsen we de mogelijke interacties modelmatig. Net als met de rolverdeling tussen organen blijkt er niet één route naar succes te zijn. Het gaat veel meer om het scheppen van passende en evenwichtige verbindingen tussen de organen en niveaus. Wel is een relevante vraag hoe de subregionale en arbeidsmarktregionale niveaus van samenwerking op elkaar inwerken. Zij kunnen elkaar versterken, maar kunnen ook als ‘opposing forces’ werken. Het samenwerken op zowel regionaal als subregionaal niveau heeft een eigen dynamiek en vereist goede onderlinge afstemming en verdeling tussen de regionale en subregionale agenda. Kortom, het werken met meerdere niveaus in een AM-regio blijkt in de onderzochte casuïstiek te vragen om een sterke governance.
Relevante bestuurlijke lagen binnen AM-regio’s
4
Succesfactoren en aandachtspunten voor vitale regelgedreven netwerkontwikkeling zz
Stimulerende rol van arbeidsmarktoverleg De aanwezigheid van een sterk vormgegeven AM-overleg leidt vaak tot een sterke positionering van het werkbedrijf en de werkgeversdienstverlening. Van dit AM-overleg gaat in de onderzochte casuïstiek een stimulerende werking uit naar een gedeelde visie en doelstellingen binnen de AM-regio.
zz
Samenwerking gemeenten en UWV Diverse gemeenten geven aan dat er op lokaal niveau spanning ontstaat tussen de belangen van het UWV op landelijk niveau (harmonisatie, uniformiteit) en de belangen van gemeenten op regionaal (ruimte voor regionale afspraken) en lokaal (‘couleur locale’) niveau. Op landelijk niveau werken de betrokken partijen aan goede werkwijzen op dit punt.
zz
Rol van de vakbonden in het werkbedrijf Op basis van het Sociaal Akkoord hebben de vakbonden een rol in het bestuur van het werkbedrijf. We zien echter dat deze partij vaak niet betrokken is, doordat hun rol (en daarmee hun toegevoegde waarde) in het werkbedrijf voor veel gemeenten niet duidelijk is. Tevens blijkt dat vakbonden vaak niet regionaal georganiseerd en/of vertegenwoordigd zijn.
zz
Praktische handreikingen voor stimuleren regelgedreven netwerkontwikkeling:
Door gemeenten benoemde kansen danwel juist
--
Versterk onderling vertrouwen, bekendheid en samenwerkingsbereidheid in de regio.
knelpunten bij het opzetten van samenwerking met
--
Kom tot gedeelde opgaven en doelen.
externen
--
Bied ruimte aan trekkers: bestuurders en ambtelijke voortrekkers (bijvoorbeeld directeuren van sociale diensten), die een trekkende rol op zich nemen en verbindingen leggen.
--
Speel als centrumgemeente een stimulerende rol die past in de regionale verhoudingen.
Succesvolle samenwerking op het ene terrein bevordert samenwerking op andere terreinen. Op basis van de interviews en de enquête ontstaat het volgende beeld. Een aantal regio’s werkt intensief aan de onderlinge relatie van het AM-overleg, werkbedrijf en de werkgeversdienst verlening. Andere regio’s maken minder gebruik van de wederzijds versterkende werking die deze drie organen kunnen hebben. Hiernaast geven we de belangrijkste kansen en knelpunten volgens gemeenten uit het onderzoek weer. zz
Formele netwerkvorming is schakelen tussen belangen.
Door gemeenten benoemde kansen danwel juist
Uit het onderzoek blijkt hoe ingewikkeld het voor gemeenten binnen een regio is om over de
knelpunten bij bestaande samenwerkingen
eigen positie heen te denken. Ieders natuurlijke reflex is om te denken vanuit het belang van de gemeente, van de wijk of van de straat. Weg kunnen denken van het eigen belang is een belangrijke attitude die veel van de genoemde knelpunten zou kunnen wegnemen.
5
De praktijk: niet-regelgedreven netwerkontwikkeling Er is veel diversiteit tussen regio’s qua niet-regelgedreven netwerkontwikkeling. Zo zien we samenwerking tussen Wmo, en werk en inkomen (W&I), netwerkvorming met werkgeversplatforms, gedeelde uitvoering met uitzendbureaus en samenwerking met burgerinitiatieven. We behandelen er hier vier. Netwerkontwikkeling binnen gemeenten Vruchtbare samenwerking van het domein van W&I met het domein Economie biedt kansen op het gebied van zowel lokale als arbeidsmarktregionale werkgeversdienstverlening. We zien echter dat deze
Zeven onderzochte vormen van niet-regel gedreven netwerkvorming: 1. Binnen gemeenten tussen W&I en andere domeinen. 2. Tussen gemeenten. 3. Tussen gemeenten en werkgevers. 4. Met uitzendbureaus. 5. Tussen gemeenten en onderwijs- en zorginstellingen. 6. Met maatschappelijke initiatieven. 7. Maatschappelijke samenhang en solidariteit.
samenwerking nog relatief zwak is ontwikkeld (met name in kleinere gemeenten [< 20.000 inwoners]). Op basis van het onderzoek is het beeld dat de twee domeinen zowel ambtelijk als bestuurlijk te sterk gescheiden van elkaar opereren. Door deze samenwerking te versterken kan een gemeente haar slagkracht vergroten en bouwen aan vitale netwerken (binnen en buiten).
Intensieve samenwerking W&I binnen kleine (links) en grote (rechts) gemeenten.
Voor alle gemeenten geldt dat vooral met Wmo en het jeugddomein wordt samengewerkt. Onderwijs en met name Economie zijn relatief weinig in beeld. Binnen kleine gemeenten is het verschil groter. Daar wordt vrijwel niet intensief samengewerkt met de afdeling Economie. In grote gemeenten (> 50.000 inwoners) gebeurt dit veel meer, maar wordt minder samengewerkt met Wmo en Jeugd. Vorming van netwerken tussen gemeenten In een aantal regio’s is het nog zoeken naar de precieze verhouding/ontwikkeling van de verschillende (uitvoerings)diensten en de daar mogelijke intergemeentelijke samenwerking. Daar is aan governance en organisatiekracht te winnen. Het lijkt erop dat wanneer een regio en de inliggende gemeenten krachtige keuzes maken ten aanzien van de toekomst van de sociale werkvoorziening en sociale dienst, de regio als geheel makkelijker een sterke uitvoering van werkgeversdienstverlening en werkbedrijf realiseert. Formalisering samenwerkingen tussen gemeenten
Wat duidelijk wordt, is dat de meeste samenwerkingen tussen gemeenten niet geformaliseerd zijn. Alleen rondom de samenwerking in de sw-sector zien we veel formalisering. Voor beleid en projecten wordt juist heel vaak gekozen voor vrijblijvende vormen van samenwerking. Ontwikkeling van werkgeversnetwerken Werkgeversnetwerken zijn volgens een aantal geïnterviewden een belangrijke succesfactor. Die netwerken zijn er in verschillende varianten. Zo zijn er relatief zelfstandige netwerken die zich inzetten voor de doelstellingen van de Participatiewet. Er zijn ook door de gemeenten geïnitieerde netwerken. De regio’s zijn nog zeer verschillend in de mate waarin men aan deze netwerken bouwt. Hier ligt een belangrijke mogelijkheid tot versterken van het gehele netwerk. Werkgeversnetwerken in de praktijk De werkgeversnetwerken in de regio IJsselvechtstreek zijn een concreet voorbeeld. Hier ontwikkelen zich, met name rondom de centrumgemeente, netwerken die bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente en regio. Zo zijn er initiatieven van samenwerkende werkgevers om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt weer naar werk te begeleiden. Ook in bijvoorbeeld de regio Rivierenland hebben wij zelfstandige netwerken aangetroffen (in het onderzoek worden meerdere regio’s benoemd). Daarnaast gebeurt het in de praktijk dat bijvoorbeeld netwerken van uitzendbureaus en werkgevers samenwerken, of dat onderwijsinstellingen en bedrijven netwerken vormen. Andere voorbeelden van werkgeversnetwerken zijn te vinden in Friesland, het werkplein in Helmond en de netwerken in Zoetermeer.
6
Maatschappelijke netwerken We zien dat gemeenten in sterke mate open staan voor dergelijke initiatieven, maar hier vaak nog niet actief op inspelen. Deze samenwerkingen bieden wel kansen, in de vorm van werk (social firms) of activiteiten gericht op sociale activering. Een verdere verkenning van de effectieve beïnvloedings- en beleidsmogelijkheden op dit terrein is dus wenselijk. In de praktijk Stichting de Broekriem is een voorbeeld van een maatschappelijk initiatief van en voor werkzoekenden. De stichting is snel gegroeid en inmiddels actief in 125 gemeenten. In 2015 wil de stichting doorgroeien zodat alle centrumgemeenten van de AM-regio’s ‘gedekt’ zijn. In diverse gemeenten werkt de stichting actief samen met de gemeente. Niet-regelgedreven netwerkvorming uitdagend Belangrijk is dat in het onderzoek geen regio is gevonden die op meer dan twee van de zeven onderzochte vormen van netwerken daadwerkelijk sterk is. Binnen centrumgemeenten ligt dat genuanceerder; daar ontwikkelen zich meerdere krachtige netwerken.
Werken aan vitale netwerken Op basis van het onderzoek is een eerste, verder nog niet getoetst, model gemaakt voor de verklaring van het werken aan vitale netwerken die bijdragen aan de participatiedoelstellingen en de Wet SUWI. De belangrijkste bevinding is dat de vitale netwerken op veel plekken binnen bereik zijn. Tegelijkertijd is het bouwen van vitale netwerken nog ‘work in progress’. Mogelijkheden tot versterking van vitale netwerken vatten we samen in het volgende model, dat eerst per onderdeel wordt ingeleid. Een vitaal (of krachtig/sterk) netwerk kenmerkt zich door passende governance en een
Succesvolle netwerkvorming
vruchtbare coalitie:
1. Passende governance
• Passende governance: heldere positionering van de verschillende netwerken ten opzichte van
• Verbinding tussen (sub)netwerken
elkaar (AM-overleg, werkbedrijf en werkgeversdienstverlening). Een gebalanceerde verhouding
• Effectieve bestuursvorm
tussen het lokale, subregionale en regionale niveau met een effectieve bestuursvorm. Passende
• Evenwicht lokaal - subregionaal -
governance versterkt de gerichtheid op gezamenlijke leerprocessen. • Vruchtbare coalitie: binnen het netwerk is een krachtige groep die staat voor de resultaten van het netwerk. De coalitie vervult een trekkende rol. Een vitaal netwerk leidt tot effectieve sturing en besluitvorming. Helpende factoren bij netwerkontwikkeling Er zijn externe factoren (buiten de regio) die de ontwikkeling van netwerken kunnen versterken of vertragen. Het gaat dan om zaken als de geschiedenis van het samenwerken in een regio, de verhoudingen binnen de regio, complexiteit van de regio en de beschikbare externe ondersteuning. Zo is bijvoorbeeld een hoge complexiteit (veel actoren en veel diverse, ongelijksoortige opgaven) in de regel een hindernis bij het ontwikkelen van netwerken. Externe variabelen 1. Geschiedenis regio 2. Brede beeld van verhoudingen • Congruentie diverse samenwerkingsverbanden • Druk van buiten (bijv. provincie) • Samenhang van netwerken i.r.t. (boven)regionale context 3. Complexiteit • Multischaligheid (aantal actoren en verbanden) • Differentiatie van opgaven (opgaven in context) 4. Beschikbare externe ondersteuning
regionaal • Informatievoorziening en -uitwisseling 2. Vruchtbare coalitie
7
Kenmerken van de regio Naast externe factoren (niet of beperkt beïnvloedbaar) zijn er ook interne factoren (beïnvloedbaar) die de ontwikkeling van netwerken kunnen remmen of versterken. Het gaat dan om aspecten zoals de gerichtheid, de omgang met verschillen in de regio, en vakmanschap en deskundigheid. Deze aspecten kunnen door de regio beïnvloed worden (een regio kan bijvoorbeeld investeren in deskundigheid of werken aan de gerichtheid), waarmee ook de netwerkontwikkeling kan worden beïnvloed. Een continu leerproces De belangrijkste conclusie zit echter in het potentiële effect van het leerproces op de netwerkvorming. Netwerken zijn geen statische situaties. Belangen, perspectieven en situaties veranderen. Het intensief samenwerken binnen netwerken vraagt om continue aandacht, onderlinge afstemming, en investering in relaties en het netwerk. Wij noemen dit proces van continue afstemming en wederzijdse aanpassingen ‘een continu leerproces’. Leren staat bij ons voor het gezamenlijk in ontwikkeling blijven qua doelstellingen en qua inrichting van de samenwerking en het netwerk. De eerste stap om te bouwen aan vitale netwerken is dan ook met elkaar in gesprek te gaan. Zonder wezenlijk gesprek is gezamenlijk leren en het komen tot passende governance onwaarschijnlijk. Ook het leren gebeurt overigens niet in een statische context. Er zullen in regio’s en gemeenten incidenten voorkomen waarin fouten worden gemaakt. Ook dan zou het gezamenlijk leren van onverwachte effecten voorop moeten staan. Modelmatige samenvatting
Conclusies Netwerkontwikkeling is niet iets dat een regio volledig ‘overkomt’. Er is wel degelijk ruimte voor beïnvloeding door de betrokken partijen. Dit geldt voor de gemeenten maar ook voor de werkgevers, de onderwijsinstellingen, het UWV, de sw-bedrijven en de uitzendbureaus. Het effect van leerprocessen zien we in de praktijk. In regio’s waarin de uitgangspositie uitdagend is (bijvoorbeeld veel complexiteit of negatieve geschiedenis), komen gemeenten soms toch tot goede netwerken. Dit is te verklaren door een effectief gezamenlijk leerproces. Ook is differentiëren naar aard van de opgave en de omvang van de regio’s belangrijk. Een laatste belangrijk inzicht is dat volgens velen de (zelfstandige) werkgeversnetwerkvorming belangrijk is voor succesvolle netwerkvorming. Het model biedt handvatten om de eigen situatie in de regio gezamenlijk in kaart te brengen en een gedeeld handelingsperspectief op te zetten. Zo kunnen regio’s meer grip krijgen op succesvolle netwerkontwikkeling.
Interne variabelen 1. Gerichtheid: commitment, vertrouwen, verhaal en eensgezindheid, homogeniteit. 2. Goed omgaan met verschillen: kritieke actoren, leiderschap, rol centrum gemeente, boegbeelden, gunnen. 3. Vakmanschap en deskundigheid.
8
SZW in de toekomst: samen leren met regio’s en gemeenten Naast relevante inzichten over netwerkontwikkeling voor gemeenten en regio’s, heeft het onderzoek ook inzichten opgeleverd voor de toekomstige mogelijke rol van SZW in een gedecentraliseerd stelsel. Voor SZW is het daarbij belangrijk hoe de bestuurlijke verantwoording voor beleid en uitvoering binnen gemeenten onder de Participatiewet verloopt. Gemeenten benoemen de bekende spanningen tussen regionaal werken en lokale verantwoording, maar verwachten in het algemeen een constructieve samenwerking van bestuur en gemeenteraad, juist gezien de grote opgave. Men acht goede betrokkenheid van de raad daarvoor wel wezenlijk, ook om polariseren door incidenten en onduidelijkheden te voorkomen. SZW kan daaraan bijdragen door duidelijkheid over én ruimte in wat kan en wat niet kan te geven, en de coördinatie van de drie decentralisaties actief te bevorderen. Gemeenten hebben in het onderzoek in grote meerderheid de wens uitgesproken dat SZW zichtbaar is. Voor gemeenten staat de vraag centraal hoe SZW kan bijdragen aan vruchtbare leerprocessen in regio’s en gemeenten, maar ook binnen het stelsel als geheel. SZW is als stelselverantwoordelijke verantwoordelijk voor het bewaken van de kaders. Dit houdt in dat ze deze ook daar waar nodig zal bijstellen. Het is raadzaam dat te doen op een wijze die aansluit bij het leerproces. Het leerproces kan op gespannen voet staan met toezicht houden op naleving van wet- en regelgeving. Het handelingsperspectief van SZW kan mede worden opgebouwd vanuit de volgende praktische suggesties: zz
Pas zo min mogelijk incidentgedreven sturing toe: gemeenten vragen tijd en ruimte om ervaring op te doen. Bij de politiek het leren benadrukken in plaats van sturen op incidenten. Gemeenten over toekomstige rol Szw
zz
In het verlengde daarvan: met VNG/Programmaraad werken aan eventuele bijstelling van kaders met brede steun van hun achterban.
zz
Stimuleer kennisdeling: gemeenten en AM-regio’s bevinden zich op verschillende punten in het leerproces. Benchmarks, dialogen en innovatie in toezicht en monitoring kunnen versterkend werken voor kennisdeling. SZW en VNG/Programmaraad bieden ondersteuning.
zz
Koester diversiteit: diversiteit kan dienen als vruchtbare uitgangssituatie voor leerprocessen. Regio’s ontwikkelen vele formules. SZW kan de succesvolle elementen inventariseren en delen.
zz
Borg dat de rol van de Inspectie SZW bijdraagt aan het ondersteunen van leerprocessen.
zz
Let op wederkerigheid communicatie: gemeenten vragen duidelijkheid over wet- en regelgeving maar zien ook graag dat SZW ontvankelijk is voor feedback uit het systeem. Gemeenten vragen om die reden expliciet om meer rechtstreeks contact met SZW.
zz
Stem interdepartementaal goed af over de algemene voortgang van de decentralisaties. Daarbinnen kan specifiek gekeken worden naar hoe de samenwerking tussen economie en sociale zaken op interdepartementaal niveau gestimuleerd kan worden.
Deze publicatie is gebaseerd op het onderzoek ‘Perspectiefrijke netwerkontwikkeling in de participatiesamenleving’ dat in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd door Berenschot.