Overkoepelende aanpak 3 decentralisaties
1. Aanleiding Het Rijk voert de komende jaren een aantal forse decentralisatieoperaties uit, waarbij een groot aantal wettelijke taken op het gebied van de Jeugdzorg, de Wajong en de AWBZ naar de gemeente worden overgeheveld. Er zijn nog veel onzekerheden over de wetgeving rond de drie decentralisaties. De decentralisaties gaan weliswaar gepaard met overheveling van budgetten, maar de gemeenten kunnen de decentralisatietaken op een andere, efficiëntere manier invullen, waardoor volgens het Rijk een lager budget nodig is. Er is nog geen precies beeld over de financiële consequenties. Naar verwachting zal er voor de gemeente Den Haag na de eerste vier jaar € 100 miljoen minder beschikbaar zijn dan nu door diverse overheden wordt uitgegeven in het sociaal domein (oude en nieuwe taken). Tegelijkertijd zal, zonder verdere maatregelen, het beroep op de voorzieningen die onder de decentralisaties vallen toenemen. Uitgangspunten van de decentralisatieoperaties zijn een groter beroep op de eigen kracht van burgers en de ‘civil society’ en een efficiëntere en effectievere uitvoering van taken. Op zich geen nieuwe uitgangspunten voor het college. Ook zonder de decentralisaties was ons beleid al gericht1 op het stimuleren van de eigen kracht en het zelfoplossend vermogen van Haagse burgers, met een solide en sociaal vangnet voor de groep kwetsbare burgers in de stad. We hebben hier de afgelopen jaren al belangrijke stappen in gezet. Er zijn veel resultaten geboekt in het versterken van preventie, de inzet van de ‘civil society’ en de samenwerking met maatschappelijke organisaties. Resultaten waar we trots op zijn. De komst van de decentralisaties, en de forse bezuinigingen die daarmee gepaard gaan, maken de opgave nog urgenter en uitdagender. Bovendien moet worden gewaarborgd dat burgers die nu bijvoorbeeld op grond van de Jeugdzorg of AWBZ hulp en ondersteuning ontvangen, ook in de nieuwe situatie op adequate wijze geholpen worden. Het borgen van de continuïteit van zorg- en hulpverlening vraagt de komende jaren grote inspanningen. Ondanks de resultaten die we in deze collegeperiode hebben bereikt, zullen we zoals gezegd een nog groter beroep moeten doen op de ‘civil society’ en efficiënter en effectiever moeten werken. We zullen ingrijpende maatregelen moeten nemen. Het college spant zich tot het uiterste in om er voor te zorgen dat de effecten van de decentralisaties voor de Haagse samenleving te dragen zijn. De effecten zullen echter in de stad voelbaar zijn. De decentralisaties vragen om fundamentele veranderingen in het sociaal domein: voor de rol en positie van de gemeente maar ook voor de samenleving zelf. Dit heeft betekenis voor de verhouding tussen burger, gemeente en maatschappelijke organisaties, de inrichting van de gemeentelijke ondersteuning en de waarden, normen en gedragingen (‘het denken en doen’) van gemeente, maatschappelijke organisaties en burgers. Communicatie met de stad is hierbij van groot belang. De drie decentralisatieoperaties kennen binnen de gemeente ieder een eigen implementatietraject dat vanuit de verantwoordelijke portefeuilles wordt aangestuurd. De meeste vraagstukken kunnen binnen deze afzonderlijke trajecten worden opgepakt en er is al veel in gang gezet. Op een aantal thema’s kan de toegevoegde waarde worden vergroot door de samenhang te versterken en de kansen te verzilveren2. Voor het versterken van die samenhang is, in lijn met het coalitieakkoord en eerdere
1
Zie onder andere het coalitieakkoord ‘Aan de slag!’ (mei 2010), de Participatienota en de nota over het meerjarenbeleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning (RIS 18062). 2 Dit sluit aan bij het verzoek van de raad aan het college (motie van 24 januari 2013, RIS 256437) om aan te geven op welke wijze zij de komende decentralisaties in samenhang wil aanpakken.
1
afspraken over ontkokering3, een overkoepelende aanpak nodig voor het sociaal domein met dwarsverbanden tussen beleidsvelden, diensten en portefeuilles. In deze notitie beschrijft het college een eerste ontwerp voor die overkoepelende aanpak. Het plan versterkt de uitgangspunten van het college gericht op preventie, inzetten van eigen kracht en zorg voor de meest kwetsbare burgers. Er zijn nog veel onzekerheden over de wetgeving rond de decentralisaties. Ook is er geen precies beeld over de financiële consequenties. Volgens de tot nog toe bekende gegevens, is voor het sociaal domein in de gemeente Den Haag vier jaar na invoering van de decentralisaties ongeveer € 100 miljoen minder beschikbaar dan nu door de diverse overheden aan het sociaal domein wordt uitgegeven (inclusief de bezuinigingen op de hulp bij het huishouden). Dit ontwerp biedt belangrijke aanknopingspunten voor het realiseren van besparingen. Het biedt ‘knoppen’ waar het college aan kan draaien om besparingen op voorzieningen te realiseren. Ook levert het (gefaseerd) besparingen op als gevolg van een efficiëntere en doelmatiger inrichting van taken en functies in het sociaal domein. Om deze te realiseren zijn meerjarige investeringen nodig in ICT en apparaat. De zorg of we alle door het Rijk aangekondigde bezuinigingen kunnen opvangen blijft onverminderd aanwezig. Dit eerste ontwerp voor een overkoepelende aanpak vraagt nog veel uitwerking en detaillering. De eerstvolgende stap is om de komende maanden het ontwerp verder te verrijken en te specificeren in overleg met burgers, experts en maatschappelijke organisaties in de stad. Dit geeft ons de gelegenheid om het ontwerp bij hen te toetsen en waardevolle inzichten op te halen. Daarna gaan we aan de slag met de verdere uitwerking en detaillering in plannen van aanpak. Daarin worden de organisatorische consequenties in kaart gebracht en de inschattingen over besparingen en investeringen nader getoetst en uitgewerkt. Zo wordt de financiële onderbouwing stap voor stap steviger. Voordat wordt ingegaan op het eerste ontwerp beschrijven we de resultaten van de inspanningen die het college in deze periode al heeft bereikt, de bestuurlijke uitgangspunten voor het (toekomstige) sociaal domein en op welke wijze al aan de afzonderlijke decentralisaties wordt gewerkt.
2. Inzet huidige collegeperiode De afgelopen jaren liepen door de recessie de budgetten vanuit de rijksoverheid en andere gemeentelijke inkomsten terug. Vanuit het coalitieakkoord ‘Aan de slag!’ heeft het college zich dan ook sterk ingezet voor het op orde houden van het huishoudboekje. Daarbij zijn de Haagse bewoners zoveel mogelijk ontzien. Het college heeft financiële ombuigingen doorgevoerd op het gemeentelijke apparaat. Door taken te verminderen, slimmer te organiseren over de grenzen van diensten heen de interne dienstverlening te uniformeren en te versoberen. Maar ook aan bezuinigen op subsidies voor organisaties in de stad kon het college niet ontkomen. Het college benadrukt dat binnen de beleidsterreinen die betrekking hebben op de decentralisaties al veel in gang is gezet. Zo zijn belangrijke stappen gezet in het versterken van de ‘civil society’. De vele individuele voorzieningen aan ouderen en mensen met een beperking is van een kwalitatief goed niveau. Denk ook aan het Aanvalsplan vrijwilligers en de oprichting van de burenhulpcentrales in de hele stad. Er is veel aandacht voor de ondersteuning van mantelzorgers, onder andere door de inzet van respijtzorg en de Taskforce Mantelzorg. Het Haagse welzijnswerk heeft een omslag gemaakt van aanbieder van activiteiten naar het faciliteren en verbinden van vrijwilligers- en burgerinitiatieven. 3
Ontkokering; gemeentelijke organisatie in transitie (RIS 248378).
2
Met partijen in de Centra voor Jeugd en Gezin wordt inmiddels gewerkt volgens de principes van de eigen krachtconferentie en zijn verschillende pilots gestart die gericht zijn op het verbeteren van de samenwerking met scholen. Verschillende sportverenigingen en zorginstellingen zijn omgevormd tot ‘Buurthuis van de Toekomst’ die openstaan voor Hagenaars, bewonersorganisaties en andere (zelf)organisaties. Binnen de pilots Centrum voor Ouderen wordt gezocht naar mogelijkheden om ouderen beter te bereiken, meer samenhang in het aanbod aan te brengen en de ‘civil society’ te versterken. Daarnaast is het thema volksgezondheid nauw gerelateerd aan de decentralisaties. Daarbinnen zijn de (openbare) geestelijke gezondheidszorg, gezondheidsvoorlichting en –opvoeding, het gehandicaptenbeleid en de verslavingszorg belangrijke onderdelen van het sociaal domein. Het gaat hierbij zowel om preventieve als om curatieve activiteiten. Er is veel aandacht voor vroegsignalering en preventie in de integrale wijkgerichte aanpak van gezondheidsachterstanden. In het programma Den Haag onder Dak (maatschappelijke opvang) staat het voorkomen en blijvend herstel van dakloosheid centraal. Het beleid voor mensen met een beperking is gericht op een ruimer gebruik van algemeen toegankelijke voorzieningen (zoals welzijnsvoorzieningen) in plaats van individuele voorzieningen. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet sociale werkvoorziening (WSW). In aanloop naar de Participatiewet (eerder Wet werken naar vermogen) en de daarmee gepaard gaande forse bezuinigingen van € 70 miljoen op re-integratie is al een nieuw dienstverleningsconcept ingevoerd voor werk en inkomen dat uitgaat van de eigen kracht en zelfwerkzaamheid van de burger (RIS 250546). Ook is de samenwerking met werkgevers en andere externe partners de afgelopen jaren fors verstevigd. Om kansen te bieden aan mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hanteert de gemeente bij de aanbesteding van diensten een ‘social return’ beleid. Om de participatie van WWB-ers met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen wordt samengewerkt met de Haagse welzijnsorganisaties. Voor de dienstverlening van de gemeente wordt in de sfeer van elektronische dienstverlening oplossingen gezocht om de drie decentralisaties op 1 januari 2015 te kunnen doorvoeren. De decentralisaties vereisen een andere, efficiëntere manier van de inrichting van de advies- en informatiefunctie en afhandeling van voorzieningen. Daarnaast liggen er vanuit Onderwijs belangrijke verbindingen met Jeugdzorg (denk bijvoorbeeld aan de schoolzorgstructuur) en de Participatiewet (passend onderwijs, aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt voor jongeren uit speciaal onderwijs). Met de ontwikkeling van de brede buurtschool krijgt de school een verbindende functie in de buurt en wordt er nauw samengewerkt met onder andere welzijn, jeugdzorg, cultuur en bibliotheken. Er is gewerkt aan een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt met een groot aantal partners in regio Haaglanden.
3. Aanpak per decentralisatie Kort samengevat zijn de wettelijke taken die door de decentralisaties naar gemeenten overkomen de volgende: - per 2015 overheveling van extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging uit de AWBZ naar de Wmo; - gemeenten worden per 2015 verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Het gaat hier om de provinciale jeugdzorg, de jeugdbescherming en -reclassering, de jeugd-GGZ en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd; - invoering per 1 januari 2015 van de Participatiewet waarmee de toegang tot de WSW wordt afgesloten en ook de instroommogelijkheden in de Wajong worden beperkt tot mensen zonder 3
arbeidsvermogen. Het zittende Wajongbestand wordt herkeurd. De inschatting is dat daarvan 75.000 mensen naar de gemeenten overgaan en in aanmerking komen voor een WWB-uitkering. 25.000 Mensen werken parttime en zullen in aanmerking komen voor een aanvullende WWBuitkering. De eerdere decentralisaties die de gemeente heeft ingevoerd zijn ‘qua aard, omvang, financiële taakstelling en tempo kinderspel in vergelijking met wat het kabinet de komende vier jaar aan gemeenten overdraagt’4. De effecten zullen ingrijpend en in de stad voelbaar zijn. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor processen in het sociaal domein neemt door de decentralisatieplannen van de rijksoverheid significant toe. Nu zijn we voor ongeveer 30% van de processen (financieel) verantwoordelijk, in de nieuwe situatie wordt dit 70%. Het college benadrukt dat op de afzonderlijke terreinen van de decentralisaties al veel in gang is gezet. Voor de volledigheid verwijzen wij u naar de belangrijkste stukken die u eerder van het college ontving over de drie afzonderlijke decentralisaties: - Decentralisatie AWBZ begeleiding; stand van zaken (RIS 246565); - Stand van zaken AWBZ (RIS259489); - Invulling Wet Werken naar Vermogen per 1 januari 2013 (RIS 248017); - Informatiebrief over Wet Werken naar Vermogen, Inkomen en recente ontwikkelingen (RIS 250197); - Voortgang transitie jeugdzorg en doorontwikkeling CJG (RIS 254820); - Gevolgen regeerakkoord (RIS 253473); - Stand van zaken voorbereiding decentralisaties gemeente Den Haag (RIS 247619). Het college heeft zich ingespannen voor een landelijk onderzoek naar de gevolgen van de decentralisaties voor de gemeentes. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het Centraal Planbureau (CPB) en zal gericht zijn op een inventarisatie van de financiële risico’s en kansen die zich voordoen bij een integrale benadering, en of de risico’s kunnen worden beperkt of weggenomen. Voor het zomerreces van 2013 zal een eerste integrale rapportage op hoofdlijnen opgeleverd worden. Het CPB continueert het onderzoek tot eind 2014. De rapportages van het CPB zullen betrokken worden bij de nadere invulling van de Haagse aanpak van de decentralisaties. Per decentralisatie is een apart voorbereidings- en implementatietraject ingericht. Bij de decentralisatie van de AWBZ vraagt het bieden van continuïteit in de adequate zorg- en hulpverlening voor kwetsbare groepen als mensen met psychische problemen, ouderen en mensen met een beperking een belangrijke inspanning. Duidelijk is dat de decentralisatie van de AWBZ diep in kan grijpen op de kwaliteit van leven van mensen en gezinnen met een zorgvraag. Als gemeente staan we voor de uitdaging om de decentralisatie van de AWBZ optimaal te vertalen naar de lokale omstandigheden en onze inwoners – weliswaar op een andere wijze dan voorheen – de persoonlijke verzorging en begeleiding te bieden die nodig is. In het najaar wordt naar verwachting een kadernotitie over een vernieuwd Haags zorgconcept aan de raad aangeboden. Als gevolg van de voorgenomen forse bezuinigingstaakstelling van het kabinet Rutte II op de hulp bij het huishouden is een lobby gevoerd voor het behoud van deze voorziening. Uit het onlangs overeengekomen Zorgakkoord is de bezuinigingstaakstelling aanzienlijk verzacht maar toch is 40% bezuiniging op de thuiszorg zeer omvangrijk en strijdig met het doel van het kabinet mensen langer thuis te laten wonen (zie kader hierna).
4
Raad voor Financiële Verhouding in haar reactie (april 2013) op de decentralisatiebrief van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
4
Binnen het domein jeugd is sprake van een aantal complexe trajecten dat mede vanwege het belang van continuïteit van zorg, het komende jaar volop de aandacht vraagt. Om de preventieve werking van tijdige signalering te vergroten en het beroep op zware zorg te verkleinen worden de zorgstructuren met de scholen versterkt en efficiënter opgezet. Momenteel lopen hiervoor diverse pilots. Ten tweede worden momenteel de financiële consequenties in beeld gebracht van het samenvoegen van de diverse in het CJG aanwezige instellingen (jeugdgezondheidszorg 0-4/Florence, jeugdgezondheidszorg 4-19/GGD en Bureau Jeugdzorg) tot één krachtige organisatie. Naar verwachting zal over deze fusie voor de zomer een voorstel aan de raad worden voorgelegd. Ten derde dient er, in lijn met de conceptwet op de Jeugdzorg, een aantal onderdelen regionaal te worden georganiseerd (o.a. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Steunpunt huiselijk geweld, inkoop zware (intramurale) jeugdzorg, crisisdienst). Vanwege de omvang en complexiteit van de decentralisatieoperatie voor de jeugdzorg is in Den Haag een projectorganisatie opgericht die volop bezig is met de voorbereidingen. Voor de Participatiewet zijn we intensief betrokken bij de lobby. Door het Sociaal Akkoord (zie kader hierna) ontstaat een andere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, gemeenten en sociale partners waar op dit moment nog onvoldoende zicht op is. Zodra duidelijkheid bestaat over de inhoudelijke en financiële kaders worden de voorbereidingen voortgezet. Op dit moment zijn volop besprekingen gaande tussen gemeenten en Rijk over het vervolg.
Sociaal Akkoord en Zorgakkoord Op 11 april 2013 sloot de Stichting van de Arbeid een Sociaal Akkoord met het kabinet. Dit akkoord bevatte onder andere afspraken die verstrekkende gevolgen hebben voor de Participatiewet: -
de Wajong wordt afgesloten en de huidige Wajong-ers worden herkeurd; geen loondispensatie, wel loonkostensubsidie; vooralsnog geen quotumregeling voor arbeidsgehandicapten in het bedrijfsleven; vorming regionale Werkpleinen en Werkbedrijven met werkgevers- en werknemersorganisaties in bestuur; onderzoek naar centrale indicatiestelling door UWV/CIZ; gemeenten blijven financieel verantwoordelijk (bezuinigingen niet aangepast); uitstel invoering Participatiewet tot 2015.
Op 24 april werd ook een akkoord gesloten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties in de zorg en het kabinet. In dit Zorgakkoord werden ondermeer afspraken gemaakt over de hulp bij het huishouden en de extramuralisering. Op de hulp bij het huishouden wordt minder bezuinigd (40% in plaats van de eerder aangekondigde 75%). De lobby vanuit het college richting het ministerie van VWS heeft dus succes gehad, maar een bezuiniging van 40% op de hulp bij het huishouden is nog steeds fors van omvang en strijdig met het beleid om mensen langer thuis te laten wonen. De aanspraak op de hulp bij het huishouden voor nieuwe klanten in 2014 blijft bestaan, maar het Rijk bezuinigt in 2014 wel een bedrag van € 90 miljoen. De VNG heeft hier inmiddels ernstig bezwaar tegen gemaakt. Voor een aantal zogeheten zorgzwaartepakketten (ZZP) blijft de AWBZ in stand of komt een nieuwe voorziening in de zorgverzekeringswet. Dit betekent dat minder mensen een beroep op de gemeente zullen doen. Het recht op dagbesteding vanuit de AWBZ blijft in 2014 nog in stand. Ten slotte is de voorgenomen korting op de persoonlijke verzorging teruggebracht van 25% naar 15%.
5
3.1 Financiële kaders In tabel 1 wordt een voorlopige prognose gegeven van de budgetten en bezuinigingen voor de decentralisaties. We benadrukken dat deze bedragen indicatief van aard zijn, omdat nog onduidelijkheden bestaan over de precieze invulling van de decentralisaties, de gevolgen van het zorgakkoord en het sociaal akkoord5. In de loop van 2013 verwachten we meer duidelijkheid over de bedragen. Hierover zal het college u in het najaar informeren. Overigens betreffen de decentralisaties niet louter nieuwe taken. Met name op het gebied van de participatie en in mindere mate de Jeugdzorg (CJG’s) verricht de gemeente ook nu al belangrijke taken. Door de nieuwe en bestaande taken anders in te vullen, bijvoorbeeld door een integrale aanpak en dichter bij de burger aan te bieden en te organiseren, kunnen gemeenten de benodigde zorg efficiënter en goedkoper neerzetten. Uitgangspunt voor de gemeente Den Haag is dat de decentralisaties worden uitgevoerd binnen de beschikbare budgetten. Tabel 1: Globale indicatie van budgetten en taakstelling6 Decentralisatie
Planning
Indicatie budget 2015-2018 7
Invoering participatiewet8 (gemeentedeel)
Wetsvoorstel in 2e Kamer: eind 2013
Landelijk afnemend van ca. € 2,1 mld. tot ca. € 1,6 mld.
Jeugdzorg
Taken uit AWBZ11
Wetsvoorstel in 2e Kamer: voor het zomerreces 2013 Verdeling budget meicirculaire 2013 Wetsvoorstel in 2e Kamer: 4e kwartaal 2013 Verdeling budget eind 2013
Bezuinigingstaakstelling Rijk 2014-2018 Landelijk ca. € 0,5 mld.9
Schatting Den Haag: van ca.€ 66 mln. naar € 50 mln. Landelijk afnemend van ca. € 3 mld. tot ca. € 2.6 mld.
Den Haag ca. € 16 mln.
Landelijk ca. € 405 mln.10.
Schatting Den Haag: van ca. € 120 mln. naar € 104 mln.
Den Haag: ca. € 16 mln.
Landelijk afnemend van ca. € 9,4 mld. tot € 8,0 mld.12.
Landelijk 1,4 mld13
Schatting Den Haag: van € 282 mln. naar € 234 mln.
Den Haag ca. € 48 mln
5
Naast de bezuinigingen op de decentralisaties neemt het Kabinet ook maatregelen op het gebied van de hulp bij het huishouden die verstrekt wordt op grond van de Wmo. Voor de volledigheid is dit onderdeel ook in de tabel opgenomen. 6 Om deze informatie te produceren zijn aannames gedaan. 7 De bezuinigingstaakstelling van het Rijk loopt gefaseerd op. Door het zorg- en sociaal akkoord verwachten we dat de bedragen pas vanaf 2015 in zullen gaan. 8 Dit betreft de bestaande taken uit de WWB-participatie, de WSW en de decentralisatie van de Wajong, alleen voor gemeenten, dus excl. middelen UWV. 9 Excl. sociaal akkoord (bv. niet doorgaan loondispensatie). Totaal bezuinigingen over 30 jaar op participatie is landelijk € 1,85 miljard. 10 Voorgenomen korting op jeugd GGZ is in Zorgakkoord verzacht met 45 miljoen. 11 Excl. wijziging en bezuiniging bestaande Wmo-taken. 12 Betreft grove schatting incl. wijzigingen zorgakkoord (niet geheel decentraliseren van deel ZZP 4). 13 Mindering op taakstelling omdat ZZP 4 niet geheel wordt gedecentraliseerd.
6
Totaal Decentralisaties Huishoudelijke hulp Wmo14
Totaal decentralisaties incl. huish. hulp
Budget Den Haag: van € 468 mln. naar € 388 mln. Landelijk afnemend van € 1520 mln. naar € 910 mln.
Den Haag Ca. € 80 mln.
Landelijk € 610 mln.
Schatting Den Haag: van ca. € 45 tot ca. € 27 mln. Budget Den Haag: van € 513 mln. naar € 415 mln.
Den Haag ca.€ 18 mln.
Den Haag € 98 mln.
Op basis van de huidige inzichten schatten we in, dat in totaal (voor de decentralisaties en de hulp bij het huishouden, een bestaande taak uit de Wmo) een bedrag van circa € 513 miljoen beschikbaar komt voor de gemeente Den Haag in het eerste jaar van invoering (nu gepland voor 2015). Dit bedrag neemt af tot circa € 415 miljoen in het 2018. In deze bedragen is de korting van het Rijk al verwerkt: voor Den Haag loopt deze op tot circa € 98 miljoen in 2018 (inclusief de bezuiniging op de hulp bij het huishouden). De bezuinigingen op de Participatiewet betreffen een tijdspanne van 30 jaar. Na 2018 is er in dit veld dus ook nog sprake van bezuinigingen. In de tabel zijn alleen de eerste vier jaar opgenomen. Het budget voor de decentralisaties in het sociaal domein wordt zoveel mogelijk ontschot overgeheveld. De ontschotting wordt naar verwachting geleidelijk doorgevoerd. Dit heeft consequenties voor de indeling van de programmabegroting. Zodra hier meer over bekend is wordt dat betrokken bij de begrotingsvoorbereiding 2014. Naast de vermelde programmabudgetten stelt het Rijk geld beschikbaar voor invoering van de decentralisaties en voor de uitvoering (de apparaatskosten). Voor invoering/transitie heeft de gemeenten Den Haag tot dusver € 2,3 miljoen ontvangen. Wat gemeenten aan uitvoeringskosten zullen ontvangen is afhankelijk van de uitkomsten van een onderzoek naar de uitvoeringskosten van het Rijk. Verder is het college van plan om een vernieuwingsbudget te creëren. In de jaarrekening zijn de risico’s van de decentralisaties voor de gemeente Den Haag in beeld gebracht.
4. Bestuurlijke uitgangspunten voor het (toekomstig) sociaal domein De drie decentralisaties en de forse bezuinigingen van het Rijk die daarmee gepaard gaan, stellen ons voor een grote opgave. Zoals aangegeven in de aanleiding is voor het sociaal domein in de gemeente Den Haag vier jaar na invoering van de decentralisaties ongeveer € 100 miljoen minder beschikbaar dan nu door de diverse overheden aan het sociaal domein wordt uitgegeven. De totale besparing bedraagt daarmee ongeveer € 100 miljoen. We zullen binnen de beschikbare budgetten moeten opereren. Dat vraagt om ingrijpende maatregelen. Het college spant zich tot het uiterste in om er voor te zorgen dat de effecten van de decentralisaties voor de Haagse samenleving te dragen zijn. Het overkoepelende plan draagt bij aan de samenhang tussen de aparte decentralisatietrajecten, hetgeen de synergie versterkt. Voor die overkoepelende aanpak hanteren we de volgende uitgangspunten: - stimuleren preventie en zelfwerkzaamheid van burgers; - vergroten efficiëntie en effectiviteit, waarbij we scherpe keuzes maken in wat we wel en niet meer doen; 14
Incl. vermindering bezuiniging (van 75% naar 40%) als gevolg van zorgakkoord.
7
-
een solide en sociale aanpak voor de meest kwetsbare groepen.
Hierna gaan we in op de overige uitgangspunten die het college hanteert voor het (toekomstige) sociaal domein. Deze uitgangspunten vormen het inhoudelijk kader voor zowel de afzonderlijke decentralisaties als de overkoepelende aanpak. De continuïteit in hulp en ondersteuning wordt ingevuld in de afzonderlijke decentralisaties.
4.1 Rol gemeente Het college streeft naar een stad waar iedereen meedoet, zich naar vermogen inzet en waar werken loont. Doel is de eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van Haagse burgers te bevorderen, door ons te richten op preventie en het versterken van het zelfoplossend vermogen van burgers. Dat betekent meer verantwoordelijkheid voor burgers zelf, maar ook voor buurtorganisaties, verenigingen, vrijwilligersorganisaties en bedrijven. Alleen als het nodig is, komt de gemeentelijke overheid in beeld. In deze benadering hebben we als gemeente verschillende rollen. Op onderdelen wordt van de gemeente een stevige rol verwacht, met name op het gebied van uitkeringen en re-integratie (iedereen doet iets voor zijn uitkering). Op het gebied van de zorg heeft de gemeente soms een regierol, maar steeds vaker een faciliterende rol. We kunnen het als gemeente niet alleen, we werken samen en ontkokerd met burgers, maatschappelijke organisaties, zorgverzekeraars, welzijnsorganisaties, corporaties en andere belanghebbenden. We hebben daar alle vertrouwen in omdat we voor die samenwerking de afgelopen jaren een stevig fundament hebben gelegd. Samen met hen ontwikkelen we nieuwe arrangementen, waarin we formele en informele zorg combineren met een groter beroep op burgerschap en de ‘civil society’. Op deze manier moet een sluitend netwerk ontstaan van formele en informele ondersteuning. In figuur 1 hierna wordt dit weergegeven vanuit het perspectief van de burger.
Figuur 1: Perspectief vanuit de burger
Bron: Expertgroep AWBZ, werkgroep preventie en toegang
8
4.2 Ondersteuning We gaan uit van het landelijke ervaringscijfer dat circa 80% van de Haagse inwoners (= circa 400.000 burgers) prima in staat is om zelf zijn problemen op het terrein van werk, inkomen, wonen, zorg, onderwijs, opvoeding of werk op te lossen, dan wel zelfstandig de weg naar hulp weet te vinden. Om te zorgen dat burgers deze regie over eigen leven kunnen (blijven) voeren richten we ons op preventie en het stimuleren en faciliteren van de eigen kracht en zelfredzaamheid van Haagse burger. Zo willen we ervoor zorgen dat zij aan ‘de goede kant van de streep’ blijven en de zorgconsumptie zoveel mogelijk wordt teruggedrongen. De nadruk op preventie en het stimuleren van de zelfredzaamheid van burgers is noodzakelijk om de schaarse middelen gericht in te kunnen zetten voor de circa 20% van de Haagse inwoners (circa 100.000 burgers) in de stad die een vorm van ondersteuning nodig heeft om zelfredzaam te blijven of te worden. . Het grootste deel van deze groep is in staat om met een lichte vorm van gemeentelijke ondersteuning, eigen kracht en hulp van de omgeving regie over eigen leven te houden. Een klein deel van de groep die ondersteuning nodig heeft (circa 5%, 5.000 burgers) rekenen we tot de multiprobleemhuishoudens: mensen met een stapeling van problemen op verschillende leefgebieden bij wie vaak meerdere hulpverleners betrokken zijn. Voor deze groep hanteren we het principe: één gezin, één plan en één casemanager. We benadrukken dat de hulp- en dienstverlening van de gemeente niet vrijblijvend is (‘voor wat hoort wat’). Ook wordt voor de ondersteuning niet altijd professionele hulp ingeschakeld. Waar mogelijk kan die ook geboden worden door vrijwilligers of mantelzorgers. Zo proberen we het aantal mensen dat aanspraak maakt op een voorziening terug te dringen en sociale cohesie te bevorderen.
Enkele cijfers over de doelgroepen in Den Haag Op basis van landelijke cijfers wordt uitgegaan van de volgende percentages ‘kwetsbaren’ in de stad: - 27% van de 65-plussers (circa 17.000) - 20% van de groep 18-65 jaar (circa 60.000) - 8% van de groep 0-18 jaar In Den Haag maken momenteel circa 50.000 burgers gebruik van (zowel gemeentelijke als rijks)voorzieningen die vallen onder de huidige wetten van de drie decentralisaties15 (Participatiewet, jeugdwet, AWBZ). Dit aantal is groeiende. Zo is de verwachting dat het beroep op AWBZvoorzieningen in Den Haag de komende jaren met 6-7% per jaar stijgt. De oorzaak zit in demografische ontwikkelingen (zoals een toename van het aantal alleenstaanden), maar ook in toenemende verwachtingen van mensen in het beroep dat zij doen op publieke voorzieningen. Uit onderzoek van Divosa (2012) weten we dat 40 tot 60% van de doelgroepen gebruik maakt van meer dan één voorziening. Er is bijvoorbeeld veel overlap tussen de AWBZ en de Wmo en tussen schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen en de Wmo. En binnen de WWB is de overlap met de Wmo vooral groot bij bijstandsgerechtigden die langer in de WWB zitten.
15
25.000 Participatiewet, 20.000 Wmo/AWBZ en 6.000 jeugdzorg.
9
In Den Haag krijgen naar schatting 14.000 burgers, die in 2012 extramurale AWBZ-zorg ontvingen, te maken met de gevolgen van de bezuinigingen door de decentralisatie van de AWBZ. De voorgenomen kabinetsmaatregelen hebben tot gevolg dat mensen met een beperking langer zelfstandig thuis moeten wonen. Uit onderzoek van de dienst SZW blijkt dat circa 50% van WWB-ers (ongeveer 10.000 huishoudens) deze uitkering langdurig (> 3 jaar) ontvangt. Naarmate de uitkeringsafhankelijkheid langer is zijn mensen minder gezond en kwetsbaarder voor multiproblematiek.
4.3 Ontwikkelopgave De dwarsverbanden tussen beleidsvelden en diensten, het grote aantal partijen dat betrokken is en de onzekerheden die nog bestaan over de invulling van de wetgeving, maken de beoogde transitie in het sociaal domein een complexe, meerjarige ontwikkelopgave. Via de afzonderlijke implementatietrajecten koersen we erop om op 1 januari 2015 klaar te zijn voor de uitvoering van de nieuwe wettelijke taken. We zetten zoveel mogelijk beproefde methoden en activiteiten (op basis van eigen ervaringen of elders in binnen- en buitenland) in waarvan we zeker weten dat ze bijdragen aan de bestuurlijke uitgangspunten. Tegelijkertijd zijn er door de complexiteit geen pasklare antwoorden te formuleren, waardoor het deels ook gaat om een innovatief ontwikkelproces van trial en error. In pilots en experimenten werken we aan nieuwe oplossingen, in nauwe samenwerking met burgers, maatschappelijke organisaties en expertgroepen in de stad. We ontwikkelen daarbij een communicatiestrategie. We realiseren ons dat in zo’n ontwikkeltraject meerjarige investeringen nodig zijn in ICT en apparaat om tot de uiteindelijk beoogde besparingen te komen16.
4.4 Verbinding met de regio Niet alle vraagstukken rond de decentralisaties en het sociaal domein kunnen op het niveau van de gemeente worden opgelost. Op alle terreinen zoekt Den Haag de samenwerking in de regio. Uitgangspunt daarbij is de samenwerking te kiezen op die onderdelen waar het rendement voor burgers en stad het grootst is. In de conceptwet op de Jeugdzorg staat een aantal onderwerpen waarover regionaal afspraken moeten worden gemaakt. Het betreft o.a. het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, pleegzorg, crisisdienst. Deze functies dienen zowel regionaal te worden aangestuurd als uitgevoerd. In opdracht van de wethouders jeugd van de Haaglandengemeenten (H9) wordt de vormgeving van de samenwerking op deze onderwerpen thans uitgewerkt. Op het terrein van de langdurige zorg (AWBZ) is de noodzaak om regionaal afspraken te maken minder groot. Met het zorgakkoord wordt een aantal zwaardere (regionale) zorgvormen niet overgeheveld naar de gemeenten. Wel blijft er behoefte om afspraken te maken over een aantal thema's zoals doelgroepenvervoer, afstemming tarieven en eigen bijdragen. Ambtelijk worden de thema's geïnventariseerd en in H9-verband verder uitgewerkt. Tot slot sluit de samenwerking in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid Haaglanden (RPA) goed aan bij de gedachten van de staatssecretaris van SZW dat de invulling van het regionaal werkbedrijf in het kader van de Participatiewet meer het karakter moet hebben van een platform c.q. netwerkorganisatie. Binnen het RPA wordt nu al samengewerkt op een aantal belangrijke gezamenlijke thema’s uit de Participatiewet, zoals de aanpak
16
Zo blijkt uit de ervaring die we hebben opgedaan met de automatisering van de aanvraag- en afhandelingsprocessen van de huishoudelijke hulp.
10
van de (ex-)Wajongers, de sociale werkvoorziening (WSW), de jeugdwerkloosheid en de werkgeversbenadering (quotumregeling, voorkomen onderlinge concurrentie). Wij werken dus samen op die onderdelen waar burgers er profijt van hebben. Wij zijn geen voorstander van grootschalige uitvoeringsorganisaties, maar wel van slimme afspraken die waarborgen dat specialistische functies in de regio behouden blijven en er geen onnodige beleidsconcurrentie ontstaat (bijv. bij werkgeversbenadering). Het schaalniveau waarop dat volgens het college het beste kan is de huidige regio Haaglanden, omdat de meeste bestaande samenwerkingsverbanden hierbij aansluiten. Overigens blijven we ook de aansluiting met de andere G4 zoeken om elkaar te informeren en van elkaar te leren.
5. Overstijgende vraagstukken in sociaal domein Alhoewel de beleidsinhoudelijke vraagstukken van de afzonderlijke decentralisaties (bijvoorbeeld regievoering binnen de jeugdzorg) binnen de scope van het betreffende implementatietraject vallen, is er ook sprake van een aantal overstijgende vraagstukken met betrekking tot de drie decentralisaties: 1. Veel voorzieningen en ondersteuning aan de burger worden nog voornamelijk ingezet vanuit het eigen domein van de gemeentelijke diensten en instellingen in de stad. Daardoor ontbreekt het aan samenhang in aanbod maar ook aan inzicht in het percentage huishoudens dat gebruik maakt van meerdere voorzieningen. De verscheidenheid aan organisaties die nu bij de uitvoering en registratie betrokken zijn belemmert het in beeld brengen van deze overlap. Ook privacyregels werpen extra drempels op waar het gaat om koppeling op BSN-nummer. Uit onderzoek van Divosa (2012) weten we dat 40 tot 60% van de doelgroep in een gemeente gebruik maakt van meer dan één voorziening. Er is bijvoorbeeld veel overlap tussen de AWBZ en de Wmo en tussen schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen en de Wmo. En binnen de WWB is de overlap met de Wmo vooral groot bij bijstandsgerechtigden die langer in de WWB zitten. 2. Het ontbreekt ons (deels) aan zicht op het rendement en de effectiviteit van gemeentelijke voorzieningen. Met de sterk afnemende middelen in het vooruitzicht is het huidige niveau van gemeentelijke voorzieningen niet in stand te houden. We zullen veel kritischer en consequenter moeten kijken naar de effectiviteit van (dure) voorzieningen en instrumenten en afscheid moeten nemen van voorzieningen die onvoldoende rendement opleveren. 3. Het huidige advies- en informatielandschap binnen de gemeentelijke organisatie is sterk versnipperd. Klanten worden soms van het kastje naar de muur gestuurd doordat medewerkers niet over de volledige of juiste informatie beschikken. Dit bevordert ‘shopgedrag’ en ondermijnt de zelfwerkzaamheid van de burgers en het vertrouwen in de lokale overheid. 4. Te vaak komen burgers die hulp nodig hebben bij het oplossen van problemen laat in beeld. In de tussentijd hebben de problemen op verschillende leefgebieden zich opgestapeld. Uit het onderzoek Volledig Ontschotte Lokale Gezinsondersteuning (VOLG) blijkt dat een gemiddeld kwetsbaar gezin ongeveer € 40.000 per jaar kost. De zwaarste categorie gezinnen met meer problemen kost zelfs meer dan € 100.000 per jaar. Door eerdere signalering kan de hulp bij gezinnen tientallen procenten goedkoper met veel minder hulpverleners. 5. De implementatie van de decentralisaties en de overkoepelende aanpak voor het sociaal domein vragen om een adequate digitale ondersteuning. Op het gebied van Wmo, Jeugd en Participatiewet moeten we over systemen beschikken die de processen en besturing ondersteunen. De ICTmogelijkheden die bestaan voor de ondersteuning van burgers benutten we nog niet in volle 11
omvang. Er is over alle ketens heen geen eenduidige klantinformatie en digitalisering van advies, informatie en aanvragen voor voorzieningen. Ook gebruiken we nog niet de mogelijkheden van ICT voor vroegsignalering door het slim koppelen van informatie. De synergie, effectiviteit en efficiency kunnen worden versterkt door deze vraagstukken sociaal domein breed op te pakken. In opdracht van het college hebben de Bestuursdienst, DPZ, DSO, Haeghe Groep, DOB, OCW en SZW de afgelopen weken gezamenlijk een eerste ontwerp gemaakt voor een overkoepelende aanpak voor de volgende thema’s: - Algemene uitgangspunten voor een (samenhangend) voorzieningenaanbod; - Overkoepelende advies- en informatie functie; - Ondersteuning van kwetsbare groepen; - ICT en informatievoorziening. Daarbij is aangesloten bij al bestaande en lopende initiatieven binnen de gemeente. Ook zijn externe deskundigen geraadpleegd, gesprekken gevoerd met betrokken organisaties en is gezocht naar goede voorbeelden (‘proven technologies’) binnen de gemeente, in Nederland en daarbuiten. Elk thema schetst een eindbeeld van de situatie waar we gefaseerd naar toe willen werken. Prioriteringen, tijdpaden en een eerste inschatting van besparingen en investeringen voor de implementatie vragen nog nadere uitwerking.
5.1 Algemene uitgangspunten voor een (samenhangend) voorzieningenaanbod Het huidige voorzieningenaanbod in het sociaal domein bestaat uit uiteenlopende algemeen toegankelijke en individuele voorzieningen. Denk aan jongerenwerk, JIT-trajecten, buurthuiswerk, ouderenparticipatie, maatschappelijke opvang, armoedevoorzieningen, schuldhulpverlening, maatschappelijk werk, uitkeringen, hulp bij huishouden, voorzieningen voor gehandicapten etc. Het aanbod is historisch gegroeid vanuit de onderliggende gemeentelijke beleidsvelden. Dit heeft geleid tot een zekere mate van verkokering en verkaveling van het aanbod van voorzieningen. Hierdoor kunnen er dubbelingen zijn in het aanbod, zijn er voorzieningen die samengevoegd kunnen worden en kan er meer rendement behaald worden op de voorzieningen. Zo is er, gelet op de tarieven die nu in de AWBZ worden gehanteerd, door zakelijk en slim aan te besteden respectievelijk te subsidiëren, een besparing mogelijk op de tarieven van zwaardere voorzieningen van 10 tot 15%. Ook bij de hulp bij het huishouden hebben we een dergelijke besparing op de tarieven kunnen realiseren. Daarnaast is er synergie en voordeel te behalen door verbindingen te leggen tussen de verschillende voorzieningen. In het uitvoeringsvoorschrift subsidies (UVS) zijn inmiddels al de nodige prikkels ingebouwd om kosten-efficiëntie bij gesubsidieerde instellingen te stimuleren. Eén van de voorgenomen verbeteringen naar aanleiding van de evaluatie van de Haagse Kaderverordening Subsidieverstrekking (HKS) is het oprichten van een gemeentebreed Expertisecentrum Subsidies (ES). Het ES verzorgt de uitvoering van de subsidieverstrekking in faciliterende zin en krijgt een belangrijke taak in de doorontwikkeling van een kostenbewust en kwalitatief hoogwaardig subsidiebeleid. Mede ingegeven door de bezuinigingen is het nodig om het huidige gemeentelijke voorzieningenaanbod én de voorzieningen die met de decentralisaties overkomen, tegen het licht te houden en te beoordelen op (maatschappelijk) rendement. Het voorzieningenaanbod in het sociaal domein is daarmee een belangrijke knop waaraan we kunnen draaien om (een deel van) de bezuinigingen op te vangen. Door zowel binnen als buiten de afzonderlijke decentralisatietrajecten te kijken naar synergie, effectiviteit en efficiency van de voorzieningen creëren we een solide basis voor
12
een samenhangend voorzieningenaanbod17. Dat vraagt ook keuzes (zowel binnen als buiten de scope van de decentralisaties) over waar we toe kunnen met minder of goedkopere voorzieningen en voor welke voorzieningen de gemeente de verantwoordelijkheid heeft en voor welke niet. Deze laatste categorie wordt overgelaten aan de maatschappij, waardoor ruimte ontstaat voor burgerinitiatieven en sociaal ondernemerschap. Per decentralisatie wordt binnen de financiële kaders naar een logisch en samenhangend voorzieningenaanbod gezocht. We doen dit vanuit de volgende algemene uitgangspunten: - inzet eigen kracht en sociaal netwerk; - collectief voor individueel: - vrijwillig boven professioneel; - generiek boven specifiek. Deze uitgangspunten gelden ook voor de voorzieningen in het sociaal domein die niet binnen de scope van de decentralisaties vallen (denk aan armoedevoorzieningen, schuldhulpverlening, taal, educatie). Om een samenhangend voorzieningenaanbod te realiseren kijken we naar de volgende aspecten: - leren van eerdere decentralisaties (slim aanbesteden, herindiceren en investeren in administratieve organisatie); - gebruik van de voorziening, afgezet tegen de omvang van de doelgroep; - mogelijkheden van meer synergie, effectiviteit en efficiency door het combineren van voorzieningen; - kostprijs en tarieven van de voorziening, gegeven een vooraf bepaald kwaliteitsniveau; - alternatieven of vervanging via gelijkwaardige maar goedkopere constructies. Zo is het streven om WWB-ers, in opdracht en onder begeleiding van professionals, sommige lichte zorgtaken te laten uitvoeren. WWB-ers worden nu al bij verschillende initiatieven ingezet, bijvoorbeeld bij de burenhulpcentrale. In samenwerking met welzijn, zorgaanbieders en de Haeghe Groep verkennen we de mogelijkheden voor intensivering hiervan. Daarnaast gaan we vrijwilligers en waar mogelijk mantelzorgers inzetten; - mogelijkheden tot andere bekostiging door medefinanciering externen (bijvoorbeeld zorgverzekeraars) en bijdragen van burgers naar draagkracht. Het creëren van een samenhangend voorzieningenaanbod is een intensieve opgave, zowel binnen de decentralisatietrajecten als daarbuiten. Dat doen we in samenspraak met de burgers van de stad en het maatschappelijke middenveld. Het vraagt een gedegen analyse en voorbereiding die ultimo 2014 klaar moet zijn. In 2015 worden de benodigde maatregelen ingevoerd zodat het basisvoorzieningenaanbod per 1-1-2016 in werking kan treden. Bij het inzetten van een voorziening wordt in eerste instantie gekeken naar wat de burger zelf of in zijn of haar sociale netwerk kan oplossen. De voorziening dient een bijdrage te leveren aan het versterken van het zelfoplossend vermogen van burgers, gezinsverbanden en de sociale omgeving. Het volgende voorbeeld illustreert dit uitgangspunt. Hoe gaat het nu? Karim werkt in de verslavingszorg en helpt vaak zijn patiënten met het op orde brengen en houden van hun administratie. Karim vindt dat het werk inhoudelijk niet past bij het traject, maar vindt dat de 17
Dit sluit aan bij de bestuursopdracht uit het meerjarenbeleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning (RIS 180162a).
13
situatie van zijn patiënten zo uitzonderlijk is, dat hij dit niet kan overdragen naar andere vormen van begeleiding. Hij is veel tijd kwijt met deze ondersteuning. Hoe zou het gaan na de invoering van de overkoepelende 3D-aanpak? Kompassie, het informatie- en steunpunt GGZ Den Haag, heeft ervaringsdeskundigen die vanuit hun eigen ervaring weten wat werkt en niet werkt in de benadering. Deze vrijwilligers worden getraind in het omgaan met de doelgroep en de inhoud van de begeleiding. Bij Kompassie werken ook enkele professionele krachten die de vrijwilligers back up geven indien dit nodig is. Karim weet de vrijwilligers van Kompassie te vinden en kan op die manier dit onderdeel van het traject met een gerust hart aan hen overlaten. Hij kan zich richten op de onderdelen van het traject waar hij als professional zijn meerwaarde heeft.
5.2 Overkoepelende Advies- en Informatiefunctie Onze ambitie is de overheidsbemoeienis voor de groep zelfredzame burgers te minimaliseren. Burgers moeten zo veel mogelijk zelf regelen en oplossen. De vergelijking is daarbij te trekken met de zakelijke dienstverlening: klanten van banken en verzekeraars doen vrijwel al hun zaken via internet. Alleen bij ingewikkelde transacties is er klantcontact. . Door de versnippering van het advies- en informatielandschap en het ontbreken van een eenduidig informatiesysteem is het op dit moment niet mogelijk voor de burger op eenvoudige en eenduidige wijze gebruik te maken van onze diensten. Zo zijn er diverse telefoonnummers, meerdere websites en worden klanten soms van het kastje naar de muur gestuurd. In het verslag van de Nationale ombudsman over 2012 (‘Mijn onbegrijpelijke overheid’) wordt aangegeven dat: - een slecht werkende bureaucratie met onvoldoende deskundigheid en slechte bereikbaarheid (23%), en - de complexiteit van de overheidssystemen en wetgeving (21%) de belangrijkste oorzaken zijn van problemen van burgers met de overheid. Om de burger daadwerkelijk te kunnen aanspreken op zijn eigen verantwoordelijk is het van belang dat wij onze dienstverlening goed op orde hebben. We willen daarom toe naar een nieuw overkoepelend dienstverleningsconcept voor Advies en Informatie in het sociaal domein. Een adequate advies- en informatiefunctie levert een belangrijke bijdrage aan de zelfwerkzaamheid van burgers, het voorkomen van shopgedrag en ernstige problemen. Niet in de laatste plaats wordt het vertrouwen in de (lokale) overheid bevorderd. Servicepunten in de wijk Met behulp van een integrale digitale kennisbank voor burgers, vrijwilligers en professionals wordt informatie op gemeentelijk voorzieningenniveau via denhaag.nl ontsloten. De gemeente moet als het ware één taal leren spreken over alle ketens heen. De kennisbank omvat ook een ‘webshop’ met voorzieningen die de burger kan aanvragen zonder tussenkomst van een ambtenaar. Stap voor stap wordt de vraag van de burger geanalyseerd en beantwoord. Met behulp van beslisbomen verrijkt de burgers ‘automatisch’ de bestaande gegevens en wordt het recht op een voorziening getoetst en waar mogelijk direct afgedaan. In mijn.denhaag.nl kunnen burgers de actuele stand vinden van de aangevraagde en afgenomen producten en diensten. De digitale kennisbank wordt via denhaag.nl ontsloten. Taalgebruik is eenvoudig en er wordt een voorleesfunctie mogelijk gemaakt. Als er aanvullende hulp nodig is volgt verwijzing of een afspraak. Voor aanvullende vragen kunnen burgers terecht bij één telefoonnummer (14070). Voor advies en 14
informatie in het sociaal domein zijn er dan geen aparte telefoonnummers meer. Aandachtspunt bij het instellen van zo’n centraal telefoonnummer is behoud van de kwaliteit van de informatie en een goede bereikbaarheid. De eerdere ervaringen binnen de gemeente en andere organisatorische consequenties zullen worden meegenomen in de uitwerkingsfase. Niet iedereen heeft de beschikking over een eigen computer. Daarom komen er circa 100 servicepunten bij reeds bestaande loketten of op laagdrempelige locaties in de wijk: van stadsdeelkantoor18 en buurthuis van de toekomst tot buurtsuper, van CJG tot bibliotheek. De servicepunten zijn informatiezuilen waar op vaste momenten getrainde vrijwilligers aanwezig zijn om ondersteuning te bieden, ook voor de nieuwe doelgroepen als gevolg van de decentralisaties. Eenvoudige aanvragen kunnen direct worden gedaan. Als er aanvullende hulp nodig is volgt verwijzing, waar mogelijk direct een afspraak of het advies te bellen. Op twee stadsdeelkantoren (Centrum en Leyweg) kunnen burgers op alle dagen en voor alle soorten vragen terecht. Op de overige stadsdeelkantoren is in ieder geval een servicepunt en op bepaalde dagen en locaties blijven afspraken mogelijk. . Met dit concept wordt een groter beroep op de digitale vaardigheden van burgers gedaan. Met de juiste prikkels kan verschuiving naar het digitale kanaal worden gestimuleerd. Zo blijkt uit ervaringen in de praktijk met de Taxibus. Sinds kort moeten burgers het lokaal tarief betalen voor het reserveren van de taxibus. Hierdoor is het gebruik van het digitale kanaal in korte tijd vertienvoudigd. Ook weten burgers het digitale aanvraagformulier ‘hulp bij het huishouden’ goed te vinden. We stimuleren het digitale gebruik met gratis hulp en cursussen via bibliotheken en welzijnsorganisaties. Sociaal Domein Portal via DenHaag.nl De hierboven genoemde voorziening is een gemeentelijk digitaal ‘loket’. Naast de gemeentelijke voorzieningen zijn er in de stad heel veel andere commerciële diensten en algemeen toegankelijke voorzieningen. Het gebruik hiervan willen we stimuleren om het beroep op door de gemeente gefinancierde voorzieningen te beperken. Denk aan initiatieven als www.zorgvoorelkaar.nl of www.thuisafgehaald.nl. We ontwikkelen via denhaag.nl een website die gebruikers moet uitnodigen en stimuleren om zaken zelf te doen en te regelen. De website combineert relevante informatie, diensten en organisaties rondom twintig veelvoorkomende thema’s (bijvoorbeeld spijbelen of een acute zorgvraag). De website toont de aanbieders op basis van de locatie of postcode van de gebruiker. Belangrijk is het vertrouwen dat de informatie en het aanbod - ook buiten de gemeente - betrouwbaar is. Daarom kan er gebruik worden gemaakt van een keurmerk dat gekoppeld is aan positieve reviews van klanten over een dienst of product. Hoe gaat het nu? Mevrouw Smits woont in Loosduinen. Ze gaat vaak op bezoek bij familie en vrienden, maakt uitstapjes naar het centrum en het strand, en gaat op donderdag altijd naar de gymgroep in de buurt. Nu is ze gevallen in de badkamer en heeft ze waarschijnlijk haar schouder verbrijzeld. Ze is met haar dochter Jolie in het ziekenhuis. Tijdens het wachten, denkt Jolie na over de situatie… Haar moeder heeft voortaan hulp nodig om: - te douchen 18
Gerelateerd aan informatiezuilen project Doe-Het-Zelf van DPZ.
15
- het huishouden te doen - boodschappen te doen - te koken Jolie weet niet goed waar ze moet zijn voor hulp. Gaat dat via de gemeente of een andere organisatie? Een vrijwilliger of een student is ook wellicht een optie voor wat klusjes? Hoe zou het gaan na de invoering van de overkoepelende 3D-aanpak? De Sociaal Domein Portal combineert relevante informatie, diensten en organisaties rondom veelvoorkomende thema’s. De website kan gebruik maken van de locatie of postcode van de gebruiker om de gegevens en locaties op een kaart te tonen. De website linkt door naar de websites van de aanbieders zodat een klant ter plekke zaken kan regelen, aanvragen, etc. Deze website wordt onderdeel van de site van www.denhaag.nl. De nieuwe website moet uitnodigend zijn en gebruikers stimuleren om zaken zelf te doen en regelen. In de wachtruimte van het ziekenhuis gebruikt Jolie haar tablet om alvast even te kijken naar de mogelijkheden voor hulp voor haar moeder. Ze ziet een kaart en ook ingangen naar de hulp die ze zoekt (maaltijden & persoonlijke verzorging).
5.3 Ondersteuning van kwetsbare groepen Zoals hiervoor geschetst zorgen we dat de zelfredzame Haagse volwassenen informatie en voorzieningen makkelijk en snel kunnen vinden en aanvragen. Deze groep heeft daar dus geen of slechts lichte ondersteuning bij nodig. Dit is een vorm van frontlijnsturing. Alhoewel hier diverse definities van bestaan, zien wij frontlijnsturing als ‘een aanpak waarbij (meervoudige) sociale problemen van kwetsbare burgers binnen een bepaald geografisch gebied tijdig worden gesignaleerd en integraal worden opgepakt’. Daarnaast hebben we een andere vorm van frontlijnsturing nodig voor de volwassenen met multiproblematiek en/of het ontbreken van vaardigheden om problemen zelfstandig op te lossen. Voor hen hanteren we de aanpak in de vorm van sociale wijkteams. Deze frontlijnaanpak heeft primair tot doel burgers met (meervoudige) problemen zo vroeg mogelijk op te sporen en adequate hulp in te zetten om erger te voorkomen. Soms met individuele of algemeen toegankelijke voorzieningen, maar het hoeft niet altijd professionele hulp te zijn. Ook de inzet van bijvoorbeeld het netwerk in de wijk (vrijwilligers, mantelzorg) is een optie of het combineren van professionele en informele hulp. Ondanks de investeringen die we al hebben gedaan, vraagt dit om een nieuwe impuls aan training en scholing van de huidige professionals en vrijwilligers. De hulp is erop gericht om de burger zo snel mogelijk weer regie over eigen leven te laten krijgen en waar mogelijk de aanspraak op voorzieningen te verminderen. We doen dit als gemeente niet alleen en intensiveren de samenwerkingsverbanden met onder meer welzijn, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, politie en corporaties. De sociale wijkteams voor volwassenen Het sociale wijkteam wordt de belangrijkste pijler van de frontlijnaanpak. Het wijkteam is verantwoordelijk voor het vinden, verbinden en aanpakken van individuele casussen zodat er sprake is van één gezin, één plan en één casemanager. We bouwen hierbij voort op ervaringen met de aanpak van multiproblematiek in Den Haag en elders in het land. In een wijkteam werken specialisten van verschillende zorg- en welzijnsinstellingen in de wijk en gemeentelijke overheden vanuit hun vakdiscipline samen aan integrale oplossingen voor de klant. De specialisten blijven dus in dienst bij hun eigen organisatie.
16
De basis van een wijkteam bestaat uit een aantal vaste kerndeelnemers, gebaseerd op de meest voorkomende problemen bij de doelgroep. Zo is er in veel gevallen sprake van psychische -of schuldenproblematiek. De wijkverpleegkundige en het CJG spelen in alle wijken een belangrijke rol. De basis wordt aangevuld met voor de wijk specifieke deelnemers. De teams zijn dus geen ‘eenheidsworst’. De bevolkingssamenstelling en het ‘DNA’ van een wijk bepaalt hoe de teams worden samengesteld. Hiervoor worden sociale indicatoren als het aantal uitkeringen, gebruik sociale voorzieningen, sociale woningbouw, overlast en leefbaarheidproblemen gebruikt De insteek en aanpak van problemen verschilt dus per wijkteam. Zo kan in het ene team de nadruk liggen op zorg en hulpverlening voor ouderen en in het andere team op armoedebestrijding. De samenstelling van een team kan in de loop van de tijd gewijzigd worden als de situatie in de wijk verandert. Ook kunnen organisaties alleen voor specifieke casussen worden uitgenodigd. Eventueel wordt een dergelijke betrokkenheid digitaal georganiseerd. Omdat de teams divers zijn samengesteld is het wel belangrijk dat ze methodisch op een gemeenschappelijk manier werken. Daarom gebruiken de teams hetzelfde rapportageformat, spreken ze een gemeenschappelijke taal en omarmen ze dezelfde Wmo-uitgangspunten (eigen kracht, netwerk, collectief boven individueel). Voor het vinden van de doelgroep kan het wijkteam gebruik maken van het bestaande netwerk van vindplaatsen in de wijk. Belangrijke vindplaatsen zijn de huisarts, corporaties, UWV, SVB, Werkpleinen, politie, opbouwwerk, maar ook dieper de wijk in bij verenigingen, kerk of moskee. Signalen van deze organisaties over multiproblematiek, onvoldoende ‘loketvaardigheid’ of een ‘nietpluis’ gevoel kunnen aanleiding zijn om iemand bij het wijkteam aan te melden. Specifiek voor de (O)GGZ-groep wordt hierbij opgemerkt dat zij zich niet makkelijk laat vinden: deze groep vraagt om voorzieningen met een laagdrempelige inloop. In de stad wordt nu met verschillende meldpunten gewerkt. In de toekomst ontwikkelen we, samen met het Centrum voor Ouderen, het Centrum voor Jeugd en Gezin en Den Haag OpMaat, één platform waar melding kan worden gemaakt van alle probleemsituaties Voor de aangemelde casussen wordt op maat een gezamenlijke strategie en een pakket aan hulp en zorg bepaald. Het team stuurt zoveel mogelijk aan op het oplossen van problemen binnen de eigen sociale omgeving van de burger. Beroep op informele zorg en eigen kracht staan dus centraal in de aanpak, ook al blijft voor een beperkte groep de inzet van formele zorg altijd noodzakelijk. Elk wijkteam heeft een teamleider die de contacten met de betrokken partijen onderhoudt en zorgt voor consensus over de plannen van aanpak. Het team kan gebruik maken van alle voorzieningen die door de deelnemende organisaties worden uitgevoerd. De teamleden moeten van hun eigen organisatie voldoende mandaat en regelruimte krijgen om de benodigde doorzettingsmacht te kunnen realiseren. De teamleider is verantwoordelijk voor het vinden van een gezamenlijke aanpak en prioritering. De integrale aanpak van de wijkteams levert synergie en efficiency op in de afzonderlijke hulpverleningsketens. De eerste winst is te behalen bij de middelzware problematiek. Dat blijkt uit ervaringen met de Centra voor Ouderen in Den Haag, maar ook uit de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse 1-gezin-1-aanpak19. De overlap en dubbelingen in voorzieningen nemen af. Bovendien worden multiprobleemhuishoudens eerder gevonden, waardoor zwaardere zorgconsumptie en daarmee de kosten voor deze huishoudens verminderen. Uit een evaluatie van een vergelijkbare aanpak van het
19
Deelnemende gemeenten: Den Haag, Amsterdam, Enschede, Eindhoven, Nijmegen en Groningen.
17
project ‘zichtbare schakel’ blijkt een jaarlijkse besparing van € 14.000 per cliënt. Deze besparing komt vooral tot uiting bij duurdere zorgvormen20. En last but not least blijkt dat de integrale aanpak ook door burgers zelf goed wordt gewaardeerd. . In figuur 3 worden de effecten van de sociale wijkteams schematisch weergegeven.
Figuur 3: Verwachte effecten sociaal wijkteam
Inzet Sociale Wijkteams
Bron: LPBL, MKBA Centrum voor Ouderen, april 2013
Het instellen van de wijkteams is een groeimodel. We starten in 2014 met circa 10 sociale wijkteams en in de jaren daarna breiden we dit aantal verder uit. We maken hiervoor een plan van aanpak waarin de ervaringen met de pilots voor het Centrum voor Ouderen en de adviezen van de expertgroep AWBZ-toegang worden meegenomen. Ook werken we in dat plan de organisatorische consequenties en de gevolgen voor de bestaande multidisciplinaire samenwerkingsverbanden uit. Hoe gaat het nu? Mevrouw en meneer De Rooy willen alleen de zorg waarvan zij denken dat die goed voor hen is. Dit zorgt ervoor dat professionals en zorgaanbieders die wel worden toegelaten het gezin gaan mijden. Meneer en mevrouw De Rooy hebben namelijk meerdere psychische en fysieke indicaties en aanverwante hulpverleners. Hulpverleners die bijvoorbeeld mevrouw helpen douchen of voor meneer een traplift moeten goedkeuren, keuren de aanvraag af omdat het een puinhoop is in huis: het huis staat vol met meubels van een overleden moeder waardoor er niet gewerkt kan worden. Daarnaast zijn er schulden. Hulpverleners die meneer en mevrouw De Rooy met die twee problemen willen helpen krijgen geen toegang. Hierdoor dreigt de hulp die ze nog wel accepteren te stoppen. Meerdere professionals zijn inmiddels betrokken bij het gezin, maar het duurt erg lang voordat ze met elkaar in overleg treden over de problematiek.
20
‘Je kunt eerst het verschil maken’, een waarderend onderzoek bij zichtbare schakel in Den Haag (januari 2013).
18
Hoe zou het gaan na de invoering van de overkoepelende 3D-aanpak? De specialisten die met hun eigen dienstverlening bezig zijn (bijvoorbeeld de Wmo-consulenten) zien in de nieuwe situatie meteen dat er meerdere specialisten bij het gezin betrokken zijn. Er wordt een melding gedaan bij het wijkteam, omdat de specialist het vermoeden heeft dat deze meneer en mevrouw onvoldoende zelfregie hebben gezien het aantal problemen. Eén van de leden van het wijkteam gaat op huisbezoek en maakt een overzicht van de problemen. Vanuit het overzicht komt het wijkteam tot een gedeelde analyse met bijbehorende doelen, prioriteiten en acties. Naast het wijkteam en de al betrokken specialisten wordt ook de huisarts en een medewerker van DSO betrokken. Ze gaan aan de slag en kunnen door de gezamenlijke doelstelling de juiste acties ondernemen; de specialisten blijven hun eigen werk doen en de coördinatie wordt gedaan door de teamleider uit het wijkteam. Mocht het vastlopen tussen de betrokken hulpverleners, of het wijkteam kan niets doen vanwege inhoudelijke bezwaren, dan vragen de betrokken hulpverleners ondersteuning van de Haagse Integrale Aanpak. Dat betekent dat een procesregisseur sturend werkt bij het doorhakken van knopen (zie hieronder de paragraaf Lerende aanpak). Daarnaast geeft het wijkteam de knelpunten die zij ontdekken in de bureaucratische processen door aan het kernteam van de Haagse Integrale Aanpak. Lerende aanpak Als het wijkteam er in de samenwerking niet uitkomt om een oplossing te vinden in een concreet klantdossier, kan een beroep worden gedaan op de Haagse Integrale Aanpak (HIA) om de casus vlot te trekken. Deze escalatie in de vorm van procesregie bouwt voort op een kleinschaliger project dat zich afgelopen anderhalf jaar in de praktijk heeft bewezen (zo blijkt uit een evaluatie van het Instituut voor Publieke Waarden, Haagse Integrale Aanpak, maart 2013). Naast procesregie biedt de HIA ook een platform om knelpunten in beleid en organisatie te signaleren. Voor het oplossen van die knelpunten richten we een eenvoudige (leer)structuur in die dwarsverbanden legt tussen diensten en voldoende draagvlak kweekt om daadwerkelijk veranderingen door te voeren. Een kernteam van medewerkers (met voldoende menskracht) gaat in opdracht van de diensten aan de slag om een oplossing te vinden voor knelpunten. Schematisch ziet de aanpak voor de 20% Haagse burgers die een vorm van ondersteuning nodig hebben er straks al volgt uit:
19
Figuur 4: Ondersteuning Haagse burgers21
5.4 ICT en informatievoorziening De implementatie van de decentralisaties en de overkoepelende aanpak voor het sociaal domein vragen om een adequate digitale ondersteuning. Investeren in ICT is hard nodig om de dienstverlening betaalbaar te houden, door het mogelijk te maken de zelfredzame burgers zelf problemen op te laten lossen en voor de multiprobleemhuishoudens te komen tot één gezin, één plan, één casemanager….en één tool. De ICT-mogelijkheden voor de ondersteuning van burgers benutten we nog niet in volle omvang. Niet alleen moeten we onze systemen aanpassen voor de uitvoering van de Wmo, Jeugd en de Participatiewet. In het huidige informatielandschap van het sociaal domein zijn de systemen onvoldoende verbonden wanneer het om vragen met meerdere dimensies gaat (bijvoorbeeld wanneer er naast ondersteuning bij het huishouden ook sprake is van psychische problematiek en schoolverzuim van de kinderen). We willen ook over de ketens heen eenduidige gedigitaliseerde informatie (via de eerdergenoemde extra services via denhaag.nl), digitalisering van aanvragen voor voorzieningen en de mogelijkheid tot (vroeg)signalering. Daarmee hebben burgers en professionals op elk moment inzicht in de benodigde informatie Doel van de inzet op ICT is samen te vatten als ontkoker en maak goedkoper. VNG/KING is aan de slag met een landelijk programma van eisen op het gebied van de benodigde informatievoorziening in het sociale domein. Dat programma is goed bruikbaar voor Den Haag. Uit een globale inventarisatie van de bestaande Haagse ICT-uitvoeringssystemen blijkt dat deze geschikt zijn (te maken) voor de nieuwe taken in de toekomst. De komende maanden voeren we een nadere analyse uit. De inschatting is dat vanaf september 2013 met de eerste benodigde aanpassingen kan worden gestart, waarbij we uitbouwen naar het gewenste niveau met een realistische 21
Het gaat in deze figuur om voorbeelden van specialistische dienstverlening.
20
prioritering/fasering. De uitwerking vraagt een stevige projectorganisatie met intensieve samenwerking tussen beleidsverantwoordelijken (OCW, SZW, Jeugdzorg, concern) en ICT-ers over het gehele sociale domein.
6. Vervolg De eerste stap voor een overkoepelende aanpak voor bovengenoemde thema’s is in de afgelopen weken in gezamenlijk overleg tussen de betrokken diensten tot stand gekomen. Daarmee is veel energie ontstaan op het ontkokerd samenwerken tussen de diensten. Winst van deze werkwijze is dat er draagvlak is bij de diensten voor de aanpak. Van belang is deze gezamenlijkheid vast te houden. Het Gemeentelijk Managementteam (GMT) zal voor de verdere uitwerking zo nodig organisatorische voorzieningen treffen om de druk op de organisatie beheersbaar te houden. Ook zal de komende tijd de verbinding met de stad worden verstevigd22. Het ontwerp is voorgelegd aan een panel van externe deskundigen (waaronder de gemeentelijke Ombudsman, vertegenwoordigers van de cliëntenraad SZW, KING, VNG). Afgelopen weken zijn ook contacten geweest met onder andere zorgverzekeraars, welzijn en verschillende deskundigen. Opvallend is de positieve betrokkenheid van deze partners bij onze vraagstukken. We nemen de tijd om het ontwerp de komende maanden met de partners en burgers in de stad verder te verrijken en specificeren. We moeten het immers samen met de stad gaan doen. Dit geeft ons ook de gelegenheid het ontwerp kritisch te laten toetsen en waardevolle inzichten op te halen, voordat we aan de slag gaan met de uitwerking in plannen van aanpak. Daarnaast is het van belang om vanaf het begin aan burgers duidelijk te maken dat het Haagse sociaal domein verandert. De gemeente zal bepaalde zaken straks niet meer doen en er wordt meer van burgers zelf verwacht. Deze omslag gaat niet vanzelf. Actieve communicatie is daarbij belangrijk. We informeren de stad en de doelgroepen niet alleen over de consequenties van de drie decentralisaties, maar willen ook draagvlak creëren en een begin van een omslag in denken bewerkstelligen We gebruiken een communicatiemethode (‘Factor C’) waarmee de vraag van de burgers zo goed mogelijk tijdens het proces wordt getoetst en getest. Voor de communicatie wordt een apart plan gemaakt, waarbij we aansluiting zoeken bij de regiogemeenten. De communicatiestrategie richt zich op de volgende punten: ontkokering; verbetering dienstverlening; een groter beroep op de eigen kracht en de zorg voor elkaar; versobering in aanbod gemeentelijke voorzieningen. Het Utrechtse burgerparticipatiemodel, waarin wordt gewerkt met community managers, kan als voorbeeld dienen. In deze notitie hebben we u een eerste ontwerp gepresenteerd waarin de kansen en mogelijkheden voor een overkoepelende aanpak in het sociaal domein zijn geschetst. Op basis van dit ontwerp menen we dat zo’n overkoepelende aanpak een waardevolle aanvulling kan worden op hetgeen in deze collegeperiode, en binnen de afzonderlijke decentralisatietrajecten, al in gang is gezet. We stellen daarom voor het eerste ontwerp te verrijken en te toetsen en in overleg met ‘de stad’ aan de slag te gaan met plannen van aanpak. Hierin passen we een adequate prioritering en planning toe op de 22
Net als bij de activiteiten die al in het kader van de drie decentralisaties in gang zijn gezet zoeken we steeds de verbinding met de stad. Zo zijn expertgroepen AWBZ aan de slag en bestaat er een Wmo-werkgroep van de Cliëntenraad SZW.
21
uitwerking van de thema’s. Het tijdpad voor de implementatie van de drie decentralisaties is daarbij leidend. Ook prioriteit hebben de thema’s waarmee quick wins en/of de grootste bijdrage aan de besparingen geleverd kunnen worden. Verder werken we in deze plannen de indicatieve besparingen en benodigde investeringen uit, bijvoorbeeld met kosten-baten analyses of business cases. Tenslotte richten we een monitor in om maatschappelijke en financiële prestaties en effecten te volgen. We verwachten in het najaar bij u terug te komen met de uitwerking op basis van de plannen van aanpak. Ook zal het college in de loop van 2013 meer en actuele informatie geven over de financiële consequenties van de drie decentralisaties. In de tussenliggende periode hopen we met net zo veel energie en dynamiek het eerste ontwerp samen met de stad verder uit te werken.
22