PERSBERICHT
Dexia N.V., Rogierplein 11, B-1210 Brussel / 1, Passerelle des Reflets, Paris-La Défense 2, F-92919 La Défense Cedex Rekeningnr. : 068-2113620-17 - RPR Brussel BTW BE 0458.548.296
.
Brussel, Parijs, 31 januari 2008 DE FINANCIEN VAN DE INFRANATIONALE BESTUREN IN EUROPA
De jaarlijkse conjunctuurnota van DEXIA noteert een recordgroei van de investeringen met 6,6% Volgens de laatste jaarlijkse conjunctuurnota van DEXIA over de financiën van de territoriale besturen van de Europese Unie is het economisch gewicht van de
infranationale1 overheid in 2006 verder
toegenomen, wat wijst op de steeds groter wordende rol van de 92 500 lokale, regionale en deelstaatentiteiten in de territoriale ontwikkeling van Europa, alsook op hun alsmaar grotere betrokkenheid bij het overheidsbeheer (ter ondersteuning van de centrale overheid).
Vooral op het vlak van de investeringen is de stuwende rol van de infranationale besturen in 2006 toegenomen. De infranationale overheid, die reeds meer dan 2/3 van alle overheidsinvesteringen (d.w.z. de grote meerderheid van de wegen, het openbaar vervoer, de stadsnetten, de scholen enz.) voor haar rekening neemt, heeft haar investeringen in 2006 fors opgedreven, met een groei van + 6,6 % in volume voor de hele EU. Deze opmerkelijke stijging is de hoogste sinds 2000 (tussen 2000 en 2006 bedroeg de gemiddelde groei immers + 2,8 per jaar). Over 2006 beliep de toename zelfs bijna + 30 % voor de 12 nieuwe lidstaten, waar de stijging in de hand werd gewerkt door de belangrijke behoeften aan voorzieningen van algemeen nut, de verwezenlijking van de Europese communautaire programma’s 2004-2006 en de voorbereidingen in verband met de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de EU. Alles samen investeren de Europese infranationale besturen gemiddeld 400 euro per jaar en per inwoner in collectieve voorzieningen, d.i. één euro per dag en per persoon.
Dit dynamisme heeft geen weerslag gehad op de goede financiële gezondheid van de infranationale overheid, waarvan de financieringsbehoefte en de schuldenlast bescheiden blijven, vooral voor de lokale overheid alleen (d.w.z. zonder de schuld van de deelstaatentiteiten). Op basis van de Maastrichtindicatoren beloopt het tekort van de infranationale overheid 29 miljard euro, wat neerkomt op 0,25 % van het bbp. De uitstaande schuld bedraagt 1 190 miljard euro voor het infranationale niveau (d.i. 10,3% van het bbp) en 679 miljard euro op het lokale vlak (5,8 % van het bbp).
1
dwz de gemeentelijke, regionale en deelstaatentiteiten, maar ook de daamee verbonden overheidsinstellingen
SLEUTELCIJFERS 2006 VOOR DE INFRANATIONALE OVERHEID ¾ 92 506 infranationale besturen : 91 252 gemeenten, 1 150 besturen van het 2de niveau en 104 besturen van het 3de niveau ; ¾ Uitgaven : 1 825 miljard euro, d.i. 15,7 % van het bbp en 33,6 % van de overheidsuitgaven ; ¾ Investeringen : 196 miljard euro, d.i. 67,4 % van de overheidsinvesteringen en 8,3 % van het totaal van de overheids- en privé-investeringen ; ¾ Financieringsbehoeften : 29 miljard euro, d.i. 0,25 % van het bbp ; ¾ Uitstaande schuld : 1 190 miljard euro, d.i. 10,3 % van het bbp en 16,6 % van de overheidsschuld (op lokaal niveau : 679 miljard euro, d.i. 5,8 % van het bbp en 9,5 % van de overheidsschuld).
Deze gegevens zijn ontleend aan de jaarlijkse conjunctuurnota over de financiën van de infranationale besturen in de Europese Unie die gerealiseerd wordt door het departement Research « Public Finance & Social Profit» van DEXIA. Sinds 7 jaar biedt deze studie een overzicht van de institutionele en financiële toestand van de infranationale overheid in de lidstaten van de Europese Unie. De editie 2007 slaat op de periode 2000 – 2006 en vestigt de aandacht op enkele markante feiten van 2007. Ze behandelt voor het eerst ook de twee nieuwe EU-lidstaten Bulgarije en Roemenië.
Bij deze studie bevindt zich ook een bijlage van 12 fiches met gedetailleerde gegevens per land en belangrijke cijfers over de structuurfondsen, de jumelages en de plaats van de vrouw in het Europese lokale politieke leven. Voor het tweede opeenvolgende jaar kwam deze bijlage tot stand in samenwerking met de Raad van de Gemeenten en Regio's van Europa (RGRE). De voorgestelde gegevens belichten voor elk land de onbetwistbare sleutelrol die de lokale instanties in het overheidsbeheer vervullen. •
“Financiën van de infranationale overheid in de Europese Unie” ( PDF 959 Kb )
•
“De infranationale overheid in de EU : sleutelcijfers” ( PDF 359 Kb )
Contact Pers : Ulrike Pommée +32 2 213 50 81 - Caroline Coquet +33 1 58 58 77 81
Contact Departement Studies « Publieke sector » van Dexia : Dominique Hoorens : +33 1 58 58 73 29
2
Conjunctuurnota 2007 van Dexia over de financiën van de infranationale besturen in de Europese Unie Enige toelichting… 1/ Een voortdurende aanpassing van de Europese territoriale organisatie
Door de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie in 2007 telt Europa nu 92 500 infranationale besturen. Acht landen hebben één enkel niveau van lokale besturen, twaalf hebben twee echelons en de zeven andere drie, meestal afhankelijk van de grootte van het land.
De lokale besturen krijgen steeds meer bevoegdheden, die bovendien alsmaar ingewikkelder worden. Daarom is het noodzakelijk om de territoriale organisatie aan te passen via de ontwikkeling van de regionale instanties, die beter opgewassen zijn om zware bevoegdheden (zoals gezondheidszorg) te beheren, en de uitbouw van de intercommunale structuren, om aan de kleine omvang van de gemeenten het hoofd te kunnen bieden. Het regionale niveau krijgt ruimere bevoegdheden en meer autonomie via decentralisatie in verscheidene landen, bijvoorbeeld Duitsland, waar in 2006 een federale hervorming werd ingezet, of Spanje, waar het statuut van de autonome gemeenschappen verder werd hervormd. Verscheidene landen onder de 12 nieuwe lidstaten van de EU overwegen de oprichting van een regionaal niveau. Na Polen in 1999, de Tsjechische Republiek in 2000 en Slowakije in 2002, zal Slovenië vanaf 2009 nieuwe regio’s tot stand brengen.
Denemarken voerde in 2007 een grondige territoriale reorganisatie door. Het aantal gemeenten werd tot een derde herleid (van 271 tot 98) via fusies, de 13 bestaande graafschappen werden vervangen door 5 regio’s en de bevoegdheden werden herverdeeld tussen de centrale Staat, de regio’s en de gemeenten, waarbij deze laatste bevoegd werden voor nagenoeg de hele dienstverlening aan de burgers.
Al deze wijzigingen van de territoriale organisatie in Europa zijn bedoeld om de dienstverlening van de lokale besturen beter af te stemmen op de specifieke kenmerken van de lokale sector: ervoor zorgen dat de lokale actoren dicht bij de burgers blijven, historische binding van de bevolking aan een type van overheid enz. 2) De stijging van de uitgaven van de infranationale overheid is toe te schrijven aan een toename van de bevoegdheden van de overheid maar ook aan de behoeften van de bevolking De uitgaven van de infranationale overheid zijn in 2006 met + 2,3 % in volume gestegen, d.i. iets minder snel dan tussen 2000 en 2006 (gemiddeld + 2,6 % per jaar). Met een bedrag aan uitgaven van 1 825 miljard euro, d.i. 15,7 % van het Europese bbp en 33,6 % van de overheidsuitgaven, bekleedt de infranationale overheid een belangrijke en stijgende plaats in de Europese economie. Deze stijging van de infranationale uitgaven is toe te schrijven aan twee belangrijke factoren : 3
-
-
de bevoegdheidsoverhevelingen ten gunste van de infranationale besturen : overheveling van de bezoldiging van het onderwijzend personeel naar de gemeenten in Estland in 2001, van de gezondheidszorg naar de autonome gemeenschappen in Spanje in 2002, ruime decentralisatie ten gunste van de gemeenten en regio’s in Slowakije in 2002, Acte II van de decentralisatie in Frankrijk in 2004, overdracht aan de gemeenten van extra bevoegdheden op het vlak van gezondheid en onderwijs in Roemenië in 2006 enz. de trendmatige toename van de lopende uitgaven en de uitgaven van sociale aard (gezondheid, onderwijs, sociale bijstand), die verband houdt met de toenemende behoeften van de inwoners inzake overheidsdiensten. Deze factor zal de komende jaren wellicht steeds sterker doorwegen in Europa gelet op de verwachte vergrijzing van de bevolking.
Sociale bescherming en onderwijs zijn de twee belangrijkste uitgavenposten van de infranationale overheid en nemen elk ongeveer 21 % van de uitgaven voor hun rekening. De personeelsuitgaven vertegenwoordigen gemiddeld ongeveer 34 % van de infranationale begroting. De infranationale entiteiten hebben meer dan 18 miljoen personen in dienst, wat overeenkomt met 56% van de werkgelegenheid bij de overheid. 3) De infranationale investering stijgt fors in 2006, vooral onder impuls van de Europese structuuren cohesiefondsen De infranationale overheid heeft in de loop der jaren zijn rol van eerste overheidsinvesteerder versterkt. Over 2006 beliepen de uitgaven van de infranationale overheid 196 miljard euro, d.i. 1,7 % van het Europese bbp en 67,4 % van de totale overheidsinvestering. Deze uitgaven, die reeds tussen 2000 en 2006 stegen (gemiddeld + 2,8 % per jaar), namen over 2006 gevoelig toe (+ 6,6 %). Deze forse stijging in 2006 is vooral toe te schrijven aan de landen van de EU 12 (voornamelijk Roemenië, de Baltische Staten, Polen en Bulgarije), waar de investeringen over 2006 met + 28,9 % zijn toegenomen. In deze landen hebben de aanzienlijke behoeften inzake infrastructuur (vooral vervoer en leefmilieu) en de verwezenlijking van de lokale projecten die door de Europese structuur- en cohesiefondsen 2004-2006 gecofinancierd werden, de infranationale investeringen de hoogte ingejaagd. De consumptie van de structuurfondsen is versneld na een langzame start wegens het gebrek aan ervaring van de beheersinstanties en de moeilijkheid om tegelijk projecten in te dienen die aan de communautaire eisen voldoen en aanvullende eigen lokale middelen in te zetten. De absorptiegraad van de structuurfondsen zijn zodoende in 2006 aanzienlijk gestegen. 4) De overhevelingen van bevoegdheden gaan gepaard met belangrijke financiële overdrachten De ontvangsten van de infranationale overheid zijn over de periode 2000-2006 op jaarbasis gemiddeld + 2,4 % gestegen. Deze toename vloeit voort uit de belangrijke financiële overdrachten van de centrale Staat naar de infranationale besturen (nieuwe dotaties, verdeling van nationale belastingen) en creëren van nieuwe eigen lokale belastingen die bedoeld zijn om de overheveling van de nieuwe bevoegdheden naar de infranationale besturen te compenseren.
4
Over 2006 zijn de ontvangsten sneller toegenomen (+ 3,6 %) tengevolge van onder meer de stijging van de belastingontvangsten (+ 4,8 %) en de gunstige economische situatie in talrijke landen (gemiddeld + 3,0 % economische groei in het EU 27, met vooral + 6,3 % in de EU 12). In 2007 werden in diverse Europese landen belangrijke hervormingen van de lokale financiën doorgevoerd, met name in Denemarken (globale financiële hervorming die gepaard gaat met de territoriale reorganisatie), in Slovenië (nieuwe financieringswet van de gemeenten), in Portugal (wet op de lokale financiën), in Oostenrijk (wet op de financiële perequatie), in Bulgarije (fiscale decentralisatie die de gemeenten eigen fiscale bevoegdheden verleent), in Spanje (hervoming van de autonome gemeenschappen) of in Roemenië (wet op de lokale financiën). 5) De goede budgettaire gezondheid van de infranationale overheid blijft gehandhaafd De stijging van de uitgaven en investeringen van de infranationale overheid heeft geen weerslag op de grote financiële evenwichten gehad: - vanaf 2000 is het begrotingssaldo van de infranationale overheid lichtjes toegenomen tot in 2002, het jaar waarin het tekort begon terug te lopen. In 2006 werd deze daling bevestigd doordat het tekort van de Duitse Länder met de helft werd verminderd. Het infranationaal tekort over 2006 bleef bescheiden, namelijk 29 miljard euro, d.i. 0,25 % van het bbp en 15,6 % van het gezamenlijke overheidstekort; - de schuld van de infranationale overheid steeg tussen 2000 en 2006 op jaarbasis gemiddeld met + 2,9 %, vooral in de nieuwe lidstaten (gemiddeld + 15,5 % per jaar, tegen + 2,9 % in de EU 15), waar de lokale besturen, die een lage schuldlast hebben, steeds meer lenen om aan de toenemende investeringsbehoeften tegemoet te komen. Over 2006 is de schuld + 2,0 % gestegen tot 1 190 miljard euro, d.i. 10,3 % van het bbp en 16,6 % van de totale overheidsschuld. De infranationale schuld liep op naar 43 % door toedoen van de federale Staten, in het bijzonder de Duitse Länder (meer dan 490 miljard euro). De schuld van de lokale en regionale besturen alleen al, vertegenwoordigt 5,8 % van het bbp en 9,5 % van de overheidsschuld. De beheersing van deze indicatoren werd in de hand gewerkt door de budgettaire en prudentiële regels in verband het lokale beheer en, sinds enkele jaren, door een grotere betrokkenheid van de infranationale overheid bij de sturing van de overheidsfinanciën, bijvoorbeeld via interne stabiliteitspacten.
5