straf | volwassenen | triple nietjesvariant | schrijfwijzer | 2014
documentbeheer NIFP
Triple onderzoek
P R O
J U S T I T I A betreffende de heer/mevrouw
Voornamen TUSSENVOEGSEL(S) ACHTERNAAM
geboren te wonende parketnummer opdrachtgever arrondissement deskundigen
: : : : : : :
datum
:
dag maand jaar plaats, land straat nr, postcode, plaats xx.xxxxxx.xx naam, functie …………., psychiater ………….., GZ of klinisch psycholoog ………….., forensisch milieuonderzoeker dag maand jaar
1
In opdracht van mr. [naam], officier van justitie bij het parket te [plaats], hebben ondergetekenden [naam], psychiater, geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen in het gebied [volwassenen/jeugdigen], [naam], GZ-psycholoog, geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen in het gebied [volwassenen/jeugdigen], en [naam], forensisch milieuonderzoeker, domicilie kiezend te [plaats locatie NIFP] na inzage van de gerechtelijke stukken een gedragskundig onderzoek ingesteld omtrent de persoon van of In opdracht van mr. [naam], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank [naam rechtbank] hebben ondergetekenden [naam], psychiater, [geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen in het gebied [volwassenen/jeugdigen] alleen als geregistreerd], [naam], GZ-psycholoog, [geregistreerd in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen in het gebied [volwassenen/jeugdigen] alleen als geregistreerd], en [naam], forensisch milieuonderzoeker, domicilie kiezend te [plaats locatie NIFP] na inzage van de gerechtelijke stukken een gedragskundig onderzoek ingesteld omtrent de persoon van
Voornamen VOORVOEGSEL(S) ACHTERNAAM
geboren op [dag maand jaar] te [plaats, land] wonende te [plaats, straat] nationaliteit [nationaliteit] ten tijde van dit onderzoek verblijvende in [instelling] te [plaats] verdacht van …………………….. [korte omschrijving van verdenking/delict en gevolgen in de woorden van de deskundige] Ten laste gelegd wordt dat 1. hij/zij op of omstreeks …………… [tekst voorlopige tenlastelegging] art. [xxx], wetboek van strafrecht 2. …………..
Vraagstelling Let op: indien er sprake is van een afwijkende of aanvullende vraagstelling, dient deze in plaats van of in aanvulling op de standaardvraagstelling te worden vermeld. 0. 1. 2. 3.
4.
Indien betrokkene weigert onderzocht te worden, tot welke overwegingen van de onderzoeker geeft die weigering aanleiding? Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven? Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde? Beïnvloedde de eventuele ziekelijke en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden)? Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven: a. op welke manier dat gebeurde,
2
5.
6.
7.
b. in welke mate dat gebeurde, c. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is. a. Welke factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van belang zijn voor de kans op recidive? b. Welke andere factoren en condities moeten hierbij in ogenschouw worden genomen? c. Is iets te zeggen over eventuele onderlinge beïnvloeding van deze factoren en condities? Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor interventies op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden? Zijn er argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van betrokkene die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen? (Geldt alleen indien de betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde de leeftijd van 23 jaar nog niet had bereikt)
beschikbare en geraadpleegde stukken - proces verbaal politie nr. [xxxx] - proces verbaal rechter commissaris dd. [xx.xx.xx] - uittreksel algemeen documentatieregister dd. [xx.xx.xx] - (oude) rapportages pro justitia, voorlichtingsrapportages reclassering, consultbrieven NIFP, correspondentie psychiatrische behandelingen.
De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in de onderstaande
R A P P O R T E N 1.
OPZET TRIPLEONDERZOEK
Bij dit onderdeel is het van belang om op te nemen welke disciplines een onderzoek hebben verricht. Dat betekent dat de directe of primaire onderzoekers, psychiater, psycholoog en forensisch milieuonderzoeker hier genoemd worden. Daarnaast is hier de plaats om ook de begeleidende deskundigen, jurist en proces begeleidende gedragsdeskundige, te noemen en de rol die zij hebben gespeeld in het onderzoek, te beschrijven. Tevens is hier ruimte om aan te geven, op welke tijdstippen er overlegmomenten hebben plaatsgevonden tussen de verschillende leden van het onderzoekende team en wie daaraan hebben deelgenomen. Het eerste overlegmoment leent zich er bij uitstek voor om de lijnen van het onderzoek uit te zetten. In de eerste plaats gaat het daarbij om de vorm van het onderzoek. Er moet een keus gemaakt worden, in geval van een triple rapportage tussen twee varianten die hierna afzonderlijk besproken zullen worden. De beslissing hierover is afhankelijk van de voorkeur en praktische mogelijkheden van de onderzoekers. Welke keus gemaakt wordt, wordt weergegeven bij de paragraaf ‘Onderzoeksopzet’. De eerste mogelijkheid is de zogenaamde geïntegreerde variant. Daarbij doen de onderzoekers zelfstandig hun onderzoek en schrijven hun rapport, maar psycholoog en psy-
3
chiater schrijven gezamenlijk de forensisch gedragskundige beschouwing en de beantwoording van de vragen. Bij de tweede variant, gemakshalve de nietjesvariant genoemd, wordt gekozen voor het maken van een volledig rapport door ieder van de onderzoekers afzonderlijk. Psychiater en psycholoog maken bij deze variant ook ieder een eigen beschouwing en beantwoording van de vragen. De rapporten van de drie onderzoekers worden vervolgens tot één geheel gesmeed met een voorblad, waarop de personalia van de onderzochte en de namen van de onderzoekers en een tweede blad, waarin de onderzoeksopzet beschreven wordt. Daarachter volgen de respectievelijke rapporten van de drie onderzoekers. Voorafgaand aan het eerste overlegmoment hebben de onderzoekers kennis genomen van het strafdossier, zodat in deze vergadering de casus inhoudelijk besproken kan worden, waarbij de nadruk ligt op het naar voren brengen van de onderdelen die in dit geval, naar het zich laat aanzien, speciale aandacht lijken te verdienen. Anders gezegd, op basis van de dossierstudie worden in dit eerste overleg werkhypotheses geformuleerd en de bijbehorende onderzoeksactiviteiten geëxpliciteerd. De vraag die hierbij centraal staat, is: Wat moet er gebeuren in het onderhavige onderzoek? Wie is de meest aangewezen persoon, vanuit zijn deskundigheid, om bepaalde taken op zich te nemen? De beslissingen over de rolverdeling tussen de teamleden en wie welke taken op zich genomen heeft, vinden hun weerslag in de paragraaf ‘Onderzoeksopzet’. Wat betreft het forensisch milieuonderzoek kunnen in deze eerste bijeenkomst ook aan de orde komen welke accenten er, naast de meer gebruikelijke ontwikkelingsgeschiedenis, eventueel gelegd moeten worden in deze specifieke casus. Van belang is om te benadrukken dat alle mogelijkheden open zijn. In het navolgende zullen enkele voorbeelden genoemd worden zonder de pretentie uitputtend te zijn. Bij specifieke thema’s kan gedacht worden aan het uitdiepen van bijvoorbeeld de voortekenen van psychopathologie, specifieke ontwikkelingsinterventies, symptomatologie, gedragskenmerken, behandelgeschiedenis enzovoort, dit alles ter verheldering en toetsing van differentiaal diagnostische hypotheses. Daarnaast kan een methodisch (bronnen)onderzoek en een beschrijving van de omstandigheden betreffende de aanloop tot en de totstandkoming van het ten laste gelegde aangewezen geacht worden door het team. Het milieuonderzoek kan mogelijk ook factoren en omstandigheden beschrijven die van belang zijn in verband met de toekomst en een risicoanalyse betreffen. Het gaat daarbij uiteraard in de eerste plaats om het in kaart brengen van historische en dynamische factoren. De risicoanalyse kan echter nog verder gaan en ook een schets geven van toekomstige risicofactoren. Daarnaast kunnen ook de beschermende factoren in deze, zoals die ingeschat worden op basis van het milieuonderzoek, in beeld gebracht worden. Door met het milieuonderzoek hier eventueel op in te zetten kan de risicoanalyse door de onderzoekend psychiater en de psycholoog met relatief meer geobjectiveerde gegevens onderbouwd worden. Het spreken van referenten wordt bij dit eerste overleg gespecificeerd, terwijl ook een afstemming plaatsvindt over de precieze werkverdeling. Indien het team aanvullende onderzoeken aangewezen acht, wordt eveneens hier vermeld om welke aanvullende onderzoeken het gaat, wie of welke discipline deze gaat uitvoeren en, indien van toepassing, welke onderzoeksinstrumenten zijn gebruikt.
4
Van belang is ook dat besproken wordt met betrokkene hoe het inzage- en correctierecht wordt vormgegeven. De weergave daarvan vindt ook bij de paragraaf ‘Onderzoeksopzet’ plaats. Tenslotte moeten er afspraken gemaakt worden over de redactie van het rapport, indien het gaat om de geïntegreerde variant. Wie neemt deze taak op zich? Al deze onderwerpen worden bij het eerste overleg besproken en weergegeven bij de paragraaf ‘Onderzoeksopzet’ met de bedoeling dat voor de lezer duidelijk wordt hoe het onderzoek is verlopen.
2.
RELEVANTE INFORMATIE UIT DE GERECHTELIJKE STUKKEN
Vermelding van de voor de rapporteurs relevante informatie uit de stukken (inclusief de vermelding van het bestaan van een justitiële voorgeschiedenis)
5
straf | volwassenen | triple nietjesvariant | schrijfwijzer | 2014
documentbeheer NIFP
Triple onderzoek
Rapport forensisch milieu onderzoek betreffende: Voornamen TUSSENVOEGSEL(S) ACHTERNAAM deskundige: [naam FMO], forensisch milieuonderzoeker
1.
OPZET MILIEU-ONDERZOEK
Hier kort de gegevens betreffende de opzet en het verloop van het milieu-onderzoek, eventueel onder verwijzing naar de eerdere paragraaf over de opzet van de het tripleonderzoek.
2.
MEDEWERKING AAN HET MILIEU-ONDERZOEK
Indien aan de orde, vermelden van weigering, opgegeven redenen, onderbouwing eventuele ‘pathologische weigering’, standpunt onderzoeker en eventuele aanbeveling voor onderzoeksvorm die wel tot een rapportage zal kunnen leiden.
3.
MILIEUONDERZOEK (naam forensisch milieu onderzoeker)
Algemeen: In het milieurapport is de chronologie leidend. Dat betekent dat beschreven wordt wat zich in een bepaalde periode van de onderzochte op verschillende terreinen heeft afgespeeld. De bron wordt daarbij vermeld en informatie uit diverse bronnen wordt in de juiste tijd geïntegreerd gerapporteerd. Zo ontstaat er een totaalbeeld van onderzochte in een bepaalde periode. Bronnen en bijzonderheden In dit rapportonderdeel wordt verantwoording afgelegd over wat de milieuonderzoeker heeft gedaan en waar de verkregen informatie vandaan komt. Als eerste wordt vermeld dat er met onderzochte gesproken is en wat zijn houding in het onderzoek was. Voorts, met welke referenten gesproken is, uitgesplitst in persoonlijke en telefonische gesprekken. Er wordt daarna opgeschreven welke andere informatie voor het rapport werd gebruikt, zoals eerder uitgebrachte rapportages en/of andere schriftelijke bronnen. Verder worden de voor de hand liggende, beoogde referenten en bronnen die niet gesproken of benaderd zijn, opgesomd met de reden waarom. Eventuele beperkingen, zoals taalproblemen of het werken met tolken worden vermeld. Andere voorbeelden zijn het contact en het voeren van gesprekken met bijvoorbeeld een psychotische en/of verstandelijk beperkte onderzochte of referent. Bijzonderheden over het onderzoeksverloop worden gerapporteerd en ook informatie van en/of over referenten waarvan het belangrijk is dat de lezer daarvan vooraf op de hoogte is. Samenstelling gezin van herkomst Het gezin waaruit onderzochte afkomstig is, wordt in dit rapportageonderdeel schematisch weergegeven. Indien uit eerdere of latere relaties/huwelijken van de ouders van onderzochte kinderen werden geboren, worden deze vermeld mits zij (deels) opgroeiden in hetzelfde gezin als onderzochte.
6
Familiegeschiedenis tot aan de geboorte van betrokkene In dit onderdeel wordt beknopt en gestructureerd de achtergrond beschreven van elk van de ouders. Daarbij worden alleen die elementen opgenomen die van invloed zijn (geweest) op het functioneren van het gezin van herkomst van betrokkene. Dat betekent dat alleen de relevante elementen in het rapport worden vermeld. Aandacht wordt besteed aan: De gezinsgrootte van de grootouders (gezin waarin elk van de ouders opgroeide). De opvoeding van de ouders. Dynamiek grootouderlijke gezinsleden. Godsdienst en cultuur in het grootouderlijk gezin. Opleiding en beroep van de grootouders. Eventueel voorkomen van misstanden in het grootouderlijk gezin en doorgemaakte trauma’s. Opleiding en werk van elk van de ouders. Eventueel eerdere huwelijken en kinderen die daaruit werden geboren. Psychiatrische en somatische ziekten onder de familieleden van elk van de ouders alsmede het voorkomen van middelengebruik, verslavingen, gokken en justitiële contacten. Eventuele oorlogservaringen en invloeden daarvan op het gezin. Kinderen uit het gezin van herkomst In dit onderdeel wordt een beknopte beschrijving gegeven van alle kinderen uit het ouderlijke gezin in volgorde van hun geboorte. Daarbij wordt in elk geval genoemd: opleiding, werk en (huidige) leefsituatie, Voorkomende lichamelijke en psychiatrische ziektebeelden en eventuele justitiecontacten van (elk van) de kinderen worden ook gerapporteerd. Tenslotte wordt in het kort de actuele relatie tussen onderzochte en elk van de kinderen vermeld. Levensloop betrokkene De levensloop van onderzochte (in het rapport ‘betrokkene’ genoemd) wordt beschrijvend in de chronologie en in tijdsperioden beschreven. De bron van wie of welke instantie de informatie afkomstig is, wordt daarbij vermeld. De informatie uit verschillende bronnen wordt geïntegreerd, maar wel in de juiste chronologie, gerapporteerd. Binnen de onderscheiden periodes wordt steeds de ontwikkeling, het gedrag en het functioneren beschreven. Het gaat dan om thuis, school en vrijetijdsbesteding. Dat betekent dat hierin ook de gezinsgeschiedenis, waarvan onder ‘familiegeschiedenis’ een begin gemaakt is, steeds gekoppeld wordt aan de persoonlijke ontwikkeling van onderzochte. Het problematische gedrag wordt gerapporteerd vanaf het moment dat het zich voordoet. Dat geldt ook voor het delictgedrag. Als in het verleden sprake was van hulpverlening, wordt dit in de chronologie gerapporteerd. Daarin wordt op beschrijvende wijze beknopt aandacht besteed aan de aanleiding, het verloop en het resultaat van de hulpverlening. Als onderzochte binnen de hulpverleningsrelatie medicatie voorgeschreven krijgt, wordt dat vermeld. Een gestelde diagnose van psychiatrische of persoonlijkheidsproblematiek, wordt gerapporteerd met bron. Voor verdere diagnostische en medicamenteuze uitleg wordt verwezen naar het psychiatrisch en/of psychologisch rapportonderdeel. Speciale aandacht wordt besteed aan tenminste het laatste half jaar voorafgaand aan het ten laste gelegde feit. De volgende thema’s worden op beschrijvende wijze onder dit subkopje gerapporteerd: - De (ontwikkeling van de) sociale situatie (werk, school, relatie, financiën, vrije tijdsbesteding, hulpverlening, et cetera). - Een overzicht van relevante familie betrekkingen, vrienden en zakelijk contacten. - Aanwijzingen in het functioneren van onderzochte, gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden en gedragskenmerken die met het delict te maken kunnen hebben of een rol spelen in de aanloop daartoe, zoals scheiding, faillissement, een overlijden, een ziekte, financiële situatie, agressiehantering.
7
Middelengebruik (zoals medicatie, alcohol, drugs), gebruik van internet, seks en gokken. - Psychiatrisch / somatisch ziektebeeld, gebruik (voorgeschreven) medicatie. Zowel het risicovolle als beschermende gedrag wordt gerapporteerd, evenals beschermende en risicovolle relaties en dito activiteiten. -
Het delict dat onderzochte ten laste wordt gelegd, wordt niet in het milieurapport beschreven. Het milieurapport eindigt doorgaans waar het delict begint. Wel worden de eerder gepleegde delicten waar onderzochte voor veroordeeld werd, beknopt in de chronologie beschreven.
4. BESPREKING VAN HET RAPPORT MET ONDERZOCHTE Korte weergave van betrokkene op de bevindingen en het rapport.
Ondergetekende verklaart bij het onderzoek de door [hem/haar] onderschreven gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in acht te hebben genomen en dit verslag naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgemaakt. plaats/domicilie, dag maand jaar handtekening
naam Forensisch milieuonderzoeker
8
straf | volwassenen | triple nietjesvariant | schrijfwijzer | 2014
documentbeheer NIFP
Triple onderzoek
Rapport forensisch psychologisch onderzoek betreffende: Voornamen TUSSENVOEGSEL(S) ACHTERNAAM deskundige: [naam psycholoog], psycholoog
1.
OPZET FORENSISCH PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK
Hier kort de gegevens betreffende de opzet en het verloop van het psychologisch onderzoek, eventueel onder verwijzing naar de eerdere paragraaf over de opzet van de het tripleonderzoek.
2.
MEDEWERKING AAN HET PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK
Indien aan de orde, vermelden van weigering, opgegeven redenen, onderbouwing eventuele ‘pathologische weigering’, standpunt onderzoeker en eventuele aanbeveling voor onderzoeksvorm die wel tot een rapportage zal kunnen leiden. 3.
BIOGRAFISCHE ANAMNESE (voor zover relevant)
NOTA BENE: VERMIJDT OVERLAP MET HET FORENSISCH MILIEUONDERZOEK! informatie van onderzochte geen interpretaties, geen commentaar, alleen functionele citaten denk wel aan zelfbeschrijving en beschrijving van anderen informatie van derden idem; n.b. naam en functie c.q. relatie met onderzochte vermelden voor beide bronnen denk aan: - gezins- en familieachtergronden - vroege ontwikkelingsanamnese - relationele anamnese (ouders/opvoeders, siblings, peers, partners) - (psycho)seksuele anamnese - maatschappelijke anamnese (scholing, werk, maatschappelijke verbanden) - actuele sociale situatie in de aanloop naar het ten laste gelegde (huisvesting, financiën, verzekering ziektekosten, werk, etc.) - justitiële voorgeschiedenis 4. GEZONDHEIDS- EN VERSLAVINGSANAMNESE relevante somatische aspecten - aandoeningen, behandelingen, gebreken, handicaps verslavingsanamnese - middelen, duur, intensiteit, behandelingen relevante aspecten geestelijke gezondheid - aandoeningen, behandelingen, gebreken, handicaps 5. HOUDING TEN OPZICHTE VAN HET TEN LASTE GELEGDE Deze paragraaf bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt betrokkenes houding ten aanzien van het ten laste gelegde besproken vanuit het perspectief van betrokkene, met aandacht voor de aanloop tot het ten laste gelegde, voorafgaande overwegingen en gevoelens, gevoelens en gedachten tijdens het plegen van het ten laste gelegde maar ook
9
huidige visie op het ten laste gelegde; gevoelens van spijt/wrok/medeleven met slachtoffers. In het tweede deel wordt gedragskundig relevante dossierinformatie over het ten laste gelegde weergegeven en besproken. Wat is er door betrokkene eerder verklaard (citaten uit de stukken), hoe verhoudt zich dat tot betrokkenes huidige houding ten opzichte van het ten laste gelegde? Hoe reageerde betrokkene op confrontatie daarmee? Wijs ook op relevante elementen die betrokkene achterwege laat. (Nota Bene: er kunnen ook andere volgorden worden gekozen, zie daarvoor de algemene toelichting bij het format). 6. KLINISCH-PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK - Algemene indruk: o.a. uiterlijk, verzorging, tatoeages enz. - Houding betrokkene ten aanzien van het onderzoek; Kenmerkende /typerende uitspraken (eventueel citaten); - Houding tijdens gesprek, opvallende gedragingen en contactkenmerken (alsmede de ontwikkeling en eventuele verdieping daarvan en specifieke interactie met de rapporteur). Niet te veel nadruk op incidenten of toevalligheden. Het gaat om zich aftekenende gedragspatronen en dominante thema’s in de gesprekken. - Beschrijving van aspecten van de onderlinge interactie en van (voorbeelden van) doorwerking van kenmerkende aspecten van betrokkene in het gesprekscontact. - Indien aan de orde: vermelden van opgegeven redenen van weigering; onderbouwing van eventuele ‘pathologische weigering’ (alleen als het aanvullend is op paragraaf 3) - Geen beschrijvingen of samenvattingen van de levensloop of van het ten laste gelegde. Persoonlijkheidsaspecten en psychische functies, denk (voor zover relevant) aan aspecten als: a. Stemming en affect b. Contactkwaliteit en contactvaardigheden c. Taalvaardigheid en logisch denken d. Transculturele aspecten e. Preoccupaties, realiteitstoetsing f. Gewetensfunctie, empathisch vermogen g. Krenkbaarheid, egocentriciteit, afhankelijkheid h. Agressieregulatie en emotieregulatie i. Impulsiviteit j. Middelengebruik k. Beleving seksualiteit l. Zelfbeeld, beeld van anderen, mentaliserend vermogen m. Gezonde aspecten in de persoonlijkheidsontwikkeling n. Hechtingsstijl en cognitieve schema’s o. Copingstijl en afweerschema’s Formuleer je bevindingen in de vorm van hypotheses, als basis voor de onderdelen ‘Differentiaal diagnostische overwegingen’ en ‘Forensische analyse’.
7.
TESTPSYCHOLOGISCH ONDERZOEK
- eerder onderzoek (voor zover bekend en relevant) - houding t.a.v. dit onderzoeksdeel capaciteitenonderzoek - intelligentieonderzoek - organiciteitsonderzoek (indien nodig) persoonlijkheidsonderzoek - gestandaardiseerde middelen
10
-
projectieve technieken
Het gaat in bovenstaande paragrafen telkens om een geïntegreerd en goed leesbaar verhaal, waar mogelijk met een concluderende slotzin. Ook moet duidelijk worden welke tests zijn gedaan en geïnterpreteerd in onderlinge samenhang en in samenhang met andere diagnostische bevindingen (uit gesprekken & observaties). Let op: een toelichting op de gebruikte tests volgt in de bijlage en wordt niet in detail in het rapport zelf opgenomen. De PCL-R wordt als diagnosticum besproken (geen score noemen). 8. DIFFERENTIAAL DIAGNOSTISCHE OVERWEGINGEN Beschrijving van de diagnostische bevindingen van het psychologisch onderzoek als geheel (uit eigen observaties en gesprekken, bevindingen milieuonderzoek, en strafrechtelijke stukken). Aan welke problematiek of stoornissen lijdt betrokkene (indien van toepassing)? En vooral: wat zijn de kenmerkende aspecten van die stoornissen (of problematiek) bij deze onderzochte. Welke (forensisch relevante) beperkingen hangen hiermee samen? Denk aan aspecten als agressieregulatie, impulscontrole, krenkbaarheid, gewetensfuncties, psychopathie etc. Indien van toepassing: culturele aspecten en forensische relevantie benoemen. Het gaat vooral om geïndividualiseerde diagnostiek. De onderbouwing van de diagnostische conclusies moet voor de lezer inzichtelijk – en overtuigend – worden weergegeven. Wanneer er twijfel is over (delen van) de diagnostiek moet ook dit worden besproken (bijvoorbeeld wanneer testdiagnostiek een ander beeld laat zien dan uit de overige informatie naar voren komt). Eventuele discrepanties met de bevindingen van de psychiater worden benoemd en (waar mogelijk) verklaard. Etiologische aspecten van de stoornis worden besproken (vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief). Hierbij zijn van belang predisponerende, luxerende en onderhoudende factoren op zowel psychologisch als neuropsychologisch gebied. De beschrijvende diagnose wordt hier kort beschreven in algemeen gangbare en voor de leek begrijpelijke termen. Hierbij wordt - waar mogelijk - gebruikt gemaakt van DSM terminologie, maar dient het niveau van classificatie te overstijgen: een beschrijvende diagnose is immers veel breder dan het DSM-IV-concept. De diagnose dient meer in dimensionele termen worden beschreven. Waar er verschil is tussen de beschrijvende diagnose en de classificerende diagnose wordt dit toegelicht. DSM-IV-TR classificatie1 Geef in een voetnoot een classificatie volgens DSM-IV-TR, doe dat als de gegevens het toelaten op alle vijf de assen. (Een overgang naar DSM-V volgt pas als dit in de AGGZ gemeengoed is geworden) 9. -
1
FORENSISCH PSYCHOLOGISCHE BESCHOUWING Grenzen aan het onderzoek en de onderzoekbaarheid van de betrokkene Kwaliteit en volledigheid van de gegevens kwaliteit van de medewerking verminderde onderzoekbaarheid door ontkennende procespositie, toestandsbeeld, omstandigheden e.d.
As As As As As
1: (klinische stoornissen of reden van zorg) …… 2:(persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke handicaps) ……. 3:(somatische aandoeningen) ……. 4:(psychosociale en omgevingsproblemen) ……. 5:(hoogste niveau van functioneren op een schaal van 0 tot 100) huidig: ……
11
Verband diagnose en delict Deze subparagraaf moet de lezer duidelijk maken welke aspecten - beoordeeld vanuit een ontwikkelingspsychologisch perspectief - van de levensgeschiedenis forensisch relevant zijn, en waarom. Het gaat hier expliciet om een interpretatie en plaatsing tegen de achtergrond van de ontwikkeling van betrokkene en niet om een pure herhaling van relevante elementen van de levensgeschiedenis. Voor details wordt verwezen naar het milieurapport. Het is niet de bedoeling dat verslag samen te vatten of te herhalen. Denk bij dit hoofdstuk aan bijvoorbeeld de volgende (standaard-)volgorde: a. Gezin van oorsprong (ouders/verzorgers; broers en zussen; interactie met leeftijdsgenoten; sociale kader; sfeer; opvoedingsstijl; politiek/godsdienst) b. Persoonlijke levensgeschiedenis (vroege ontwikkeling; adolescentie; psychoseksuele ontwikkeling; relationele ontwikkeling; religieuze ontwikkeling; militaire dienst; vervolgopleiding; transculturele aspecten; loopbaan; middelengebruik, justitiële voorgeschiedenis en een gedragskundige visie op eerder delictgedrag en –patronen. c. Betekenisvolle ervaringen Van belang hierbij is de (dis-)continuïteit in de ontwikkeling, factoren in de levensgeschiedenis waarvan is aangetoond dat ze predisponeren tot of beschermen tegen het ontstaan van psychische stoornissen, factoren in de levensgeschiedenis die betekenisgevend zouden kunnen zijn bij de ontwikkeling van een psychische stoornis en de ontwikkeling van de persoonlijkheid gedurende de levensloop Beschrijf samenhang: hoe staat de eventueel aangetroffen problematiek/pathologie in verband met het ten laste gelegde: - gelijktijdigheidsverband - betekenisverband (invalshoek meer fenomenologisch en psychodynamisch) - functionele verbanden (invalshoek meer vanuit gestoorde functies) - contextuele verbanden (invalshoek meer vanuit interacties met omgevingsfactoren) - rechtstreeks causaal verband (stoornis overweldigend) analyseer het verband zo mogelijk in termen van gevoel, gedachten en gedrag, besteed veel aandacht aan de uitleg en geef tot slot beredeneerd aan of het verband tussen stoornis en delict zodanig was dat de gedragskeuzemogelijkheden daardoor volledig, gedeeltelijk of niet werden bepaald. Risicoanalyse Leg uit wat de kans op herhaling van soortgelijke delicten is bij het voortbestaan van de aangetroffen stoornis(sen). Benoem eventuele andere risicofactoren (zo mogelijk met behulp van een geaccepteerde checklist). Benoem eventuele evidente beschermende factoren (zo mogelijk met behulp van een geaccepteerde checklist). Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden Benoem de gedragsdeskundige aanknopingspunten die er zijn voor interventie en wat daarvan te verwachten valt met betrekking tot het voorkomen van herhaling van soortgelijke delicten. Redneer vanuit de stoornis(sen), de aangetroffen verbanden en de risicoprognose. Geef aan hoe de beïnvloedingsmogelijkheden zijn, geredeneerd vanuit de onderzochte: - veranderingscapaciteiten (intelligentie, zelfinzicht, gedragscontrolemogelijkheden, sociale vaardigheden etc.) - veranderingsmotivatie (probleembesef, lijdensdruk e.d.) - persoonsgebonden interferenties (frustratietolerantie, impulsiviteit, agressieregulatie, middelenafhankelijkheid e.d.) - neem hierin relevante kenmerken uit de wegingslijst adolescentenstrafrecht mee - contextuele pro’s en contra’s (resources en sociale/relationele interferenties)
12
Interventieadvies en –condities Benoem en beargumenteer op welke wijze de gedragskundige aanknopingspunten vorm kunnen krijgen in termen van: Intensiteit van de noodzakelijke zorg (inclusief bv verslavingszorg of SGLVG-circuit): Laag zorgniveau = begeleiding, training. Gemiddeld zorgniveau = ambulante of deeltijdbehandeling Hoog zorgniveau = klinische behandeling Beveiliging (toezicht, controle, geslotenheid) Laag beveiligingsniveau = zelfstandig, begeleid of beschermd wonen Gemiddeld beveiligingsniveau = Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), Dubbeldiagnose kliniek Hoog beveiligingsniveau = Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), Forensische Verslavingskliniek (FVA), Forensisch Psychiatrisch Centrum (tbs-kliniek) Verwachte duur van de interventie Doorgaans kan een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde niet langer duren dan 9 tot 12 maanden. De achtergrond is dat een klinische behandeling in een strafkader een vrijheidsbenemende maatregel is, die in verhouding moet staan tot de strafmaat. Geef hier aan dat de behandeling naar verwachting (bijvoorbeeld) “tussen de 9 en 12 maanden” zal duren. Noem ook of er een eventueel ambulant natraject nodig zal zijn. leg – indien van toepassing – een link met specifieke voorzieningen die toepassing van het jeugdstrafrecht biedt Doe suggesties met betrekking tot de strafrechtelijke kader(s) die wenselijk, nodig of onmisbaar zijn om de mogelijkheden en condities te bevorderen of te waarborgen. Neem hierin de afweging voor toepassing van het jeugdstrafrecht mee. 10. BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING Let op: indien er sprake is van een afwijkende of aanvullende vraagstelling, dient deze in plaats van of in aanvulling op de standaardvraagstelling te worden vermeld. 0. 1. 2. 3.
4.
5.
Indien betrokkene weigert onderzocht te worden, tot welke overwegingen van de onderzoeker geeft die weigering aanleiding? Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven? Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde? Beïnvloedde de eventuele ziekelijke en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden)? Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven: a. op welke manier dat gebeurde, b. in welke mate dat gebeurde, c. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is. a. Welke factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van belang zijn voor de kans op recidive? d. Welke andere factoren en condities moeten hierbij in ogenschouw worden genomen?
13
6.
7.
e. Is iets te zeggen over eventuele onderlinge beïnvloeding van deze factoren en condities? Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor interventies op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden? Zijn er argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van betrokkene die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen? (Geldt alleen indien de betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde de leeftijd van 23 jaar nog niet had bereikt)
NB 1: Gebruik bij de beantwoording van vraag 4c de volgende stelregel: - besef als deskundige dat je met het advies over toerekeningsvatbaarheid en toerekenen het juridsch doein betreedt en een handreiking doet voor het strafrechtelijk wegen van je onderzoeksbevindingen; - laat de handreiking volgen op een zo concreet mogelijke analyse over het verband tussen stoornis en delict(context) zoals voorgesteld in de toelichting bij het rapportageformat; - geef deze handreiking vorm in een adviesformule waarbij de categorieën worden gehanteerd: geen advies mogelijk, geen reden om verminderd toe te rekenen, in een verminderde mate toerekenen en niet toerekenen; - licht je handreiking nader toe als je in de onderzochte casus reden vindt voor nadere nuanceringen, respectievelijk je te onthouden van een advies in termen van toerekenen of toerekeningsvatbaarheid. NB 2: Van belang bij de beantwoording van vraag 6 is een beknopte weergave van 9.4 en 9.5. NB 3: Gebruik voor de beantwoording van vraag 7 en de onderliggende onderbouwing in paragraaf 10 de Wegingslijst Adolescentenstrafrecht (www.nifpnet.nl) 11. OVERLEG MEDERAPPORTEURS vermeld de kernachtig de onderwerpen van overleg, meld consensus en dissensus en leg die laatste zorgvuldig uit (inhoud, redenen en het belang van de dissensus voor de strafrechtelijke beoordeling. 12. OVERLEG RECLASSERING (naam reclasseringsmedewerker noteren!) opvattingen, overeenstemming, haalbaarheid, actualiteit, gemaakte afspraken over rol reclassering noteren 13. BESPREKING MET DE BETROKKENE Vermelding van gebruik inzage- en correctierecht door betrokkene. Reactie van betrokkene op bevindingen, houding betrokkene t.a.v. advisering.
Ondergetekende verklaart bij het onderzoek de door [hem/haar] onderschreven gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in acht te hebben genomen en dit verslag naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgemaakt. Toevoegen indien niet NRGD-geregistreerd Ondergetekende verklaart niet te zijn afgewezen voor opname in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen
14
[plaats/domicilie, dag.maand.jaar] [handtekening deskundige] [naam, discipline deskundige]
Gebruikte onderzoeksinstrumenten Geef een korte omschrijving van de gebruikte instrumenten, zoals die (grotendeels) te vinden is op de website van het NIFP.
15
straf | volwassenen | triple nietjesvariant | schrijfwijzer | 2014
documentbeheer NIFP
Triple onderzoek
Rapport forensisch psychiatrisch onderzoek betreffende: Voornamen TUSSENVOEGSEL(S) ACHTERNAAM deskundige: [naam psychiater], psychiater
1.
OPZET FORENSISCH PSYCHIATRISCH ONDERZOEK
Hier kort de gegevens betreffende de opzet en het verloop van het milieu-onderzoek, eventueel onder verwijzing naar de eerdere paragraaf over de opzet van de het tripleonderzoek.
2.
MEDEWERKING AAN HET PSYCHIATRISCH ONDERZOEK
Indien aan de orde, vermelden van weigering, opgegeven redenen, onderbouwing eventuele ‘pathologische weigering’, standpunt onderzoeker en eventuele aanbeveling voor onderzoeksvorm die wel tot een rapportage zal kunnen leiden.
3.
BIOGRAFISCHE ANAMNESE
NOTA BENE: VERMIJDT OVERLAP MET HET FORENSISCH MILIEUONDERZOEK! informatie van onderzochte geen interpretaties, geen commentaar, alleen functionele citaten denk wel aan zelfbeschrijving en beschrijving van anderen informatie van derden idem; n.b. naam en functie c.q. relatie met onderzochte vermelden voor beide bronnen denk aan: - gezins- en familieachtergronden - vroege ontwikkelingsanamnese - relationele anamnese (ouders/opvoeders, siblings, peers, partners) - (psycho)seksuele anamnese - maatschappelijke anamnese (scholing, werk, maatschappelijke verbanden) - actuele sociale situatie in de aanloop naar het ten laste gelegde (huisvesting, financiën, verzekering ziektekosten, werk, etc.) - justitiële voorgeschiedenis 4.
GEZONDHEIDS- EN VERSLAVINGSANAMNESE
relevante somatische aspecten - aandoeningen, behandelingen, gebreken, handicaps verslavingsanamnese en middelengebruik - middelen, duur, intensiteit, behandelingen 5. -
SPECIËLE PSCHIATRISCHE ANAMNESE klachtenanamnese voorgeschiedenis (gedwongen) opnames, behandelingen e.d.
16
6. HOUDING TEN OPZICHTE VAN HET TEN LASTE GELEGDE Deze paragraaf bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt betrokkenes houding ten aanzien van het ten laste gelegde besproken vanuit het perspectief van betrokkene, met aandacht voor de aanloop tot het ten laste gelegde, voorafgaande overwegingen en gevoelens, gevoelens en gedachten tijdens het plegen van het ten laste gelegde maar ook huidige visie op het ten laste gelegde; gevoelens van spijt/wrok/medeleven met slachtoffers. In het tweede deel wordt gedragskundig relevante dossierinformatie over het ten laste gelegde weergegeven en besproken. Wat is er door betrokkene eerder verklaard (citaten uit de stukken), hoe verhoudt zich dat tot betrokkenes huidige houding ten opzichte van het ten laste gelegde? Hoe reageerde betrokkene op confrontatie daarmee? Wijs ook op relevante elementen die betrokkene achterwege laat. (Nota Bene: er kunnen ook andere volgorden worden gekozen, zie daarvoor de algemene toelichting bij het format) 7. PSYCHIATRISCH ONDERZOEK IN ENGERE ZIN Psychiatrisch onderzoek in engere zin Met specifieke aandacht voor forensisch relevante symptomatologie. Géén herhaling van beschrijvingen van uiterlijk, klachtenpresentatie etc. Ook t.a.v. contactname geen herhalingen, maar wel een beschrijving van aspecten van de onderlinge interactie en van (voorbeelden van) doorwerking van kenmerkende aspecten van de stoornis in het gesprekscontact, indien van toepassing. Bespreek kort de eventuele invloed van de actuele medicatie op symptomatologie. 1. Psychische functies a. cognitieve functies: Bewustzijn, aandacht, concentratie, oriëntatie, geheugen b. intellectuele functies (oordeelsvermogen, ziekte-inzicht, abstractievermogen, executieve functies, intelligentie, taal c. Voorstelling, waarneming, zelfwaarneming d. Denken (vorm, tempo, beloop en samenhang, inhoud) e. Affectieve functies f. Stemming en affect g. Somatische klachten en verschijnselen h. Dissociatieve fenomenen i. Conatieve functies j. psychomotoriek; mimiek en gestiek; spraak; motivatie en gedrag (mate van stoornis in middelengebruik; dwangmatig gedrag; drangmatig gedrag; impulsiviteit; sociaal dysfunctioneren) 2. Persoonlijkheid a. Algemene trekken/kenmerken (bijv.: activiteitenniveau, activiteitenstijl) b. Zelfdiscipline, besluitvaardigheid, risico’s hanteren, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid, vertrouwen, betrouwbaarheid, gevoeligheid, krenkbaarheid, extraintroversie, assertiviteit, frustratietolerantie, angsttolerantie, agressieregulatie, gewetensfunctie (cognitieve en affectieve empathie, normbesef); impulsregulatie; erkend en begrepen voelen, omgaan met intimiteit, zelfvertrouwen, idealen. c. Afweermechanismen d. Copingstijl e. Opvallende interactieaspecten tussen onderzoeker en betrokkene f. ‘Gezonde’ kanten van het functioneren 3. Overige zaken a. Aanvullend psychiatrisch onderzoek: (semi-)gestructureerde vragenlijsten b. Indien afgenomen wordt verwezen naar de bespreking van de PCL-R (als diagnosticum) bij het psychologisch onderzoek. Indien niet afgenomen wordt dit beargumenteerd. Geen herhaling! Aanvullend psychiatrisch en somatisch onderzoek (indien van toepassing) a. Algemeen lichamelijk onderzoek. Conclusie: b. Neurologisch onderzoek. Conclusie:
17
c. Screenend laboratoriumonderzoek. Conclusie: d. Eventueel aanvullend onderzoek (denk aan EEG, MRI etc. Vermeld hierbij de naam van de beoordelaar en het ziekenhuis waar het onderzoek plaatsvond). Conclusie: e. Psychiatrische beschouwing van de resultaten somatisch onderzoek, nu en die in het verleden, inclusief gebreken, handicaps (deze beschouwing alleen toevoegen indien noodzakelijk). 8.
DIFFERENTIAAL DIAGNOSTISCH OVERWEGINGEN
Beschrijving van de diagnostische bevindingen van het psychologisch onderzoek als geheel (uit eigen observaties en gesprekken, bevindingen milieuonderzoek, en strafrechtelijke stukken). Aan welke problematiek of stoornissen lijdt betrokkene (indien van toepassing)? En vooral: wat zijn de kenmerkende aspecten van die stoornissen (of problematiek) bij deze onderzochte. Welke (forensisch relevante) beperkingen hangen hiermee samen? Denk aan aspecten als agressieregulatie, impulscontrole, krenkbaarheid, gewetensfuncties, psychopathie etc. Indien van toepassing: culturele aspecten en forensische relevantie benoemen. Het gaat vooral om geïndividualiseerde diagnostiek. De onderbouwing van de diagnostische conclusies moet voor de lezer inzichtelijk – en overtuigend – worden weergegeven. Wanneer er twijfel is over (delen van) de diagnostiek moet ook dit worden besproken (bijvoorbeeld wanneer testdiagnostiek een ander beeld laat zien dan uit de overige informatie naar voren komt). Eventuele discrepanties met de bevindingen van de psycholoog worden benoemd en (waar mogelijk) verklaard. Etiologische aspecten van de stoornis worden besproken (vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief). Hierbij zijn van belang predisponerende, luxerende en onderhoudende factoren op zowel psychologisch als neuropsychologisch gebied. De beschrijvende diagnose wordt hier kort beschreven in algemeen gangbare en voor de leek begrijpelijke termen. Hierbij wordt - waar mogelijk - gebruikt gemaakt van DSM terminologie, maar dient het niveau van classificatie te overstijgen: een beschrijvende diagnose is immers veel breder dan het DSM-IV-concept. De diagnose dient meer in dimensionele termen worden beschreven. Waar er verschil is tussen de beschrijvende diagnose en de classificerende diagnose wordt dit toegelicht. DSM-IV-TR classificatie2 Geef in een voetnoot een classificatie volgens DSM-IV-TR, doe dat als de gegevens het toelaten op alle vijf de assen. (Een overgang naar DSM-V volgt pas als dit in de AGGZ gemeengoed is geworden)
9. FORENSISCH PSYCHIATRISCHE BESCHOUWING - Grenzen aan het onderzoek en de onderzoekbaarheid van de betrokkene - Kwaliteit en volledigheid van de gegevens - kwaliteit van de medewerking - verminderde onderzoekbaarheid door ontkennende procespositie, toestandsbeeld, omstandigheden e.d. Verband diagnose en delict 2
As As As As As
1: (klinische stoornissen of reden van zorg) …… 2:(persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke handicaps) ……. 3:(somatische aandoeningen) ……. 4:(psychosociale en omgevingsproblemen) ……. 5:(hoogste niveau van functioneren op een schaal van 0 tot 100) huidig: ……
18
Deze subparagraaf moet de lezer duidelijk maken welke aspecten - beoordeeld vanuit een ontwikkelingspsychologisch perspectief - van de levensgeschiedenis forensisch relevant zijn, en waarom. Het gaat hier expliciet om een interpretatie en plaatsing tegen de achtergrond van de ontwikkeling van betrokkene en niet om een pure herhaling van relevante elementen van de levensgeschiedenis. Voor details wordt verwezen naar het milieurapport. Het is niet de bedoeling dat verslag samen te vatten of te herhalen. Denk bij dit hoofdstuk aan bijvoorbeeld de volgende (standaard-)volgorde: a. Gezin van oorsprong (ouders/verzorgers; broers en zussen; interactie met leeftijdsgenoten; sociale kader; sfeer; opvoedingsstijl; politiek/godsdienst) b. Persoonlijke levensgeschiedenis (vroege ontwikkeling; adolescentie; psychoseksuele ontwikkeling; relationele ontwikkeling; religieuze ontwikkeling; militaire dienst; vervolgopleiding; transculturele aspecten; loopbaan; middelengebruik, justitiële voorgeschiedenis en een gedragskundige visie op eerder delictgedrag en –patronen. c. Betekenisvolle ervaringen Van belang hierbij is de (dis-)continuïteit in de ontwikkeling, factoren in de levensgeschiedenis waarvan is aangetoond dat ze predisponeren tot of beschermen tegen het ontstaan van psychische stoornissen, factoren in de levensgeschiedenis die betekenisgevend zouden kunnen zijn bij de ontwikkeling van een psychische stoornis en de ontwikkeling van de persoonlijkheid gedurende de levensloop Beschrijf samenhang: hoe staat de eventueel aangetroffen problematiek/pathologie in verband met het ten laste gelegde: -
gelijktijdigheidsverband betekenisverband (invalshoek meer fenomenologisch en psychodynamisch) functionele verbanden (invalshoek meer vanuit gestoorde functies) contextuele verbanden (invalshoek meer vanuit interacties met omgevingsfactoren) rechtstreeks causaal verband (stoornis overweldigend)
analyseer het verband zo mogelijk in termen van gevoel, gedachten en gedrag, besteed veel aandacht aan de uitleg en geef tot slot beredeneerd aan of het verband tussen stoornis en delict zodanig was dat de gedragskeuzemogelijkheden daardoor volledig, gedeeltelijk of niet werden bepaald. Risicoanalyse Leg uit wat de kans op herhaling van soortgelijke delicten is bij het voortbestaan van de aangetroffen stoornis(sen). Benoem eventuele andere risicofactoren (zo mogelijk met behulp van een geaccepteerde checklist). Benoem eventuele evidente beschermende factoren (zo mogelijk met behulp van een geaccepteerde checklist). Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden Benoem de gedragsdeskundige aanknopingspunten die er zijn voor interventie en wat daarvan te verwachten valt met betrekking tot het voorkomen van herhaling van soortgelijke delicten. Redeneer vanuit de stoornis(sen), de aangetroffen verbanden en de risicoprognose. Geef aan hoe de beïnvloedingsmogelijkheden zijn, geredeneerd vanuit de onderzochte: - veranderingscapaciteiten (intelligentie, zelfinzicht, gedragscontrolemogelijkheden, sociale vaardigheden etc.) - veranderingsmotivatie (probleembesef, lijdensdruk e.d.) - persoonsgebonden interferenties (frustratietolerantie, impulsiviteit, agressieregulatie, middelenafhankelijkheid e.d.) - neem hierin relevante kenmerken uit de wegingslijst adolescentenstrafrecht mee - contextuele pro’s en contra’s (resources en sociale/relationele interferenties) Interventieadvies en –condities
19
Benoem en beargumenteer op welke wijze de gedragskundige aanknopingspunten vorm kunnen krijgen in termen van: Intensiteit van de noodzakelijke zorg (inclusief bv verslavingszorg of SGLVG-circuit): Laag zorgniveau = begeleiding, training. Gemiddeld zorgniveau = ambulante of deeltijdbehandeling Hoog zorgniveau = klinische behandeling Beveiliging (toezicht, controle, geslotenheid) Laag beveiligingsniveau = zelfstandig, begeleid of beschermd wonen Gemiddeld beveiligingsniveau = Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), Dubbeldiagnose kliniek Hoog beveiligingsniveau = Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), Forensische Verslavingskliniek (FVA), Forensisch Psychiatrisch Centrum (tbs-kliniek) Verwachte duur van de interventie Doorgaans kan een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde niet langer duren dan 9 tot 12 maanden. De achtergrond is dat een klinische behandeling in een strafkader een vrijheidsbenemende maatregel is, die in verhouding moet staan tot de strafmaat. Geef hier aan dat de behandeling naar verwachting (bijvoorbeeld) “tussen de 9 en 12 maanden” zal duren. Noem ook of er een eventueel ambulant natraject nodig zal zijn. Leg – indien van toepassing – een link met specifieke voorzieningen die toepassing van het jeugdstrafrecht biedt Doe suggesties met betrekking tot de strafrechtelijke kader(s) die wenselijk, nodig of onmisbaar zijn om de mogelijkheden en condities te bevorderen of te waarborgen. Neem hierin de afweging voor toepassing van het jeugdstrafrecht mee. 10.
BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING
Let op: indien er sprake is van een afwijkende of aanvullende vraagstelling, dient deze in plaats van of in aanvulling op de standaardvraagstelling te worden vermeld. 0. 1. 2. 3.
4.
5.
Indien betrokkene weigert onderzocht te worden, tot welke overwegingen van de onderzoeker geeft die weigering aanleiding? Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven? Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde? Beïnvloedde de eventuele ziekelijke en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden)? Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven: a. op welke manier dat gebeurde, b. in welke mate dat gebeurde, c. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is. a. Welke factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van belang zijn voor de kans op recidive? f. Welke andere factoren en condities moeten hierbij in ogenschouw worden genomen? g. Is iets te zeggen over eventuele onderlinge beïnvloeding van deze factoren en condities?
20
6.
7.
Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor interventies op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden? Zijn er argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van betrokkene die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen? (Geldt alleen indien de betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde de leeftijd van 23 jaar nog niet had bereikt)
NB 1: Gebruik bij de beantwoording van vraag 4c de volgende stelregel: - besef als deskundige dat je met het advies over toerekeningsvatbaarheid en toerekenen het juridsch doein betreedt en een handreiking doet voor het strafrechtelijk wegen van je onderzoeksbevindingen; - laat de handreiking volgen op een zo concreet mogelijke analyse over het verband tussen stoornis en delict(context) zoals voorgesteld in de toelichting bij het rapportageformat; - geef deze handreiking vorm in een adviesformule waarbij de categorieën worden gehanteerd: geen advies mogelijk, geen reden om verminderd toe te rekenen, in een verminderde mate toerekenen en niet toerekenen; - licht je handreiking nader toe als je in de onderzochte casus reden vindt voor nadere nuanceringen, respectievelijk je te onthouden van een advies in termen van toerekenen of toerekeningsvatbaarheid. NB 2: Van belang bij de beantwoording van vraag 6 is een beknopte weergave van 9.4 en 9.5. NB 3: Gebruik voor de beantwoording van vraag 7 en de onderliggende onderbouwing in paragraaf 10 de Wegingslijst Adolescentenstrafrecht (www.nifpnet.nl) 11. OVERLEG MEDERAPPORTEURS vermeld de kernachtig de onderwerpen van overleg, meld consensus en dissensus en leg die laatste zorgvuldig uit (inhoud, redenen en het belang van de dissensus voor de strafrechtelijke beoordeling. 12. OVERLEG RECLASSERING (naam reclasseringsmedewerker noteren!) opvattingen, overeenstemming, haalbaarheid, actualiteit, gemaakte afspraken over rol reclassering noteren 13. BESPREKING MET DE BETROKKENE Vermelding van gebruik inzage- en correctierecht door betrokkene. Reactie van betrokkene op bevindingen, houding betrokkene t.a.v. advisering.
Ondergetekende verklaart bij het onderzoek de door [hem/haar] onderschreven gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in acht te hebben genomen en dit verslag naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgemaakt. Toevoegen indien niet NRGD-geregistreerd Ondergetekende verklaart niet te zijn afgewezen voor opname in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen
[plaats/domicilie, dag.maand.jaar] [handtekening deskundige]
21
[naam, discipline deskundige]
Gebruikte onderzoeksinstrumenten Geef een korte omschrijving van de gebruikte instrumenten, zoals die (grotendeels) te vinden is op de website van het NIFP.
22