797
OVERGANGSREGLEMENT
STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGD UITTREDEN VOOR ONDERHOUD EN REINIGING IN SCHEEPVAART, INDUSTRIE EN MILIEU EN AANVERWANTE ACTIVITEITEN
december 2006
797
Inhoudsopgave VUT-CAO ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5 ARTIKEL 6 ARTIKEL 7 ARTIKEL 8 ARTIKEL 9
Definities Werkingssfeer Ontheffingen Mogelijkheid tot uittreden Uitvoering Financiering en premieheffing Ziektekosten- en pensioenverzekeringen Reservefonds artikel 21 landelijke CAO SITO 1985/1986 Duur van de overeenkomst
2 2 3 3 3 4 4 5 5
Naam en zetel Doel Vrijwillige aansluiting Bestuur Bevoegdheden van het bestuur Vergaderingen Besluitvorming Financiële middelen Beheer geldmiddelen Verslag, rekening en verantwoording Statutenwijziging en ontbinding Reglement Deponering bij de griffie van het kantongerecht Slotbepaling
1 1 1 1 2 3 3 4 4 4 5 5 6 6
STATUTEN ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 2A ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5 ARTIKEL 6 ARTIKEL 7 ARTIKEL 8 ARTIKEL 9 ARTIKEL 10 ARTIKEL 11 ARTIKEL 12 ARTIKEL 13
OVERGANGSREGLEMENT ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5 ARTIKEL 5A ARTIKEL 5B ARTIKEL 6 ARTIKEL 7 ARTIKEL 8 ARTIKEL 9 ARTIKEL 10 ARTIKEL 11 ARTIKEL 12 ARTIKEL 13 ARTIKEL 14 ARTIKEL 15 ARTIKEL 16
Begripsbepalingen VUT-gerechtigde leeftijd Voorwaarden voor deelneming Uitkeringsgrondslag Uitkering Spaarvutbepaling wegens uitstel ingangsdatum Vervroeging van de uittredingsdatum Gedeeltelijk Vrijwillig Vervroegd Uittreden (Deeltijd VUT) Financiële verplichtingen en inhoudingen Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten Verrichten van arbeid bij volledig uittreden Beëindiging en/of terugvordering van de uitkering Sancties bij niet-tijdige betaling van de bijdrage Verplichting tot opgave van gegevens en controle Vrijstelling Onvoorziene omstandigheden Verslag en rekenschap; begroting Inwerkingtreding
1 1 3 5 6 6 7 7 8 8 9 9 9 10 10 11 11 11
reglement, blz - 1 -
797
ARTIKEL 1
Begripsbepalingen VUT-ORSIMA: de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten. De Vereniging: de Vereniging van werkgevers in Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsaktiviteiten, gevestigd te Gorinchem. CAO:
de Landelijke Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake vrijwillig vervroegd uittreden voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten.
Bestuur:
het bestuur van VUT-ORSIMA
Reglement:
het reglement van VUT-ORSIMA
Werkgever:
de werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de CAO
Werknemer:
de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de CAO, vanaf de 20-jarige tot de 61-jarige leeftijd.
Deelnemer:
de mannelijke en vrouwelijke werknemer op wie de regeling Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsaktiviteiten van toepassing is en wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door VUT-ORSIMA is ingewilligd
Regeling:
de regeling inzake vervroegd uittreden zoals omschreven in de CAO alsmede in het reglement en de statuten van de VUT-ORSIMA
SV-uitkering:
een uitkering krachtens de ZW, WAO, AAW en WAZ, WW of IOAW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering.
Arbeidsovereenkomst:
de arbeidsovereenkomst als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, artikel 7: 610.
ARTIKEL 2
VUT-gerechtigde leeftijd •
De werknemer geboren in 1940 die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
reglement, blz - 2 -
797 •
De werknemer geboren in 1941 die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 60 jaar en drie maanden heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in 1942 die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 60 jaar en zes maanden heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in 1943 die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 60 jaar en negen maanden heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in 1944 die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in de periode 1 januari 1945 tot en met 30 juni 1945 en die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in de periode 1 juli 1945 tot en met 31 december 1945 en die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 61 jaar en zes maanden heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in de periode 1 januari 1946 tot en met 30 juni 1946 en die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in de periode 1 juli 1946 tot en met 31 december 1946 en die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 62 jaar en zes maanden heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren in de periode 1 januari 1947 tot en met 31 december 1949 en die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 63 jaar heeft bereikt, komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
•
De werknemer geboren vóór 1 januari 1950 en die op 1 januari 2001 in dienst is bij een werkgever in de zin van de regeling en dat blijft totdat hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, kan de VUT-ingangsleeftijd vervroegen naar 60 jaar. Hij komt in aanmerking voor een overgangsuitkering die met inachtneming van artikel 4 en artikel 5B wordt vastgesteld, mits aan de in de regeling gestelde voorwaarden wordt voldaan.
ARTIKEL 3 reglement, blz - 3 -
797 Voorwaarden voor deelneming I.
Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer vóór 1 januari 2005 de 55-jarige leeftijd hebben bereikt en op het moment dat hij gaat deelnemen voldoen aan de navolgende voorwaarden: 1. in de maand waarin de deelneming aanvangt ten minste de in artikel 2 vermelde VUT-gerechtigde leeftijd bereiken of hebben bereikt; 2. gedurende de laatste 10 jaar direct voorafgaande aan het moment van deelneming ononderbroken als werknemer op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn geweest bij één of meer werkgevers, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de CAO, behoudens beperkte onderbreking buiten zijn schuld, een en ander ter beoordeling van het bestuur van VUT-ORSIMA. In de periode van 10 jaar, bedoeld in de vorige volzin, moet de werkgever bij wie de werknemer in dienst is geweest gedurende deze gehele periode lid zijn geweest van de vereniging en/of de Verenigingen Werkgevers in het Scheeps-, Industrieel en Technisch Onderhoud Noord en / of Zuid. Voor de bepaling van de periode van 10 jaar zoals in dit lid bedoeld, worden de jaren welke de betrokken werknemer in dienst is geweest van een werkgever aan wie het bestuur van de VUT-ORSIMA ontheffing heeft verleend van de verplichting tot het naleven van de uittredingsregeling van de VUT-ORSIMA, niet meegerekend. 3. niet in aanmerking komen voor een volledige SV-uitkering; 4. niet in aanmerking komen voor loondoorbetaling tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW; 5. niet onder een andere afvloeiïngsregeling of non-activiteitsregeling vallen; 6. de arbeidsovereenkomst beëindigd hebben, of, indien de werknemer voor 50% van de regeling gebruik maakt, met de werkgever een arbeidsovereenkomst voor de helft van de oorspronkelijke arbeidstijd zijn overeengekomen. Laatstbedoelde overeenkomst moet ten genoegen van de VUT-ORSIMA kunnen worden aangetoond; 7. zich hebben verbonden dat hij geen arbeidsovereenkomst zal aangaan gedurende zijn deelnemerschap. 8. slechts aanvangen met de deelneming aan de regeling tegelijk met de aanvang van het vroegpensioen van de bedrijfstak, tenzij de werknemer/deelnemer kan aantonen voor de vroegpensioenregeling van de bedrijfstak geen rechten te hebben opgebouwd, en het bepaalde in artikel 4 lid 5 toegepast is. De werknemer/deelnemer is verplicht de Stichting direct op de hoogte te stellen van de ingangsdatum en bedrag van het vroegpensioen (inclusief verhogingen) en van elke wijziging van de bedragen. De verhoogde bedragen worden vanaf de verhogingsdatum op de uitkering van de Stichting in mindering gebracht.
II
III.
Het bestuur kan op verzoek van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die lid van de vereniging is geworden, bepalen dat jaren die werknemers op grond van een arbeidsovereenkomst met de werkgever als werknemers bij deze hebben gewerkt voordat het lidmaatschap met de vereniging is aangevangen worden aangemerkt als jaren in de zin van artikel 3 I. lid 2 op voorwaarde dat de werkgever het hieruit voortvloeiende financieel nadeel van de stichting vergoedt. Een verzoek hiertoe moet binnen drie maanden nadat de werkgever lid is geworden van de vereniging worden ingediend. De deelnemer die krachtens de voor hem geldende ondernemingspensioenregeling wordt gepensioneerd vóór de eerste van de maand waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt, heeft slechts recht op een uitkering indien en zolang zijn pensioen en elke andere hem ter zake van zijn pensionering van zijn werkgever toekomende uitkering wordt overgemaakt aan de VUT-ORSIMA.
reglement, blz - 4 -
797 IV. 1. De werknemer die gebruik wenst te maken van de regeling dient zich daartoe tenminste vijf maanden vóór de gevraagde uittredingsdatum bij de werkgever aan te melden onder opzegging dan wel aanpassing van zijn arbeidsovereenkomst. Indien zijn verzoek om deelneming door VUT-ORSIMA niet wordt ingewilligd, zal de arbeidsovereenkomst ongewijzigd worden voortgezet. 2. De werkgever dient er voor te zorgen dat het aanvraagformulier betreffende het verzoek om deelneming uiterlijk twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum bij VUT-ORSIMA wordt ingediend. Een niet tijdige indiening van het aanvraagformulier, kan een latere uittreding ten gevolge hebben. 3. De deelneming kan uitsluitend aanvangen aan het begin van een kalendermaand, nadat aan alle voorwaarden is voldaan. 4. De laatst mogelijke uittredingsdatum is zes maanden vóór de eerste van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
reglement, blz - 5 -
797
ARTIKEL 4
Uitkeringsgrondslag 1.
Als grondslag voor de uitkering geldt het voor aanvang deelneming laatstgenoten vaste bruto loon in geld op jaarbasis, berekend naar de normale arbeidsduur per week op grond van de landelijke Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de werknemers werkzaam in Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten vermeerderd met: a. de vakantietoeslag als bedoeld in artikel 22, lid 2 van de onder 1. genoemde CAO; b. de uitkering op basis van resultaten als bedoeld in artikel 24 van de onder 1. genoemde CAO; c. de schriftelijk overeengekomen aanspraken op een 13e maand, vaste gratificatie, tantième of vergelijkbare andere toeslagen indien en voorzover deze niet afhankelijk zijn van het bedrijfsresultaat.
2.
Het percentage van de overgangsuitkering ten behoeve van de werknemer bedraagt afhankelijk van het geboortejaar respectievelijk geboorteperiode: 1940 -> 80% 1941 -> 78 ¾% 1942 -> 77 ½ % 1943 -> 76¼ % 1944 -> 75% 1945 t/m1949 -> 75%.
3.
De in het tweede lid vermelde percentages zijn alleen van toepassing voor degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, onderdeel I, lid 8, tegelijk aanvangt met de deelname aan de regeling van de stichting en deel heeft genomen aan de regeling van de Stichting Vroegpensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten.
4.
De overgangsuitkering wordt als volgt vastgesteld; bij uittreding op of na 1 januari 2002 heeft de werknemer in de zin van artikel 3, gedurende de looptijd van de CAO, recht op een aanvullende overgangsuitkering die gelijk is aan het in lid 2 vermelde percentage van de uitkeringsgrondslag minus het door de werknemer opgebouwde vroegpensioen, conform de regeling van de Stichting Vroegpensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten, resulterende in een bedrag ter hoogte van het toepasselijke percentage van de uitkeringsgrondslag, behoudens het bepaalde in lid 5.
5.
Degene die met ingang van 1 januari 2002 niet heeft deelgenomen aan de regeling van het in het derde en vierde lid genoemde vroegpensioenfonds, heeft recht op het in het tweede lid voor hem toepasselijke percentage, mits hij aan alle overige voorwaarden voldoet, minus het fictieve bedrag aan opbouw vroegpensioen bij dit vroegpensioenfonds , dat zou kunnen zijn opgebouwd vanaf 1 januari 2002, herleid tot een maandbedrag.
6.
Indien in (een deel van) de periode van 10 jaar bedoeld in artikel 3, lid 5, de tussen de werknemer en zijn werkgever overeengekomen arbeidsduur minder heeft bedragen dan de normale arbeidsduur omschreven in de in het vorige lid genoemde cao, wordt de volgens het voorgaande lid van dit artikel berekende uitkeringsgrondslag vermenigvuldigd met een (gewogen) deeltijd-breuk. De deeltijdbreuk wordt verkregen door de overeengekomen arbeidsduur te delen door de normale arbeidsduur.
reglement, blz - 6 -
797 7.
De uitkeringsgrondslag is maximaal gelijk aan 1,5 maal het maximum-dagloon voor de premieheffing ingevolge de WW, herleid tot een jaarbedrag dat geldt op het moment van uitkering. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de maximum-uitkeringsgrondslag naar evenredigheid verlaagd.
8.
De volgens de regeling vastgestelde uitkering wordt door de VUT-ORSIMA tezamen met het vroegpensioen, onder aftrek van de wettelijke inhoudingen,maandelijks aan de rechthebbende uitgekeerd. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten draagt het vroegpensioen over aan de VUT-Orsima.
ARTIKEL 5
Uitkering 1.
VUT-ORSIMA willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van VUT-ORSIMA aan alle voorwaarden is voldaan. De deelneming zal steeds beginnen op de eerste dag van een kalendermaand.
2.
De uitkering zal in maandelijkse termijnen worden betaald, door middel van een bank- of girooverschrijving. De lopende uitkeringen zullen telkens worden aangepast bij een algemene wijziging van de lonen in de bedrijfstak Onderhoud en Reiniging in Scheepvaart, Industrie en Milieu en Aanverwante activiteiten uit hoofde van de ontwikkeling van de prijzen.
3.
De betaling van de uitkering vangt aan op de eerste van de maand (uitbetaling in de tweede helft van de maand) waarin de deelname is begonnen en blijft - behoudens het elders in het reglement bepaalde voortduren tot de eerste van de maand, waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
ARTIKEL 5A
Spaarvutbepaling wegens uitstel ingangsdatum Een werknemer die de minimum uittredingsleeftijd heeft bereikt en die voldoet aan de uittredingsvoorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 2 en 3 kan het uittredingsmoment uitstellen tot een datum niet later dan 6 maanden voor de eerste dag van de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt. In dat geval wordt de uitkering zoals bedoeld in artikel 5 lid 1, op zijn vroegst vanaf 1 januari 2006 herrekend aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Deze tabel met uitstelfactoren vormt een bijlage bij dit reglement. De uitgestelde uitkering kan slechts ingaan indien de werknemer tijdig een aanvraag doet, zoals bedoeld in artikel 3, IV. punt 1 en op dat moment nog voldoet aan alle voorwaarden voor uittreding.
reglement, blz - 7 -
797 Maakt de deelnemer gebruik van zijn uitstelrecht, waarbij later uittreden tot een hogere uitkering leidt dan is het volgende van toepassing: • De actuariële verhoging wordt gemaximeerd tot een VUT-uitkering van het op grond van artikel 4 van toepassing zijnde percentage van het laatst verdiende loon; • De contante waarde van het meerdere wordt eenmalig gestort als een waardeoverdracht in de voor de deelnemer geldende pensioenregeling.
ARTIKEL 5B
Vervroeging van de uittredingsdatum Een werknemer die naar verwachting zal voldoen aan de uittredingsvoorwaarden en tevens de minimum uittredingsleeftijd heeft bereikt van 60 jaar zoals opgenomen in artikel 2 kan het uittredingsmoment vervroegen naar de leeftijd van 60 jaar. De uitkering wordt herrekend aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Deze tabel met vervroegingsfactoren vormt een bijlage bij dit reglement. De vervroegde uitkering kan slechts ingaan na 1 januari 2006 en indien de werknemer tijdig een aanvraag doet, zoals bedoeld in artikel 3, IV. punt 1 en op dat moment nog naar verwachting zal gaan voldoen aan alle voorwaarden voor uittreding. De tabel van artikel 4, lid 2 dient als uitgangspunt voor toepassing van de tabel met vervroegingsfactoren.
ARTIKEL 6
Gedeeltelijk Vrijwillig Vervroegd Uittreden (Deeltijd VUT) 1.
Indien is voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in dit artikel, kunnen werknemers gebruik maken van de deeltijd VUT-regeling. De gebruikmaking van de deeltijd VUT-regeling dient in te gaan op de eerste dag van de maand waarin de op de werknemer van toepassing zijnde leeftijd zoals bedoeld in artikel 2 wordt bereikt.
2.
Gedurende de deeltijd VUT-periode wordt de oorspronkelijk met de werknemer overeengekomen arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst ter grootte van 50% van de oorspronkelijk arbeidsovereenkomst. Voor het overige gedeelte van de oorspronkelijk arbeidsovereenkomst is de werknemer uittreder in de deeltijd VUT-regeling. De werknemer krijgt een deeltijd VUT- uitkering op grond van het bepaalde in artikel 4, gedeeld door 2. Het bepaalde in artikel 5 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
3.
De werknemer die gebruik wenst te maken van de deeltijd VUT-regeling dient zich daartoe ten minste drie maanden voor de gevraagde ingang van de uittreding aan te melden bij de werkgever, waarna werkgever en werknemer de omzetting van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst dienen vast te leggen.
4.
De deeltijd VUT kan op verzoek van de deelnemer worden omgezet in een volledige overgangsuitkering. Ten minste drie maanden voor de gevraagde ingang van de volledige uittreding dient de deelnemer zich te melden bij het fonds. Voor het vaststellen van de volledige overgangsuitkering wordt dan een grondslag gehanteerd zoals vastgesteld bij aanvang deeltijd-VUT overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.
5.
Indien het verzoek om toelating tot gebruikmaking van de deeltijd VUT-regeling door de stichting niet wordt ingewilligd wordt de arbeidsovereenkomst ongewijzigd voortgezet. reglement, blz - 8 -
797 6.
In gevallen waarin het gebruik maken van de deeltijd VUT-regeling organisatorische problemen met zich meebrengt, een en ander ter beoordeling van de werkgever, vindt de vaststelling van de verdeling van de te verrichten arbeid gedurende jaren waarin van de deeltijd VUT-regeling gebruik gemaakt wordt plaats met instemming van de werkgever, na overleg tussen werkgever en werknemer.
7.
Met ingang van de datum dat de werkgever in staat van faillissement is verklaard, wordt de deeltijd VUTuitkering onmiddellijk omgezet in een volledig uittreden overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.
8.
Indien de som van de bruto-uitkering van de deelnemer die voor 50% in de regeling deelneemt en de inkomsten uit de 50%-arbeidsovereenkomst meer bedraagt dan het vóór de deelneming laatstgenoten loon in de zin van artikel 4 lid 1 wordt het meerdere in mindering op de overgangsuitkering gebracht.
ARTIKEL 7
Financiële verplichtingen en inhoudingen 1.
Door het fonds worden op de uitkeringen ingehouden: - de verschuldigde loonheffing; - de inkomensafhankelijke bijdrage aan de Zorgverzekeringswet; - het werknemersdeel in de pensioenpremie krachtens de bij de werkgever van de werknemer geldende pensioenregeling.
2.
Het fonds neemt naast de uitkering voor haar rekening: - de inkomensafhankelijke bijdrage aan de Zorgverzekeringswet
3.
Voor de deelnemer die voor 50% van de regeling gebruik maakt vinden de in lid 1 bedoelde inhoudingen en in lid 2 bedoelde aandelen in de uitkering naar evenredigheid plaats.
ARTIKEL 8
Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten 1.
Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een SVuitkering danwel voor een pensioen, dan dient hij zulks te melden aan de VUT-ORSIMA.
2.
De SV-uitkering danwel de pensioenuitkering opgebouwd uit hoofde van een arbeidsovereenkomst met een werkgever wordt in mindering gebracht op de door VUT-ORSIMA te verstrekken uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering danwel de pensioenuitkering direct aan de VUT-ORSIMA te melden.
ARTIKEL 9
Melding werkzaamheden Indien de deelnemer tegen beloning werkzaamheden verricht dan wel gaat verrichten dan is hij reglement, blz - 9 -
797 verplicht dit te melden bij VUT-ORSIMA.
ARTIKEL 10
Beëindiging en/of terugvordering van de uitkering 1.
De uitkering wordt beëindigd: a. indien de deelnemer opnieuw een arbeidsovereenkomst aangaat; b. op de eerste van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt; c. bij overlijden van de deelnemer.
2.
3.
In geval van overlijden van de deelnemer eindigt de overgangsuitkering op de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond en wordt aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 7:674 BW een overlijdensuitkering verstrekt. Deze uitkering is gelijk aan een bedrag van twee maal de hoogte van de overgangsuitkering over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond. Indien ten onrechte een uitkering is betaald of indien teveel is betaald, kan het bestuur de uitkering beëindigen of verminderen en het te veel betaalde terugvorderen.
reglement, blz - 10 -
797
ARTIKEL 11
Sancties bij niet-tijdige betaling van de bijdrage 1.
Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.
2.
Het fonds is dan bevoegd te vorderen:
4.
-
rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
-
vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 BW. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 50,--.
ARTIKEL 12
Verplichting tot opgave van gegevens en controle 1.
De werknemer, die een verzoek tot vervroegd uittreden indient en zijn werkgever zijn verplicht de door het fonds voor de behandeling van de aanvraag nodig geachte gegevens te verstrekken.
2.
De werknemer die een uitkering ingevolge de regeling geniet, is verplicht om aan het fonds opgave te doen van gegevens, die het fonds voor de uitvoering van dit reglement behoeft.
4.
Het fonds zal controle uitoefenen op naleving van alle voorwaarden van dit reglement.
ARTIKEL 13
Vrijstelling Aan de werkgever kan door het bestuur vrijstelling van de verplichting tot premiebetaling aan de regeling worden verleend, onder door het bestuur te stellen voorwaarden.
reglement, blz - 11 -
797
ARTIKEL 14
Onvoorziene omstandigheden 1.
In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing nemen die afwijkt van de bepalingen van dit reglement.
2.
In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
ARTIKEL 15
Verslag en rekenschap; begroting 1.
Het fonds zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden in de regeling.
2.
Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van het fonds zodanige aantekeningen te (doen) houden dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
3.
Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
4.
Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een, door een - door het bestuur benoemde – externe registeraccountant gecontroleerde en goedgekeurde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de toestand van het fonds vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van het fonds ondertekend.
5.
Het verslag wordt ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd: a. ten kantore van de administrateur; b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.
6.
Het verslag wordt op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
7.
Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op, welke voor betrokkenen beschikbaar is.
ARTIKEL 16
Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 maart 1986 en is laatstelijk gewijzigd met ingang van 14 december 2006.
reglement, blz - 12 -
797 Bijlage ex artikelen 5A en 5B inzake vervroegen/uitstellen VUT-uitkering Oorspronkelijke ingangsleeftijd 60 61 62 63 64
60 1,000 0,779 0,569 0,370 0,180
61 1,283 1,000 0,730 0,474 0,231
Gewenste ingangsleeftijd 62 63 1,757 2,705 1,369 2,109 1,000 1,541 0,649 1,000 0,316 0,487
64 5,556 4,332 3,165 2,055 1,000
reglement, blz - 13 -