PERSDOSSIER De Patinoire Royale - Brussel Kunst & Design
Inhuldiging vrijdag 24 april 2015 PERSCONTACTEN Frankrijk & InternatIonaal Opus 64 / Valérie Samuel - Arnaud Pain, Aurélie Mongour, Sophie Lawani-Wesley 52, rue de l’Arbre sec - 75001 Paris T +33 (0) 140 267 794 @
[email protected] -
[email protected] -
[email protected] België Decider’s / Evelyn Gessler & Joëlle Lockman 35, Florencestraat - 1050 Brussels T +32 (0) 25 355 525 / + 32 (0) 475 52 82 08 @
[email protected] -
[email protected]
DE PATINOIRE ROYALE - BRUSSEL EEN HISTORISCHE PLEK OM KENNIS TE MAKEN MET DE KUNST EN HET DESIGN VAN DE VOORBIJE ZESTIG JAAR Vernissage van de inhuldigingstentoonstelling op vrijdag 24 april 2015 om 18 uur. Open voor het publiek vanaf 25 april Tentoonstelling “La Résistance des Images” van vrijdag 24 april tot en met vrijdag 31 juli 2015 Openingsuren: van dinsdag tot zaterdag van 11 tot 13 uur en van 14 tot 19 uur Gratis toegang De Patinoire royale Veydtstraat 15 1060 Brussel T +32 (0) 495 236 070 www.lapatinoireroyale.com
https://www.facebook.com/PatinoireRoyale https://twitter.com/PatinoireRoyale
2
De locatie
De “Patinoire royale”, of de “Royal Skating”, zoals de Brusselaars vroeger zeiden, werd in 1877 opgetrokken in het hartje van de wijk Sint-Gillis. Het gebouw zag het levenslicht als een rolschaatsbaan, een absolute primeur in Europa! Al snel werden de wieltjes van de rolschaatsen echter verdreven door autobanden en werd de Patinoire Royale in 1900 omgetoverd tot Bugattigarage. Vanaf 1905 fungeerde het gebouw als opslagplaats voor de auto’s en fietsen van FN (de Fabrique nationale d’armes de guerre in Herstal). Na de Tweede Wereldoorlog werd de Patinoire door de firma Siemens gebruikt als garage, waarna er in 1975 een autocollectie werd in ondergebracht. Het vastgoedcomplex dat vandaag de Patinoire Royale vormt, bestaat uit twee vleugels. De eerste, de eigenlijke rolschaatspiste, geeft uit op de Veydtstraat. De tweede, kleinere en later aangebouwde vleugel, geeft uit op de Faiderstraat.. Het gebouw wordt gekenmerkt door zijn neoklassieke stijl met de typische pilasters met Ionisch kapiteel die bepalend zijn voor de ritmiek van de gevel aan de Veydstraat. Het licht valt binnen door de hoge rondboogramen met daarboven het grote fronton met roosvenster. Binnenin wordt het gebouw gekenmerkt door een enorme ruimte onder een opmerkelijk Polonceau gebinte, genoemd naar de Franse ingenieur die er in 1837 het octrooi voor aanvroeg en later de keizerlijke trein van Napoleon III ontwierp. Het gebinte werd opgetrokken uit hout en metaal en de structuur ervan wordt ondersteund door een metalen spanrib. De dakribben, eveneens in metaal, zijn voorzien van een fries van geschilderde houten planken die het smeedwerk imiteren en rusten op kraagstenen van hetzelfde type. In 1995 werd de Patinoire Royale door het Brussels Gewest geklasseerd als een historisch monument. Dit opmerkelijke vastgoedcomplex gelegen in het hartje van Brussel, is sinds 2007 in het bezit van Philippe Austruy en Valérie Bach. De vleugel die uitgeeft op de Faiderstraat werd in 2012 bestemd voor de activiteiten van de kunstgalerij van Valérie Bach. De restauratie van de eigenlijke Patinoire Royale werd aangevat in 2011. Deze vleugel zal dienen als expositieruimte voor kunstwerken. De restauratie van het gebouw werd toevertrouwd aan het architectenbureau Jean- Paul Hermant, terwijl de Franse binnenhuisarchitect Pierre Yovanovitch instond voor de binneninrichting, de scenografie en de circulatie. Ook een aanpalend gebouw werd aangekocht. Dat zal in de nabije toekomst worden ingericht als restaurant, ontvangstruimte en tuin.
3
© Tanguy Aumont - AIRSTUDIO / La Patinoire royale
Het project
Vanaf het voorjaar 2015 zal de Patinoire Royale ruimte bieden voor tijdelijke tentoonstellingen gewijd aan de belangrijkste fasen van de Europese artistieke creatie van de tweede helft van de 20e eeuw op het vlak van de plastische kunsten en het design. Deze tentoonstellingen zullen worden georganiseerd door de Patinoire Royale zelf, of door galerijen met internationale uitstraling die uitgenodigd worden om hun medewerking te verlenen aan historische exposities. Dankzij de bedrijvigheid van de twee kunstgalerijen, met name die van Valérie Bach enerzijds en de Patinoire Royale anderzijds, zal dit prachtige pand weer toegankelijk worden voor het grote publiek. Het curatorschap van de eerste tentoonstelling werd toevertrouwd aan Jean-Jacques Aillagon, voormalig Frans minister van Cultuur en Communicatie. Hij zal er een tentoonstelling voorstellen gewijd aan de “Narratieve figuratie” met als titel “La Résistance des images”.
De binnenhuisarchitectuur De Patinoire Royale is een historisch gebouw van bijna 3.000 m² met op het gelijkvloers een tentoonstellingsruimte van 890 m², dat opvalt door zijn klassieke architectuur. Binnenin moesten een aantal originele elementen, zoals het gebinte van hout en metaal, de pilasters of het roosvenster, gerestaureerd worden, terwijl de immense middenbeuk, net als de aangrenzende ruimten, een nieuwe identiteit moesten krijgen. De op het eerste gezicht zo eenvoudige aanpak van Pierre Yovanovitch, fixeert de aandacht op de strenge en toch verrassende architectuur die het pand een subtiele en luchtige tijdloosheid verleent. Via de in glas gevatte doorgang die de twee ruimten verbindt, kan het licht overal ongestoord doordringen. « Met strakke lijnen en ruwe materialen, zoals beton en staal, die de oorspronkelijke architectuur recht aandoen, wou ik dit majestueuze volume iets radicaals meegeven. Om deze spectaculaire expositieruimte te vermenselijken, was een sterke architecturale aanpak vereist. Zo heb ik een grote witte “doos” bedacht waarin het trappenhuis zich bevindt. Deze witte monoliet geeft de ruimte iets reusachtigs, terwijl het minimalisme wordt bewaard. ». Bovenaan de trap leidt een verrassende overloop met glazen borstwering naar de eerste verdieping. Deze overloop overspant de ruimte en biedt de bezoekers een pakkend zicht over het geheel. In de expositiehal zorgt de scenografie, die Pierre Yovanovitch ontworpen heeft voor de eerste tentoonstelling “La Résistance des images”, nog voor een versterking van dat opzet, door een parcours, afgebakend met witte boxen, soms open, soms gesloten: een verwijzing op kleinere schaal naar de centrale structuur. Een aantal kale boxen doen de kracht van de kunstwerken nog sterker uitkomen. 4
De eerste tentoonstelling : « La Résistance des Images » Toen de eigenaars van de Patinoire Royale, Philippe en Valérie Austruy, me het curatorschap toevertrouwden van de eerste tentoonstelling die zou plaatsvinden in dit historische gebouw dat een belangrijke plaats inneemt in het collectieve geheugen van de Brusselaars en op magistrale wijze werd heringericht door Pierre Yovanovitch, werd mijn interesse gewekt door de opeenvolgende passies waardoor ze zich als kunstverzamelaars lieten leiden. Het viel mij al snel op dat heel wat van de werken die zij tijdens de laatste decennia verzameld hadden, behoorden tot de Franse kunststroming die men de “Narratieve Figuratie” noemt. Het was dan ook een prima gelegenheid om een tentoonstelling op te bouwen rond een aantal kunstenaars die deel uitmaakten van deze beweging. Het was natuurlijk niet de bedoeling om louter terug te grijpen naar de meest recente retrospectieve tentoonstellingen die gewijd waren aan deze stroming van de plastische kunst in Frankrijk. Ik denk meer bepaald aan de tentoonstelling “Figuration narrative Paris 1960-1972” die in 2008 plaatsvond in het Grand Palais. Ik wou ook geen opeenstapeling van monografieën maken, want van dat soort evenementen waren er de laatste tijd al heel wat. Begin dit jaar hadden we nog Aillaud in Rennes, Monory in Landerneau, Erró in Lyon. Voor dit jaar is nog een tentoonstelling over Télémaque aangekondigd in het Centre Pompidou en voor volgend jaar staat in dezelfde instelling een expositie over Fromanger op stapel. Rancillac van zijn kant kreeg onlangs een tentoonstelling in Narbonne. Al deze evenementen zijn een blijk van rechtmatige en soms laattijdige erkenning voor kunstenaars die steeds meer naar waarde worden geschat en die men, ongetwijfeld met veel luister, zal kunnen bewonderen in de volgende tentoonstelling in het Tate, “World Goes Pop”, en waarvan men, eveneens in Londen, ook al een glimp kon opvangen tijdens de tentoonstelling “Paris : Capital of the Arts, 1900-1968” in de Royal Academy in 2002 … Om bij te dragen tot een betere kennis over de geschiedenis van de hedendaagse kunst in Frankrijk, moet men volgens mij in de eerste plaats interesse betonen voor een bredere groep kunstenaars dan het kringetje dat al uitvoerig aandacht kreeg in de kritiek, de instellingen en op de markt. Daarom leek het mij nuttig om, naast die artiesten, ook aandacht te besteden aan een aantal anderen die intens hebben bijgedragen tot de groei en de ontwikkeling van de Narratieve Figuratie, maar waarvan de rol daarna vaak werd geminimaliseerd of verhuld.. Verder vond ik het ook nodig om niet alleen aandacht te besteden aan werken uit de jaren die als centraal worden beschouwdvoordebeweging,maarookaanhetlaterewerkvandezekunstenaarstotopheden.Criticimakenbijdeanalyse van het werk van deze artiesten te vaak en soms op een betwistbare manier een onderscheid tussen de “goede periodes” en de andere, waardoor ze hun mening later vaak moeten herzien. Het is algemeen geweten dat het tijd heeft gevraagd voor de “late Picasso’s” op dezelfde manier geëvalueerd werden als deze uit de meer “eerbiedwaardige” periodes.. Daarom zal de tentoonstelling in de Patinoire Royale het werk van de geselecteerde artiesten op grote chronologische schaal tonen, natuurlijk in zoverre ze aandacht bleven hebben voor de narratieve en subversieve kracht van de beelden. Het leek me ook opportuun, daarbij trouw blijvende aan de vroege progressieve theorieën over de beweging door Gérald Gassiot-Talabot vanaf zijn tentoonstelling “Mythologies quotidiennes” in het museum voor moderne kunst van de stad Parijs in 1964, erop te wijzen dat de titel die we kozen voor deze tentoonstelling, “La Résistance des Images”, nauw in verband staat met de historische periode waarin de beweging ontstond. Dat verzet was zowel esthetisch als politiek. Esthetisch omdat in de jaren 60, toen de abstractie triomfeerde, sommige kunstenaars, zonder enige academische nostalgie, terugkeerden naar uiteenlopende vormen van figuratie en dit vanuit een kritisch en avant-gardistisch perspectief. Het is net dit kritische standpunt, dat het belangrijkste kenmerk, in casu politiek, vormt van hun engagement. Dit in wezen politiek en protesterend engagement kondigde niet alleen de grote radicale bewegingen van de jaren 60 aan, met name de beweging van Mei 68, maar liep er ook parallel mee en zette deze ook verder. De schilderkunst van deze kunstenaars, want het ging voornamelijk om schilderijen, was een schilderkunst van verzet: verzet tegen openbare ruimtes, tegen onderdrukking, tegen het imperialisme, tegen de morele orde. Een ode aan het vrije gedachtegoed dus. Het is trouwens deze houding die de Narratieve Figuratie in zekere zin onderscheidt van de Amerikaanse Pop Art, hoewel deze laatste ook een kritische relevantie heeft, en van het Nieuwe Realisme, de parallelle tak van de Franse Pop Art, die formeler en overcultiverender is. Men mag ook de subversieve kracht van sommige werken niet onderschatten die, op het eerste gezicht, blijkbaar alleen maar de blik en de intelligentie strelen. De tentoonstelling “La Résistance des Images” is vooral opgebouwd rond kunstenaars die, ongeacht hun herkomst, gewerkt hebben in Frankrijk. Het gaat om: Adami, Aillaud, Arroyau, Axell, Babou, Braun-Vega, Chambas, Cueco, Erró, Fromanger, Giacobazzi, Guyomard, Jacquet, Klasen, Le Boul’ch, Messac, Monory, Morteyrol, Proweller, Rancillac, Recalcati, Schlosser, Spadari, Télémaque en Tyszblat. Deze tentoonstelling wil niet historisch volledig zijn, maar is eerder een soort ontdekkingstocht die uitnodigt tot prospectie, tot overdenkingen en tot nieuwe ontdekkingen. Met een knipoog, die wel op zijn plaats is aangezien deze tentoonstelling doorgaat in Brussel, hebben we in dit project ook het werk opgenomen van Evelyne Axell, een Belgische kunstenares die veel contacten had met de Franse scene. Jean-Jacques Aillagon 5
« La Résistance des Images » : enkele werken uit de tentoonstelling
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
1. Axell Le Val vert, 1971 (detail) 2. Chambas Topino-Lebrun Suite, 1989 (detail) 3. Schlosser Tu l’as vue, l’alouette ?, 1976 (detail) 4. Monory Dynamobile, triptyque, panneau B, 1986 (detail) 5. Braun-Vega Le Déjeuner in Central Park (Manet), 1989 6. Giacobazzi Il n’y a pas d’avenir sans mémoire, 1995 7. Babou Salle de bain bleue, 1970 (detail) 8. Guyomard Le Maillot jaune, 1967 (detail) 9. Klasen Visage et trois interrupteurs, 1969 (detail) 10. Télémaque Contamination verte, 1970 (detail) 11. Messac A cœur ouvert, 1969 (detail) 12. Morteyrol Fric-Frac, 2010 (detail)
6
Biografische elementen
VALÉRIE BACH Bestuurster van de Patinoire Royale en galerijhoudster
© Mireille Roobaert
In maart 2006 opende Valérie Bach samen met haar Franse collega Baudoin Lebon haar eerste kunstgalerij in de Brusselse wijk rond de Zavel. Enkele jaren later verhuisde ze naar een nieuw pand grenzend aan de Patinoire Royale, waarvan ze vandaag bestuurster is. In haar galerij kiest zij voor hedendaagse Belgische en buitenlandse kunstenaars, zowel nieuwkomers als gevestigde namen, met een grote diversiteit aan media: beeldhouwwerk, schilderkunst, tekeningen, fotografie of videokunst. De Galerie Valérie Bach stelde met name werk tentoon van Jeanne Susplugas, Feipel & Bechameil, Agnès Thurnauer, Christian Jaccard, Lucy en Jorge Orta, om er maar enkele te noemen. Omwille van haar gevoeligheid en haar eclecticisme werd ze bekroond in de categorie “Kunst en cultuur” op Trofémina 2013, dat vrouwen in de kijker zet die uitblinken in hun activiteitendomein. Valérie Bach is oorspronkelijk afkomstig uit het zuidwesten van Frankrijk en studeerde af aan de Ecole Supérieure de Commerce in Parijs. Ze werkte ook in de gezondheidszorg, in het bestuur van ziekenhuizen en bouwde in de jaren 2000 een start-up uit over de problematiek van verslavingen. Samen met haar partner is ze al 10 gepassioneerd door de moderne beeldhouwkunst. Samen creëerden ze in het “domaine de Peyrassol” in het zuidoosten van Frankrijk, een tuin met beeldhouwwerken waarin momenteel een zestigtal werken van een vijftigtal internationale kunstenaars verzameld zijn.
CONSTANTIN CHARIOT Directeur van de Patinoire royale Constantin Chariot werd in 1971 geboren in Brussel en behaalde een Master Archeologie en Kunstgeschiedenis aan de Université Libre de Bruxelles en studeerde af aan het Europees Instituut voor Middeleeuwse Studies van de Katholieke Universiteit van Leuven. Daarna behaalde hij een diploma Beheerswetenschappen aan de Solvay Business School. Op basis van zijn ervaring in de financiële sector (Banque Degroof Luxembourg), de diverse functies die hij bekleedde in de wereld van de musea (algemene directie van de musea van de stad Luik), het patrimonium en de kunstmarkt (directeur van de verkoopzaal Pierre Bergé & Associés in Brussel), evenals zijn ervaring als politiek adviseur (raadgever van minister van Financiën Didier Reynders), richtte hij in 2009 de firma Chariot Art Management op, die consultancy verleent voor het beheer van private of institutionele verzamelingen en het leiden van culturele projecten. In januari 2014 werd hij algemeen directeur van de Patinoire Royale, waar hij het project begeleidde, zowel vanuit operationeel als vanuit artistiek en cultureel oogpunt.
7
JEAN-JACQUES AILLAGON Curator van de tentoonstelling « la Résistance des Images » Jean-Jacques Aillagon werd geboren in 1946 en begon zijn professionele carrière in Corrèze als leraar geschiedenis en aardrijkskunde.
© Picon & Picon
In 1976 werd hij van het Ministerie van Nationale Opvoeding gedetacheerd naar het Ministerie van Cultuur. Vanaf die datum bouwde hij zijn loopbaan uit in het beheer van culturele zaken, met de volgende verantwoordelijkheden: onderdirecteur van de École Nationale des Beaux-Arts, bestuurder van het Nationaal Museum van Moderne Kunst, onderdirecteur Culturele Zaken van de Stad Parijs, directeur van het Forum des images, directeur Culturele Zaken van de Stad Parijs, voorzitter van het Centre Pompidou, voorzitter van TV5 Monde, voorzitter van de Établissement public du château de Versailles, voorzitter van Arts décoratifs en, niet te vergeten natuurlijk, van 2002 tot 2004: minister van Cultuur en Communicatie. Zijn engagement voor de openbare culturele acties blijkt met name uit de steun die hij verleende aan de culturele decentralisatie, toen hij aan de basis lag van de projecten van het Centre Pompidou-Metz en van het LouvreLens, evenals van de promotie van het mecenaat via de wet van 1 augustus 2003 betreffende het mecenaat en de stichtingen die hij opstelde. Hij leidde trouwens ook de activiteiten van de Fondation Pinault in Venetië, in het Palazzo Grassi en het Punta della Dogana. Sinds 2011 is hij actief in het advies voor en de ontwikkeling van culturele projecten. Op verzoek van de burgemeester van Nice werd hij voorzitter van de actiegroep om de Winterstad Nice en zijn Promenade des Anglais te laten opnemen op de Unesco-lijst van werelderfgoed.
© J.Oppenheim
PIERRE YOVANOVITCH Binnenhuisarchitect Pierre Yovanovitch begon zijn carrière bij Pierre Cardin, waar hij de mannencollecties ontwierp. Na acht jaar besliste hij om zich volledig te wijden aan zijn passie, de binnenhuisarchitectuur, en opende hij in 2001 zijn agentschap “Pierre Yovanovitch Architecture d’Intérieur” in Parijs. Hij ontwikkelde een moderne stijl “Made in France”, waarin kunst, design, meesterwerken uit de klassieke meubelkunst of vintage gecombineerd werden in een sterke en pure architectuur, badend in een concept van luxe zonder veel uiterlijk vertoon. In 2010 kreeg Pierre Yovanovitch als enige Fransman een plaats in “AD100”, het klassement van de beste binnenhuisarchitecten en decorateurs ter wereld, gepubliceerd door het Amerikaanse tijdschrift Architectural Digest. Als liefhebber van het meubilair van de 20e eeuw, is Pierre Yovanovitch vooral verknocht aan de creaties uit de Scandinavische landen van de jaren 1930 tot 1960 (Frits Henningsen, Axel Einar Hjorth, Paavo Tynell, Flemming Lassen) en uit de Verenigde Staten (Paul Laszlo, Paul Frankl, Robsjohn-Gibbings, James Mont, Harvey Probber). Hij combineert deze met stukken op maat die hij ontwerpt voor een specifieke plek. Pierre Yovanovitch verzamelt zelf moderne kunst en etaleert krachtige en bijzondere werken in zijn interieurs. Hij werkt regelmatig samen met design- en kunstgalerijen waaronder Galerie Eric Philippe, Carpenters Workshop Gallery, Pierre Marie Giraud, Galerie Kreo, Thaddaeus Ropac, Anne de Villepoix. Pierre Yovanovitch tekent ambitieuze residentiële, institutionele, scenografische en commerciële projecten en hotels over de hele wereld. Hij heeft net de laatste hand gelegd aan de eerste flagship store Beauté van Christian Louboutin in Parijs en werkt nauw samen met galerijhouder Kamel Mennour voor de nakende opening van het nieuwe gastronomische restaurant Alléno Paris in het Pavillon Ledoyen. In maart 2015 zal hij op TEFAF de stand van de Galerie Neuse inrichten, na opvallende scenografieën in het Musée des Arts Décoratifs in Parijs in het kader van de tentoonstelling AD Intérieurs, op de Biennale des Antiquaires en op TEFAF. www.pierreyovanovitch.com Perscommunicatie - Bureau J’m - Marie Jacquier
[email protected] + 33 6 13 54 60 12 8
PRAKTISCHE INFORMATIE De Patinoire Royale Veydtstraat 15 1060 Brussel België www.lapatinoireroyale.com Informatie M. +32 (0)495 23 60 70
[email protected] Openingsuren Open van dinsdag tot zaterdag, van 11 tot 13 uur en van 14 tot 19 uur Gesloten op zondag en maandag Tentoonstellingen gratis toegankelijk Bereikbaarheid Metro: Louise (Lijnen 2 en 6) Tram: halte Faider (92 en 97) halte Defacqz (93 en 94) Trein: Brussel-Centraal Parijs > Brussel: 1u30 Londen > Brussel: 2u00 Parking Toegankelijke parking: Hotel Steigenberger, Louizalaan 71, 1050 Elsene Personen met beperkte mobiliteit De tentoonstellingsruimten zijn toegankelijk voor bezoekers met een motorische handicap of voor personen met beperkte mobiliteit.
9