Dienstverrichters: Wat te doen?1 Mr.Drs. J.H.M. spanJaarD
Op 28 december 2009 werd de Dienstenrichtlijn2 geïmplementeerd in artikel 6:230a t/m f BW.3 In dat kader werden ook andere regelingen, zoals artikel 6:234 BW aangepast. sinds de invoering van de Dienstenrichtlijn in het nederlands Burgerlijk Wetboek, is het onduidelijkheid troef. niet in de laatste plaats in artikel 6:234 BW, dat sinds 28 december 2009 nog twee keer is gewijzigd. In de recente literatuur zijn de opeenvolgende wijzigingen van artikel 6:234 BW bekritiseerd.4 alle goede bedoelingen van de wetgever ten spijt om duidelijkheid te scheppen, blijven algemene voorwaarden en dienstverrichters voor de wetgever een moeilijk te matchen koppel. Daarbij is de eerste rechtspraak over artikel 6:230a t/m f BW een feit, wat een hernieuwde bespreking van het onderwerp de moeite waard maakt.
I
n deze bijdrage sta ik achtereenvolgens stil bij de Dienstenrichtlijn en de implementatie daarvan in het Nederlands Burgerlijk Wetboek (paragraaf 1) en de wisselwerking tussen de Dienstenrichtlijn en artikel 6:234 BW (paragraaf 2), de problemen waarvoor artikel 6:234 BW dienstverrichters die gebruikmaken van algemene voorwaarden, in de praktijk stelt (paragraaf 3). In paragraaf 4 bespreek ik het arrest van het Hof Arnhem van 11 december 2012, waarna wordt afgesloten met een signalering van innerlijke tegenstrijdigheid in artikel 6:234 BW (paragraaf 5) en aanbevelingen aan de praktijk (paragraaf 6), waarbij ik oog zal hebben voor zowel de adviespraktijk als de procespraktijk.
1 2 3 4
De titel is vrij naar de titel van het politieke pamflet ‘Что делать?’ (‘Wat te doen?’) van Vladimir Ilyitsj Lenin uit 1902. Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PbEU 2006, L 376. Stb. 2009, 616. J.H.M. Spanjaard, ‘Artikel 6:234 BW of de moeizame relatie van de Nederlandse wetgever met Europese regelgeving’, Contracteren 2012, 1, p. 27-33 (Spanjaard 2012/1) en de in dat artikel genoemde literatuurverwijzingen; T.B.M. Kersten, ‘Richtlijnconforme uitleg van de informatieverplichting bij dienstverrichting; ijdele hoop voor ongemak?’, ORP 2012, nr. 6, p. 40-45 (Kersten 2012); J.H.M. Spanjaard, ‘Aan de toepasselijkheid van algemene voorwaarden is niets algemeens…’, ORP 2012, nr. 4, p. 22-30 (Spanjaard 2012/2); M.Y. Schaub, ‘Richtlijnconforme interpretatie bij de informatieplicht van algemene voorwaarden voor dienstverleners’, Contracteren 2013, 1, p. 3-7 (Schaub 2013/1); M.Y. Schaub, ‘Twee regelingen voor elektronische algemene voorwaarden in het BW’, NTBR 2013, 16 (Schaub 2013/2).
TIJDSCHRIFT OVEREENKOMST IN DE RECHTSPRAKTIJK NUMMER 4, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS
1. De Dienstenrichtlijn en de implementatie in het BW De Dienstenrichtlijn is op 28 december 2009 geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Voor een groot deel betrof het wijzigingen in de bestuursrechtelijke regelgeving; in het civiele recht is de Dienstenrichtlijn geïmplementeerd in artikel 6:230 a t/m f BW. Deze implementatie in het Burgerlijk Wetboek betreft de omzetting van artikel 22 van de Dienstenrichtlijn in het Burgerlijk Wetboek. Artikel 22 van de Dienstenrichtlijn bevat bepalingen over informatie die verstrekt moeten worden door de dienstverrichter aan zijn klant en over de wijze waarop de dienstverrichter deze informatie dient te verstrekken. Van belang is eerst af te bakenen, wie dienstverrichters zijn onder de Dienstenrichtlijn en wie niet. Artikel 6:230a BW definieert in navolging van artikel 4 onder (1) en (2) van de Dienstenrichtlijn de dienstverrichter – geparafraseerd – als iedere natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan in loondienst, een economische activiteit verricht die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt. Overweging 33 van de considerans van de Dienstenrichtlijn bevat een niet-limitatieve opsomming van enkele voorbeelden van beroepsgroepen die onder de Dienstenrichtlijn vallen: advocaten, reisbureaus, architecten, dienstverrichters in de bouw, accountants, consultants en adviseurs. Minstens zo belangrijk is artikel 2 lid 2 van de Dienstenrichtlijn, waarin de van de werking van de Dienstenrichtlijn uitgesloten diensten zijn opgesomd. Onder de uitgesloten categorieën bevinden zich diverse dienstverleners, die 23
volgens het Nederlandse gangbare spraakgebruik al snel als dienstverleners zullen worden aangemerkt: gerechtsdeurwaarders, notarissen, banken en telecomproviders. Zoals uit het voorgaande blijkt, laat de definitie van de dienstverrichter de nodige onduidelijkheid. Een safe bet lijkt te zijn dat op dienstverleners die binnen de reikwijdte van artikel 4 van de Dienstenrichtlijn vallen en in artikel 2 van diezelfde richtlijn niet zijn uitgezonderd, de Dien-
Hoe bovendien te denken over het geval waarin de consument-wederpartij van de dienstverrichter aangeeft überhaupt niet te beschikken over internet? stenrichtlijn en de implementatie daarvan in het BW van toepassing is. De Dienstenrichtlijn moet overigens op het bureau of in het scherm worden gehouden, omdat artikel 6:230b BW naar de Dienstenrichtlijn verwijst en artikel 6:230a BW de in artikel 2 van de Dienstenrichtlijn genoemde uitzonderingen op de Dienstenrichtlijn niet bevat. Artikel 6:230b BW, zijnde de Nederlandse bepaling waarin artikel 22 Dienstenrichtlijn is geïmplementeerd, verplicht de dienstverlener om de navolgende informatie aan zijn klant ter beschikking te stellen: 1. zijn naam, rechtspositie en rechtsvorm, het geografisch adres waar hij is gevestigd, zijn adresgegevens, zodat de afnemers hem snel kunnen bereiken en rechtstreeks met hem kunnen communiceren, eventueel langs elektronische weg; 2. wanneer de dienstverrichter in een handelsregister of in een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, de naam van dat register en het nummer waaronder hij is ingeschreven, of gelijkwaardige gegevens uit dat register die ter identificatie dienen; 3. wanneer voor de activiteit een vergunningstelsel geldt, de adresgegevens van de bevoegde instantie of van het centraal loket; 4. wanneer de dienstverrichter een btw-plichtige activiteit uitoefent, het nummer bedoeld in artikel 214, eerste lid, onder a, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347); 5. voor gereglementeerde beroepen: elke beroepsorde of vergelijkbare organisatie waarbij de dienstverrichter is ingeschreven, alsmede de beroepstitel en de lidstaat waar die is verleend; 6. in voorkomend geval, de algemene voorwaarden en bepalingen die de dienstverrichter hanteert; 7. het eventuele bestaan van door de dienstverrichter gehanteerde contractuele bepalingen betreffende het op de overeenkomst toepasselijke recht of de bevoegde rechter; 8. het eventuele bestaan van niet bij wet voorgeschreven garantie na verkoop; 24
9. de prijs van de dienst wanneer de dienstverrichter de prijs van een bepaald soort dienst vooraf heeft vastgesteld; 10. de belangrijkste kenmerken van de dienst wanneer deze niet uit de context blijken; 11. de in artikel 23, lid 1 van de in de aanhef van dit artikel genoemde richtlijn, bedoelde verzekering of waarborgen, met name de adresgegevens van de verzekeraar of de borg en de geografische dekking; 12. adresgegevens, met name een postadres, faxnummer of e-mailadres en een telefoonnummer, waar alle afnemers, ook die in andere lidstaten verblijven, een klacht kunnen indienen of informatie over de verrichte dienst kunnen vragen. Indien dit niet hun gebruikelijke correspondentieadres is, wordt hun wettelijke adres verstrekt. Op eventuele klachten wordt zo snel mogelijk gereageerd en alles wordt in het werk gesteld om een bevredigende oplossing te vinden; 13. wanneer een dienstverrichter gebonden is aan een gedragscode of lid is van een handelsvereniging of beroepsorde die voorziet in een regeling voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, wordt dienaangaande informatie verstrekt. De dienstverrichter vermeldt dit in elk document waarin zijn diensten in detail worden beschreven en geeft daarbij aan hoe toegang kan worden verkregen tot gedetailleerde informatie over de kenmerken en toepassingsvoorwaarden van deze regeling. De achtergrond van deze informatieverplichting is dat op de dienstenmarkt zonder al te veel moeite voor de klant duidelijk moet zijn met wie hij van doen heeft en door de verplichting Unie-breed op te leggen, geldt deze transparantie ook bij grensoverschrijdende dienstverlening.5 De algemene voorwaarden vormen slechts een onderdeel van het totale pakket aan informatie die de dienstverrichter aan zijn klant moet verstrekken. Artikel 6:230c BW bepaalt in navolging van artikel 22 lid 3 Dienstenrichtlijn dat de dienstverrichter voornoemde informatie naar eigen keuze op een van de vier volgende manieren ter beschikking kan stellen: 1. terhandstelling; 2. terinzagelegging op de plaats waar de dienst verricht wordt of de overeenkomst wordt gesloten; 3. publicatie op een meegedeeld webadres; 4. opgenomen zijn in alle documenten waarin de dienst wordt beschreven. Indien een schriftelijke overeenkomst wordt gesloten, dient de informatie tijdig voor het sluiten van de overeenkomst ter beschikking te worden gesteld; wordt de overeenkomst niet op schriftelijke wijze vastgelegd, dient de informatie uiterlijk bij het verrichten van de dienst te zijn verstrekt, aldus artikel 6:230e BW.
5
In gelijke zin: Schaub 2013/2, al. 4.1.
SDU UITGEVERS / NUMMER 4, JUNI 2013 TIJDSCHRIFT OVEREENKOMST IN DE RECHTSPRAKTIJK
DIenstverrIchters: Wat te Doen?
Gelet op het Attingo-arrest van de Hoge Raad ligt het voor de hand dat ook de dienstverrichter actief zal moeten verwijzen naar zijn webadres en niet kan volstaan met de mededeling, welke zoekterm op google moet worden ingevoerd.6
2. Wisselwerking artikel 6:230c BW en 6:234 BW Een van de onderwerpen waarover informatie moet worden verschaft blijkens artikel 6:230b BW zijn de algemene voorwaarden. Schaub merkt op, dat artikel 22 Dienstenrichtlijn uitsluitend een informatieplicht bevat en geen zelfstandige verplichting inzake de kennisgeving van algemene voorwaarden.7 Voorts acht zij van belang dat artikel 22 lid 5 Dienstenrichtlijn de nationale wetgevers de mogelijkheid geeft aanvullende eisen aan de terhandstelling van algemene voorwaarden op te leggen. Zij signaleert voorts dat de Nederlandse wetgever de implementatie van de Dienstenrichtlijn heeft aangegrepen om ten aanzien van dienstverrichters de wijze van informatieverstrekking van artikel 6:230c BW te verheffen tot terhandstellingsnorm.8 Uitdrukkelijk is in de Nota van Wijziging bij de Tweede Kamer overwogen dat voor dienstverrichters in de zin van de Dienstenrichtlijn de informatieverplichting van artikel 6:230c BW wordt gelijkgetrokken met die van artikel 6:234 BW. Schaub overweegt in dit kader dat de dienstverrichter is vrijgesteld van artikel 6:234 BW.9 Met dat doel werd op 28 december 2009 in artikel 6:234 lid 1 BW een letter d toegevoegd die bepaalt dat dienstverrichters door aan artikel 6:230c BW te voldoen, zich van de informatieplicht kwijten. So far so good.
3. Verschillen tussen artikel 6:234 en 6:230c BW De wetswijziging van artikel 6:234 BW op 1 juli 2010 compliceerde de gang van zaken. Die wetswijziging 6 7
8 9
HR 11 februari 2011, LJN BO7108, NJ 2011, 571 m.nt. JH (First Data/Attingo). Schaub 2013/2, al. 4.1. Vgl. ook M.B. Voulon, ‘First Data/Attingo: gebruiker algemene voorwaarden voldoet niet aan informatieplicht indien de wederpartij met een internetzoekopdracht kennis kan nemen van de voorwaarden’, MvV 2011/5, p. 141. Schaub stelt voorts onder verwijzing naar artikel 22 lid 5 Dienstenrichtlijn, dat de informatieplicht minimumharmonisatie behelst en niet maximumharmonisatie. Onduidelijk is in dit kader of de informatie-eisen van artikel 22 lid 5 Dienstenrichtlijn betrekking hebben op de inhoud van de te verstrekken informatie of ook op de wijze waarop de informatie moet worden verstrekt. Overweging 97 van de considerans bij de Dienstenrichtlijn lijkt het eerste te veronderstellen. Door de formulering ‘aanvullende informatie-eisen op te leggen’ lijkt de Unie-wetgever tot uitdrukking te brengen dat de lidstaten na implementatie van de Dienstenrichtlijn verdergaande verplichtingen aan hun dienstverlenende onderdanen mag opleggen. Daardoor is onduidelijk of artikel 6:234 BW een ‘aanvullende informatie-eis’ is in de zin van artikel 22 lid 5 Dienstenrichtlijn. Schaub 2013/1, p. 4. Nota van Wijziging van de Aanpassingswet d.d. 16 september 2009, Kamerstukken II 2009/2010, 31 859, nr. 4, p. 10.
TIJDSCHRIFT OVEREENKOMST IN DE RECHTSPRAKTIJK NUMMER 4, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS
herschreef artikel 6:234 BW, maar negeerde de Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn werd ook niet genoemd in de totstandkoming stukken van het sinds 1 juli 2010 geldende artikel 6:234 BW, vermoedelijk doordat de behandeling van beide wetsvoorstellen min of meer parallel liep en de wijziging van artikel 6:234 BW in het kader van de implementatie van de Dienstenrichtlijn pas op een laat moment in het wetgevingstraject werd ingevoegd. Nadat de wetgever deze omissie had geconstateerd, vond per 1 januari 2012 de Dienstenrichtlijn opnieuw ingang in artikel 6:234 lid 1 BW. Zoals Schaub concludeert, is de norm van artikel 6:230c BW op het eerste gezicht losser dan de norm van artikel 6:234 BW.10 Waar in artikel 6:234 BW de norm is dat ter hand gesteld wordt en pas bij onmogelijkheid mag worden teruggegrepen naar de verwijzing naar de plaats waar de algemene voorwaarden ter inzage liggen, biedt artikel
Artikel 6:230c BW, noch artikel 22 lid 2 Dienstenrichtlijn biedt duidelijkheid op dit punt. 6:230c BW aan de dienstverrichter een keuzemogelijkheid om te kiezen voor terhandstelling of terinzagelegging.11 Daarenboven mag de gebruiker kennis geven van de algemene voorwaarden op een meegedeeld webadres. Daarbij maakt het niet uit of de overeenkomst langs elektronische weg tot stand komt, dan wel offline wordt gesloten. Deze wijze van elektronische terhandstelling staat de gebruiker van algemene voorwaarden op grond van artikel 6:234 BW in geval de overeenkomst offline wordt gesloten slechts vrij indien de wederpartij van de gebruiker uitdrukkelijk instemt met online terhandstelling. Voor de dienstverrichter geldt online terhandstelling te allen tijde als een van de vier voor hem geldende mogelijkheden, ongeacht of zijn wederpartij het daarmee eens is of niet. In dit kader speelt artikel 6:230e BW een complexe rol. Dit artikel bepaalt ten aanzien van schriftelijke overeenkomsten dat tijdig voor het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht moet zijn voldaan – waar dat volgens artikel 6:234 BW voor of bij het sluiten van de overeenkomst moet zijn gebeurd – terwijl de dienstverrichter tot het verrichten van de dienst de gelegenheid heeft aan zijn informatieplicht te voldoen indien geen sprake is van een schriftelijke overeenkomst. Oppassen, dus!
4. Toepassing artikel 6:230c BW door Hof arnhem Onduidelijk is voorts, of de keuze voor de wijze waarop 10 Schaub 2013/2. 11 Deze mogelijkheid staat uitdrukkelijk niet open bij koopovereenkomsten, aldus Hof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2013, LJN BZ5725, r.o. 4.5.
25
de algemene voorwaarden ter beschikking worden gesteld, vooraf kenbaar moet worden gemaakt, dan wel ook achteraf kenbaar kan worden gemaakt of zelfs kan blijken uit de omstandigheden van het geval. In een arrest van 11 december 2012 – tot dusverre het enige (gepubliceerde) arrest van een gerechtshof over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden onder artikel 6:230c BW – lijkt Hof Arnhem te kiezen voor de mogelijkheid van een impliciete keuze. In het arrest speelde in het kort het volgende. Een autoverhuurder verhuurde een auto aan een klant, die de huurpenningen niet betaalde en de auto ook niet op de afgesproken tijd inleverde, zodat de autoverhuurder onder verwijzing naar zijn algemene voorwaarden aanspraak maakte op rente en boete. Eerst in hoger beroep – begin 2012
De wetswijziging van artikel 6:234 BW op 1 juli 2010 compliceerde de gang van zaken. – beriep de consument zich op vernietiging van de algemene voorwaarden, omdat deze hem niet ter beschikking waren gesteld. Naar de algemene voorwaarden werd kennelijk wel verwezen in de huurovereenkomst, maar de algemene voorwaarden waren niet bij de huurovereenkomst gevoegd. De algemene voorwaarden lagen daarentegen in een bakje op de verhuurbalie en konden op ieder gewenst moment door de consument worden meegenomen. In zijn tussenarrest van 10 juli 201212 vroeg het Hof Arnhem partijen zich uit te laten over de vraag of gelet op dit gegeven de algemene voorwaarden rechtsgeldig ter kennis waren gegeven conform artikel 6:230c BW. Tevens dienden partijen zich uit te laten over artikel 80 Overgangswet NBW, op grond waarvan een vernietigingsberoep moet worden beoordeeld aan hand van de op het moment van inroepen van de vernietiging geldende wetgeving.13 Een (gefundeerd) antwoord van de huurder bleef evenwel uit, waarop het hof concludeerde dat van de algemene voorwaarden rechtsgeldig kennis was gegeven. Het beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden strandde. Opmerkelijk in deze is dat het hof lijkt te veronderstellen dat de keuze voor de wijze van kennisgeven van de algemene voorwaarden op de voet van artikel 6:230c BW niet vooraf hoeft te worden gemaakt, maar dat zij ook kan blijken uit de omstandigheden van het geval. Artikel 6:230c BW, noch artikel 22 lid 2 Dienstenrichtlijn biedt duidelijkheid op dit punt.
12 Niet gepubliceerd. 13 Schaub 2013/1, p. 5 verwijst naar een uitlating van de staatssecretaris inhoudende dat voor het overgangsrechtelijke regime niet het moment van het inroepen van de vernietiging beslissend is, maar het moment van het sluiten van de overeenkomst.
26
5. artikel 6:234 BW innerlijk tegenstrijdig De sinds 1 januari 2012 geldende redactie van artikel 6:234 BW brengt in dit opzicht onduidelijkheid met zich mee. De letterlijke tekst van het huidige artikel lijkt tot de conclusie te leiden dat iedere gebruiker van algemene voorwaarden de algemene voorwaarden ter beschikking mag stellen op een wijze als bedoeld in artikel 6:230c BW.14 Het artikel maakt immers geen onderscheid meer tussen gebruikersdienstverrichters en gebruikers-niet-dienstverrichters. Gelet op de passages in de kamerstukken over de wetswijziging van 1 januari 2012, lijkt een dergelijke uitleg niet voor de hand te liggen.15 De wetgever heeft immers uitsluitend de tussen 28 december 2009 en 1 juli 2010 bestaand hebbende situatie willen herstellen. Helaas lopen tekst en bedoeling van de wet niet synchroon, hetgeen mij bij wetgeving niet als wenselijk voorkomt. Een tweede onduidelijkheid bestaat in de wisselwerking tussen de eerste volzin en de tweede volzin van artikel 6:234 lid 1 BW. De tweede volzin van artikel 6:234 lid 1 BW bepaalt dat indien de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld en terhandstelling niet behoefde plaats te vinden, zij tevens vernietigbaar zijn indien zij niet op eerste verzoek alsnog worden toegezonden. Door de redactie van de eerste volzin van artikel 6:234 lid 1 BW lijkt deze verplichting ook te gelden voor dienstverrichters. Dit lijkt strijdig met het uitgangspunt dat dienstverrichters aan hun informatieplicht kunnen voldoen door te informeren conform artikel 6:230c BW. Een andere uitleg zou strijdig zijn met de keuzebevoegdheid die de dienstverrichter heeft op grond van artikel 6:230c BW, van welk artikel de Nederlandse wetgever blijkens de toelichting op de wetswijzigingen van artikel 6:234 BW niet is afgeweken.16 De wisselwerking tussen artikel 6:230c BW en 6:234 lid 1 BW blijft derhalve voor problemen zorgen. Dit probleem kan mijns inziens worden opgelost door de verwijzing naar de Dienstenrichtlijn te verwijderen uit artikel 6:234 lid 1 BW en te verplaatsen naar een nieuw aan te nemen 6:234 lid 4 BW. In dat geval dient mijns inziens te worden opgenomen dat de verwijzing naar een webadres wel dient te geschieden naar een adres waar de algemene voorwaarden worden weergegeven op een wijze die het de wederpartij mogelijk maakt de algemene voorwaarden op te slaan en toegankelijk zijn voor latere kennisneming.17 Hoe bovendien te denken over het geval waarin de consument-wederpartij van de dienstverrichter aangeeft überhaupt niet te beschikken over internet? Naar mijn 14 In ontkennende zin: Hof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2013, LJN BZ5725. 15 Spanjaard 2012/1, p. 32. 16 Afwijken was potentieel mogelijk op grond van artikel 22 lid 5 Dienstenrichtlijn. 17 Vgl. Schaub 2013/2 die terecht opmerkt dat artikel 22 lid 5 Dienstenrichtlijn de werking van artikel 10 lid 3 E-commercerichtlijn onverlet laat. Over de algemene voorwaarden en de E-commercerichtlijn nader: Spanjaard 2012/1.
SDU UITGEVERS / NUMMER 4, JUNI 2013 TIJDSCHRIFT OVEREENKOMST IN DE RECHTSPRAKTIJK
DIenstverrIchters: Wat te Doen?
mening is goed verdedigbaar dat het halsstarrig verwijzen naar een website terwijl de gebruiker van de algemene voorwaarden weet dat de wederpartij niet de mogelijkheid heeft de website te bezoeken, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
6. aanbeveling voor de praktijk Totdat een nadere aanpassing van artikel 6:234 BW heeft plaatsgevonden – gesteld dat deze überhaupt gaat plaatsvinden – zal de praktijk het met het huidige artikel 6:234 lid 1 BW moeten doen. In de praktijk adviseer ik de algemene voorwaarden toe te zenden aan wederpartijen die om toezending van de algemene voorwaarden vragen, zelfs al hoeft dit op grond van artikel 6:230c BW niet te gebeuren. Overigens zou ik dienstverrichters die gebruikmaken van de informatie over algemene voorwaarden door te verwijzen naar een URL ook willen adviseren de algemene voorwaarden in de fysieke vorm ter beschikking te stellen indien de wederpartij (met name indien dit een consument is) aangeeft niet over internet c.q. toegang tot internet te beschikken. Voorzichtigheid is – ook in dit kader – de moeder van de porseleinkast.
TIJDSCHRIFT OVEREENKOMST IN DE RECHTSPRAKTIJK NUMMER 4, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS
In een procedure kan de verdedigingslijn worden ingenomen dat dienstverrichters dienen te voldoen aan het met artikel 6:234 BW gelijkgetrokken artikel 6:230c BW en dat voor toepassing van artikel 6:234 lid 1, tweede volzin BW geen ruimte bestaat. Dienstverrichters kunnen een keuze maken, welke keuze – zo leert het Hof Arnhem – ook uit de omstandigheden van het geval kan blijken. Al met al blijft het behoedzaam manoeuvreren voor gebruikers van algemene voorwaarden die dienstverrichter zijn. Tot slot wil ik u deelgenoot maken van hoe artikel 6:234 lid 4 (nieuw) BW er in mijn ogen uit zou kunnen zien: “4. De dienstverrichter in de zin van artikel 230a kan in afwijking van de voorgaande leden de in artikel 230b bedoelde informatie op een van de in artikel 230c bedoelde wijzen ter beschikking stellen. Indien terbeschikkingstelling plaatsvindt door mededeling van een webadres, dient terbeschikkingstelling op zodanige wijze plaats te vinden dat de algemene voorwaarden door de wederpartij kunnen worden opgeslagen en voor haar toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming.” over de auteur Mr. Jan Spanjaard is advocaat bij La Gro Advocaten in Alphen aan den Rijn.
27