Historisch onderzoek door Stichting in Arcadië
Verborgen parel het parklandschap van Beetsterzwaag en Olterterp Van veenkolonie tot adeldorp, van lustwarande tot toeristische trekpleister; het Friese Beetsterzwaag kent een rijke geschiedenis. Maar liefst tien historische buitenplaatsen lagen in en rond het dorpje; de grootste concentratie buitenplaatsen in Noord-Nederland. door Nina Wijsbek/ fotografie Stichting in
Tegenwoordig staan er nog zeven statige landhuizen, die samen met de parken en bossen rond het dorp een uniek ensemble vormen. Het dorpje en de prachtige omgeving hadden in de negentiende eeuw een grote aantrekkingskracht op dagjesmensen en wandelaars, maar vandaag de dag is dat toerisme drastisch afgenomen. Om het groene erfgoed van de landgoederen te behouden en te
Bosontwikkeling in Beetsterzwaag ca. 1700
14
arcadië
Arcadië
ontwikkelen is door de Bosgroep NoordOost Nederland en Landschapsbeheer Friesland het Belvedèreproject ‘Ontwikkelingsvisie parklandschap Beetsterzwaag en Olterterp’ opgezet, in opdracht van de vereniging ‘de Opsterlandse Groene Parels’. Stichting In Arcadië verrichtte in het kader van dit project een historisch onderzoek naar deze bijzondere plek.
Bosontwikkeling in Beetsterzwaag ca. 1830
Bewoners en ontwikkeling
Het veengebied rond Beetsterzwaag wordt vanaf het eind van de tiende eeuw door de eerste bewoners ontgonnen vanuit het Koningsdiep, een riviertje ontstaan in een smeltwaterdal. De ontginners krijgen kavels toebedeeld die lang en smal zijn, en zich uitstrekken in noordelijke richting. Deze eeuwenoude structuur is tegenwoordig nog altijd duidelijk herkenbaar in het landschap.
Bosontwikkeling in Beetsterzwaag ca. 1900
Uit het onderzoek blijkt echter dat de bebossing van Beetsterzwaag een interessante geschiedenis kent
Monumentale boerderij op de voormalige buitenplaats Walrich.
arcadië
15
De Fockensstate aan de Hoofdstraat, hier met voortuin.
Bij elkaar telt Beetsterzwaag 46 rijksmonumenten. Wie nu vanaf de hoofdweg door het gebied rijdt ziet zes monumentale huizen liggen: de voormalige buitenplaats Fockens, het monumentale Lyndensteyn, de stadswoningen Lycklamahuis en Eysingahuis en de buitens Lauswolt en Olterterp. Niet direct zichtbaar, maar minstens zo imposant is de Harinxmastate, die even buiten het dorp ligt. Bij elkaar telt Beetsterzwaag 46 rijksmonumenten. De statige huizen en parken geven het dorpje een voorname uitstraling, en niet voor niets: al aan het begin van de zeventiende eeuw vestigen zich Het Eysingahuis, een herenhuis aan de Hoofdstraat met een opvallend kleine tuin.
16
arcadië
belangrijke families in het gebied, en in de achttiende en negentiende eeuw wordt Beetsterzwaag bewoond door verschillende adellijke geslachten. De adel doet zijn intrede in 1778, met het huwelijk van de Gelderse edelman Rijnhard baron van Lynden en Ypkjen Hillegonda van Boelens. Grootgrondbezit
Kenmerkend voor Beetsterzwaag is dat veel land grootgrondbezit is; een situatie die ruim twee eeuwen geleden ontstond. Rond 1700 hebben de eigenaren nog bescheiden landgoederen, maar in de achttiende eeuw verandert dit onder invloed van een economische depressie en steeds terugkerende
Het Lycklamahûs (nu gemeentehuis) aan de Hoofdstraat.
uitbraken van veepest. In een periode van tachtig jaar breekt drie keer een epidemie uit en op het hoogtepunt sterft ruim 82% van de koeien in Opsterland. De grote sterfte is een klap voor kleine boeren die zich genoodzaakt zien hun grond te verkopen. Voor de grootgrondbezitters schept de veepest juist mogelijkheden: zij kunnen de grond opkopen en zo hun landgoederen uitbreiden. Rond 1832 is vrijwel de hele gemeente Beetsterzwaag in handen van slechts vier families of personen: Van Boelens, Eysinga, Van Boelens baron van Lynden en – in mindere mate- de familie Van Teyens. Sommige van de Beetsterzwaagse grootgrondbezitters zijn fabelachtig rijk. Zo bezat Rijnhard van Lynden maar liefst 141 boerderijen en werd zijn vermogen in 1810 op netto 1,7 miljoen gulden geschat. In 1875 schrijft dominee Craandijk licht kritisch over het grootgrondbezit in Beetsterzwaag: ‘de grond is in handen der groote eigenaars, en hun behooren ook zonder uitzondering de huizen van het dorp. Geen stukje grond, geen huisje wordt er verhuurd, dan aan personen, van wier gegoedheid men verzekerd is, of die tot de ‘heeren’ in enige betrekking staan. Dat houdt armoede buiten, maar ook vooruitgang, den schaduw- en lichtkant van vrije ontwikkeling.’ Tot het eerste kwart van de twintigste eeuw blijft het gebied in bezit van een paar families, maar tussen 1915 en 1927 wordt veel van het Beetsterzwaag kenmerkende particuliere grootgrondbezit institutioneel grootgrondbezit. Het is in
Fockensstate, ontwerp ca. 1835 door Lucas Pieter Roodbaard.
Friesland dan namelijk de trend bezittingen na te laten aan liefdadigheidsinstellingen, of deze zelf op te richten. Zo wordt na het overlijden van de eigenaars van Lyndensteyn in 1915 de Corneliastichting opgericht, ter nagedachtenis aan hun vroeg gestorven dochter. Dat de Beetsterzwaagse identiteit zo goed is behouden, is voor een groot deel te danken aan het feit dat het bezit van de families Van Teyens, Van Lynden en Sandberg van Boelens in stichtingen is ondergebracht. Op die manier is versplintering van de landgoederen door vererving voorkomen. Tuin- en parkarchitectuur
Tussen 1840 en 1870 ontwikkelt Beetsterzwaag zich van een dorp met enkele
buitenplaatsen tot het grootschalige parklandschap dat wij nu kennen. Er verrijzen meer aanzienlijke woningen en er worden verschillende parken en overparken aangelegd. Aan de rand van Beetsterzwaag worden nieuwe buitenplaatsen gebouwd. Hoewel het landschap van Beetsterzwaag zich manifesteert als één geheel, zijn er per buitenplaats individuele parkgebieden te onderscheiden, die onderling sterk in ouderdom en karakter verschillen. De parken hebben een typische, langgerekte vorm, omdat bij de aanleg de bestaande, middeleeuwse perceelstructuur niet ingrijpend werd veranderd. Vijf parken, Fockens, Lyndensteyn-huispark en –overtuin, Harinxma en Olterterp, zijn
De grote vijver met Heremietenhuisje op het landgoed van Slot Boelens.
arcadië
17
Lyndensteyn, een van de statige herenhuizen aan de Hoofdstraat.
ontworpen door of worden toegeschreven aan de landschapsarchitect Lucas Pieter Roodbaard (1782-1851). Deze parken zijn aangelegd in vroege landschapsstijl. Er werkten ook andere vermaarde tuin- en landschapsarchitecten aan het parklandschap, onder wie de gebroeders Vlaskamp, Samuel van Lunteren en Leonard Springer. Vanaf het eind van de negentiende eeuw laten welgestelde fabrikanten en hogere bestuurders villa’s met prachtige tuinen bouwen, die samen met de grotere buitenplaatsen een heuse Friese lustwarande vormen. De villa’s van deze nieuwe rijken liggen nu als kleine pareltjes tegen het dorp aan. Ze spiegelden zich aan de buitenplaatsen en hadden vaak uitgebreide
Hotel Landgoed Lauswolt, aan de Harinxmaweg te Beetsterzwaag.
tuinen, in een - voor die tijd - typische gardeneske stijl. De bossen van Beetsterzwaag
Beetsterzwaag is omgeven door grote, fraaie bospartijen. Zo op het eerste gezicht lijkt het bestaan van deze bossen volkomen natuurlijk. Uit het onderzoek blijkt echter dat de bebossing van Beetsterzwaag een interessante geschiedenis kent. Rond 1700 is er van uitgestrekte bossen nog geen sprake. Het bos op de landgoederen rond Beetsterzwaag bestaat dan slechts uit kleine groepen eik of beuk, die als investering bij de bouw van een boerderij zijn aangelegd; zogeheten ikelhiemen of bûkenhiemen. Op de schrale
Ontwerp Fockensstate, vermoedelijk G. Vlaskamp. Afbeelding particuliere collectie, Amsterdam.
18
arcadië
zandgrond die onder het veen lag werden vanaf het eind van de achttiende eeuw dennen gezaaid, ‘in navolging van enige Heeren in Engelan’, aldus J.H. Knoop, hovenier in dienst van de Friese Oranjes. In Beetsterzwaag was het Ambrosius van Boelens (1766-1834), eigenaar van Olterterp, die hier in 1793 als eerste mee experimenteerde. Hij beplantte een deel van de heide op het landgoed bij zijn nieuwgebouwde huis, Slot Boelens. De groei liet niets te wensen over: ‘aanzienlijke dennebosschen ontstonden, wier groei en aanzicht mettertijd alle reden tot tevredenheid gaven en ’t dorpje steeds in netter kleed staken.” Al in 1798 werd er gesproken over het “Olterterper Bosch’. Op kaarten is te zien dat de omgeving rond 1800 nog vooral bestaat uit grasland (gaastland) en heide; het resultaat van de middeleeuwse veenontginningen. De beplanting wordt echter gestaag voortgezet, zodat dominee Craandijk in 1875 spreekt over prachtige eiken en dennen die rond Olterterp bij duizendtallen prijken. Heel Beetsterzwaag is nu ‘een aaneenschakeling van zulke wouden en buitengoederen, merkwaardig om hun hoogst belangrijke houtcultuur en aantrekkelijk om den onuitputtelijke schat van schoonheden’. De uitgebreide bossen zijn uitzonderlijk voor Friesland, dat verder toch vooral uit weiland bestaat. Hoewel de bosaanplant doorgaat tot 1940 ligt het hoogtepunt in de tweede helft van de negentiende eeuw, en daarmee een stuk vroeger dan in de rest van Nederland.
Bezoek aan Beetsterzwaag
De grootschalige bosaanplant en de villabouw aan het einde van de negentiende eeuw maken Beetsterzwaag een aantrekkelijke bestemming voor toeristen. Steeds meer dagjesmensen en pensiongasten komen de huizen, parken en bossen rond Beetsterzwaag bekijken. Verschillende reisboekjes prijzen het dorpje en de omgeving aan. Zo schrijft de Leeuwardse archivaris W. Eekhoff al in 1840 in zijn Reisboekje voor reizenden door de steden en voornaamste oorden van de provincie Friesland over ‘de aanzienlijke huizen (…) fraaie ligging (…) en de menigvuldige gelegenheden tot schoone wandelingen in den omtrek’ van het dorp. Dat het toerisme rond deze tijd echter nog in de kinderschoenen staat blijkt uit de opmerking ‘Een goede herberg zoude het genoegen en gemak van dit oord bijzonder bevorderen.’ Ook de slechte bereikbaarheid van Beetsterzwaag staat de ontwikkeling van toerisme aanvankelijk in de weg, maar aan het eind van de negentiende eeuw worden deze gebreken verholpen met de komst van een trambaan en de bouw van verschillende grand hotels. Dagtochtjes met de tram worden populair, mede door de aandacht die de pers aan dit soort uitstapjes schenkt. Zo wordt het parklandschap van Beetsterzwaag bejubeld in het artikel ‘Een reisje langs de lijnen der Nederlandsche Trammaatschappij’ in het dagblad Het nieuws van de dag. De schoonheid van de Olterterpse bossen ‘Stemt tot dankbaar zwijgen voor den opgewekten wandelaar; de droeve zal hier vertroosting vinden’, verzucht de schrijver. In 1930 wordt villa de Horst nog verbouwd tot hotel-café-restaurant, met een speeltuin en een dertig meter hoge uitkijktoren, maar deze uitspanning is geen lang leven beschoren. Door de crisis van de jaren ’30 en de Tweede Wereldoorlog neemt het toerisme sterk af.
De rijke geschiedenis van Beetsterzwaag geeft toekomstig beheer gelukkig meer dan voldoende handvatten. in 1793 in Olterterp laat bouwen. Onder zijn toezicht wordt het omringende landschap herontgonnen en worden nieuwe bossen aangelegd. Van Boelens pakt het groots aan. Als ‘eigenaar van den geheelen grond van het dorpje Olterterp, en van de daaronder behoorende uitgestrekte landerijen, evenzeer als van de woningen, de kerk en verdere gebouwen, die, niet in eene buurt verenigd, maar, hier en daar verstrooid, bevallige groepen vormen, heeft hij, door aanleg en aanplanting, de geheele gedaante van het landschap op gunstige wijze herschapen’. Inderdaad betrekt hij de hele omgeving in de transformatie en creëert zo één groot gecomponeerd landschap. In 1832 omvat de buitenplaats een slot, uitgestrekte bossen, wandelpaden, lanen, vijvers en follies. Het door Van Boelens gebouwde huis staat er tegenwoordig niet meer; het werd in 1907 afgebroken om plaats te maken voor villa Sandberg, ook Huize Olterterp genaamd.
ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van het parklandschap rond Beetsterzwaag als geheel in beeld brengen, en ten tweede de huidige situatie vaststellen en waarderen. Het parklandschap heeft veel te bieden op het gebied van zowel natuur als cultuur en heeft als groen erfgoed bijzondere cultuurhistorische waarden. Deze moeten in stand worden gehouden en worden ontwikkeld. Helaas zijn individuele parkobjecten verschraald en verwaarloosd en is ‘het verhaal’ van Beetsterzwaag nog relatief onbekend. Met het historisch onderzoek als kennis- en inspiratiebron kunnen de parkstructuren hersteld en gerevitaliseerd worden. De rijke geschiedenis van Beetsterzwaag geeft toekomstig beheer gelukkig meer dan voldoende handvatten om het voortbestaan van deze bijzondere plek te waarborgen en het zijn allure te laten behouden. Nina Wijsbek (24) studeerde Engels en Geschiedenis (BA) en Cultureel Erfgoed
Het project
(MA) in Utrecht. Momenteel loopt zij
Het onderzoeksdoel van Stichting In Arcadië was tweeledig: ten eerste de
een werkstage bij Stichting in Arcadië, waar Nina veel ervaring opdoet.
Slot Boelens: een groots project te Olterterp
Slot Boelens is de eerste buitenplaats die als nieuw huis, zonder boerderij als voorganger, wordt aangelegd. Eigenaar is Ambrosius Ayso van Boelens, die het huis
Vanaf het eind van de negentiende eeuw verrezen verscheidene grand hotels in Beetsterzwaag. Hier een oude ansichtkaart met Hotel Boschlust, ca. 1920
arcadië
19