PENSIOENFEDERATIE
20 12 JAARVERSLAG
Pensioenfederatie De Pensioenfederatie is sinds eind 2010 de overkoepelende belangenbehartiger van de Nederlandse pensioenfondsen. De Pensioenfederatie is voortgekomen uit een samenwerking van de koepels voor bedrijfstak- (Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen – VB), beroeps- (Unie van Beroepspensioenfondsen – UvB) en ondernemingspensioenfondsen (Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen – OPF). Cijfers De Pensioenfederatie behartigt namens meer dan 300 Nederlandse pensioen fondsen de belangen van 5,6 miljoen deelnemers, 2,9 miljoen gepensioneerden en 8,3 miljoen gewezen deelnemers. Circa 85% van alle werkenden is aangesloten bij een collectief pensioenfonds. De pensioenfondsen van de Pensioenfederatie beheren samen ca. 900 miljard euro. Contactinformatie Prinses Margrietplantsoen 90 2595 BR Den Haag Postbus 93158 2509 AD Den Haag T +31 (0)70 7620220
[email protected] www.pensioenfederatie.nl
INHOUD
Voorwoord
4
1 De vereniging
7
2 Thema’s Pensioenverlaging voor veel deelnemers een feit Verhoging pensioenleeftijd en fiscaal kader pensioenregelingen Nieuwe pensioencontracten en FTK Pensioencommunicatie Governance pensioenfondsen Deelname aan en inrichting van het pensioenstelsel Beleggingsbeleid Terugstortingen in de jaren ‘90 Uitvoeringskosten Risicomanagement Europa
14 15 17 20 22 27 30 34 36 38 40 41
3 Bestuurssamenstelling
45
4 Financiële gegevens
47 48
1 Balans per 31 december 2012 (na bestemming van het resultaat) 2 Rekening van baten en lasten over 2012 3 Algemene toelichting 4 Toelichting op de balans 5 Toelichting op de rekening van baten en lasten 6 Overige gegevens: a) resultaatbestemming b) controleverklaring 7 Begroting 2013 Bijlage: controleverklaring van de onafhankelijke accountant Colofon
49 50 51 54 56 57 58 60
VOORWOORD
2012: geen rust aan het pensioenfront In 2012 stond het onderwerp Pensioen volop in de schijnwerpers. De eerste maanden van het jaar stonden in het teken van de pensioenverlagingen die ruim 100 fondsen aan hun deelnemers in het vooruitzicht moesten stellen omdat hun herstel achterliep op schema. Nooit eerder in de geschiedenis was deze ultieme maatregel aan zoveel deelnemers opgelegd. De sector heeft door goed gecoör dineerde informatie de deelnemers hier zo goed mogelijk op voorbereid. Pensioencommunicatie was een thema dat het hele jaar prominent op de agenda bleef staan. Voor de Pensioenfederatie staat voorop dat iedere deelnemer recht heeft op adequate en begrijpelijke informatie, toegesneden op zijn of haar specifieke informatiebehoefte. Om aan deze uiteenlopende informatiebehoeften tegemoet te komen heeft de Pensioenfederatie eind 2012 tijdens haar jaarcongres het ‘Pensioen 1-2-3’ gepresenteerd. In deze uiting wordt informatie over de eigen pensioenregeling in drie lagen aangeboden: naar keuze van de hoofdlijnen tot de kleinste details. In juli maakte een aantal grote pensioenfondsen bekend dat de dekkingsgraden in het eerste halfjaar van 2012 onvoldoende herstel hadden vertoond en dat eerder aangekondigde verlagingen daarom steeds realistischer werden. Het
4
pakket aan pensioenmaatregelen voor 2013 dat de minister van SZW eind september presenteerde bood weliswaar enig soelaas, maar verschafte nog steeds niet de gewenste duidelijkheid over de in de toekomst te gebruiken discontovoet. Het regeerakkoord dat het nieuwe kabinet in oktober presenteerde, bevat een onevenwichtige maatregel die negatief kan uitwerken op de solidariteit tussen generaties. Immers, het fors beperken van de fiscale ruimte om pensioen op te bouwen treft vooral jongeren. Sinds 2012 werken de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid samen aan de Code Pensioenfondsen waarin bepalingen worden vastgelegd over het besturen van een pensioenfonds, het intern toezicht daarop en over het afleggen van verantwoording over wat het pensioenfonds heeft gedaan en wil doen. De Code, die in 2013 wordt afgerond, gaat deel uitmaken van het volledige stelsel van regels, aanbevelingen, convenanten en codes op het terrein van de governance. Ook op Europees vlak was sprake van belangrijke ontwik kelingen en beleidsvoornemens, met mogelijk grote betekenis voor de pensioenvoorziening in Nederland. Hoewel vanuit Brussel steeds weer geruststellende signalen blijven komen over Europese bemoeienis met onze pensioenen, is het zaak om de vinger aan de pols te houden bij dossiers als Financial Transactions Tax, verschillen tussen verzekeraars en pensioenfondsen en internationale overdraagbaarheid van pensioenen. Al in januari 2012 benadrukte de Pensioenfederatie tijdens de eigen jaarlijkse pensioenbijeenkomst in Brussel dat de pensioenstelsels in de EU-lidstaten te verschillend zijn om met één gezamenlijk raamwerk te gaan werken. In de laatste maanden van 2012 krabbelden de dekkings graden van de meeste fondsen voorzichtig op. Het vormde
5
een klein lichtpuntje aan het eind van een niet echt zonnig jaar en het leidde ertoe dat begin 2013 niet 103 maar 66 pensioenfondsen daadwerkelijk een korting moesten doorvoeren die in een aantal gevallen bovendien lager was dan eerder voorspeld. Laten we er met elkaar naartoe werken om dat ene lichtpuntje de komende tijd uit te bouwen tot een helderder baken richting toekomstig herstel! Kick van der Pol, voorzitter Pensioenfederatie Den Haag, juni 2013
6
1
De vereniging
7
De vereniging Sinds 15 november 2010 treden de pensioenkoepels Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB) en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) gezamenlijk naar buiten als de Pensioenfederatie. Vanaf deze datum werden de bureaus van de drie koepels samengevoegd. Als ‘vereniging met volledige rechtsbevoegdheid’ bestaat de Pensioenfederatie sinds 16 juni 2011. De Pensioenfederatie houdt kantoor in het WTC The Hague, Prinses Margriet plantsoen 90 te Den Haag. In 2012 bestond de Pensioenfederatie uit 11 beroeps pensioenfondsen, 66 bedrijfstakpensioenfondsen en 262 ondernemingspensioenfondsen. Gezamenlijk hebben deze pensioenfondsen 5,6 miljoen deelnemers, 2,9 miljoen gepensioneerden en 8,3 miljoen gewezen deelnemers. Ze beheren een vermogen van circa 900 miljard euro. Doelstelling, missie en visie De Pensioenfederatie heeft als doel om de gemeenschappelijke belangen van de bij de pensioenkoepels aangesloten pensioenfondsen te behartigen. De missie van de Pensioenfederatie is de belangen van de Nederlandse pensioenfondsen optimaal te behartigen en de ontwikkeling van het pensioenstelsel te bevorderen. De visie van de Pensioenfederatie is dat het Nederlandse driepijlersysteem zorgt voor de beste pensioenvoorziening voor deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. De Pensioenfederatie komt daarom op voor: • het behoud van het driepijlersysteem; • een sterke en toekomstbestendige tweede pijler, toegespitst op bedrijfstak, onderneming of beroep; • het bevorderen van collectiviteit, solidariteit, verplichtstelling en not-for-profit;
8
•
andhaving van de bestaande rolverdeling: sociale h partners, ondernemingen en beroepsgroepen bepalen de inhoud van de pensioenregelingen; pensioenfondsen voeren de regelingen uit.
De Pensioenfederatie is de vertegenwoordiger van de pen sioenfondsen. Alle contacten die zij onderhoudt, zijn erop gericht het belang van de sector te dienen. De Pensioenfederatie heeft haar missie en visie nader uitgewerkt in de Beleidsagenda 2012 – 2014. Bestuur en Bureau De koepels VB, UvB en OPF hebben elk vier zetels in het bestuur van de Pensioenfederatie. Daarnaast heeft de Pensioenfederatie een onafhankelijk (‘technisch’) voorzitter. De voorzitter maakt geen deel uit van het bestuur en heeft daarin ook geen stemrecht. Het Bestuur vergadert eens in de zes weken (8 maal per jaar). Het Bureau telt 26 vaste medewerkers verdeeld over de directie en de afdelingen Beleid, Communicatie en Secretariaat. Het Bureau vervult een brugfunctie tussen twee werelden: enerzijds de pensioenwereld en anderzijds het politieke en maatschappelijke speelveld in Nederland en in Europa.
Commissies en werkgroepen Het Bestuur en het Bureau worden inhoudelijk ondersteund en geadviseerd door diverse commissies en werkgroepen. In deze commissies en werkgroepen worden diverse thema’s besproken door vakinhoudelijke specialisten van de aangesloten pensioenfondsen of hun uitvoeringsorganisaties.
9
Activiteiten De activiteiten van de Pensioenfederatie bestaan uit de volgende onderdelen: • Collectieve belangenbehartiging; • Informatievoorziening; • Services.
Collectieve belangenbehartiging De Pensioenfederatie behartigt de belangen van haar leden in politiek Den Haag bij de Eerste en Tweede Kamer, de bewindslieden en de departementen. Daar waar dat mogelijk is wordt invloed uitgeoefend op de politieke besluitvorming over wet- en regelgeving. In dit kader hebben medewerkers van het Bureau veelvuldig contact met (met name) de pensioenwoordvoerders in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. In position papers zet de Pensioenfederatie haar standpunten over in behandeling zijnde wetgeving uiteen. Daarnaast onderhoudt het Bureau intensieve contacten met ambtenaren van het ministerie van SZW, maar ook met die van Financiën. De afgelopen jaren zijn de activiteiten van de Pensioenfederatie in Europa steeds prominenter geworden. In Brussel behartigt een permanente vertegenwoordiger de belangen van de Nederlandse pensioenfondsen bij de Europese Commissie, het Europees Parlement en bij de Europese toezichthouder voor pensioenfondsen en verzekeraars, EIOPA. De Pensioenfederatie behartigt de belangen van de Nederlandse pensioenfondsen eveneens bij de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daarnaast onderhoudt zij contacten met diverse beroepsorganisaties, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants (NBA) en het Actuarieel Genootschap (AG). Ook van belang voor pensioenfondsen en het pensioenstelsel zijn het Verbond van Verzekeraars en ouderen- en jongerenorganisaties.
10
Belangrijke gesprekspartners zijn voorts de ‘sociale partners’ en de (centrale) werkgevers- en werknemersorganisaties. Enerzijds zijn dit (in de meeste gevallen) de partijen die de pensioenovereenkomst sluiten. Anderzijds zijn sociale partners vertegenwoordigd in het bestuur van veel pensioenfondsen.
Informatievoorziening De Pensioenfederatie houdt bestuurders en medewerkers van de aangesloten pensioenfondsen via verschillende middelen op de hoogte van haar activiteiten en ontwikke lingen op pensioengebied. • De website: de website van de Pensioenfederatie heeft een openbaar deel met daarin algemene pensioenzaken en actuele ontwikkelingen. Daarnaast is er een besloten deel voor leden. Dit ledennet is uitsluitend bestemd voor bestuursleden en medewerkers van de aangeslotenen pensioenfondsen. Het ledennet biedt toegang tot de vergaderstukken van het bestuur, commissies en werkgroepen. • OverZicht: dit is een periodieke digitale nieuwsbrief voor bestuurders en medewerkers van de aangesloten pensioenfondsen over de activiteiten van de Pensioenfederatie. Het gaat om gesprekken met stakeholders (o.a. DNB, AFM, ministeries), optredens in de media, vorderingen op pensioendossiers en duiding van actuele kwesties. • E-mails en e-mail alerts: urgente informatie die uitsluitend bestemd is voor de aangesloten pensioenfondsen verzendt de Pensioenfederatie per e-mail. • PF: dit is het kwartaalmagazine van de Pensioenfederatie. PF brengt de visie en standpunten van de Pensioen federatie in beeld, laat de rol van beïnvloeding zien bij het optimaal kunnen behartigen van de belangen van de Nederlandse pensioenfondsen en het maakt duidelijk wat de Pensioenfederatie voor de aangesloten pensioen-
11
•
•
fondsen doet. Alle leden ontvangen de papieren versie per post. De digitale versie staat als PDF op de website. Mail Actueel: dit is een mailservice van de website van de Pensioenfederatie. Geïnteresseerden ontvangen een melding van nieuwe (pers)berichten, standpunten, publicaties, aanvullingen op themapagina’s en overige documenten die op de website van de Pensioenfederatie zijn geplaatst. Nieuwsflits: de dagelijkse Nieuwsflits biedt geïnteresseerden op werkdagen een overzicht van het pensioennieuws uit diverse media.
Services Circa 6 keer per jaar organiseert de Pensioenfederatie (reguliere) themabijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten komen actuele onderwerpen aan de orde. De themadagen zijn een goed middel voor zowel het op peil houden van de pensioenkennis als voor het onderling uitwisselen van kennis, ervaringen en meningen. Wanneer de actuele ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, worden er ook op ad-hoc-basis themabijeenkomsten (‘roadshows’) georganiseerd. Zo vond er in juni/juli van 2012 een viertal bijeenkomsten plaats naar aanleiding van de publicatie van de hoofdlijnennota FTK. Na het bekend worden van het zogeheten ‘Septemberpakket’ eind september werden er ook weer dergelijke bijeenkomsten gehouden. In november van ieder jaar vindt het jaarcongres plaats. Het is dé dag waarop de aangesloten pensioenfondsen en de Pensioenfederatie elkaar ontmoeten en ook belangrijke stakeholders en overige relaties aanwezig zijn. De Pensioenfederatie ondersteunt de aangesloten pensioenfondsen in de dagelijkse uitvoeringspraktijk met voorbeelddocumenten, aanbevelingen, handleidingen en brochures
12
waarmee de implementatie van nieuwe wet- en regelgeving wordt vergemakkelijkt. Zo publiceerde zij in 2012 onder andere: • Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer (maart 2012); • Handreiking integraal risicomanagement (juni 2012); • Toolkit verlagen van pensioenaanspraken en -rechten (december 2012). Fusie van pensioenkoepels binnen de Pensioenfederatie Eind 2011 zijn de pensioenkoepels die samen de Pensioenfederatie vormen, gestart met een verkenning van de mogelijkheid van een volledige fusie van de VB, UvB en OPF binnen de Pensioenfederatie. Dit houdt in dat de Nederlandse pensioenfondsen zich direct aansluiten bij de Pensioenfederatie en dat de individuele pensioenkoepels ophouden te bestaan. In 2012 zijn de besprekingen over deze mogelijke fusie voortgezet. De voortgang van dit proces is zodanig dat de fusie van de pensioenkoepels in 2014 mogelijk haar beslag kan krijgen.
13
2
Thema's
14
Pensioenverlaging voor veel deelnemers een feit In de loop van 2011 werd steeds duidelijker dat de financiële positie van veel pensioenfondsen zich niet zou herstellen conform het in de herstelplannen opgenomen tijdpad. Dat maakte dat begin 2012 voor het eerst in de geschiedenis op grote schaal pensioenverlagingen moesten worden aangekondigd. Aankondiging verlagingen in 2013 Op 20 februari 2012 publiceerde de Pensioenfederatie de namen en voorgenomen kortingspercentages van pensioenfondsen die hun deelnemers een verlaging van de pensioenen en pensioenaanspraken per 1 april 2013 in het vooruitzicht moesten stellen. Toezichthouder DNB had eerder al gemeld dat het in totaal om 103 fondsen zou gaan met ruim 7 miljoen deelnemers en een gemiddeld verlagingspercen tage van 2,3 procent. In juli 2012 bleek op basis van halfjaarcijfers van een aantal grote fondsen dat het hersteltempo nog steeds te laag was. De kans dat de eerder aangekondigde verlagingen daadwerkelijk zouden moeten worden doorgevoerd, werd daardoor steeds groter. Oorzaak was vooral de zeer lage stand van de rekenrente. Ook bleek uit nieuwe prognoses van het Actuarieel Genootschap dat de levensverwachting verder zou stijgen.
Septemberpakket: UFR en spreiding verlagingen In september presenteerde de demissionaire staatssecretaris van SZW een pakket aan pensioenmaatregelen voor het jaar 2013. Daarbij ging het om de mogelijkheid om pensioen verlagingen over meerdere jaren te spreiden, premiestijgingen in 2013 zoveel mogelijk te beperken, de pensioenrichtleeftijd voor toekomstige opbouw al in 2013 te verhogen tot 67 jaar en om een aanpassing van de discontovoet door introductie van een Ultimate Forward Rate (UFR).
15
Reactie De Pensioenfederatie noemde het pakket in een persreactie ‘overwegend evenwichtig’ maar vond ook dat kansen waren gemist, met name omdat DNB de beleidsregel dat het premieniveau moet bijdragen aan herstel voor 2013 niet wilde laten vervallen. Dit zou met name voor jongeren met zich mee kunnen brengen dat zij na 2013 meer premie moeten gaan betalen terwijl ze door de versobering van de fiscale regels minder pensioenaanspraken voor die premie opbouwen. Ook bepleitte de Pensioenfederatie nader fundamenteel onderzoek naar een discontovoet die een geloofwaardige en realistische weergave biedt van de verplichtingen op korte en lange termijn. Evaluatie herstelplannen ultimo 2012 In de laatste maanden van 2012 vertoonde de financiële positie van veel fondsen enig herstel, met name door positieve beleggingsrendementen op aandelen en obligaties. Dit leidde ertoe dat niet de eerder genoemde 103 maar uiteindelijk 66 fondsen daadwerkelijk de pensioenen per 1 april 2013 met gemiddeld 1,9 procent moesten gaan verlagen, nadat 5 fondsen al per 1 januari 2013 verlagingen hadden doorgevoerd. Toolkit communicatie financiële positie De Pensioenfederatie heeft alle fondsen die eerder een herstelplan hadden opgesteld eind 2012 voorzien van een toolkit met informatie- en hulpdocumenten. De toolkit bevatte onder andere diverse voorbeeldbrieven, een communicatiekalender waarop alle relevante data voor communicatie zijn aangegeven, overzichten met wettelijke communicatieverplichtingen en een kader voor ‘evenwichtige belangenafweging’.
16
80% van de pensioenfondsen hoeft niet te korten in 2013 Bedacht moet worden dat voor 80 procent van de Nederlandse pensioenfondsen in 2013 verlagingen niet aan de orde zijn. Dit betekent evenwel niet dat de deelnemers van deze fondsen gevrijwaard blijven van de gevolgen van de financiële crisis. In de afgelopen jaren zijn veel pensioenen niet meegestegen met de inflatie en dat zal in de komende jaren waarschijnlijk ook niet het geval zijn. Al met al kan op grond van de situatie per 31 december 2012 worden gesteld dat voor het eerst in de geschiedenis in 2013 miljoenen gepensioneerden en werknemers met een verlaging van hun pensioen(opbouw) te maken krijgen. De Pensioenfederatie realiseert zich terdege de soms grote impact hiervan op de inkomenssituatie van gepensioneerden en, in het verlengde daarvan, op het vertrouwen in de pen sioensector.
Verhoging pensioenleeftijd en fiscaal kader pensioenregelingen In 2012 heeft de overheid besloten de AOW- en pensioenrichtleeftijd te verhogen. Tevens heeft het kabinet-RutteAsscher in zijn Regeerakkoord verstrekkende plannen met het Witteveenkader aangekondigd. Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd In 2012 is de Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd aangenomen. Daarmee is voor 2013 de AOW-leeftijd 65 jaar en één maand geworden. De jaren na 2013 gaat de AOW-leeftijd stapsgewijs omhoog tot 67 jaar in 2023. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de verder stijgende levensverwachting. Ook is in de wet vastgelegd dat per 2014 de pensioenrichtleeftijd voor de pensioenopbouw van aanvullend pensioen 67 jaar wordt. Daarnaast wordt de pensioenopbouw voor middelloonregelingen per
17
2014 gemaximeerd op 2,15 procent en voor eindloonregelingen op 1,9 procent per jaar. Sociale partners en pensioenfondsen moeten bezien of door deze wettelijke maatregelen de pensioenregeling per 2014 moet worden aangepast.
Lobby: één pensioenrichtleeftijd De Pensioenfederatie heeft gelobbyd om bij wet mogelijk te maken dat pensioenfondsen op 1 januari 2014 de reeds opgebouwde aanspraken collectief zonder bezwaarmogelijkheid van een deelnemer kunnen omzetten in aanspraken op 67 jaar. Voordeel van deze collectieve omzetting is dat het hanteren van één pensioenrichtleeftijd met name leidt tot eenvoud in de informatie over de individuele pensioen situatie van een deelnemer. Verder zorgt dit ervoor dat deze wetswijziging niet hoeft te leiden tot een toename van uitvoeringskosten. Staatssecretaris Klijnsma van SZW is het daarmee eens en heeft in januari 2013 schriftelijk bevestigd dat die bevoegdheid voor een pensioenfonds onder voorwaarden al bestaat. Een van de voorwaarden is dat het fondsbestuur het besluit tot deze omzetting op basis van evenwichtige afweging van betrokken belanghebbenden kan rechtvaardigen. Lobby: variabilisering in hoogte ouderdomspensioen Ook heeft de Pensioenfederatie er succesvol voor gelobbyd om mensen die vóór 2013 al een ouderdomspensioen ontvangen maar nog geen 65 jaar zijn de mogelijkheid te bieden om voorafgaand aan het bereiken van de 65-jarige leeftijd het AOW-gat te dichten via variabilisering in hoogte van het ouderdomspensioen. Het pensioenfonds moet wel eerst besluiten om dit aan de bedoelde groep gepensioneerden aan te bieden. Vervolgens zal het pensioenfonds vóór 1 januari 2016 aan iedere gepensioneerde uit deze groep de keuze voorleggen of hij/zij van deze mogelijkheid gebruik wil maken. De keuze moet zijn gemaakt voordat men 65 jaar wordt en vóór 1 januari 2016. Reeds gepensioneer-
18
den die bijvoorbeeld pas in 2016 of 2017 65 jaar worden, komen dus ook in aanmerking voor deze keuzemogelijkheid mits de keuze wordt gemaakt vóór 2016.
Lobby: uitstel pensioen tot nieuwe AOW-leeftijd De Pensioenfederatie heeft zich sterk gemaakt om de ingangsdatum van het pensioen te mogen uitstellen tot de nieuwe AOW-leeftijd. Nu gelden er fiscale voorwaarden om te kunnen uitstellen (zgn. doorwerkvereiste). Via een in de Eerste Kamer aangenomen motie is voor mensen die vóór 1950 zijn geboren individueel uitstel van het pensioen zonder fiscale voorwaarden mogelijk tot 1 april 2015. De Pensioenfederatie bepleit dat iedereen ook na 2015 de mogelijkheid krijgt om de ingangsdatum van het pensioen te laten aan sluiten bij de voor hem of haar geldende AOW-leeftijd.
Regeerakkoord kabinet-Rutte-Asscher
In het regeerakkoord van oktober 2012 heeft het kabinetRutte-Asscher een voornemen tot een versnelde verhoging van de AOW-leeftijd opgenomen. Het is de bedoeling dat de AOW-leeftijd al in 2021 naar 67 jaar stijgt. Ook wil het kabinet vanaf 2015 de pensioenopbouw verder beperken. Het plan is dat vanaf 2015 de opbouwpercentages worden verlaagd naar maximaal 1,75 procent in een middelloonregeling en 1,5 procent in een eindloonregeling. Daarnaast wil het kabinet het fiscaal gunstig opbouwen van pensioen maximeren op een salarisniveau van G 100.000 per jaar.
Standpunt De Pensioenfederatie staat zeer kritisch tegenover het beperken van de fiscale ruimte voor pensioenopbouw. Aanvankelijk hadden die beperkingen een legitieme oorzaak, namelijk de verhoging van de pensioenleeftijd. Als mensen langer moeten doorwerken, kan het jaarlijks opbouwpercentage worden verlaagd om uiteindelijk eenzelfde pensioen te bereiken. De voorgenomen ingrepen gaan verder dan
19
dat en worden vooral ingegeven door budgettaire redenen; bezuinigingen dus. De maatregelen leiden er ook toe dat belastinginkomsten naar voren worden gehaald. De Pensioenfederatie vindt het van belang dat pensioenen niet als geldkraan worden gebruikt om bezuinigingen door te voeren. Dan dreigt immers uitholling van het Nederlandse pensioenstelsel. De Pensioenfederatie wijst daarbij op de drastische gevolgen van de inperking van pensioenopbouw voor met name de jongere deelnemers, die nog maar weinig of geen pensioen hebben opgebouwd. Zij kunnen door de plannen in de toekomst veel minder pensioen opbouwen dan de oudere generaties.
Nieuwe pensioencontracten en FTK
In 2012 heeft de Pensioenfederatie veel tijd en energie gestoken in het nieuwe pensioencontract en het FTK dat dit zou moeten faciliteren. Talloze overleggen zijn gevoerd. Er is dankbaar gebruik gemaakt van de steun en inzet vanuit de leden op technisch ingewikkelde deelonderwerpen zoals kostendekkende premie en discontovoet.
Nieuw pensioencontract
Bij de vormgeving van het nieuwe pensioencontract streeft de Pensioenfederatie naar een contract dat voldoet aan de eisen van deze tijd. Dit betekent zoeken naar een nieuwe balans tussen ambitie, zekerheid en kosten en een financieel toetsingskader dat dit faciliteert. Ook dient er zo gecommuniceerd te worden dat de verwachtingen van de deelnemer overeenkomen met hetgeen beloofd wordt. Deze richting is ook door sociale partners onderschreven in het pensioenakkoord. De Pensioenfederatie heeft in 2012 hard gewerkt aan de nadere uitwerking daarvan. Door de val van het kabinet en de voortdurend gewijzigde plannen voor de oudedagsvoorziening was er eind 2012 uiteindelijk geen sprake meer van een pensioenakkoord waarin ook het kabinet partij is.
20
Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader In mei 2012 heeft minister Kamp van SZW met een brief de Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader naar de Tweede Kamer gezonden. Met deze brief informeerde de minister de Kamer over de aanpassingen van het FTK die het kabinet voor ogen heeft om het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken. Het aangepaste FTK moet nieuwe pensioencontracten mogelijk maken zoals door sociale partners uitgewerkt, maar het kabinet wil ook het FTK voor bestaande contracten verbeteren. Om de aangesloten pensioenfondsen snel en adequaat te informeren, heeft de Pensioenfederatie kort na het verschijnen van de Hoofdlijnennota vier bijeenkomsten voor de achterban gehouden waarin de ins en outs hiervan werden toegelicht. Reactie De Pensioenfederatie heeft met een position paper begin juni 2012 een genuanceerde reactie op de Hoofdlijnennota gegeven. Volgens de Pensioenfederatie is daarin sprake van stappen voorwaarts en gemiste kansen. Het FTK zoals dit is voorgelegd in de Hoofdlijnennota komt onvoldoende tegemoet aan de wensen van de pensioensector. Zo worden er nu twee contractvormen geschetst die haaks op elkaar staan, en lijkt het erop dat pensioenfondsen straks enkel kunnen kiezen tussen een contract dat hoofdzakelijk aanstuurt op een nominale ambitie, óf een contract met een volledige prijsambitie. De meeste fondsen hanteren echter een ambitie die hier ergens tussenin ligt. Deze contracten lijken in de Hoofdlijnennota te worden uitgesloten. Septemberpakket FTK Eind december 2011 kondigde minister Kamp al aan ‘rond de zomer van 2012’ in overleg te zullen treden met de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie om te bezien hoe het beoogde nieuwe toetsingskader op evenwichtige wijze zou kunnen worden betrokken bij de vaststelling van
21
de premies voor 2013 en de eventueel in dat jaar door te voeren verlagingen. Na de totstandkoming van de Hoofdlijnennota en vooral in de maanden augustus en september heeft de Pensioen federatie intensief overlegd met SZW, DNB en de Stichting van de Arbeid over de invulling van een ‘septemberpakket’. Dit septemberpakket richtte zich voornamelijk op een mitigatie van de voorziene premiestijgingen en een spreiding van de aanstaande kortingen. Een ander aspect in dit pakket was het vooruitlopen op het voornemen om de Ultimate Forward Rate (UFR) toe te passen die inmiddels al enkele maanden van kracht was voor de verzekeraars. Op aandringen van de Pensioenfederatie heeft DNB uiteindelijk besloten om een aangepaste UFR in te voeren. Door deze aanpassing is deze rentecurve gemakkelijker te hedgen dan de UFR die voor verzekeraars geldt. In het septemberpakket is voornamelijk bezien hoe het nieuwe FTK, zoals dat in de Hoofdlijnennota staat beschreven, al betrokken kon worden bij de beleidskeuzes die fondsen voor 2013 moesten maken. Daarnaast moest het een evenwichtig pakket zijn voor alle belanghebbenden van het fonds. Dit pakket heeft primair betrekking op 2013. Voor het overgangsjaar 2014 kunnen eventueel nieuwe afspraken gemaakt worden voor het FTK. Ook na de publicatie van het septemberpakket heeft de Pensioenfederatie weer extra thema bijeenkomsten georganiseerd om het pakket toe te lichten aan de aangesloten pensioenfondsen.
Pensioencommunicatie In 2012 hebben de Pensioenfederatie en de aangesloten fondsen communicatief voorgesorteerd op pensioenverlagingen, werden nieuwe UPO-modellen in gebruik genomen, ontwikkelde de Pensioenfederatie in samenwerking met het Verbond van Verzekeraars Pensioen 1-2-3 en participeerde
22
de pensioensector in de werkgroep Pensioencommunicatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Pensioenverlagingen Toen in de loop van 2011 steeds duidelijker werd dat veel pensioenfondsen begin 2012 pensioenverlagingen zouden moeten aankondigen, is besloten om de fondsen hierbij communicatief te ondersteunen. Vroegtijdig werd contact gelegd met het ministerie van SZW en toezichthouders DNB en AFM om elkaars positie rond dit communicatieproces alsmede de timing en toonzetting van boodschappen te bespreken, uiteraard met inachtneming van de eigen rol van partijen hierbij. Voorop stond het gezamenlijke belang dat de slechte boodschap van de pensioenverlagingen tijdig, helder, evenwichtig en genuanceerd naar buiten moest worden gebracht. In december 2011 heeft de Pensioenfederatie alle fondsen voorzien van een ’toolkit’ met daarin onder meer communicatie-aanbevelingen, een overzicht van informatieverplichtingen bij verlaging van pensioen inclusief een checklist, een communicatiekalender met relevante data en voorbeeldbrieven voor communicatie met deelnemers. Aan de media is vroegtijdig gemeld dat de Pensioenfederatie op 20 februari 2012 een overzicht van de fondsen die een pensioenverlaging moesten aankondigen op de eigen website zou plaatsen. Deze gecoördineerde aanpak heeft goed gewerkt en is aanleiding geweest om eind 2012 een vergelijkbare aanpak te kiezen voor de communicatie van de definitieve verlagingen die begin 2013 hun beslag kregen. UPO Sinds 2007 maken pensioenuitvoerders gebruik van het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Het wettelijk verplichte UPO zorgt ervoor dat de pensioenoverzichten van verschillende pensioenuitvoerders onderling vergelijkbaar en optelbaar zijn. In 2012 hebben de pensioenuitvoerders een herzien UPO in gebruik genomen, dat de gezamenlijke
23
werkgroep UPO van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in 2011 had uitgewerkt. Ten opzichte van de modellen 2011 is het UPO in 2012 vooral compacter en meer lezersgericht geworden.
UPO modellen 2013
In 2012 paste de werkgroep de herziene modellen wederom aan voor gebruik in 2013. De aanpassingen betroffen de verwijdering van verwijzingen naar de AOW-leeftijd, de mogelijkheid om aanspraken tot de leeftijd van 67 jaar weer te geven, opties om herstelmaatregelen te vermelden en de verplichting om de deelnemer voor wie een kapitaal- en premieovereenkomst geldt voortaan een realistischer pensioenindicatie te verstrekken. Daarnaast werden drie nieuwe ‘best practice’ UPO-modellen beschikbaar gesteld waarmee pensioenuitvoerders desgewenst ex-partners kunnen informeren over hun aanspraken op bijzonder partnerpensioen.
Pensioen 1-2-3
Op 21 november 2012 nam staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het jaarcongres van de Pensioenfederatie het prototype van de eerste informatielaag van Pensioen 1-2-3 in ontvangst. Pensioen 1-2-3 wordt ontwikkeld door een gezamenlijke werkgroep van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars vanuit de wens om generieke informatie over een pensioenregeling op een geheel nieuwe manier aan de deelnemer aan te bieden. Pensioen 1-2-3 is bedoeld als vervanging van de startbrief en de toelichting bij het UPO en wil de stapeling van wettelijke pensioeninformatie tegengaan. Pensioen 1-2-3 stemt af op de informatiebehoefte van deelnemers door pensioeninformatie gelaagd aan te bieden. In de eerste twee lagen gebeurt dat door gebruik van beeldtaal en korte teksten waarin de essenties van de pensioenregeling op taalniveau B1 vervat zijn. Van werkgeverszijde is er belangstelling om Pensioen 1-2-3 al gedurende het sollicita-
24
tieproces in te zetten als communicatiemiddel met potentiële werknemers. De leden van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars zijn enthousiast over deze uiting. De koepels streven ernaar om het Pensioen 1-2-3 wettelijk te verankeren.
Informatiebepalingen pensioenwetgeving
Eind 2011 zond minister Kamp van SZW de uitkomsten van een rapport over de evaluatie van de informatiebepalingen in de pensioenwetgeving naar de Tweede Kamer. Hieruit bleek dat pensioenuitvoerders over het algemeen de informatiebepalingen uit de pensioenwetgeving goed naleven. Ook bleek dat de huidige informatiebepalingen te gedetailleerd zijn, waardoor pensioenuitvoerders te weinig ruimte krijgen om ‘maatwerk’ te leveren aan hun eigen deelnemers populatie. Ten slotte bleken belangrijke verplichte informatie-uitingen voor een deel van de deelnemers onvoldoende begrijpelijk en duidelijk te zijn.
Werkgroep Pensioencommunicatie SZW
Een van de werkgroepen van het ministerie van SZW ter uitwerking van het pensioenakkoord richt zich specifiek op pensioencommunicatie en bouwt voort op de bovengenoemde evaluatie. Deze breed samengestelde werkgroep waarin ook de Pensioenfederatie participeerde, fungeerde hierbij als klankbord voor SZW. Medio 2012 stuurde minister Kamp het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’ naar de Tweede Kamer. Dit rapport bevat naast een aantal algemene aanbevelingen over pensioencommunicatie ook concrete aanbevelingen over communicatie over koopkracht en risico’s en de periodieke, structurele communicatie over pensioenaanspraken en -rechten door pensioenfondsen en verzekeraars aan belanghebbenden. De Pensioenfederatie kan zich in het merendeel van de aanbevelingen goed vinden. Enkele aanbevelingen onderschrijft de Pensioen federatie niet. Daarbij gaat het om de aanbevelingen over
25
de communicatie over koopkracht en risico’s en om het kwaliteitslabel.
Communiceren over koopkracht en risico’s De Pensioenfederatie is geen voorstander van ‘commu niceren in reële termen’. Zij denkt dat de deelnemer in verwarring raakt als hij al in de eerste communicatielaag met reële bedragen wordt geconfronteerd. Bovendien zijn de reële bedragen verre van zeker. Zo moet voor deze berekening bijvoorbeeld de inflatie van de komende jaren worden ingeschat. Want daarop zijn de reële bedragen gebaseerd: schattingen. Communiceren in reële (Van Dale: ‘echte’) termen suggereert dat het om zekere bedragen gaat. En van dit soort schijnzekerheid willen we nu juist af. Pensioenvergelijker De AFM pleit voor een ‘verplichte en vergelijkbare pensioenvergelijker voor (onderdelen van) alle pensioenregelingen. Deelnemers moeten weten wat de kwaliteit van hun pensioenregeling is, zodat zij rekening kunnen houden met een eventueel tegenvallende pensioenaanspraak en indien nodig tijdig actie kunnen ondernemen’. De Pensioenfederatie vindt zo’n pensioenvergelijker geen goed idee. Kwaliteit is immers een subjectief begrip. Is er sprake van kwaliteit als een regeling ‘onvoorwaardelijk indexeert’, welk prijskaartje daar ook aan hangt? Is de kwaliteit hoog als de regeling ‘alles’ aanbiedt wat een pensioenregeling maar kan aanbieden ongeacht de behoefte van de deelnemer? Het is erg lastig, zo niet onmogelijk, om objectief te bepalen wat ‘kwaliteit’ inhoudt. Een kwaliteitsoordeel van onderdelen van de regeling kan deelnemers bovendien op het verkeerde been zetten. Een kwaliteitsoordeel is nooit meer dan een gemiddeld, algemeen waardeoordeel. Hoe weet een individu of voor hem/ haar belangrijke zaken zijn meegewogen in dat oordeel?
26
Governance pensioenfondsen
In februari 2012 heeft de minister van SZW het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen aangeboden aan de Tweede Kamer. De Pensioenfederatie heeft zich hard gemaakt voor een aantal verbeteringen in het voorstel.
Wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen
Doel van het kabinet met dit wetsvoorstel is om de taken en organen van pensioenfondsen te stroomlijnen, de bestuurbaarheid te vergroten en de bureaucratie te verminderen. De Pensioenfederatie onderschrijft dit. Sterker nog, zij ziet deze integrale aanpak als een noodzakelijke voorwaarde voor de toekomstbestendigheid van de pensioenfondsen. De uitgangspunten waren al benoemd tijdens een internetconsultatie in de zomer van 2011. De behoefte aan een integrale aanpak maakt dat de Pensioenfederatie bedenkingen had tegen het eind januari 2012 door de Eerste Kamer aangenomen initiatiefwetsvoorstel Koser Kaya en Blok. Deze wet richt zich in hoofdzaak slechts op een deelaspect van de governance, namelijk de vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur. Deze wet zal per 1 juli 2013 in werking treden, tenzij – zoals beoogd – de Wet versterking bestuur pensioenfondsen per die datum van kracht wordt. In dat geval zal de initiatiefwet van Koser Kaya en Blok materieel alsnog geen effect hebben.
Inzet van de Pensioenfederatie Voor het behoud van het vertrouwen in het stelsel van aanvullende pensioenen is het, zoals de regering aangeeft, van groot belang dat deelnemers en pensioengerechtigden er zeker van kunnen zijn dat het bestuur van hun fonds deskundig is, ‘in control’ is en hun belangen op evenwichtige wijze afweegt. De Pensioenfederatie heeft er daarbij voortdurend voor gepleit dat het primaat in een pensioenfonds
27
bij belanghebbenden moet blijven liggen: werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden of, in het geval van beroepspensioenfondsen, beroepsgenoten. In dit kader dient de rol van de werkgever niet te worden uitgehold en moet hij alsnog een rol in de verantwoordingsfunctie krijgen. Ook moet een onafhankelijke raad van toezicht geen medebeleidsbepaler worden en dus ook geen inhoudelijke beoordeling van evenwichtige belangenafweging maken. Verder is de Pensioenfederatie van mening dat de deskundigheid en efficiency worden gediend met het one-tier dan wel het two-tier boardmodel. Deze uitgangspunten heeft de Pensioenfederatie gedeeld met de Sociaal Economische Raad, die door de staatssecretaris van SZW in juli 2012 werd gevraagd om advies uit te brengen over het wetsvoorstel. Het advies van de SER komt in grote lijnen overeen met het standpunt van de Pensioenfederatie.
Nota’s van wijziging De Pensioenfederatie is verheugd dat het wetsvoorstel in december 2012 door twee nota’s van wijziging op veel fronten is aangepast: • Het one-tier boardmodel wordt, in tegenstelling tot het two-tier model, alsnog mogelijk gemaakt. • De raad van toezicht krijgt alleen bij institutionele en bedrijfsvoeringissues goedkeuringsrechten en niet meer over de inhoud van het beleid. De raad beoordeelt ook niet ‘hoe’, maar slechts ‘of’ er sprake is van evenwichtige belangenafweging. • Premiemaximering wordt niet langer gezien als een aangrijpingspunt om de positie van de werkgever in het pensioenfondsbestuur uit te hollen. Het wetsvoorstel laat de positie van de werkgever nu over aan het bestuur zelf. Hierbij wordt aangesloten bij de regeling die ondernemingspensioenfondsen nu al kennen: de werk-
28
nemers en pensioengerechtigden hebben tezamen tenminste de helft van de zetels. De Pensioenfederatie bepleit tot slot dat de rol van de werkgever in de verantwoordingsfunctie moet worden hersteld. De deelnemers- en pensioengerechtigdenraad (DPR) is geen adviesorgaan zoals de deelnemersraad, maar heeft de functie van het verantwoordingsorgaan. Het afleggen van verantwoording aan een orgaan waarin slechts een deel van de betrokkenen bij het fonds vertegenwoordigd is, doet geen recht aan het belang van de countervailing power die van belang is voor een optimale governance.
Wet Bestuur en Toezicht
De Wet Bestuur en Toezicht beperkt het aantal te vervullen toezichtfuncties bij grote rechtspersonen. Deze wet is per 1 januari 2013 van kracht en heeft ook gevolgen voor pen sioenfondsen. De mogelijkheid om bijvoorbeeld deskundigheid als bestuurder van een pensioenfonds in een toezichtfunctie bij een aantal pensioenfondsen te gebruiken wordt sterk beperkt. Dit staat haaks op de doelstelling van het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen om de deskundigheid binnen pensioenfondsen te verhogen. Daarom heeft de Pensioenfederatie – met succes – gepleit voor een ruimere regeling voor bestuurs- en toezichtfuncties bij pensioenfondsen. Hiermee is een goed evenwicht gevonden tussen de noodzaak de beschikbare deskundigheid optimaal in te zetten en het voorkomen van ‘old boys networks’. Code Pensioenfondsen en Monitoringcommissie De Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid hebben, mede op instigatie van de minister van SZW, in 2012 het initiatief genomen om een Code Pensioenfondsen op te stellen en in verband daarmee te streven naar de instelling van een Monitoringcommissie. Met dit initiatief wordt het belang dat pensioenfondsen hechten aan goede governance onder-
29
streept en kan worden bevorderd dat de invulling aansluit bij de specifieke aspecten van de sector. Hiermee kan ook het draagvlak worden vergroot onder jongeren en ouderen. In de Code zullen in elk geval de naleving van het diversiteitsconvenant, het bevorderen van deskundig en competent bestuur, de procedure voor ontslag en benoeming, de zittingstermijnen en het beloningsbeleid aan de orde komen. Doel van de Code en de Monitoringcommissie is om een niet vrijblijvende bijdrage te leveren aan de versterking van het bestuur van pensioenfondsen en aldus aan het toekomstbestendig maken van de pensioenfondsensector. Om naleving te waarborgen zal de Code wettelijk verankerd moeten worden en zal een onafhankelijke Monitoringcommissie jaarlijks de naleving monitoren en hierover publiekelijk rapporteren. De Code wordt in 2013 afgerond.
Deelname aan en inrichting van het pensioenstelsel
De positie van zzp’ers in het pensioenstelsel krijgt steeds meer maatschappelijke aandacht. Ook in 2012 is dit item weer regelmatig onderwerp van discussie geweest in de politiek. Daarnaast is in 2012 de Algemene Pensioeninstelling weer actueel geworden. Pensioenvoorziening zzp’ers De aandacht van de politiek voor zzp’ers vloeit voort uit het gebrek aan pensioenopbouw binnen deze doelgroep. Zzp’ers kunnen op verschillende manieren pensioen opbouwen, maar de huidige mogelijkheden worden door deze doelgroep onvoldoende benut. Het vorige kabinet heeft daarom de opdracht gekregen om te inventariseren waarom dat zo is, of het aanbod voldoende aansluit bij de vraag en hoe eventuele belemmeringen voor deelname kunnen worden weggenomen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn begin 2013 bekend gemaakt. Eén van de maatregelen die het kabinet inmiddels heeft genomen om de pensioen-
30
opbouw van zzp’ers verder te stimuleren, is de uitbreiding van de fiscale facilitering van vrijwillige voortzetting van deelname aan een pensioenregeling van 3 naar 10 jaar. Deze uitbreiding geldt vanaf 1 januari 2012.
Amendement en moties In november 2012 heeft het kamerlid Klaver (GroenLinks) een amendement ingediend om voor zelfstandigen vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw tot aan de pensioendatum mogelijk te maken. Dit amendement is geïntegreerd in het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen. In december 2012 zijn twee moties van het kamerlid Van Weyenberg (D66) aangenomen. In de eerste motie wordt de regering verzocht voorstellen te doen om zzp’ers meer mogelijkheden te geven om op vrijwillige basis aanvullend pensioen op te bouwen. In de tweede motie wordt verzocht om de Kamer te informeren over mogelijkheden om de opties voor zzp’ers om op vrijwillige basis mee te doen aan de WIA te verruimen. In de zomer van 2012 kondigde de VVD aan met een initiatiefwetsvoorstel te komen dat zelfstandigen de mogelijkheid moet gaan bieden om in een PPI deel te nemen. Deze ontwikkelingen geven wel aan dat het inkomensvraagstuk van zzp’ers ook in 2013 prominent op de politieke agenda zal blijven staan.
Inzet Omdat er steeds meer zzp’ers bij komen op de arbeidsmarkt, heeft het bestuur van de Pensioenfederatie besloten te bekijken hoe pensioenfondsen kunnen inspelen op de pensioenbehoefte van deze doelgroep. Eind 2012 is een werkgroep geformeerd. De bevindingen van deze werkgroep zijn begin 2013 gepresenteerd.
31
Algemene Pensioeninstelling (API)
Sinds de Europese IORP-richtlijn in 2006 in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd is het in principe voor pensioenuitvoerders mogelijk om grensoverschrijdend pensioendiensten aan te bieden. Door een aantal specifieke kenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel worden in Nederland de mogelijkheden van de richtlijn niet of nauwelijks benut.
Kamerbrief API juni 2012 Eind juni 2012 informeerden de ministers Kamp van SZW en De Jager van Financiën de Tweede Kamer per brief over hun plannen voor een wetsvoorstel tot introductie van een API. De API is de pensioenuitvoerder die alle mogelijkheden van de IORP-richtlijn zou moeten kunnen benutten. Om, zoals minister Kamp zich destijds uitdrukte, ‘zo snel mogelijk aansluiting te vinden op de Europese Markt’, werd in 2007 besloten de API in drie fases in te voeren. De eerste fase was de introductie van de Premie Pensioeninstelling (PPI) voor de uitvoering van DC-regelingen. De tweede fase was de invoering van het multi-ondernemingspensioenfonds. De derde fase is de API die in de brief van juni 2012 wordt bedoeld. Minister Kamp stelt dat met de PPI, het multi-opf en de aanstaande nieuwe mogelijkheden voor de governance die zijn opgenomen in het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen al een aantal elementen voor de vormgeving van een API zijn gerealiseerd. Andere zaken moeten nader geregeld worden: de governance van buitenlandse regelingen, het daarop toepasselijke financieel toetsingskader, de scheiding van pensioenvermogens (‘ringfencing’) en de rechtsvorm.
Domein- en productafbakening Een belangrijk aspect van het huidige pensioenstelsel dat volgens Kamp gewijzigd dient te worden is de domein-
32
afbakening: deze dient volgens hem volledig te worden geschrapt. Iedere Nederlandse of buitenlandse onderneming moet zich kunnen aansluiten bij een pensioenfonds dat fungeert als een API. Dit geldt ook voor pensioenfondsen die tot nu toe een verzekerde regeling hebben. Daarnaast dient de productafbakening te worden aangepast aan de IORP-richtlijn. Die ruimere omschrijving zal dan alleen voor buitenlandse regelingen worden toegepast. Nederlandse regelingen hebben te maken met de striktere omschrijving van de Pensioenwet. Met een pensioenfonds dat langs de bovengeschetste lijnen kan worden vormgegeven acht Kamp de afzonderlijke introductie van een API als nieuwe pensioenuitvoerder naast de reeds bestaande niet langer noodzakelijk. Ten slotte kondigde de minister aan dat een wetsvoorstel ter uitwerking van het een en ander op internet zal worden geconsulteerd.
Bevindingen Pensioenfederatie Op basis van de voorliggende plannen kan de introductie van de API verstrekkende gevolgen hebben. De API raakt onder meer de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars en het verbod op ringfencing. De API wordt niet langer louter als exportproduct voor de Europese pensioenmarkt voorgespiegeld, maar wordt gepresenteerd als de oplossing voor de governanceproblematiek van pensioenfondsen en als middel om schaalgrootte te bewerkstelligen in de tweede pijler. Het lijkt daarmee in belangrijke mate een Nederlandse aangelegenheid te worden. Het voorstel fietst dwars door alle grootschalige veranderingen in de tweede pijler heen. Duidelijk is dat het API-dossier ook in 2013 nog veel denkwerk vraagt.
33
Beleggingsbeleid Pensioenfondsen zijn grote beleggers. Begrijpelijk dus dat het beleggingsbeleid van de sector in de schijnwerpers staat. De afgelopen jaren is de druk op pensioenfondsen om aandacht te besteden aan maatschappelijke verantwoordelijkheid in hun beleggingsbeleid toegenomen. In 2012 kwam daar een groeiende maatschappelijke belangstelling voor investeren in Nederland bij.
Verantwoord beleggen
Het beleid ten aanzien van ‘Verantwoord beleggen’ is de verantwoordelijkheid van het individuele pensioenfonds. Wel is de Pensioenfederatie er voorstander van dat pensioen fondsen aandacht besteden aan de manier waarop zij in hun beleggingsbeleid vorm geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. De concrete invulling ervan zal per pensioenfonds verschillen. Dit hangt onder meer samen met de identiteit van het pensioenfonds en haar achterban, de wijze van beleggen en de grootte van het fonds. Over hun beleid leggen pensioenfondsen verantwoording af aan hun achterban, bijvoorbeeld via het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. Een toenemend aantal pensioenfondsen besteedt op de eigen website aandacht aan het fondsbeleid voor verantwoord beleggen.
Activiteiten De activiteiten van de Pensioenfederatie op het terrein van verantwoord beleggen bestaan uit het bevorderen van de uitvoerbaarheid van de regelgeving op dit gebied en waar nodig uitleg te geven over specifieke thema’s. Zo nam de Pensioenfederatie eind oktober 2012 deel aan een expertmeeting over voedselspeculatie. Deze werd op verzoek van de Tweede Kamer georganiseerd door het ministerie van Economische Zaken met als doel meer zicht te krijgen op de eventuele rol van institutionele beleggers bij de wereldwijde stijging van voedselprijzen.
34
Clustermunitie Eind 2012 nam de Pensioenfederatie deel aan overleggen rond het verbod op het beleggen in clustermunitie dat op 1 januari 2013 van kracht is geworden. De Pensioenfederatie was voorstander van zelfregulering: pensioenfondsen hebben in de afgelopen jaren immers zelf de verantwoordelijkheid genomen om niet te beleggen in clustermunitie. Maar omdat de wetgever toch regelgeving wilde, heeft de Pensioenfederatie zich sterk gemaakt om die regels zo toepasbaar mogelijk te maken. Resultaat was dat toezichthouder AFM in samenspraak met het verantwoordelijke ministerie van Financiën en vertegenwoordigers van de brancheorganisaties van institutionele beleggers een lijst heeft opgesteld met de namen van een twaalftal bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie. Het concrete resultaat van de bemoeienis met dit onderwerp kon pas worden gecommuniceerd nadat de regelgeving op 1 januari 2013 van kracht en openbaar werd. Meteen daarna heeft de Pensioenfederatie alle aangesloten fondsen geïnformeerd over de inhoud van de regelgeving, de lijst van bedrijven waarin niet geïnvesteerd mag worden en hoe fondsen de regelgeving kunnen implementeren.
Investeren in Nederland
In 2012 was er sprake van een toenemende maatschappelijke belangstelling om ‘investeren in Nederland’ te bevorderen. Deze gedachte werd gevoed door de afnemende investeringsmogelijkheden van banken en de overheid vanwege respectievelijk hogere kapitaaleisen en budgetrestricties. Bij zowel banken als overheid ligt de oorzaak daarvan in de financiële crisis. Voor het verminderen van de investeringsproblematiek van banken en overheid keken verschillende maatschappelijke partijen en de politiek vooral naar pen sioenfondsen. Ook in verkiezingsprogramma’s en het regeerakkoord werden pensioenfondsen genoemd als mogelijke bron voor nieuwe investeringen in Nederland.
35
Standpunt Pensioenfondsen staan uiteraard open voor een beroep op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hun primaire taak is echter het optimaal beheren van de premies die werknemers en hun werkgevers opzij leggen voor pensioenuitkeringen. Het standpunt van de Pensioenfederatie is dan ook dat ‘meer investeren in Nederland’ niet ten koste mag gaan van gezond evenwicht bij risico/rendementsafwegingen, en dat de keuze daartoe altijd de verantwoordelijkheid moet blijven van bestuurders van pensioenfondsen. De Pensioenfederatie en ook afzonderlijke pensioenfondsen hebben in verschillende gremia in overleg met kabinet, banken en overheid gezocht naar nieuwe mogelijkheden voor investeringen.
Terugstortingen in de jaren ‘90
In 2012 is er veel aandacht geweest voor de terugstortingen die pensioenfondsen in de jaren ’90 naar werkgevers hebben gedaan. Deze aandacht begon met de motie die in december 2011 door Omtzigt c.s. werd ingediend en waarin de regering werd verzocht de Tweede Kamer een gedetailleerd overzicht te geven van alle terugstortingen door pensioenfondsen in de periode 1985-2005.
Algemeen Overleg februari 2012 Tijdens het Algemeen Overleg van de Commissie SZW van de Tweede Kamer met de minister van SZW op 29 februari 2012 heeft laatstgenoemde toegezegd om samen met DNB en de Pensioenfederatie een pilot met vijf pensioenfondsen te houden om te bezien of de gevraagde gegevens geleverd zouden kunnen worden.
36
Pilotonderzoek In zomer en najaar 2012 heeft PricewaterhouseCoopers (PwC) deze pilot uitgevoerd. De belangrijkste conclusie was dat het niet realistisch is om te verwachten dat een volledig en betrouwbaar overzicht van terugstortingen (en bijstortingen) vanaf 1985 kan worden opgesteld op basis van bij pensioenfondsen beschikbare gegevens. De verklaringen hiervoor zijn deels juridisch, deels van feitelijke aard. Zo vonden de terugstortingen bijvoorbeeld ruim vóór de wettelijke bewaartermijn van zeven jaar plaats. Ook werd het beeld bevestigd dat, onder druk van de overheid, in de jaren ’90 het extra opgebouwde vermogen, de zogeheten buffer, door werkgevers en werknemers in overeenstemming met regelgeving verlaagd is. Via de Wet Brede Herwaardering dreigde de overheid buffers van pensioenfondsen te belasten. Dit maakte het voor pensioenfondsen niet aantrekkelijk om te veel geld in kas te hebben. Hadden sociale partners destijds niet besloten tot verlaging van de buffers, dan was het geld van de pensioenfondsen hoogstwaarschijnlijk gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Door wél tot het verlagen van buffers te besluiten is pensioengeld ten bate gekomen van degenen die het ook ingelegd hebben: werkgevers en werknemers. De pilot wijst in dat kader uit dat het moeilijk, zo niet onmogelijk is, om uitwisselingen tussen verschillende arbeidsvoorwaarden achteraf inzichtelijk te maken.
Verzoek staatssecretaris Klijnsma Staatssecretaris Klijnsma heeft de Pensioenfederatie verzocht haar leden te vragen om aanwezige informatie over de maatregelen in de jaren ‘90 desgevraagd met de deelnemersraad en/of het verantwoordingsorgaan te delen. De Pensioenfederatie heeft alle leden aanbevolen om in het jaarverslag 2013 op te nemen of er van de deelnemersraad en/of verantwoordingsorgaan een dergelijk verzoek is ontvangen en of er gehoor aan is gegeven.
37
Uitvoeringskosten In het najaar van 2011 presenteerde de Pensioenfederatie de Aanbevelingen Uitvoeringskosten. Hierin worden de Nederlandse pensioenfondsen opgeroepen tot vergaande transparantie over de kosten van pensioen- en vermogensbeheer. Hiermee leggen pensioenfondsbesturen verantwoording af aan de deelnemers en de samenleving.
Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer Tijdens het opstellen van de Aanbevelingen werd duidelijk dat de pensioensector behoefte had aan concrete aanwijzingen over de manier waarop vermogensbeheerkosten berekend dienden te worden. Dit resulteerde in de ‘Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer’ die in maart 2012 verscheen. Deze nadere uitwerking verscheen ook in het Engels omdat er internationaal veel belangstelling bestaat voor de manier waarop de Nederlandse pensioensector transparantie over uitvoeringskosten wil bereiken. Communicatie In de Aanbevelingen staat dat de website van een pensioenfonds en het bestuurlijk jaarverslag voor de hand liggende uitingen zijn om verslag te doen van uitvoeringskosten. Deze media zijn geschikt omdat achter de kosten van een pensioenfonds een verhaal schuilt. De kosten zijn het gevolg van keuzes in bijvoorbeeld risicoprofiel, complexiteit van de regeling en verschillen in deelnemersbestanden. De suggestie om jaarverslag en/of website in te zetten laat onverlet dat het aan het bestuur van het fonds zelf is om te bepalen hoe en via welke media het fonds verantwoording over uitvoeringskosten wil afleggen.
38
Comply or explain Een belangrijk aspect in de Aanbevelingen is het ‘comply or explain’ (pas toe of leg uit) principe. De Pensioenfederatie roept alle fondsen op de Aanbevelingen op te volgen. In individuele gevallen kunnen er redenen zijn om daarvan af te wijken. De Aanbevelingen gaan er in dat geval vanuit dat het fonds aan deelnemers en gepensioneerden uitlegt waarom. Tijdens het opstellen van de Aanbevelingen werd duidelijk dat het niet voor alle fondsen mogelijk was om al over het jaar 2011 volledige transparantie van met name bepaalde typen vermogensbeheer- en transactiekosten te geven. Het feit dat onze Aanbevelingen in november 2011 en de Nadere uitwerking in maart 2012 gepresenteerd werden speelde hierbij ook een rol.
Opvolging Aanbevelingen Medio 2012 is voor de eerste keer geëvalueerd hoe de pensioensector de Aanbevelingen heeft opgepakt. In dat kader zijn alle 158 jaarverslagen van pensioenfondsen geanalyseerd die op 12 juli digitaal beschikbaar waren. Deze 158 pensioenfondsen hadden ultimo 2011 722 miljard euro aan belegd vermogen: 91 procent van het totaal aan belegd vermogen van de Nederlandse pensioenfondsen. Hoewel dus lang niet alle fondsen in de evaluatie betrokken zijn, kan door het hoge percentage van het totaal belegd vermogen, het resultaat van de analyse als representatief voor de pensioensector worden beschouwd. Tabel 1 geeft inzicht in de mate waarin de pensioensector gehoor heeft gegeven aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Uit de tabel blijkt dat de ambitie van de Pensioenfederatie ruimschoots is gerealiseerd.
39
Tabel 1 – Mate waarin de aanbevelingen zijn opgevolgd, op basis van onderzoek van de jaarverslagen van 158 pensioenfondsen die samen 91 procent van het totale pensioenvermogen beheren. Kosten Pensioenbeheer in euro per deelnemer
Kosten vermogensbeheer in % van vermogen
Transactiekosten in % van vermogen
Doelstelling
80%
65%
25%
Resultaat
85%
91%
76%
Vervolg 2011 is het eerste jaar waarover sectorbreed vergaande transparantie over de kosten van pensioenbeheer en vermogensbeheer werd gegeven. De komende jaren zal dit naar verwachting verder toenemen, mede omdat vanaf boekjaar 2012 pensioenfondsen meer inzicht in kosten zullen gaan rapporteren aan De Nederlandsche Bank.
Risicomanagement In juni 2012 publiceerde de Pensioenfederatie de Hand reiking Integraal Risicomanagement. Dit document is ont wikkeld door de Commissie Integraal Risicomanagement die daartoe in 2011 werd ingesteld. De Handreiking is bestemd voor bestuursleden van pen sioenfondsen. Doel ervan is om het denken van pensioenfondsbestuurders over risico’s te versterken en te structu reren en hen concrete aanknopingspunten te verschaffen voor de aanpak van het risicomanagement van hun fonds. Het maken van een eenduidige handreiking voor alle fondsen is niet eenvoudig. De verschillen tussen de fondsen zijn immers groot, zowel in omvang en structuur (met name de
40
mate van uitbesteding), als ook in ontwikkelingsfase op het gebied van risicomanagement. De Commissie heeft er naar gestreefd om met deze handreiking elk fonds nuttige aanknopingspunten te bieden om de stand van het risicomanagement van het eigen fonds te toetsen en het beleid en de uitvoering van het risicomanagement verder te versterken.
Europa Europa wordt steeds belangrijker voor pensioenfondsen. In 2012 heeft de Pensioenfederatie haar lobby in Europa verder versterkt, coalities gesloten met de Europese zuster-koepelorganisaties, meegewerkt aan consultaties, position papers geschreven en meer begrip gekweekt voor de belangrijkste kenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel.
Bijeenkomst Brussel
In januari 2012 vond de jaarlijkse bijeenkomst van de Pensioenfederatie in Brussel plaats. Het thema was: ‘The new IORP Directive – on our way towards a European pension market’. Meer dan 100 stakeholders uit Europa en Nederland kwamen bijeen. Gabriel Bernardino, voorzitter van de Europese toezichthouder European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA), Mario Nava, vertegenwoordiger namens Directoraat Generaal Markt, Matti Leppälä, Secretaris-Generaal van de European Federation for Retirement Provision (EFRP, nieuwe naam Pensions Europe) en Benne van Popta (bestuurslid Pensioenfederatie en vice-voorzitter van de EIOPA Occupational Pensions Stakeholder Group) gaven presentaties. Ook werd levendig gediscussieerd over de uitdagingen van een meer geharmoniseerde Europese richtlijn voor Institutions for Occupational Retirement Provisions (IORP-richtlijn) voor pensioeninstellingen in Nederland en in Europa.
41
Witboek Pensioenen In februari 2012 heeft de Europese Commissie het Witboek Pensioenen gepubliceerd. De Pensioenfederatie onderschrijft het belang van pensioenhervormingen om toekomstbestendige pensioenen in Europa te realiseren. Enkele onderwerpen baren de Pensioenfederatie zorgen, met name de plannen inzake de herziening van de IORP-richtlijn.
Herziening IORP-richtlijn
De Pensioenfederatie heeft het jaar 2012 gebruikt om rond de herziening van de IORP-richtlijn een permanente dialoog op gang te brengen met zowel de Europese Commissie, de Nederlandse overheid en De Nederlandsche Bank, alsook met de landen die met Nederland het meest door deze richtlijn worden geraakt: het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Ierland en België. Ter voorbereiding van een door de Europese Commissie georganiseerde hoorzitting heeft de Pensioenfederatie in februari 2012 een political statement gepubliceerd waarin wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van de herziening van de richtlijn.
Consultatie EIOPA In juli 2012 heeft de Pensioenfederatie gereageerd op een consultatie van EIOPA over de technische specificaties van een geplande kwantitatieve impactstudie (QIS) naar de mogelijke gevolgen van nieuwe regelgeving. De Pensioenfederatie heeft in haar reactie haar twijfels over doel, nut en noodzaak van de herziening van de IORP-richtlijn geformuleerd en geeft aan dat de impact van de richtlijn onvoldoende is onderzocht en nog lang niet duidelijk is. Het richtlijnvoorstel houdt te weinig rekening met de verschillen tussen verzekeraars en pensioenfondsen, bijvoorbeeld als het gaat om de mate van zekerheid die de contracten moeten bieden. De Pensioenfederatie maakt zich zorgen over de omvang van de herziening en de hoge kosten die daaruit zullen voortvloeien voor pensioenfondsen en hun belanghebbenden.
42
Gesprek met Commissaris Barnier In oktober 2012 heeft de commissie Internationaal van de Pensioenfederatie gesproken met de Europese Commissaris voor de Interne Markt, Michel Barnier. Commissaris Barnier heeft in dit gesprek goed naar de inbreng van de Pensioenfederatie geluisterd en haar actieve medewerking gevraagd aan de werkzaamheden van de Europese Commissie in het kader van de herziening van de IORP-richtlijn. Kwantitatieve Impact Studie (QIS) In het laatste kwartaal van 2012 namen 9 Nederlandse pensioenfondsen deel aan een QIS. Doel van deze exercitie was, de kwantitatieve gevolgen van de voorgestelde plannen op Nederlandse pensioenfondsen te toetsen en de zogenoemde Holistic Balance Sheet als toekomstig toezichtsinstrument te analyseren. De Pensioenfederatie heeft de uitwisseling van de ervaringen van de deelnemende fondsen en die van DNB gecoördineerd. In februari 2013 is een position paper over de ervaringen van de fondsen uitgebracht. Conclusie is dat de voor de QIS beschikbare tijd veel te kort was om voldoende grondig onderzoek te doen en mogelijke gevolgen goed door te rekenen. Aanvullend onderzoek is daarom absoluut gewenst alvorens kan worden besloten tot een ingrijpende herziening van de IORP-richtlijn. Financial Transaction Tax (FTT) In september 2011 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een Europese belasting op financiële transacties. Dit vormt een bedreiging voor de Nederlandse pensioensector omdat dit leidt tot hoge kosten die aan de deelnemers en gepensioneerden moeten worden doorberekend. Bovendien vreest de Pensioenfederatie dat pensioenfondsen, die juist voor de lange termijn beleggen, door een FTT gedwongen worden om over te stappen op meer liquide beleggingen om aan de belastingverplichtingen op de korte termijn te kunnen voldoen.
43
Begin juni 2012 heeft de Europese Commissie een verklarende notitie over de impact van een FTT voor pensioenfondsen gepubliceerd. In samenwerking met de pensioenuitvoeringsorganisaties heeft de Pensioenfederatie in een position paper aangegeven het op belangrijke punten oneens te zijn met de inhoud van de notitie. Het voorstel haalde geen meerderheid in de Europese Raad. Daarop besloten elf landen, onder aanvoering van Frankrijk en Duitsland, om samen verder te gaan. Na toestemming van de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement zijn deze landen begonnen met een ‘enhanced cooperation procedure’ om te komen tot een FTT. In de loop van 2013 wordt een nieuw voorstel van de Europese Commissie verwacht. De Pensioenfederatie gaat ervan uit dat dit niet sterk zal afwijken van het eerdere richtlijnvoorstel, waarmee de Nederlandse bezwaren onverkort blijven bestaan.
44
3
Bestuurssamen stelling
45
Bestuurssamenstelling
Het bestuur van de Pensioenfederatie bestond eind 2012 uit de volgende personen: K. van der Pol (voorzitter) K.J. Broekhuizen J.W. Duijzer J.B.J. Kemme R. Kragten W.J.M. Noordman K.B. van Popta F.T.M. Rohof G.M.A. Rutten B.A.A.M. van der Stee J.A.G. Steenvoorden X.J. den Uyl H.L.M. Willemse
46
4
Financiële gegevens
47
1 BALANS PER 31 DECEMBER 2012 ACTIVA
2012
Vaste activa Materiële vaste activa Inventaris Hard- en Software Kantoorapparatuur
G
4.432 3.470 3.155
G
11.057
Vorderingen Nog te ontvangen bedragen G 56.507 Vooruitbetaalde kosten 131.667 G Liquide middelen G
188.174 350.031
G
549.262
Vlottende activa
PASSIVA Eigen vermogen Algemene reserve
Kortlopende schulden Loonheffing en sociale lasten Personeelskosten Te betalen kosten
G
G
175.767
10.524 129.526 233.445
G
373.495
G
549.262
48
2 REKENING VAN BATEN EN LASTEN OVER 2012 Begroting Werkelijk 2012 2012 BATEN Contributie leden G 4.670.000 G 4.458.750 Interest en overige baten en lasten 60.000 5.083 Totale baten G 4.730.000 G 4.463.833 LASTEN A. Bureaukosten Personeelskosten G 2.635.000 G 2.567.927 Huisvestingskosten 237.000 231.997 Inventariskosten 87.500 78.849 Kantoorkosten 362.500 279.633 G 3.322.000 G 3.158.406 B. Verenigingskosten Magazine G 150.000 G 108.079 Brochures & handleidingen 15.500 66.963 Kosten informatie EU 111.500 76.238 AEIP 31.000 30.897 EFRP 108.500 111.355 Ombudsman Pensioenen 292.250 244.632 Leerstoel pensioenrecht 20.000 20.000 Expertisecentrum pensioenrecht 22.500 25.188 Diverse lidmaatschappen 8.000 7.316 Bestuurs- en vergaderkosten 25.000 14.998 Jaarverslag 10.000 1.833 Jaarvergaderingen leden 100.000 79.421 Themabijeenkomsten 105.000 99.664 Budget Platform Deelnemersraden 20.000 25.164 Communicatie 100.000 104.527 CEM 10.000 10.000 Diverse projecten 250.000 28.385 Centiq 75.000 75.000 G 1.454.250 G 1.129.660 Totale baten Totale lasten Saldo van baten en lasten
G G G
RESULTAATVERDELING Van/naar bestemmingsres. Imagocampagne Van/naar bestemmingsres. Nw. Huisvesting RESULTAAT
G
49
4.730.000 4.776.250 -46.250
G G G
0 46.250 0
G
4.463.833 4.288.066 175.767
0 0 175.767
3 ALGEMENE TOELICHTING 3.1 Doel De Pensioenfederatie behartigt namens meer dan 300 pensioenfondsen de belangen van 5,6 miljoen deelnemers, 2,9 miljoen gepensioneerden en 8,3 miljoen gewezen deelnemers. De Pensioenfederatie is voortgekomen uit een samenwerking van de koepels voor ondernemings(OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). 3.2 Oprichting De vereniging is opgericht op 16 juni 2011. De daadwerkelijke activiteiten zijn echter pas gestart vanaf 1 januari 2012. Derhalve zijn er geen vergelijkende cijfers over 2011 opgenomen. 3.3 Grondslagen van waardering en bepaling van het resultaat Algemeen De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn gebaseerd op eigen grondslagen. Voor zover niet anders is vermeld zijn de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar. Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs onder aftrek van afschrijvingen bepaald op basis van de geschatte economische levensduur. Afschrijving vindt plaats op basis van een volledig jaar, ongeacht het tijdstip van aanschaf. Vorderingen Vorderingen worden gewaardeerd op nominale waarde, rekening houdende met een voorziening voor oninbaarheid. Hierbij wordt op vorderingen, indien dit noodzakelijk is, een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt bepaald op individuele beoordeling van de debiteuren. Resultaatbepaling Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de bijdragen van de leden, de derden-organisaties en de overige baten en de lasten over het jaar. De afschrijvingen op de materiële vaste activa vinden plaats volgens de lineaire methode op basis van de geschatte economische levensduur. De baten en kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Pensioenregeling De pensioenregeling is ondergebracht bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Dit is een defined benefit-regeling. Deze toegezegd-pensioenregeling is in de jaarrekening verwerkt als een toegezegde bijdrageregeling. De over het boekjaar verschuldigde premies worden als kosten verantwoord. De risico's die niet door de verzekering zijn afgedekt (met name loonontwikkeling en prijsindexatie) komen niet tot uitdrukking in een in de balans opgenomen voorziening.
50
4 TOELICHTING OP DE BALANS ACTIVA Materiële vaste activa G 11.057 (2011: G 0) Het verloop van de materiële vaste activa is als volgt: Verkrijgings- Cumulatieve Boekwaarde prijs waardeverm. 2012 afschrijving Inventaris: stand per 1 januari G 0 G 0 investeringen 2012 4.924 aanschafwaarde desinvesteringen 0 afschrijvingen 2012 492 afschrijvingen desinvesteringen 0 stand per 31 december G 4.924 G 492 G 4.432 Hard- en software: stand per 1 januari G 0 G 0 investeringen 2012 4.338 aanschafwaarde desinvesteringen 0 afschrijvingen 2012 868 afschrijvingen desinvesteringen 0 stand per 31 december G 4.338 G 868 G
3.470
Kantoorapparatuur: stand per 1 januari G 0 G 0 investeringen 2012 3.944 aanschafwaarde desinvesteringen 0 afschrijvingen 2012 789 afschrijvingen desinvesteringen 0 stand per 31 december G 3.944 G 789 G
3.155
G 11.057
Afschrijving vindt plaats op basis van een volledig jaar, ongeacht het tijdstip van aanschaf. De afschrijvingen worden berekend op basis van de volgende normen: Inventaris: 10% Hard- en software: 20% Kantoorapparatuur: 20%
51
31-12-2012 Nog te ontvangen bedragen I 56.507 (2011: I 0) debiteuren G 39.556 interest 3.465 ziektegelden 1.457 depotbedragen 3.374 te vorderen gelden Verbond van Verzekeraars 8.655 overig 0 G 56.507 Alle contributies over 2012 zijn ontvangen. De post debiteuren bestaat volledig uit doorbelastingen aan derden. Alle bedragen van de doorbelastingen aan derden zijn ook ontvangen.
Vooruitbetaalde kosten I 131.667 (2011: I 0) huur- en parkeerkosten G 99.491 huisvestingskosten 11.370 abonnementen reiskosten woon-werk 10.578 verzekeringskosten 627 overige vooruitbetaalde kosten 9.601 G 131.667 Liquide middelen I 350.031 (2011: I 0) kas G 294 rekening courant bank 21.037 depositorekeningen 328.700 G 350.031 De liquide middelen staan ter vrije beschikking.
52
PASSIVA
31-12-2012 Algemene reserve I 175.767 (2011: I 0) Per 1 januari 2012 G 0 Resultaat 2012 175.767 Per 31 december 2012 G 175.767 Het beleid met betrekking tot de vorming van het eigen vermogen is dat er geen reserveringen worden begroot ten laste van de exploitatie. De Algemene reserve mag stijgen tot tweemaal de jaarbegroting van de bureaukosten. Loonheffing en sociale lasten I 10.524 (2011: I 0) december 2012 G 75.858 september 2012: dubbel betaald -65.334 G 10.524 Personeelskosten I 129.526 (2011: I 0) vakantietoeslag G 79.828 vakantiedagen 49.698 overig 0 G 129.526 Te betalen kosten I 233.445 (2011: I 0) crediteuren G 118.452 te betalen gelden VB 56.979 te betalen gelden OPF 19.030 te betalen gelden UvB 6.231 bestuurskosten 10.000 accountantskosten 10.950 administratiekosten 8.069 overig 3.734 G 233.445 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Per 1 januari 2012 heeft de Pensioenfederatie de huurcontracten overgenomen van de koepels VB, OPF en UvB inzake de huur van een deel van de 24e etage van het gebouw WTC The Hague. Het huurcontract loopt tot 1 juli 2020. De werkelijke huur loopt van jaar tot jaar ver uiteen door verleende kortingen en verrekening van BTW. De gemiddelde huurkosten worden elk jaar opgenomen als kosten. De gemiddelde huur per jaar bedraagt G 151.127 (ongeïndexeerd).
53
5 TOELICHTING OP DE REKENING VAN BATEN EN LASTEN Begroting Resultaat 2012 2012 BATEN Contributie leden I 4.458.750 (2011: I 0) totaal contributies
G 4.670.000 G 4.458.750
Interest en overige baten en lasten I 5.083 (2011: I 0) rentebaten banken G 30.000 G 3.464 overige baten en lasten 30.000 1.619 G 60.000 G 5.083
LASTEN A. Bureaukosten Personeelskosten I 2.567.927 (2011: I 0) salariskosten inclusief pensioenpremie G 2.455.000 G 2.494.204 (internationale) reis- en verblijfkosten 95.000 63.129 werving & selectie 25.000 605 opleidingen 60.000 9.989 G 2.635.000 G 2.567.927 Het aantal fte's ultimo 2012 bedroeg 22,2 (2011: 0,0). Eén werknemer (0,8 fte) is werkzaam in België. Alle overige werknemers zijn werkzaam in Nederland.
Huisvestingskosten I 231.997 (2011: I 0) huur kantoorruimte G 137.000 G 143.961 servicekosten 45.000 45.212 parkeerkosten 16.000 14.185 schoonmaakkosten 25.500 18.539 gemeentelijke heffingen 3.000 2.361 overige huisvestingskosten 10.500 7.739 G 237.000 G 231.997
54
Begroting Resultaat 2012 2012 Inventariskosten I 78.849 (2011: I 0) afschrijving inventaris G 50.000 G 492 afschrijving hard- en software 27.000 868 afschrijving apparatuur 9.500 789 gebruik inventaris koepels 0 46.433 gebruik hard- en software koepels 0 22.043 gebruik apparatuur koepels 0 8.224 overige inventariskosten 1.000 0 G 87.500 G 78.849 De vermelde bedragen betreffen zowel de afschrijving op de vaste activa, als de kosten verband houdende met uitgaven onder G 2.500.
Kantoorkosten I 279.633 (2011: I 0) exploitatiekosten fotokopieermachine G 7.000 G 8.389 drukwerk en kantoorbenodigdheden 64.000 19.779 uitbesteding administratie 61.000 56.461 porti en vracht 8.000 12.341 telefoonkosten 25.500 17.844 bankkosten 2.500 816 catering 10.000 3.171 automatisering 102.500 101.743 informatievoorziening 43.500 22.551 verzekeringen 11.500 14.609 accountantskosten 11.000 10.951 overige kantoorkosten 16.000 10.978 G 362.500 G 279.633
B. Verenigingskosten In tegenstelling tot het stabielere verloop van de bureaukosten kennen de verenigingskosten van de Pensioenfederatie een grilliger verloop met uitschieters naar boven en naar beneden. Dit is met name een gevolg van het feit dat er voldoende flexibiliteit moet zijn voor de invulling van de verenigingsactiviteiten gedurende het boekjaar. Met andere woorden: ingegeven door de actualiteit kunnen onverwachte afwijkingen in de begroting (naar boven of naar beneden) optreden.
55
6 OVERIGE GEGEVENS
6 A) RESULTAATBESTEMMING Het positieve resultaat over het boekjaar bedraagt G 175.767. Het positieve resultaat over 2012 is, vooruitlopend op het besluit van de ledenvergadering, toegevoegd aan de Algemene reserve. 6 B) CONTROLEVERKLARING Zie bijlage.
56
7 BEGROTING 2013
BATEN Contributie leden G Interest en overige baten en lasten TOTALE BATEN I
5.826.000 15.000 5.841.000
LASTEN Europa / internationaal G 415.500 Gezicht naar de achterban 1.349.500 Gezicht naar buiten 1.547.000 Beleidsvorming / beleid beïnvloeding 989.500 Bestuurskosten 413.500 Facilitair 965.500 Diverse projecten 200.000 TOTALE LASTEN I 5.880.500 SALDO VAN BATEN EN LASTEN I -39.500 Bestemmingsreserve Nieuwe Huisvesting 39.500 RESULTAAT I 0
57
BIJLAGE
58
59
COLOFON Tekstredactie Gert Kloosterboer Hans Beerepoot Mirjam Lammerts Ontwerp PutGootink
60