Participatie uit de AWBZ: wat staat gemeenten te doen? Anne-Marie van Bergen, Piet Driest, Manou van Eerten, Juul van Ogtropi
Denkoefening tot visieontwikkeling (Van Eerten 2009) We verplaatsten ons naar het jaar 2020 en fantaseren hoe onze nachtmerrie over de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning in onze gemeente eruit ziet… Doemscenario 2020 Mensen voelen zich lijdend voorwerp en nemen geen verantwoordelijkheid voor hun eigen leven. Uit onmacht en onder het mom „pakken wat je pakken kan‟ worden er hoge claims bij de overheid neergelegd. In een poging om de situatie te beheersen, breidt de overheid de regelgeving uit. Wie in aanmerking wil komen voor ondersteuning, moet eerst door een zeer complex indicatietraject. Elke afwijking van „het normale‟ heeft zijn eigen standaardindicatie en mensen worden gevolgd door mentoren en coaches die aan hen zijn toegewezen dankzij elektronische klantvolgsystemen. Dit alles brengt torenhoge uitgaven met zich mee. De overheid wil de kosten in toom houden. Zij rekent overheids- en zorginstellingen af op resultaten. (Parttime werkende) professionals besteden 65% van de werktijd aan registratie en verantwoording. Door de vergaande standaardisering in cliëntprofielen is er geen oog voor individuele behoeften en verschillen tussen mensen. Het gevoel van eigenwaarde neemt verder af. Mensen voelen zich betutteld of in de steek gelaten. Zij krijgen ondersteuning die zij niet willen. Voor de ondersteuning die zij wel willen, komen ze niet in aanmerking. Maak dit doemscenario af en benoem welke stappen er in uw gemeente nodig waren om dit doemscenario werkelijkheid te laten worden.
Inleiding De Ondersteunende en Activerende Begeleiding is in de loop van 2009 uit de AWBZ verdwenen. Op de functiegebieden sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, probleemgedrag en psychisch functioneren moeten matige tot zware beperkingen worden geconstateerd, wil het CIZ nog een indicatie voor de nieuwe AWBZ-verstrekking „Begeleiding‟ geven. Begeleiding vanuit de AWBZ is alleen nog aan de orde wanneer er sprake is van behoefte aan structuur in de persoonlijke levenssfeer en niet bij het participeren aan de samenleving (lees: buiten de deur). Participatie hoort volgens de staatssecretaris niet thuis in de AWBZ. De verantwoordelijkheid om burgers te kunnen laten meedoen aan onze samenleving ligt bij gemeenten, maar vooral bij henzelf. Daarmee maakt de wetgever een onderscheid tussen zelfredzaamheid (AWBZ) en participatie (Wmo en eigen verantwoordelijkheid burger). De volgende tabel geeft een overzicht van de grondslagen per 1 januari 2010.
1
Lichte beperkingen Grondslag Somatisch Psycho geriatrisch Psychiatrisch Verstandelijk gehandicapt Zintuiglijk gehandicapt Lichamelijk gehandicapt
Gemeente, Wmo of anders, gericht op participatie. Geen begeleiding meer uit de AWBZ na 1-1-2010
Matige of zware beperkingen in de persoonlijke levenssfeer AWBZ, gericht op zelfredzaamheid, Genormeerde omvang van de functie Begeleiding
Wat men voor ogen heeft is de AWBZ terug te brengen tot de essentie: "het verzekeren van niet verzekerbare risico's". De wijzigingen in de AWBZ betekenen dat de Wmo wordt uitgebreid, ten minste het werkingsgebied, maar niet automatisch de financiering. In het geval van de functie Begeleiding betekent het dat gemeenten verantwoordelijk worden voor zogenaamd lichte gevallen van begeleiding bij bovengenoemde grondslagen en alle gevallen van begeleiding voor mensen met een psychosociale grondslag. Van gemeenten wordt min of meer verwacht dat zij binnen afzienbare tijd de verantwoordelijkheid voor de participatie van kwetsbare burgers in ieder geval voor een deel overnemen uit de AWBZ. Er is echter niet zozeer sprake van een overheveling van AWBZtaken naar domeinen binnen de Wmo, immers vanuit de huidige prestatievelden in de Wmo zijn gemeenten automatisch verantwoordelijk voor het compenseren van beperkingen van burgers op een aantal terreinen van participatie: “Het compensatiebeginsel, neergelegd in artikel 4 van de Wmo, houdt in dat de gemeente de plicht heeft om oplossingen te bieden aan burgers met beperkingen via het treffen van voorzieningen die hem in staat stellen: - een huishouden te voeren - zich te verplaatsen in en om de woning - zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel - medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. (www.invoeringwmo.nl) . In hoeverre de compensatieplicht nu verder is uitgebreid hebben gemeenten kunnen lezen in de beleidsbrief Pakketmaatregelen AWBZ van het Ministerie van VWS (16 september 2008). Duidelijk is in ieder geval dat er geen sprake is van een naadloze overheveling. Er zullen gaten vallen, of anders gezegd: Burgers worden meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Vanuit de praktijk van 2009 zijn er drie toekomstvisies op begeleiding in de gemeentelijke Wmo te formuleren: 1. Gemeenten nemen lichte begeleiding over uit de AWBZ en laten de indicatie door het CIZ stellen of doen dit zelf. Burgers worden individueel geïndiceerd en ondersteund. Subsidieverstrekking aan zorginstellingen valt hier ook onder. 2. Gemeenten wachten af wat de gevolgen zijn van de wetswijziging en doen niets. 3. Gemeenten gebruiken de pakketmaatregelen om tot een kanteling in denken en doen te komen door nieuwe vormen van ondersteuning te ontwikkelen die collectief of individueel kunnen zijn en gebiedsgericht en dwars door alle sectoren heen georganiseerd.
2
1. Vraagstelling Dit artikel gaat in op het laatste lijn. De vraag is hoe gaat de WMO de participatie van kwetsbare burgers bevorderen, zonder een nieuwe AWBZ te worden, met de beperkte middelen die er zijn, en gebruikmaken van de kracht en creativiteit van burgers. We constateren daarin een aantal dilemma‟s, waar gemeenten voor staan. Deze dilemma‟s vereisen in onze visie een aanpak die hoge eisen stelt aan de flexibiliteit van het gemeentelijk apparaat. De geest van de participatie waart door Nederland: er wordt door de VNG gesproken over een kanteling in denken en doen uitgaande van het compensatiebeginsel in de Wmo. (www.vng.nl, project de kanteling) Ook in sommige gemeenten en op het ministerie wordt gesteld dat de pakketmaatregelen en het streven naar Welzijn Nieuwe Stijl gepaard gaan met een kanteling in denken. Maar wat betekent dit? Wat is er nodig om op nieuwe manieren te gaan werken? De pakketmaatregelen AWBZ zien wij als een aanleiding om patronen te doorbreken en een doorstart te maken met het gedachtegoed van de Wmo. Alvorens hierop in te gaan is het van belang om de context te begrijpen waarin de pakketmaatregelen AWBZ zijn ontstaan en welke argumenten hieraan ten grondslag liggen. 2. Huidige context Er zijn verschillende manieren om te kijken naar het verdwijnen van de begeleiding uit de AWBZ en overal zit iets van waarheid in. De AWBZ is een te dure voorziening geworden (we betalen 13% van ons belastbare inkomen aan premie) De AWBZ is in de afgelopen veertig jaar een vergaarbak geworden voor langdurige zorg geworden. Wie kan nog een serieuze link leggen tussen de zware onverzekerbare medische risico‟s (reden van aannemen van de wet in 1968) en het begeleiden bij boodschappen doen bij een oudere dame die in de war begint te raken? De AWBZ is een systeem geworden dat zijn vertrekpunt heeft in de tekorten en beperkingen van individuele burgers. Hoe groter de tekortkoming, hoe hoger de compensatie uit de pot. Waarschijnlijk werkt het voor veel mensen contraproductief om voortdurend geassocieerd te worden met hun tekort aan zelfredzaamheid en met het medische circuit. Al enige tijd was duidelijk dat de begeleiding uit de AWBZ zou verdwijnen. Er draaiden experimenten en pilots ten behoeve van deze gewenste verandering. Tegelijkertijd verschenen er krantenartikelen met als strekking dat ouderen via de AWBZ begeleid naar de film konden gaan en dat jongeren uit de AWBZ bijles kregen “en dat de AWBZ daar toch nooit voor bedoeld was”. Om te beseffen hoe weinig specifiek de begeleiding is, kunnen we kijken naar het volgende voorbeeld. Een oudere, recent verweduwde mevrouw, die wat in de war begint te raken, kan hulp zoeken bij haar huisarts die haar eventueel kan insturen naar een geheugenpoli, de wijkverpleging voor haar kan regelen en/of medicatie kan voorschrijven (Zorgverzekeringswet/AWBZ), ze kan naar de dagopvang in een verzorgingshuis (AWBZ), ze kan naar buurtgesprekken of een ouderensoos in het wijkcentrum (WMO) en wellicht kan de corporatie haar een wisselwoning aanbieden in de buurt van haar dochter (huisvestingswet BBSH, experimenten wonen en mantelzorg, provincie). Alle vier mogelijkheden komen voor en waarschijnlijk is de mogelijkheid waarbij ze na het vaststellen van haar tekorten in de dagopvang terechtkomt, een slechte oplossing: ze verliest het contact met de mensen in de eigen buurt en het is maar de vraag of er nog voldoende beroep wordt gedaan op de sociale
3
competentie en interesses die ze wel nog heeft. Dit is een voorbeeld van een onwenselijke situatie binnen de AWBZ die om een oplossing vraagt. Naast het rigoureus schrappen van AWBZ-onderdelen, zoals nu deels met de begeleiding is gebeurd, ziet de staatssecretaris nòg een andere manier om de uitgaven te beteugelen, namelijk het verkleinen van de toegangspoort, dus het strenger maken van de indicatie. De nadruk op het controleren en rechtvaardig maken van een indicatie heeft echter ook een negatief gevolg. Om voor een AWBZ-verstrekking in aanmerking te komen, is het zaak het tekort sterk te accentueren of wellicht zelfs te overdrijven. Als je tegen de indicatiesteller zegt dat je best nog wel iets kan, zou je wel eens je eigen glazen kunnen ingooien. Op deze manier vergroot de AWBZ aangeleerde hulpeloosheid en het claimgedrag van calculerende burgers die hun rechten komen opeisen. Uit de resultaten van pilots en experimenten werd geconcludeerd dat het logisch was dat gemeenten vanuit de Wmo-gedachte en vanuit de plicht iets te doen aan de participatie van de inwoners het nieuwe gat gaan opvullen. Het ingewikkelde is nu om een voorziening gebaseerd op een tekort aan zelfredzaamheid te vervangen door een voorziening die zich richt op participatie en die vooral gebaseerd is op het versterken van hetgeen mensen nog wel kunnen en willen. De vraag is hoe kan een individuele verstrekking als de AWBZ begeleiding nu vervangen worden door een ondersteuningsaanbod dat mensen op weg helpt naar meedoen in de samenleving. Natuurlijk kent de wet wel individuele oplossingen, maar de geest van de wet ligt toch vooral in termen als participatie, samen en collectief. Dat is wellicht het meest ingewikkelde waar gemeenten nu mee te maken krijgen. Niet de financiële aspecten zijn het grootste struikelpunt voor gemeenten, maar de omslag van een AWBZ-regime naar een Wmoregime. We constateren dat er een zoektocht gaande is naar wat een integrale aanpak heet. Wij noemen dat liever een includerende aanpak. Dat betekent: een samenleving waarin er voor iedereen plek is om op eigen manier een bijdrage te leveren en waarin men elkaar waar nodig daarbij ondersteunt. Er ontstaat een aanpak waarin vraag en aanbod op elkaar is afgestemd, partijen elkaar kennen en kunnen vinden en die over de grenzen van gemeenten en subsidieafspraken reiken. Deze aanpak is op dit moment nog toekomstmuziek. We zien wel dat er onder de noemer van burgerparticipatie allerlei interactieve processen ontstaan en dat er pilots worden opgezet om te onderzoeken wat integrale samenwerking in de lokale context kan betekenen. 4. Dilemma’s Er zijn vijf dilemma‟s die spelen bij de kanteling in denken en doen: 1. van individueel naar algemeen/ voorwaardenscheppend, 2. van betutteling naar empowerment, 3. van wantrouwen naar vertrouwen, 4. van exclusie naar inclusie, 5. van bureaucratie naar creatie,
4
Ad 1:Van individueel Wanneer we uitgaan van de zorgbehoefte van de cliënt, stellen we vragen als: wat heeft de cliënt nodig, wat betekent dit voor de rol van de zorgverlener, welk beroep wordt gedaan op het informele netwerk en waarom doen we wat we nu doen? Door deze vragen te stellen wordt vaak helder dat een individuele voorziening niet altijd de enige oplossing is. deze vragen moeten ingaan op de talenten en kracht van (het netwerk van) de cliënt zelf. We gaan nu immers niet meer uit van het zgn. AWBZ regime dat denkt vanuit de beperkingen van de cliënt (trouwens net als vaak de cliënt zelf!). We gaan nu uit van een Wmo-regime ofwel van de mogelijkheden van een cliënt. Ten tweede willen we een beeld krijgen van wat partijen in de omgeving van de cliënt kunnen doen: wat is het zorg- en dienstenaanbod, waar sluit het aan op ander aanbod en waar liggen hiaten, wat kan uit het informele of vrijwillige netwerk van de cliënt worden opgelost en waarvoor is professionele begeleiding de enige oplossing? Op die manier ontstaat er een integraal, includerend aanbod dat op maat bij een cliënt past. Vaak ontstaat dit overzicht niet vanzelf en zijn er verschillende sessies nodig met betrokken partijen nodig om antwoorden op deze vragen te kunnen formuleren. Het vraagt om een goed gesprek met de cliënt, het informele netwerk en alle betrokken hulpverleners. Naar voorwaardenscheppend: Voor de rol van de gemeente betekent dit dat deze een afweging moet maken tussen zelf voorzieningen regelen of de voorwaarden te scheppen waardoor de zorgvraag van de cliënt door particulier initiatief of marktwerking kan worden ingevuld . Deze afweging betekent dat de gemeente een balans moet vinden tussen verantwoordelijkheid nemen voor haar wettelijke taken versus de kennis die nodig is om deze taken optimaal te kunnen uitvoeren. Dat betekent dat oplossingen niet alleen liggen in het faciliteren van gebouwen, loketten of (subsidies voor) organisaties, maar ook in het expliciteren van abstracties. In het laatste ligt de moeilijkheidsgraad omdat dit van een gemeente kan vergen dat ze veel van een zorgvraag weet zonder op de stoel van de zorgverlener te gaan zitten (denk bijvoorbeeld aan het Pgb Welzijn). Ad 2 van betutteling naar empowerment Voorwaarde voor de rol van gemeenten is dat die het versterken van de kracht van kwetsbare burgers in zijn vaandel heeft. Dat betekent een omslag bij burgers en een omslag bij het gemeentelijk apparaat. De gemeenten moeten vooral ondersteunend zijn voor initiatieven van burgers (wat is jouw plan en waar kunnen wij jou daarin ondersteunen) in plaats van beperkingen vaststellen op basis waarvan een burger tegen zichzelf moet worden beschermd. Ad 3 van wantrouwen naar vertrouwen Dat heeft alles te maken met de mate waarin gemeenten in staat zijn hun processen meer op basis van vertrouwen dan op wantrouwen, beheersing en controle in te richten. Immers dat wantrouwen zit in de AWBZ ingebakken, je moet bewijzen dat je beperking een serieuze is, dat je ondertussen niet beter bent geworden. Dit beheersen, controleren, indiceren, registreren maakt dan plaats voor stimuleren en onderstenen. Deze omslag is nodig zowel tussen (gemeentelijke) afdelingen en instellingen als tussen gemeente enerzijds en burgers anderzijds. Ad 4 indicatiestelling is bij uitstek het instrument van de exclusie gebleken: op basis van een beperking kun je een beroep doen op onze collectieve middelen. Inclusie betekent dat je oog hebt voor al die processen en obstakels die uitsluiting in de hand werken en dat je deze systematisch uitbant. Als alle burgers mee moeten doen, dan moet je ook zorgen dat de toegang, beschikbaarheid en bruikbaarheid van de maatschappelijke infrastructuur is geregeld. Dat stelt eisen aan fysieke omgeving, competenties van ambtenaren, inrichting van de
5
overheid. We streven naar een verandering van AWBZ-zorg naar includerende maatschappelijke ondersteuning. Om te bepalen welke positie betrokkenen innemen in een lokale buurt of wijk, moeten zij bereid zijn om kritisch naar eigen perspectief, rol en functioneren te kijken. Dit gezamenlijk zoeken naar antwoorden op deze dilemma‟s is het begin van verandering en van de ontwikkeling naar een lokale uitwerking van nieuwe vormen van begeleiding. Ad 5 Als alle middelen die nu aan bureaucratie worden besteed voor de helft zouden worden uitgegeven aan bovengenoemde maatregelen, dan zouden we een heel eind zijn. Enige bureaucratie is noodzakelijk voor een eerlijke verdeling van collectieve middelen, maar iedereen is het erover eens dat deze nu volstrekt uit zijn voegen gebarsten is. Laat burgers nadenken over hun eigen verantwoording (of over die van de buurman)
3. Vernieuwende initiatieven We zagen dat het belangrijk is gebruik te maken van ieders creativiteit, ruimte te bieden aan initiatieven en vertrouwen te geven zonder alles dicht te regelen. Dat levert een mix op die mensen uitdaagt en steunt om naar eigen vermogen mee te doen. Gemeenten subsidiëren al veel collectieve activiteiten waardoor kwetsbare burgers kunnen participeren. Denk aan de soos voor ouderen, eetcafés en wijkrestaurants en activerend huisbezoek door vrijwilligers. Door hierbij groepen te combineren en gebruik te maken van vormen van vrijwillige inzet komt een contact tussen kwetsbare en vitale burgers tot stand en krijgen kwetsbare burgers de kans zich in te zetten voor anderen. Daarbij worden zo veel mogelijk kwetsbare mensen betrokken bij het realiseren van het aanbod. Voorbeelden zijn de inschakeling van mensen met een psychiatrische achtergrond of een verstandelijke beperking als (vrijwillig) medewerker bij vervoer, sport en bewegen, ICT-gebruik, het inschakelen van leerlingen van ROC‟s bij de dagbesteding voor groepen van gemengde samenstelling (jong/oud, met/zonder beperking), huiswerkbegeleiding door ouderen of geschiedenisprojecten waarin ouderen aan scholieren vertellen over bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog. Ook zijn er steeds meer plekken waar gemeenten “voor- en door” projecten faciliteren, zoals dagbestedingprojecten in zelfbeheer of woonvormen met onderlinge steunafspraken. Een belangrijke stimulans kan zijn als de gemeente de initiatiefnemers steunt bij het tot stand brengen van het contact met het bijvoorbeeld lokale bedrijfsleven, of zorgt dat ze ambtelijk ondersteuning krijgen bij het concretiseren en realiseren van hun ideeën. Interessante vraag is hoe je op creatieve wijze van individuele voorzieningen collectieve arrangementen kunt maken. Als het gaat om behoefte aan praktische ondersteuning en begeleiding zoals bij het boodschappen doen, tuinonderhoud en het onderhouden van sociale contacten, kunnen maatjes- en vrijwilligersprojecten een goed alternatief bieden ten opzichte van begeleiding door een betaalde kracht. Kwetsbare burgers zullen in veel gevallen echter pas gebruik maken van dit soort mogelijkheden, als ze ook iets terug kunnen doen: gelijkwaardigheid en wederkerigheid zijn belangrijke waarden. Op een aantal plaatsen vinden experimenten plaats waar mensen de gelegenheid krijgen om een dienst te vragen en tegelijkertijd ook een dienst aan te bieden. Denk bijvoorbeeld aan het schatgraverproject in de wijk Roombeek in Enschede, waar mensen huis aan huis benaderd zijn met de vraag wat zij kunnen bijdragen aan de wijk en aan
6
welke steun zij zelf behoefte hebben. De inventarisatie van en bemiddeling tussen vraag en aanbod kan het beste per wijk of buurt aangepakt worden. Het gaat immers in veel gevallen om kortdurende en regelmatig terugkomende diensten, die een buurtbewoner even tussendoor kan doen. Ook vergroot nabijheid de kans dat de ontvangende partij gemakkelijk iets kan terugdoen (bijvoorbeeld even op een kind passen, een pakje aannemen) en levert het kansen op dat de onderlinge kennismaking tussen buurtbewoners ook de leefbaarheid en het onderling contact in de wijk ten goede komt. Ervaringen tot nu toe wijzen uit, dat een aanjager of wijkregisseur nodig is, om initiatieven niet te laten verzanden. Bij de start is het belangrijk dat verschillende betrokken partijen elkaar leren kennen en ervaring krijgen met deze manier van denken en bemiddelen. Daarom is een startfase gewenst waarin partijen regelmatig bijeenkomen en aan de hand van concrete casussen bemiddelingen tot stand brengen. Rest de vraag hoe je aan vrijwilligers komt? Zet de actieve vrijwilligers bij elkaar en laat ze zelf met oplossingen komen. Schakel het bedrijfsleven in, laat de vele loketten dienen als antennes, geef ambtenaren “verplicht” de mogelijkheid een dag in de maand vrijwilligerswerk te doen (belang van signaal). Denk bij de deelnemers ook aan mensen uit de kring van buurtverenigingen, vrijwilligers, onderwijs, welzijnswerk, zorg, wonen, sociale dienst, stedelijk beheer, etc. Voorzichtig zien we dus al nieuwe integrale concepten van samenwerking ontstaan waarin aanknopingspunten voor een kanteling te vinden zijn. Om enkele spraakmakende voorbeelden te noemen: • Projecten op het snijvlak Wmo/WWB zoals het activeringscentrum, waarin langdurig werklozen zelf collega-werklozen interviewen over hun ideeën om in eigen wijk/woonomgeving maatschappelijk actief te worden. •
Projecten zoals het Aventour Omtinkerij in Tytsjerksteradiel, om vanuit de persoonlijke situatie met iemand mee te denken en de omgeving bij de ondersteuningsvragen te betrekken.
•
Een voorbeeld van een aanpak waarin de eigen kracht van de kwetsbare burger centraal staat is bijvoorbeeld de gemeente Almelo, waar men werkt met een PGB welzijn: een (beperkt) individueel budget dat een kwetsbaar iemand kan gebruiken om zijn deelname in de maatschappij te vergemakkelijken. Het gesprek met de kwetsbare burger vormt in Almelo de basis. Voor het voeren van deze gesprekken zijn verschillende partijen beschikbaar: de teamleden werkzaam in het gemeentelijk Wmoloket, medewerkers van Sociale Zaken, medewerkers van MEE en van welzijnsorganisaties. In de gesprekken wordt gekeken naar iemands daginvulling, zijn persoonlijke voorkeuren en leefstijl. Ook familieleden en vrienden, informele hulpbronnen, kunnen betrokken worden bij het nadenken over wat er nodig is zodat iemand meer naar eigen wens en mogelijkheden kan participeren.
•
De diverse kwartiermakerfestivals, waarin wijkbewoners met en zonder beperkingen samen met name kunst en toneel maken (o.a. Haarlem, Eindhoven, Utrecht, Arnhem).
5. Conclusies 7
Samenvattend kunnen we stellen dat de wetswijzigingen in de AWBZ rond begeleiding een goede ontwikkeling vormen, mits gemeenten ervoor kiezen om daadwerkelijk aan de slag te gaan met het zoeken naar alternatieve oplossingen. Wij zijn ervan overtuigd dat die er zijn, gezien de vele initiatieven op dit gebied. Dat brengt ons bij ons tweede punt: er gebeurt al veel en al veel goeds. Goeds dat in elke context, in elke wijk of buurt, kan bijdragen tot andere oplossingen voor begeleiding. We kunnen beter kijken naar wat er al bedacht is, dan zelf opnieuw het wiel te willen uitvinden. Het blijkt dat bij alle genoemde voorbeelden en te nemen stappen een trekker met lef en visie (een wethouder, een bestuurder, een buurtregisseur, een wijkmanager) nodig is. Dit hoeft niet een aparte taak te zijn of een nieuwe functie. Nee, deze persoon is vaak al werkzaam in de omgeving en gaat op zoek naar het voor de hand liggende. Het is vaak iemand die buiten bestaande kaders kan denken en op zoek durft te gaan naar alternatieve aanpakken. Aanpakken die elders soms al werken. Een trekker is daarmee iemand die niet bang is om impopulaire maatregelen te nemen en weet vast te houden aan de richting en plannen die zijn ontwikkeld. Tot slot is er ruimte voor initiatieven van betrokkenen nodig, een gezamenlijke visie op het belang van meedoen door iedereen, een gemeente die bereid en in staat is verbindingen te leggen tussen mensen met ideeën. Er is ruimte nodig voor ondersteunende organisaties zoals het welzijnswerk, vrijwilligersorganisaties en het bedrijfsleven. Dit betekent dat er een team met „enthousiaste voortrekkers‟ nodig is die bestaat uit de belangrijkste betrokken organisaties en de gemeente. Een stuwende kracht vanuit het management alleen is niet voldoende is, dat moge duidelijk zijn. Vanuit een veranderkundige optiek bezien zijn dit vragen waaraan organisatieadviseurs een toegevoegde waarde kunnen leveren. Door openheid te bieden in de vele interpretaties en achterliggende waarden die gekoppeld zijn aan nieuwe wetgeving, ontstaat inzicht in diversiteit van de lokale context en operationalisering van oplossingen. Kennis van die verschillende aanpakken, consequenties en eigenschappen zorgt voor flexibiliteit in het gebruik ervan. Bovendien zorgt het voor het besef dat alternatieven voor de AWBZbegeleiding in de lokale samenleving gevonden kunnen worden. Deze inzichten en deze manier van denken kunnen helpen om organisaties en jezelf beter te begrijpen, om beter te besturen en beter te presteren ten aanzien van burgers en cliënten. Dit geeft ruimte en vertrouwen om een relatie of een gesprek (opnieuw) vorm te geven. En het biedt ruimte om met andere partijen nieuwe mogelijkheden te verkennen en oude denkbeelden definitief op te ruimen. Het vraagt overigens wel om een investering in nieuwe of bestaande relaties, om begrip en vertrouwen in elkaar en om de wil om mogelijkheden tot samenwerking te verkennen. Denkoefening tot visieontwikkeling (Van Eerten 2009) We verplaatsten ons naar het jaar 2020 en fantaseren hoe onze dromen eruit zien aangaande maatschappelijke ondersteuning … Droomscenario 2020 Door de kredietcrisis in de zomer van 2008 is er tijd gekomen voor bezinning. In plaats van een wereld die draait om geld en winst, krijgen mensen de behoefte aan een wereld waar de
8
mens en haar welzijn centraal komt te staan. Zij realiseren zich in toenemende mate dat ondersteunende begeleiding ook over henzelf gaat en over hun eigen familie, vrienden en buren. Mensen zijn zich meer bewust van hun eigen kwetsbaarheid maar ook van hun mogelijkheden. Er is tijd, ruimte en aandacht voor elkaar. Dit heeft zich gemanifesteerd in tal van burgerinitiatieven. Mensen zijn met elkaar in dialoog gegaan, op straat, maar ook in allerlei communities op het internet. Ook radio en televisie zijn hierin meegegaan. Dit heeft zijn uitwerking gehad op het werk van beroepskrachten in de zorg. Van het verlenen van zorg is hun rol steeds meer een van assisteren in het verbeteren van kwaliteit van leven geworden. Iedereen bepaalt zelf of en hoe zij ondersteuning nodig hebben. Wie behoefte heeft aan extra ondersteuning, kan hiervoor terecht bij instellingen op wijk- en straatniveau zoals voedselbanken en buurthuizen, maar ook kerk, fitnesscentrum en café. Het ministerie van VWS heeft de 800 miljoen euro die zij bezuinigde op de AWBZ doorgesluisd naar de Wmo. De verantwoordelijkheid is daardoor steeds meer komen te liggen op straat- en wijkniveau. De nadruk ligt hier veel meer op inhoud en de bureaucratie is tot een minimum beperkt. Het beheersdenken is losgelaten. Systemen worden faciliterend in plaats van richtinggevend, controlerend of bepalend. Zij volgen nu de leefwereld in plaats van andersom. Burgers hebben zorg en ondersteuning in eigen hand. Maak dit droomscenario af en benoem welke stappen er in uw gemeente nodig waren om dit scenario werkelijkheid te laten worden.
i
De auteurs zijn werkzaam bij MOVISIE, VILANS, RadarAdvies of zijn zelfstandig adviseur. Dit artikel is gebaseerd op enkele invitational conferences en op twee studiedagen van StudieArena.
9