Participatie bij verkeersplannen: wanneer doe je het goed?
ing. Eli Schapendonk (gemeente Wageningen) Thijs van Duijn (Emotion Kommunikatie Buro)
Samenvatting Het goed organiseren van inspraak bij verkeers- en vervoersplannen is om verschillende redenen lastig. Bijvoorbeeld door het abstractieniveau en mogelijke tegenstelling tussen de maatschappelijke agenda en de politieke agenda. Daarnaast blijkt dat veel inspraakprocessen tot een eenzijdig (negatief) beeld leiden van de meningen over een plan en dat deze processen door een kleine groep worden gedomineerd. Tot slot hebben veel belanghebbenden geen zin om veel tijd en energie te steken in dit type processen. In een poging om de inspraak bij verkeersplannen te vereenvoudigen en nieuwe doelgroepen te betrekken, is in Wageningen een online instrument ontwikkeld. Met de tool ‘Wageningen Praat Mee’ is getracht deze maatregelen te prioriteren met input van belanghebbenden. Uit de evaluatie van het instrument blijkt dat het een waardevolle toevoeging kan zijn op de wijze waarop verkeersbeleid inhoudelijk wordt vormgegeven. Trefwoorden Participatie, inspraak, social media, online
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
Participatie? Bij het maken van gemeentelijke verkeersplannen keert steeds de vraag terug hoe de communicatie met de inwoners en bedrijven wordt georganiseerd. Afhankelijk van de inhoud van het plan kan gekozen worden voor vormen waarin burgers meer of minder zeggenschap hebben. Een veel gebruikte methode hiervoor is de participatieladder. Hiervan zijn meerdere varianten te vinden. Over het algemeen beschrijven deze ladders de opeenvolgende stappen van toenemende invloed van burgers op een bestuurlijk besluitvormingstraject. Een binnen gemeenten veel gehanteerde ladder van Igno Pröpper geeft de verschillende niveaus van participatie goed weer:
Bron: Igno Pröpper, de aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders, Coutinho, 2009, derde hernieuwde druk) Verkeer en participatie Bij verkeersplannen geldt vaak het probleem dat de verwachtingen van burgers ten aanzien van de inhoud en het participatieniveau niet aansluiten op de vraag van de gemeente. Dit kan overigens per gemeente verschillen, afhankelijk van het onderwerp, het abstractieniveau en de doelgroep van het plan. De ervaring is dat de burger snel afhaakt als plannen abstracter worden. Bij een Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan of een visie spelen zaken als lange termijn, complexiteit en probleemanalyse een grote rol. Vaak ook op gemeentelijke of regionale schaal. Dit terwijl veel inwoners vooral een oplossing willen voor acute, concrete en lokale problemen. Dit zorgt
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
vaak voor spanning op het beleidsvoorbereidende proces en maakt het lastig om tot besluitvorming te komen. Niet alleen de tegenstelling tussen de wensen van bewoners en de doelstellingen van de gemeente zorgen voor spanning: ook de bestuurlijke context kan leiden tot moeizame besluitvorming. Verkeer is bijvoorbeeld een populair thema om politiek mee te bedrijven. Zowel linkse thema’s (milieu, fietsbeleid) als rechtsere thema’s (parkeren, doorstroming) worden door partijen aangegrepen om zich te profileren naar de achterban. Open planprocessen, waarin de ruimte wordt gegeven aan een maatschappelijke discussie over deze thema’s zetten de politiek daarbij enigszins buitenspel. Daarbij kunnen de uitkomsten van deze discussie afwijken van het (politiek gekleurde) wensbeeld van de betrokken bestuurders. Hierdoor ontstaat het risico dat de inbreng van de inwoners uiteindelijk sneuvelt bij de politieke besluitvorming met als langetermijneffect dat de inwoner cynisch wordt en niet meer wil participeren. Het is dus zaak om het participatieproces bij verkeersplannen goed te doordenken. En om duidelijk aan te geven wat er bij deze participatie wordt verwacht: welke ruimte is er en hoe wordt met de inbreng omgesprongen? Representativiteit, lobby’s en een grote mond Veel participatieprocessen op het gebied van verkeer worden vormgegeven aan de hand van de welbekende informatieavonden. Daarbij wordt een plan uitgelegd, kunnen mensen vragen stellen en opmerkingen maken en wordt dit in de besluitvorming verwerkt. Ook zijn meer interactieve vormen mogelijk waarbij creatieve werkvormen worden gebruikt om informatie te delen. Deze vorm van communicatie met de stad is een belangrijke bron van informatie. Er is veel contact tussen ambtenaar, burger en bestuurder en er is veel ruimte voor zowel inhoudelijke als non-verbale (emotionele) interactie. Deze vorm is zeer waardevol en zal ook altijd een grote rol blijven spelen bij het maken van beleid en plannen. Een probleem is wel de representativiteit van de benaderde doelgroep. Het blijkt steeds vaker dat vooral de oudere bewoners bij deze avonden aanwezig zijn en dat de jongere generaties niet kunnen of willen komen. Misschien heeft dit te maken met het feit dat men op deze avonden druk is met andere zaken (kinderen, hobby’s, werk) of omdat de aankondigingen van deze avonden via het huis-aan-huisblad en de gemeentewebsite niet door deze doelgroepen wordt gelezen. Een belangrijk tweede probleem dat op dergelijke avonden vooral de tegenstanders van een plan of voornemen zich laten zien. Daarmee domineert vooral de negatieve reactie op een plan. Op zich is dat niet erg, maar het bepaalt wel de beeldvorming voor de politiek, die daar later een besluit over moet nemen. Dit kan versterkt worden als daarin samengewerkt wordt om zo een soort ‘lobby’ te vormen. Participatieprocessen waarin met groepen belanghebbenden aan een probleem wordt gewerkt, bijvoorbeeld op wijkniveau, geven een andere dynamiek aan het participatieproces. Vaak gaat de analyse van het probleem en de oplossingen veel dieper en is het draagvlak voor de uiteindelijke oplossing bij de participerende groep groot. Maar soms treedt in dit soort processen een soort ‘group think’ op, waardoor de niet-betrokken belanghebbenden zich niet
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
meer vertegenwoordigd voelen. Ook wordt door diverse bewoners aangegeven dat men geen tijd of zin heeft om zich voor een langere periode aan zo’n proces te verbinden. De vraag is of er – naast de bovengenoemde directe participatie – geen behoefte is aan andere vormen van inspraak en consultatie. Daarbij is het idee dat er mogelijkheden ontstaan om het proces wel te blijven volgen, maar daar niet veel tijd in te hoeven steken. En dat er meer ruimte is voor de positieve geluiden over plannen. En dat de participatie niet meer tijd- en plaatsgebonden is, maar dat men zelf kan kiezen waar en wanneer men zich ermee wil bemoeien. Een voorbeeld In de gemeente Wageningen wordt sinds 2011 gewerkt aan het Gemeentelijk Mobiliteitsplan (GMP). Dit plan moet het versnipperde en verouderde verkeersbeleid, dat op onderdelen meer dan 20 jaar oud is, vervangen. Daarbij heeft het college van B&W via het collegeakkoord afgesproken dat plannen voor de stad ook ‘samen met de stad’ worden gemaakt. Bij het ontwikkelen van de planconcepten werd al snel duidelijk dat een open en brede maatschappelijke discussie over alle onderwerpen binnen zo’n plan niet mogelijk is zonder heldere kaderstelling. Eerst moest toch duidelijk worden welke ambities er zijn en hoe deze zich verhouden tot de verwachte ontwikkelingen in de maatschappij en het beleidsveld. Daarom is ervoor gekozen om kaders en een visie vast te laten leggen door de gemeenteraad. In de visie wordt een meer abstracte langetermijnanalyse gemaakt van de verschillende typen mobiliteitsproblemen. Daarbij is vooral ingegaan op de ‘wat’ en ‘waarom’ vragen: wat is de rol van de gemeente bij dit probleem? Wat zou de gemeente hiermee willen bereiken? Waarom is dit een probleem? Etc. Zoals eerder gezegd: de visie bevat nu net de onderdelen waar veel inwoners niet direct inspraak in wensen – blijkbaar is in dit soort situaties de representatieve democratie voldoende om te zorgen dat bepaalde belangen worden bewaakt. Via gesprekken met stakeholders uit de stad is overigens wel gezorgd voor input. Bekende belangenorganisaties (ondernemers, studenten, grote bedrijven, fietsersbond, etc.) zijn geïnterviewd om aan te geven waarover de visie moet gaan en wat de belangrijkste thema’s in een mobiliteitsplan moeten zijn. Met deze kaders en visie kon de organisatie vervolgens aan de slag om maatregelen en projecten te definiëren die een bijdrage leveren aan de abstracte doelstellingen. Op deze wijze zijn ca. 100 projecten gedefinieerd. Pas bij deze stap is de stad als geheel uitgenodigd om te participeren. In samenwerking met Emotion kommunikatie buro is de tool ‘Wageningen Praat Mee’ ontwikkeld, die geïnteresseerden in staat stelt om via een website hun voorkeuren aan te geven. Werking van de participatietool Op http://www.wageningen-praatmee.nl/ staan alle projecten met een korte omschrijving. Zoeken kan door te selecteren op thema, vervoermiddel en buurt/wijk. Bezoekers kunnen ook een lijst met favoriete projecten aanmaken. Elke bezoeker mag vier stemmen uitbrengen, positief en negatief. Bij een positieve stem stijgt het project in de lijst en bij een negatieve stem daalt het. Zo ontstaat er een gewogen rangorde. Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
Daarnaast wordt de bezoekers gevraagd om eenmalig en anoniem enkele persoonlijke kenmerken in te vullen, zoals leeftijd, locatie en de rol in de gemeente; werknemer, bewoner, politicus, etc. Dit was niet verplicht, maar werd wel gestimuleerd. En om te voorkomen dat de uitslag wordt beïnvloed door vanaf een computer vaker te stemmen, kozen we voor een combinatie van IP-filter en cookies. Voor het promoten van wageningen-praatmee.nl zijn diverse middelen ingezet: de website van de gemeente, advertenties, artikelen en een persbericht. Bovendien kunnen alle deelnemers de website delen via sociale media als Twitter en Facebook. Resultaten en analyse In de peilperiode tussen 8 en 29 mei 2013 brachten geïnteresseerden in totaal 1024 stemmen uit, waarvan 137 downvotes. Er zijn 332 profielen aangemaakt, waarvan een aantal niet volledig is ingevuld. Opvallend is dat de gemiddelde leeftijd lager ligt dan men zou verwachten, als we vergelijken met de opkomst bij bijvoorbeeld een informatieavond of de reactie op een schriftelijke enquête via het huis-aan-huisblad. Opvallend is ook het hoge aantal ‘alleenstaanden’ (278). Conclusie De resultaten van de participatietool geven inzicht in welke thema’s en projecten er leven onder de mensen in de stad. Hiermee kan het belang van de projecten in het GMP mede onderbouwd worden. Dit helpt ook bij beslissingen door de raad. Gezien het hoge aantal deelnemers, de verhoogde representativiteit en de positieve reacties is de online tool een geslaagde en laagdrempelige manier om – vanuit participatie – projecten te toetsen. De persoonsgegevens geven een indruk van de populatie die gestemd heeft. Het meten van de resultaten en het koppelen van profielen aan stemgedrag is waardevol. Alleen met een online tool is dit zo exact en eenvoudig te meten. Bovendien kan de tool gebruikt worden voor andere (mobiliteits)projecten of beleidsterreinen, waarbij getoetst wordt wat inwoners vinden.
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
Bijlage: impressies van de participatietool
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013