over Wonen in de Metropool Woonvisie Amsterdam tot 2020: Durf te kiezen
ARS-advies over Wonen in de Metropool Woonvisie Amsterdam tot 2020: Durf te kiezen
Aan: College van Burgemeester en Wethouders Amsterdam Gemeenteraad van Amsterdam Januari 2008 serie 2008, nr. 306 (1)
ARS-ADVIES OVER WONEN IN DE METROPOOL WOONVISIE AMSTERDAM TOT 2020: DURF TE KIEZEN
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING
3
AANBEVELINGEN
4
I.
INLEIDING
5
II.
EMANCIPATIESTAD
6
III.
BETAALBARE STAD
7
IV.
TOPSTAD
8
V.
ONGEDEELDE STAD
8
VI.
VERNIEUWDE STAD
10
VII.
WONEN IN DE METROPOOL
11
COLOFON Over de ARS De Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling is sinds 1957 een onafhankelijk adviesorgaan van de gemeente Amsterdam en geeft (gevraagd en ongevraagd) adviezen aan het centrale stadsbestuur van Amsterdam en de verschillende stadsdeelbesturen. De adviezen handelen over vraagstukken als: stedebouw, ruimtelijke ordening, economie, volkshuisvesting, verkeer & vervoer en openbare ruimte. Dit advies is op 7 november 2007 vastgesteld door de ARS op zijn plenaire ledenvergadering. Verder gebruik van dit advies staat ieder vrij, mits dit gebeurt met bronvermelding.
van het ARS-advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020: Durf te kiezen De Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS) is blij dat Wonen in de Metropool niet alleen over kwantiteit en betaalbaarheid, maar ook over kwaliteit gaat. Het is een ambitieuze Woonvisie geworden die aangeeft wat voor stad Amsterdam wil zijn en hoe het wonen daaraan kan bijdragen. Tegelijk constateert de ARS dat in de Woonvisie veel ambities worden opgestapeld die ogenschijnlijk moeilijk met elkaar zijn te verenigen. De ARS adviseert om deze dilemma’s duidelijk te benoemen en daarin ook keuzen te maken en doet daartoe een aantal aanbevelingen. Een dilemma dat een stempel drukt op de hele Woonvisie is het succesverhaal van Amsterdam als dynamische topstad versus de betrekkelijk conserverende ambities op het gebied van betaalbaarheid en ongedeeldheid. De Woonvisie gaat dit dilemma uit de weg en dat leidt tot een krampachtige houding ten opzichte van ‘de markt’. Dat is volgens de ARS onrealistisch en ook niet nodig. Onrealistisch omdat een woonvisie anno 2008 niet meer om de markt heen kan: de tijd van zwaar gesubsidieerde woningbouw ligt al jaren achter ons en de macht van het gemeentebestuur is beperkt. Niet nodig, omdat meer marktwerking de Amsterdamse woningmarkt beter zal laten functioneren en juist kan helpen de doelstellingen van de Woonvisie te realiseren. Amsterdam is populair en wil een topstad worden. Dit lokt investeringen uit en verbeteringen in de woningvoorraad, die door particulieren worden opgebracht. Logisch gevolg is dat de prijzen stijgen op gewilde plekken en dat delen van de stad niet meer voor iedereen betaalbaar zijn. Dit hoeft het op zich loffelijke streven naar een ongedeelde en betaalbare stad niet in de weg te staan: Amsterdam blijft ongedeeld en betaalbaar, zij het niet tot op blokniveau. Er zijn nog genoeg gebieden die voor komende generaties pioniers aantrekkelijk en toegankelijk zijn. De sociale huurvoorraad is nog altijd aanzienlijk. De gemeente profiteert ook van meer marktwerking. Investeer het geld dat hieraan wordt verdiend selectief, vooral in de vernieuwingsgebieden buiten de ring. Een ander dilemma is dat tussen de emancipatiestad en de behoefte aan stabiliteit in de te vernieuwen delen van de stad. In de emancipatiestad Amsterdam is het geen probleem als mensen hun wooncarrière elders in de regio voortzetten. De dynamiek, waarmee dit in de centrale stadsdelen gepaard gaat houdt de stad jong en fris. Vooral voor de vroeg naoorlogse stadsdelen is de emancipatiemachine echter geen toepasselijke metafoor. Daar is juist meer stabiliteit gewenst en is het vertrek van ‘sociale stijgers’ helemaal niet zo positief. De vernieuwing van deze stadsdelen zou daarom in dienst moeten staan van hun wooncarrières. Dit vereist minder denken vanuit kwantiteit, grondopbrengst en stedebouwkundige dogma’s en meer vanuit de wensen van de opkomende middenklasse gezinnen uit deze gebieden zelf. Tot slot wil de ARS er zijn waardering over uitspreken dat Wonen in de Metropool Amsterdam in een regionale context heeft geplaatst. De volgende stap is een woonvisie die ook echt over de metropool Amsterdam gaat.
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
3
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
SAMENVATTING
AANBEVELINGEN 1. Zie ‘de markt’ als een kans en niet als een probleem. Meer marktwerking zal de doorstroming op de woningmarkt bevorderen en kan helpen de ambities te realiseren. 2. Definieer ‘ongedeeld’ ruimer dan alleen in termen van inkomen en kies voor het schaalniveau van de hele stad, of liever nog: van de hele metropool. 3. Laat de vrees voor getto’s niet doorslaan naar een afkeer van topwijken. 4. Bevorder particuliere investeringen. Accepteer dat hierdoor zeer gewilde delen van de stad niet meer voor iedereen bereikbaar zijn. De goedkope woningvoorraad is nog altijd enorm. 5. Creëer topmilieus op toplocaties en verwelkom expats. 6. Investeer in goedkope delen van de stad buiten de ring. Dáár ligt de grote opgave. 7. Hou Amsterdam toegankelijk voor jong talent, bij voorkeur in de vorm van tijdelijke huisvesting met een hoge omloopsnelheid. 8. Zorg juist voor stabiliteit in de (vroeg) naoorlogse stadsdelen. Laat daar de vernieuwing in dienst staan van de wooncarrières van met name ‘sociale stijgers’ en gezinnen met kinderen. 9. Verbreed de Woonvisie tot de woningmarkt in de hele metropool Amsterdam.
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
4
ARS-ADVIES OVER WONEN IN DE METROPOOL WOONVISIE AMSTERDAM TOT 2020: DURF TE KIEZEN
I. INLEIDING Ruim anderhalf jaar na zijn aantreden als wethouder van Volkshuisvesting komt Tjeerd Herrema met de Woonvisie Wonen in de Metropool, waarin hij de lijnen voor het woonbeleid van Amsterdam tot 2020 uitzet. Dit doet hij aan de hand van zeven ambities voor het wonen, waaraan per deelgebied van Amsterdam prioriteiten worden toegekend. De komende jaren wil Amsterdam zich vooral richten op het toegankelijk houden van de meest geliefde buurten voor lagere en middeninkomens, een groter aanbod in het middensegment, gezinnen met kinderen, maatwerk voor specifieke groepen, gebiedsgericht werken en samenwerken met zo veel mogelijk partijen. De ARS heeft er waardering voor dat deze woonvisie niet alleen over kwantiteit en betaalbaarheid, maar ook over kwaliteit gaat. De visie behandelt een groot aantal thema‘s en stijgt daarmee uit boven het niveau van bouwprogramma’s en prijslijstjes. Het gaat over wat voor stad Amsterdam wil zijn en hoe het wonen daaraan kan bijdragen. Daar hoort een woonvisie ook over te gaan. Ook positief is dat de wethouder, als voorbereiding op de Woonvisie, met veel mensen in de stad heeft gesproken en eind mei een werkconferentie met de betrokken partijen over de Woonvisie heeft georganiseerd. Tegelijk moet de ARS constateren dat deze brede insteek en uitgebreide voorbereiding ertoe hebben geleid dat in de Woonvisie vele ambities worden opgestapeld die ogenschijnlijk moeilijk met elkaar zijn te verenigen. Deze combinatie van ambities roept een aantal dilemma’s op, die vragen om duidelijke keuzen. Een topstad is moeilijk denkbaar zonder ‘onbetaalbare’ topmilieus, om maar een voorbeeld te noemen. Die dilemma’s worden in de Woonvisie uit de weg gegaan. De Woonvisie lijkt niemand voor het hoofd te willen stoten. In dit advies doen wij aanbevelingen over vijf centrale ambities uit de Woonvisie: • Emancipatiestad; • Betaalbare stad; • Topstad; • Ongedeelde stad; • Vernieuwde stad. Juist rond deze ambities spelen dilemma’s die in de Woonvisie uit de weg worden gegaan. De ARS adviseert het gemeentebestuur hier duidelijke keuzes in te maken.
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
5
II. EMANCIPATIESTAD • •
Waarborg toegankelijkheid voor jong talent. Doe dit bij voorkeur in de vorm van tijdelijke huisvesting met een hoge omloopsnelheid. Faciliteer daarnaast wooncarrières voor mensen die langer in de stad willen blijven, zoals van ‘gewone’ gezinnen buiten de ring.
In het thema Emancipatiestad komt het duidelijkst een visie aan het licht over wat voor stad Amsterdam wil zijn en voor wie. De Woonvisie constateert terecht dat Amsterdam in feite al functioneert als emancipatiestad. Amsterdam trekt voortdurend jonge mensen aan. De ervaring leert dat een groot deel van de instromers slechts kort in de stad verblijft. Tijdens dit verblijf ontplooien zij zich op vele terreinen. Na een tijdje settelen ze zich elders. De metafoor ‘emancipatiestad’ (ook wel ‘roltrap’) maakt duidelijk dat we niet in paniek moeten raken als geslaagde Amsterdammers de stad verlaten. Aan de onderkant van de roltrap staat immers weer nieuw talent klaar om op te stappen. De vraag is alleen hoe ver we de roltrap willen laten doorlopen. De voortdurende instroom van jong talent is een groot goed in een verder vergrijzend Nederland en in een stad die ook enigszins vergrijst. Het is niet alleen goed voor de betrokkenen zelf, het houdt de stad fris en creatief en zorgt voor een aantrekkelijke mix van jong en oud. Terecht wil Amsterdam de toegankelijkheid voor mensen aan het begin van hun woon- en werkcarrière niet frustreren. Toegankelijkheid is een combinatie van beschikbaarheid en betaalbaarheid. Dat is niet hetzelfde als de aanwezigheid van goedkope woningen zonder meer. Met sociale huurwoningen die nooit vrijkomen, schieten de nieuwbakken Amsterdammers niets op. Wachttijden van vijf tot acht jaar zijn voor nieuwkomers onacceptabel. De toegankelijkheid voor jong talent kan naar de mening van de ARS het beste worden gewaarborgd in de vorm van tijdelijke voorzieningen met een hoge omloopsnelheid in of op fietsafstand van de binnenstad. Kwaliteit is daarbij ondergeschikt aan betaalbaarheid, beschikbaarheid en locatie. Sterker nog: de huisvesting moet niet te luxe zijn en de locatie niet te exclusief, anders stokt de emancipatiemachine. De tijdelijke containerdorpen voor studenten, die de laatste jaren op verschillende plekken in de stad zijn verrezen, voldoen uitstekend. Er zijn nog andere mogelijkheden denkbaar, die soms al op kleine schaal worden toegepast, zoals het tijdelijk verhuren van sloopwoningen of het geschikt maken van leegstaande bedrijfspanden of kantoren. Het zou wenselijk zijn als de mogelijkheid tot tijdelijke contracten ook in de reguliere woningvoorraad toepasbaar zou zijn. Bij het thema De betaalbare stad komen we hier op terug. Een dilemma is dat de emancipatiemachine ook een keerzijde heeft en dat is een groot verloop. We moeten niet te snel een probleem maken van het feit dat veel mensen met midden- en hoge inkomens de stad verlaten. Maar een al te groot verloop heeft ook nadelen. Kappen we de roltrap niet te snel af? Neem bijvoorbeeld de gezinnen met kinderen. Het verheugt ons in de Woonvisie te lezen dat Amsterdam ‘een stad voor kinderen’ wil zijn, waardoor gezinnen weer in beeld zijn als een van de groepen die in de stad zouden moeten kunnen wonen. In de afgelopen decennia zijn gezinnen (vaak met de denigrerende toevoeging ‘traditionele’) naar de mening van de ARS wat al te gemakkelijk naar buiten de gemeentegrenzen verwezen. Met een te grote nadruk op de emancipatiemachine dreigt dit opnieuw te gebeuren, terwijl gezinnen met kinderen grote toegevoegde waarde hebben. Scholen, (sport)verenigingen, bibliotheken en openbaar vervoer draaien geheel of gedeeltelijk op kinderen. Wie de middenklasse (qua inkomens) voor de
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
6
stad wil behouden kan bovendien niet om gezinnen heen. De geboorte van het tweede kind is meestal het moment waarop mensen vertrekken. Wie een groot huis met een tuin voor en achter wil heeft in de stad niet zo veel (meer) te zoeken. Deze mensen moeten vooral vertrekken. Maar voor wie zijn kleine appartement of studentenflat is ontgroeid en toe is aan settelen, moeten er toch meer smaken denkbaar zijn dan een doorzonwoning in de regio. Kansen voor het enigszins verlengen van de roltrap liggen naar de mening van de ARS vooral in de wat meer aan de rand gelegen delen van de stad in Noord, Nieuw West en Zuidoost. Niet alleen is daar nog ruimte voor het tegen redelijke prijs realiseren van grotere woningen in een gezinsvriendelijke omgeving, ook de doelgroep is er al in ruime mate voorhanden. Bij ‘De vernieuwde stad’ komen we hierop terug. III. BETAALBARE STAD • • • •
Werk aan een meer marktconforme prijs/kwaliteit verhouding. Bevorder aanbod in het middensegment. Denk daarbij bijvoorbeeld aan verkoop van corporatiebezit. Ga niet te krampachtig om met de goedkope voorraad. Die is nog altijd enorm. Experimenteer met vormen van inkomensafhankelijke huur.
Hier speelt het dilemma tussen betaalbaarheid en kwaliteit. Een aloud probleem van de Amsterdamse woningmarkt is het gebrek aan doorstroming. De roltrap van de emancipatiemachine vertoont een paar gaten. Wie uit zijn krappe, goedkope huuretage wil doorstromen heeft grofweg twee keuzen: ofwel voor veel meer geld een iets betere woning in Amsterdam betrekken, ofwel de stad verlaten. Het eerste is voor veel huurders niet aantrekkelijk omdat ze er qua prijs/kwaliteitverhouding op achteruitgaan, het tweede doen mensen vaak met grote tegenzin. Het alternatief is: blijven zitten. Deze situatie vindt zijn oorzaak in schaarste, maar ook in tientallen jaren veronachtzamen van een aantrekkelijk woningaanbod in de middenklasse. En in het ontbreken van een logische, marktconforme relatie tussen prijs en kwaliteit. Er is de afgelopen jaren wel wat meer differentiatie ontstaan in het woningaanbod, maar nog altijd bestaat ruim 75% van de voorraad uit huurwoningen, waarvan de huurprijs slechts een beperkte relatie heeft met de marktwaarde. Ook de VROM-raad wijst in een recent advies (Tijd voor keuzes; perspectief voor een woningmarkt in balans) op de verlammende werking die hier van uitgaat. Terecht is het uitbreiden van woningaanbod in het middensegment een prioriteit van de Woonvisie. Nieuwbouw is de geijkte manier om aanbod in het middensegment toe te voegen. Maar ook verkoop van corporatiebezit kan daaraan bijdragen. Voormalige corporatiewoningen en voormalige particuliere huurwoningen bevinden zich in het prijssegment dat koopstarters met een eerste baan nog kunnen betalen. We zien dan ook jonge koopstarters toestromen in gebieden waar huurwoningen worden verkocht. Een andere prioriteit van de Woonvisie is het toegankelijk houden van gebieden met hoge marktdruk voor mensen met lage en middeninkomens. Een gewetensvraag is nu wat de toegevoegde waarde is van sociale huur op de meest gewilde, dus duurste plekken van de stad. Een basis van betaalbare, gesubsidieerde huisvesting is gewenst, maar in Amsterdam is de omvang van de sociale sector nog altijd zo groot, dat we ons daar geen zorgen over hoeven te maken. Marktcontrair bouwen en verhuren in de duurste delen van de stad – voor een dubbeltje op de eerste
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
7
rang – geeft alleen rendement als deze woningen regelmatig beschikbaar komen en worden bewoond door de doelgroep huishoudens met lage inkomens. Rendement kan ook op een andere manier worden geboekt. Waarom niet de corporaties hun bezit op toplocaties tegen marktwaarde laten verhuren? Of waarom deze woningen niet verkopen en met opbrengst investeren op plekken met een lagere marktwaarde? Dáár liggen de werkelijke kansen en opgaven. Om het (financiële en maatschappelijke) rendement van sociale huur te vergroten is een systeem van inkomensafhankelijke huren met een periodieke inkomenstoets te prefereren. Huurders hebben dan bij gestegen inkomen de keuze tussen verhuizen of de markthuur betalen. Ook tijdelijke contracten kunnen helpen. Dit zijn instrumenten die in de reguliere woningvoorraad nu nog niet wettelijk mogelijk zijn en die op landelijk niveau geregeld moeten worden. Corporaties zoeken naar mogelijkheden om hiermee te experimenteren. Deze experimenten juichen we van harte toe. IV. TOPSTAD • •
Creëer topmilieus op toplocaties. Durf toplocaties ten volle uit te nutten en verwelkom expats.
Amsterdam wil terug in de top-5 van Europese vestigingssteden en heeft daarvoor de ambitie Topstad geformuleerd. Een voorwaarde voor een topstad is een woningaanbod dat aantrekkelijk is voor directie en medewerkers van bedrijven. Hoe scoort Amsterdam op dit punt? Een analyse van de afwegingen die (inter-)nationale bedrijven maken om zich in Amsterdam te vestigen en de rol die het woningaanbod hierin speelt zou in een woonvisie waarin Amsterdam als topstad wordt neergezet niet misstaan. Bij een topstad horen in ieder geval ook top-woonmilieus met een hoog prijskaartje. Deze zijn schaars in Amsterdam. Het creëren van top-woonmilieus is moeilijk te combineren met de uitleg die in de Woonvisie aan de thema’s Ongedeelde stad en Betaalbare stad wordt gegeven. Het is gemakkelijker te accepteren als we bedenken dat in Amsterdam topmilieus en startersmilieus op vijf minuten fietsen van elkaar kunnen bestaan. Ook expats die veel geld over hebben voor een tijdelijk luxe verblijf op aantrekkelijke plekken zijn een aanwinst voor de stad en dus uiterst welkom. De omvang van deze groep is klein en hun beslag op de gewone woningmarkt gering. Hun betekenis voor de Amsterdamse economie en voor de internationale concurrentiepositie van de stad mag echter niet worden onderschat. De in de Woonvisie aangekondigde verbetering van de mogelijkheden voor short-stay ondersteunt de ARS dan ook. V. ONGEDEELDE STAD • • • • •
Definieer ‘ongedeeld’ ruimer dan alleen in termen van inkomen en kies voor het schaalniveau van de gehele stad, of liever nog: van de hele metropool. Accepteer dat er op beperkte schaal homogeen dure buurten ontstaan. Werk gentrification niet tegen. Bevorder particuliere investeringen, ook als dat een prijsverhoging met zich meebrengt. Laat de vrees voor getto’s niet doorslaan naar een afkeer van topwijken. Investeer in homogeen goedkope delen van de stad. Dáár ligt de grote opgave.
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
8
De ARS deelt de mening van de Woonvisie dat de mix van arm en rijk op een betrekkelijk klein grondgebied de stad aantrekkelijk maakt. Dat geldt overigens niet alleen voor de mix van arm en rijk, maar ook van mensen met verschillende culturele achtergronden en in verschillende levensfasen. Het dilemma is hier dat het begrip ongedeeld, wanneer dat dogmatisch wordt toegepast, een aantal andere doelstellingen in de weg staat. De stad ontwikkelt zich, wijken veranderen van karakter. Dat is moeilijk tegen te houden. Wat voor stad krijgen we als we meer marktwerking toelaten? Niet ‘ongedeeld’ tot op blok- en straatniveau, maar wel veelzijdig en gedifferentieerd op een iets hogere schaal. De consequentie van meer marktwerking is wel dat delen van de stad ‘onbetaalbaar’ worden en dat niet iedereen overal kan wonen. De Jordaan is getransformeerd van arbeidersbuurt naar een buurt waar de welgestelde klasse nu een groot stempel op drukt. Met delen van De Pijp gaat het dezelfde kant op. Die buurten worden duurder omdat ze gewild raken bij mensen die het kunnen betalen. Dat moeten we niet krampachtig willen tegenhouden. Daar moeten we blij om zijn. Pioniers en vooral hun volgelingen, die afgeleefde woongebieden weer salonfähig maken, investeren enorme bedragen privé kapitaal en tijd in de sleetse woningvoorraad. Dit stelt mensen in staat om wooncarrière te maken op plekken waar dat voorheen niet kon. In andere Nederlandse steden kunnen ambtenaren en bestuurders er alleen maar jaloers naar kijken. Speculanten pikken een graantje mee, maar de gemeente kan daarin sturen, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan een splitsingsvergunning. Dit blijkt in de praktijk goed te werken. En ook de gemeente profiteert. Dankzij marktwerking en particuliere investeringen wordt een koopkrachtige middenklasse voor de stad behouden en ondervinden voorheen ‘mindere’ delen van de stad en de regio een welkome herwaardering. Het feit dat delen van de stad als gevolg van opwaardering minder betaalbaar zouden kunnen worden, betekent niet noodzakelijk dat de woningmarkt als geheel ontoegankelijk zal zijn voor mensen met lage inkomens. Of dat de stad minder aantrekkelijk wordt. Of dat mensen met lage inkomens in erbarmelijke omstandigheden moeten wonen. Het betekent alleen dat de meest gewilde plekjes alleen toegankelijk zijn voor de ´happy few´. Intussen zoeken nieuwe pioniers nieuwe gebieden op, waar ze het aanbod nog kunnen betalen. Daarvan zijn er voorlopig nog genoeg. De Baarsjes, Bos en Lommer en Westerpark profiteren van het feit dat De Pijp en Oud West te duur zijn geworden voor het jonge en hippe volk dat deze buurten ooit hun nieuwe elan heeft bezorgd. De prijsstijgingen in Bos en Lommer behoren inmiddels tot de hoogste van de stad. De oudere delen van Noord zijn nu ook ontdekt en mogelijk volgen Zaanstad en andere plaatsen in de regio. Het betekent wellicht ook dat delen van de binnenstad en omliggende gebieden van sfeer veranderen. De gearriveerde, meer kapitaalkrachtige bewoners houden er een andere manier van leven op na dan de pioniers van weleer. Dat is jammer voor het nachtleven. Sommigen spreken over ´vertrutting´. Maar het is goed voor de betere restaurants en voor concertpodia als het Muziekgebouw aan het IJ. De aanwezigheid van een iets welvarender bevolkingsdeel in topstad Amsterdam hoeft niet te betekenen dat het saai wordt. Integendeel, het kan de aantrekkingskracht van de stad verder vergroten en bijdragen aan de veelzijdigheid. We moeten wel oppassen voor grote, eenzijdig goedkope gebieden met slechte leefcondities voor bewoners die financieel minder goed af zijn. Wat de onderkant van de markt betreft: daar ligt naar de mening van de ARS een grote opgave. Investeer daar het geld dat aan ‘de markt’ wordt verdiend. Want wat we van (andere) wereldsteden niet moeten overnemen zijn de slechte woon- en leefomstandig-
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
9
heden aan de onderkant van de markt. Onder het thema ´De Vernieuwde Stad´ komen we daar nog op terug. Kortom: het op zich loffelijke streven naar een ‘ongedeelde’ en ‘gedifferentieerde’ stad moet niet leiden tot een afkeer van particuliere investeringen en het krampachtig tegenhouden van aan toegenomen kwaliteit gerelateerde prijsstijgingen in gewilde wijken. Evenmin is het gewenst het begrip ‘ongedeeld’ dogmatisch toe te passen op ieder individueel project. De meerwaarde van een tot op projectniveau doorgevoerde verdeelsleutel is vaak onduidelijk. Niet elk individueel pand hoeft een dwarsdoorsnede te huisvesten van de Amsterdamse bevolking. Een gedifferentieerde (en daarmee aantrekkelijke) stad kan heel goed bestaan uit een mix van homogene projecten die onderling sterk verschillend zijn. Bij woningcorporatie Woonbron in Rotterdam zeggen ze het als volgt: ‘streef niet naar een ondefinieerbare puree, maar naar een gemengde salade.’ VI. VERNIEUWDE STAD • • • •
Stel de vernieuwing primair in dienst van de wooncarrières van de bewoners van de te vernieuwen buurten en wijken. Experimenteer met compacte, gezinsvriendelijke woonmilieus op locaties die zich daarvoor lenen. Kwaliteit, niet kwantiteit en grondopbrengst dient centraal te staan bij de vernieuwing. Benut selectief de mogelijkheden om ook buiten de ring topmilieus te creëren.
We hebben het hier grofweg over de vroeg naoorlogse wijken, in het bijzonder Nieuw West en naoorlogs Noord. Vernieuwing van deze betrekkelijk homogeen goedkope gebieden is absoluut noodzakelijk. De vraag is alleen voor wie? De afgelopen jaren hebben deze gebieden een verjonging ondergaan. Tal van gezinnen wonen er in krappe etagewoningen. Degenen die het zich kunnen veroorloven, en dat zijn er genoeg, weten inmiddels ook de weg naar de meer suburbane gebieden in de regio te vinden. Vanuit de metafoor van de emancipatiestad zouden we dit niet erg moeten vinden. Toch heeft een groot verloop van middenklasse gezinnen juist in deze stadsdelen meer nadelen dan voordelen. Scholen en sportclubs hebben er onder te lijden. Een groot verloop geeft anonimiteit, met negatieve gevolgen voor de sociale veiligheid. ‘Sociale stijgers’ gaan voor de lokale gemeenschap verloren. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat het nauwelijks lukt om doorstromers vanuit de meer ‘hippe’ vooroorlogse stadsdelen te interesseren hun wooncarrière buiten de A10 voort te zetten. De te vernieuwen delen van de stad vormen grotendeels eigen circuits. Naar de mening van de ARS zouden bij de vernieuwing van de naoorlogse wijken de wooncarrière-perspectieven van de opkomende middenklasse uit deze wijken het uitgangspunt moeten zijn. Bij de invulling van de herstructurering wordt nu te vaak onder druk van kwantiteit, grondexploitatie en stedenbouwkundige dogma’s gekozen voor nieuwbouw van appartementen van circa 85 vierkante meter, ongeacht welke locatie, voor een anonieme doelgroep. Dit leidt niet alleen tot een nieuwe eenzijdigheid – precies wat herstructurering tracht te doorbreken – het is niet het soort product waar de vele gezinnen uit deze buurten op zitten te wachten. Aantrekkelijk aanbod voor gezinnen kan diverse vormen aannemen. Denk bijvoorbeeld aan horizontaal of verticaal samenvoegen (desnoods casco, zelf af te bouwen
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
10
door de bewoners) en het beter benutten van plinten en binnentuinen voor jonge kinderen. Bij (vervangende) nieuwbouw zou op het schaalniveau van geheel naoorlogs West bewuster een differentiatie moeten worden aangebracht tussen deelgebieden die zich lenen voor verdichten in de richting van een stedelijk milieu en deelgebieden die zich meer lenen voor een gezinsvriendelijker milieu. In die laatste gebieden passen ook compacte vormen van grondgebonden wonen. Als die in de plaats komen van krappe portieketagewoningen zou dat ter plekke per saldo best tot verdunning mogen leiden. Kwaliteit en toekomstwaarde, niet kwantiteit zouden daarbij voorop moeten staan. VII. WONEN IN DE METROPOOL De ARS heeft er waardering voor dat de Woonvisie Wonen in de Metropool de Amsterdamse woningmarkt in een regionale context plaatst. Amsterdam maakt deel uit van een gedifferentieerd palet aan woon- en werkgebieden, waartoe ook bijvoorbeeld Het Gooi, Almere, Zaanstad, Purmerend en Vinkeveen behoren. Dit betekent dat niet alles op Amsterdams grondgebied kan en hoeft te worden opgelost. In de toekomst zal de afhankelijkheid van en verwevenheid met de regionale woningmarkt alleen nog maar toenemen, want de grote uitbreidingsmogelijkheden liggen elders in de regio of moeten daar worden gezocht. Een woonvisie alleen voor Amsterdam schiet dus al snel tekort. In Wonen in de Metropool wordt de metropool nu nog vooral gezien als het decor van Amsterdam, waar kansen en bedreigingen vanuit gaan voor de Amsterdamse woningmarkt. De volgende stap is de Amsterdamse woningmarkt niet alleen in een regionale context te plaatsen, maar daar een onlosmakelijk geheel mee te laten vormen. De ARS dringt er daarom bij het Amsterdamse gemeentebestuur op aan het voortouw te nemen in de samenwerking met de andere gemeenten in de regio, zodat de volgende Woonvisie ook echt over wonen in de metropool zal gaan.
Mw. drs. E. Eshuis (voorzitter)
Dhr. drs. H.C. Grünhagen (secretaris)
ARS-Advies over Wonen in de Metropool, Woonvisie Amsterdam tot 2020, jan. 2008
11
Te bestellen of in te zien op www.ars-amsterdam.nl NUMMER
PRODUCTEN / ADVIEZEN
DATUM
306
(01)
Advies over Wonen in de Metropool Woonvisie Amsterdam tot 2020: Durf te kiezen jan. 2008
— — — — — 305 — — — — — — — — — — — — — 304 — 303
(22) (21) (20) (19) (18) (17) (16) (15) (14) (13) (12) (11) (10) (09) (08) (07) (06) (05) (04) (03) (02) (01)
Symposium 50 jaar ARS: Amsterdam tussen Gisteren en Morgen, deel 2 Brief over de Haalbaarheidsstudie Ferdinand Bolstraat Brief over het Uitvoeringsbesluit Fred. Roeskestraat Publicatie ter ere van 50 jaar ARS: Uitgebreid Amsterdam Brief over het Metropolitane Landschap Advies over het Discussiedocument Voorrang voor een gezonde stad Brief over de Amsterdamse OV-visie 2007-2020 ‘Een enkeltje Topstad’ Brief over het Stedebouwkundig Plan Archiefterrein Brief over Beleidskader Fietsparkeren bij Publiekstrekkende Bestemmingen Brief over Investeringsbesluit Stadionplein Brief over de Wibautas: kansen en aanbevelingen Brief over het Centrumgebied Amsterdam Nieuw West Brief over Wonen: Kansen in de voorraad Reactie op Visie op Hoofdlijnen Openbaar Vervoer in de Stadsregio 2020-2030 Brief over het Uitwerkingsplan Stationslocatie Lelylaan Fietstocht & flitsdebat Wibautas Symposium 50 jaar ARS: Amsterdam tussen Gisteren en Morgen Gids Studiereis Hamburg Brief over Tolhuispark Advies over de Strategienota NDSM-werf Oost Brief over planvorming Parkstad Advies over het Programma van Eisen Westrand ‘Tuinen van West’
302 301 — — — — 300 — 299 — — — 298 — —
(15) (14) (13) (12) (11) (10) (09) (08) (07) (06) (05) (04) (03) (02) (01)
— — — — 297 — 296 — — — 295 — — — 294
(17) (16) (15) (14) (13) (12) (11) (10) (09) (08) (07) (06) (05) (04) (03)
28 nov. dec dec nov. dec okt sept. sept. aug aug aug juni juni juni juni juni juni apri mrt mrt mrt feb
2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007 2007
Advies over het Regionaal Openbaar Vervoer: ‘Ruimte voor RegioRail’ Advies over het Leidseplein Brief over Grote Leegkomende Gebouwen in de Binnenstad Brief over de Welstandsnota voor Buiksloterham Verslag symposium 24e Ontmoeting: Bestemming AMS Reactie op de Opdrachtformulering Quickscan Metromaterieel Advies over de Toekomstvisie IJmeer Reactie op het Stedebouwkundig Plan RI-O (Zeeburgereiland) Advies over de Rode Loper: Stadsentree van Amsterdam Publicatie lezing ‘Tussen Structuur en Incident’ Reactie op gang van zaken Rijksmonumenten (n.a.v. trap in Paleis op de Dam) Reactie op het Stedebouwkundig Plan Amstelkwartier Advies over de Evaluatie Richting Parkstad 2015 Brief over Postzegelparken Reactie op het Strategisch Programma van Eisen Nieuw Metromaterieel
nov. okt sep sep sep juli juni juni mei mei apr apr mrt mrt feb
2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006
Reactie op Herziening Stedebouwkundig Programma van Eisen Teleport Verslag symposium ‘Grenzen van Welstandsbeoordeling’ Reactie op het Stedebouwkundig Programma van Eisen Stadionplein Documentatie Meeting ‘Vergeten Ruimten’ Advies over de Visie Overamstel Documentatie Excursie Regiovervoer Napels Advies over de Ontwikkelingsstrategie Zuidoostlob Documentatie symposium ‘Grenzen van Welstandsbeoordeling’ Brief over de Verkeersontsluiting Andreaslocatie Reactie op de nota Hoogbouw, beleid en instrument Advies over de Ontwerp-Structuurvisie Zuidoost 2020: 'Zuidoost Open Huis' Reactie op Verkeerssimulaties van het Rijksmuseum Reactie op het Ruimtelijk Afwegingskader Rijksmuseum Reactie op het Stedebouwkundig Plan-plus voor De Hallen in Oud-West Advies over het Stedebouwkundig Programma van Eisen voor het Bijlmerpark
dec dec nov nov okt sep jul jun jun mei mei mei apr mrt feb
2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2005
RECENT UITGEBRACHTE ARS-PRODUCTEN
RECENT UITGEBRACHTE PRODUCTEN VAN DE AMSTERDAMSE RAAD VOOR DE STADSONTWIKKELING