Overhandiging van de Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkeling in Afrika 2014-2015 aan ADISCO (Burundi) Koninklijk Paleis van Brussel, 3 juni 2015
Toespraak van Deogratias Niyonkuru, secretaris-generaal van ADISCO
Sire, Mevrouw, Koninklijke Hoogheden, Excellenties, Geachte genodigden, beste vrienden, Toen ik in 2004 na 32 jaar ballingschap besloot terug te keren naar Burundi om er mijn vader te begraven, kwam ik tot de ontdekking dat in mijn uitgebreide familie twee mensen tegen de dood aan het vechten waren. Zij kwamen 200 Burundese franken, dat is vandaag de dag 10 eurocent, te kort om zich te laten verzorgen voor malaria. Dat maakte mij opstandig. Dáár is het avontuur begonnen dat ADISCO heet: Appui au Développement Intégral et à la Solidarité sur les collines. Zo-even kreeg de organisatie de Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkeling in Afrika. De prestigieuze prijs die wij vandaag mogen ontvangen is een immense eer voor onze organisatie, die ijvert om verandering te brengen in situaties zoals ik er net een schetste. Wij hopen dat de prijs ertoe zal bijdragen dat we verdere vooruitgang kunnen boeken in onze strijd tegen uitsluiting, uitbuiting en het manipuleren van de arme rurale bevolking, niet alleen in Burundi maar op het hele Afrikaanse continent. De prijs geeft ons ook een grote verantwoordelijkheid: hij verplicht ons om ons nog meer in te zetten ten gunste van achtergestelde bevolkingsgroepen. Het is dan ook met grote vreugde en overtuiging dat wij de prijs aanvaarden en dat wij het engagement aangaan om de waarden die de toekenning hebben gemotiveerd, nooit te verraden. Deze prijs is in de allereerste plaats de prijs van de Burundese landbouwers en landbouwsters die zich dag en nacht inzetten om het hoofd te bieden aan tegenslag en onzekerheid, om in hun situatie van extreme armoede niet te vervallen in fatalisme en een bedelmentaliteit. Aan hen willen we hier eerst en vooral een warme eerbetuiging brengen, in een poging hen te laten deelhebben aan de grote vreugde van deze avond. Hun leiders, ongeveer 700 landbouwers en landbouwsters die zich geheel vrijwillig inzetten, zijn het kloppende hart van het werk dat u hier beloont. Ik wil de verdienste van de prijs graag helemaal aan hen toekennen. De bijdrage van ADISCO beperkte zich tot wat gist aan het begin.
Ongetwijfeld vragen sommigen van u zich af of het niet ongepast is een mooie ceremonie als deze op te zetten, op een moment dat Burundi in angst leeft en een opstoot van geweld meemaakt die al tientallen doden heeft geëist en waarvoor duizenden mensen op de vlucht zijn. Graag verzoek ik ieder van ons hier om, elk volgens zijn geloof en traditie, met warmte aan de slachtoffers te denken.
Het klopt, de situatie in ons land is bijzonder moeilijk, maar wij willen hier een klein vlammetje aansteken, een glinstering van hoop brengen. Wij willen de wereld laten zien dat het Burundese volk geen volk van wilden is dat plezier schept in eindeloze oorlogen. Dat het Burundese volk integendeel een trots en moedig volk is dat, mits een goede begeleiding, mirakels tot stand kan brengen. Dat het mensen zijn die uit enkele aren grond voldoende middelen kunnen halen om een waardig leven te leiden en de welvaart van het land te verzekeren. Het is over dát mirakel dat wij hier vandaag zijn komen getuigen. De toestand waarin de bevolking van Burundi leeft is inderdaad dramatisch. De statistieken zeggen dat het land het derde armste van de planeet is en dat 70% van de bevolking onder de armoededrempel leeft. 90% van de mensen hangt af van de landbouw en 30% van de landbouwers beschikt over minder dan 20 are. Probeert u zich dan even voor te stellen van welk genie zo’n volk blijk moet geven om gemiddeld zes mensen per gezin te voeden, kleden, verzorgen en school te laten lopen. De productie is zo schamel dat de grote meerderheid van de bevolking nauwelijks één keer per dag kan eten. Het gevolg is dat 58% van de bevolking lijdt aan ondervoeding, met alle ernstige gevolgen van dien voor de productie en de intellectuele ontwikkeling. En zo sluit zich de vicieuze cirkel van de armoede. Doordat mensen net die euro te kort komen om zich te laten verzorgen, worden maar al te vaak levens weggemaaid door malaria, diarree en ademhalingsziekten. Mensen moeten het dak van hun woning of hun perceel verkopen om gezondheidsfacturen te kunnen betalen. Volgens een officieel cijfer van het ministerie van Volksgezondheid moet 81% van de bevolking een productiegoed verkopen om ziekenhuiskosten te kunnen betalen. Ondanks de aanzienlijke inspanningen van de regering om het basis- en zelfs het secundair onderwijs te veralgemenen is de situatie van de jongeren ronduit dramatisch. Slechts 6% van degenen die hun studies voltooien, vindt een job in de formele sector. De anderen voegen zich bij de velen die in de informele sector werken, met zijn zwakke productiviteitsgraad, hongerlonen, uurroosters zonder eind en ongezonde arbeidsomstandigheden. Hoeft het dan te verbazen dat landbouwers die in zo’n ellende leven de gijzelaars worden van politici die hen misleidende beloften voorspiegelen? Politieke loyaliteit wordt afgekocht voor een paar centiemen en jongeren voegen zich zonder aarzelen bij de gewapende bendes in de hoop zo hun leven ‘op te bouwen’. “We zijn toch al dood,” zeggen ze. Deze dramatische situatie is nog drastisch verslechterd door de opeenvolgende oorlogen die ons land in rouw hebben gedompeld. Mensen die voor hun gemeenschap als rolmodel fungeerden zijn vermoord of werden in ballingschap gedwongen. Om te overleven hebben de anderen
ervoor gekozen zich op zichzelf terug te plooien, te zwijgen, hun kinderen niet meer naar school te sturen, om te vermijden dat ze gedood zouden worden. De bevolking lijdt aan een gebrek aan zelfvertrouwen. Fatalisme heerst, talenten worden gefnuikt. Geconfronteerd met deze vloedgolf van ellende hebben de humanitaire organisaties als om strijd laten zien dat ze in staat waren het land te hulp te snellen. Op het hoogtepunt van de crisis leefde 40% van de bevolking van humanitaire hulp. Die was onmisbaar om mensenlevens te redden, maar heeft jammer genoeg ook geleid tot het gevoel dat men eeuwig kan blijven leven van vrijgevigheid en van bedelarij... Na de oorlog zijn er omvangrijke post conflict- en vervolgens heropbouwprogramma’s opgezet. In tien jaar tijd werd in deze programma’s bijna 3 miljard euro geïnvesteerd. Maar de armoede neemt almaar toe. Het is vanuit de confrontatie met deze verspilling van de zo zeldzame en ook zo kostbare middelen dat wij besloten hebben te reageren. Wij zijn begonnen met het opsporen van landbouwers die wij ‘gist-mensen’ noemen: in hun gemeenschap worden zij erkend als kwaliteitsvolle vrouwen en mannen. Wij hebben hen een opleiding gegeven om hen te bevrijden uit hun gevoel van ‘niets kunnen’ en uit hun overtuiging dat het de anderen zijn die oplossingen moeten vinden voor hun problemen. Met de slogan ‘Haguruka’ – ‘Sta op en neem je ontwikkeling in eigen handen’ – hebben deze referentiepersonen meer dan 2000 zelfpromotiegroepen gevormd. (Dat zijn de IGG’s die u in de film hoorde noemen.) Bijna 120.000 mensen zamelen elk jaar 250.000 euro in, een reusachtig bedrag voor deze arme landbouwers, en financieren allemaal samen bijna 24.000 kleine projecten. Het grootste deel daarvan beoogt het opvoeren van de landbouwproductie. Hun impact op de levensomstandigheden en op het samenleven is aanzienlijk geweest. Zo is bijvoorbeeld het percentage van de landbouwers die een dier bezitten – een geit of een koe – in nog geen vijf jaar gestegen van 30% naar 94%. Hierdoor gaat de vruchtbaarheid van de grond er geleidelijk aan op vooruit. In plaats van de bevolking nieuwe technologieën op te dringen die deze landbouwers niet altijd goed weten te gebruiken, hebben wij ervoor gekozen om samen met hen na te denken over het verbeteren van hun kennis en samen na te gaan hoe we geleidelijk aan verbeteringen kunnen aanbrengen. Terwijl de wereld van de landbouwontwikkeling in Afrika zweert bij specialisatie van wat men in cultuur brengt en bij een sectorale benadering, hebben wij gekozen voor het verbeteren van een geïntegreerde familiale landbouwuitbating. In zo’n gediversifieerd model combineer je voedselgewassen, speculatieve en nutsteelt, planten, dieren en bomen... Zo garandeer je een grotere voedsel- en inkomenszekerheid. Het werk dat wij hebben geleverd heeft ertoe geleid dat in minder dan vijf jaar tijd het rendement van de belangrijkste teelten bijna verdrievoudigd is. De ondervoeding is geleidelijk aan weggewerkt: zo is het gemiddelde aantal maaltijden per dag gestegen van 1.7 naar 2.7. Het volstaat echter niet de productie te verhogen om ook het inkomen van landbouwers duurzaam te verbeteren. Heel vaak zie je dat tussenpersonen de meest waardevolle schakels uit de waardeketen recupereren. Dat is de reden waarom wij de landbouwers hebben geholpen om coöperatieven op te zetten die ze helemaal zelf beheren. Zo kunnen ze hun oogsten stockeren
om ze op het meest geschikte moment te verkopen en te verwerken, en om zo te komen tot een betere commercialisering. De landbouw zoals hun ouders die bedrijven bezorgt de jongeren nauwelijks een gevoel van eigenwaarde. Wij waren dan ook verplicht om samen met hen na te denken over innovatieve activiteiten die ook voor werkgelegenheid zorgen. Om het hoofd te bieden aan het grondtekort hebben wij andere jongeren begeleid bij het opzetten van niet-landbouwactiviteiten of activiteiten die aan de landbouwproductie voorafgaan of erop volgen. Dat hebben we gedaan met onze incubator: la Maison de l’Entrepreneur, het Huis van de Ondernemer. Dankzij deze programma’s is het inkomen van de bevolking aanzienlijk verhoogd. Maar daarnaast is er ook nog de grote kwetsbaarheid van gezinnen voor tal van risico’s, met name ziekte. Daarom hebben wij de bevolking begeleid bij het opzetten van een ziekteverzekeringssysteem dat ze zélf dragen. Een netwerk van 25 ziekenfondsen heeft ertoe geleid dat voor meer dan 100.000 mensen het beroep dat ze doen op moderne gezondheidszorg is verviervoudigd. Zo zijn minstens tweeduizend gezinnen uit de armoedespiraal gered. Dankzij het lobbywerk van deze ziekenfondsen is de kwaliteit van de gezondheidszorg erop vooruitgegaan. Deze acties hebben ons getoond dat armoede ook wordt gevoed door slecht bedacht beleid of beleid dat op een listige manier door lobbyisten wordt opgelegd. Dat is de reden waarom ADISCO het initiatief heeft genomen tot – of zich heeft aangesloten bij – lobbyplatformen uit de civil society. Doel is de politieke besluitvorming om te buigen ten gunste van de bevolkingsgroepen die in laag aanzien staan. Dit werk heeft aanzienlijke resultaten opgeleverd, met als meest emblematische het herzien van de privatiseringsstrategie in de koffiesector, waarvan de landbouwers werden uitgesloten. Dankzij de pleidooien die we hebben gevoerd in een partnerschap met Europese ngo’s en met de steun gekregen van de speciale VN-rapporteur over het recht op voedsel, hebben we de Wereldbank ertoe verplicht een nieuwe strategie te volgen, waardoor coöperatieven een deel van het industriële instrumentarium kunnen verwerven en joint ventures kunnen sluiten met Burundese of internationale privéactoren. Wat gezondheidszorg betreft, heeft het nationale beleid inzake sociale bescherming uiteindelijk de mechanismen met een draagvlak bij de bevolking weer centraal gesteld. In een partnerschap met de diverse Belgische ziekenfondsen en de belangrijkste technische en financiële partners in Burundi zijn we erin geslaagd het verzet te organiseren tegen de medische assistentiekaart die het hele systeem van de gezondheidszorg ruïneert omdat de staat ze onvoldoende financiert. Maar het belangrijkste succes van ADISCO zal er vooral in bestaan dat wij de mensen hun waardigheid teruggeven, dat we ze uit de bedelmentaliteit trekken en dat we ze de fierheid geven dat ze zélf in dingen kunnen slagen, door uit te gaan van hun eigen waarden en talenten. Onze trots is ook dat we organisaties een structuur hebben gegeven. Geleidelijk aan staan ze zelf aan het stuur van hun eigen ontwikkeling. Wij geven ze een stem én de vaardigheden om te onderhandelen met de andere spelers en met de overheden. En tot slot: wij hebben de sociale cohesie kunnen versterken bij bevolkingsgroepen die werden verscheurd door eindeloze
conflicten over land. Conflicten die nog werden verscherpt door de politiek-etnische spanningen. Dat is in de huidige context ongemeen belangrijk. Sire, Mevrouw, Excellenties, Dames en heren, Als ADISCO deze resultaten heeft kunnen bereiken, dan is dat voor alles dankzij onze talrijke partners die ons kwaliteitssteun hebben geboden. Wij willen hen daarvoor hier onze grote dank betuigen. In België gaat het om de Belgische ontwikkelingssamenwerking, Socialistische Solidariteit, Broederlijk Delen, Louvain coopération, Solidaris met financiële steun van WallonieBruxelles International, Wereldsolidariteit met financiële steun van het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid, en last but not least de Koning Boudewijnstichting. De Belgische ambassade in Bujumbura is voor ons een bijzonder waardevolle bondgenoot bij ons werk, vooral bij het lobbyen. Buiten België vermelden we graag IRED en het Fonds international de Garantie in Zwitserland, Oxfam Novib in Nederland, Développement et Paix en het International Development Research Centre (IDRC) in Canada, en ook de Europese Unie en USAID. Deze prijs was niet mogelijk geweest zonder de vriendschap van Colette Braeckman, die het initiatief nam om ADISCO als kandidaat voor te stellen. Dank ook aan het selectiecomité van de Prijs en de raad van bestuur van de Stichting, en aan al degenen die uiteindelijk hebben beslist de prijs aan ons toe te kennen. Hij is voor ons een teken van een zeer groot vertrouwen. Uiteraard vergeet ik ook niet onze raad van bestuur te danken, hier vertegenwoordigd door zijn voorzitter, en mijn collega’s van ADISCO, hier vertegenwoordigd door Espérance Kaneza. In zeer moeilijke arbeidsomstandigheden zijn zij de architecten van deze prijs. Ik hoop dat ook onze gezinnen, hier vertegenwoordigd door mijn echtgenote, dit moment van grote trots mogen smaken, ondanks alle offers die zij voor ons werk moeten brengen. Sire, Mevrouw, Excellenties, Dames en heren, Het werk dat wij in Burundi doen en dat u zonet heeft beloond heeft ons heel veel geleerd over de manier waarop men bij arme bevolkingsgroepen ontwikkelingsacties kan opzetten. De lessen die wij eruit trekken lijken ons te kunnen gelden voor heel Afrika en zelfs daarbuiten. De eerste en veruit de belangrijkste les is dat ontwikkeling in de allereerste plaats gaat over het herstel van de waardigheid van mannen en vrouwen. De massieve aanvoer van technologieën en geld zal het gezicht van de armoede niet veranderen, als we niet de mensen centraal stellen. Ik kan getuigen dat een dergelijke aanpak, als hij erin slaagt de arme mensen weer trots te laten zijn, op zichzelf volstaat om hen van het armoedejuk te bevrijden. Ontwikkeling betekent: bevrijden uit fatalisme en mensen hun waardigheid teruggeven.
De tweede les is dat de verleiding zeer groot is om, bij de confrontatie met de grote armoede van de Afrikaanse bevolking op het platteland, in de makkelijke praktijken te vervallen van de liefdadigheid en kosteloosheid. Ontwikkeling betekent dat je bevolkingsgroepen steunt bij het mobiliseren van wat ze zélf kunnen, hoe kwetsbaar dat ook is. Ontwikkeling moeten hen helpen om geleidelijk aan te investeren in projecten die zijzelf beheren. De derde les lijkt ons te zijn dat de democratisering in Afrika niet van bovenaf zal worden opgebouwd. De arme bevolkingsgroepen zijn de gijzelaars van de politici die, bij gebrek aan een geloofwaardig programma, zwaaien met de identiteit van een etnie, streek of religie. Om die kloven te overbruggen zal het prioritair van belang zijn de analytische capaciteiten van de bevolking te versterken, door een kwaliteitsvolle vorming en het versterken van hun organisaties. Dat is de enige weg naar een echte democratisering van Afrika, en om Afrika het deugdelijke bestuur te geven dat noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling. De laatste les dringt zich geleidelijk op aan ons allen. Wij moeten snel oplossingen vinden voor de hoge jongerenwerkloosheid. En dat moet op zeer korte termijn gebeuren omdat anders de Afrikaanse landen, vooral in de regio van de Grote Meren, snel zullen imploderen.
Sire, Mevrouw, Excellenties, Dames en heren, Ik citeer Nelson Mandela: “Als je een hoge heuvel hebt beklommen, ontdek je alleen maar dat er nog veel meer heuvels te beklimmen zijn.” Ondanks de vooruitgang waar ik het over had, zijn de uitdagingen nog immens. De armoede blijft onevenredig groot. De voorthollende geboortecijfers doen vaak inspanningen teniet. Er zijn de fondsen die bepaalde grote internationale schenkers storten, vaak zonder na te denken over de duurzaamheid van projecten. Zij houden de bevolking in een bedellogica. Het verheugt ons desondanks dat zij zich geleidelijk aan vragen beginnen te stellen over de relevantie en de duurzaamheid van hun acties. Om ons werk te consolideren en om over te schakelen naar een grotere schaal hebben initiatieven als ADISCO nood aan een gunstige politieke context. Wij roepen dan ook alles politieke actoren in Burundi op zich te houden aan de regels van de democratie en terughoudendheid aan de dag te leggen door het hogere belang van de bevolking en de natie voorop te stellen. Ja, het is mogelijk om met relatief beperkte middelen de armoede in Afrika aanzienlijk terug te dringen, op voorwaarde dat men investeert in het versterken van de capaciteiten van mensen, met name van de jeugd. Maar om daartoe te komen is het onmisbaar dat er Noord-Zuidbruggen worden gelegd, die steunen op een omvangrijke solidariteitsbeweging tussen de volkeren. Het doel is de definitieve uitroeiing van de honger, de armoede, ziekte en onderdrukking. Om in naam van ADISCO uitdrukking te geven aan deze solidariteit toon ik u het symbool bij uitstek van de solidariteit in ons land, voor ik het aanbied aan de Koning en de Koningin. Het is ook het symbool van ADISCO. Zo willen wij u danken voor uw steun. En zo willen wij u uitnodigen om samen met ons te blijven strijden voor een wereld die rechtvaardiger en meer solidair is, welvarender en waardiger.
Ik dank u.