Lesidee: Inwisselbaarheid: wat zou jij doen? Stel ….. Jij bent Hertha (een Joods meisje) of Teun (een jonge Nederlandse, niet Joodse bewaker) en je bent verliefd ……. Hoe goed of hoe fout kun je zijn in zo’n situatie? Wat is goed? Wat is fout? Wat als jij die ander was, aan de andere kant van het prikkeldraad? Wat zou jij doen? Doe je dan goed? Doe je dan fout? Hoe inwisselbaar ben jij? Aan de hand van fragmenten uit het script van ‘Hertha, verder geen nieuws’ ga je met elkaar in gesprek over het onderwerp ‘Inwisselbaarheid’. Een moeilijk begrip, maar een begrip dat uitdaagt om je te verplaatsen in die ander. En stel dat jij die ander zou zijn …. Wat doe jij? Aan de hand van teksten uit het script van de voorstelling gaan studenten zich verplaatsen in de situaties van Teun, Isaak en Annie. Wat zou jij doen …. Effect van de les
Duur van de activiteit Reserveren van en/of aanmelden voor de activiteit Aantal personen Doelgroep Benodigdheden Locatie / Ruimte Voorbereiding op de activiteit Werkwijze
Studenten worden in staat gesteld om het standpunt van iemand te bekijken en het te begrijpen. Studenten leveren een inspanning om buiten hun eigen kaders na te denken over wat ze zelf zouden doen in de situaties die zijn omschreven. 2 lesuren (90 minuten) Niet van toepassing.
Afhankelijk van de grootte van de klas. VO en MBO Teksten uit het script van ‘Hertha, verder geen nieuws’. Zie onderaan dit document. A3 papieren en stiften/pennen voor de afsluiting. Klaslokaal. De teksten doornemen en kopiëren en een keuze maken over hoe je de activiteit wilt laten plaatsvinden. Bij werkwijze worden een aantal mogelijkheden genoemd. Verdeel de klas in kleine groepen (4/5 studenten per groep). Iedere groep gaat de drie teksten doornemen. Per tekst kan 20 minuten gerekend worden. Twee studenten uit de groep gaan de rollen spelen. Ze bereiden de tekst voor en gaan het daarna uit spelen. Zo echt als mogelijk! Na het spelen van de teksten, kunnen de vragen die onderaan de tekst genoemd staan beantwoord worden. In totaal vinden er 3 rondes plaats.
Aandachtspunten / Tips
Als afsluiting kan per groep een terugkoppeling gegeven worden. Studenten proberen woorden te geven aan het begrip ‘Inwisselbaarheid’. Wat is inwisselbaarheid? Op een A3 worden de woorden rondom het woord inwisselbaarheid opgeschreven. De foto kan geplaatst worden op Twitter @Deltion_Hertha Mogelijk kunnen de teksten herkenbaar zijn voor studenten die als vluchteling naar Nederland zijn gekomen. Probeer hier aandacht en begrip voor te hebben en ruimte te geven aan de gevoelens van die studenten op dat moment. Het is handig om de groepen tegelijkertijd dezelfde teksten te laten doen,
zodat je als begeleider ook de gesprekken in de groepen kunt volgen.
Heb je deze activiteit uitgevoerd? Laat het weten via Twitter! @Deltion_Hertha
TEKST 1
Aankomst in het kamp
Iedereen leest de tekst in stilte door. Probeer je te verplaatsen in de persoon die deze tekst heeft opgeschreven. Jij bent het die in de trein heeft gezeten en die is aangekomen in het kamp. Het was heftig, maar je hebt een plekje gevonden om woorden te geven aan hoe je je voelt. Je schrijft je indrukken op. Iemand uit de groep gaat de tekst voorlezen. Probeer het gevoel te laten doorklinken in de manier waarop je leest. Neem pauzes, wees soms even stil, om de lading van de tekst tot je door te laten dringen. Na een rit in de trein, eindelijk benen strekken, zijn we hier. Vanaf heel lang geleden, een andere tijd en plek, het lijkt wel een andere wereld. Vanaf ergens waar je zelf beslissingen neemt waar je bepaalt wat je eet waar je naartoe gaat met wie wanneer. Naar hier, waar je zelf kan beslissen overgeen idee in ieder geval beslisten we niet zelf dat we hier zijn en ook niet of en wanneer we weer gaan. Er is maar weinig zeker hier. Ze zeggen dat er vrijheid is, maar het enige dat we weten, is dat er hekken zijn die je eraan herinneren wie je hier bent. Want wij zijn eigenlijk geen mensen. Wij zijn hier omdat iemand anders dat besloot. Ga met elkaar in gesprek over deze tekst. Probeer iedereen aan het woord te laten komen. De volgende vragen kunnen gebruikt worden:
Hoe zou het zijn voor jou? Van een leven waar jij bepaalt wat je wel en niet gaat doen, naar een leven waarin je zelf geen keuzes meer hebt. Een leven waar anderen voor jou beslissen en jij alleen maar kunt doen wat anderen willen? In de tekst staat ‘Ze zeggen dat er vrijheid is’ ……. Heb je een idee hoe er vrijheid kan zijn in een concentratiekamp? Hoe ziet die vrijheid eruit? Onder welke voorwaarden kun je die vrijheid ervaren? ‘Want wij zijn eigenlijk geen mensen.’ Dat is nogal wat! Het gevoel hebben dat je geen mens mag zijn, geen mens bent. Wat blijft er dan van je over? Wat ben je dan?
TEKST 2 Teun is een bewaker Annie is een joods meisje in het kamp Lees de tekst door. Spreek af wie in de groep Teun speelt en wie Annie. Speel de scene. TEUN
Wil jij vanavond met mij dansen?
ANNIE
Ik ben Joods.
TEUN
Nou en.
ANNIE
Jij bent van de Marechaussee.
TEUN
We zijn gewoon een jongen en een meisje.
ANNIE
In een kamp. Waar ik gevangen zit en jij mij gevangen houdt.
TEUN
Ik ben hier ook maar heen gestuurd door de chef.
ANNIE
Je had ook niet kunnen gaan.
TEUN
Dan zat ik hier hetzelfde als jij. Kon ik zo’n lief iemand nooit te dansen vragen en chocola voor haar bewaren.
ANNIE
Kon je keihard werken en veel te weinig eten maar allemaal samen met mij. Mag ik nu gewoon mijn pakje?
TEUN
Eén dansje.
ANNIE
Nee.
TEUN
Als ik een Jood was, had je me zeker wel gewild.
Annie zwijgt. TEUN
Ja hè? Dan had je je gevleid gevoeld door mijn vraag. Naar me gekeken en gezien dat ik best aardig ben en sterke armen heb. En als je dan langer bleef staan, had je geweten dat ik best mooi kan vertellen
en verhalen heb die niets te maken hebben met wie wij hier zijn.
Teun en Annie zijn ongeveer even oud. Maar wat is hun leven verschillend! Teun is bewaker. Het is het werk van Teun om de gevangen in het Kamp te bewaken. Hij is gestuurd door de chef. Teun staat aan de ‘goede’ kant. Na zijn werk gaat hij terug naar huis. Heeft hij tijd en ruimte om een invulling te geven aan zijn vrijheid. Maar Teun is geïnteresseerd in Annie. En … hij heeft aantrekkelijke dingen (chocola) om Annie over te halen te doen wat hij wil …. Annie is Joods en zit gevangen in het kamp. Ze zit aan de ‘slechte’ kant. Een wereld van verschil met Teun. Of Annie wel of niet geïnteresseerd is in Teun weten we niet, maar ze wil niet ingaan op de vraag van Teun om te dansen. Stel jij bent Teun: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Je doet dit werk, je bent gestuurd door je chef. Hoe zou het zijn om bewaker te zijn? Hoe zou het zijn om macht te hebben om anderen te laten doen wat jij wilt? Hoe zou het zijn om jouw macht in te kunnen zetten om anderen over te halen te doen wat jij wilt? Heb je dan eigenlijk een keus? Had jij, had Teun tegen zijn chef kunnen zeggen ‘Ik ga daar niet werken’? Wat als je geweigerd had om daar naar toe gaan? Wat had je nog meer met de chocola kunnen doen?
Stel jij bent Annie: ‐ ‐ ‐
Je zit gevangen, je vrijheden zijn weg. Kun je vrijheden krijgen door wel in te gaan op de vragen van Teun? Teun is een Joodse jongen. Maakt dit uit in deze situatie waarin je allebei gevangen bent? Hoe moeilijk / makkelijk zou het zijn om ‘Nee’ te blijven zeggen tegen Teun?
TEKST 3 Isaak: Joodse jongen in het kamp, verliefd op Hertha Lees de tekst door. Spreek af wie in de groep Teun speelt en wie Annie. Speel de scene. TEUN
Hé. Jij moet oppassen, jongen.
ISAAK (geïrriteerd)
O, toch wel?
TEUN
Wat jij doet met je vlugge handen. Daar moet je mee stoppen.
ISAAK TEUN
Volgens de bewaker van het ketelhuis ben ik anders tergend langzaam. Je weet best wat ik bedoel.
Stilte. TEUN ISAAK
Ik kan je ook je zakken leeg laten maken. En dan. Hoe weet je dat mijn brood niet van mij is. Of mijn geld.
TEUN
Ik weet dat je een medaillon hebt waar een foto in zat van een vrouw. Niet jouw vrouw. Niet jouw moeder ook. Een foto van een vrouw, ergens die je omgedraaid terug hebt gestopt om op de achterkant het gezicht van een meisje te tekenen dat jij toevallig leuk vindt.
Stilte. TEUN (laat weten dat hij zijn naam kent, dat hij weet wie hij is) Stilte. ISAAK
Pak het af.
Isaak.
Sla me dan. Gooi een baksteen naar mijn kop omdat ik iemand leuk vind. TEUN
Omdat je iets gejat hebt. Ik zeg dat je moet oppassen. Ik waarschuw je. Niet voor mij. Mij kan het niet schelen. Maar er zijn er die je zonder pardon kapot zullen maken. Die zetten je morgen nog op de trein.
ISAAK
Dus dat is slecht, de trein? Dus het is waar?
TEUN
Dat weet ik niet.
ISAAK
Waarom zeg je het dan als straf.
TEUN
Ik weet alleen dat die trein naar een plek gaat waar ik niet ben. Waar wij niet heen worden gestuurd om op jullie te letten.
ISAAK
Nou, bedankt. Voor je oplettendheid.
Isaak wil weglopen. TEUN
Ik vind ook iemand leuk, Isaak. Mij maakt het niet uit, als jij zo wilt zijn, als je hard bent, ik snap het. Ik zou het ook zijn hier, ik zou ook gevaar gaan lopen. Maar die meisjes die twee van Aussen die sleur jij niet met je mee.
ISAAK
Nou? Dan nodig je ze toch uit op jullie slaapzaal? Dwing je ze je bed in? Dan néém je ze toch. Als je ze wil.
TEUN
Is dat wat jij zou doen? Als je mij was?
ISAAK
Als ik jou was had ik mezelf allang van kant gemaakt.
TEUN ISAAK
En dan hadden Hertha en Annie ook niet meer geleefd. Hoe bedoel je.
TEUN
Pas jij nou maar op jezelf. Blijf uit beeld dan heb je zo’n medaillon niet eens nodig dan blijven jullie samen hier.
ISAAK
Is dat een dreigement?
Teun loopt weg.
Teun en Isaak. Even oud. Ongeveer net zou oud als jullie. Allebei aan een kant van het prikkeldraad…..Als jij mij was ….. Als ik jou was ….. Als je de tekst leest en/of hoort, dan zijn er voor zowel Isaak als Teun keuzes mogelijk in hoe om te gaan met deze situatie. Wat zeg je wel? Wat zeg je niet? Maak je die ander bang of juist niet? Is dat wet je zegt goed of fout? Een goede weg of een foute weg? Wat zou JIJ doen? Lees de tekst nog eens goed en kijk en lees naar wat er wordt gezegd. Wat zijn momenten in gesprek die ‘lastig’ zijn? Die naar aanvoelen wanneer je het leest. Wat maakt dat het vervelend voelt en wat zou je kunnen doen om het beter te laten voelen? Wat zou jij doen als je Teun of Isaak was?