1
Pedagogisch beleidsplan
voor de kinderopvang door Best 4 Kids
APRIL 2015
2
Voorwoord Kinderopvang Robbedoes (kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang): ouders1 vertrouwen hun dierbaarste ‘bezit’ toe aan professionele leidsters. Dit vertrouwen dat ouders stellen mag niet beschaamd worden. Ouders moeten de zekerheid hebben dat hun kind, als ze niet aanwezig zijn, in een geborgen en veilige omgeving met liefde en zorg door de leidsters wordt opgevangen. De kinderen moeten zich op Robbedoes thuis voelen, moeten kunnen terugvallen op een vertrouwde opvoeder en moeten vanuit die veilige omgeving de wereld om hen heen kunnen verkennen en leren omgaan met andere kinderen. Het creëren van een veilige en geborgen omgeving is een samenspel tussen leidsters, kinderen en de ruimte waarin ze zich bevinden. Vaste leidsters in een groep, die zorgen voor een grote mate van continuïteit is een belangrijke factor. Kinderen kunnen zich zo hechten aan bepaalde personen, waarmee ze vertrouwd raken en waar ze zich veilig voelen. Een veilige kindvriendelijke ruimte met voldoende uitdaging voor baby’s, hummels, peuters en kinderen op de basisschool, draagt bij aan een ongehinderde ontwikkeling van de kinderen. Het pedagogisch beleidsplan geef de visie op de ontwikkeling van het kind en op de taken van de kinderopvang. Het geeft richtlijnen en werkwijzen weer over hoe een veilige en geborgen situatie voor kinderen gewaarborgd kan worden. Het plan dient echter ook om regelmatig na te denken over de wijze waarop we omgaan met kinderen binnen het kinderdagverblijf. Welke doelen streven we na en op welke wijze willen we die doelen nastreven? Door regelmatig hierover na te denken en met leiding, leidsters en ouders te discussiëren wordt de kwaliteit binnen het kinderdagverblijf gewaarborgd. Kwaliteit staat binnen ons Robbedoes hoog in het vaandel.
Tiny Moonen, hoofd kinderdagverblijf Robbedoes April 2015
1
Overal waar ouders staat, kan ook verzorgers worden gelezen
APRIL 2015
3 Inhoudsopgave 1.
Inleiding
2.
Visie op kinderen en opvoeden Visie op ontwikkeling Visie op opvoeden / begeleiden Pedagogisch doel Ontwikkelingsfasen van een kind Sociaal emotionele veiligheid Persoonlijke en sociale competentie Normen en waarden
3
De opvang van kinderen op Robbedoes
3.1.
De dagopvang (0-4 jaar) Omgeving en accommodatie Groepsgrootte Beroepskracht-kind-ratio Stagiaires 4 ogenbeleid Dagindeling per groep Babygroepen Hummelgroepen en de peutergroep Activiteiten die met kinderen worden gedaan Overeenstemming kinderdagverblijf en ouders Intakegesprek Wendag Wenperiode bij de overgang naar een andere groep Contactschriftjes Oudergesprekken De mini-rail Halen en brengen van de kinderen Samenvoegen van groepen ’s ochtends en op het einde van de dag Ruilen van dagen Incidentele opvang (extra dagen) Bezoektijden tijdens de pauze Feesten en Uitstapjes Voeding Hygiëne en veiligheid Ziekte bij kinderen Oudercommissie Stichting Klachtencommissie Kinderopvang
APRIL 2015
4
1.
Inleiding
Waarom een pedagogisch beleidsplan? Het pedagogisch beleidsplan geeft aan welke uitgangspunten en werkwijzen door Best 4 Kids worden gehanteerd. Het plan beschrijft welke visie onze kinderopvang heeft op de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en hoe in grote lijnen getracht wordt deze visie in de praktijk te realiseren. De concretisering in daadwerkelijk handelen van deze visie wordt beschreven in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk staat het pedagogisch handelen centraal. Tevens wordt er informatie gegeven over procedures en werkwijzen die door Best 4 Kids worden gehanteerd. Het pedagogisch beleidsplan is bedoeld voor ouders en voor medewerkers van Best 4 Kids. Voor ouders is het van belang dat ze weten welke pedagogische uitgangspunten binnen de opvang worden gehanteerd. De normen en waarden die het kinderdagverblijf voorstaat, dienen zoveel mogelijk overeen te komen met de waarden en normen die de ouders thuis hanteren. Dit waarborgt de continuïteit in de opvoeding van het kind. Voor medewerkers is het pedagogisch beleidsplan van belang omdat het mede zorg draagt voor een uniforme werkwijze binnen de verschillende groepen van het kinderdagverblijf. Het werkplan, dat het pedagogisch handelen meer concreter beschrijft in hoofdstuk 3, is voor de leidsters een leidraad voor hun dagelijks handelen en waarborgt nog meer de uniformiteit binnen het kinderdagverblijf. Zeker voor nieuwe medewerkers zijn het pedagogisch beleids- en werkplan handvaten om hun draai binnen Robbedoes te vinden. Kortom, het pedagogisch beleidsplan biedt voor alle betrokkenen duidelijkheid over de visie van Best 4 Kids op het opvoeden van kinderen. Pedagogisch beleidsplan en kwaliteitszorg Binnen Robbedoes wordt gestreefd naar kwaliteit. Dit wil zeggen dat de zorg voor de kinderen en de wijze waarop met kinderen wordt omgegaan moet voldoen aan vooraf beschreven kwaliteitsnormen. Deze normen hebben betrekking op de verzorging, voeding, hygiëne en de omgang (bijvoorbeeld straffen en belonen) met kinderen. In de BSO wordt zowel aandacht besteed aan groepsprocessen als aan de individuele ontplooiingsmogelijkheden van het kind. Het streven van Robbedoes BSO is om er voor te zorgen dat kinderen na schooltijd en ook tijdens vakanties in een veilige en gezellige omgeving samen met andere kinderen te spelen en als dat gevraagd wordt te leren.
APRIL 2015
5
2.
Visie op kinderen en op opvoeden
Het doel van het kinderdagverblijf en van de BSO is het realiseren van goede kinderopvang. Een van de pijlers van goede kinderopvang is dat op een verantwoorde wijze wordt gezorgd voor en wordt omgegaan met kinderen. De wijze van zorg voor en omgaan met kinderen wordt bepaald door onze visie op kinderen en hun opvoeding en begeleiding. De visie op de ontwikkeling van kinderen Kinderen hebben van nature de drang om zich te ontwikkelen. Al vanaf de geboorte zijn kinderen in staat waar te nemen en te reageren op prikkels uit hun omgeving. Zo gaat een baby huilen als hij/zij geen melk krijgt, reageert op pijnprikkels enz. Al deze prikkels stimuleren de zintuiglijke ontwikkeling. Deze zintuiglijke ontwikkeling is één van de verschillende facetten binnen de ontwikkeling van een kind. Andere facetten zijn bijvoorbeeld de taalontwikkeling en de ontwikkeling van de lichaamsbeheersing, de verstandelijke ontwikkeling, de identiteitsontwikkeling, de ontwikkeling van de creativiteit en de sociale ontwikkeling. Deze verschillende facetten van de ontwikkelen hangen natuurlijk nauw met elkaar samen, al kunnen we stellen dat in bepaalde levensfasen bepaalde ontwikkelingsgebieden meer aandacht vragen dan andere (gevoelige periodes). Toch willen we een kind beschouwen als één individu met zijn of haar eigen karaktertrekken, aanleg en temperament. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld angstig en andere meer zelfverzekerd of hebben veel bravoure. De een leert sneller praten en de ander is daar een aantal maanden later mee. Al deze kenmerken maken elk kind uniek en dat vraagt een individuele benadering van elk kind. De visie op opvoeden / begeleiden Vanuit de visie op de ontwikkeling komen we tot een visie op opvoeden. Om kinderen te stimuleren en om kinderen de kans te geven zich optimaal te ontwikkelen is een omgeving nodig met een sfeer van veiligheid en geborgenheid, waar kinderen liefde en zorg ontvangen en zich kunnen hechten aan leidsters. Ook een gestructureerde omgeving waarin kinderen zich vertrouwd voelen is van wezenlijk belang. De waarden en normen die gelden binnen het kinderdagverblijf hebben betrekking op bijvoorbeeld omgang met elkaar. Hoe spreken we elkaar aan? Hoe gaan we om met ruzies en onenigheden tussen kinderen? Op welke wijze belonen en straffen we kinderen? Hoe gaan we om met kinderen die veel huilen? Hoe gaan we om met kinderen die bijvoorbeeld een aandoening hebben? Vinden we het belangrijk dat kinderen tussen de middag en tussendoor samen eten? Wanneer laat je kinderen meehelpen en dingetjes zelf doen? Ook normen en waarden met betrekking tot voeding, veiligheid en hygiëne zijn van belang. Staan we het toe dat kinderen snoep en chips eten? Vinden we dat kinderen hun handen moeten wassen na het plassen? enz. Ook vanuit een interculturele samenleving is het belangrijk om goed om te gaan met verschillen in normen en waarden en verschillen in achtergronden. Kinderen met verschillende achtergronden kunnen lekker samen spelen en samen bezig zijn. Waarden en normen dienen te worden gerespecteerd en bij het omgaan met kinderen kan met individuele verschillen rekening worden gehouden. Onze waarden en normen leiden tot regels en afspraken tussen leidsters onderling en tussen leidsters en kinderen. Zo wordt er in de peutergroep altijd samen gegeten en mogen de kinderen niet van tafel voordat alle kinderen klaar zijn met het eten. Bij ruzie wordt een kind aangesproken op z’n gedrag, maar er wordt niet geschreeuwd tegen de kinderen. De zelfredzaamheid van kinderen wordt gestimuleerd – als ze er aan toe zijn – door hen
APRIL 2015
6 bijvoorbeeld zelf hun jasje op te laten hangen, mee te laten helpen met het uitdelen van bijvoorbeeld een traktatie. Kinderen die zelf naar het toilet gaan wassen hun handen na toiletgebruik. Handen en gezichtjes worden voor en na het eten met een washand afgepoetst. In de ochtend wordt door de kinderen in de peutergroep fruit gegeten. De kinderen in de babygroep krijgen fruit in overleg met de ouders. Er wordt naar gestreefd kinderen positief te belonen in allerlei situaties. Al deze regels en het consequent hanteren ervan, plus het hanteren van een vaste dagindeling maakt dat de omgeving door de kinderen als gestructureerd wordt ervaren. Opvoedingen is niet alleen het stellen van regels en het handhaven ervan. Ook het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen is een belangrijk aspect tijdens de opvoeding. Het is van belang de kinderen op allerlei momenten te stimuleren zich op allerlei aspecten verder te ontwikkelen. Het samen puzzelen, voorlezen, zingen, gesprekjes voeren met de kinderen, geven van geschikt speelgoed, enz. maakt dat kinderen actief bezig zijn en spelenderwijs zich ontwikkelen. Al deze activiteiten die spelenderwijs worden aangeboden willen we zoveel mogelijk laten aansluiten bij de belevingswereld en mogelijkheden van het kind. Ze vinden plaats binnen de geborgenheid van de groep. In de BSO is het doen van allerlei activiteiten extra belangrijk. Het samen sporten, voorlezen, muziek maken, gesprekken voeren met de kinderen, aanreiken van geschikt speelgoed enz. maakt dat kinderen actief bezig zijn en spelenderwijs zich verder ontwikkelen. Binnen de BSO, waar er kinderen van 4 tot en met 12 jaar worden opgevangen, heeft elke leeftijdsgroep zijn eigen behoeftes. Belangrijk daarbij is dat de groepsprocessen worden gestimuleerd door bijvoorbeeld kinderen samen te laten spelen en samen thee te drinken of door oudere kinderen -als ze dat leuk vinden- voor te laten lezen aan de kleinere kinderen.
Pedagogisch doel De visie op kinderen en hun opvoeding leidt tot doelstellingen die binnen Robbedoes worden nagestreefd. Zoals al eerder gezegd is in de eerste plaats het van belang dat kinderen zich thuis voelen en zich geborgen weten. Een sfeer van veiligheid en geborgenheid is namelijk voorwaarde voor het zich kunnen ontwikkelen en om als het ware de wereld te gaan verkennen. Daarbij willen we een goede verzorging bieden, zoals het op tijd verschonen van kinderen, het op tijden voeden van hele jonge kinderen zoals aangeven door de ouders en daarbij te letten op de behoeften van de kinderen, het geven van gezonde voeding enz. Hier speelt tevens hygiëne een belangrijke rol. Naast het creëren van een fijne sfeer en het waarborgen van een goede verzorging, willen we de kinderen stimuleren zich te ontwikkelen naar eigen vermogen. In verschillende levensfasen zijn verschillende aspecten van belang. Zo kunnen kinderen van 0 tot 1 jaar gestimuleerd worden in hun zintuiglijke ontwikkeling door ze veel speeltjes te geven van verschillend materiaal en verschillende kleuren en met verschillende geluidjes. Bij de oudere kinderen wordt er meer aandacht besteed aan de identiteitsontwikkeling en de taalontwikkeling. Zo wordt getracht de zelfstandigheid of zelfredzaamheid van kinderen te bevorderen door ze, als ze er aan toe zijn, bepaalde activiteiten te laten uitvoeren. Ook wordt getracht goed in te spelen op de kenmerken van het kind. De benadering van een angstig of verlegen kind zal anders zijn dan die van een druk en vrijpostig kind. Een ander belangrijk aspect is het stimuleren van het zelfvertrouwen van kinderen. Als kinderen vertrouwen hebben in hun eigen kunnen, stimuleert dit de verdere ontwikkeling. Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen gebeurt door kinderen allerlei activiteiten aan te bieden die aansluiten bij hun belevingswereld. Zo worden de kinderen uitgedaagd. Het
APRIL 2015
7 karakter van dit soort activiteiten is echter altijd vrijblijvend. Door kinderen te observeren tijdens het spelen, maar ook tijdens bijvoorbeeld het eten, krijgen de leidsters zicht op het ontwikkelingsniveau en het gedrag van elk individueel kind. Als men het idee heeft dat er problemen zijn, kunnen ze deze bespreekbaar maken. De BSO biedt een structuur waarbinnen kinderen hún activiteiten kunnen doen Het ene kind wil zich na een school kunnen uitleven: lekker rennen en springen. De ander wil juist even rustig met een boekje bijkomen. De een wil zijn verhaal kwijt, de ander wil juist even helemaal niks. De tijd na school is vrije tijd, tijd die de kinderen zoveel mogelijk zelf moeten kunnen invullen. De leidsters begeleiden en stimuleren. Basisschoolkinderen ontwikkelen zich van ‘net geen peuter meer’ tot ‘bijna puber’. De begeleiding die een kind nodig heeft, ontwikkelt mee. Een kind dat in groep 1 zit, heeft nog behoefte aan geborgenheid, een vaste leidster met wie hij een vertrouwensband kan ontwikkelen. Oudere kinderen willen steeds meer zélf bepalen – en in die zelfstandigheid moeten ze worden gestimuleerd. Dat betekent niet dat alles kan. Er zijn een paar duidelijke afspraken over veiligheid, omgangsregels en over rekening houden met elkaar. Een dergelijke structuur geeft de kinderen ook zekerheid.
Ontwikkelingsfasen van een kind Kinderen maken de eerste vier jaren een grote ontwikkeling door. Van pasgeborene die volledig afhankelijk is van zijn verzorgers tot een peuter van vier die zelf zijn kleren kan aantrekken, kan vertellen wat hij heeft meegemaakt en samen met anderen kan spelen. Dit wil niet zeggen dat elk kind op dezelfde wijze deze ontwikkeling doormaakt. Ieder kind is uniek en volgt zijn eigen ontwikkeling. Toch is het goed stil te staan bij hoe in het algemeen de ontwikkeling van kinderen van 0 t/m 4 zich voltrekt. Er zijn verschillende fasen te onderscheiden in de ontwikkeling van kinderen. Leidster kunnen met hun zorg en de activiteiten die ze met de kinderen doen rekening houden met de fase waarin het kind zit. Ze kunnen zo hun pedagogisch handelen afstemming op het individuele kind. Er zijn verschillende ontwikkelingsgebieden te onderscheiden. Binnen deze gebieden kunnen verschillende aandachtpunten geformuleerd worden. Leidsters kunnen zo binnen de verschillende gebieden kinderen stimuleren en eventuele signaleren als er problemen zijn. De ontwikkelingsgebieden zijn: zintuiglijke ontwikkeling, ontwikkeling van de lichaamsbeweging, verstandelijke ontwikkeling, identiteitsontwikkeling, ontwikkeling van de creativiteit, taalontwikkeling en sociale ontwikkeling. Zintuiglijke ontwikkeling Bij een pasgeboren baby werken de zintuigen meteen. Ze kunnen horen, zien, ruiken, proeven en voelen. Maar de zintuigzenuwen zijn nog niet volkomen gerijpt, waardoor niet alles wordt opgenomen. Zo ziet een pasgeboren baby allen het verschil tussen licht en donker, de omtrekken van simpele vormen en het contrast tussen voorwerp en omgeving. Een baby hoort bijvoorbeeld ook hoge tonen beter dan lage tonen, daardoor praat de moeder tegen het kind veelal een toontje hoger. Geur is in het eerste levensjaar belangrijk. De knuffel in bed en de gehechtheid daaraan is vooral te danken aan de geur. Kinderen willen daarom ook meestal niet dat de knuffel wordt gewassen. Voor het verder ontwikkelen van de zintuigen is het belangrijk kinderen in een stimulerende omgeving te zetten. Een kleurrijke omgeving met allerlei materialen die kinderen kunnen vastpakken en aan kunnen sabbelen. Ronde, hoekige, gladde, hobbelige, wollige en andere materialen worden zo verkend. De zintuiglijke ontwikkeling staat centraal in de eerste levensjaren van het kind. Dit betekent dat vooral in de
APRIL 2015
8 babygroepen van het kinderdagverblijf aandacht besteed wordt aan het stimuleren van de zintuiglijke ontwikkeling van de kinderen. Ontwikkeling van de lichaamsbeheersing (grove en fijne motoriek) De steeds groter wordende lichaamsbeheersing van zitten, kruipen, staan, lopen en klimmen is in eerste plaatst niet het resultaat van veel oefenen, maar van rijping. Het heeft geen zin om een kind van drie maanden op de voetjes te zetten, met de hoop dat hij of zij daardoor eerder zal leren lopen. Wel is het belangrijk om als kinderen kruipen, zitten en lopen de verfijning van de lichaamsbeheersing te stimuleren. Er kan daarbij een onderscheid gemaakt worden tussen fijne en grove motoriek. Bij kinderen in de babygroep (van tien weken tot 2 jaar) zijn de volgende aspecten binnen de fijne en grove motoriek aandachtspunten. Fijne motoriek: grijpen van voorwerpen; vasthouden van een fles; oprapen van voorwerpen als een beker, een blokje, een propjes enz.; tekenen met een potlood of een krijt. Grove motoriek: het hoofd optillen als het kind op de buik ligt; van de rug naar de zij draaien; zitten met of zonder ondersteuning; zich optrekken; op handen en voeten kruipen, klimmen. Kinderen in de peutergroep (van twee tot vier jaar) ontwikkelen zich verder. Bij de fijne motoriek komen zaken als, puzzelen, rijgen, knippen, scheuren, brood smeren, aankleden enz. van belang. De grove motoriek kenmerkt zich door klimmen, klauteren, hinkelen, fietsen enz. Het stimuleren van dit soort activiteiten is van wezenlijk belang. Verstandelijke ontwikkeling Onder de verstandelijke ontwikkeling verstaan we het opdoen van kennis en vaardigheden en het leren denken en uiten. Dit leren uit gaat natuurlijk hand in hand met de taalontwikkeling. In de eerste levensfase is doen kinderen allerlei indrukken op en leren door waar te nemen. Ze leren het effect van eigen bewegingen en hebben in de gaten dat als ze bijvoorbeeld tegen een bal aanduwen dat deze gaat rollen. Langzamerhand leren ze door ervaringen de betekenis van allerlei begrippen, gaan zaken associëren, leren kleuren en vormen te herkennen en benoemen, leren puzzelen en kunnen een verhaallijn volgen en op den duur ook navertellen. Deze verstandelijke ontwikkeling kan heel goed spelenderwijs worden gestimuleerd. Veel praten met kinderen, verhaaltjes voorlezen, puzzelen, maar ook het aanbieden van allerlei materiaal aan de allerkleinsten laat hen ervaren hoe bijvoorbeeld een bal aanvoelt en hoe een pluche beest. Het aanbieden van verschillende materialen en het doen van allerlei activiteiten die aansluiten bij de mogelijkheden van de kinderen en aansluiten bij hun belevingswereld zullen de verstandelijke ontwikkeling zeker ten goede komen. Taalontwikkeling Van alle dingen die kinderen tijdens hun eerste levensjaren leren, lijkt het leren praten toch wel het grootste wonder. In eerste instantie stoot een baby allerlei klanken uit. Die klanken vormen de basis voor het leren praten. Al die klanken gaan steeds meer lijken op gebrabbel. En veelal zijn de eerste woordjes die een baby zegt ‘papa’ en ‘mama’. Als een kind actief zijn eerste woordjes gaat uitspreken is ondertussen zijn of haar passieve woordenschat al aardig aan het groeien. Dit blijkt duidelijk daar dreumesjes al heel veel begrijpen van wat ouders zeggen en ook al allerlei opdrachten kunnen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld ‘gooi maar in de prullenbak’. Langzamerhand gaan kinderen steeds meer woorden goed uitspreken, al wil het gebruik van sommige letters nog wel eens moeilijk zijn en worden woorden verbasterd. Daarna, zo rond een jaar of 2 á 3 worden er kleine zinnen geformuleerd, zoals ‘Mama, jij helpen?’ of ‘Ik heb honger’. De taalontwikkeling stimuleren van kinderen kan door veel met hen te praten. Veel vragen stellen en kinderen de tijd geven om hun antwoord te formuleren is daarbij belangrijk. Door veel met kinderen te praten, komen ze in aanraking met allerlei
APRIL 2015
9 woorden en hun betekenis en horen ze meer zinnen met een ingewikkelde zinbouw. Het taalgebruik moet natuurlijk wel aangepast worden aan dat wat het kind aankan. Tijdens het praten met kinderen kan gelet worden op of een kind duidelijk praat, of het alle letters kan uitspreken, of een kind te verstaan is en begrijpt wat er wordt gezegd, of een kind al zinnetjes kan maken. Als een kind onduidelijk spreekt is het zelf duidelijk herhalen van het slecht gearticuleerde woord of het laten herhalen van het woord nadat het is voorgezegd een stimulans. Sociale ontwikkeling Met de sociale ontwikkeling wordt eigenlijk het mens worden aangeduid. Het leren wat de gehanteerde waarden, normen en gewoonten zijn en daar ook naar leren gedragen. Ook het leren omgaan met andere kinderen en volwassenen hoort daartoe. Ouders dienen daarbij als voorbeeld. Kinderen imiteren het gedrag van ouders en gedragen zich naar hun voorbeeld. Zelf de allerkleinsten proberen al net als mama te doen, door bijvoorbeeld de lippen te tuiten. Oudere kinderen doen allerlei handelingen na die ouders ook doen. Zo borstelt een kind de haren van een pop, zoals mama het ook vaak doet. Ook gaan kinderen hun ouders napraten. Soms hoor je als ouder jezelf als het ware terug. Ook leren kinderen heel veel van hun leeftijdsgenootjes. Door leeftijdgenootjes samen te laten spelen en te communiceren leren ze allerlei sociale vaardigheden. Ze leren behulpzaam zijn, ze leren mee te leven, om onbaatzuchtig te zijn en eerlijk. Ze leren samen te spelen en ook om samen te delen. Toch hebben ze daar de begeleiding van een ouder vaak bij nodig. Het stellen van regels en structuur helpt kinderen de gehanteerde waarden, normen en gewoonten eigen te maken en een geweten te vormen. Identiteitsontwikkeling Elk kind is in eerste instantie afhankelijk van de verzorging en bescherming van volwassenen. Het is de bedoeling dat deze afhankelijkheidsrelatie steeds minder wordt en dat kinderen uitgroeien tot zelfstandige volwassenen. Kinderen ontwikkelen een eigen identiteit of persoonlijkheid. Deze zal voor een deel genetisch bepaald zijn, maar zal ook grotendeels gevormd worden door de omgeving van het kind. De sociale en emotionele ontwikkeling zijn daarbij zeer belangrijk. In eerste instantie zal een kind zich hechten aan veelal de moeder. Deze hechting vormt een veilige basis van waaruit het kind zich verder kan ontwikkelen. Kinderen die al vanaf vroege leeftijd naar een kinderdagverblijf gaan, zullen ook in die omgeving zoeken naar veiligheid en geborgenheid en zullen zich gaan hechten aan de leidster(s) die hem of haar verzorgen. Het kinderdagverblijf en de mensen die daar de vaste verzorgers zijn, zullen als het ware in het kleine kringetjes worden opgenomen waarbij een kind zich veilig en geborgen voelt. Vanuit een veilige basis kan een kind zich verder ontwikkelen en zijn of haar persoonlijkheid vormen. Zoals gezegd een persoonlijkheid is deels aanleg en wordt deels gevormd. Sommige kinderen zijn van nature angstig, verlegen, druk of bang. Het is belangrijk bij het omgaan met kinderen een kind te kennen en deze persoonlijke kenmerken te onderkennen en hen bijvoorbeeld te helpen in situaties die misschien beangstigend zijn of te helpen rustig te worden als er een drukke momenten zijn. Kinderen hebben soms ook moeite hun emoties onder controle te houden. Ze moeten als het ware leren om met hun emoties om te gaan. Soms kan een kind om –vanuit een volwassen perspectief- kleinigheid volledig overstuur raken. Deze kinderen kun je straffen, maar je kunt ze ook helpen dat het niet nodig is om in dit soort situaties zo overstuur te raken. Ook het geven van zelfvertrouwen speelt daarbij een belangrijke rol. Kinderen met zelfvertrouwen zijn beter in staat een positief zelfbeeld op te bouwen. Leidsters op het kinderdagverblijf dienen zich bewust te zijn van hun voorbeeldrol en kinderen helpen en stimuleren in hun persoonlijkheidsontwikkeling.
APRIL 2015
10
Ontwikkeling van de creativiteit Creativiteit heeft alles te maken met fantasie. Fantasie kan men opvatten als denken in beelden die op dat moment niet overeenkomen met de werkelijkheid. Deze simpele vorm van fantasie komt voor het eerst voor in het tweede levensjaar. Fantasie kan ook verder gaan. De voorstelling die een kind maakt gaat verder en heeft ‘in het echt’ nooit bestaan. Het uiten van deze fantasieën kan op verschillende manieren. Door middel van spel, door middel van tekenen of knutselen, door het zingen van fantasieliedjes enz. Het stimuleren van allerlei creatieve activiteiten, waarbij kinderen proberen hun fantasie te laten spreken, is belangrijk binnen de ontwikkeling van kinderen. Het veelvuldig knutselen en tekenen, waarbij niet alleen waarheidsgetrouwe dingen worden gemaakt of getekend, maar ook dingen die een uiting van fantasie zijn is van belang. Dit zal waarschijnlijk alleen mogelijk zijn met de oudste kinderen op het kinderdagverblijf. Het spelen of naspelen van tafereeltjes bevordert tevens de creativiteit van kinderen. Het aanbieden van verkleedkleren is daarbij eigenlijk een must. Creatieve activiteiten zijn tevens een goede aanleiding om plezier te maken en zo allerlei spannende dingen te ontdekken. De ontdekking dat verf aan je vingers blijft plakken, dat je klei kunt kneden enz. Het onbevangen en onbevooroordeeld kunnen experimenteren met materialen, het ontdekken van de mogelijkheden en beperkingen schept plezier. Behalve dit creatief bezig zijn, gaan dit soort activiteiten meestal samen met wat extra individuele aandacht. Het zijn immers momenten dat volwassenen intensief met hen bezig zijn. Sociaal emotionele veiligheid. Om kinderen te stimuleren en om kinderen de kans te geven zich optimaal te ontwikkelen is een omgeving met een sfeer van veiligheid en geborgenheid, waar kinderen liefde en zorg ontvangen, onontbeerlijk! Ook een gestructureerde omgeving waarin kinderen zich vertrouwd voelen is van wezenlijk belang. Verschillende uitgangspunten dienen daarom gehanteerd te worden om die sfeer en omgeving te creëren. Vaste leidsters, samen spelen en knuffelen. Allereerst werken er op het kinderdagverblijf vaste leidsters zodat de kinderen vaste gezichten om zich heen hebben. Ook zijn er altijd dezelfde kinderen in een groep. Leidster praten met de kinderen op hun eigen niveau. Daarbij let men op taalgebruik en eventuele emoties die deze gesprekken kunnen oproepen. Een kind zal altijd worden uitgenodigd deel te nemen aan een gesprek of activiteit. Iedereen hoort erbij! Niemand wordt bij een gesprek buiten gesloten.(tenzij het een een-op-een gesprek is waarbij een ander niet gewenst wordt door bij partijen) Zo hoort even gezellig op schoot zitten er ook vaak gewoon nog bij. Persoonlijke en sociale competenties. Ieder kind heeft en geheel eigen niveau, karakter en leefwijze. De leiding springt daar zoveel mogelijk individueel op in. Niet zozeer in de zin van iets leren, zoals op school, maar wel bijv in de zin van sociale vaardigheid en communicatie over en weer. Ieder kind heeft, iedere dag, een eigen behoefte en moet dus iedere keer opnieuw door de leiding ondersteunt en gestimuleerd worden! De kinderen mogen altijd alles vragen, niets is vreemd of gek. Via het aangeboden spelmateriaal, de inrichting van de kamers of de aangeboden activiteiten willen wij de kinderen zelf ervaringen op laten doen. Zo worden de knutselactiviteiten aangepast naar gelang de leeftijd van de kinderen of naar hun behoefte om bijv. te leren knippen, vouwen, huppelen, etc.
APRIL 2015
11 Tijdens het spelen van spelletjes zal de leidster er ook vaak op toezien hoe de kinderen probleemsituaties, zoals ruzie maken of iemand buiten sluiten, oplossen. Knokken is nooit een oplossing! Ze moeten leren samen te spelen door afspraken met elkaar te maken en te “onderhandelen”. De leiding kan hierin een ondersteunend (en soms ook oplossende) rol spelen, maar het is de bedoeling dat de kinderen dit al doende, zelf leren. Dit geld natuurlijk vooral voor de grote kinderen. Bij de kleinere kinderen gaat het er vooral om dat zij hun zelfredzaamheid verder ontwikkelen. De leidsters moeten ook letten op het ‘leidergedrag’ van sommige kinderen. Soms is ingrijpen nodig wanneer 1 of 2 kinderen constant de leiding nemen en anderen daardoor dreigen onder te sneeuwen. Sommige kinderen spelen liever alleen of zijn wat teruggetrokken. Ook zij kunnen we wat meer aandacht geven. Vooral in de middaguren, wanneer er veel kleine kinderen in bed liggen, kan een leidster ook een kind helemaal apart nemen, om bijv een boekje te lezen, spelletje te doen, etc. Ook is het vaak mogelijk om de groep in twee delen te splitsen, zodat er met een kleiner aantal kinderen een activiteit gedaan kan worden. Op deze manier kan een leidster ook eventueel meer persoonlijke aandacht geven aan een of meerder kinderen. Er wordt door de leiding extra gelet op eventuele afwijkende dingen in grove motoriek, fijne motoriek, gedrag of taal. Mocht dit zich voor doen dan zal een leidster dit samen met andere leidsters bespreken. (zien zij het zelfde?) Vervolgens zullen de ouders en het kind er op geattendeerd worden. Zij kunnen dan eventueel zelf verder stappen ondernemen. Wanneer de leidsters bij een verbetering zouden kunnen helpen dan doen zij dit graag, in samen werking met de ouders om elkaar zo goed op de hoogte te houden. Verder zal de leiding er ook zorg voor moeten dragen dat een kind nooit buiten gesloten wordt, om wat voor reden dan ook. Waarden en normen Op het kinderdagverblijf zijn in de omgang met elkaar regels nodig. We werken aan de vorming van kinderen door zoveel mogelijk consequent te handelen en het kind positief te benaderen. Van de leiding wordt verwacht dat zij zelf het juiste voorbeeld geven en eventueel uitleggen aan de kinderen waarom men een bepaalde regel stelt. Belonen en straffen kunnen daarbij een hulpmiddel zijn. Een kind dient uiteraard precies te weten waarvoor het beloond of gestraft wordt. Beloning geschiedt vooral in de vorm van een positieve benadering of een schouderklopje. Materiële beloningen worden zo min mogelijk gebruikt. Straffen is een laatste middel en wordt zo min mogelijk toegepast. Een straf kan zijn het even apart zetten van een kind, om hem of haar even tot rust te laten komen. Hierover wordt dan met het kind gesproken. De leiding die de straf geeft, zal ook altijd weer het kind betrekken bij het groepsgebeuren. Voor het kind moet het duidelijk zijn dat alles weer in orde is. Verder worden regels gehanteerd, zoals bijvoorbeeld het aantal keer dat er max. per week tv wordt gekeken.. Dat de spelmaterialen gedeeld moeten worden wanneer er meerdere kinderen aan een activiteit meedoen, enz. Het samen spelen met materialen en in spelsituaties zijn waardevolle momenten. Samen spelen, samen delen is dus het uitgangspunt. In al deze regels en rituelen liggen waarden en normen besloten die op deze wijze aan kinderen worden doorgegeven. Zij hebben dus vooral betrekking op bijvoorbeeld de omgang met elkaar. Hoe spreken we elkaar aan? Hoe gaan we om met ruzies en onenigheden tussen de kinderen? Welke regels hanteren we bij samenspel? Enz.
APRIL 2015
12 De waarden en normen dienen te worden gerespecteerd, maar bij de omgang met de kinderen kan met individuele verschillen rekening gehouden worden. De groepsregels zoals deze worden gehanteerd op het kinderdagverblijf: Groep; * Kinderen niet alleen in de keuken. * Kinderen niet alleen in de slaapkamer spelen. * Kinderen niet ongevraagd in de kast. * Niet op de “vensterbank” lopen. * Geen speelgoed meenemen van thuis. (Toch…. Dan laten zien aan andere kids en opbergen in bakje) * Niet op de bank staan / springen. * Niet met meubels van poppenhoek schuiven. * Niet op meubels van poppenhoek klimmen. * Niet met de krukken spelen. * Niet op de tafel klimmen. * Niet aan de radio. * Niet rennen in de groep. * Geen deuren open en dicht doen. (gooien) * Niet gooien met speelgoed of verkleedkleren. * Geen andere kinderen pijn doen of plagen. * Niet achter de vensterbank. * Niemand duwen / trekken. * Niet schreeuwen. Eten: * Leidsters wassen voor het eten de handen. * Samen aan tafel, rustig zitten. (zowel kinderen als leidsters) * Vieze handen voor het eten wassen. (een washand per kind) * Geen speelgoed mee aan tafel. * Iedereen (indien mogelijk) een eigen stoel. * Grote kinderen voor het eten plassen., handen wassen. * Niet gillen, etc. * Proberen netjes te eten en drinken. * Brood op eigen bordje / kommetje. (9.30 uur en 11.30 uur) * Om 15.30 uur eten de peuters de boterhammetjes die over zijn uit hun trommeltje. * Niet met bordjes/kommetjes over tafel schuiven. * Bij de peuters mag er soms een kind de boterhammen uitdelen op het bordje. (Let wel op vieze handen!) * Fruit schillen de peuterjuffen meestal aan tafel Ondertussen zingen we gezellig liedjes. * Babyjuffen schillen altijd in de keuken. * Fruit in kommetje voor ieder alleen (liefs niet met twee kinderen delen). * Na het fruit eventueel nog een boterham eten. * Toetjes bewaren we bij de peuters tot 15.30 uur. Baby’s eten ze zoals gewenst. * ’s Ochtends sap drinken (9.30 uur) * ’s Middags melk / chocolademelk drinken. (11.30 uur en 15.30 uur) * Peuters drinken uit grote beker. Kleine peuters hiertoe stimuleren. * Baby’s drinken uit tuitbeker of fles. * Slabbers om bij knoeipotten, vooral bij drinken, warm eten en toetjes. (baby’s altijd)
APRIL 2015
13 * Kinderen worden niet gedwongen te eten. (korstjesgezicht of ander spelletje ter verleiding) * We vragen de ouders om geen snoepgoed mee te geven. Zit dit toch nog in de trommel dan geven we het weer mee naar huis. (pepernoten, koekjes, rozijntjes, etc zijn geen snoep) * Blijven zitten tot de monden zijn gepoetst. * Monden worden gepoetst aan tafel met natte washandjes. Een washand gebruiken voor twee kinderen max. Verschonen: * Luierronde na het eten en bij poepluier. * Vieze kleding (poep of knutselvlek), uitwassen en in plasticzakje mee naar huis. * Grote peuters, bij het plassen rustig zitten. * Na het plassen , handen wassen. * Grote peuters zelf proberen broek aan te doen. * Niet alleen de trap van de commode op klimmen. * regelmatig handdoekjes verschonen. (gem twee keer per dag) Buiten spelen / fietsruimte: * Ieder cluster heeft de fietsruimte twee dagdelen per week alleen ter beschikking. Let daar ook op! * Niet met de auto’s in de fietsruimte botsen. * Geen speelgoed mee vanuit de groepen naar buiten of fietsruimte. * Niet gooien met spullen. * Niet achter het tuinhuisje of in het tuinhuisje. * Niet in de spullenbox, wanneer dat niet mag van de juffen. * Alleen in de zandbak als groene zeil eraf is. * Dus ook niet op het zandbakzeil klimmen. * Niet helemaal boven op de trein klimmen. Opruimen: * Samen ruimen we op, allemaal! * Goed kijken wat in welke doos, kast, etc hoort. * Niet gooien met spullen. Knutselen: * Helpen met spullen pakken mag. (bijv schorten halen of verf uit de kast pakken) * Eventueel plastickleed op tafel bij plakken en verven. * Schort aanhouden tot de handen gepoetst zijn. * Handen poetsen met natte washanden aan de tafel. * Bordjes, kwasten etc. na activiteit schoon maken. * Tafel, plastic en stoelen eventueel schoon maken. * Normaal gesproken niet met de handen verven. TV kijken: * Tv kijken doen we niet iedere dag. * De juf bedient het toestel. Gebruik van de ruimte * Voorzichtig omgaan met de deuren. Niet dicht gooien etc. * Niet rennen in de groep. * Niet spelen op het toilet.
APRIL 2015
14
3
De opvang van kinderen op Robbedoes
3.1.
De dagopvang (0-4 jaar)
Omgeving en accommodatie De opvang voor de kinderen geschiedt in een bepaalde omgeving die er voor moet zorgen dat de kinderen een zich geborgen en veilig voelen. Hoe ziet die omgeving er binnen Robbedoes uit? Het kinderdagverblijf heeft in totaal vijf groepen, waarvan twee babygroepen, twee hummelgroepen en een aparte groep voor de 2,5+ peuters. Elke babygroep ligt direct naast een hummelgroep. De groepen zijn via een tussendeur aan elkaar geschakeld. Kinderen kunnen zo contact met elkaar hebben als de deur open staat. Kinderen raken zo vertrouwd met elkaar en met de leidsters uit die groep. Dit maakt bijvoorbeeld de overgang van babygroep naar hummelgroep gemakkelijker. Ook worden broertjes en zusjes altijd in zo’n babyhummelcluster bij elkaar geplaatst. Broertjes en zusjes kunnen zo gemakkelijk met elkaar spelen als ze niet in dezelfde groep zitten. Beide groepen hebben de beschikking over een gezamenlijke keuken en verschoon- en toiletruimte. Elke groep heeft een grote speelruimte en heeft twee slaapkamers. In iedere slaapkamer is een intercom aanwezig en er zitten ramen in de deuren, wat maakt dat de leiding zicht en gehoorcontact met de kamers hebben. Verder liggen alle vier de baby-hummelgroepen rond de centraal gelegen speelhal, waarin de kinderen naar hartenlust kunnen fietsen en rennen. Voor de peuters vanaf 2,5 jaar is er een grote zolder met speelmogelijkheden, afgestemd op deze leeftijdsgroep. Op de zolder zijn 2 slaapkamers, een keuken en een verschoon- en toiletruimte aanwezig. De tuin is vanuit de meeste groepen bereikbaar via openslaande tuindeuren. In de tuin (omgeven door een hekwerk) zijn twee zandbakken en staan speeltoestellen, zoals een treintje, een glijbaan, vrachtauto enz. Fietsen en rennen kunnen de kinderen over de paden die de tuin doorkruisen. Fietsjes en ander buitenspeelmateriaal is voldoende beschikbaar. In de zomer kunnen er door middel van schermen schaduwplekken worden gecreëerd en worden als het echt warm is badjes opgezet, zodat de kinderen lekker met water kunnen spelen. Verder doen de leidsters veelal buitenspelletjes en –activiteiten. Groepsgrootte Het kinderdagverblijf heeft in totaal vijf groepen. Twee babygroepen, twee hummel/peutergroepen en een peutergroep. De babygroepen hebben per dag maximaal 12 kinderen in de groep. Dan zijn er 3 leidsters aanwezig. (bij 9 kinderen, 2 leidsters en bij 4/5 kinderen 1 leidster) De kinderen in de groep zijn in de leeftijd van 10 weken tot 24 maanden. Ook aan de hand van deze leeftijdsverschillen wordt er gekeken hoeveel leidsters er nodig zijn in de groep. De hummel/peutergroepen hebben per dag maximaal 16 kinderen in de groep. Dan zijn er twee leidsters aanwezig. (bij 8 kinderen, 1 leidster). Ook heeft de hummel/peutergroep vaak de beschikking over een stagiaire. Deze wordt nooit als beroepskracht geroosterd. De kinderen in de hummel/peutergroep zijn in de leeftijd van 24 maanden tot 2,5-4 jaar. De peutergroep heeft per dag maximaal 16 kinderen in de groep. Dan zijn er 2 leidsters aanwezig (bij 8 kinderen 1 leidster). De kinderen in deze groep zijn in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar.
APRIL 2015
15
Beroepskracht-kind-ratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; 1 beroepskracht per 6 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar; Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het rekenkundig gemiddelde berekend. Stagiaires Robbedoes is een erkend leer-werkbedrijf en heeft regelmatig stagiaires die de dagopleiding (BOL) voor kinderopvang volgen. De stagiaires staan altijd onder toezicht van een ervaren leidster en werken nooit zelfstandig. Zij worden ingezet in de hummel- en peutergroepen (maximaal één stagiaire per groep) en nooit in de babygroepen. Vierogen-beleid Vanaf 1 juli 2013 is het vierogen-principe verplicht voor de kinderdagverblijven. Dit houdt in dat er altijd een andere volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met de beroepskracht. Het vierogenprincipe is bedoeld om de veiligheid in de kinderdagverblijven te vergroten. Dit staat in de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 van de Rijksoverheid In ons kinderdagverblijf betekent dit: - Tussen de groepsruimtes zijn glazen ramen en deuren, waardoor leidsters altijd zicht hebben op de groep er naast. - De zolder heeft een glazen wand bij de trap, waardoor er vanuit de trap altijd zicht is in de zolder. - Vanuit de centrale hal is er zicht in iedere groepsruimte - Alle slaapkamers hebben ramen. - In de centrale hal en in de trapruimte zijn er regelmatig volwassenen: leidsters, maar ook het hoofd, de huishoudelijke en administratieve medewerker. - In de (zeldzame) gevallen dat er nog maar één leidster aanwezig is, is er altijd een andere volwassene (hoofd kinderdagverblijf, huishoudelijke medewerker) in het kinderdagverblijf. Dagindeling per groep De dagindeling van de groepen is veelal volgens een vaste structuur. Dit is van wezenlijk belang. Een goede structuur biedt de kinderen rust en geeft iets vertrouwds. Babygroepen De structuur in deze groepen is vaak iets losser dan in de hummel- en peutergroepen. In deze groepen wordt meer rekening gehouden met de individuele gewoonten van een kind. De tijd van de fles, wordt bepaald door de behoefte van het kind en zoals volgens schema aangegeven door de ouders. Als een kind moe is wordt hij lekker in zijn bedje gelegd. Toch is er een globale dagindeling te geven. 7.30 uur – 9.00 uur: De ochtend wordt begonnen met een koffie-uurtje. Ouders worden in de gelegenheid gesteld om rustig een kopje thee of koffie te drinken en nog even samen met het
APRIL 2015
16 kindje bijvoorbeeld een puzzel te maken of een boekje te lezen. Tevens wordt de belangrijkste informatie omtrent het kind met de leidster uitgewisseld. Met de kinderen wordt brood/fruit of pap gegeten. Hierna gaat een deel van de kinderen naar bed. Aan de oudere baby’s wordt dan een activiteit aangeboden of ze kunnen vrij spelen. Moeders die borstvoeding geven worden tevens in de gelegenheid gesteld om hun kind te komen voeden. 10.00 uur: Verschonen van de luiers. Op de voedingstijden van de jongste kinderen, krijgen deze uiteraard hun fles. 11.30 uur: Gezamenlijk eten 12.30 uur –13.15 uur: Tijdens deze periode worden de ochtendkinderen gehaald en middagkinderen gebracht. In deze tijd kunnen ouders waarvan de kinderen de hele dag op Robbedoes verblijven hun kinderen opzoeken om samen met ze te spelen, te wandelen of een boekje te lezen. De middag is minder gestructureerd. Kinderen slapen op de tijden dat ze moe zijn, krijgen hun voeding als het daar tijd voor is en er worden activiteiten gedaan als kinderen daar behoefte aan hebben. Tussen 15.00 en 15.30 u. wordt er nog gegeten met de kinderen. 16.30 uur– 18.30 uur: Kinderen worden opgehaald en met de leidsters kan de dag worden besproken. Hummelgroepen en de peutergroep De dagindeling veel een vaste structuur. 7.30 uur– 9.00 uur: De ochtend wordt begonnen met een koffie-uurtje. Ouders worden in de gelegenheid gesteld om rustig een kopje thee of koffie te drinken en nog even samen met het kindje bijvoorbeeld een puzzel te maken of een boekje te lezen. Tevens wordt de belangrijkste informatie omtrent het kind met de leidster uitgewisseld. 9.00 uur: Kinderen spelen vrij of er wordt een activiteit aangeboden. 9.30 uur: Met de kinderen wordt brood en / of fruit gegeten en melk gedronken. Aansluitend worden luiers verschoond en wordt het toilet bezocht. 10.00 uur: Kinderen spelen vrij of er wordt een activiteit aangeboden. 11.30 uur: Gezamenlijk eten en aansluitend worden luiers verschoond en wordt het toilet bezocht. 12.30 uur –13.15uur: Tijdens deze periode worden de ochtendkinderen gehaald en middagkinderen gebracht. In deze tijd kunnen ouders waarvan de kinderen de hele dag op Robbedoes verblijven hun kinderen opzoeken om samen met ze te spelen, te wandelen of een boekje te lezen. 13.15 uur: Kinderen die gaan slapen worden naar bed gebracht en de andere kinderen spelen vrij of krijgen een activiteit aangeboden. 15.30 uur: Nadat de kinderen uit bed zijn wordt er nog een klein hapje gegeten en iets gedronken. Aansluitend worden luiers verschoond en wordt het toilet bezocht. 16.30 uur– 18.30 uur: Kinderen worden opgehaald en met de leidsters kan de dag worden besproken. Activiteiten die met kinderen worden gedaan Kinderen zijn een gedeelte van de dag/week op het kinderdagverblijf. Naast een verzorgende taak ligt er ook een opvoedende taak voor het kinderdagverblijf. Kinderen worden door de leidsters in hun ontwikkeling gestimuleerd. De verschillende eerder omschreven ontwikkelingsgebieden komen tijdens verschillende activiteiten aan bod. In de babygroepen komen weinig vooral geplande activiteiten voor. De leidsters in deze groepen proberen wat betreft de ontwikkeling zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften van het kind. Er worden spelletjes gedaan tijdens het verschonen, kiekeboe gespeeld, veel
APRIL 2015
17 gezongen en gedanst en veel gepraat tegen de kinderen. Het aanbieden van spelmateriaal is heel belangrijk in deze groepen; materialen van verschillende vormen, die verschillende geluiden maken, bouwmateriaal enz. Verder wordt er als het weer het toelaat gewandeld en lekker in de tuin gespeeld. In de hummel- en peutergroepen worden meer geplande activiteiten gedaan. De kinderen worden gestimuleerd om mee te doen aan deze activiteiten. Ze zijn daartoe echter niet verplicht, daar we geen schoolse aanpak voorstaan. Activiteiten die worden gedaan zijn: lezen, zingen, dansen, knippen, plakken, knutselen, puzzelen, memorie, domino en andere spelletjes. Al deze activiteiten stimuleren verschillende facetten binnen de ontwikkeling. De sociale ontwikkeling wordt daarbij vooral gestimuleerd door kinderen te leren samen te spelen en ook samen te delen. Overeenstemming kinderdagverblijf en ouders Bij het opvangen van de kinderen binnen een kinderdagverblijf is het natuurlijk belangrijk dat er een goede overeenstemming is tussen het kinderdagverblijf en de thuissituatie. De gehanteerde normen, waarden en regels moeten in beide situaties zoveel mogelijk overeenstemmen om de kinderen een vertrouwde omgeving te bieden. Dit kan alleen worden bewerkstelligd, als er een goede communicatie is tussen ouders en leidsters. Welke oudercontacten zijn er binnen Robbedoes? Intakegesprek Als ouders een kind hebben aangemeld, horen ze veelal drie maanden voor de datum dat de opvang moet ingaan op welke dagen of dagdelen een kindje kan worden geplaatst. Vervolgens wordt met een leidster uit de groep waar het kindje komt een intakegesprek gepland. Dit gesprek vindt veelal twee weken voor de aanvang van de opvang plaats. De leidster vertelt over het reilen en zeilen op het kinderdagverblijf en er wordt gesproken over het kindje. Zijn er belangrijke zaken die het kinderdagverblijf moet weten, bijvoorbeeld heeft het kindje een allergie of heeft het moeite met in slaap komen enz. Ook organisatorische zaken worden besproken en de ouders en het kindje krijgen een rondleiding door het kinderdagverblijf. Wendag Ouders worden in de gelegenheid gesteld om voordat ze ‘voor de echt’ komen een morgen of middag in de groep mee te draaien. Zo kunnen ouders ervaren hoe er met hun kindje wordt omgegaan en hoe het er in de groep aan toe gaat. Ze zien hoe er wordt gewerkt en kunnen daarover vragen stellen. Ook voor het kindje is het fijn om de eerste dag in een vreemde omgeving toch een vertrouwd gezicht te zien. Ook wanneer het kindje definitief geplaatst is kan men nog een dag komen oefenen. Dit houdt in dat op een afgesproken dag de ouders het kindje brengen en ook echt een aantal uurtjes het kinderdagverblijf verlaten. Op deze manier kunnen zowel ouder als kind wennen aan het feit dat papa/mama weg gaat , maar ook weer terug komt! Wenperiode bij de overgang naar een andere groep Bij de overgang van een kindje van de babygroep naar de hummel/peutergroep en van de hummel/peutergroep naar de ‘zolder’ (de groep van de 3+ kinderen) is er ook altijd een wenperiode. Met de ouders wordt dan afgesproken wanneer deze wenperiode ingaat en hoelang deze duurt. Deze afspraken worden vastgelegd en ondertekend door de ouders in het formulier ‘Toestemming ouders voor opvang in een andere groep’.
APRIL 2015
18 Contactschriftjes Het contactschriftje in de babygroep heeft als doel om informatie over te dragen. Informatie van de leidsters aan de ouders en andersom. Leidsters schrijven in het schriftje hoe het die dag is gegaan en ouders kunnen informatie geven die voor de leidsters van belang is, bijvoorbeeld: Mark heeft slecht geslapen of hij heeft vanmorgen om 6.30 zijn eerste flesje gehad. Vooral in de babygroep is het schriftje van belang, voedingstijden, hoeveel een kind gedronken heeft, slaaptijden en hoe lang een kindje heeft geslapen kunnen dan worden doorgegeven. Veel van deze informatie zal bij het halen en brengen ook mondeling worden gegeven, maar de praktijk wijst uit dat het op schrift hebben van deze informatie prettig werkt, bijvoorbeeld voor een leidster die later begint of als een leidster wegens ziekte moet invallen. Het streven is om dagelijks in het schriftje te schrijven, maar als het erg druk is lukt dat niet altijd. In de peutergroen is gekozen voor een andere opzet. Op een mededelingenbord staat vermeld wat er op die dag gebeurd is in de groep, welke knutselactiviteiten of bijzondere spelletjes. Op de presentielijsten staan de bijzonderheden per kind vermeld. Uiteraard is er ook sprake van mondelinge informatie-uitwisseling. Oudergesprekken Er zijn diverse momenten waarop ouders worden uitgenodigd voor een gesprek: het intakegesprek: twee weken voor de plaatsing vindt dit gesprek plaats; een herhalingsgesprek: twee maanden na de plaatsing worden ouders uitgenodigd om samen met een leidster uit de groep de eerste periode te evalueren en na te gaan hoe de gewenningsperiode is verlopen. Hoe gaat het met het kindje in de groep? Hoe ervaren de ouders het? Vragen die ouders nog hebben kunnen worden beantwoord; overgangsgesprek: als een kindje twee jaar wordt gaat het van de baby naar de peutergroep. Een leidster van de peutergroep vraagt tijdens dit gesprek naar het wel en wee van het kindje en geeft informatie over het reilen en zeilen in de nieuwe groep. afscheidsgesprek: als een kindje het kinderdagverblijf verlaat worden de ouders in de gelegenheid gesteld nog een gesprek te hebben met een leidster van de peutergroep. Er kan gesproken worden hoe kind en ouders de tijd bij Robbedoes hebben ervaren. Het geeft ouders ook de gelegenheid om (als er geen andere kinderen op Robbedoes verblijven) afscheid te nemen van een toch vertrouwde plaats. Uiteraard kunnen ouders ten aller tijde een gesprek aanvragen met een leidster of een leidinggevende van het kinderdagverblijf. Halen en brengen van de kinderen Robbedoes heeft een basisopvang en een verlengde opvang. Kinderen van de basisopvang worden tussen 7.30 uur en 9.00 uur gebracht. En tussen 17.00 en 18.00 uur opgehaald. Kinderen met verlengde opvang worden tussen 7.00 uur en 9.00 uur gebracht. En tussen 17.00 uur en 18.30 uur opgehaald. Als kinderen worden gebracht en gehaald is er tijd om even met de leidsters te praten en aan te geven wat voor de dag belangrijk is. Voor leidsters is het goed te weten wat er in het leven van het kindje allemaal speelt, zodat ze daar op in kunnen spelen. Zoals gezegd is het ook belangrijk bij de baby’s deze informatie in het schriftje te vermelden, daar mondelinge informatie gemakkelijker verloren gaat. Samenvoegen van groepen ’s ochtends en op het einde van de dag De kinderen die vóór 8.00 uur gebracht worden samen opgevangen en gaan tussen 8.00 uur en 9.00 uur naar hun eigen groep.
APRIL 2015
19 Kinderen kunnen vanaf 16.30 uur opgehaald worden. Vanaf 16.45 uur kunnen de peuters samen worden opgevangen in de fietsruimte (de centrale hal),afhankelijk van het aantal kinderen dat er nog is. Baby’s blijven tot 17.00 -17.30 uur in hun groepje, daarna gaan zij samen met de peuters naar de fietsruimte. Op maandag, dinsdag en donderdag (dat zijn de dagen dat de peuters op de zolder zijn) worden de kinderen, die vóór 8.00 uur komen, gebracht naar het groepje waar ze oorspronkelijk geplaatst waren. Om 8.00 uur komt een leidster van de zolder hen ophalen. Na 17.00 uur kunnen de peuters van de ‘zolder’ in de fietsruimte of buiten spelen, afhankelijk van het aantal peuters dat nog na 17.00 uur aanwezig is.. Ruilen van dagdelen Het kan voorkomen dat u als ouder incidenteel een vastgelegde opvangdag wilt ruilen voor een andere dag. Het ruilen van dagen kan incidenteel worden toegestaan, maar u heeft geen recht op ruildagen. Het is wegens plaatsgebrek niet altijd mogelijk uw kind(-eren) op een andere dag in dezelfde groep opvang te bieden. Wanneer uw kind incidentueel wordt opgevangen in een andere groep geschiedt dit altijd met schrifetelijke toestemming van de ouder(-s). Incidentele buitenschoolse opvang is afhankelijk van de beschikbaarheid van leidsters voor de BSO. Voorwaarden en werkwijze voor het ruilen van dagen: - Ruilen van een gemiste opvangdag is alleen in de eigen groep mogelijk. - Ruilen van een gemiste opvangdag is alleen mogelijk wanneer de bezetting van de groep dit toelaat. Vanwege ruilen worden geen extra leidsters ingezet. Dit laatste geldt ook voor een gemiste BSO dag. - Om de structuur en de rust in de groep te waarborgen en de groepsbezetting overzichtelijk te houden kunnen per groep en per kalenderweek maximaal 3 kinderen gebruik maken van de mogelijkheid om een dag te ruilen. Aanvragen worden dan in volgorde van binnenkomst behandeld. - Het ruilen dient binnen twee (werk-)weken ná de niet gebruikte dag te gebeuren. Uitzondering hierop is als er binnen dezelfde week wordt geruild (dus bijv. de vaste donderdag wordt geruild voor de maandag daarvóór). - De per jaar aangekondigde sluitingsdagen van het kinderdagverblijf op de wettelijke feestdagen kunnen niet worden geruild. - Een aanvraag voor het ruilen van een opvangdag moet minstens 24 uur (één werkdag) vóór de te ruilen dag gedaan worden. - Wanneer het kind niet van tevoren is afgemeld kan er geen beroep worden gedaan om het dagdeel te ruilen. - Een aanvraag voor het ruilen kan alleen via het aanvraag formulier ‘Aanvraag ruildag/extra dag. Dit formulier dient schriftelijk of per email ingediend te worden bij het secretariaat. U kunt dit formulier downloaden op onze website http://www.kdvrobbedoes.nl/, in het menu onder ‘Nieuws’. - De bevestiging van de aanvraag voor het ruilen van een opvangdag kan uiterlijk één week vóór de gewenste ruildag gegeven worden, wanneer de samenstelling en bezetting van de groep bekend is of wanneer er zekerheid is over de beschikbaarheid van een BSO leidster.
APRIL 2015
20
Incidentele opvang (extra dagdelen) De ouder/verzorger kan onder bepaalde voorwaarden, naast de gebruikelijke vaste dagdelen, (een) extra dagde(e)l(en) opvang inkopen. Hetgeen hierboven is gezegd over het ruilen van dagen geldt onverkort voor incidentele opvang. De ouder/verzorger heeft derhalve geen recht op incidentele opvang, maar kan in overleg met de groepsleiding en onder eindverantwoordelijkheid van het hoofd incidentele opvang overeenkomen. Wanneer uw kind incidenteel in een andere groep dan de stamgroep wordt opgevangen, geschiedt dit uitsluitend met schriftelijke toestemming van de ouder(-s). Incidentele buitenschoolse opvang, bijvoorbeeld op onverwachte lesvrije schooldagen kan verzorgd worden, mits er voldoende personeel beschikbaar is. Deze uren worden apart in rekening gebracht als incidentele extra opvang. Bezoektijden tijdens de pauze Tussen 12.30 uur en 13.15 uur kunnen ouders van kinderen die de hele dag blijven naar het kinderdagverblijf komen, om samen met hun kind de pauze door te brengen. Ze kunnen met hun kind(eren) lekker in de groep spelen, buiten spelen of fijn in de tuin een boekje lezen. Voor sommige kinderen is dit erg verwarrend (vooral peuters). Het is dus aan de ouder zelf om te beslissen of ze dit bezoek willen (blijven) doen. Tevens is dit de tijd dat de ochtendkinderen worden gehaald en middagkinderen worden gebracht. Het kan dan wat drukker in de groep zijn. Feesten en Uitstapjes Het vieren van een feestje is altijd leuk. Binnen Robbedoes vieren we onder meer verjaardagen van kinderen, geboortes van broertjes en zusjes, sinterklaas, kerstmis, carnaval, Moederdag, Vaderdag en het afscheid nemen van Robbedoes. Kinderen worden altijd nauw betrokken bij de voorbereiding. Zo maken ze samen met de groepsleiding carnavalsversieringen, vader- en moederdagpresentjes enz. Bij het vieren van verjaardagen en het nemen van afscheid zijn de ouders altijd van harte welkom. Samen uitstapjes maken is voor kinderen ook een feest. Ze genieten er van. Als er het terrein wordt afgegaan, wordt er een verhouding van één leidster en twee kinderen gehanteerd. Een uitstapje is het gaan wandelen naar Ter Worm of naar de Weltervijver. Eens per jaar gaan we met de kinderen, ouders en leidsters zwemmen bij zwembad ‘In de Bende’ in Landgraaf. Dan geldt dat voor elk kind een begeleider aanwezig moet zijn. Na een ochtendje spetteren in het water wordt er gezamenlijk gegeten op het kinderdagverblijf. Voeding Het uitgangspunt van het kinderdagverblijf is dat kinderen in de tijd dat ze op het kinderdagverblijf zijn gezond eten. Over wat gezond eten is zullen misschien de meningen verschillen. Om het eetpatroon van de kinderen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij wat ze thuis eten, geven ouders de flesvoeding en ook de broodmaaltijden mee. Het kinderdagverblijf zorgt voor de (choco)melk, appelsap en fruit. Soms krijgen kinderen tussendoortjes, zoals bijvoorbeeld een soepstengel of een liga. Ook een koekje of een beetje chips behoren tot de snacks. Als kinderen een voedingsallergie of -intolerantie hebben, een dieet volgen of vanwege geloofsovertuiging bepaalde voedingsmiddelen niet mogen hebben, kan dit aan de groepsleiding worden doorgegeven. Deze zal er zorgvuldig op toezien dat die kinderen alleen die dingen eten en drinken die ook echt mogen.
APRIL 2015
21 Kinderen krijgen tijdens feestjes vaak traktaties. Het streven is om deze traktaties vooral te laten bestaan uit gezonde etenswaren, zoals mandarijntjes, ligakoeken, stukjes kaas, enz. Zoetigheid wordt afgeraden. Taart, koekjes en chips rekenen we niet direct tot zoetigheid, mits in beperkte mate. Hygiëne en veiligheid Een goede hygiëne en een veilige omgeving zijn van wezenlijk belang. In ruimten waar veel kinderen tegelijkertijd spelen, verspreiden zich gemakkelijk ziektekiemen. Om dit zo veel mogelijk tegen te gaan, worden handen veelvuldig gewassen, luiers regelmatig verschoond, aankleedkussens vaak afgewassen, beddengoed veelvuldig verwisseld, toiletten goed schoongehouden, slaapkamers en groepsruimten regelmatig gelucht en worden tafels, stoelen en vloeren regelmatig schoongemaakt. Kinderen moeten zich verder in de groep vrij kunnen bewegen, zonder dat ze gevaar lopen. Maatregelen die zijn genomen, om deze veiligheid te garanderen zijn onder meer: voldoende leiding in de groepen, hoge klinken op de deuren, afgeschermde deuren, zodat er minder vingertjes tussen de deuren kunnen komen, kindveilige stopcontacten, rubberen tegels rond de zandbakken, hoge afsluitbare boxen, kindersloten op de materiaalkasten, hoge telefoons, gedegen brandmeldinstallatie met directe brandmelding vanuit de slaapkamers naar de brandweer, het houden van brandweeroefeningen, voldoende leidsters met een EHBOdiploma. Ziekte bij kinderen Kleine kinderen zijn wel eens ziek. Sommigen vaker en anderen zelden of nooit. Ouders worden gevraagd om zieke kinderen thuis te houden. Dit is als het gaat om besmettelijke ziekten in het belang van de andere kinderen, maar is veelal ook fijner voor het kind zelf. Wanneer is een kind te ziek om naar het kinderdagverblijf te komen? Natuurlijk kunnen ouders goed zelf inschatten of ze hun kindje al dan niet kunnen brengen. Toch zijn er in overleg met de GGD enkele richtlijnen opgesteld. Kinderen blijven thuis als: ze aan een besmettelijke ziekte lijden (in overleg met huisarts en/of GGD) ze diarree hebben; dit wil zeggen drie maal per dag waterige ontlasting hebben ze 39o of meer koorts hebben. De situatie kan zich voordoen dat een kind minder koorts heeft, maar een dermate zieke indruk maakt dat de leiding met de ouders in overleg zal treden over wat te doen in deze situatie. Mocht een kind hoge koorts hebben, maar geen zieke indruk maken, ook dan zal er contact met de ouders worden gezocht. Er wordt altijd in het belang van het kind gehandeld. Mocht een kind tijdens het verblijf op Robbedoes ziek worden en de ouders en diens huisarts zijn niet bereikbaar, dan wordt de eigen huisarts van Robbedoes benaderd. Als ouders er niet zeker van zijn of ze hun kindje thuis moeten houden, dan kan dit in overleg met de groepsleiding worden besloten. De groepsleiding kan adviseren en als het kindje toch komt, kunnen er afspraken worden gemaakt. Als een te ziek kind (zie bovenstaande richtlijnen) toch wordt gebracht is de leiding van het kinderdagverblijf bevoegd het zieke kind op het dagverblijf te weigeren. Oudercommissie De oudercommissie bestaat uit ouders die op een constructieve en enthousiaste wijze de belangen van de ouders en het kind op Robbedoes vertegenwoordigen en activiteiten organiseren. Voor meer informatie hieromtrent verwijzen wij naar het reglement en de leden van de oudercommissie. Stichting Klachtencommissie Kinderopvang
APRIL 2015
22 Best4Kids is aangesloten bij de stichting Klachtencommissie Kinderopvang. Ouders die een ernstige klacht hebben over de opvang van hun kind kunnen deze stichting rechtstreeks benaderen. De SKK is telefonisch bereikbaar op 0900-0400034 en per email :
[email protected]. Tot dusver werden er geen klachten over Best4Kids gemeld bij de SKK.
*********************************
APRIL 2015
23
Pedagogisch beleidsplan voor de buitenschoolse opvang door Best4Kids
APRIL 2015
24
Voorwoord Kinderopvang Best4Kids (kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang): ouders2 vertrouwen hun dierbaarste ‘bezit’ toe aan professionele leidsters. Dit vertrouwen dat ouders stellen mag niet beschaamd worden. Ouders moeten de zekerheid hebben dat hun kind, als ze niet aanwezig zijn, in een geborgen en veilige omgeving met liefde en zorg door de leidsters wordt opgevangen. De kinderen moeten zich op Best4Kids thuis voelen, moeten kunnen terugvallen op een vertrouwde opvoeder en moeten vanuit die veilige omgeving de wereld om hen heen kunnen verkennen en leren omgaan met andere kinderen. Het creëren van een veilige en geborgen omgeving is een samenspel tussen leidsters, kinderen en de ruimte waarin ze zich bevinden. Vaste leidsters in een groep, die zorgen voor een grote mate van continuïteit is een belangrijke factor. Kinderen kunnen zich zo hechten aan bepaalde personen, waarmee ze vertrouwd raken en waar ze zich veilig voelen. Een veilige kindvriendelijke ruimte met voldoende uitdaging voor schoolgaande kinderen, draagt bij aan een ongehinderde ontwikkeling van de kinderen. Het pedagogisch beleidsplan geef de visie op de ontwikkeling van het kind en op de taken van de kinderopvang. Het geeft richtlijnen en werkwijzen weer over hoe een veilige en geborgen situatie voor kinderen gewaarborgd kan worden. Het plan dient echter ook om regelmatig na te denken over de wijze waarop we omgaan met kinderen binnen de BSO. Welke doelen streven we na en op welke wijze willen we die doelen nastreven? Door regelmatig hierover na te denken en met leiding, leidsters en ouders te discussiëren wordt de kwaliteit van de BSO gewaarborgd. Kwaliteit staat binnen ons Best4Kids hoog in het vaandel.
Tiny Moonen, hoofd Best4Kids mei 2013
2
Overal waar ouders staat, kan ook verzorgers worden gelezen
APRIL 2015
25
Inhoudsopgave
1.
Inleiding Waarom een pedagogisch beleidsplan? Pedagogisch beleidsplan en kwaliteitszorg
2.
Visie op kinderen en opvoeden Visie op ontwikkeling Visie op opvoeden / begeleiden Pedagogisch doel Sociaal-emotionele veiligheid Normen en waarden, regels en afspraken
3
Organisatie en werkwijze van de buitenschoolse opvang (BSO) De combinatiegroep zolder De BSO basisgroep De groepsleiding van de BSO Stagiaires 4 ogenbeleid Wendag Overeenstemming thuis en BSO. Oudercontacten Het ophalen van de kinderen bij school Incidentele opvang De omgeving Voeding Hygiëne en veiligheid Ziekte bij kinderen Feesten en uitstapjes Oudercommissie Klachtencommissie
APRIL 2015
26
1.
Inleiding
Waarom een pedagogisch beleidsplan? Het pedagogisch beleidsplan geeft aan welke uitgangspunten en werkwijzen door Best4Kids worden gehanteerd. Het plan beschrijft welke visie wij hebben op de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en hoe in grote lijnen getracht wordt deze visie in de praktijk te realiseren. De concretisering in daadwerkelijk handelen van deze visie wordt beschreven in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk staat het pedagogisch handelen centraal. Tevens wordt er informatie gegeven over procedures en werkwijzen die door Best4Kids worden gehanteerd. Het pedagogisch beleidsplan is bedoeld voor ouders en voor medewerkers van Best4Kids. Voor ouders is het van belang dat ze weten welke pedagogische uitgangspunten binnen de opvang worden gehanteerd. De normen en waarden die Best4Kids voorstaat, dienen zoveel mogelijk overeen te komen met de waarden en normen die de ouders thuis hanteren. Dit waarborgt de continuïteit in de opvoeding van het kind. Voor medewerkers is het pedagogisch beleidsplan van belang omdat het mede zorg draagt voor een uniforme werkwijze binnen de BSO. Nieuwe medewerkers vinden in het pedagogisch beleidsplan handvaten om hun draai binnen Best4Kids te vinden. Kortom, het pedagogisch beleidsplan biedt voor alle betrokkenen duidelijkheid over de visie van Best4Kids op het opvoeden van kinderen. Pedagogisch beleidsplan en kwaliteitszorg Binnen Best4Kids wordt gestreefd naar kwaliteit. Dit wil zeggen dat de zorg voor de kinderen en de wijze waarop met kinderen wordt omgegaan moet voldoen aan vooraf beschreven kwaliteitsnormen. Deze normen hebben betrekking op de verzorging, voeding, hygiëne en de omgang met kinderen. In de BSO wordt zowel aandacht besteed aan groepsprocessen als aan de individuele ontplooiingsmogelijkheden van het kind. Het streven van onze BSO is om er voor te zorgen dat kinderen na schooltijd en ook tijdens vakanties in een veilige en gezellige omgeving samen met andere kinderen te spelen en, als dat gevraagd wordt, te leren.
APRIL 2015
27
2.
Visie op kinderen en op opvoeden
Het doel van de BSO is het realiseren van goede kinderopvang na schooltijd. Een van de pijlers van goede kinderopvang is dat op een verantwoorde wijze wordt gezorgd voor en wordt omgegaan met kinderen. De wijze van zorg voor en omgaan met kinderen wordt bepaald door onze visie op kinderen en hun opvoeding en begeleiding. De visie op de ontwikkeling van kinderen Kinderen hebben van nature de drang om zich te ontwikkelen. Al vanaf de geboorte zijn kinderen in staat waar te nemen en te reageren op prikkels uit hun omgeving. Zo gaat een baby huilen als hij/zij geen melk krijgt, reageert op pijnprikkels enz. Al deze prikkels stimuleren de zintuiglijke ontwikkeling. Deze zintuiglijke ontwikkeling is één van de verschillende facetten binnen de ontwikkeling van een kind. Andere facetten zijn bijvoorbeeld de taalontwikkeling en de ontwikkeling van de lichaamsbeheersing, de verstandelijke ontwikkeling, de identiteitsontwikkeling, de ontwikkeling van de creativiteit en de sociale ontwikkeling. Deze verschillende facetten van de ontwikkelen hangen natuurlijk nauw met elkaar samen, al kunnen we stellen dat in bepaalde levensfasen bepaalde ontwikkelingsgebieden meer aandacht vragen dan andere (gevoelige periodes). Toch willen we een kind beschouwen als één individu met zijn of haar eigen karaktertrekken, aanleg en temperament. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld angstig en andere meer zelfverzekerd of hebben veel bravoure. De een leert sneller praten en de ander is daar een aantal maanden later mee. Al deze kenmerken maken elk kind uniek en dat vraagt een individuele benadering van elk kind. De visie op opvoeden / begeleiden Vanuit de visie op de ontwikkeling komen we tot een visie op opvoeden. Om kinderen te stimuleren en om kinderen de kans te geven zich optimaal te ontwikkelen is een omgeving nodig met een sfeer van veiligheid en geborgenheid, waar kinderen liefde en zorg ontvangen en zich kunnen hechten aan leidsters. Ook een gestructureerde omgeving waarin kinderen zich vertrouwd voelen is van wezenlijk belang. Opvoedingen is niet alleen het stellen van regels en het handhaven ervan. Ook het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen is een belangrijk aspect tijdens de opvoeding. Het is van belang de kinderen op allerlei momenten te stimuleren zich op allerlei aspecten verder te ontwikkelen. In de BSO is het doen van allerlei activiteiten extra belangrijk. Het samen sporten, voorlezen, muziek maken, gesprekken voeren met de kinderen, aanreiken van geschikt speelgoed enz. maakt dat kinderen actief bezig zijn en spelenderwijs zich verder ontwikkelen. Binnen de BSO, waar er kinderen van 4 tot en met 12 jaar worden opgevangen, heeft elke leeftijdsgroep zijn eigen behoeftes. Belangrijk daarbij is dat de groepsprocessen worden gestimuleerd door bijvoorbeeld kinderen samen te laten spelen en samen thee te drinken of door oudere kinderen -als ze dat leuk vinden- voor te laten lezen aan de kleinere kinderen. Pedagogisch doel De visie op kinderen en hun opvoeding leidt tot de pedagogische doelstellingen die binnen Best4Kids worden nagestreefd.
APRIL 2015
28 Zoals al eerder gezegd is in de eerste plaats het van belang dat kinderen zich thuis voelen en zich geborgen weten. Een sfeer van veiligheid en geborgenheid is namelijk voorwaarde voor het zich kunnen ontwikkelen en om als het ware de wereld te gaan verkennen. Naast het creëren van een fijne sfeer en het waarborgen van een goede verzorging, willen we de kinderen stimuleren zich te ontwikkelen naar eigen vermogen. De BSO biedt een structuur waarbinnen kinderen hún activiteiten kunnen doen. Het ene kind wil zich na een school kunnen uitleven: lekker rennen en springen. De ander wil juist even rustig met een boekje bijkomen. De een wil zijn verhaal kwijt, de ander wil juist even helemaal niks. De tijd na school is vrije tijd, tijd die de kinderen zoveel mogelijk zelf moeten kunnen invullen. De leidsters begeleiden en stimuleren. Basisschoolkinderen ontwikkelen zich van ‘net geen peuter meer’ tot ‘bijna puber’. De begeleiding die een kind nodig heeft, ontwikkelt mee. Een kind dat in groep 1 zit, heeft nog behoefte aan geborgenheid, een vaste leidster met wie hij een vertrouwensband kan ontwikkelen. Oudere kinderen willen steeds meer zélf bepalen – en in die zelfstandigheid moeten ze worden gestimuleerd. Dat betekent niet dat alles kan. Er zijn een paar duidelijke afspraken over veiligheid, omgangsregels en over rekening houden met elkaar. Een dergelijke structuur geeft de kinderen ook zekerheid. Sociaal emotionele veiligheid. Om kinderen te stimuleren en om kinderen de kans te geven zich optimaal te ontwikkelen is een omgeving met een sfeer van veiligheid en geborgenheid, waar kinderen liefde en zorg ontvangen, onontbeerlijk! Ook een gestructureerde omgeving waarin kinderen zich vertrouwd voelen is van wezenlijk belang. Verschillende uitgangspunten dienen daarom gehanteerd te worden om die sfeer en omgeving te creëren, zoals vaste leidsters en telkens dezelfde kinderen in een groep. Waarden en normen, regels en afspraken De waarden en normen die gelden binnen de BSO hebben betrekking op bijvoorbeeld omgang met elkaar. Hoe spreken we elkaar aan? Hoe gaan we om met ruzies en onenigheden tussen kinderen? Op welke wijze belonen en straffen we kinderen? Hoe gaan we om met kinderen die veel huilen? Hoe gaan we om met kinderen die bijvoorbeeld een aandoening hebben? Wanneer laat je kinderen meehelpen en dingetjes zelf doen? Ook normen en waarden met betrekking tot voeding, veiligheid en hygiëne zijn van belang. Staan we het toe dat kinderen snoep en chips eten? Vinden we dat kinderen hun handen moeten wassen na het plassen? enz. Ook vanuit een interculturele samenleving is het belangrijk om goed om te gaan met verschillen in normen en waarden en verschillen in achtergronden. Kinderen met verschillende achtergronden kunnen lekker samen spelen en samen bezig zijn. Waarden en normen dienen te worden gerespecteerd en bij het omgaan met kinderen kan met individuele verschillen rekening worden gehouden. Onze waarden en normen leiden tot regels en afspraken tussen leidsters onderling en tussen leidsters en kinderen. Op het kinderdagverblijf zijn in de omgang met elkaar regels nodig. We werken aan de vorming van kinderen door zoveel mogelijk consequent te handelen en het kind positief te benaderen.
APRIL 2015
29 Van de leiding wordt verwacht dat zij zelf het juiste voorbeeld geven en eventueel uitleggen aan de kinderen waarom men een bepaalde regel stelt. Belonen en straffen kunnen daarbij een hulpmiddel zijn. Een kind dient uiteraard precies te weten waarvoor het beloond of gestraft wordt. Beloning geschiedt vooral in de vorm van een positieve benadering of een schouderklopje. Materiële beloningen worden zo min mogelijk gebruikt. Bij ruzie wordt een kind aangesproken op z’n gedrag, maar er wordt niet geschreeuwd tegen de kinderen. De zelfredzaamheid van kinderen wordt gestimuleerd. Er wordt naar gestreefd kinderen positief te belonen in allerlei situaties. Al deze regels en het consequent hanteren ervan maakt dat de omgeving door de kinderen als gestructureerd wordt ervaren. Straffen is een laatste middel en wordt zo min mogelijk toegepast. Een straf kan zijn het even apart zetten van een kind, om hem of haar even tot rust te laten komen. Hierover wordt dan met het kind gesproken. De leiding die de straf geeft, zal ook altijd weer het kind betrekken bij het groepsgebeuren. Voor het kind moet het duidelijk zijn dat alles weer in orde is. Verder worden regels gehanteerd, zoals bijvoorbeeld wanneer er tv wordt gekeken.. Dat de spelmaterialen gedeeld moeten worden wanneer er meerdere kinderen aan een activiteit meedoen, enz. Het samen spelen met materialen en in spelsituaties zijn waardevolle momenten. Samen spelen, samen delen is dus het uitgangspunt. In al deze regels en rituelen liggen waarden en normen besloten die op deze wijze aan kinderen worden doorgegeven. Zij hebben dus vooral betrekking op bijvoorbeeld de omgang met elkaar. Hoe spreken we elkaar aan? Hoe gaan we om met ruzies en onenigheden tussen de kinderen? Welke regels hanteren we bij samenspel? Enz. De waarden en normen dienen te worden gerespecteerd, maar bij de omgang met de kinderen kan met individuele verschillen rekening gehouden worden.
3
Organisatie en werkwijze van de buitenschoolse opvang (BSO)
De combinatiegroep ‘zolder’ De kleuters van groep 1, die voor het eerst naar de basisschool gaan, vinden het vaak fijn om na school weer naar hun oude peutergroep te gaan, de 3+ peutergroep op de ‘zolder’, bij hun vertrouwde leidsters. Maar ook wanneer BSO-kinderen nog jongere broertjes of zusjes op de dagopvang hebben, vinden ze het vaak leuk om samen te spelen. In overleg met en met toestemming van de ouders kunnen deze kinderen na school in de combinatiegroep worden opgevangen. Deze combinatiegroep op zolder bestaat uit maximaal 16 kinderen: maximaal 8 kinderen van 3-4 jaar en maximaal 8 (BSO-)kinderen vanaf 4 jaar. De BSO basisgroep De wat oudere kinderen hebben hun eigen BSO basisgroep. Dit is een verticale groep voor maximaal 12 kinderen tussen de 4 en 13 jaar, waarvoor een aparte groepsruimte beschikbaar is met speelmogelijkheden die afgestemd zijn op de verschillende leeftijden. Doordat we werken met een verticale basisgroep leren de kinderen van elkaar. De jongere kinderen kunnen een voorbeeld nemen aan de oudere. De oudere kunnen de jongere kinderen helpen. Ieder op zijn eigen niveau en met zijn eigen unieke persoonlijkheid.
APRIL 2015
30 De groepsleiding van de BSO. De buitenschoolse opvang van Best 4 Kids wordt verzorgd door gediplomeerde en ervaren pedagogisch medewerkers. De groepsleidsters van de combinatiegroep ‘zolder’ worden dikwijls ondersteund door een stagiaire. Wanneer er in de BSO basisgroep een beperkt aantal kinderen (maximaal 7) aanwezig is, waarvoor één groepsleidster beschikbaar is, zijn er op de locatie altijd andere leidsters (van de dagopvang) aanwezig. Wanneer er na de reguliere sluitingstijd nog kinderen op de BSO aanwezig zijn onder de verantwoordelijkheid van één groepsleidster, is er in het gebouw altijd nog een andere volwassene aanwezig en direct bereikbaar. Dit kan de huishoudelijke ondersteuning zijn, die na sluitingstijd aanwezig is. Stagiaires Robbedoes is een erkend leer-werkbedrijf en heeft regelmatig stagiaires die de dagopleiding (BOL) voor kinderopvang volgen. De stagiaires staan altijd onder toezicht van een ervaren leidster en werken nooit zelfstandig. Vierogen-principe Vanaf 1 juli 2013 is het vierogen-principe verplicht voor de kinderdagverblijven. Dit houdt in dat er altijd een andere volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met de beroepskracht. Het vierogenprincipe is bedoeld om de veiligheid in de kinderdagverblijven te vergroten. Dit staat in de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 van de Rijksoverheid In ons kinderdagverblijf betekent dit: - Tussen de groepsruimtes zijn glazen ramen en deuren, waardoor leidsters altijd zicht hebben op de groep er naast. - De zolder heeft een glazen wand bij de trap, waardoor er vanuit de trap altijd zicht is in de zolder. - Vanuit de centrale hal is er zicht in iedere groepsruimte - Alle slaapkamers hebben ramen. - In de centrale hal en in de trapruimte zijn er regelmatig volwassenen: leidsters, maar ook het hoofd, de huishoudelijke en administratieve medewerker. - In de (zeldzame) gevallen dat er nog maar één leidster aanwezig is, is er altijd een andere volwassene (hoofd kinderdagverblijf, huishoudelijke medewerker) in het kinderdagverblijf. Wendag Kinderen worden in de gelegenheid gesteld om, voordat ze voor de echt komen, na schooltijd in de BSO groep mee te draaien. Ook wanneer een kind definitief geplaatst is kan het nog een dag komen oefenen. Overeenstemming met thuis en BSO en oudercontacten Bij het opvangen van de kinderen buiten schooltijden is het natuurlijk belangrijk dat er een goede overeenstemming is tussen de BSO en de thuissituatie. De gehanteerde normen, waarden en regels moeten in beide situaties zoveel mogelijk overeenstemmen om de kinderen een vertrouwde omgeving te bieden. Dit kan alleen worden bewerkstelligd, als er een goede communicatie is tussen ouders en leiding. Bij Best4Kids BSO zijn er de volgende oudercontacten: Intakegesprek. Dit vindt plaats minimaal twee weken voor de plaatsing. Halen van de kinderen
APRIL 2015
31 Als kinderen worden gehaald is er tijd om even met de leiding te praten en te bespreken hoe de opvang is verlopen en om belangrijke zaken te bespreken.. Oudergesprekken Na de plaatsing kunnen, als ouders daar behoefte aan hebben, regelmatig oudergesprekken worden gepland. Deze gesprekken zijn bedoeld om ouders en kind zich goed te laten voelen bij de opvang en maakt tevens dat de BSO aangepast kan worden en verbeterd aan de wensen van ouders en kinderen. Het ophalen van de kinderen bij school Met de scholen zijn er strikte afspraken over het afhalen. Bijvoorbeeld over de plaats waar de kinderen zich verzamelen, het tijdstip van ophalen en toezicht tijdens het eventuele wachten. In principe komt steeds dezelfde persoon ze halen. Zo weten kinderen én leerkrachten met wie ze te maken hebben. Als het ophalen met een taxi gebeurt, komt aan het begin van het schooljaar een leidster met de chauffeur mee, totdat kinderen, school en chauffeur aan elkaar gewend zijn. Incidentele opvang Incidentele buitenschoolse opvang, bijvoorbeeld op onverwachte lesvrije schooldagen kan verzorgd worden, mits er voldoende personeel beschikbaar is. Deze uren worden apart in rekening gebracht als incidentele extra opvang. De omgeving Vanzelfsprekend kunnen de BSO kinderen gebruikmaken van de grote tuin met de speeltoestellen en mogelijkheden voor allerlei buitenactiviteiten. Ook in de ruime centrale hal is er de mogelijkheid voor allerlei groepsactiviteiten. Best4Kids ligt aan de rand van het natuurgebied Ter Worm. Dit geeft de mogelijkheid tot wandelen, spelen en ravotten in de vrije natuur. Natuurlijk altijd onder begeleiding van de groepsleidsters en met toestemming van de ouders. Voeding Het uitgangspunt van Best4Kids is dat kinderen in de tijd dat ze op de BSO zijn gezond eten. Over wat gezond eten is zullen misschien de meningen verschillen. Om het eetpatroon van de kinderen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij wat ze thuis eten, mogen ouders de kinderen meegeven wat de kinderen thuis ook zouden eten. Toch willen we wat extra’s doen en bieden we de kinderen bijvoorbeeld ook fruit, gezonde snacks en melkproducten aan. Als kinderen een voedingsallergie of -intolerantie hebben, een dieet volgen of vanwege geloofsovertuiging bepaalde voedingsmiddelen niet mogen hebben, kan dit aan de leiding worden doorgegeven. Deze zal er zorgvuldig op toezien dat die kinderen alleen die dingen eten en drinken die ook echt mogen. Hygiëne en veiligheid Een goede hygiëne en een veilige omgeving zijn van wezenlijk belang. In ruimten waar veel kinderen tegelijkertijd spelen, verspreiden zich gemakkelijk ziektekiemen. Om dit zo veel mogelijk tegen te gaan, worden handen veelvuldig gewassen, toiletten goed schoongehouden, ruimtes regelmatig gelucht en worden tafels, stoelen en vloeren regelmatig schoongemaakt. Kinderen moeten zich verder in de ruimtes vrij kunnen bewegen, zonder dat ze gevaar lopen. Maatregelen die zijn genomen, om deze veiligheid te garanderen zijn onder meer: voldoende leiding, afgeschermde deuren, zodat er minder vingertjes tussen de deuren kunnen komen, kindveilige stopcontacten, rubberen tegels rond de zandbakken, kindersloten op de
APRIL 2015
32 materiaalkasten, gedegen brandmeld-installatie, het houden van brandweeroefeningen, voldoende leidsters met een EHBO-diploma. Ziekte bij kinderen Kinderen zijn wel eens ziek. Sommigen vaker en anderen zelden of nooit. Ouders worden gevraagd om zieke kinderen thuis te houden. Dit is als het gaat om besmettelijke ziekten in het belang van de andere kinderen, maar is veelal ook fijner voor het kind zelf. Wanneer is een kind te ziek om naar de BSO te komen? Natuurlijk kunnen ouders goed zelf inschatten of ze hun kindje al dan niet kunnen brengen. Toch zijn er in overleg met de GGD enkele richtlijnen opgesteld. Kinderen blijven thuis als ze: aan een besmettelijke ziekte leiden (in overleg met huisarts en/of GGD) diarree hebben; dit wil zeggen drie maal per dag waterige ontlasting hebben 39o of meer koorts hebben. De situatie kan zich voordoen dat een kind minder koorts heeft, maar een dermate zieke indruk maakt dat de leiding met de ouders in overleg zal treden over wat te doen in deze situatie. Mocht een kind hoge koorts hebben, maar geen zieke indruk maken, ook dan zal er contact met de ouders worden gezocht. Er wordt altijd in het belang van het kind gehandeld. Mocht een kind tijdens het verblijf bij de BSO ziek worden en de ouders en hun huisarts zijn niet bereikbaar, dan wordt de eigen huisarts van Best4Kids ingeschakeld. Als ouders er niet zeker van zijn of ze hun kind thuis moeten houden, dan kan dit in overleg met de leiding worden besloten. De leiding kan adviseren en als het kind toch komt, kunnen er afspraken worden gemaakt. Feesten en uitstapjes Het vieren van een feestje is altijd leuk. Bij Best4Kids vieren we onder meer verjaardagen van kinderen, geboortes van broertjes en zusjes, sinterklaas, kerstmis, carnaval, Moederdag, Vaderdag en het afscheid nemen van Best4Kids. Samen uitstapjes maken is voor kinderen ook een feest. In de vakantietijd zullen er extra uitstapjes worden georganiseerd. In overleg met en met toestemming van ouders kunnen er uitstapjes worden georganiseerd als het bezoeken van een dierentuin, spelen bij kinderstad of een ritje met het miljoenenlijntje. Oudercommissie De oudercommissie bestaat uit ouders die op een constructieve en enthousiaste wijze de belangen van de ouders en het kind op Robbedoes vertegenwoordigen en activiteiten organiseren. Voor meer informatie hieromtrent verwijzen wij naar het reglement en de leden van de oudercommissie. Stichting Klachtencommissie Kinderopvang Best4Kids is aangesloten bij de stichting Klachtencommissie Kinderopvang. Ouders die een ernstige klacht hebben over de opvang van hun kind kunnen deze stichting rechtstreeks benaderen. De SKK is telefonisch bereikbaar op 0900-0400034 en per email :
[email protected]. Tot dusver werden er geen klachten over Best4Kids gemeld bij de SKK. *********************************
APRIL 2015