Tim Van Nieuwenhuyse
Partijenpluralisme in Hongarije
Op 23 oktober 1989 werd de nieuwe republiek Hongarije uitgeroepen, na 33 jaar communistisch bewind. Het afbrokkelende politiek monopolie van de communistische partij werd definitief doorbroken en in de daaropvolgende jaren ontwikkelde Hongarije democratische instellingen en groeide een pluralistisch partijlandschap. In de uiteenzetting hieronder zal ik deze ontwikkelingen van naderbij bekijken. Als eerste aandachtspunt ga ik dieper in op de gebeurtenissen tijdens de communistische periode, waar ik zal aantonen dat de omwenteling het eindresultaat was van een reeds lang ingezet hervormingsproces. Vervolgens zal ik het politiek kader - de instellingen - van naderbij bekijken. Ten slotte zal ik komen tot een overzicht van het partijlandschap en de partij(her)positioneringen gedurende de opeenvolgende vrije verkiezingen. Hieruit zal blijken dat in Hongarije gedurende de jaren ’90 een compact pluralistisch partijlandschap in een democratisch kader tot stand is gekomen. Dit positief beeld veranderde echter grondig gedurende de eerste jaren van deze eeuw. Communisme en de aanloop naar de omwenteling Als bondgenoot van Duitsland kwam Hongarije, na verslagen te zijn door het rode leger, onder de invloedsfeer van de Sovjet-Unie terecht. Een volledige overheersing van Hongarije door de communistische partij kwam daarna gradueel tot stand. In 1945 en 1947 werden beperkte verkiezingen gehouden. De verkiezingen van 1945 werden door de Kleinhouderspartij - vandaag de FKGP - gewonnen met zowat 57% van de stemmen, mede omwille van het feit dat die partij de meest rechtse toegelaten was. Tijdens de daaropvolgende jaren werd de regering van de Kleinhouderspartij echter dubieus ondermijnd door de communistische coalitiepartner en daardoor werd ze bij de verkiezingen van 1947 zo goed als weggevaagd. In 1948 was volledige partijcontrole door de communistische MSZMP een feit. De communistische partij was in Hongarije dus zeker geen populaire volkspartij. Merk op dat het land reeds in 1919 een korte communistische periode had gekend onder Bela Kun, maar ook toen was dit geen populaire beweging. Een belangrijke wending tijdens de communistische periode was de populaire revolutie van 1956, die met behulp van het rode leger de kop werd ingedrukt. Mede door deze opstand werd duidelijk binnen de MSZMP dat de partij haar legitimiteit bij de bevolking volledig verloren had en enkel met de steun van Moskou in het zadel bleef. In een poging de sociale vrede te bewaren ging de partij in de daaropvolgende jaren een sociaal contract aan met de bevolking, waarin de partij economische vooruitgang en het verhogen van de levensstandaard centraal stelde, en hiervoor in ruil het opgeven van politieke vrijheden vroeg van de bevolking (Hashim, 2002). Door middel van dit Goulash Communisme kon de communistische partij de sociale vrede tijdens de jaren ‘60 en ‘70 bewaren en zo toch aan de macht blijven. 28 januari 2005
1
Op het einde van de jaren ‘70 had Hongarije te kampen met een terugvallende economische groei en oplopende schulden en inflatie. De MSZMP kon de economische crisis niet bedwingen en dit had een aantal directe gevolgen voor haar beleid. Zo werd het economische beleidsdomein overgelaten aan de staatsbureaucratie, waardoor een eerste stap gezet werd in de richting van het terugdringen van de communistische partij uit de staatshuishouding (Hashim, 2002). Meer fundamenteel betekende de economische terugval een breuk in het sociaal contract, met als gevolg een verdere afbrokkeling van de legitimiteit van het bewind. Binnen de communistische partij klonk de roep om via machtsdeling nieuwe legitimiteit aan het systeem te verschaffen nu steeds luider. Het aantreden van Gorbachov opende hiervoor de deur en in 1985 werden de eerste stappen in de richting van politieke competitie ondernomen via een meerkandidatenverkiezing. Hoewel de MSZMP als enige legale partij haar partijmonopolie behield, werden meerdere onafhankelijke kandidaten verkozen en kreeg een eerste legale oppositie vorm. In 1987 werd het politieke monopolie van de MSZMP definitief doorbroken wanneer met het Hongaars Democratisch Forum (MDF), met steun van binnen de communistische partij, werd opgericht. Het MDF was bedoeld als samenwerkingsinitiatief tussen hervormingsgezinde leden binnen de communistische partij en de toenmalige dissidente oppositie (Fitzmaurice, 2002). De oprichting van het MDF opende echter de deur voor organisaties die expliciet het partijmonopolie van de MSZMP in vraag stelden. Begin 1988 ontstonden de jonge democraten (FIDESZ) als alternatieve jongerenbeweging voor de partijjeugd en in september 1988 werd de Alliantie van vrije democraten (SDS) opgericht. Tijdens diezelfde maand werd de voormalige Kleinhouderspartij (FKGP), de partij die eerder de verkiezingen van 1945 had gewonnen, opnieuw opgericht. Ook de KDNP, een christen-democratische partij die een kort bestaan had gekend tussen 1945 en 1949, werd heropgericht. Gedurende dezelfde periode deed zich ook binnen de MSZMP een steile evolutie voor. Na een turbulente strijd tussen hervormingsgezinde partijleden en conservatieve apparatchiks heeft de partij zichzelf, op haar 14de partijcongres, grotendeels opgeheven. De hervormingsgezinde krachten binnen de partij gingen daaropvolgend meteen over tot het oprichten van een opvolgerpartij, de MSZP, met een sociaal democratische oriëntatie. Dit betekende echter niet het volledige einde van de oude communistische garde, die zich verenigde in de Munkaspart. Deze partij heeft evenwel zelf geen enkele rol van betekenis gespeeld na de omwenteling. Opvallend tijdens de communistische periode is dat de communistische partij reeds vanaf het begin van de jaren ’80 zelf het startschot geeft voor een gradueel hervormingsproces dat uiteindelijk zal uitmonden in de omwenteling. Dit heeft implicaties voor de Hongaarse instellingen en het partijla ndschap, die immers gedurende de jaren ’90 gegroeid zijn op de restanten van het oude communisme. Postcommunisme: de vorming van partijlandschap en instellingen. Reeds in het vroege voorjaar van 1989 was de nog jonge oppositie gestart met een nationale rondetafel: een constitutionele conventie over grondwet, instellingen en politieke organisatie van het land. In eerste instantie namen hieraan drie partijen deel: MDF, SDS, FIDESZ. De hervormingsgezinde strekking van de communistische partij nam pas deel aan de gesprekken vanaf april 1989. Daarnaast namen ook sociale organisaties, die zich langzaam distantieerden van de partijstaat waar ze zolang deel van uitmaakten, deel aan de rondetafel. 28 januari 2005
2
Reeds bij de rondetafel en later bij de eerste vrije verkiezing was er dus onderlinge competitie tussen de verschillende oppositiepartijen. Dit is een aanzienlijk verschil met hervormingsprocessen in andere Oost-Europese landen, waar in een eerste fase na de omwenteling de oppositie zich als één blokbeweging tegen de communistische partij verenigde. De oorzaak van dit verschil moet gezocht worden in het feit dat Hongarije reeds vroeg met hervormingen was gestart. Op de nationale rondetafel bestond een algemene consensus, dus ook bij de communistische partij zelf (met uitzondering van de apparatchiks), om het politiek monopolie van die communistische partij definitief te doorbreken en partijenpluralisme toe te laten. Het grootste discussiepunt was derhalve de vorm van het politiek kader waarbinnen dit partijenpluralisme gestalte zou krijgen. De hervormingsgezinde strekking van de communistische partij neigde eerder naar een presidentieel systeem. Doordat de MSZSP de enige partij was met nationaal bekende politici, had de partij via een sterke president de beste kans om opnieuw de macht te grijpen. De oppositie, en in het bijzonder de liberale SDS, wilde dit voorkomen en was bijgevolg voorstander van een parlementair systeem met een symbolische en indirect verkozen president. Via een volksreferendum in november 1989 kon de SDS druk uitoefenen op de gesprekken en daaropvolgend werd gekozen voor een sterk parlementair systeem met slechts beperkte macht voor de president. Merk op dat de nieuwe politieke instellingen voortbouwen op wat reeds voordien bestond, en geen tabula rasa zijn. Daardoor bevatten ze op verschillende punten hiaten. Fitzmaurice sprak in dit verband van “rebuilding the boat in open sea” (Fitzmaurice, 2002, p52). De basis voor het nieuwe politiek systeem wordt gevormd door de grondwet, gegrondvest op de grondwet uit de communistische periode, die toen slechts window-dressing was. De grondwet uit 1989 is derhalve geen tabula rasa en daardoor partieel, onvolledig, dubbelzinnig en contradictorisch (Fitzmaurice, 2002). Om de grondwet te wijzigen is een tweederde meerderheid nodig in het parlement. Sinds de verkiezing van 1990 is de grondwet echter grotendeels onveranderd gebleven, bij gebrek aan een consensus omtrent wijzigingen. Het parlement en de regering krijgen via de grondwet de meeste macht. Het parlement werd derhalve de motor van de transitie (Fitzmaurice, 1989). Hongarije kan steunen op een betrekkelijk lange parlementaire traditie. Reeds in 1867, na de Ausgleich en het totstandkomen van Oostenrijk-Hongarije, werd een bikameraal parlement geïnstalleerd in het Hongaarse deel van de dubbelmonarchie. Deze traditie bleef, weliswaar beperkt, standhouden tijdens het interbellum en in de korte periode tussen 45 en 47. Tijdens de communistische periode was het parlement formeel actief, hoewel het defacto slechts een slippendrager was van de communistische partij. Sinds de omwenteling kent Hongarije een unikameraal parlement dat, net zoals de grondwet, voortbouwt op de oude communistische structuren. Door de graduele en vroege hervormingen kwam in Hongarije relatief snel een stabiel parlementair systeem tot stand, waarin sinds de omwenteling zowat steeds dezelfde partijen vertegenwoordigd zijn. Het parlement heeft drie kerntaken: wetgeving, begrotingsgoedkeuring en controle op de executieve, de regering. In de praktijk is vooral dat laatste haar belangrijkste functie (Fitzmaurice, 2002). Fracties worden gevormd door ten minste 10 parlementsleden. In zijn dagelijkse werking maakt het parlement gebruik van commissies met daarin vertegenwoordigers van de partijen. Er is dus sprake van een linked dual-channel systeem dat een sterke overeenkomst vertoont met de klassieke West-Europese parlementen.
28 januari 2005
3
Voor het Hongaarse parlement worden elke jaar 386 vertegenwoordigers verkozen voor een periode van maximaal vier jaar. Het kiessysteem is gemengd met elementen van een proportioneel en meerderheidssysteem en de stemming gebeurt in twee fasen. 176 vertegenwoordigers worden verkozen via een meerderheidsyteem in evenveel regio’s. In een eerste ronde is elke kandidaat die meer dan de he lft van de stemmen haalt rechtstreeks verkozen. Slechts weinig kandidaten worden echter reeds in deze eerste ronde verkozen. Twee weken later volgt een tweede ronde tussen de drie beste kandidaten en alle andere die meer dan 15% van de stemmen haalden in de eerste ronde. In deze ronde wordt degene met de meeste stemmen verkozen tot parlementslid. Een kandidaat moet dus geen absolute meerderheid halen in zijn kiesdistrict om verkozen te worden en daardoor komen nogal wat minderheidskandidaten in het parlement. Nog eens 152 kandidaten worden verkozen in 20 electorale districten waar zetels toegewezen worden op basis van lijststemmen via een proportioneel systeem. Hier is een kiesdrempel van 5% (4% bij de verkiezingen van 1990) van toepassing. Deze heeft in de kaart gespeeld van de grote partijen, en was in het verleden een centrifugale kracht in het totstandkomen van een stabiel partijlandschap. Bij nipte verkiezingen, zoals deze van 2002, is de kiesdrempel echter een ondemocratische maar heel reële factor waar partijen rekening mee moeten houden. De laatste 58 zetels worden toegewezen aan partijen die ten minste in zeven kiesdistricten een lijst hebben ingediend (Fitzmaurice, 2002). Het voordeel van dit gemengde kiessysteem is dat er zowel regionale, lokale en nationale vertegenwoordigers in het parlement zetelen. De vertegenwoordiging van etnische minderheden, en dit is in het bijzonder de Roma, wordt via de grondwet gegarandeerd. In de schoot van het parlement wordt de regering gevormd, die de locus vormt van uitvoerende macht. De eerste minister wordt verkozen door het parlement op voordracht van de president. De andere ministers worden aangesteld door de president op voordracht van de eerste minister. De regering moet verantwoording afleggen aan het parlement en kan vallen via een constructieve motie van wantrouwen. Dit betekent dat de motie ook meteen een alternatieve eerste minister moet presenteren. De assumptie van politieke actoren is bijgevolg dat de zittende regering ook haar volledige termijn zal uitzitten, tot de volgende verkiezingen. Het grote voordeel hiervan is dat de oppositie niet verwacht de regering ten val te brengen via politieke manoeuvres. Sinds de omwenteling heeft Hongarije daardoor een stabiele executieve gekend, met een sterke partijdiscipline maar tevens een oppositie die een volwaardig alternatief vormde voor de regering. Dit is een teken van politieke maturiteit. De president ten slotte heeft slechts een betrekkelijk zwakke macht, die in de praktijk nog verder uitgehold werd doordat duidelijke meerderheden in het parlement verkozen werden. De president wordt indirect verkozen via het parlement voor een periode van 5 jaar met een 2/3 meerderheid in twee rondes. Er vindt eventueel een derde afvallingsronde plaats tussen de twee beste kandidaten, indien niemand het heeft gehaald in de eerste twee rondes. Dit kiessysteem heeft tot gevolg dat enkel kandidaten die consensusfiguren zijn, in aanmerking komen als president. De eigenlijke rol van de president is dan ook die van een symbolische vaderfiguur die boven het politiek toneel staat en voor continuïteit zorgt over verkiezingen en partijgrenzen heen. De president was dan ook een factor van stabiliteit gedurende de moeilijke transitieperiode. Zoals uit voorgaande blijkt is in postcommunistisch Hongarije een evenwichtig en democratisch politiek kader tot stand gekomen naar model van een West-Europese parlementaire democratie. De rol van de president als vaderfiguur is complementair aan deze 28 januari 2005
4
van parlement en regering, die het eigenlijke machtscentrum vormen. Het kiessysteem is gebalanceerd waardoor politici van op alle niveaus nationaal een kans krijgen. Een kanttekening dient geplaatst te worden bij de vertegenwoordiging van minderheden in het parlement. Hierin voldoet Hongarije tot vandaag nog steeds niet aan haar grondwettelijke bepalingen. Een ander pijnpunt is de vertegenwoordiging van vrouwen, die minder dan 10% van het parlement uitmaken. Negatief in het tot stand komen van de instellingen na de omwenteling is verder het feit dat na de communistische periode geen tabula rasa plaatsvond, waardoor de instellingen hiaten en inconsistenties vertonen. Het politiek kader is echter robuust genoeg gebleken voor het totstandkomen van een stabiel en competitief partijenpluralisme, dat, zoals hieronder zal duidelijk worden, gegroeid is gedurende de verschillende vrije verkiezingen. Chronologie van de verkiezingen na de omwenteling In de loop van de opeenvolgende postcommunistische verkiezingen komen twee grote trends naar voor. In het linkse blok is de voormalige communistische partij gestaag gegroeid, terwijl SDS, één van de twee groten na de eerste vrije verkiezingen, een snelle achteruitgang kende. Rechts springt vooral de forse groei van FIDESZ in het oog, terwijl MDF, de grootste partij in 1990, quasi volledig ten onder is gegaan. Op het hoe en waarom van deze trends ga ik hieronder uitgebreid in. In tabel 1 heb ik een overzicht geschetst van de verkiezingen sinds de omwenteling. Als illustratie en ter vollediging heb ik ook de beperkte verkiezingen van kort na de tweede wereldoorlog in het overzicht opgenomen.
MSZP FIDESZ MDF SDS MIEP MP FKGP KDNP ASZ IND Others Total
2002 % Seats 42,0 178 41,1 165 23 5,6 20 4,4 2,2 0,8 4,0 386
1998 % Seats 32,9 134 29,4 148 2,8 17 6,9 24 5,5 14 4,0 13,2 48 2,3 1 2,3 386
1994 % Seats 33,0 209 7,0 20 11,7 37 19,7 70 1,6 3,2 8,8 26 7,0 22 2,1 1 1 5,9 386
1990 % Seats 10,9 33 8,6 21 24,7 164 21,4 92 3,7 11,7 44 6,5 21 3,1 1 10 9,4 386
1947 % Seats 14,9 67 22,3 100 15,4 68 16,4 60 31,0 103 411
1945 % Seats 17,4 69 16,9 70 57,0 245 8,7 23 409
Tabel 1. Overzicht van de verkiezingsuitslagen: 1945-2002. (http://www.parties-andelections.de/hungary2.html) Aan de eerste verkiezingen na de omwenteling namen 28 partijen deel. Daarvan haalden 6 de kiesdrempel van 4%. Daaropvolgend ontstond een driedeling in het politiek landschap. Links was er MSZP, centraal SDS en FIDESZ en rechts MDF, KDNP en FKGP. Na de verkiezingen werd een rechtse coalitie onder leiding van MDF, en met KDNP en FKGP op de tweede lijn, gevormd. Hoewel de tweede partij van deze verkiezingen, SDS, in de oppositie belandde, kon ze via een pact met de coalitie toch de eerste president leveren. De linkse strekking is het slachtoffer geworden van fragmentatie die is opgetreden na het uiteenvallen van de communistische partij. Slechts één linkse partij, MSZP - de opvolgerpartij -, overschreed de kiesdrempel. Ondanks dit slechte resultaat haalde het linkse kamp cumulatief toch 25%. Opmerkelijk is dat tijdens deze eerste periode de rechtse coalitie reeds geconfronteerd werd met een geloofwaardige, niet communistische, oppositie. 28 januari 2005
5
Door de economische transitiecrisis en een algemene ontevredenheid bij de bevolking kwam de rechtse coalitie van deze eerste legislatuur onder vuur te liggen. De rechtstreekse gevolgen hiervan waren een crisis binnen MDF, die de partij niet meer te boven zal komen en resulteerde in de extreem rechtse splinterbeweging MIEP, een fragmentatie binnen het rechtse kamp, met onder meer radicaal conservatieve afsplitsing binnen FKGP, en een heropleving van links en in het bijzonder MSZP. De rol die MSZP tijdens deze periode heeft gespeeld mag niet onderschat worden. Uitgerekend de opvolgerpartij van de voormalige communistische partij heeft door haar imago van expertise en competentie een volwaardig alternatief kunnen bieden voor de zwalpende coalitie en onervaren oppositie, waardoor de bevolking haar vertrouwen in de prille democratie niet verloor (Hashim, 2002). In de aanloop naar de verkiezingen van 1994 werd de kiesdrempel opgetrokken tot 5%. Deze tweede verkiezingen na de omwenteling veroorzaakten een niet onverwachte omwenteling van het partijlandschap. De driedeling in het politiek landschap werd herleid tot een tweedeling. Links bevonden zich nu MSZP en SDS, rechts (vanaf 1995) FIDESZ, MDF, KDNP en FKGP. Een reeds vooraf voorspelde trend in deze verkiezing was het herleven van de opvolger van de voormalige communistische partij, MSZP. Na deze verkiezingen kwam dan ook een links blok aan de macht onder leiding van deze partij, die op zichzelf reeds over een absolute meerderheid beschikte, aangevuld met SDS. Opmerkelijk hier is het aan de macht komen van de voormalige communisten reeds vier jaar na de omwenteling. SDS verloor door deze coalitie met MSZP haar anticommunistisch elan, wat later fataal zal blijken. Tijdens de 1994-1998 periode vond opnie uw een hertekening van het partijlandschap plaats, deze keer enkel langs de rechterkant. De christenconservatieve partijen, MDF en KDNP, gingen tijdens deze periode bijna ten onder aan afsplitsingen en fragmentatie. Op het eerste zicht leek het alsof FKGP en MIEP het hierdoor ontstane politiek vacuüm zouden opvullen. De vroegere centrumliberale partij, FIDESZ, ziet echter haar kans. Na haar verlies in de verkiezingen van 1994 herpositioneerde deze partij zich aan de rechterkant van het politieke spectrum. Daarnaast sloeg FIDESZ ook aan bij gedesillusioneerde anticommunistische kiezers van SDS. De MSZP kon haar elan van 1994 niet voortzetten en de verkiezingen van 1998 werden dan ook gekenmerkt door een grote verkiezingsoverwinning voor FIDESZ. Om nationalistische en christenconservatieve kiezers aan te trekken had FIDESZ een beperkt electoraal pact met MDF en, vanaf de tweede ronde, FKGP gesloten. Dit rechtse kamp haalde samen de absolute meerderheid en vormde dan ook een coalitie na de verkiezingen, met stilzwijgende steun van MIEP, hoewel FIDESZ openlijk geen toenadering zocht tot deze extreem rechtse partij (Ilonszki en Kurtan, 2002). De periode tussen de verkiezing van 1998 en die van 2002 werd gekenmerkt door een verdere consolidatie aan de rechterkant van het partijlandschap. KDNP, dat sinds de verkiezingen van 1998 niet meer vertegenwoordigd was in het parlement, werd geheel opgenomen in FIDESZ. FKGP ging volledig ten onder aan een corruptieschandaal een ook deze partij werd deels opgenomen in FIDESZ. Het gevolg was dat FIDESZ eerder een rechtse koepelpartij werd en zich bovendien rechtser en openlijk nationalistisch herpositioneerde. Zo bracht de partij de etnische Hongaren buiten Hongarije ter sprake, een thema dat ook vandaag nog politiek relevant is. In de 1998-2002 legislatuur voerde de rechtse coalitieregering een agressieve, compromisloze politiek en ondermijnde op dubieuze wijze de oppositie van MSZP. Bovendien breidde de coalitie haar invloed uit over cultuur en staatsmedia (Kenez, 2002). Een positieve 28 januari 2005
6
verwezenlijking van deze regering was het totstandkomen van een stabiel economisch klimaat met substantiële economische groei, die echter ongelijk verdeeld was. De verkiezingen van 2002 vonden dan ook plaats in een context van sterk stijgende sociale ongelijkheid en toenemende politieke polarisatie tussen links en rechts. De verkiezingen 2002 werden derhalve gekenmerkt door een hevige strijd in een sterk gepolariseerd politiek landschap. Het contrast met de eerste verkiezing na de omwenteling in 1990 was groot. Slechts 9 partijen namen deel (28 in 1990) en slechts vier haalden de kiesdrempel (6 in 1990). Door deze polarisatie werden kleinere partijen verdrongen: MIEP haalde geen zetels meer en SDS haalde nauwelijks de kiesdrempel. In het parlement zijn nu derhalve slechts twee grote spelers. Deze toenemende polarisatie moet gezien worden in het licht van een verschillende visie op de transitie en de opvolgerpartij van de communistische partij, MSZP. Links stelt dat de transitie naar een liberaal-democratische samenleving een natuurlijk uitvloeisel is van de hervormingen van de jaren 80. Het voortbestaan van de opvolgerpartij MSZP is daardoor compatibel met het nieuwe partijenpluralisme. Het rechterkamp ziet de MSZP echter als een voortzetting van het oude communistische systeem zelf, en staat daardoor afwijzend ten opzichte van verdere deelname aan de politieke competitie van de opvolgerpartij. Rechts wil een politiek systeem opbouwen waarin vroegere communisten geen enkele macht kunnen verwerven. Dit fundamenteel verschil is niet enkel een politiek fenomeen, maar een breuklijn die doorheen de hele Hongaarse samenleving loopt. Het effect van deze polarisatie op de democratie is grotendeels negatief. Beide partijen zijn immers niet enkel meer uit op het uitvoeren van hun programma, maar vooral op het vernietigen van de tegenstrever. Hoewel de consolidatie van het partijlandschap tot twee grote blokken voordelig kan zijn voor een jonge democratie, is de polarisatie van niet enkel het partijlandschap, maar van de hele Hongaarse maatschappij dit niet (Kenez, 2002). Er dient wel opgemerkt te worden dat de grote meningsverschillen zich in het beleid vooral vertalen in symbolische dossiers, en geen rol spelen bij fundamentele ideologische keuzes met verstrekkende praktische implicaties, zoals de toetreding tot de Europese Unie. Een onverwacht positief effect van de polarisatie was de opkomst. Zowat 70,5% - 73,5% in de tweede ronde - van de kiezers kwam stemmen, een recordhoogte en een aanzienlijke overschrijding van de verwachtte 60-65% (Kenneth Benoit, 2002). Dit toont aan dat de democratie zeker onder de Hongaarse bevolking sterk leeft. Het centrumlinkse kartel MSZP-SDS, dat tijdens de tweede verkiezingsronde werd gevormd, haalde een onverwachte en nipte overwinning en vormde dan ook de coalitie. Opnieuw werd de zittende coalitie verslagen en vindt derhalve een coalitiewissel plaats. Sinds de omwenteling heeft geen enkele coalitie het langer dan één termijn uitgehouden. Bij deze overwinning van links mag de rol van de kiesdrempel niet worden onderschat. SDS haalde deze immers wel, terwijl de rechtse partij MIEP de 5% net niet haalt. Zonder kiesdrempel was een rechtse coalitie tussen FIDESZ-MDF en MIEP eventueel mogelijk geweest. De democratie zelf kreeg een aanzienlijke knauw tijdens deze verkiezingen. De toenmalige coalitiepartij FIDESZ werd door het OVSE beschuldigd van misbruik van staatsmedia en misbruik van overheidsboodschappen voor de eigen campagne. Hoewel FIDESZ zelf de kiescommissie had samengesteld die deze verkiezingen observeerde, beschuldigden rechtse aanhangers na de verkiezingen de linkse partijen van electorale fraude. De rechtse partijen vroegen, zich daarbij aansluitend, een hertelling van de stemmen. Extreem rechts stelde zelfs 28 januari 2005
7
een staatsgreep voor. Gewelddadige protesten tegen de verkiezingsuitslag in de straten van Boedapest bleven niet uit. Voor het eerst sinds de omwenteling trok de verliezende partij de legitimiteit van het verkiezingsresultaat in twijfel en werd de macht niet incident loos overgedragen (Kenneth Benoit, 2002). Hongarije heeft tijdens de jaren ‘90 een uitstekend pad naar een democratisch en partijenpluralistisch systeem gevolgd. De regering werd achtereenvolgens afwisselend door rechtse en linkse coalities. Daardoor kwamen niet enkel beide strekkingen voldoende aan bod, maar was er tevens een geloofwaardige oppositie die een reëel alternatief bood voor de zittende coalitie. Opmerkelijk is de rol die de voormalige communisten hierbij speelden. In de eerste jaren van de 21ste eeuw lijkt Hongarije echter haar positief elan verloren te hebben. Het partijlandschap lijkt te verschralen en vooral de rechterzijde blijkt haar steun aan de democratie op te zeggen, gegeven haar poging om meer controle te krijgen over de staatsmedia voor de verkiezingen van 2002, en de protesten erna. Overzicht van de partijpositioneringen bij de opeenvolgende verkiezingen Uit het vorige verkiezingsoverzicht is duidelijk geworden dat sinds de omwenteling steeds zowat dezelfde partijen in het parlement vertegenwoordigd waren. In dit laatste deel ga ik kort een overzichtsschets maken van die partijen, alsook van hun positionering. Die positionering moet tijdens de eerste postcommunistische jaren bekeken worden als een uittesten van verschillende politieke strategieën. Na deze eerste jaren heeft zich een betrekkelijk stabiel partijlandschap gevormd met reeds in de beginfase een consolidatie aan de linkerzijde, en in de tweede helft van de jaren ‘90 een consolidatie aan de rechterzijde. Het feit dat extreme partijen en afsplitsingen die zich aan de flanken van het politiek spectrum bevinden gemarginaliseerd werden, draagt in grote bij tot de stabiliteit van het partijlandschap. Centrumpartijen moeten immers geen oppositie op hun flank vrezen (Sitter, 2002). De laatste jaren is vooral de hierboven beschreven beweging naar een gepolariseerd tweepartijensysteem kenmerkend. Tabel 2 toont bij elke verkiezing sinds de omwenteling een overzicht van de partijpositioneringen van de partijen die de kiesdrempel haalden.
1990 1994 1998
Links/liberaal Links/linksGematigd Centrum/liberaal liberaal rechts MDF SDS MSZP KDNP FIDESZ FKGP MSZP MDF FIDESZ SDS KDNP MSZP SDS
MDF FIDESZ FKGP
Rechts Populistisch/extreem/ nationalistisch
FKGP MIEP
MSZP FIDESZ-MDF SDS Tabel 2. Partijlandschap en partijpositionering bij de opeenvolgende verkiezingen (vereenvoudiging van http://www.one-europe.ac.uk/pdf/bn2-02fowler.pdf ) 2002
28 januari 2005
8
Links/liberaal Aan de linkerzijde haalden MSZP en SDS voortdurend de kiesdrempel. MSZP is gestaag gegroeid in de eerste jaren na de omwenteling, terwijl SDS vooral na haar regeringsdeelname in 1994-1998 onderuit is gegaan. Daarnaast zal ik ook ter vervollediging tevens een derde, weliswaar kleine, linkse partij bekijken: MP. De MP (Munkaspart) werd op het 14 de congres van de communistische partij opgericht door de conservatiefcommunistische partijleden, als offensief tegen de hervormingsgezinde MSZP, en claimt dan ook de enige echte voortzetting te zijn van het communisme. De MP heeft als enige politieke relevantie dat ze MSZP in staat stelde zich definitief van het communistische verleden te distantiëren. De MP heeft de kiesdrempel nooit gehaald en dus nooit een zetel in het parlement verworven. MSZP ontstond op het 14 de congres van de communistische partij uit het hervormingsgezinde gedeelte van die partij. De partij positioneerde zich na de omwenteling als sociaaldemocratisch met een pragmatisch en praktijkgericht programma los van nationalisme en ideologie. Zoals reeds hierboven beschreven, was de communistische partij reeds in de jaren voor de omwenteling voorzichtig politiek, economie en cultuur aan het hervormen. Dit had een aantal positieve implicaties voor de opvolgerpartij, waardoor die reeds in 1994, slechts 4 jaar na het opgeven van het partijmonopolie van haar voorganger, opnieuw de macht kon grijpen. Ten eerste hadden de hervormingen tot gevolg dat de voormalige communistische elite na de omwenteling niet geconfronteerd werd met een sterk vijand ige bevolking en betrekkelijk snel als democratische speler geaccepteerd is (Pokol, 2003). Een ander voordeel hiermee verbonden was het vertrek van de radicale communisten die de MP vormden. Daardoor kon de partij zich distantiëren van de conservatieve apparatchiks die de basis vormden voor het oude communisme (Hashim, 2002). Een tweede voordeel van de hervormingspolitiek van de communistische partij was dat MSZP niet de illusie had, die verschillende andere Oost-Europese communistische en opvolgerpartijen wel hadden, dat ze door het grootste gedeelte van de bevolking gedragen werd (Grzymala-Busse, 2002). Hierdoor was MSZP in staat zich voor de omwenteling reeds in zekere mate voor te bereiden om in een pluralistisch politiek klimaat te overleven. Daardoor kon de partij ook onverwachte veranderingen van het systeem als noodzaak aanvaarden en greep ze niet terug naar de marxistische ideologie en repressieve praktijken uit het verleden, maar koos ze ervoor om deel te nemen aan de politieke competitie. Een andere reden waarom MSZP zo vlug na de omwenteling opnieuw de macht kon grijpen is het feit dat de partij kon terugvallen op een sterke partijstructuur en beschikte over ervaren en competente mandatarissen. Daardoor had ze naast een organisatorisch ook een minder voor de handliggend, maar niet minder aanzienlijk, politiek voordeel op de concurrentie. Wanneer de regeringspartijen na de verkiezingen van 1990 vooral blijk geven van onervarenheid en incompetentie, kan MSZP immers haar politieke competentie als electorale troef uitspelen. Dit had tevens een algemeen positief effect voor het aanvaarden van de democratie door de Hongaarse bevolking, die het vertrouwen in het nieuwe systeem niet verloor gedurende de eerste moeilijke jaren. De MZSP vormde immers een reëel democratisch alternatief voor de knoeiende regeringscoalitie (Hashim, 2002). Door bovengenoemde factoren in combinatie met een breed gevoel van nostalgie werd de MSZP reeds in 1993-1994 door een groot deel van de bevolking aanzien als de beste 28 januari 2005
9
verzekering voor de toekomst van het land. Bij de verkiezingen van 1994 haalde ze een absolute meerderheid en kwam zo opnieuw aan de macht. De populaire steun die de communistische partij tijdens het communisme niet had, had haar opvolgerpartij uiteindelijk wel. Na verkiezingen van 1994 bleek dat de MZSP niet de verhoopte oplossing was voor de transitieproblemen waarmee Hongarije kampte. Het positief imago van de partij werd getemperd maar bleef behouden waardoor de partij tot op vandaag een van de belangrijkste politieke actoren is in Hongarije, en sinds 2002 opnieuw de leiding van de regering op zich neemt. SDS is de erfgenaam van de intellectuele dissidente oppositie uit de jaren ‘70 en ‘80. Het profiel van de partij is progressief- liberaal met een sterke groene vleugel en met de blik op West-Europa gericht. Bij de verkiezingen van 1990 kwam de SDS als tweede partij uit de bus. Als gevolg van een knoeiende coalitie in de 1990-1994 legislatuur, een probleem dat ook op de onervaren oppositiepartij SDS afstraalde, en door de coalitie met MSZP tijdens de 19941998 legislatuur, waardoor SDS haar anticommunistisch profiel verloor, werd de partij gereduceerd tot een kleine speler. Toch mag haar rol in op het hedendaagse politiek toneel niet onderschat worden. SDS is immers de noodzakelijke partner voor een linkse meerderheid, hoewel het spook van de kiesdrempel bij de laatste verkiezingen gevaarlijk dichtbij was. Rechts Aan de rechterkant van het politiek spectrum hebben zich vooral tijdens de tweede legislatuur na de omwenteling grote verschuivingen voorgedaan. Deze kunnen toegeschreven worden aan de knoeiende rechtse coalitie van 1990-1994. De partijen die van deze coalitie deel uitmaakten - MDF, KDNP en FKGP - zijn nu nagenoeg volledig verdwenen. De van oorsprong links- liberale jongerenbeweging, FIDESZ, vulde het ontstane vacuüm op en heeft de andere rechtse partijen quasi volledig opgeslokt. Een laatste rechtse partij die een zekere relevantie heeft, is de extreem rechtse MIEP. MDF is op aansturen van hervormingsge zinde krachten binnen de communistische partij in september 1987 opgericht. Ze omvatte toen een brede coalitie van strekkingen en positioneerde zich als christenconservatieve volkspartij. Door haar hechte band met de communistische partij kon MDF niet terugvallen op een anticommunistisch imago, in tegenstelling tot SDS en FIDESZ. Toch won ze de verkiezingen van 1990 en leverde zo de eerste minister. Een slecht economisch klimaat en geknoei binnen de onervaren rechtse coalitie hebben echter tot gevolg dat de populariteit van MDF heel sterk daalde (Hashim, 2002). Wanneer haar partijleider en eerste minister, Antall, in 1993 stierf, was dit meteen het einde van de MDF als grote partij. Verschillende splinterbewegingen scheidden zich af vervolgens af van de partij en FIDESZ zal uiteindelijk het rechtse vacuüm opvullen. In 1998 werd de partij dan ook opgenomen in het blok rond FIDESZ. In 2002 kwam ze op als kartel met deze laatste partij, waardoor ze tot op vandaag vertegenwoordigd is in het Hongaarse parlement. KDNP heeft reeds een kort bestaan gekend als christen-democratische partij tussen 1945 en 1949 en heeft zich ook na de omwenteling als christen-democratisch gepositioneerd. Na de rampzalige coalitie van 1990-1994, waar de partij deel van uitmaakte, verloor KDNP quasi de helft van haar zetels en in 1998 werd de partij volledig geassimileerd in het rechtse blok rond FIDESZ. 28 januari 2005
10
Net zoals KDNP heeft ook FKGP historische wortels. De partij werd opgericht tijdens het interbellum en nam deel aan verkiezingen in 1945 en 1947. In 1945 haalde het als meest rechtse toegelaten partij zowat 57% van de stemmen. De heropleving kwam begin 1988 en in 1990 werd de partij opgenomen in de rechtse coalitie rond MDF. Haar programma, dat steunde op landhervormingen, werd echter binnen deze coalitie niet uitgevoerd waardoor zich afsplitsingen vormden en een deel van de partij in 1992 oppositie ging voeren. Dit heeft als gevolg gehad dat FKGP in 1994 een meer rechts-populistisch, conservatieflandelijke en antiwesterse profiel aannam, en mede daardoor op zeker moment in de peilingen zelfs de grootste oppositiepartij werd. In 1998 maakte FKGP opnieuw deel uit van de coalitie. In 2001 vond echter een totale desintegratie van de partij plaats na een corruptieschandaal, waardoor verschillende mandatarissen op zoek gingen naar een plaats binnen andere rechtse partijen, voornamelijk FIDESZ (Ilonszki en Kurtan, 2002). FIDESZ ontstond in maart 1988 als liberale anticommunistische jongerenbeweging met zowat hetzelfde profiel als SDS. Uit ontevredenheid over de eerste democratische regering vormde deze beweging zich in 1993 om tot politieke partij. In 1995 herpositioneerde de partij zich aan de rechterkant van het politieke spectrum, een gat opvullend ontstaan na de fragmentatie van de andere rechtse partijen na de verkiezingsnederlaag van 1994. Sindsdien vaart de partij een uitgesproken nationalistische koers en is, mede door het opslokken van KDNP en het kartel met MDF, uitgegroeid tot een rechtse koepelpartij. Tussen 1998 en 2002 leverde de partij de eerste minister. Vandaag is FIDESZ samen met MSZP de belangrijkste speler op het Hongaars politiek toneel. De rechts-nationalistische en antisemitische MIEP ontstond in 1993 als afsplitsing van MDF. De partij haalde de kiesdrempel enkel in 1998 en verleende in de daaropvolgende periode haar stilzwijgende steun aan de rechtse coalitie onder leiding van FIDESZ. In 2002 haalde MIEP de kiesdrempel net niet, en dit had verregaande implicaties voor een mogelijke rechtse coalitie. Nabeschouwing Uit voorgaande analyse blijkt dat in Hongarije evenwichtige en stabiele politieke instellingen tot stand zijn gekomen. Dit democratiseringsproces werd reeds tijdens het laatste decennium van de communistische overheersing ingezet door hervormingsgezinde krachten binnen de communistische partij. Na de omwenteling zal haar opvolgerpartij eerder een bewaker van de democratische instellingen blijken te zijn, een baken van stabiliteit en ervaring tussen de jonge onervaren oppositie. Deze oppositie is gedurende de tweede helft van de jaren ’90 volledig tot politieke maturiteit gekomen en op het einde van vorige eeuw is in Hongarije dan ook sprake van een heel evenwichtig en pluralistisch partijlandschap. Tijdens de eerste jaren na de eeuwwisseling lijkt het land echter haar positief elan te verliezen. Het partijlandschap is verschraald en werd defacto herleid tot twee grote negatief gepolariseerde blokken, die elkaar niet altijd even democratisch bekijken. De toekomst zal uitmaken of dit politiek antagonisme werkelijk een gevaar betekent voor de Hongaarse democratie.
28 januari 2005
11
Bronnen Boeken Blondel, J. & Müller-Rommel, F. (2001). Cabinets in Eastern Europe. Palgrave New York. pp 84-94. Fitzmaurice, John (2002). Politics and government in the Visegrad countries: Poland, Hungary, the Czech Republic and Slovakia. Palgrave New York. 202 p. Grzymala-Busse (2002). Redeeming the communist past. The regeneration of communist parties in East Central Europe. Cambridge university press, Cambridge. 341 p. White, Stephen (2003). Developments in Central and East European politics 3. Palgrave Macmillan New York. pp 57-73. Papers/artikels Hashim, S. Mohsim (2002). Shadows of the Past: Successor Parties in the Polish, Hungarian,and Russian Transitions. Uit: Problems of Post-Communism, vol. 49, no. 3, mei/juni 2002, pp. 42-58. Ilonski, G en Kurtan, S (2002). Hungary. Uit: European Journal of Political Research, 41, 2002, pp. 968-974. Kenez, Peter (2002). Hungary on the Road to Democracy. Uit: The New Leader, september 2002. Kenneth Benoit (2002). Like Déjà Vu All Over Again: the Hungarian Parliamentary Elections of 2002. Uit: Journal of Communist Studies and Transition Politics, December 01, 2002, vol. 18, no. 4, pp. 119-133. Pokol, Béla (2003). Separation of Powers and Parliamentarism in Hungary. Uit: East European Quarterly, XXXVII, No. 1, maart 2003. Sitter, N (2002). Cleavages, Party Strategy and Party System Change in Europe, East and West. Uit: Perspectives on European Politics and Society, 3:3 (2002), pp. 425-451. Internetbronnen http://www.parties-and-elections.de/hungary2.html http://www.electionworld.org/hungary.htm http://www.freedomhouse.org/research/freeworld/2003/countryratings/hungary.htm http://www.one-europe.ac.uk/pdf/bn2-02fowler.pdf Auteur Van Nieuwenhuyse Tim tel: +32 498 85 15 23
28 januari 2005
12
28 januari 2005
13