PENSIOENREGLEMENT G VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH VOOR WERKNEMERS IN DIENST VAN RADIO HOLLAND DAN WEL DAARAAN GELIEERDE BEDRIJVEN Inhoudsopgave Artikel 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Titel Algemene bepalingen Karakter regeling Deelnemers Informatieverstrekking Omschrijving van de pensioenaanspraken Pensioengrondslag Deelnemersjaren Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Bijzonder nabestaandenpensioen Wezenpensioen Verevening van pensioen Bijzondere bepalingen ten aanzien van het ouderdomspensioen Bijzondere bepalingen ten aanzien van het nabestaandenpensioen Vervroeging van het ouderdomspensioen Uitstel van het ouderdomspensioen Deeltijdpensionering vanaf de normale pensioendatum Deeltijdpensionering vóór de normale pensioendatum Wijziging van sociale wetten Beëindiging van het deelnemerschap Toeslagen op pensioenaanspraken Waardeoverdracht en afkoop Financiering Korting van aanspraken Wijzigen van de Pensioenovereenkomst Herverzekering van pensioenaanspraken Uitgesloten risico’s Uitbetaling van pensioen Overdracht, inpandgeving van rechten, enz. Overgangsregeling Slotbepaling Inwerkingtreding
1 2 2 3 5 5 6 6 7 7 8 8 10 10 11 11 12 12 13 13 13 13 14 15 15 15 16 16 17 17 17 17
Artikel 1 Algemene bepalingen In dit Pensioenreglement, alsmede in eventuele aanvullingen hierop zullen de onderstaande termen de betekenis hebben, die daaraan in dit artikel worden toegekend, tenzij uit het zinsverband anders blijkt. a. b. c. d.
het Fonds: de stichting: “Stichting Pensioenfonds Imtech”; de Statuten: de Statuten van het Fonds; het bestuur: het bestuur van het Fonds; de Raad van Bestuur: de Raad van Bestuur van de naamloze vennootschap “Imtech N.V.”, gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te Gouda; e. de aangesloten vennootschap: de instelling als bedoeld in Artikel 4 van de Statuten; f. de werknemer: de werknemer die een arbeidsovereenkomst met een aangesloten vennootschap is aangegaan; g. de deelnemer: de werknemer, die ingevolge Artikel 3 als deelnemer is aangewezen; h. de gewezen deelnemer: degene met wie de arbeidsovereenkomst met de aangesloten vennootschap is beëindigd en die recht of aanspraak op pensioen jegens het Fonds heeft;
1 van 17
i. j. k. l.
m.
n. o.
p. q.
r.
s. t. u. v. w. x. y. z. aa.
gepensioneerde: degene voor wie een uitkering van ouderdomspensioen is ingegaan; pensioengerechtigde: degene voor wie een pensioenuitkering (ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen of wezenpensioen) is ingegaan; de echtgenoot: de echtgeno(o)t(e) van de deelnemer of de gewezen deelnemer; de geregistreerde partner: de ongehuwde persoon die als partner van de deelnemer of gewezen deelnemer is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand op grond van Artikel 1:80a BW. In dit Pensioenreglement wordt een geregistreerde partner gelijkgesteld met een echtgenoot; de partner: een ongehuwde persoon, niet zijnde een geregistreerde partner of een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde deelnemer of gewezen deelnemer een gezamenlijke huishouding voert, die in een notarieel bekrachtigd samenlevingscontract, waarin (enige) vermogensrechtelijke aangelegenheden zijn opgenomen, is aangewezen als begunstigde van het nabestaandenpensioen en die door de deelnemer of gewezen deelnemer bij het bestuur is aangemeld; de gewezen echtgenoot: de echtgenoot van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; de gewezen geregistreerde partner: de geregistreerde partner van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie het geregistreerd partnerschap is beëindigd anders dan door de dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerde partnerschap in een huwelijk; de gewezen partner: de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie het partnerschap is geëindigd; de nabestaande: de hiervoor omschreven echtgenoot, geregistreerde partner, partner, gewezen echtgenoot, gewezen geregistreerde partner of gewezen partner na overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer; het kind: het kind van de deelnemer of gewezen deelnemer, dat tot deze deelnemer of gewezen deelnemer in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het stief- en pleegkind van de deelnemer of gewezen deelnemer. Onder stief- en pleegkind wordt verstaan het stief- en pleegkind dat zowel bij het einde van zijn deelnemerschap als ten tijde van zijn overlijden als zijn eigen kind wordt onderhouden en opgevoed; arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid conform de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover ontstaan tijdens het dienstverband met een aangesloten vennootschap; normale pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer 65 jaar wordt; pensioendatum: de dag waarop de deelnemer daadwerkelijk met pensioen gaat; PW: Pensioenwet; waardeoverdracht: waardeoverdracht in de zin van Artikel 1 van de PW; pensioenovereenkomst: de in dit reglement vervatte pensioenovereenkomst; Uitvoeringsovereenkomst: een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 PW; Reglement D: het pensioenreglement D van Stichting Pensioen- en Voorzieningsfonds van RadioHolland, zoals dat van toepassing was op 31 december 2005; Reglement F: het pensioenreglement F van Stichting Pensioen- en Voorzieningsfonds van RadioHolland, zoals dat van toepassing was op 31 december 2005.
Artikel 2 Karakter regeling Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van Artikel 1 van de PW. Artikel 3 Deelnemers lid 1 Deelnemers zijn de leden van het personeel die op of na 1 januari 2006 bij een aangesloten onderneming krachtens arbeidsovereenkomst volgens Nederlands recht in dienst zijn getreden, alsmede degenen die na goedkeuring door een aangesloten vennootschap door het bestuur als deelnemer zijn toegelaten op de door het bestuur vast te stellen voorwaarden, welke niet in strijd met de Pensioenwet mogen zijn. Tevens zijn deelnemer aan deze pensioenregeling de deelnemers aan de pensioenregeling van Stichting Pensioen- en Voorzieningsfonds van Radio Holland B.V. zoals die luidde op 31 december
2 van 17
2005 en die op 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst hebben met een aangesloten vennootschap of waarvoor voortzetting van pensioenopbouw plaatsvond op grond van reglement F, artikel 14, lid 7. Vakantiewerkers, oproepkrachten en stagiaires worden niet als deelnemer toegelaten. lid 2 Het deelnemerschap vangt aan op de datum waarop de werknemer een arbeidsovereenkomst met een aangesloten vennootschap is aangegaan, doch niet eerder dan op 1 januari 2006. lid 3 Indien een instelling als aangesloten vennootschap toetreedt vangt het deelnemerschap van de werknemers van deze instelling niet eerder aan dan op het tijdstip waarop de betreffende instelling als aangesloten vennootschap is toegelaten. lid 4 Op verzoek van de Raad van Bestuur kunnen ook andere dan de in lid 1 genoemde werknemers verbonden aan een aangesloten vennootschap als deelnemer worden toegelaten, eventueel onder van dit Pensioenreglement afwijkende voorwaarden. Deze voorwaarden mogen echter niet in strijd zijn met de PW. lid 5 Het deelnemerschap eindigt: a. bij overlijden van de deelnemer; b. bij beëindiging van het dienstverband tussen de deelnemer en de aangesloten vennootschap, zonder dat dit wordt gevolgd door een dienstverband met een andere aangesloten vennootschap; c. op het tijdstip dat een instelling, waarbij de deelnemer in dienst is, niet meer als aangesloten vennootschap kan worden beschouwd; d. op de pensioendatum. lid 6 In tegenstelling tot het bepaalde in lid 5 wordt het deelnemerschap voortgezet indien de deelnemer ten tijde van de eindiging van het dienstverband (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is; alsdan blijft het deelnemerschap bestaan zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt. Artikel 4 Informatieverstrekking lid 1 Het bestuur zal iedere deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap een schriftelijk bewijs van deelnemerschap verstrekken, alsmede een exemplaar van de Statuten en het Pensioenreglement. Het bestuur zal tevens binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan de pensioenovereenkomst op of na 1 januari 2008 een startbrief verstrekken die beantwoord aan het bepaalde bij en krachtens Artikel 21 van de PW. lid 2 Het bestuur zal de deelnemers op de hoogte brengen van wijzigingen in de Statuten en het Pensioenreglement. Tevens stelt het bestuur alle belanghebbenden in staat desgewenst kennis te nemen van de geldende Statuten en het geldende Pensioenreglement. lid 3 Het bestuur zal de deelnemer jaarlijks schriftelijk mededeling doen van de grootte van de voor hem verzekerde pensioenaanspraken, informatie verstrekken over de toeslagverlening en een opgave verstrekken van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig Artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Het bestuur verstrekt op verzoek aan een deelnemer of gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het bestuur kan voor deze opgave een vergoeding vragen. lid 4 Het bestuur verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het bestuur bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. lid 5 Het bestuur verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn/haar opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het bestuur bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn/haar
3 van 17
recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het nabestaanden- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan. lid 6 Het bestuur verstrekt de gewezen echtgenoot bij ontbinding van het huwelijk met de deelnemer of gewezen deelnemer dan wel de gewezen partner bij ontbinding van het partnerschap met de deelnemer of gewezen deelnemer dan wel de gewezen geregistreerde partner na beëindiging van het geregistreerd partnerschap een bewijs van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen alsmede informatie over de toeslagverlening. Het bestuur verstrekt vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het bestuur informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. lid 7 Iedere deelnemer en gewezen deelnemer is verplicht het bestuur in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, relatie met een pensioengerechtigde partner, gezin, adres of graad van arbeidsongeschiktheid. lid 8 Indien de deelnemer zijn ongehuwde partner als begunstigde van het nabestaandenpensioen wenst aan te wijzen, dient de deelnemer dit schriftelijk bij het bestuur aan te melden, waarbij de volgende voorwaarden gelden: - de deelnemer dient een bewijs te overleggen waaruit ten genoegen van het bestuur blijkt dat door betrokkenen een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst is aangegaan, inhoudende (enige) vermogensrechtelijke aangelegenheden en waaruit de onderhoudsverplichting van de deelnemer jegens zijn partner blijkt; - de deelnemer dient een uittreksel uit het bevolkingsregister te overleggen waaruit blijkt dat de deelnemer en zijn partner op hetzelfde adres woonachtig zijn; - de deelnemer dient ten genoegen van het bestuur aan te tonen dat de gezamenlijke huishouding tenminste een half jaar onafgebroken heeft geduurd. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer het bestuur in kennis stelt dat het partnerschap is geëindigd, zal de persoon die als partner was aangewezen als gewezen partner worden beschouwd, indien de deelnemer of gewezen deelnemer stukken overlegt waarin ten genoegen van het bestuur wordt aangetoond dat sprake is van beëindiging van het partnerschap. lid 9 Indien een deelnemer of gewezen deelnemer (gedeeltelijk) eerder dan de normale pensioendatum wenst uit te treden dan dient hij dit minimaal zes maanden voor de gewenste pensioendatum aan het bestuur schriftelijk mede te delen. Indien een deelnemer of gewezen deelnemer (gedeeltelijk) later dan de normale pensioendatum wenst uit te treden dan dient hij dit minimaal zes maanden voor de normale pensioendatum aan het bestuur schriftelijk mede te delen. lid 10 Het bestuur verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde, gewezen echtgenoot, gewezen partner of gewezen geregistreerde partner die aanspraak heeft op bijzonder nabestaandenpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. lid 11 Het bestuur verstrekt een (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde, gewezen echtgenoot, gewezen partner of gewezen geregistreerde partner die aanspraak heeft op bijzonder nabestaandenpensioen op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in Artikel 145 van de PW; f. het eventuele herstelplan als bedoeld in Artikel 138 of Artikel 140 van de PW; g. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h. andere informatie die op grond van Artikel 9 van het besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt.
4 van 17
lid 12 Het bestuur verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde aanspraken. lid 13 Het bestuur verstrekt de informatie als bedoeld in dit Artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de PW zijn gesteld. Artikel 5 Omschrijving van de pensioenaanspraken lid 1 Met inachtneming van de bepalingen van dit Pensioenreglement geeft het deelnemerschap recht op: a. ouderdomspensioen ten behoeve van de deelnemer of gewezen deelnemer; b. nabestaandenpensioen ten behoeve van de echtgenoot, partner of geregistreerde partner van de deelnemer of gewezen deelnemer; c. bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen echtgenoot, gewezen partner of gewezen geregistreerde partner van de deelnemer of gewezen deelnemer; d. wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer of gewezen deelnemer. Artikel 6 Pensioengrondslag lid 1 Op de datum van toetreding als deelnemer en verder elk jaar per 1 januari, wordt voor de deelnemer een pensioengrondslag vastgesteld. Deze pensioengrondslag is gelijk aan 13 maal het op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag geldende maandsalaris, gebaseerd op een fulltime dienstverband, verminderd met een franchise, zoals nader omschreven in lid 2 van dit artikel. De pensioengrondslag wordt in euro’s naar boven afgerond en blijft ongewijzigd tot de eerstvolgende eerste januari. Gratificaties, tantièmes en andere toeslagen, onder welke benaming ook gegeven, blijven bij de bepaling van het salaris buiten beschouwing. Zolang en voor zover een deelnemer arbeidsongeschikt is, wordt uitgegaan van de pensioengrondslag, zoals deze laatstelijk voor intreding van de arbeidsongeschiktheid van toepassing was. Indien een aanpassing van pensioen plaatsvindt, zoals beschreven in artikel 21, wordt de pensioengrondslag voor arbeidsongeschikte deelnemers dienovereenkomstig aangepast. Indien een deelnemer echter in het buitenland werkzaam is, zal voor hem/haar het maandsalaris gelden dat de deelnemer zou hebben genoten in een overeenkomstige functie in Nederland. Dit maandsalaris wordt door de directie van de aangesloten vennootschap vastgesteld. lid 2 Jaarlijks per 1 januari wordt de franchise vastgesteld. De franchise zal in principe jaarlijks worden aangepast in dezelfde mate als waarmee de jaarlijkse uitkering voor een gehuwde ingevolge de AOW wordt aangepast. Het bestuur is bevoegd om, in plaats van deze aanpassing van de AOW, de aanpassing van de salarissen zoals omschreven in lid 4 als uitgangspunt voor de aanpassing van de franchise te nemen. De nieuwe franchise wordt aan de deelnemers bekend gemaakt en in de bijlage bij dit reglement opgenomen lid 3 Negatieve pensioengrondslagen worden gelijk gesteld aan nul. lid 4 De algemene aanpassing van het salarisniveau wordt door de directies van de aangesloten vennootschappen na gezamenlijk overleg vastgesteld en aan het bestuur van het fonds bekend gemaakt. De periode waarover een algemene aanpassing van het salarisniveau wordt bepaald is de periode van 2 januari voorafgaand aan de aanpassing tot en met de 1e januari waarop de aanpassing plaatsvindt. lid 5 Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging van de pensioengrondslag zijn opgebouwd.
5 van 17
Artikel 7 Deelnemersjaren lid 1 Als deelnemersjaren gelden alle in ononderbroken dienstverband bij een aangesloten onderneming doorgebrachte jaren, vanaf 1 januari 2006 tot uiterlijk de normale pensioendatum. lid 2 Het aantal deelnemersjaren wordt in jaren en maanden nauwkeurig bepaald. Hierbij zal een aantal dagen minder dan 16 worden verwaarloosd, terwijl een aantal van 16 dagen of meer voor een volle maand zal worden gerekend. lid 3 Voor de deelnemer met een overeengekomen parttime dienstverband bij een aangesloten onderneming wordt een parttime factor bepaald. Deze parttime factor wordt, voor zover van toepassing, vastgesteld op de datum van toetreding als deelnemer, respectievelijk elk jaar per 1 januari. De laatst vastgestelde parttime factor wordt geacht te gelden voor de toekomstige jaren. lid 4 De in lid 3 bedoelde parttime factor is gelijk aan een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het op de datum van vaststelling van de parttime factor overeengekomen aantal uren per week en de noemer gelijk is aan het normale aantal uren per week, behorende bij een fulltime dienstverband. lid 5 Indien de parttime factor in de loop van het kalenderjaar wijzigt, vindt in tegenstelling tot het bepaalde in lid 3, een tussentijdse aanpassing plaats. Met de gewijzigde parttime factor wordt rekening gehouden met ingang van de wijzigingsdatum. lid 6 Het conform de leden 1 en 2 berekende aantal dienstjaren wordt voor de in lid 3 bedoelde deelnemers vermenigvuldigd met de parttime factor. Indien de parttime factor in enig jaar is gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar, zal deze wijziging uitsluitend worden toegepast op het aantal dienstjaren vanaf de wijzigingsdatum. lid 7 Gedurende een periode van tussen de aangesloten vennootschap en de deelnemer overeengekomen periode van onbetaald verlof, houdt de gewezen deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het nabestaandenpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit nabestaandenpensioen uitgaat boven het nabestaandenpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit nabestaandenpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt. Artikel 8 Ouderdomspensioen lid 1 Het jaarlijkse ouderdomspensioen is gelijk aan 2,25% per dienstjaar van de voor dat dienstjaar geldende pensioengrondslag. Dit ouderdomspensioen wordt verhoogd met het per 31 december 2005 opgebouwde ouderdomspensioen op basis van het op deze datum geldende reglement. lid 2 Op de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van de afgeleide Consumenten Prijs Index alle Huishoudens (CPI) van september tot september, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. lid 3 Het ouderdomspensioen zal na ingang worden uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde. lid 4 Het ouderdomspensioen tot pensioendatum wordt in euro’s naar boven afgrond.
6 van 17
Artikel 9 Nabestaandenpensioen lid 1 Het jaarlijkse nabestaandenpensioen is gelijk aan 70% van het volgens artikel 8 van dit Pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen. Bij overlijden tijdens het deelnemerschap wordt dit ouderdomspensioen berekend in de veronderstelling dat hij/zij tot zijn/haar normale pensioendatum met de laatstelijk voor hem/haar vastgestelde pensioengrondslag en parttime factor deelnemer zou zijn gebleven. lid 2 Het nabestaandenpensioen wordt tot de eerste dag van de maand waarin de 65e verjaardag van de nabestaande valt verhoogd met 30% van het volgens artikel 8 eerste lid totaal in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. Deze verhoging wordt gemaximeerd op 8/7 maal de nominale uitkering van een nabestaande zonder kind, als bedoeld in de Algemene Nabestaandenwet, inclusief vakantie-uitkering en vermeerderd met het verschil in premies volksverzekering over het nabestaandenpensioen voor en na 65 jarige leeftijd. Het maximum wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de bedragen per 1 januari van dat jaar, ervan uitgaande dat het nabestaandenpensioen het enige inkomen is van de nabestaande en zonder rekening te houden met een heffingskorting. lid 3 Indien op grond van artikel 10 bijzonder nabestaandenpensioen is toegekend, wordt dit in mindering gebracht op het conform dit artikel vastgestelde nabestaandenpensioen. lid 4 Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de dag van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. lid 5 Het nabestaandenpensioen wordt tot ingang uitkering in euro’s naar boven afgrond. Artikel 10 Bijzonder nabestaandenpensioen lid 1 Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen die aan de deelnemer zou zijn toegekend, indien het deelnemerschap zou zijn beëindigd op de datum van ontbinding van het huwelijk dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beeindiging van het partnerschap. lid 2 Indien ontbinding van het huwelijk dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het partnerschap plaatsvindt nadat het deelnemerschap is geëindigd, is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan het premievrije nabestaandenpensioen dat op de datum van ontbinding van het huwelijk dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het partnerschap is verzekerd. lid 3 Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de dag van het overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. lid 4 Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer en de echtgenoot respectievelijk geregistreerde partner respectievelijk partner dit bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of in de notariële akte in verband met de gezamenlijke huishouding of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding of de beëindiging van de gezamenlijke huishouding of de beëindiging van het geregistreerde partnerschap anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. lid 5 De gewezen echtgenoot, gewezen partner of gewezen geregistreerde partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen te vervreemden aan een andere gewezen echtgenoot, gewezen partner of gewezen geregistreerde partner van de overleden deelnemer of gewezen deelnemer, mits:
7 van 17
a. het Fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding onherroepelijk is; c. dit wordt overeengekomen bij notariële akte. Artikel 11 Wezenpensioen lid 1 Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het volgens artikel 8 eerste lid berekende ouderdomspensioen, indien en zolang dit kind als halve wees kan worden aangemerkt, en 28% van het volgens Artikel 8 eerste lid berekende ouderdomspensioen, indien en zolang dit kind als volle wees kan worden aangemerkt. Bij overlijden tijdens het deelnemerschap is het bepaalde in de tweede volzin van artikel 9 eerste lid van overeenkomstige toepassing. lid 2 Het wezenpensioen zal worden uitbetaald tot de eerste dag van de maand, volgend op de 21e verjaardag van het kind, dan wel indien eerder tot en met de maand van overlijden van het kind. lid 3 Voor kinderen, van wie de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep, wordt de uitkeringsduur van het wezenpensioen, zolang deze situatie voortduurt, verlengd tot de eerste dag van de maand, volgend op de 27e verjaardag, behoudens voor zover het kinderen betreft die aanspraak kunnen maken op een uitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. lid 4 Het wezenpensioen wordt tot ingang uitkering in euro’s naar boven afgrond. Artikel 12 Verevening van pensioen lid 1 Indien het huwelijk van de deelnemer op of na 1 mei 1995 eindigt door echtscheiding alsmede in geval van scheiding van tafel en bed of in geval van beëindiging van het geregistreerd partnerschap van een deelnemer, heeft de gewezen echtgenoot respectievelijk de gewezen geregistreerde partner een recht op uitbetaling jegens het Fonds van een deel van het aan de deelnemer toekomende ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan 50 procent van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a. de tot verevening verplichte deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap én b. de tot verevening verplichte deelnemer op het tijdstip van echtscheiding of scheiding van tafel en bed respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deelnemerschap zou hebben beëindigd anders dan door arbeidsongeschiktheid, pensionering of overlijden. Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed respectievelijk de beëindiging van het geregistreerd partnerschap, heeft de gewezen echtgenoot een recht op uitbetaling jegens het Fonds van 50 procent van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte gewezen deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. lid 2 In afwijking van lid 1 tweede volzin en lid 1 sub a wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien dit door de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners conform de voorwaarden in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van geregistreerd partnerschap opgesteld op of na 1 mei 1995 of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het Fonds te worden overgelegd.
8 van 17
lid 3 Indien de echtgenoten respectievelijk de geregistreerde partners de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten, dienen zij eveneens ten bewijze hiervan een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de in dit artikel bedoelde overeenkomst aan het Fonds te overleggen. lid 4 Indien op het tijdstip van echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deel van het ouderdomspensioen, waarop recht op uitbetaling bestaat, gelijk of lager is dan het in Artikel 66 van de PW genoemde bedrag wordt het pensioen niet verevend. lid 5 De uitbetaling aan de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partners geschiedt onder de in dit reglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling jegens het Fonds bestaat. lid 6 Zolang de uitkering aan de gewezen echtgenoot respectievelijk de gewezen geregistreerde partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het ouderdomspensioen van de gepensioneerde. Het recht op uitbetaling van ouderdomspensioen van de gewezen echtgenoot respectievelijk geregistreerde partner eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt dan wel, indien eerder, op de laatste dag van de maand waarin de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner overlijdt. Het recht op uitbetaling eindigt eveneens op de laatste dag van de maand waarin de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners een schriftelijke mededeling aan het Fonds hebben gedaan, dat zij met elkaar zijn hertrouwd dan wel, ingeval van scheiding van tafel en bed, zich hebben verzoend dan wel een huwelijk aangaan na een geregistreerd partnerschap dan wel een geregistreerd partnerschap na een huwelijk zijn aangegaan dan wel opnieuw aangaan van een geregistreerd partnerschap. lid 7 Het recht op uitbetaling van de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner jegens het Fonds sluit, zolang dit recht bestaat, uitbetaling van de ter zake van die uitbetaling vastgestelde bedragen inclusief eventuele verhogingen aan de (gewezen) deelnemer uit. lid 8 Het Fonds verstrekt de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner een bewijsstuk waaruit de tijdens het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraak waarop de verevening zal worden gebaseerd blijkt alsmede van de ingangsdatum van de uitbetaling. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een afschrift. lid 9 De contante waarde van het recht op uitbetaling van de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner en het conform Artikel 10 vastgestelde recht op bijzonder nabestaandenpensioen kunnen worden omgezet in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting. De gewezen echtgenoot respectievelijk de gewezen geregistreerde partner die een eigen recht op ouderdomspensioen verwerft, is geen (gewezen) deelnemer in de zin van dit reglement. Het ouderdomspensioen gaat in en wordt uitbetaald conform de bepalingen van dit reglement. Het Fonds verstrekt aan de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner een bewijsstuk van het eigen recht op ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
9 van 17
De (gewezen) deelnemer ontvangt voorts een opgave van zijn verminderd pensioen. lid 10 Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen. lid 11 Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het Fonds worden uitgeoefend, indien de scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan het Fonds is gemeld. lid 12 Het recht op uitbetaling van de gewezen echtgenoot respectievelijk gewezen geregistreerde partner zoals vastgesteld conform lid 1 of lid 2 van dit artikel zal op dezelfde wijze worden verhoogd als de pensioenaanspraken vermeld in Artikel 21. Artikel 13 Bijzondere bepalingen ten aanzien van het ouderdomspensioen lid 1 De (gewezen) deelnemer heeft bij de ingang van het ouderdomspensioen de mogelijkheid om het ouderdomspensioen gedurende een periode van 5 jaar te verhogen. Na deze periode van 5 jaar wordt het ouderdomspensioen verlaagd. lid 2 Indien op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt gekozen voor een gedurende 5 jaar verhoogd ouderdomspensioen gelden de volgende bepalingen (P is gedefinieerd als het ouderdomspensioen bij ingang inclusief de effecten van eventuele afstand van het nabestaandenpensioen zoals in artikel 14 lid 1 is omschreven en exclusief de effecten van tijdelijke verhoging zoals bedoeld in dit lid): a. gedurende de eerste 5 jaar na ingang van het ouderdomspensioen bedraagt het ouderdomspensioen verhogingspercentage% * P; b. na afloop van de periode van 5 jaar na ingang van het ouderdomspensioen bedraagt het ouderdomspensioen verlagingspercentage% * P; c. het niveau van het nabestaandenpensioen en het wezenpensioen wordt door de verhogingen en verlagingen zoals in dit lid omschreven niet aangetast. In de bijlage bij dit reglement zijn de verhogings- en verlagingspercentages opgenomen. Artikel 14 Bijzondere bepalingen ten aanzien van het nabestaandenpensioen lid 1 De (gewezen) deelnemer kan op het tijdstip van ingang van het ouderdomspensioen (gedeeltelijk) afstand doen van zijn/haar aanspraken op nabestaandenpensioen teneinde zijn/haar aanspraak op ouderdomspensioen te verhogen. Indien op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (gedeeltelijk) afstand wordt gedaan van de aanspraken op nabestaandenpensioen op de wijze zoals in dit artikel wordt omschreven, wordt een extra ouderdomspensioen toegekend. De tabel met deze factoren wordt door het bestuur vastgesteld voor een periode van maximaal vijf jaar. De tabel is als bijlage in het reglement opgenomen. De volgende regels zijn van toepassing: a. de keuze kan éénmalig worden gemaakt op het tijdstip van ingang van het ouderdomspensioen en is onherroepelijk; b. de (gewezen) deelnemer dient een schriftelijke verklaring over te leggen waarin hij/zij verklaart afstand te doen van het nabestaandenpensioen en waarin de echtgeno(o)t(e) of partner verklaart met de afstanddoening in te stemmen; deze verklaring dient te zijn gelegaliseerd door een notaris; c. de keuze voor (gedeeltelijke) afstand heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen en op de eventueel vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen reeds verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen; d. indien er sprake is van verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer alleen betrekking op het nabestaandenpensioen van de vrouw of man met wie deze op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is gehuwd of een samenlevings-
10 van 17
overeenkomst heeft en leidt de keuze tot een evenredig mindere mate van verhoging van het ouderdomspensioen. Artikel 15 Vervroeging van het ouderdomspensioen lid 1 Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder ingaan dan op de normale pensioendatum, voor zover de (gewezen) deelnemer op de gewenste ingangsdatum geen arbeidsovereenkomst meer heeft. De vroegste ingangsdatum van het ouderdomspensioen is de eerste dag van de maand waarin de 55e verjaardag valt. Het ouderdomspensioen kan uitsluitend ingaan op de eerste dag van een maand. Een verzoek tot vervroeging van het ouderdomspensioen dient door de (gewezen) deelnemer tenminste zes maanden vóór de door de (gewezen) deelnemer gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. Ingang van het ouderdomspensioen vóór de normale pensioendatum behoeft niet de instemming van een aangesloten vennootschap. lid 2 Ingeval van vervroeging van het ouderdomspensioen wordt het conform Artikel 8 berekende ouderdomspensioen door het fonds op actuarieel neutrale wijze verlaagd. Het bestuur stelt, gehoord de wiskundig adviseur, factoren voor actuarieel neutrale verlaging van het ouderdomspensioen vast, welke sekseneutraliteit als uitgangspunt zullen hebben. Als bijlage bij dit reglement zijn de huidige factoren en de geldigheidsduur daarvan opgenomen. lid 3 Bij vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is, naast de varianten als genoemd in artikel 13 lid 2, in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de normale pensioendatum een aanvullende variant mogelijk: Op verzoek van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan gedurende deze periode een bedrag gelijk aan maximaal tweemaal de op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geldende uitkering, inclusief de vakantie-uitkering, voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 13, eerste lid, en zesde lid, van de Algemene ouderdomswet, worden ontvangen, door uitruil van het ouderdomspensioen. lid 4 De keuze voor vervroeging van het ouderdomspensioen of omzetting als omschreven in lid 3 heeft geen invloed op de hoogte van het nabestaanden- en wezenpensioen en op de eventueel vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen reeds verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen. Indien op grond van de overgangsbepalingen per 1 januari 2006 omzetting in nabestaandenpensioen heeft plaatsgevonden, kan voor dit nabestaandenpensioen van deze bepaling worden afgeweken. Artikel 16 Uitstel van het ouderdomspensioen lid 1 Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen later ingaan dan op de normale pensioendatum. Het bestuur is bevoegd nadere voorwaarden te verbinden aan het uitstellen van het ouderdomspensioen. Uitstel van pensioen, zoals bedoeld in dit lid, is slechts mogelijk indien en voorzover de (gewezen) deelnemer krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam is. Voorts kan de ingangsleeftijd niet later worden gesteld dan 70 jaar. Indien en voorzover de arbeidsovereenkomst voor deze leeftijd wordt beëindigd, gaat het pensioen in. De uiterste ingangsdatum van het ouderdomspensioen is gelegen op de datum waarop het totaal van ouderdomspensioen ten gevolge van het bepaalde in lid 2 het in lid 3 genoemde maximum heeft bereikt. Een verzoek tot uitstel van het ouderdomspensioen dient door de (gewezen) deelnemer tenminste zes maanden vóór de normale pensioendatum schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. Een deelnemer heeft voor het indienen van een verzoek tot uitstel, als in de vorige volzin bedoeld, de toestemming van een aangesloten vennootschap nodig.
11 van 17
lid 2 Bij ingang van het ouderdomspensioen op de eerste dag van een maand gelegen na de normale pensioendatum, wordt het door de deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen, geldend op de normale pensioendatum, door het fonds op actuarieel neutrale wijze verhoogd. Het bestuur stelt, gehoord de wiskundig adviseur, factoren voor actuarieel neutrale verhoging van het ouderdomspensioen vast, welke sekseneutraliteit als uitgangspunt zullen hebben. Als bijlage bij dit reglement zijn de huidige factoren opgenomen. lid 3 Het totale uitgestelde ouderdomspensioen dat de (gewezen) deelnemer van het fonds ontvangt zal nooit meer bedragen dan 100% van de pensioengrondslag, voorzover nodig gereduceerd met de gewogen gemiddelde parttime factor conform artikel 7 lid 3. Het bijbehorende nabestaandenpensioen zal nooit meer bedragen dan 70% van het conform de voorgaande volzin berekende maximale ouderdomspensioen. Artikel 17 Deeltijdpensionering vanaf de normale pensioendatum lid 1 Op verzoek van de (gewezen) deelnemer zal het fonds het ouderdomspensioen op de normale pensioendatum gedeeltelijk laten ingaan. Bij deeltijdpensionering dient de arbeidsovereenkomst met de aangesloten vennootschap voor het corresponderende beëindigingspercentage beëindigd te worden. Gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen van een deelnemer, die na de normale pensioendatum de werkzaamheden bij een aangesloten vennootschap gedeeltelijk wenst voort te zetten, is uitsluitend toegestaan indien die aangesloten onderneming daarmee instemt. Een verzoek tot gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen dient door de (gewezen) deelnemer tenminste zes maanden vóór de door de (gewezen) deelnemer gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. De deelnemer stelt de betreffende aangesloten vennootschap terstond op de hoogte van het indienen van een verzoek als in de vorige volzin bedoeld. lid 2 Het gedeelte van het ouderdomspensioen dat ingaat, wordt berekend conform het bepaalde in artikel 8, naar rato van het gedeelte waarvoor deze pensioenen ingaan. Het gedeelte van het tot de datum van gedeeltelijke ingang opgebouwde ouderdomspensioen dat niet ingaat wordt herrekend conform het bepaalde in artikel 16. Artikel 18 Deeltijdpensionering vóór de normale pensioendatum lid 1 Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder ingaan dan op de normale pensioendatum. De vroegste ingangsdatum van het ouderdomspensioen is de eerste dag van de maand waarin de 55e verjaardag valt. Het ouderdomspensioen kan uitsluitend ingaan op de eerste dag van een maand. Bij deeltijdpensionering dient de arbeidsovereenkomst met de aangesloten vennootschap voor het corresponderende beëindigingspercentage beëindigd te worden. Gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen van een deelnemer vóór de normale pensioendatum, die de werkzaamheden bij een aangesloten vennootschap gedeeltelijk wenst voor te zetten, is uitsluitend toegestaan indien die aangesloten vennootschap daarmee instemt. Een verzoek tot gedeeltelijke vervroeging van het ouderdomspensioen dient door de (gewezen) deelnemer tenminste zes maanden vóór de door de (gewezen) deelnemer gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. De deelnemer stelt de betreffende aangesloten vennootschap terstond op de hoogte van het indienen van een verzoek als in de vorige volzin bedoeld.
12 van 17
lid 2 Het gedeelte van het ouderdomspensioen dat ingaat, wordt berekend conform het bepaalde in artikel 15 lid 2, naar rato van het gedeelte waarvoor het ouderdomspensioen ingaat. Artikel 19 Wijziging van sociale wetten lid 1 Indien sociale wetten worden gewijzigd of wettelijke maatregelen met betrekking tot uitkeringen ten behoeve van de deelnemer, de gewezen deelnemer, diens echtgenoot of partner en/of kinderen worden ingevoerd, kan dit Pensioenreglement worden gewijzigd aan de dan geldende omstandigheden. Door deze wijziging mogen de totale pensioenaanspraken niet lager worden dan die volgens dit Pensioenreglement en de onmiddellijk voor de wijziging of invoering van bovenbedoelde wetten en/of maatregelen bestaande sociale wetten. Rechten op pensioen, verkregen door contributiebetaling door de deelnemers zijn steeds onaantastbaar. lid 2 Indien door wijziging van het Pensioenreglement voorzieningen vrijvallen of het Fonds afkoopsommen van een verzekeraar mocht verkrijgen, blijven deze voorzieningen en afkoopsommen eigendom van het Fonds, doch zullen op verzoek van de aangesloten vennootschappen en na toestemming van het bestuur kunnen worden aangewend voor toekomstige premiebetaling. Artikel 20 Beëindiging van het deelnemerschap lid 1 Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden behoudt de gewezen deelnemer recht op premievrij ouderdomspensioen, premievrij nabestaandenpensioen ten behoeve van zijn echtgenoot of partner en premievrij wezenpensioen ten behoeve van zijn kinderen. lid 2 De in lid 1 bedoelde premievrije aanspraken worden vastgesteld door de voor de deelnemer in uitzicht gestelde pensioenaanspraken te verminderen met de pensioenaanspraken die voor hem zouden worden verzekerd, indien het deelnemerschap zou zijn aangevangen op de datum van beëindiging van het deelnemerschap onder dezelfde omstandigheden. De tijdelijke verhoging van het nabestaandenpensioen, als bedoeld in artikel 9 lid twee, komt te vervallen. lid 3 Indien op een gewezen deelnemer de regeling van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering van toepassing is, worden afhankelijk van de mate waarin de bijdrage van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering daarin voorziet, pensioenaanspraken bijverzekerd. Artikel 21 Toeslagen op pensioenaanspraken Op de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en pensioenrechten wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van de afgeleide Consumenten Prijs Index alle Huishoudens (CPI) van september tot september, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioenrechten worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Artikel 22 Waardeoverdracht en afkoop lid 1 De in Artikel 20 bedoelde premievrije aanspraken kunnen op verzoek van de gewezen deelnemer worden overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij waar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer de pensioenaanspraken van betrokkene heeft verzekerd in alle gevallen waarin de PW zulks toestaat. lid 2 Indien het deelnemerschap eindigt op grond van het bepaalde in Artikel 3 lid 5 sub c kunnen de volgens Artikel 20 vastgestelde premievrije pensioenaanspraken worden overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij dat verbonden is of wordt aan de uitgetreden instelling,
13 van 17
mits dat pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij valt onder de werkingssfeer van de PW. Hierbij wordt rekening gehouden met de bepalingen van deze wet. lid 3 Een waarde die het Fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen in een verhouding 100:70:14. lid 4 Indien de in Artikel 18 bedoelde pensioenaanspraken het in Artikel 66 van de PW bedoelde bedrag niet te boven gaan, heeft het Fonds onder de in Artikel 66 tot en met 68 van de PW genoemde voorwaarden het recht de aanspraken af te kopen. lid 5 De overdrachtswaarde voor de volgens lid 1 respectievelijk lid 2 over te dragen pensioenaanspraken zal worden bepaald met inachtneming van het bepaalde krachtens de PW, het Besluit uitvoering PW en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De afkoopwaarde voor de volgens lid 4 af te kopen pensioenaanspraken wordt vastgesteld op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels, waarbij de eis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid in acht zal worden genomen. De hoogte en geldigheidsduur van de factoren is opgenomen in bijlage I bij dit Pensioenreglement. lid 6 Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken en pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop. Artikel 23 Financiering lid 1 Jaarlijks wordt door de adviserende actuaris de kostendekkende premie bepaald als de som van: a. De jaarinkoop benodigd voor de in het boekjaar te verkrijgen aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen, als bedoeld in artikel 8, 9 en 11 vermeerderd met de risicopremies voor het (tijdelijk) nabestaandenpensioen, wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidsrisico vermeerderd met een opslag voor uitvoeringskosten. b. De solvabiliteitsopslag. Deze opslag wordt zodanig vastgesteld, dat het wettelijk vereiste pensioenvermogen van het fonds, binnen de hiervoor gestelde wettelijke termijn wordt bereikt of gehandhaafd. lid 2 Jaarlijks per 1 januari stelt het bestuur de door de aangesloten vennootschappen en deelnemers verschuldigde pensioenpremie vast. Als uitgangspunt zal deze verschuldigde pensioenpremie minimaal gelijk zijn aan de kostendekkende premie, bedoeld onder lid 1. De vaststelling van de verschuldigde premies geschiedt na advies van de adviserende actuaris. Bij de vaststelling van de premie kan de heffing van de solvabiliteitsopslag, als bedoeld onder lid 1 sub b, geheel of gedeeltelijk achterwege blijven voorzover deze beschikbaar komt uit de niet meer benodigde solvabiliteitsopslag voor de ingegane uitkeringen en voorzover de vermogenspositie van het fonds dit toelaat. Er is in de premie geen bijdrage begrepen voor toekomstige toeslagen, als bedoeld in artikel 21. lid 3 Indien het bestuur de premie niet vast zal stellen op de in lid 2 bedoelde hoogte, zal worden bezien of in enige wijze in het tekort voorzien kan worden. Aanwending van de middelen van het fonds zal slechts mogelijk zijn, indien de toeslag als bedoeld in artikel 21 voor nu en langere termijn gewaarborgd is en voor het overige wordt voldaan aan artikel 129 en 134 van de Pensioenwet. Indien niet in het tekort voorzien kan worden, zal de regeling alsdan worden gewijzigd. lid 4 De verschuldigde premie wordt uitgedrukt als percentage van de som van de pensioengrondslagen van de deelnemers. Op 1 januari 2006 bedraagt de verschuldigde premie 21%. Voor de deelnemer met een overeengekomen parttime dienstverband bij een aangesloten onderneming wordt de pensioengrondslag hierbij vermenigvuldigd met de parttime factor, als bepaald in artikel 7, lid 4. Het nieuwe percentage wordt jaarlijks aan de deelnemers bekend gemaakt en in de bijlage bij dit reglement opgenomen.
14 van 17
lid 5 De jaarlijkse contributie van de deelnemer bedraagt maximaal 40% van het in lid 4 bedoelde percentage, vermenigvuldigd met de laatstelijk voor hem vastgestelde pensioengrondslag. Voor de deelnemer met een overeengekomen parttime dienstverband bij een aangesloten onderneming wordt de conform de vorige volzin bepaalde contributie vermenigvuldigd met de parttime factor, als bepaald in artikel 7, lid 4. lid 6 Indien een deelnemer als gevolg van intredende algehele arbeidsongeschiktheid recht heeft op een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, zal gedurende de periode waarin dit recht bestaat, de storting van contributies en bijdragen worden gestaakt, terwijl niettemin de verzekering van de in Artikel 5 genoemde pensioenen zal worden voortgezet op basis van de toestand per 1 januari, direct voorafgaande aan de datum van intredende algehele arbeidsongeschiktheid. Bij intredende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt het bovenstaande overeenkomstige toepassing in verhouding van het uitkeringspercentage behorende bij de vastgestelde graad van de arbeidsongeschiktheid en die behorende bij algehele arbeidsongeschiktheid. lid 7 De verdere bepalingen over de financiering zijn opgenomen in de tussen het fonds en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst. Een exemplaar van de uitvoeringsovereenkomst ligt voor belanghebbenden ter inzage bij de werkgever. Artikel 24 Korting van aanspraken Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de PW; b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder sub a genoemde dekkingsgraad te herstellen, zonder dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers en andere rechthebbenden of de aangesloten vennootschap onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan Artikel 131 van de PW. Artikel 25 Wijziging van de pensioenovereenkomst lid 1 De aangesloten vennootschappen hebben zich het recht voorbehouden de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. Een aangesloten vennootschap kan uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. lid 2 Het bestuur zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst. lid 3 De werkgever kan zich bij het sluiten of wijziging van de pensioenovereenkomst het recht voorbehouden de premiebetaling, voorzover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Artikel 26 Herverzekering van pensioenaanspraken lid 1 Het bestuur kan de verplichtingen, welke voortvloeien uit dit Pensioenreglement, dekken door het sluiten van overeenkomsten van levensverzekering met één of meer verzekeraars als bedoeld in Artikel 1 van de PW. lid 2 Het Fonds zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polissen worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de belanghebbende aan te wijzen.
15 van 17
Artikel 27 Uitgesloten risico’s lid 1 Met betrekking tot de uitgesloten risico’s gelden, indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar. De polisvoorwaarden liggen bij het bestuur voor pensioengerechtigden ter inzage. lid 2 Het recht op (bijzonder) (tijdelijk) nabestaanden- en/of wezenpensioen gaat verloren voor die pensioengerechtigde, door wiens grove opzet of grove schuld de (gewezen) deelnemer overlijdt. lid 3 Ingeval van terrorisme in de zin van het Clausuleblad terrorismedekking van de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V., kunnen de aanspraken en/of uitkeringen uit hoofde van het Pensioenreglement worden beperkt in een nader bij besluit van het bestuur aan te geven mate en wijze. Artikel 28 Uitbetaling van pensioenen lid 1 De pensioenen zullen worden uitbetaald in maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand. Heeft de eerste of de laatste termijn niet betrekking op een volle kalendermaand dan zal die termijn naar evenredigheid met het aantal dagen waarop die termijn betrekking heeft worden uitbetaald. lid 2 De pensioenen zullen worden uitbetaald aan de in Artikel 5 omschreven pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het kind. lid 3 Uitbetaling van de pensioenen geschiedt onder de volgende voorwaarden: a. de pensioengerechtigde dient een behoorlijk bewijs van zijn in leven zijn te overleggen; b. indien door overlijden van een deelnemer of gewezen deelnemer een (bijzonder) (tijdelijk) nabestaanden- en/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd, zal moeten worden overgelegd een uittreksel uit het bevolkingsregister, vermeldende de datum van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer en op verzoek van het bestuur, indien mogelijk, een verklaring van de geneeskundige die de overleden deelnemer of gewezen deelnemer tijdens diens laatste ziekte of na het ongeval, waardoor de deelnemer of gewezen deelnemer overleed, heeft behandeld of van de nagelaten betrekkingen van de deelnemer of gewezen deelnemer betreffende de aard van de ziekte of van het ongeval, dat de dood veroorzaakt heeft; c. indien het onder b. bedoelde nabestaandenpensioen toekomt aan de partner van een ongehuwde deelnemer, dienen stukken te worden overgelegd, waarin ten genoegen van het bestuur wordt aangetoond dat de gezamenlijke huishouding onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden nog bestond; d. tevens moeten alle andere stukken, welke door het bestuur of de verzekeraar verlangd worden, worden overgelegd. lid 4 Het pensioen wordt uitgekeerd door overmaking op een door de pensioengerechtigde in Nederland aangehouden bank- of girorekening. lid 5 Alle uitkeringen binnen Nederland geschieden zonder kosten voor de belanghebbende(n) met uitzondering van de kosten voor het verstrekken van bovenbedoelde bewijzen en verklaringen. lid 6 Een rechtsvordering tegen het fonds verjaart niet zolang de rechthebbende in leven is. lid 7 Alle uitkeringen zullen geschieden in euro’s. lid 8 De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het Fonds gerechtigd is in te houden en verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
16 van 17
Artikel 29 Overdracht, inpandgeving van rechten enz. De aanspraken ingevolge deze regeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW. Artikel 30 Overgangsregeling voor deelnemers per 1 januari 2006 lid 1 Met ingang van 1 januari 2006 vervangt dit pensioenreglement voor de deelnemers aan deze pensioenregeling het pensioenreglement F van het fonds zoals dat van toepassing was op 31 december 2005. De opbouw van het onder pensioenreglement F van toepassing zijnde overbruggingspensioen is per 31 december 2005 beëindigd. Voor de betreffende deelnemers (vanaf 52 jaar) is per deze datum een premievrij overbruggingspensioen bepaald, conform artikel 13, lid 2 van reglement F. De in lid 1 van artikel 13 bedoelde duur van één jaar heeft hierbij geen toepassing. lid 2 Naast de eventueel onder lid 1 bedoelde aanspraak, wordt voor alle deelnemers per 31 december 2005 een overbruggingspensioen bepaald, ter grootte van het tot en met 31 december 2005 onder reglement F opgebouwde ouderdomspensioen. In afwijking tot de definitie van het overbruggingspensioen wordt het volgens dit lid bepaalde overbruggingspensioen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand, waarin de 65e verjaardag van de deelnemer valt. lid 3 Met instemming van de deelnemer zullen de onder lid 1 en lid 2 bedoelde aanspraken per 1 januari 2006 worden overgedragen naar de vanaf deze datum van toepassing zijnde pensioenregeling ter verwerving van extra aanspraken in deze pensioenregeling. Deze omzetting vindt plaats op basis van collectief actuarieel neutrale grondslagen. Met de belangen van de partner zal op redelijke wijze rekening worden gehouden. lid 4 Indien geen overdracht plaatsvindt van de onder lid 1 en lid 2 bedoelde aanspraken, blijven deze aanspraken onderworpen aan de bepalingen inzake het overbruggingspensioen van het pensioenreglement dat van toepassing was op 31 december 2005. Voor de aanpassing van het premievrije overbruggingspensioen wordt in tegenstelling van het voorgaande van artikel 16 van dit reglement uitgegaan. lid 5 Het maximumbedrag als bedoeld in artikel 12, lid 6 wordt voor de onder dit artikel bedoelde deelnemers ten minste vastgesteld op de som van de in lid 1 en lid 2 bedoelde aanspraken. Artikel 31 Slotbepaling Het bestuur kan in incidentele gevallen afwijkingen van de bepalingen van dit Pensioenreglement toestaan, indien gronden van redelijkheid of billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, mits hierdoor de belangen van de overige deelnemers niet worden geschaad. Artikel 32 Inwerkingtreding Dit reglement wordt geacht in werking te zijn getreden per 1 januari 2006. Het reglement is laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2010.
17 van 17