4
Participatie in onderwijs Onderwijs is een van de drie primaire participatie vormen, naast arbeid en welvaart. De ontwikkelingen in onderwijsdeelname en -prestaties van de Amsterdamse jeugd en jongeren staan centraal in dit hoofdstuk.
50
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Kernpunten ■ Het
aandeel peuters met een (risico op) taalachterstand dat deelneemt aan een erkende voorschool blijft stijgen, van 73% in 2013 tot 77% in 2014. ■ Steeds vaker krijgen leerlingen een school op hoger niveau geadviseerd, met name vwo: van 18% in 2007 tot 24% in 2014. ■ Hierdoor groeien scholen die deze hogere niveaus aanbieden het sterkst:
scholen met havo en vwo, brede scholengemeenschappen en gymnasia. ■ Het aantal natuurprofielen op havo en vwo stijgt. ■ Het aantal MBO-studenten neemt af. ■ Het aandeel leerlingen dat voor het eerst voortijdig de school verlaat is de afgelopen jaren fors gedaald, sterker dan in de andere grote steden. In 2013/’14 was hun aandeel in Amsterdam met 3,4% minder dan in
In dit hoofdstuk beschrijven we de aantallen leerlingen en studenten in de voor- en vroegschoolse educatie, het basis- en voortgezet onderwijs en het MBO, HBO en WO. Daarbij is er aandacht voor schooladviezen, Cito-scores, eindexamenresultaten, verzuim en voortijdig schoolverlaten en de kwaliteit van het onderwijs. Indien relevant, worden verschillen tussen jongens en meisjes, leerlingen met een verschillende sociaaleconomische achtergrond en leerlingen van verschillende herkomstgroepen genoemd.
Afb. 4.1 Aandeel doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters op voorschool naar
Rotterdam (3,9%), maar meer dan in Utrecht (3,1%). ■ Het aantal HBO-studenten stijgt en het aantal WO-studenten blijft gelijk. ■ Net als landelijk zien we in Amsterdam een stijging van het aantal gepromoveerden. Dit geldt met name voor geneeskunde en tandheelkunde: een verdubbeling in tien jaar tijd.
Voor- en vroegschoolse educatie Voor- en vroegschoolse educatie is er om te voor komen dat kinderen bij aanvang van de basisschool al op achterstand staan. Voorschoolse educatie is bedoeld voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar en vindt plaats in peuterspeelzalen of kinderdagverblijven. Voorscholen werken uitsluitend samen met basisscholen waar ook vroegschoolse educatie wordt gegeven. Vroegschoolse educatie is bedoeld voor kleuters van 4 tot 6 jaar en vindt plaats op de basisschool.1
stadsdeel, december 2014
v met vve-indicatie, maar niet op voorschool
1.446
77% van 6.305 met vve-indicatie
ndicatie ve-i
Op 1 december 2014 hebben 6.305 peuters een indicatie voorschool en 4.859 van hen gaan inderdaad naar de voorschool. De voorschool bereikt dus 77% van de doelgroep. Dit percentage stijgt al jaren. In 2013 was het nog 73%. Het bereik van de doelgroep verschilt wel sterk per stadsdeel: in Noord wordt 99% bereikt, tegenover slechts 58% in Zuidoost.
op voorschool
4.859 met vve-indicatie én op voorschool
3.122
61% van 8.000 op voorschool
Afb. 4.2 Aantal doelgroeppeuters op de voorschool en bereik doelgroeppeuters, december 2014
aantal doel-
aandeel doel-
groeppeuters groeppeuters op
op voorschool
Noord Nieuw-West
voorschool (%)
937 99 1.325 85
Zuid
347 78
West
782 75
Oost
571 73
Centrum
150 63
Zuidoost Amsterdam
747 58 4.859 77 bron: Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ)
Sinds enige tijd mogen ook niet-doelgroepkinderen naar de voorschool. Amsterdam biedt die mogelijkheid in de hoop dat beide groepen van elkaar leren. En dat lijkt succesvol. Van de bijna 8.000 leerlingen die in december 2014 naar de voorschool gingen, behoorden 4.859 (61%) tot de formele doelgroep. Het aandeel doelgroepkinderen op de voorschool verschilt ook hier per stadsdeel. In Zuidoost bestaat een groter deel van de kinderen uit doelgroepkinderen (71%) dan elders. In stadsdeel Centrum is dit percentage met 39% fors lager. Het totale aantal plaatsen op voorscholen is de afgelopen jaren gestegen van 7.157 in 2012 tot 8.173 in 2014. Tegelijk is het aantal doelgroepkinderen op een wachtlijst gedaald, van 684 tot 304. Van deze 304 kinderen staat 91% op de wachtlijst voor een plaats op een peuterspeelzaal met voorschool, maar zo verspreid over de verschillende locaties dat vrijwel geen enkele peuterspeelzaal genoeg doelgroep kinderen op de wachtlijst heeft staan om een nieuwe voorschoolgroep te kunnen beginnen.
51
4 | Participatie in onderwijs
Kwaliteit Amsterdamse vve’s als voorbeeld voor andere steden De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in Amsterdam is in de afgelopen jaren verbeterd. De Inspectie van onderwijs heeft de Amsterdamse aanpak in 2013 als zeer positief beoordeeld. Op negen van de dertien onderdelen heeft Amsterdam de hoogste kwalificatie (‘een voorbeeld voor anderen’) gekregen.2 In 2010 was dat nog bij zes van de dertien criteria het geval. De overige vier criteria kregen in 2013 een voldoende.
Afb. 4.3 Aandeel doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters op voorschool naar stadsdeel, december 2014 (procenten) Zuidoost Zuid West Oost Noord Nieuw-West
40
bron: OJZ
Afb. 4.4 Leerlingen op speciaal basisonderwijs, naar schoolregio (aantallen) start daling in Amsterdam
2.500 2.000
daling 6%
1.500 1.000 500
Rotterdam
5* /’1
4* 14 20
3*
/’1 13
20
/’1
2* 20
/’1 11
20
12
1
0
/’1 10
20
9
/’1 09
20
20
/’0
8
Den Haag**
08
7
/’0
20
07
6
/’0 06
20
20
/’0
5
Amsterdam
05
4
/’0
20
04
3
/’0
20
03
2
/’0 02
20
/’0 01
/’0
1
0
Utrecht**
*voorlopige cijfers **scholen in de gemeente, niet enkel in de stad
bron 2001/’01-2013/’14: CBS,2014/’15: DUO
Afb. 4.5 Leerlingen op speciaal onderwijs, naar schoolregio (aantallen) 4.500 4.000 3.500 start daling in Amsterdam
2.500 2000 1.500 1.000 500
Amsterdam
Rotterdam
2* 20 12 /’1 3* 20 13 /’1 4* 20 14 /’1 5*
1 20 11
/’1
0 20
10 /’1
9
09 /’1
20
8
/’0
/’0
08 20
7
Den Haag**
07
6
/’0
/’0
06 20
5 20
05
4
/’0
/’0
04 20
3 03 20
2
/’0
/’0
02 20
01 20
20
00
/’0
1
0
Utrecht**
*voorlopige cijfers **scholen in de gemeente, niet enkel in de stad
Afgezet tegen het totale aantal leerlingen in het basisonderwijs zit in Amsterdam een relatief klein deel op het speciaal basisonderwijs: 1,8% (heel Nederland 2,5%). In Den Haag (2,2%) en Rotterdam (2,1%) ligt het aandeel hoger, in Utrecht vrijwel gelijk: 1,7%.
100 %
80
geen doelgroep
3.000
Afname in aantal leerlingen speciaal basisonderwijs zet door In 2014/’15 volgen 1.110 leerlingen speciaal basisonderwijs op een van de dertien scholen voor speciaal basisonderwijs in Amsterdam. Dat aantal daalt sinds 2003/’04. Van 2013/’14 op 2014/’15 daalde het met 6%, in de twee schooljaren daarvoor nog met 7%. Ook landelijk daalt het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs, maar niet zo sterk. De daling sinds 2000/’01 is in Amsterdam 47%, landelijk 29%. Ook in de drie andere grote steden daalt het aantal leerling niet zo sterk als in Amsterdam (afb. 4.4).
60
20
Daarnaast is er (voortgezet) speciaal onderwijs, dat vier clusters kent: cluster 1 voor kinderen met een visuele handicap, cluster 2 voor dove of slechthorende kinderen, cluster 3 voor kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en cluster 4 voor kinderen met ernstige ontwikkelingsstoornissen, psychiatrische of gedragsstoornissen. De regionale samenwerking tussen Amsterdam en Diemen betreft vooral de clusters 3 en 4.
20 doelgroep
00
Een eerste vorm van speciaal onderwijs is speciaal basisonderwijs, voor moeilijk lerende kinderen, kinderen met psychiatrische of opvoedkundige problemen en kinderen die ‘overige’ speciale zorg en aandacht nodig hebben. Hier worden zij in principe voorbereid op het reguliere voortgezet onderwijs.
0
20
De overheid wil dat alle kinderen een passende plek krijgen in het onderwijs en dat meer kinderen naar een reguliere school gaan.3 Om dat te bereiken krijgen reguliere scholen meer mogelijkheden kinderen die moeilijk leren of een handicap hebben ondersteuning op maat of – zoals het officieel heet – passend onderwijs te bieden. Amsterdamse scholen werken hiertoe in regionaal verband samen met scholen in Diemen. Schieten die mogelijkheden toch tekort, dan kunnen leerlingen alsnog naar het speciaal onderwijs. 4
Centrum
20
Passend onderwijs
bron 2001/’01-2013/’14: CBS, 2014/’15: DUO
Aantal leerlingen speciaal onderwijs laag in Amsterdam Ook het aantal leerling in het speciaal voortgezet onderwijs is in Amsterdam afgenomen, ten opzichte van schooljaar 2007/’08 met 10%.5 Sinds 2010/’11
52
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
schommelt het aantal rond de 3.300 leerlingen. Landelijk steeg het aantal leerlingen tot schooljaar 2011/’12, sindsdien is ook landelijk het aantal leerlingen stabiel. In Rotterdam en Den Haag stijgt het aantal nog wel. Utrecht is stabiel.
Basisonderwijs In schooljaar 2014/’15 tellende 210 scholen in Amsterdam 61.812 leerlingen. Dat aantal is de afgelopen vijf jaar met 5% toegenomen (was 58.773 in 2010/’11). Prognoses geven aan dat het aantal leerlingen ook de komende jaren blijft groeien, met bijna 5.000 leerlingen in de komende zes jaar tot ruim
66.000 in 2020/’21 (+ 7%) en ruim 67.000 in 2025/’26 (+ 9%). Die groei vindt voornamelijk plaats in West, Nieuw-West, Zuid en Noord, vanwege de nieuwbouwlocaties daar. Toename aandeel basisschooladviezen havo/vwo Afbeelding 4.7 geeft de basisschooladviezen weer die de leerlingen in groep 8 op Amsterdamse scholen hebben gekregen tussen 2007 en 2014.6 Uit onderzoek van de Inspectie van onderwijs blijkt dat dit advies op de meeste basisscholen zorgvuldig tot stand komt.7 Zo zijn meestal verschillende personen (leraren) bij het opstellen van het advies betrokken en maken de scholen gebruik van verschillende gegevensbronnen over de cognitieve prestaties van hun leerlingen. Daarbij wordt ook informatie over gedrag en motivatie gebruikt.
Afb. 4.6 Scholen en leerlingen basisonderwijs, 2014/’15
210
61.812
basisscholen in Amsterdam
leerlingen in Amsterdam
Afb. 4.7 Basisschooladviezen leerlingen groep 8 Amsterdam, 2007-2014 (procenten)* 30
%
25 20 15 10 5 0
2007
2008
praktijkonderwijs havo en havo/vwo
2009 lwoo vwo
2010
2011
vmbo-bkg kopklas
2012
2013
2014
vmbo-t en vmbo-t/havo
*Vanaf 2010 exclusief instromende kopklasleerlingen
bron: OJZ
Afb. 4.8 Basisschooladviezen en Cito-score leerlingen groep 8, Amsterdam versus landelijk, 2012 (procenten) 60
%
540
50 40
535
50
47
530
30
525
20
520
10
515
0
Amsterdam havo en/of vwo
landelijk havo en/of vwo
510
534
Amsterdam Cito-score
535
landelijk Cito-score
bron: OJZ
Het aandeel leerlingen dat een basisschooladvies VWO krijgt groeit al jaren, van 18% in 2007 tot 24% in 2014. Het aandeel leerlingen dat het advies vmbo met lwoo krijgt, nam in dezelfde periode af van 18% tot 13%. Het aantal leerlingen dat het advies vmbobasis of vmbo-kader zonder lwoo krijgt, is door de jaren heen stabiel. In grote lijnen is de verhouding vmbo-b/k ten opzichte van havo/vwo8 tussen 2007 en 2014 veranderd van 32-44 in 26-52. Het aandeel adviezen vmbob/k is afgenomen van 32% tot 26% en het aandeel adviezen havo/vwo toegenomen van 44% tot 52%. Het aandeel adviezen havo, havo/vwo en vwo ligt in Amsterdam inmiddels hoger dan landelijk. In 2012 kreeg 50% van de Amsterdamse leerlingen het advies havo en/of vwo, tegenover 47% landelijk.9 Tegelijker tijd ligt de gemiddelde Cito-score in Amsterdam juist iets lager dan het landelijk gemiddelde (534 tegenover 535).10 Dit is in lijn met de uitkomst van het onderzoek van de Inspectie van onderwijs, dat op scholen in stedelijke gebieden vaker hogere basisschooladviezen worden gegeven dan verwacht mag worden op basis van de Cito-score.11 Verdubbeling advies vwo bij leerlingen van niet-westerse herkomst Leerlingen van Nederlandse herkomst krijgen vaker het advies havo/vwo dan leerlingen van niet-westerse herkomst (71% resp. 36%). De toename van het aandeel havo/vwo is vooral gelegen in een toename van het advies vwo (+ 55%). Deze stijging zien we in alle stadsdelen terug, maar vooral in Oost en Noord. De stijging van het aantal adviezen vwo wordt voor ongeveer de helft verklaard door een toename van het aantal kinderen van Nederlandse herkomst (van wie een groot deel het advies vwo krijgt, namelijk 37% ). Tussen 2007 en 2014 nam het aantal leerlingen van Nederlandse herkomst dat het advies vwo kreeg met 228 toe. Voor de andere helft wordt deze stijging verklaard door een toename van het aandeel kinderen van niet-westerse herkomst dat het advies vwo krijgt. Dit verdubbelde van 7% in 2007 tot 13% in 2014 (+ 246 leerlingen).
53
4 | Participatie in onderwijs
Afb. 4.9 Basisschooladviezen leerlingen groep 8 Amsterdam naar herkomst leerlingen, 2007-2014 (procenten)* 80
Nederlands
%
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
niet-westers
80 %
0 2007
2008
2009
2010
vmbo-b/k (incl lwoo en pro)
2011
2012
2013
2014
vmbo-t en vmbo-t/havo
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
*Vanaf 2010 exclusief instromende kopklasleerlingen
Sociaal economische status hangt samen met Cito-score en keuze school Het verschil in basisschooladvies tussen leerlingen van Nederlandse en niet-westerse herkomst is voornamelijk te verklaren door een verschil in sociaal economische status, gebaseerd op het opleidingsniveau van de ouders, het huishoudinkomen en de herkomst van de leerling.12 We zien dat de helft van de leerlingen uit gezinnen met een zeer hoge sociaal economische status het advies vwo krijgt, terwijl dit voor leerlingen uit gezinnen met een zeer lage sociaaleconomische status slechts 8% is. Ook hebben kinderen uit gezinnen met een zeer hoge sociaaleconomische status een veel hogere Cito-score dan kinderen uit gezinnen met een zeer lage sociaal economische score: 542 tegenover 528. Naast het individuele effect van sociaaleconomische status zien we bij een vergelijking van Cito-scores ook een groepseffect. Leerlingen die op een school zitten waar gemiddeld veel leerlingen een hoge sociaaleconomische status hebben, halen gemiddeld hogere Cito-scores, ook als we controleren voor hun eigen sociaaleconomische status. Dit effect is zichtbaar voor zowel kinderen met een lage als kinderen met een hoge sociaaleconomische status. Het effect is vooral zichtbaar voor de taalscore.13
2014
havo en/of vwo bron: OJZ
Afb. 4.10 Basisschooladviezen leerlingen groep 8 Amsterdam naar sociaal economische status, 2013 (procenten) zeer lage SES lage SES gemiddeld hoge SES zeer hoge SES 0
20 pro & vmbo b/k
40
60
80
vmbo g/t en vmbo-t/havo
100%
havo/vwo
kopklas
bron: OJZ, OIS en CBS
Afb. 4.11 Cito-scores naar sociaal economische status leerling en school, 2013 545
Cito-score
540 535 530 525
Vier zwakke basisscholen In januari 2015 zijn volgens de Inspectie van onderwijs vier Amsterdamse basisscholen zwak (2%). In januari 2013 waren er nog zeven zwakke scholen en één zeer zwakke school (4%).
Voortgezet onderwijs
520 515
leerlingen met zeer lage SES
leerlingen met lage SES
leerlingen met gemiddelde SES
leerlingen met hoge SES
school met zeer lage SES
school met lage SES
school met hoge SES
school met zeer hoge SES
leerlingen met zeer hoge SES
school met gemiddelde SES
bron: OJZ, OIS en CBS
In 2014/’15 tellen de ruim 70 middelbare scholen in Amsterdam ruim 40.000 leerlingen, ruim 11% meer dan vijf jaar geleden. De toename was het sterkst in Zuid en Oost. Uit de nieuwste prognose van OIS blijkt dat deze stijging zal doorzetten tot bijna 45.000 leerlingen in 2025/’26 (+ 11%).
Afb.4.12 Scholen en leerlingen voortgezet onderwijs, 2014/’15
70
middelbare scholen in Amsterdam
40.208
leerlingen in Amsterdam
54
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Afb. 4.13 Aantal leerlingen op in het Amsterdamse VO naar type school (aantallen) 16
x 1.000
14 12 10 8 6 4 2 0 2006/’07 2007/’08 2008/’09 2009/’10 2010/’11 2011/’12 2012/’13 2013/’14 2014/’15 havo/vwo school en gymnasium vmbo-t/(en havo) school school voor praktijkonderwijs
scholengemeenschap vmbo school internationale school
bron: DUO, OJZ & OIS
Afb. 4.14 Behaalde diploma’s14 van leerlingen gestart in het VO in 2007/’08 gevolgd tot
Toename aantal leerlingen op havo/vwo-scholen, brede scholengemeenschappen en gymnasia Omdat steeds meer Amsterdamse leerlingen hoge schooladviezen krijgen, groeien scholen op die hogere niveaus het sterkst: havo/vwo scholen, brede scholengemeenschappen en gymnasia (zie afb. 4.13). Het aantal vmbo-leerlingen is de afgelopen negen jaar met ruim 10% afgenomen. Om deze leerlingen toch een plek te kunnen bieden is de afgelopen jaren een aantal nieuwe brede scholengemeenschappen en categorale vwo-scholen opgericht. Desondanks werden de afgelopen jaren jaarlijks 400 tot 500 leerlingen met een advies vmbob tot vwo uitgeloot op hun school naar keuze. Dit jaar (2014/’15) zullen leerlingen in groep 8 hun middelbare school voor het eerst kiezen via centrale matching. Bij deze manier van toewijzen leveren leerlingen in één keer een lijst van voorkeursscholen in, waarna de toewijzing plaatsvindt met behulp van een algoritme. Amsterdam en de schoolbesturen hopen zo vraag en aanbod beter op elkaar af te kunnen stemmen.
in 2013/’14, ten opzichte van bsa, Amsterdamse scholieren op Amsterdamse VO scholen (procenten) vwo havo/vwo havo vmbo-t/havo vmbo-gt vmbo-k vmbo-b/k vmbo-b 0
20
40
60
100%
80
diploma behaald op niveau zonder vertraging diploma behaald op niveau met 1 jaar vertraging
Tweederde van Amsterdamse middelbare scholieren heeft succesvolle schoolloopbaan Van alle kinderen die in 2007/’08 in het Amsterdamse voortgezet onderwijs zijn begonnen heeft 41% een diploma gehaald op het geadviseerde niveau en binnen de gestelde tijd. Dertien procent bleef één keer zitten, maar haalde wel een diploma op het geadviseerde niveau14 en 11% stroomde op (d.w.z. haalde een hoger niveau, eventueel met een jaar extra). Tweederde van de Amsterdamse leerlingen heeft een succesvolle schoolloopbaan, als succes in dezen wordt gedefinieerd als het halen van een diploma op of boven het niveau van het basisschooladvies met maximaal één jaar vertraging. Daarnaast stroomde 23% van de leerlingen af naar een lager niveau; 10% heeft (nog) geen diploma gehaald.15
diploma behaald boven niveau (incl. 1 jaar vertraging) diploma behaald op of boven niveau met 2 jaar vertraging diploma behaald onder niveau bron: OJZ & OIS
geen diploma/ volgt geen onderwijs meer (in Amsterdam)
Leerlingen met basisschooladvies havo hebben het minst vaak een succesvolle schoolloopbaan: 56% van hen haalt een diploma op of boven het geadviseerde
Afb. 4.15 Leerlingen die twee jaar achter elkaar in hetzelfde leerjaar zitten, G4, cijfers naar woongemeente (procenten) 25
%
20
15
10
5
0
leerjaar 1 2007/’08 naar 2008/’09 Amsterdam *Voorlopige cijfers
leerjaar 2 2008/’09 naar 2009/’10
vmbo-b/k 3
Den Haag
vmbo-gt 3
havo 3
2009/’10 naar 2010/’11
Rotterdam
vwo 3
vmbo-b/k 4
vmbo-gt 4
havo 4
vwo 4
2010/’11 naar 2011/’12*
Utrecht bron: CBS
55
4 | Participatie in onderwijs
Steeds meer Amsterdamse leerlingen kiezen een natuurprofiel In de bovenbouw van de middelbare school moeten leerlingen kiezen tussen een natuurprofiel (Natuur en Techniek of Natuur en Gezondheid ) of een maatschappijprofiel: Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij. De afgelopen tien jaar steeg het aandeel leerlingen dat een natuurprofiel kiest van 44% tot 58% op het vwo en van 27% tot 39% op het havo. Dit is een iets sterkere stijging dan landelijk. Het aandeel leerlingen dat een natuurprofiel volgt is nu gelijk aan het gemiddelde in Nederland. Amsterdamse meisjes van niet-westerse herkomst kiezen vaker voor een natuurprofiel dan andere Amsterdamse meisjes. Bij jongens van niet-westerse herkomst is dat juist omgekeerd. Ook zijn er verschillen met heel Nederland. Zo kiezen Amsterdamse jongens van niet-westerse herkomst op het vwo veel vaker het profiel Economie & Maatschappij (39% resp. 26%) dan Nederlandse jongens op het vwo en minder vaak een natuurprofiel (56% resp. 66%) dan landelijk. Daarnaast kiezen Amsterdamse meisjes van Nederlandse of overige westerse herkomst op zowel het havo als het vwo vaker dan gemiddeld het profiel Cultuur & Maatschappij. Op bijna alle niveaus slagingspercentages lager in Amsterdam dan landelijk Jaarlijks doen ruim 6.000 Amsterdamse leerlingen eindexamen in het voortgezet onderwijs. Het aantal examenkandidaten en geslaagden neemt op het vmbo-basis en -kader af en op het vwo toe. De slagingspercentages variëren in Amsterdam van 85% op
havo vrouwen mannen vwo vrouwen mannen
westerse herkomst autochtoon niet-westerse herkomst westerse herkomst autochtoon
niet-westerse herkomst westerse herkomst autochtoon niet-westerse herkomst westerse herkomst autochtoon 0 N&G
20
N gemengd
40 E&M
60 C&M
80
100 %
M gemengd
onbekend bron: CBS
Afb. 4.17 Slagingspercentage eindexamenkandidaten 2013 Amsterdamse
vmbo-b
VO leerlingen, naar niveau, herkomst en geslacht (procenten)
vmbo-k
Maar er is ook een relatie tussen afstromen en zittenblijven. Van de afstromers blijft 44% namelijk ook een keer zitten op de middelbare school (tegenover 27% van de leerlingen die op het geadviseerde niveau een diploma halen).
niet-westerse herkomst
N&T
vmbo-t
Daarbij is een duidelijk verschil in type school zichtbaar. Zo blijven leerlingen van 3 havo op brede scholengemeenschappen met 13% veel minder vaak zitten dan leerlingen op havo/vwo-scholen (19%). Leerlingen in de derde klas van het havo met een basisschooladvies havo stromen tegelijkertijd meer af dan ‘dezelfde’ leerlingen op brede scholengemeenschappen (34%) en havo/vwo-scholen (24%).
en geslacht, 2013/’14 (procenten)
havo
Veel zittenblijvers in Amsterdam Als we Nederland vergelijken met andere landen, blijkt dat in Nederland relatief veel leerlingen blijven zitten.17 In Amsterdam ligt dat aandeel ook nog eens boven het gemiddelde in Nederland, vooral op de niveaus vmbo-gt en havo. Elf procent van de leerlingen in de derde klas vmbo-gt in Amsterdam blijft zitten, tegenover landelijk 7%. In 3 havo blijft 15% zitten, tegenover 9% landelijk. Ook vergeleken met leerlingen in Den Haag, Rotterdam en Utrecht blijven Amsterdamse leerlingen vaker zitten (afb. 4.15).
Afb. 4.16 Profielen Amsterdamse leerlingen in 4e klas van havo en vwo, naar herkomst
vwo
niveau, eventueel met een jaar vertraging. Slechts een kwart van de leerlingen (24%) haalt het havo diploma binnen de gestelde termijn: 5 jaar (afb. 4.14).
meisjes jongens meisjes jongens meisjes jongens meisjes jongens meisjes jongens 0
20
40
60
80
overig niet-westers
Surinaams
Turks
Marokkaans
westers
autochtoon
het vmbo-t tot 95% op het vmbo-b. Op alle niveaus behalve het vmbo-b geldt dat de afgelopen jaren de Amsterdamse slagingspercentages lager waren dan de landelijke. Zo slaagde in 2013 in Amsterdam 88% van de vwo-leerlingen en 81% van de vmbo-t leerlingen tegenover 91% en 90% landelijk. In Amsterdam zien we verder (net als landelijk) dat sommige groepen een lager slagingspercentage op het vmbo-t/havo en vwo hebben: Amsterdammers van Marokkaanse, Surinaamse, Turkse of overig nietwesterse herkomst. Een opvallende groep zijn de meisjes van Turkse herkomst: hun slagingspercentage op het vmbo-t, havo en vwo is de afgelopen vijf lager dan dat van Amsterdamse meisjes gemiddeld (afb. 4.17). Dat komt overeen met het beeld landelijk: in heel Nederland slagen meisjes van Turkse herkomst minder vaak. Maar de verschillen zijn landelijk minder groot.
100%
bron: CBS
56
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Toename aantal zwakke afdelingen Uit gegevens van de Inspectie van onderwijs blijkt dat het aantal zwakke afdelingen (bijvoorbeeld een havo-afdeling op een brede scholengemeenschap) sterk is gestegen. In september 2012 waren er 6, in september 2013 al 9 en in december 2014 zijn 18 van
±35.000
mbo-instellingen in Amsterdam
leerlingen in Amsterdam
Afb. 4.19 MBO’ers naar woonregio (G4), 2005/’06-2014/’15 (aantallen) 25
x 1.000
20 daling 7%
15
5 0 2005/’06 ’06/’07 Amsterdam
’07/’08
’08/’09
Den Haag
’09/’10
’10/’11
’11/’12
’12/’13 ’13/’14* 2014/’15*
Utrecht
Rotterdam
*Voorlopige cijfers
bron: CBS
Afb.4.20 Totaal aantal leerlingen en verzuim, 2013/’14
106.878
8,2%
leerlingen in Amsterdam
verzuim
Afb. 4.21 Amsterdamse meldingen van verzuimende leerlingen op Amsterdamse scholen naar schoolsoort, 2009/’10-2013/’14 (procenten) %
60 50
start verscherpt toezicht
40 30 20 10 0
In schooljaar 2014/’15 volgen 17.757 Amsterdamse jongeren een MBO-opleiding. Op het MBO kunnen studenten kiezen voor de beroepsopleidende leerweg (BOL) of de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). In de BOL worden studie en stage gecombineerd, BBL is een combinatie van werk en studie waarbij de student vier dagen per week werkt en een dag per week naar school gaat. De BOL wordt het meest gevolgd door de Amsterdamse MBO-studenten (80%). Landelijk ligt het aandeel BOL-studenten met 77% lager. Er worden negen hoofdrichtingen in de MBO-opleidingen onderscheiden. De richting handel, administratie en juridische dienstverlening is het populairst onder Amsterdamse jongeren, gevolgd door gezondheidszorg en welzijn en persoonlijke dienstverlening, vervoer en veiligheid.
10
70
MBO Na het voortgezet onderwijs kunnen vmbo-leerlingen doorstromen naar het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO). Amsterdam telt 5 MBO-instellingen met bij elkaar ruim 35.000 leerlingen.
Afb.4.18 Scholen en leerlingen Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO), 2014/’15
5
de 121 afdelingen zwak (15%). Onder deze 18 zijn 7 vmbo-t-afdelingen, voornamelijk vmbo-t- afdelingen op vmbo-scholen of categorale vmbo-t scholen.
2009/’10
2010/’11
2011/’12
PO Speciaal onderwijs, clusters 1-3* VO leerplichtig VO bovenleerplichtig MBO bovenleerplichtig** *Inclusief cluster 4 tot twaalf jaar **Inclusief voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
2012/’13
2013/’14
Speciaal onderwijs, cluster 4 vanaf 12 jaar MBO leerplichtig bron: Jaarverslag Bureau Leerplicht Plus, schooljaar 2013-2014
Aantal Amsterdamse MBO-studenten daalt Het aantal Amsterdamse MBO-studenten en daalt sinds 2012/’13 in alle vier de grote steden . Tussen 2013/’14 en 2014/’15 was deze daling met 7% in Amsterdam minder sterk dan in Den Haag en Utrecht (beide 9%), maar sterker dan in Rotterdam (2%). Terwijl het aantal Amsterdamse MBO-studenten daalt stijgt het aantal studenten op het ROC van Amsterdam, het grootste MBO in de stad: van ongeveer 25.500 in 2011/’12 tot ruim 27.000 in 2014/’15.19 Kwaliteit Slechts één van de opleidingen aan de Amsterdamse MBO’s is volgens de Inspectie van onderwijs van onvoldoende kwaliteit.20 Minder stageplekken bij bepaalde beroepsgroepen Voor het succesvol afronden van een MBO-opleiding is het belangrijk dat alle studenten een stageplek hebben. Tot 2012 waren er in de regio Amsterdam21 genoeg stageplekken (BOL) en leerbanen (BBL), maar sindsdien rapporteert kansopwerk.nl jaarlijks dat er voor bepaalde beroepsgroepen onvoldoende stageplekken en leerbanen zijn. De beroepsgroepen zorg, welzijn, bouw en infra, groene ruimte en hout en meubel bijvoorbeeld, hadden daar in 2012 en 2013 last van; in 2014 de beroepsgroepen ICT, facilitaire dienstverlening, hout en meubel en bouw en infra.22
57
4 | Participatie in onderwijs
Verzuim en voortijdig schoolverlaten
Afb.4.22 Aandeel voortijdig schoolverlaters Nederland
Van de 106.878 leerlingen die in Amsterdam naar school gaan verzuimde in schooljaar 2013/’14 8,2%. Er zijn echter grote verschillen per schoolsoort. In het basisonderwijs verzuimt slechts 1,6% van de leerlingen, terwijl het verzuim onder leerplichtigen in het MBO met 38,3% een stuk hoger ligt.
9,2%
doel landelijk aandeel vsv in 2020
naar gemeentegrootte
< 20.000 inwoners 20.000 tot 50.000 inwoners 50.000 tot 100.000 inwoners 100.000 tot 250.000 inwoners > 250.000 inwoners (G4) Utrecht Amsterdam Den Haag Rotterdam 0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0 %
bron: Ministerie van OCW
Afb. 4.24 Ontwikkeling nieuwe vsv’ers naar gemeenten, 2005/’06-2013/’14 (procenten) %
Meer voortijdig schoolverlaters in grote steden Langdurig verzuimen kan een vroeg signaal zijn voor voortijdige schooluitval. Voortijdige schooluitval heeft betrekking op jongeren van 12 tot 23 jaar die het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie.23 Een startkwalificatie is een diploma op minimaal havo-, vwo- of MBO2-niveau.24 Voortijdig schoolverlaten wordt als een groot maatschappelijk probleem gezien, omdat het de arbeidsparticipatie belemmert en daarmee sociale aansluiting.25 Daarom wordt er binnen de Europese Unie naar gestreefd om het totale aandeel vroegtijdig schoolverlaters in 2020 te hebben teruggebracht tot: maximaal 10%. In Nederland is die doelstelling aangescherpt maximaal 8% in 2020. In 2013 lag het aandeel vroegtijdig schoolverlaters met 9,2% nog boven dit streefcijfer.
8
In grotere gemeenten ligt het aandeel nieuwe vroegtijdig schoolverlaters hoger26 dan in kleinere gemeenten. In de vier grote steden lag het aandeel nieuwe vroegtijdig schoolverlaters met gemiddeld 3,5% in schooljaar 2013/’14 hoger dan landelijk (1,9%). Van de vier had Amsterdam met 3,4% minder nieuwe vroegtijdig schoolverlaters dan Rotterdam (3,9%), maar meer dan Utrecht (3,1%). Amsterdam streeft naar maximaal 1000 nieuwe in 2016, maar in 2013/’14 waren het er nog 1.561.
Tussen 2012 en 2014 is het aandeel startkwalificaties op elke leeftijd (van 18 t/m 23 jaar) gestegen. Onder 18-jarigen steeg dit aandeel jongeren van 34% in 2012 tot 37% in 2014 en onder 23-jarigen van 72% tot 77%.
Aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters neemt het sterkst af in Amsterdam In alle vier de grote steden daalt het aandeel nieuwe vroegtijdig schoolverlaters al jaren, het sterkst in Amsterdam: van 7,8% in 2005/’06 tot 3,4% in 2013/’14. Ook in Den Haag is de daling vrij sterk, van 7,1% tot 3,4%. In Utrecht (van 5,9% tot 3,1%) en Rotterdam (van 7% tot 3,9%) is de daling net iets minder sterk.
landelijk aandeel vsv in 2013
Afb. 4.23 Nieuwe vsv’ers naar gemeenten, 2013/’14 (%)
G4
Bij de ontwikkeling van het ‘gemeld’ verzuim moet in gedachten worden gehouden dat dit niet het daadwerkelijke verzuim weergeeft, maar het aantal meldingen. De controle van verzuimmeldingen heeft invloed op het aantal meldingen. Zo is er in speciaal onderwijs (cluster 4 vanaf 12 jaar) een toename te zien sinds 2011/’12. Dit heeft te maken met een verscherping van het toezicht op deze scholen sinds schooljaar 2012/’13. Hierdoor zijn de scholen verzuim beter gaan melden, waardoor het aantal meldingen stijgt. Tussen de stadsdelen bestaan grote verschillen in het aandeel leerlingen dat verzuimt. Leerlingen in Zuidoost (12%) en Noord (11%) verzuimen meer dan gemiddeld en leerlingen in Zuid en Centrum juist minder (beide 5%). In Oost (7%), West (8%) en NieuwWest (9%) ligt het aandeel rond het gemiddelde.
max. 8%
7 6 5 4 3 2 1 0
2005/’06
2008/’09
Amsterdam
2009/’10
Rotterdam
2010/’11 Utrecht
2011/’12 Den Haag
Hoger onderwijs Amsterdam heeft vier hogescholen en twee univer siteiten.27 In schooljaar 2014/’15 telde de stad 107.514 HBO- en universitair , half om half. Het aantal HBO-leerlingen stijgt al jaren, het aantal universitair studenten is sinds 2010/’11 vrij stabiel. Vrouwen kiezen voor richting gedrag en maatschappij en mannen voor economie In het HBO zijn economische studies het populairst met 19.601 studenten (37% van alle HBO-studenten),
2012/’13
2013/’14
bron: Ministerie van OCW
58
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Afb.4.18 Scholen en leerlingen Hoger Beroepsonderwijs en Universiteit, 2014/’15
4
2
hogescholen in Amsterdam
universiteiten in Amsterdam
107.514
studenten in Amsterdam
gevolgd door Techniek (19%). In het HBO zijn ongeveer evenveel mannen als vrouwen ingeschreven. Techniek is onder mannen populairder dan onder vrouwen (29% resp. 10%), terwijl Gedrag en maatschappij populairder is onder vrouwen dan onder mannen (25% resp. 8%).
UvA kiezen – net als in het HBO – meer vrouwen dan mannen voor een studie maatschappij- en gedragswetenschappen (31% resp. 18%) en ook in het WO geldt dat mannen vaker economische studies kiezen dan vrouwen (22% resp. 10% op de UvA en 26% resp. 11% op de VU).
Op de Universiteit van Amsterdam zijn studies in de maatschappij- en gedragswetenschappen het populairst (26%), op de Vrije Universiteit economische en bedrijfskundige studies (18%). In tegenstelling tot het HBO is het aantal vrouwelijke studenten groter dan het aantal mannelijke (57% resp. 43%). Op de
Sterke stijging promoties geneeskunde en tandheelkunde Het aantal promoties stijgt sterk, van 540 in 2003 tot 898 in 2013 – en vooral in de geneeskunde en tandheelkunde: van 204 in 2003 tot 393 in 2013. Deze sterke groei – bijna een verdubbeling – is niet terug te zien in het aantal studenten geneeskunde en tandheelkunde.
Afb. 4.26 HBO-studenten naar studierichting en geslacht, Amsterdam*, 2014/’15
Ook landelijk zien we deze trend: het aantal promoties per jaar is de afgelopen twintig jaar bijna verdubbeld, van ongeveer 1.900 begin jaren negentig tot ruim 3.700 de afgelopen jaren.28 In dezelfde periode is het aantal vrouwelijke promovendi gestegen van bijna 20% tot ruim 40%.29 Ook op de UvA is het aandeel vrouwelijke promovendi de laatste tien jaar gestegen. Terwijl in 2003 nog maar een derde van de gepromoveerden uit vrouwen bestond, was dit tien jaar later 55%.
(procenten) %
45 40 35 30 25 20 15 10
Volwasseneneducatie
5 0
economie
techniek
mannen
vrouwen
gedrag en maatschappij
onderwijs
gezondheidszorg
*Alleen scholen met de hoofdvestiging in Amsterdam
taal en cultuur
bron: OCW/DUO
Afb. 4.27 Promoties bij de Amsterdamse universiteiten*, 2003-2013 (aantallen) 400 2003-2013: stijging van 93%
350 300 250 200 150 100 50 0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
geesteswetenschappen, godgeleerdheid en letteren rechtsgeleerdheid geneeskunde en tandheelkunde wiskunde, natuur- en aardwetenschappen, en informatica economische wetenschappen en bedrijfskunde maatschappij- en gedragswetenschappen bewegingswetenschappen *Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit samen
bron: UVA/VU
Het niet (goed) beheersen van de Nederlandse taal kan een belemmering vormen voor participatie. Deze belemmering kan zich uiten in een onderwijsachterstand, achterstand in maatschappelijke participatie, in de mate van zelfredzaamheid in het algemeen en in moeite met het vinden van werk. Een indicatie voor de omvang van deze belemmering onder bijstandsgerechtigden met een lange afstand tot de arbeidsmarkt (zgn. Trede 2-klanten) in Amsterdam komt van de toenmalige Dienst Werk en Inkomen. In 2013 werden bijna 15.000 Trede 2-klanten opgeroepen voor een diagnosegesprek. Onderdeel van deze diagnose betrof de beheersing van het Nederlands. Voor ruim de helft van die populatie (55%) vormde taal geen belemmering voor het vinden of hebben van werk. Ruim een kwart (26%) had een zodanige taalachterstand dat men eenvoudige werkinstructies niet begreep. Van 19% was de taalbeheersing zodanig dat eenvoudige werkinstructies wel begrepen werden, maar men geen formeel gesprek kon voeren of een werkoverleg bijwonen. Om hun taalbeheersing te verbeteren stimuleert de afdeling Educatie en Inburgering van de gemeente Amsterdam taalonderwijs. De drie belangrijkste
59
4 | Participatie in onderwijs
trajecten zijn: Educatie Werkt!, Taalcoaching en Taal en Ouderbetrokkenheid. Educatie Werkt! bevat een gevarieerd aanbod op maat voor gealfabetiseerde ‘taalbehoeftigen’. Het begon in 2012 en sindsdien is het aantal trajecten toegenomen van 300 in 2013 tot ruim 3.500 in 2014. Taalcoaching is gericht op het leren van taal buiten een schoolse omgeving door middel van taalkoppels waarin vrijwilligers en taalbehoeftigen samen aan de slag gaan. Er zijn 500 trajecten. Taal en Ouderbetrokkenheid is gericht op het verbeteren van de taalvaardigheid van ouders en het vergroten van de betrokkenheid van ouders bij school. Het aantal trajecten is tussen 2011 en 2013 gestegen, maar tussen 2013 en 2014 weer iets gedaald, van 1.600 tot bijna 1.400. Uit onderzoek blijkt dat het huidige beleidsplan volwasseneneducatie van de gemeente Amsterdam werkt.30 Het merendeel van de deelnemers verbetert zijn of haar beheersing van het Nederlands, verovert een betere plek in de samenleving, wordt actief in de
Afb. 4.28 Trajecten taalonderwijs van de gemeente Amsterdam, 2010-2014 (aantallen) 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 2010
2011
2012
2013
2014
Trajecten Programma Educatie Werkt! Taal & Ouder Betrokkenheid Taalcoaching bron: Educatie Werkt! Bestuursrapportage/ Participatie
omgeving of krijgt een betere plek op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd neemt de ouderbetrokkenheid toe onder het merendeel van de deelnemers van het traject Taal & Ouderbetrokkenheid.
60
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Noten 1 Het proces van indicatiestelling en toeleiding wordt uitgevoerd door medewerkers van het Ouder- en Kindteam op het Ouder- en Kinder
11 Inspectie van onderwijs, De kwaliteit van het basisschooladvies, augustus 2014 12 Om SES te berekenen per leerling gebruiken
18 Inspectie van onderwijs, Toezichtsarrangementen voortgezet onderwijs per gemeente 2012, 2013 en 2014, januari 2015
centrum. Een jeugdarts of jeugdverpleeg-
we de herkomst van een leerling omdat er
kundige 0-4 van de GGD of van de Stichting
voor de leerlingen in groep 8 in 2013 niet
Amsterdamse Gezondheidscentra (SAG) stelt
bekend is of ze een VVE-doelgroep leerling
op basis van twee criteria (opleidingsniveau
zijn. In de toekomst zal de berekening van de
van de ouders en aanwezigheid van een taal-
sociaal economische status worden gedaan
rijke omgeving) vast of een kind een risico op
op de volgende elementen: opleidingsniveau
de-kwaliteit-regionale-opleidingscentra
een taalachterstand heeft. Kinderen met een
ouders, huishoudeninkomen en het al dan niet
Bij de drie andere opleidingen van ROC van
(risico op) taalachterstand krijgen een vve-indicatie. De jeugdverpleegkundige verzorgt ook
zijn van een VVE-doelgroepleerling. 13 Dit is in de internationale literatuur een veel
19 Bron: http://duo.nl/organisatie/open_ onderwijsdata/databestanden/mbo_/ Onderwijsdeelnemers/default.asp 20 Bron: http://publicaties.onderwijsinspectie.nl/ xmlpages/page/opleidingen-van-onvoldoen-
Amsterdam die op de lijst van de Inspecties van onderwijs staan is de kwaliteit verbeterd
de toeleiding naar de voorschool, zij geeft
voorkomend fenomeen. Als men in plaats
en er is een conceptrapport naar de instelling
informatie over het aanbod van voorscholen
van een eenpuntsscore (zoals een Cito-score)
gestuurd. Zodra de rapporten zijn vastgesteld
in de buurt en helpt met de aanmelding.
kijkt naar de groei van leerlingen (gemeten op
en gepubliceerd gaan de opleidingen van de
2 Inspectie van onderwijs, De kwaliteit van voor-
meerdere momenten in de schoolloopbaan),
en vroegschoolse educatie in de gemeente
wordt een kleiner effect van schoolcompositie
Amsterdam in 2013, mei 2014.
gevonden. Zie bijvoorbeeld Verhaeghe, J. P.,
3 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/
Damme, J. Van, & Knipprath, H. (2011). Value
lijst. 21 De regio Groot-Amsterdam Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, De Ronde Venen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn
passend-onderwijs/passend-onderwijs-vanaf-
added of primary schools with high propor
schooljaar-2014-2015
tions of minority students: a longitudinal
drijfsleven (SBB), Basiscijfers Jeugd. Informatie
study, Leuven, 2011.
over de arbeidsmarkt oktober 2010-oktober
4 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ passend-onderwijs/speciaal-onderwijs 5 Omdat in Amsterdam het aantal verwijzingen
14 Bij leerlingen op het vwo geldt dat een deel van hen nog op school zit in schooljaar
naar (voorgezet) speciaal onderwijs laag is, is
2013/’14, namelijk de leerlingen die een jaar
het beleid van de Samenwerkingsverbanden
zijn blijven zitten op vwo.
erop gericht het aantal leerlingen in het (V)
15 Hierbij geldt als eindpunt het hoogst be-
SO gelijk te houden. Er zullen in het kader van
haalde diploma binnen het VO of, als er geen
passend onderwijs in Amsterdam geen grote
diploma op het VO is behaald, het eerste
groepen leerlingen van speciaal naar regulier
diploma dat is behaald op het MBO. Als
onderwijs gaan.
een leerling bijvoorbeeld eerst een vmbo-t
6 De basisschooladviezen worden geanalyseerd
diploma behaald heeft en hierna opstroomt
op basis van het Cito-bestand van OJZ.
naar het havo en daar ook een diploma be-
Een aantal basisschooladviezen zijn samen
haalt, dan telt het havo diploma als eindpunt.
gevoegd. Dit is alleen gedaan als de adviezen
22 UWV en Samenwerking Beroepsonderwijs Be-
2014. 23 ROA 2014/5. Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2013. 24 Ministerie van OCW. Nieuwe voortijdig schoolverlaters, Convenantjaar 2012-2013, Voorlopige cijfers. maart 2014 25 ROA 2014/5. Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2013. 26 Jongeren die gedurende het schooljaar zonder startkwalificatieniveau het onderwijs hebben verlaten. 27 Het betreft reguliere hogescholen met hun
16 Bij leerlingen op havo en vwo geldt dat een
hoofdvestiging in Amsterdam, namelijk de
een zelfde ontwikkeling laten zien door de
deel van hen nog op de VO school zit in
Hogeschool van Amsterdam, Amsterdamse
jaren heen.
schooljaar 2013/’14. De leerlingen die een jaar
Hogeschool voor de Kunsten, Interconfes-
zijn blijven zitten op vwo, zitten in 2013/’14 in
sionele Pabo Amsterdam/Alkmaar en Gerrit
7 Inspectie van onderwijs, De kwaliteit van het basisschooladvies, augustus 2014 8 Laag = vmbo-b/k (incl lwoo en pro);
de zesde klas van het vwo. En de leerlingen die twee keer zijn blijven zitten op havo,
midden=vmbo-t en vmbo-t/havo; hoog =
zitten in 2013/’14 nog in de vijfde klas van
havo, havo/vwo en vwo
havo. Ook een deel van de afstromers heeft
9 Inspectie van onderwijs, De kwaliteit van het basisschooladvies, augustus 2014 10 In tegenstelling tot de ontwikkeling van het basisschooladvies is de gemiddelde Cito-score
nog geen diploma, namelijk een deel van de leerlingen die geen diploma hebben behaald op het VO en naar het MBO zijn gegaan. 17 Inspectie van onderwijs, De staat van het
zowel landelijk als in Amsterdam stabiel door
onderwijs Onderwijsverslag 2011/2012,
de jaren heen.
april 2013
Rietveld Academie Amsterdam. 28 Ministerie van OCW. Wetenschapsvisie 2025. November 2014 29 Ministerie van OCW. Wetenschapsvisie 2025. November 2014. 30 Arteduc, M. de Greef. Educatie werkt inderdaad voor inwoners van Amsterdam. Den Bosch, mei 2014.