Over wetten, werken en wezen Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
In opdracht van: Robert Verhoogt, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Directie Erfgoed en Kunsten), in samenwerking met Dirk Houtgraaf, Rijksdienst Cultureel Erfgoed
Marc de Vries The Green Land BV 27 februari 2015
LEESWIJZER Deze rapportage is opgesteld door Marc de Vries (zie Bijlage 1) in opdracht van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die op grond van de wettelijke regeling verweesde werken aan de lat staat voor de inrichting van het portaal Verweesde Werken. Het beschrijft de verplichtingen die (de wettelijke implementatie van) de Europese Richtlijn Verweesde Werken (de Richtlijn) oplegt aan de betrokken partijen en vertaalt deze in een beslisschema. Deze rapportage vormt een onderdeel (en eerste noodzakelijke stap) van een meeromvattend plan dat zal leiden tot een loket dat het proces van informatie-uitwisseling faciliteert waar de Richtlijn om vraagt en in feite de praktische implementatie is van de beschreven verplichtingen. Deze rapportage is daarom gericht op die organisaties die betrokken zullen zijn bij het vormgeven van dit loket en het gebruik daarvan (het Ministerie en Rijksdienst voornoemd in samenwerking met de organisaties betrokken bij de Digitale Collectie Nederland). In hoofdstuk 1 wordt kort de achtergrond en de inhoud van de Richtlijn beschreven, de partijen waarop deze van toepassing is en de informatierelaties die hierdoor ontstaan. Hoofdstuk 2 vertaalt deze naar de hieruit voortvloeiende verplichtingen en vervolgens in een beslisschema dat erfgoedinstellingen (en andere betrokkenen) helpt bij het juist toepassen van de Regeling.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Dit beslisschema vormt dan weer de opmaat voor de volgende (buiten het bereik van deze opdracht en rapportage vallende) stap: het ontwerp van de schermen in het DCN portaal waar het loket zijn plek zal krijgen. Tenslotte nog een woord van hartelijke dank gericht aan hen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze rapportage, in het bijzonder Pieter Vijn (Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid), Paul Keller (Stichting Nederland Kennisland) en Walter Swagemakers, Nils van der Meer en Eric Palmen (Stichting Film Instituut Nederland (EYE)). De namen van alle betrokkenen zijn opgenomen in bijlage 2. De overige bijlagen bevatten de relevante juridische achtergronddocumenten.
2
INHOUDSOPGAVE LEESWIJZER ...................................................................................................................................................... 2 1
DE REGELING EN DE GEVOLGEN DAARVAN ............................................................................................... 4
1.1
Achtergrond en inhoud van de regeling Verweesde werken ............................................................... 4
1.2
Betrokken partijen .............................................................................................................................................. 5
1.3
Proces en daaruit voortkomende Informatierelaties ............................................................................. 6
1.4
Om mee te nemen naar het volgende hoofdstuk ...................................................................................... 7
2
SCHEMA VOOR HET NEMEN VAN BESLISSINGEN ROND DE REGELING ...................................................... 8
2.1
Vaststellen toepasselijkheid van de Regeling ............................................................................................ 8
2.2
Het vaststellen van het verweesde karakter van het Werk ............................................................... 12
2.3
Het verrichten van de administratieve uitvoeringshandelingen en de rechtsgevolgen ........ 18
2.4
afsluitende opmerkingen ............................................................................................................................... 20 Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
BIJLAGEN ........................................................................................................................................................ 22 Bijlage 1 – Kort iets over de auteur ........................................................................................................................... 23 Bijlage 2 – Overzicht van met betrokkenen gevoerde gesprekken ............................................................... 24 Bijlage 3 – Grafische weergave componenten projectplan .............................................................................. 25 Bijlage 4 – Officiële tekst van de Richtlijn Verweesde werken ....................................................................... 26 Bijlage 5 – Officiële tekst wettelijke implementatie Richtlijn Verweesde Werken................................. 38 Bijlage 6 – Officiële tekst besluit zorgvuldig onderzoek Verweesde Werken ........................................... 42
Over wetten, werken en wezen
3
1
DE REGELING EN DE GEVOLGEN DAARVAN
Waarom een regeling rond verweesde werken, wat houdt deze in en welke rechten en verplichtingen vloeien eruit voort? Daar gaat dit eerste hoofdstuk over. Paragraaf 1 schetst de regeling in vogelvlucht1 en paragraaf 2 beschrijft in detail de betrokken partijen en paragraaf 3 tenslotte kijkt naar de informatierelaties tussen deze partijen die door de Regeling ontstaan. 1.1
ACHTERGROND EN INHOUD VAN DE REGELING VERWEESDE WERKEN
Verweesde werken zijn werken en naburige prestaties (hierna gezamenlijk te duiden als ‘Werken)2, – in de zin van de Auteurswet (Aw) en de Wet naburige rechten (Wnr),– die zijn ondergebracht bij erfgoedinstellingen3 (Erfgoedinstellingen) waarvan de rechthebbende onbekend is dan wel niet gevonden kan worden. Erfgoedinstellingen hebben vaak massa’s van deze Werken en tot voor kort mochten zij deze Werken niet digitaliseren en openbaar maken, simpelweg omdat de wettelijke regels dat verbieden. Dat is uiteraard zonde: de Werken zitten in de collectie, zijn vaak interessant voor het publiek, maar de Erfgoedinstelling mag er niets mee – ook niet digitaliseren – terwijl er wel kosten gemaakt worden.
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
De Europese Richtlijn Verweesde Werken4, die per 29 oktober 2014 in de Nederlandse wetgeving is opgenomen5 en verder is uitgewerkt (de ‘Regeling’), brengt hier verandering in. In de kern komt het erop neer dat ondanks de afwezigheid van de toestemming van rechthebbende – die is immers onbekend of onvindbaar – de Erfgoedinstelling het betreffende Werk toch mag digitaliseren en openbaar maken. Voorwaarde is wel dat de Erfgoedinstelling eerst een zogenaamd ‘zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbende’ heeft uitgevoerd en deze niet is gevonden dan wel bereikt. Dat zorgvuldig onderzoek bestaat goed beschouwd uit het raadplegen van een aantal voorgeschreven bronnen die geclusterd zijn per categorie Werk. Grof gezegd gaat het daarbij om
Het is zodanig geschreven dat, als het loket af is, het eveneens als inleidende tekst kan dienen voor de erfgoedinstellingen. Juist ook om die reden is gezocht naar een stijl en formulering die ‘lekker weg leest’. Dat impliceert ook dat juridische puristen hier en daar mogelijk wat onvolkomenheden zullen waarnemen. 1
2
Hierna zal ik de prestaties beschermd onder de Wnr alsmede de Wnr zelve niet meer apart duiden (tenzij dat een functie heeft), dus als ik het over ‘Werken’ en ‘de Auteurswet’ heb, dan vallen daar ook de prestaties beschermd onder de Wnr respectievelijk de Wnr zelve onder. Omroeporganisaties zijn geen echte erfgoedinstellingen, maar omdat alle andere betrokken organisaties dat wel zijn, wordt deze term gebruikt. Daaronder vallen dus ook de omroeporganisaties. 3
4
RICHTLIJN 2012/28/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken, zie Bijlage 4. 5
De invoering heeft plaatsgevonden door middel van een wetswijziging in de Auteurswet en de Wet naburige rechten en een bijbehorende Algemene Maatregel van Bestuur: ‘Wet van 8 oktober 2014 tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken’ (de Wet) respectievelijk ‘Besluit van 16 oktober 2014 houdende nadere regels over het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek in verband met de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken) (AMvB), zie Bijlage 5 respectievelijk 6.
Over wetten, werken en wezen
4
(a) boeken, (b) kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften; (c) visuele werken en (d) audiovisuele Werken en fonogrammen. Heeft de Erfgoedinstelling alle, voor die categorie Werken, voorgeschreven bronnen (en andere voor de hand liggende bronnen) geraadpleegd en heeft dit geen (bekende dan wel vindbare) rechthebbende(n) opgeleverd, dan mag met een gerust hart gedigitaliseerd en openbaar gemaakt worden. Let wel, de Regeling verplicht Erfgoedinstellingen op geen enkele wijze (mogelijk verweesde) Werken te digitaliseren en/of openbaar maken: dat is en blijft aan hen. Als ze dat willen, dan biedt de Regeling een veilige wettelijke weg ook al heeft de rechthebbende geen toestemming gegeven omdat deze onvindbaar dan wel onbereikbaar is gebleken. Ter ondersteuning van de uitvoering van dit zorgvuldige onderzoek draagt de Regeling de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) op een digitaal loket in te richten en dit zal gebeuren binnen het portaal van de digitale collectie Nederland (DCN), uiteraard in samenwerking met de daarbij betrokken organisaties. Dit portaal zal een gebruikersvriendelijke interface bevatten inclusief (links naar) de te raadplegen bronnen. Aldaar zullen Erfgoedinstellingen eveneens het resultaat van hun zorgvuldig onderzoek kunnen opslaan. De RCE zorgt er vervolgens voor dat dat resultaat wordt doorgeleid naar en geregistreerd in een Europees register dat zal worden beheerd door het Europees Harmonisatiebureau (het ‘Harmonisatiebureau’) dat gevestigd is in Alicante. Erfgoedinstellingen hebben daar verder geen omkijken naar.
1.2
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Mocht naderhand een rechthebbende van een verweesd verklaard werk zich alsnog melden, dan is de digitalisering en openbaarmaking op zich niet onrechtmatig, maar heeft deze rechthebbende wel recht op een zogenaamde billijke vergoeding voor het gebruik dat van zijn werk is gemaakt. Over het algemeen zal die vergoeding niet hoog dan wel nihil zijn (zie hiervoor paragraaf 2.3). Het gebruik kan vervolgens uiteraard wel worden voortgezet, maar dan wel op basis van toestemming van de rechthebbende. BETROKKEN PARTIJEN
Zoals we hierboven gezien hebben noemt de Regeling een viertal partijen – in de zin van mensen of organisaties met rechtspersoonlijkheid – aan wie rechten en verplichtingen worden toebedeeld. Om vast te stellen op wie de Regeling nu exact van toepassing is, zijn de betrokken partijen in onderstaand schema opgenomen, met een toelichting en de vindplaats(en) in de Regeling6 en de duiding die ze in deze rapportage verder zullen hebben. Nr 1
Partijen a. een maker (of makers) of diens (hun) rechtverkrijgende(n)
b. een nabuurrechtheb-
Toelichting Een rechthebbende op het auteursrecht op een Werk van letterkunde, wetenschap of kunst als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 1, 5 of 10 van de Aw (artikel 16o Aw onder 1 en onderdeel b): - onder 1: boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften en andere geschriften; - onder 5: muziekwerken met of zonder woorden; - onder 10: filmwerken; Een rechthebbende op een opname van een uitvoering,
Duiding rapportage Rechthebbende(n)
6
Verwezen wordt naar de Nederlandse regelingen, dus de Wet en de AMvB. Immers, ervan uitgaande dat de wetgever de Richtlijn goed heeft omgezet, zijn dat de regels waarin we ons in Nederland aan moeten houden.
Over wetten, werken en wezen
5
2
3
4
1.3
Partijen bende(n) of diens (hun) rechtverkrijgende(n) De erfgoedinstellingen die een beroep kunnen doen op de Regeling, nader onder te verdelen in 3 groepen:
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat het nationaal loket verweesde Werken beheert het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt dat de on-line database verweesde Werken beheert
Toelichting fonogram of eerste vastlegging van een film, of een reproductie daarvan (artikel 10 Wnr onderdeel l)
Duiding rapportage
a. publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea of archieven: de afbakening hiervan is niet anders dan wat er al in de Auteurswet stond sinds de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn7 (artikel 16o aanhef lid 1 Aw jo artikel 1 onder b AMvB) b. instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed: organisaties die door de Nederlandse overheid zijn ingesteld voor het verzamelen, catalogiseren, behouden of restaureren van films en andere audiovisuele Werken of fonogrammen die deel uitmaken van het Nederlands cultureel erfgoed, zoals het Instituut voor Beeld en Geluid (artikel 16o aanhef lid 1 Aw jo artikel 1 onder b AMvB) c. publieke omroepen: de publieke media-instellingen die op grond van hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008 bij of krachtens de wet zijn ingesteld, erkend of aangewezen om de in artikel 2.1 van die wet vastgelegde publieke mediaopdracht uit te voeren, voor zover het gaat om hun eigen producties, - op landelijke niveau: NPO, NOS, NTR en STER, de door de minister van OCW erkende omroepverenigingen, de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag (de laatste twee tot 1/1/2016) - op regionaal en lokaal niveau de door het Commissariaat voor de Media aangewezen media-instellingen (artikel 17 Aw jo artikel 1 onder b AMvB) De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat onder het Ministerie van OCW ressorteert en dat op grond van de Regeling een loket zal inrichten en beheren waarin de erfgoedinstellingen registraties kunnen doen (artikel 16p lid 5 Aw jo de nota van toelichting nr. 3 bij de AMvB) Het Harmonisatiebureau voor de interne markt dat een voor het publiek toegankelijke online databank zal inrichten en beheren waaraan het nationaal loket de ontvangen meldingen kan doorgeven (artikel 6 Richtlijn jo artikel 16p lid 5 Aw)
Erfgoedinstellingen
(het loket van) de RCE
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Nr
(de on-line database van) het Harmonisatiebureau
PROCES EN DAARUIT VOORTKOMENDE INFORMATIERELATIES
Nu we weten welke partijen betrokken zijn, kunnen we in kaart brengen welke informatierelaties tussen hen op grond van de Regeling ontstaan en langs welk proces deze tot stand komen. De tabel hieronder beschrijft de stappen in het proces en de illustratie daarna geeft de relaties weer die daaruit ontstaan (de nummering in de tabel correspondeert met die in de illustratie). Nr 1.
2. 3. 4. 7
Beschrijving stappen in het proces Het initiatief voor het in werking zetten van het proces ligt altijd bij de Erfgoedinstelling. Het blijft de competentie van de erfgoedinstelling. Het kan goed zijn dat een hergebruiker (een persoon die graag een Werk uit de collectie wil gebruiken) deze Erfgoedinstelling benadert met het verzoek de mogelijke verweesdheid van een werk na te gaan, maar de beslissing daartoe blijft die van de Erfgoedinstelling. Als de Erfgoedinstelling besluit een onderzoek naar mogelijke verweesdheid uit te voeren, gaat het op zoek naar rechthebbenden. Daartoe raadpleegt de Erfgoedinstelling (minimaal) de bronnen voor het betrefffende soort werk geduid in het loket van de RCE en andere bronnen, als de Erfgoedinstelling reden heeft aan te nemen dat elders ook relevante informatie voorhanden is. De Erfgoedinstelling verzamelt vervolgens de resultaten van het onderzoek.
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/28482
Over wetten, werken en wezen
6
7. 8.
1.4
Beschrijving stappen in het proces En de Erfgoedinstelling neemt op basis daarvan een beslissing (verweesd dan wel niet verweesd) Mocht de conclusie zijn dat het Werk verweesd is, dan registreert deze dat (en enkele andere gegevens) in het portaal. De RCE geeft deze registratie door aan het Harmonisatiebureau. Eenieder kan het register bij het Harmonisatiebureau raadplegen en mochten een persoon menen rechthebbende te zijn, dan kan deze dat melden bij de Erfgoedinstelling, waarna deze de claim zal moeten nagaan en eventueel, bij juistheid daarvan een billijke vergoeding zal moeten voldoen en het werk off line zal moeten halen.
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Nr 5. 6.
OM MEE TE NEMEN NAAR HET VOLGENDE HOOFDSTUK
De Regeling geeft Erfgoedinstellingen de mogelijkheid Werken te digitaliseren en openbaar maken die voorheen in de kluis moesten blijven liggen omdat de toestemming van de rechthebbende daarvoor ontbrak om de simpele reden dat deze onbekend dan wel onvindbaar is. Voorwaarde is wel dat de Erfgoedinstelling een zorgvuldig onderzoek doet door minimaal een aantal verplichte bronnen te doorzoeken. De RCE zal ter facilitering hiervan een digitaal loket opzetten waarmee het tevens de verplichte registratie bij het Harmonisatiebureau zal verrichten.
Over wetten, werken en wezen
7
2
SCHEMA VOOR HET NEMEN VAN BESLISSINGEN ROND DE REGELING
In het vorige hoofdstuk hebben we gekeken naar de achtergrond en contouren van de Regeling, de betrokken partijen, de informatierelaties die op grond van de Regeling tussen hen ontstaan en het proces waarlangs dit plaatsvindt. Zaak is nu de rechten en verplichtingen die de Regeling schept en het daarbij horende proces te vertalen in een logisch beslisschema dat Erfgoedinstellingen (en de andere betrokkenen) helpt bij het juist toepassen van de Regeling. Startpunt daarbij is steeds dat een erfgoedinstelling besloten heeft een mogelijk verweesd Werk te willen digitaliseren en/of openbaar te maken, op basis van de Regeling. Daartoe dient het een drietal stappen te doorlopen. Deze stappen zijn gebaseerd op de verplichtingen die de Regeling oplegt en de praktische uitvoering daarvan.8 Het gaat daarbij om: A. Het vaststellen van de toepasselijkheid de Regeling (paragraaf 2.1) B. Het vaststellen van het (al dan niet) verweesde karakter van het Werk (paragraaf 2.2) C. Het verrichten van de administratieve uitvoeringshandelingen (paragraaf 2.3)
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Deze drie stappen worden hieronder in detail beschreven en weer nader onderverdeeld in te beantwoorden vragen (met toelichting). Deze vragen worden doorgenummerd en vormen daarmee de opmaat voor de te scheppen schermen (en bijbehorende tekstveldjes in de interface) in het loket. Tevens wordt waar mogelijk verwezen naar de onderliggende artikelen, zodat daarnaar gelinkt kan worden. Om direct een helder beeld te scheppen van de per stap achtereenvolgens te beantwoorden vragen (en te nemen beslissingen), start ik steeds, na een korte inleiding, met een ‘in een oogopslag’ illustratie daarvan, gevolgd door een gedetailleerde uitwerking. 2.1
VASTSTELLEN TOEPASSELIJKHEID VAN DE REGELING
Inleiding In de eerste stap bestaat eruit de toepasselijkheid van de Regeling vast te stellen. Immers, als deze niet toepasselijk is, kan op de exceptie (op het auteursrecht van de rechthebbende) die de Regeling schept geen beroep worden gedaan en zal openbaarmaking en digitalisering niet toegestaan zijn, tenzij de rechthebbende daarvoor toestemming heeft gegeven.9 In feite zijn dit dus de voorvragen die gesteld moeten worden. Pas daarna komen we toe aan de toepassing van de materiële bepalingen die de Regeling oplegt (en de rechten die het vervolgens toekent) en de uitvoering daarvan. Het vaststellen van de toepasselijkheid van de Regeling loopt langs drie logische deelvragen: 8
Ik richt me daarbij op de verplichtingen van de Erfgoedinstellingen. In de laatste paragraaf kom ik nog kort terug op de positie van de RCE. 9
Dus als een organisatie - bijvoorbeeld een privaat gefinancierde stichting ter behartiging van een cultureel belang – zich bij het loket meldt dan moet de conclusie zijn dat zij nimmer verweesde werken kan hebben. Mocht zij Werken willen digitaliseren waarvan de rechthebbende onbekend is, dan zal zij eerst moeten vaststellen of er rechthebbenden zijn. Pas als ze zeker weet dat er geen rechten meer op die Werken rusten kan ze deze rechtmatig digitaliseren. Uiteraard kan dit ook met toestemming van de rechthebbenden.
Over wetten, werken en wezen
8
1. Is de Regeling van toepassing op deze instelling? 2. Is de Regeling van toepassing op dit Werk? 3. Is de Nederlandse regeling van toepassing?
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Eén oogopslag illustratie Deze eerste stap en de bijbehorende vragen en beslissingen is schematisch als volgt te illustreren:
Uitwerking van de vragen 1. Is de Regeling van toepassing op deze instelling? Dit is uiteraard de eerste vraag die gesteld moet worden. Als immers de instelling geen erfgoedinstelling is in de zin van de Regeling, dan zal de exceptie nooit op haar van toepassing kunnen zijn. De Regeling bevat een gedetailleerde beschrijving die hieronder is weergegeven, inclusief de vindplaats in de regeling. Definitie instelling opgenomen in de Regeling
Over wetten, werken en wezen
Vindplaats
9
Definitie instelling opgenomen in de Regeling a. publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea of archieven: de afbakening hiervan is niet anders dan wat er al in de Auteurswet stond sinds de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn 10 b. instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed: organisaties die door de Nederlandse overheid zijn ingesteld voor het verzamelen, catalogiseren, behouden of restaureren van films en andere audiovisuele Werken of fonogrammen die deel uitmaken van het Nederlands cultureel erfgoed, zoals het Instituut voor Beeld en Geluid c. publieke omroepen: de publieke media-instellingen die op grond van hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008 bij of krachtens de wet zijn ingesteld, erkend of aangewezen om de in artikel 2.1 van die wet vastgelegde publieke mediaopdracht uit te voeren, voor zover het gaat om hun eigen producties - op landelijke niveau: NPO, NOS, NTR en STER, de door de minister van OCW erkende omroepverenigingen, de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag (de laatste twee tot 1/1/2016) - op regionaal en lokaal niveau de door het Commissariaat voor de Media aangewezen media-instellingen
Vindplaats artikel 16o aanhef lid 1 Aw jo artikel 1 onder b AMvB artikel 16o aanhef lid 1 Aw jo artikel 1 onder b AMvB artikel 17 Aw jo artikel 1 onder b AMvB
a.
Is het Werk opgenomen in de collectie van de erfgoedinstelling? Het Werk moet en dat het opgenomen is in de verzameling van de desbetreffende erfgoed-organisatie. Geleende Werken komen dus niet in aanmerking. (artikel 16o lid 1 onder a Aw)
b.
Is het Werk een soort Werk dat onder de Regeling valt? Niet alle auteursrechtelijk beschermde Werken vallen onder de Regeling. Een belangrijke uitzondering is bijvoorbeeld de fotografische Werken: de Regeling is niet op dit soort Werk van toepassing (tenzij de foto geïncorporeerd is in een ander Werk waarop de Regeling wel van toepassing is, hier komen we nog op). Het moet dus gaan om een Werk dat genoemd wordt in de Regeling. Dit zijn: Soort Werk Boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften en andere geschriften Muziekwerken met of zonder woorden Visuele Werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde Werken en andere dergelijke Werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere Werken FilmWerken
Vindplaats artikel 16o lid 1 Aw jo artikel 10 lid 1 onder 1 Aw artikel 16o lid 1 Aw jo artikel 10 lid 1 onder 5 Aw artikel 2 onder c AMvB
Artikel 17 Aw lid 1 Aw jo artikel 10 lid 1 onder 10 Aw
Losse fotografische afbeeldingen vallen (vooralsnog) niet onder het toepassingsbereik van de Richtlijn. Foto’s die onderdeel uitmaken van gepubliceerde schriftelijke Werken echter weer wel. 10
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/28482
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
2. Is de Regeling van toepassing op dit Werk? De Regeling stelt drie eisen aan het Werk: a. Het Werk moet opgenomen zijn in de collectie van de erfgoedinstelling b. Het moet gaan om een soort Werk waarop de Regeling ziet c. Het Werk moet al eerder openbaar gemaakt zijn
10
c.
Is het Werk openbaar gemaakt? Voor alle Werken geldt het vereiste dat het Werk voor het eerst openbaar moet zijn gemaakt in een lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. 11 Een Werk geldt als uitgegeven wanneer het met toestemming van de maker in druk is verschenen of in het algemeen wanneer het met toestemming van de maker een zodanig aanbod van exemplaren daarvan van welk aard dan ook, heeft plaatsgevonden dat daardoor, gelet op de aard van het Werk wordt voorzien in de redelijke behoeften van het publiek (artikel 47 Aw).
3. Is de Nederlandse regeling van toepassing? Die eerste openbaarmaking, waarover we net spraken, moet wel in Nederland hebben plaatsgevonden. Als dit niet het geval is, dan is niet de Nederlandse regeling op het Werk van toepassing en moet het zorgvuldig onderzoek in een andere Lidstaat plaatsvinden, aangenomen dat het Werk voor het eerste openbaar gemaakt is in een andere lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. Is dat echter buiten het EU en EER territoir gebeurd, dan kan de Regeling nooit van toepassing zijn op dat Werk. Het ligt voor de hand dat via het Harmonisatiebureau links beschikbaar gesteld worden naar de nationale loketten van de lidstaten. (artikel 16p lid 2 Aw, eerste volzin). Op deze hoofdregel – je moet het onderzoek doen in het land waar de eerste openbaarmaking heeft plaatsgevonden – gelden 3 uitzonderingen. Uitzondering 1: filmwerken Bij filmwerken ligt het iets gecompliceerder. Het zorgvuldig onderzoek moet plaatsvinden in de lidstaat waar de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft. Zijn er meer producenten, gevestigd in verschillende lidstaten, dan dient het zorgvuldig onderzoek in al die lidstaten te geschieden. (artikel 16p lid 2 Aw, tweede volzin) Uitzondering 2: geïncorporeerde Werken12 11
Deze ruimte bestaat uit het grondgebied van de 28 Europese Lidstaten en dat van Zwitserland, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. De beoordeling daarvan werkt ‘terug’: als een Werk openbaar is gemaakt in een land voordat deze toetrad tot de EU, dan wordt dat Werk thans – dus op het moment van beoordeling – geacht openbaar gemaakt te zijn in het EU/EEA territoir. 12
Een geïncorporeerd Werk is een Werk dat onderdeel uitmaakt van een ander Werk, dus bijvoorbeeld een film waarin schilderijen worden getoond.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Uitzondering: met toestemming in collectie opgenomen Werken Als het Werk dus niet openbaar gemaakt is, valt het buiten de regeling en kan het nooit verweesd raken in de zin van de Regeling. Hierop geldt een uitzondering: Werken die met toestemming van de rechthebbende zijn opgenomen in de collectie van de Erfgoedinstelling en waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de rechthebbende zich niet tegen de reproductie en beschikbaarstelling zou verzetten. Dit speelt vooral bij nalatenschappen van persoonlijke archieven. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de afspraak dat bij de schenking is afgesproken dat inzage alleen ter plaatse mogelijk is. Bestaat zo’n afspraak, dan kan die toestemming dus niet verondersteld worden en kan het Werk niet rechtmatig gedigitaliseerd en openbaar gemaakt worden. (artikel 16o lid 3)
11
Het onderzoek naar de rechthebbende op geïncorporeerde Werken dient plaats te vinden in de lidstaat waar de zoektocht naar rechthebbenden op het Werk waarvan het geïncorporeerde Werk deel uitmaakt, plaatsvindt. Anders gezegd: ook al is het geïncorporeerde Werk elders voor het eerst openbaar gemaakt – de foto van in een in Nederlands boek werd voor het eerst openbaar gemaakt in Frankrijk – dan is toch de Nederlandse regeling van toepassing op het onderzoek naar de mogelijke verweesdheid van de foto. (artikel 16p lid 1 Aw, eerste volzin) Uitzondering 3: niet gepubliceerde Werken Daar gaat de hoofdregel niet voor op en daarvoor geldt dat de Nederlandse regeling van toepassing is als de Erfgoedinstelling in Nederland gevestigd is. (artikel 16p lid 3 Aw). Na het doorlopen van deze 3 stappen, hebben we de (al dan niet) toepasselijkheid van de Regeling vastgesteld en kunnen we door naar stap 2. 2.2
HET VASTSTELLEN VAN HET VERWEESDE KARAKTER VAN HET WERK
De af te lopen te vragen luiden daarom: 4. Over wat voor soort Werk hebben we het? 5. Is er een rechthebbende te identificeren en te vinden en wat zijn de consequenties daarvan? Zoals hieronder zal blijken, bestaat er een fundamenteel verschil tussen de regels die gelden voor filmwerken en regels die gelden voor alle overige Werken en vooral ook de complexiteit daarvan.13 Om die reden wordt al in een vroeg stadium van het beslisschema een knip gemaakt tussen filmwerken en overige Werken. Eén oogopslag illustratie Deze tweede stap en de bijbehorende vragen en beslissingen is schematisch als volgt te illustreren (drie illustraties: 2a voor alle werken, 2b en 2c alleen voor filmwerken):
13
Het beslisschema voor de filmwerken is grotendeels gebaseerd op het werk dat is uitgevoerd door EYE.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Inleiding De volgende stap is dus het toepassen van die regels op het Werk in kwestie teneinde vast te stellen of het daadwerkelijk om een verweesd Werk gaat. Daarvan is sprake wanneer de rechthebbende op het Werk, na zorgvuldig onderzoek, als bedoeld in artikel 16p Aw, niet is geïdentificeerd en opgespoord. (artikel 16o lid 1 onder b Aw)
12
Over wetten, werken en wezen
13
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Over wetten, werken en wezen
14
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Over wetten, werken en wezen
15
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
4. Uitwerking van de vragenOver wat voor werken hebben we het? Bij het speuren naar de rechthebbende moet (in ieder geval) gebruik worden gemaakt van de bronnenlijst die beschikbaar wordt gesteld in het nationale loket van de RCE (artikel 2 van de AMvB jo artikel 16p lid 1 Aw). De bronnen verschillen per categorie Werk, zoals uit onderstaand schema blijkt (artikel 2 AMvB):
kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften (artikel 2 onder b AMvB) visuele Werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde Werken en andere dergelijke Werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere Werken (artikel 2 onder c AMvB) audiovisuele Werken en fonogrammen (artikel 2 onder d AMvB)
Opsomming van te raadplegen bronnen volgens AMvB 1°. de nationale bibliotheekverzameling van de Koninklijke Bibliotheek, bedoeld in artikel 1.5, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en catalogi van openbare bibliotheken en bibliotheken van universiteiten; 2°. databanken van verenigingen van uitgevers en schrijvers; 3°. databanken en registers van schrijvers, artiesten en hun houders van auteursrechten; 4°. de databank van het internationaal standaardnummer voor boeken en andere databanken die in druk verschenen boeken catalogiseren; 5°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, organisaties die reproductierechten beheren in het bijzonder; en 6° databanken en registers die virtuele internationale trefwoordenlijsten en toegankelijke registers van informatie over rechten en verweesde Werken omvatten; 1°. de bronnen genoemd onder a, onderdelen 1 en 5; 2°. de databank voor periodieke publicaties van het internationaal standaardnummer voor seriële publicaties; 3°. databanken van verenigingen van uitgevers, auteurs en journalisten; 1°. de bronnen genoemd onder a en b (van de AMvB); 2°. databanken van verenigingen van makers van visuele Werken; 3°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, voor visuele kunsten in het bijzonder en met inbegrip van organisaties die reproductierechten beheren; en 4°. voor zover van toepassing databanken van beeld- of fotoagentschappen;
1°. het media-archief dat door een door Onze Minister aangewezen instelling op grond van de Mediawet 2008 in stand wordt gehouden; 2°. databanken van verenigingen van producenten of van andere relevante verenigingen die bij deze Werken een specifieke categorie van rechthebbenden vertegenwoordigen; 3°. databanken van instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en openbare bibliotheken; 4°. databanken met desbetreffende standaarden en identificatiecodes zoals internationaal standaardnummer voor audiovisueel materiaal, internationale standaardcode voor muziekWerken en internationale standaardcode voor geluidsopnamen; 5°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, in het bijzonder voor auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en audiovisuele producenten; en 6°. informatie op de verpakking van het Werk waaronder aftitelingslijsten of medewerkerslijsten.
Hierbij nog enkele opmerkingen: a. Het betreft geen limitatieve lijst: ook algemene zoekmachines moeten gebruikt worden. b. Als er aanwijzingen zijn dat ook in een andere lidstaat informatie over een mogelijk rechthebbende aanwezig is, moeten ook de in die lidstaat aangewezen bronnen voor zorgvuldig onderzoek doorlopen worden (artikel 16p lid 4).
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Categorisering van Werken in AMvB gepubliceerde boeken (artikel 2 onder a AMvB)
16
5. Is er een rechthebbende te identificeren en te vinden en wat zijn de consequenties daarvan? Bij het uitvoeren van het onderzoek, zoals uit de illustraties hierboven moge blijken - en dan vooral bij de filmwerken - moeten tal van achtereenvolgende deelvragen worden beantwoord. Deze zijn opgenomen in de eén oogopslag illustratie. Al deze stappen corresponderen in feite met schermpjes in de te bouwen interface, met een toelichting. De gebruiker moet immers snappen waarover hij moet besluiten. Anders gezegd: de gebruiker behoeft niet de juridische regels te begrijpen, maar hij moet wel in staat gesteld worden de goede beslissingen te nemen. De zoektocht zal uiteindelijk de volgende antwoorden kunnen opleveren (deze worden in de illustraties gemarkeerd in groen en rood): a. Het Werk is niet langer beschermd, omdat de termijn van bescherming is verlopen. Het Werk bevindt zich dan in het publieke domein en omdat het niet meer beschermd is, kan het per definitie niet verweesd zijn. Gebruik van dat Werk zal over het algemeen toegestaan zijn. Hier eindigt dus het (verweesde Werken) proces. b. Alle rechthebbenden (één of meer) zijn geïdentificeerd en opgespoord. Er is dan geen sprake van een verweesd Werk, zodat de exceptie die de Regeling schept niet van toepassing is op dat Werk. Digitalisering en beschikbaarstelling mag niet zonder toestemming van de rechthebbende, conform de hoofdregel van het auteursrecht. Hier eindigt dus het (verweesde Werken) proces. c. Er zijn meerdere rechthebbenden, en tenminste één is geïdentificeerd en opgespoord. Indien na de zorgvuldige zoektocht een of meer rechthebbenden zijn opgespoord maar niet alle rechthebbenden, is er formeel geen sprake van een verweesd Werk. De Regeling bepaalt dat ondanks het feit dat niet alle rechthebbenden zijn opgespoord toch de bepalingen inzake verweesde Werken van toepassing zijn, op voorwaarde dat de wel geïdentificeerde rechthebbende(n) toestemming heeft (hebben) verleend voor het gebruik. De Erfgoedinstelling moet dan wel de niet-opgespoorde rechthebbenden (ook) vermelden. (artikel 16o, derde lid Aw). In dat geval gaan we dus door naar stap 3 (uitgewerkt in paragraaf 2.3). d. Er is geen (enkele) rechthebbende geïdentificeerd en opgespoord. Er is dan sprake van een verweesd Werk en, mits voldaan is aan de daaropvolgende administratieve verplichtingen, mag het Werk gereproduceerd en beschikbaar gesteld worden. In dat geval gaan we dus door naar stap 3 (als gezegd uitgewerkt in paragraaf 2.3).
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
c. De Regeling bevat ook de bepaling dat als een verweesd Werk reeds is opgenomen in de databank van het Harmonisatiebureau, geen nader onderzoek verricht hoeft te worden (uiteraard voor gebruik conform de Regeling). Anders gezegd: het kan geen kwaad eerst even in die database te kijken, zeker naarmate deze beter gevuld raakt. (artikel 16p lid 6 Aw). d. Voorts geldt dat als het Werk andere geïncorporeerde Werken bevat, ook deze Werken, waar ook fotowerken onder vallen, moeten aan het zorgvuldig onderzoek worden onderworpen. Voor die geïncorporeerde werken moet dus weer hetzelfde beslisschema doorlopen worden.
17
2.3
HET VERRICHTEN VAN DE ADMINISTRATIEVE UITVOERINGSHANDELINGEN EN DE RECHTSGEVOLGEN
Inleiding De laatste stap bestaat uit het verrichten van de noodzakelijke administratieve handelingen ter registratie van het (gedeeltelijk) verweesde Werk. We komen dus alleen bij deze laatste stap aan als we te maken hebben met een – geheel of gedeeltelijk – verweesd Werk. Met andere woorden, pas als de Regeling van toepassing is (stap 1) en de toepassing daarvan heeft geleid dat we te maken hebben met een verweesd Werk (stap 2), is het nodig om de laatste stap te zetten. Voor Werken die in het publieke domein zitten of waarvan alle rechthebbenden bekend en opgespoord zijn, zal stap 3 dus nooit gezet hoeven worden (deze kunnen immers nooit verweesd zijn).
Uitwerking van de vragen
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Eén oogopslag illustratie Deze stap en de bijbehorende vragen en beslissingen is schematisch als volgt te illustreren:
18
Deze derde en laatste stap valt uiteen in een tweetal vragen: 6. Welke gegevens moeten de erfgoedinstellingen registreren? 7. Wat zijn de rechtsgevolgen en wat moeten de erfgoedinstellingen doen in het geval een rechthebbende zich alsnog meldt ? 6. Welke gegevens moeten de Erfgoedinstellingen registreren? Na zorgvuldig onderzoek moet de erfgoedinstelling een aantal gevens aan het loket van de RCE aanleveren, die deze 1 op 1, zonder controleplicht, moet doorleiden aan het Harmonisatiebureau. Het gaat om de volgende gegevens: a. de resultaten van het zorgvuldig onderzoek dat door de organisaties is verricht en dat tot de conclusie heeft geleid dat het Werk verweesd is; b. de wijze waarop het Werk zal worden gebruikt; c. de contactgegevens van de organisaties; en d. voor zover van toepassing, iedere wijziging in de status van het Werk.
7. Wat zijn de rechtsgevolgen en wat moeten de erfgoedinstellingen doen in het geval een rechthebbende zich alsnog meldt ? We zijn nu op het einde van het proces aangekomen: als en zodra deze stappen doorlopen zijn, ontstaat de exceptie en dus het recht van de erfgoedinstelling om het Werk te reproduceren en beschikbaar te stellen. Dat moet wel gebeuren “in het kader van de uitoefening van een publieke taak, in het bijzonder het behouden en restaureren van de Werken en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot de Werken uit de eigen verzameling”. (artikel 16o lid 1 onder c Aw). Dit gebruik kan dus nooit en inbreuk op het auteursrecht opleveren. Dit wordt echter anders als een rechthebbende zich alsnog meldt. De Regeling verbindt hier drie rechtsgevolgen aan (artikel 16q Aw). a. De erfgoedinstelling moet het gebruik van het (dan niet meer verweesde) Werk staken De toelichting op de Regeling meldt daarbij wel dat degene die claimt rechthebbende te zijn afdoende zal moeten aantonen dat dat ook echt zo is. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het overleggen van een testament waarin het Werk wordt vermaakt aan deze persoon. In de praktijk zal moeten blijken hoe ‘hard dit zal lopen’. Het lijkt in ieder geval raadzaam om, zodra een dergelijke claim wordt ingediend, (de beeltenis van) het Werk off line te halen, hangende de beoordeling. Uiteraard staat het de erfgoedinstelling vrij alsnog afspraken te maken met de rechthebbende om het gebruik (op een andere basis) voort te zetten. b. De erfgoedinstelling moet de status van het Werk veranderen Nu het Werk niet langer verweesd is, moet de registratie daarvan aangepast worden. De erfgoedinstelling dient deze melding te doen bij het loket zodat de RCE deze wijziging kan doorgeven aan het Harmonisatiebureau.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Het ligt voor de hand dat deze verplichting grotendeels technisch vorm gegeven wordt in het nationale loket. Deze gegevens moeten overigens ook aangeleverd worden als het Werk reeds in de database van het Harmonisatiebureau is opgenomen.
19
c. De rechthebbende verkrijgt een recht op een billijke vergoeding Tenslotte verkrijgt de rechthebbende een recht op een billijke vergoeding verschuldigd voor het gebruik dat is gemaakt door de erfgoedinstelling. De Memorie van toelichting zegt hierover: Het staat de lidstaten vrij om de omstandigheden te bepalen waaronder de betaling van een dergelijke vergoeding kan worden georganiseerd. Ten behoeve van het bepalen van de mogelijke hoogte van de billijke vergoeding moet naar behoren rekening worden gehouden met onder andere de doelstellingen van de lidstaten ter bevordering van culturele activiteiten, het niet-commerciële karakter van het gebruik door de organisaties in kwestie om taken van openbaar belang te vervullen – zoals het bevorderen van leren en cultuur verspreiding en de eventuele schade voor de rechthebbenden (overweging 18). Dit alles brengt met zich dat afhankelijk van de omstandigheden de billijke vergoeding onder omstandigheden van beperkte omvang of zelfs nihil kan zijn. De billijke vergoeding zal in onderling overleg tussen de rechthebbende en de erfgoed-organisatie moeten worden bepaald. Dit lijkt erop te wijzen dat de vergoeding niet hoog zal kunnen zijn. Dat is ook logisch want de vergoeding moet gerelateerd worden aan de inkomsten die de Erfgoedinstelling als gevolg van het digitaliseren en openbaar maken van dat specifieke werk heeft gegenereerd. Afgezien van praktische bezwaren zal dat, nu veel van deze data gratis en voor niets beschikbaar gesteld worden, per definitie niet veel kunnen zijn. AFSLUITENDE OPMERKINGEN
We hebben in dit hoofdstuk de stappen doorlopen die een erfgoedinstelling zal willen zetten bij het bepalen of een Werk verweesd is. Dan immers kan ze deze ‘veilig’ digitaliseren en openbaar maken, omdat het verbodsrecht van de (onvindbare) rechthebbende niet van toepassing is. Dit vormt de opmaat voor de te ontwerpen schermen in de interface die in het loket van het RCE gecreëerd zal worden. Daarbij heb ik de ‘minimale verplichtingen’ aangehouden die de Regeling oplegt. Dat gezegd zijnde, is het goed te realiseren dat de Regeling partijen, het RCE (en daarmee het Ministerie van OCW), de ruimte laat de Regeling te benutten om eveneens andere doelstellingen na te streven. Een voorbeeld: De wettelijke omschrijving van de door de Erfgoedinstelling aan te leveren gegevens – zoals omschreven onder vraag 6 hierboven - is, met uitzondering van onderdeel c, vrij abstract en generiek geformuleerd. Dit laat dus ruimte voor een eigen (niet vanuit Brussel of Alicante opgelegde) invulling die past binnen de gezamenlijke doelstellingen van de betrokken organisaties en de hier gebruikte standaarden en metadata. De soepele uitvoerbaarheid van de Regeling zal mede afhankelijk zijn van de nadere invulling van deze verplichting en de facilitering daarbij van de zijde het loket van de RCE. De toelichting op de AMvB zegt hierover: Artikel 16p van de Aw biedt de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur deze gegevens nader uit te Werken. Een inhoudelijke uitwerking wordt vooralsnog niet nodig geacht. Hooguit zal een concretisering worden voorgeschreven van bijvoorbeeld de aan te leveren contactgegevens van de organisatie. Die nadere regels zullen bij ministeriële regeling
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
2.4
20
worden vastgesteld, bijvoorbeeld in de vorm van de vaststelling van een formulier voor aanlevering van de gegevens. Je zou hier ook kunnen denken aan gebruik van een veld waaruit blijkt wanneer het Werk in het publiek domein terecht komt. Ik merk ik ook nog op dat er in het veld nogal wat scepsis bestaat over de wijze waarop het Harmonisatiebureau de zaken aan haar kant georganiseerd heeft. Zo is klaarblijkelijk de invoerkant buitengewoon onduidelijk en is niet aangesloten bij bestaande (semantische beschrijvingen) van metadata in de sectoren. Daarnaast mist men ook vooral de praktische toepasbaarheid zoals de mogelijkheid om in bulk aanmeldingen te doen.
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Tenslotte is uit de gevoerde gesprekken ook naar voren gekomen dat ‘men nog moet zien’ hoe hard het zal lopen: op dit moment bevatten openbare collecties van Erfgoedinstellingen tal van Werken waarvan het onduidelijk is of ze verweesd zijn en daar vloeit eigenlijk nauwelijks bloed uit. De vraag is dus of ‘de stok’ gevoeld zal worden, zeker bij afwezigheid van ‘wortels’. Een overweging om mee te nemen bij het nader vormgeven van het portaal!
Over wetten, werken en wezen
21
BIJLAGEN Bijlage 1 – Kort iets over de auteur Bijlage 2 – Overzicht van met betrokkenen gevoerde gesprekken Bijlage 3 – Grafische weergave componenten projectplan Bijlage 4 – Officiële tekst van de Richtlijn Verweesde werken Bijlage 5 – Officiële tekst wettelijke implementatie Richtlijn Verweesde Werken
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Bijlage 6 – Officiële tekst besluit zorgvuldig onderzoek Verweesde Werken
Over wetten, werken en wezen
22
BIJLAGE 1 – KORT IETS OVER DE AUTEUR Marc is al meer dan 15 jaar werkzaam op het kruispunt van ICT, recht en bestuurlijke processen. Vanuit een zeer gedegen juridische en economische achtergrond adviseert hij overheden uit alle lagen (EU, nationaal, provincies en gemeenten). Hij doet dit met passie en overtuiging, zonder de bestuurlijke en economische realiteit uit het oog te verliezen. Daarnaast publiceert Marc regelmatig en draagt hij daar graag uit voor in binnen- en buitenland. Hij is een van de oprichters van The Green Land BV, een bedrijf dat zich richt op het beantwoorden van vragen en uitvoeren van plannen rond Open Data.
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
The Green Land BV Marc de Vries +31 653897002
[email protected] www.thegreenland.eu
Over wetten, werken en wezen
23
BIJLAGE 2 – OVERZICHT VAN MET BETROKKENEN GEVOERDE GESPREKKEN Onderstaande tabel bevat een overzicht van de gesprekken die ik bij het opstellen van deze rapportage gevoerd heb. Naam persoon
Werkzaam bij organisatie
Datum gesprek
Dirk Houtgraaf
Rijksdienst Cultureel Erfgoed
9 december 2014 (kick off), 20 januari 2015 (presentatie versie 1) 26 februari 2015 (presentatie eindversie)
Kris Roderburg
Rijksdienst Cultureel Erfgoed
9 december 2014 (kick off)
Marco de Niet
Digitaal Erfgoed Nederland
9 december 2014 (kick off)
Hans Schraven
Rijksdienst Cultureel Erfgoed
9 december 2014 (kick off) 20 januari 2015 (presentatie versie 1)
Pieter Vijn
Beeld en Geluid
17 december, 9 januari 2015 (met Paul Keller) 20 januari 2015 (presentatie versie 1) 26 februari 2015 (presentatie eindversie)
Walter Swagemakers
EYE
16 december 2014
Nils van der Meer
EYE
16 december 2014
Eric Palmen
EYE
9 februari 2015 16 december 2014 9 februari 2015
Paul Keller
Kennisland
Over wetten, werken en wezen
9 januari 2015
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
26 februari 2015 (presentatie eindversie)
24
BIJLAGE 3 – GRAFISCHE WEERGAVE COMPONENTEN PROJECTPLAN Onderstaand plaatje geeft een overzicht van de voorziene componenten van het alomvattende plan ter praktische implementatie van de verplichtingen van de Richtlijn Verweesde Werken. Deze rapportage is de materialisatie van onderdeel 1.
1 Documentatie Europa
2 Input Werkgroep Auteursrecht
Thesaurus alle ‘copyright termen’
Communicatie & input ‘veld’
Stroomschema auteursrecht controle
Stroomschema op uitwisseling met “Spanje”
Vertaling stroomschema naar dummy schermen
Advies over technische implementatie
3 Bouw
4 Communicatie ‘veld’
5
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
5 werkpakketten
25
BIJLAGE 4 – OFFICIËLE TEKST VAN DE RICHTLIJN VERWEESDE WERKEN
27.10.2012
NL Publicatieblad van de Europese Unie
L 299/5
RICHTLIJN 2012/28/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en de artikelen 62 en 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1), Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2), Overwegende hetgeen volgt: (1)Publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten gevestigd zijn, houden zich bezig met grootschalige digitalisering van hun verzamelingen of archieven om Europese digitale bibliotheken te kunnen oprichten. Zij dragen bij tot het behoud en de verspreiding van het Europese culturele erfgoed, dat tevens essentieel is voor de oprichting van Europese digitale bibliotheken, zoals Europeana. Technologieën voor het grootschalig digitaliseren van gedrukt materiaal en voor het zoeken en indexeren vergroten de onderzoekswaarde van de bibliotheekverzamelingen. De oprichting van grote onlinebibliotheken bevordert elektronische zoek- en opsporingsinstrumenten, wat nieuwe ontdekkingsbronnen oplevert voor onderzoekers en academici die anders genoegen zouden moeten nemen met meer traditionele en analoge zoekmethoden. (2)De noodzaak om het vrije verkeer van kennis en innovatie binnen de interne markt te bevorderen, vormt een belangrijk onderdeel van de Europa 2020-strategie, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie, getiteld "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei", die als een van de vlaggenschipinitiatieven van deze strategie de ontwikkeling van een digitale agenda voor Europa omvat. (3)Het invoeren van een rechtskader om de digitalisering en verspreiding te vergemakkelijken van werken en ander, door het auteursrecht of naburige rechten beschermd materiaal, waarvan de rechthebbende niet is geïdentificeerd of waarvan de rechthebbende, zelfs indien hij wel is geïdentificeerd, niet is opgespoord - de zogeheten verweesde werken - is een van de voornaamste actiepunten van de digitale agenda voor Europa, zoals vermeld in de mededeling van de
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
26
Commissie, getiteld "Een digitale agenda voor Europa". Deze richtlijn is gericht op het specifieke probleem van de wettelijke bepaling van de status van verweesd werk en de gevolgen daarvan wat betreft de toegestane gebruikers en toegestane gebruikswijzen van als verweesde werken beschouwde werken of fonogrammen. (4)Deze richtlijn doet geen afbreuk aan specifieke oplossingen die in de lidstaten worden ontwikkeld voor het aanpakken van kwesties inzake digitalisering op grote schaal, zoals in het geval van werken die niet meer in de handel zijn. Bij dergelijke oplossingen wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van verschillende soorten inhoud en de verschillende gebruikers en uitgegaan van de instemming van de betrokken belanghebbenden. Deze benadering werd ook gevolgd in het memorandum van overeenstemming inzake de digitalisering en de beschikbaarstelling van werken die niet meer in de handel zijn, dat op 20 september 2011 werd ondertekend door vertegenwoordigers van Europese bibliotheken, auteurs, uitgevers en organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, in aanwezigheid van de Commissie. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan dat memorandum van overeenstemming, waarin de lidstaten en de Commissie worden opgeroepen ervoor te zorgen dat vrijwillig gesloten overeenkomsten tussen de gebruikers, rechthebbenden en organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer om het gebruik van werken die niet meer in de handel zijn te licentiëren op basis van de daarin vastgelegde beginselen, de vereiste rechtszekerheid genieten in een nationale en grensoverschrijdende context.
(6)De exclusieve rechten van rechthebbenden inzake reproductie van hun werken en ander beschermd materiaal en inzake beschikbaarstelling ervan voor het publiek, zoals geharmoniseerd bij Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (3), vereisende toestemming van de rechthebbenden voorafgaand aan de digitalisering en de beschikbaarstelling voor het publiek van een werk of ander beschermd materiaal. (7)Voor verweesde werken is het niet mogelijk om dergelijke voorafgaande toestemming te verkrijgen voor handelingen van reproductie of beschikbaarstelling voor het publiek. (8)Uiteenlopende benaderingen in de lidstaten van de erkenning van de status van verweesd werk kunnen de werking van de interne markt alsook het gebruik van en de grensoverschrijdende toegang tot verweesde werken belemmeren. Dergelijke uiteenlopende benaderingen kunnen ook leiden tot beperkingen van het vrije verkeer van goederen en diensten die culturele inhoud hebben. Daarom is het verzekeren van de wederzijdse erkenning van een dergelijke status aangewezen, omdat dit verweesde werken in alle lidstaten toegankelijk zal maken. (9)In het bijzonder is een gemeenschappelijke benadering om de status van verweesd werk en de toegestane gebruikswijzen van verweesde werken te bepalen nodig om rechtszekerheid op de interne markt te garanderen met betrekking tot het gebruik van verweesde werken door publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook door archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties. (10)Cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen die zijn opgenomen in de archieven van publieke omroeporganisaties en die door hen zijn geproduceerd, omvatten verweesde werken. Rekening houdend met de bijzondere positie van omroeporganisaties als producenten van fonogrammen en audiovisueel materiaal en de noodzaak om maatregelen te nemen om het fenomeen van verweesde werken in de toekomst te beperken, is het aangewezen een einddatum te bepalen voor de toepassing van deze richtlijn op werken en fonogrammen in de archieven van
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
(5)Het auteursrecht is de economische basis voor de creatieve sector, aangezien het zowel bevorderlijk is voor innovatie en creatie als voor investeringen en productie. De grootschalige digitalisering en verspreiding van werken is daardoor een middel om het cultureel erfgoed van Europa te beschermen. Het auteursrecht is een belangrijk middel om ervoor te zorgen dat de creatieve sector beloond wordt voor zijn werk.
27
omroeporganisaties. (11)Cinematografische en audiovisuele werken en fonogrammen die zijn opgenomen in de archieven van publieke omroeporganisaties en die door hen zijn geproduceerd, dienen voor de doelstellingen van deze richtlijn te worden geacht cinematografische en audiovisuele werken en fonogrammen te omvatten die op verzoek van omroeporganisaties zijn vervaardigd voor de exclusieve exploitatie door hen of andere coproducerende publieke omroeporganisaties. Cinematografische en audiovisuele werken en fonogrammen die zijn opgenomen in de archieven van publieke omroeporganisaties en die niet door omroeporganisaties geproduceerd of op hun verzoek vervaardigd zijn, maar wel door deze organisaties gebruikt mogen worden krachtens een licentieovereenkomst, dienen niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn te vallen.
(13)Voordat een werk of fonogram als een verweesd werk kan worden beschouwd, moet te goeder trouw zorgvuldig naar de rechthebbenden van het werk of fonogram worden gezocht, met inbegrip van de rechthebbenden van werken die en ander beschermd materiaal dat in het werk of fonogram opgenomen of verwerkt zijn. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om te bepalen dat een zorgvuldig onderzoek door de in deze richtlijn bedoelde organisaties of door andere organisaties kan worden uitgevoerd. Zulke andere organisaties mogen kosten rekenen voor het uitvoeren van een dergelijke zorgvuldige zoektocht. (14)Het is aangewezen om te voorzien in een geharmoniseerde aanpak voor dergelijk zorgvuldig onderzoek om een hoog niveau van bescherming van auteursrecht en naburige rechten in de Unie te waarborgen. Een zorgvuldig onderzoek moet de raadpleging omvatten van bronnen die informatie verschaffen over de werken en ander beschermd materiaal zoals overeenkomstig deze richtlijn bepaald door de lidstaat waar zorgvuldig moet worden gezocht. De lidstaten kunnen daarvoor verwijzen naar de richtsnoeren voor zorgvuldig onderzoek die overeengekomen zijn in de context van de werkgroep op hoog niveau voor digitale bibliotheken die is opgericht als onderdeel van het i2010-initiatief voor digitale bibliotheken. (15)Om overlapping van zoekinspanningen te voorkomen, dient een zorgvuldig onderzoek alleen plaats te vinden in de lidstaat waar het werk of fonogram voor het eerst is gepubliceerd of, als het niet is gepubliceerd, daar waar het voor het eerst is uitgezonden. Het zorgvuldig onderzoek voor wat betreft cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft, dient in die lidstaat uitgevoerd te worden. In het geval van cinematografische of audiovisuele werken die zijn gecoproduceerd door in verschillende lidstaten gevestigde producenten, dient het zorgvuldig onderzoek in al die lidstaten te gebeuren. Wat betreft werken en fonogrammen die gepubliceerd noch uitgezonden zijn maar door de begunstigden van deze richtlijn met de toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, dient het zorgvuldig onderzoek te worden uitgevoerd in de lidstaat waar de organisatie is gevestigd die het werk of fonogram met de toestemming van de rechthebbende voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt. Zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbenden van werken die en ander beschermd materiaal dat in een werk of fonogram opgenomen of verwerkt zijn (is), moet worden uitgevoerd in de lidstaat waar zorgvuldig wordt gezocht naar het werk of fonogram waarin het opgenomen of verwerkte werk of ander beschermd materiaal voorkomt. Ook informatiebronnen die in andere landen beschikbaar zijn moeten worden geraadpleegd indien er aanwijzingen zijn dat er in die andere landen relevante informatie over de rechthebbenden te vinden is. Het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek kan diverse soorten informatie opleveren,
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
(12)Volgens de internationale geplogenheden dient deze richtlijn enkel van toepassing te zijn op werken en fonogrammen die voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat zijn gepubliceerd of, als ze niet zijn gepubliceerd, voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat zijn uitgezonden of, als ze niet zijn gepubliceerd of uitgezonden, met de toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt door de begunstigden van deze richtlijn. In het laatste geval dient deze richtlijn slechts van toepassing te zijn mits redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de rechthebbenden zich niet tegen het bij deze richtlijn toegestane gebruik zouden verzetten.
28
zoals documentatie met betrekking tot het onderzoek en het resultaat van het onderzoek. De documentatie met betrekking tot het onderzoek dient te worden bijgehouden zodat de desbetreffende organisaties kunnen aantonen dat het onderzoek zorgvuldig was.
Overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder g), van die verordening omvatten die taken het aanbrengen van mechanismen voor het helpen verbeteren van uitwisseling van relevante informatie online tussen de betrokken autoriteiten van de lidstaten, en het bevorderen van samenwerking tussen deze autoriteiten. Het verdient daarom aanbeveling om de oprichting en het beheer van een Europese databank die gegevens bevat over de verweesde werken in de zin van deze richtlijn, neer te leggen bij het Harmonisatiebureau. (17)Er kunnen verschillende rechthebbenden voor een bepaald werk of fonogram zijn, en werken en fonogrammen zelf kunnen andere werken of beschermd materiaal omvatten. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de rechten van geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden. Indien ten minste één rechthebbende geïdentificeerd en opgespoord is, mag een werk of fonogram niet als verweesd worden beschouwd. De begunstigden van deze richtlijn zouden een werk of fonogram waarvan een of meer van de rechthebbenden niet geïdentificeerd of opgespoord zijn, alleen mogen gebruiken als zij van de geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden, met inbegrip van de rechthebbenden van werken die en ander beschermd materiaal dat in de werken of fonogrammen opgenomen of verwerkt zijn (is), toestemming hebben voor de respectievelijk onder de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG vallende handelingen van reproductie of beschikbaarstelling voor het publiek. De geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden kunnen deze toestemming alleen verlenen voor de rechten waarover zijzelf beschikken - hetzij omdat het hun eigen rechten zijn, hetzij omdat ze aan hen zijn overgedragen -, en dienen niet de mogelijkheid te hebben om uit hoofde van deze richtlijn toestemming te geven voor gebruik namens rechthebbenden die niet geïdentificeerd en opgespoord zijn. Evenzo kan het rechtmatig gebruik van het werk of fonogram door begunstigden, indien voorheen niet-geïdentificeerde of niet-opgespoorde rechthebbenden zich aanmelden om hun rechten op het werk of fonogram te claimen, enkel worden voortgezet als deze rechthebbenden daarvoor toestemming geven overeenkomstig Richtlijn 2001/29/EG met betrekking tot de rechten waarover zij beschikken. (18)Rechthebbenden dienen het recht te hebben om de status van verweesd werk te beëindigen in het geval dat zij zich melden om hun rechten op het werk of ander beschermd materiaal te claimen. Rechthebbenden die de status van een werk of ander beschermd materiaal als verweesd werk
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
(16)De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de betreffende organisaties documentatie bijhouden met betrekking tot de door hen uitgevoerde zorgvuldige onderzoeken, en dat de resultaten van dergelijke onderzoeken - met name bestaande uit de bevinding dat een werk of fonogram als een verweesd werk in de zin van deze richtlijn moet worden beschouwd - alsook informatie over de verandering van status en over het gebruik dat deze organisaties van verweesde werken maken, worden verzameld en voor het brede publiek beschikbaar worden gesteld, in het bijzonder door het vastleggen van de relevante informatie in een onlinedatabank. Met name gelet op de panEuropese dimensie en om overlapping van inspanningen te voorkomen, verdient het aanbeveling te voorzien in de oprichting van één onlinedatabank voor de Unie die dergelijke informatie bevat en te voorzien in het op een transparante wijze aan het brede publiek beschikbaar stellen daarvan. Dit stelt zowel de organisaties die het zorgvuldige onderzoek uitvoeren als de rechthebbenden in staat om gemakkelijk toegang te krijgen tot deze informatie. De databank kan ook een belangrijke rol spelen om mogelijke inbreuken op het auteursrecht te voorkomen en te beëindigen, met name in het geval van veranderingen in de status van werken en fonogrammen als verweesd werk. Krachtens Verordening (EU) nr. 386/2012 (4), wordt het Harmonisatiebureau voor de interne markt ("het Harmonisatiebureau") belast met bepaalde taken en activiteiten, die het met behulp van de eigen begrotingsmiddelen moet financieren, met als doel de activiteiten van nationale overheden, het private bedrijfsleven en de instellingen van de Unie te faciliteren en te ondersteunen in de strijd tegen, met inbegrip van de preventie van, inbreuken op intellectueleeigendomsrechten.
29
beëindigen, dienen voor het gebruik dat uit hoofde van deze richtlijn van hun werken of ander beschermd materiaal is gemaakt, een billijke compensatie te krijgen, welke dient te worden bepaald door de lidstaat waar de organisatie die een verweesd werk gebruikt, gevestigd is. Het moet de lidstaten vrijstaan de omstandigheden te bepalen waaronder de betaling van een dergelijke compensatie kan worden georganiseerd, met inbegrip van het tijdstip waarop de betaling verschuldigd is. Ten behoeve van het bepalen van de mogelijke hoogte van de billijke compensatie moet naar behoren rekening worden gehouden met onder andere de doelstellingen van de lidstaten ter bevordering van culturele activiteiten, het niet-commerciële karakter van het gebruik door de organisaties in kwestie om taken van openbaar belang te vervullen - zoals het bevorderen van leren en cultuurverspreiding -, en de eventuele schade voor de rechthebbenden.
(20)Om leren en de verspreiding van cultuur te bevorderen, dienen de lidstaten te voorzien in een uitzondering of een beperking in aanvulling op die waarin artikel 5 van Richtlijn 2001/29/EG voorziet. Deze uitzondering of beperking dient bepaalde organisaties, als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder c), van Richtlijn 2001/29/EG en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die geen winstoogmerk hebben, alsook publieke omroeporganisaties toe te staan verweesde werken te reproduceren en voor het publiek beschikbaar te stellen, in de zin van die richtlijn, op voorwaarde dat dergelijk gebruik dienstig is om hun taken van openbaar belang te vervullen, in het bijzonder het behouden van, het restaureren van en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot hun verzamelingen, met inbegrip van hun digitale verzamelingen. Voor de toepassing van deze richtlijn moet onder instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed worden verstaan: organisaties die door de lidstaten zijn aangewezen voor het verzamelen, catalogiseren, behouden en restaureren van films en andere audiovisuele werken of fonogrammen die deel uitmaken van hun cultureel erfgoed. Voor de toepassing van deze richtlijn moet onder publieke omroeporganisaties worden verstaan: omroeporganisaties die een taak van openbaar belang uitvoeren, zoals die door elke lidstaat is toegekend, omschreven en georganiseerd. De bij deze richtlijn vastgestelde beperking of restrictie om het gebruik van verweesde werken toe te staan doet geen afbreuk aan de beperkingen en restricties van artikel 5 van Richtlijn 2001/29/EG. Zij kan slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast, mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of ander beschermd materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad. (21)Om de digitalisering te stimuleren dient het aan de begunstigden van deze richtlijn te worden toegestaan om met betrekking tot hun gebruik van verweesde werken overeenkomstig deze richtlijn inkomsten te genereren om taken van openbaar belang te vervullen, ook in de context van publiek-private samenwerkingsovereenkomsten. (22)Contractuele regelingen kunnen een rol spelen bij het bevorderen van de digitalisering van het Europese culturele erfgoed, met dien verstande dat voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties de mogelijkheid dienen te hebben om overeenkomsten met commerciële partners te sluiten voor de digitalisering en de beschikbaarstelling voor het publiek van verweesde werken om de krachtens deze richtlijn toegestane gebruikswijzen toe te passen. Deze regelingen kunnen financiële bijdragen van dergelijke partners betreffen. In dergelijke overeenkomsten mogen aan de begunstigden van deze richtlijn geen beperkingen worden opgelegd inzake hun gebruik van verweesde werken, en aan de commerciële partner geen rechten worden verleend om de verweesde werken te gebruiken, of het gebruik ervan te controleren. (23)Om de toegang van burgers van de Unie tot het Europese culturele erfgoed aan te moedigen, moet
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
(19)Indien een werk of fonogram na een onderzoek dat niet zorgvuldig is uitgevoerd, ten onrechte als verweesd is beschouwd, blijven de in de wetgeving van de lidstaten opgenomen rechtsmiddelen tegen inbreuken op het auteursrecht openstaan, als voorzien in overeenstemming met de desbetreffende nationale voorschriften en het recht van de Unie.
30
er tevens voor worden gezorgd dat verweesde werken die in een lidstaat zijn gedigitaliseerd en voor het publiek beschikbaar zijn gesteld, ook in andere lidstaten voor het publiek beschikbaar kunnen worden gesteld. Voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en, musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties die een verweesd werk gebruiken om hun taken van openbaar belang te vervullen, dienen de mogelijkheid te hebben om het verweesd werk in andere lidstaten voor het publiek beschikbaar te stellen. (24)Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de regelingen van de lidstaten inzake het beheer van rechten, zoals verruimde collectieve licenties, wettelijke vermoedens van vertegenwoordiging of overdracht, collectief beheer of soortgelijke regelingen of een combinatie van deze elementen, inclusief voor grootschalige digitalisering. (25)Omdat de doelstelling van deze richtlijn, namelijk zorg dragen voor rechtszekerheid met betrekking tot het gebruik van verweesde werken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en omwille van de behoefte aan eenvormigheid van de regels inzake het gebruik van verweesde werken dus beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1
1. Deze richtlijn betreft bepaalde wijzen waarop gebruik wordt gemaakt van verweesde werken door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten gevestigd zijn, om taken van openbaar belang te vervullen. 2. Deze richtlijn is van toepassing op: a)werken welke in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander geschrift zijn gepubliceerd en zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed; b)cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed, en c)cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke tot en met 31 december 2002 door publieke omroeporganisaties zijn geproduceerd en opgenomen in hun archieven, en die door het auteursrecht of naburige rechten worden beschermd en voor het eerst in een lidstaat zijn gepubliceerd of, als ze niet zijn gepubliceerd, voor het eerst in een lidstaat zijn uitgezonden. 3. Deze richtlijn is ook van toepassing op de in lid 2 bedoelde werken en fonogrammen die nooit gepubliceerd of uitgezonden zijn maar door de in lid 1 bedoelde organisaties met toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, mits redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de rechthebbenden zich niet tegen de in artikel 6 bedoelde gebruikswijzen zouden
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Onderwerp en toepassingsgebied
31
verzetten. De lidstaten kunnen de toepassing van dit lid beperken tot werken en fonogrammen die vóór 29 oktober 2014 bij deze organisaties zijn gedeponeerd. 4. Deze richtlijn is ook van toepassing op werken en ander beschermd materiaal die zijn opgenomen of zijn verwerkt in, of een integrerend deel uitmaken, van de in de leden 2 en 3 bedoelde werken en fonogrammen. 5. Deze richtlijn laat regelingen betreffende het beheer van rechten op nationaal niveau onverlet. Artikel 2 Verweesde werken 1. Een werk of een fonogram wordt als een verweesd werk beschouwd indien geen van de rechthebbenden van dat werk of fonogram is geïdentificeerd, of zelfs indien één of meer rechthebbenden wel zijn geïdentificeerd, geen ervan is opgespoord ondanks een zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbenden is uitgevoerd en is gedocumenteerd overeenkomstig artikel 3.
3. Lid 2 laat de rechten van geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden op het werk of fonogram onverlet. 4. Artikel 5 is mutatis mutandis van toepassing op de rechthebbenden van de in lid 2 bedoelde werken die niet zijn geïdentificeerd en opgespoord. 5. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan nationale bepalingen inzake anonieme of pseudonieme werken. Artikel 3 Zorgvuldig onderzoek 1. Om uit te kunnen maken of een werk of fonogram een verweesd werk is, zorgen de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties ervoor dat voor elk werk of ander beschermd materiaal te goeder trouw een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd wordt door de geschikte bronnen voor de desbetreffende categorie van werken en ander beschermd materiaal te raadplegen. Het zorgvuldig onderzoek dient voorafgaand aan het gebruik van het werk of fonogram plaats te vinden. 2. De bronnen die voor elke categorie van werken of fonogrammen in kwestie geschikt zijn, worden door elke lidstaat in overleg met rechthebbenden en gebruikers bepaald, en omvatten ten minste de in de bijlage opgesomde relevante bronnen. 3. Een zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat van de eerste publicatie of, bij afwezigheid van publicatie, de eerste uitzending, behalve ingeval van cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft, in
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
2. Indien er meer dan één rechthebbende voor een werk of fonogram is, en niet alle rechthebbenden zijn geïdentificeerd of, indien zij wel zijn geïdentificeerd, zijn opgespoord nadat een zorgvuldig onderzoek overeenkomstig artikel 3 is uitgevoerd en is gedocumenteerd, kan het werk of fonogram overeenkomstig deze richtlijn worden gebruikt, mits de rechthebbenden die zijn geïdentificeerd en opgespoord, met betrekking tot de rechten waarover zij beschikken, de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties toestemming hebben verleend voor de respectievelijk onder de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG vallende handelingen van reproductie en beschikbaarstelling voor het publiek.
32
welk geval het zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft. In het in artikel 1, lid 3, genoemde geval wordt het zorgvuldig onderzoek uitgevoerd in de lidstaat waar de organisatie is gevestigd die het werk of fonogram met de toestemming van de rechthebbende voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt. 4. Indien er aanwijzingen zijn dat er in andere landen relevante informatie over de rechthebbenden te vinden is, dienen ook in die andere landen beschikbare informatiebronnen te worden geraadpleegd. 5. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties documentatie met betrekking tot hun zorgvuldige onderzoeken bijhouden, en dat deze organisaties de bevoegde nationale autoriteiten de volgende informatie verstrekken: a)de resultaten van het zorgvuldige onderzoek dat deze organisaties hebben verricht en die tot de conclusie hebben geleid dat een werk of een fonogram als verweesd dient te worden beschouwd; b) het gebruik dat de organisaties overeenkomstig deze richtlijn van verweesde werken maken; c)elke wijziging, overeenkomstig artikel 5, van de status van verweesd werk van werken en fonogrammen die de organisaties gebruiken;
6. De lidstaten treffen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 5 bedoelde informatie wordt opgeslagen in één voor het publiek toegankelijke onlinedatabank die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 386/2012 door het Harmonisatiebureau voor de interne markt ("het Harmonisatiebureau") wordt opgericht en beheerd. Daartoe geven zij deze informatie onverwijld door aan het Harmonisatiebureau zodra zij die van de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties ontvangen. Artikel 4 Wederzijdse erkenning van de status van verweesd werk Een werk of fonogram dat overeenkomstig artikel 2 in een lidstaat als een verweesd werk wordt beschouwd, wordt in alle lidstaten als een verweesd werk beschouwd. Dat werk of fonogram kan overeenkomstig deze richtlijn in alle lidstaten gebruikt en toegankelijk gesteld worden. Dit geldt ook voor werken en fonogrammen als bedoeld in artikel 2, lid 2, voor zover het de rechten van nietgeïdentificeerde of niet-opgespoorde rechthebbenden betreft. Artikel 5 Einde van de status van verweesd werk De lidstaten zorgen ervoor dat een rechthebbende van een als verweesd werk beschouwd werk of fonogram te allen tijde de mogelijkheid heeft de status van verweesd werk te beëindigen, voor zover het zijn rechten betreft. Artikel 6 Toegestane gebruikswijzen van verweesde werken 1. De lidstaten voorzien in een uitzondering op of een beperking van de rechten aangaande reproductie en de rechten inzake beschikbaarstelling voor het publiek als bedoeld in respectievelijk de
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
d) de relevante contactgegevens van de betrokken organisatie.
33
artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG om ervoor te zorgen dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties de toestemming hebben om in hun verzamelingen voorkomende verweesde werken op een van de volgende wijzen te gebruiken: a)beschikbaarstelling voor het publiek van het verweesde werk in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2001/29/EG; b)handelingen van reproductie in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2001/29/EG, met als doel het digitaliseren, beschikbaar stellen, indexeren, catalogiseren, behouden of restaureren. 2. De in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties gebruiken een verweesd werk overeenkomstig lid 1 van dit artikel enkel om taken van openbaar belang te vervullen, in het bijzonder het behouden van, het restaureren van en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot werken en fonogrammen die in hun verzameling zijn opgenomen. De organisaties mogen inkomsten genereren uit zulke gebruikswijzen, maar uitsluitend ter vergoeding van hun kosten voor de digitalisering van verweesde werken en de beschikbaarstelling voor het publiek ervan. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties bij elk gebruik van een verweesd werk de naam van de geïdentificeerde auteurs en andere rechthebbenden vermelden.
5. De lidstaten bepalen dat aan rechthebbenden die de status van hun werken of ander beschermd materiaal als verweesd werk beëindigen, een billijke compensatie verschuldigd is voor het gebruik dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties overeenkomstig lid 1 van dit artikel van dergelijke werken en ander beschermd materiaal hebben gemaakt. Het staat de lidstaten vrij de omstandigheden te bepalen waaronder de betaling van een dergelijke compensatie kan worden georganiseerd. De hoogte van de compensatie wordt, binnen de door het Unierecht gestelde grenzen, bepaald door de wetgeving van de lidstaat waar de organisatie die het verweesde werk in kwestie gebruikt, gevestigd is. Artikel 7 Voortgezette toepassing van andere wettelijke bepalingen Deze richtlijn doet geen afbreuk aan bepalingen betreffende met name octrooirechten, handelsmerken, rechten inzake tekeningen of modellen, gebruiksmodellen, de topografieën van halfgeleiderproducten, lettertypes, voorwaardelijke toegang, toegang tot de kabel van omroepdiensten, de bescherming van nationaal bezit, vereisten inzake wettelijk depot, beperkende praktijken en oneerlijke concurrentie, handelsgeheimen, veiligheid, vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer, toegang tot overheidsdocumenten, het overeenkomstenrecht en regels inzake persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in de media. Artikel 8 Toepassing in de tijd 1. Deze richtlijn is van toepassing op alle in artikel 1 bedoelde werken en fonogrammen die op 29 oktober 2014 of daarna door de wetgeving van de lidstaten op het gebied van auteursrecht worden beschermd. 2. Deze richtlijn laat alle vóór 29 oktober 2014 verrichte handelingen en verkregen rechten onverlet.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
4. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de contractvrijheid van dergelijke organisaties bij het vervullen van hun taken van openbaar belang, in het bijzonder wat betreft het sluiten van overeenkomsten in het kader van publiek-private samenwerking.
34
Artikel 9 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 29 oktober 2014 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor dergelijke verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 10 Herzieningsclausule
Uiterlijk 29 oktober 2015 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze richtlijn in het licht van de ontwikkeling van digitale bibliotheken. Indien nodig, in het bijzonder met het oog op de goede werking van de interne markt, dient de Commissie voorstellen tot wijziging van deze richtlijn in. Een lidstaat die gegronde redenen heeft voor de opvatting dat de tenuitvoerlegging van deze richtlijn een van de in artikel 1, lid 5, bedoelde nationale regelingen betreffende het beheer van rechten belemmert, kan de zaak samen met al het relevante bewijs onder de aandacht van de Commissie brengen. De Commissie houdt met dergelijk bewijs rekening wanneer zij het in het tweede lid van dit artikel bedoelde verslag opstelt en beoordeelt of het nodig is voorstellen tot wijziging van deze richtlijn in te dienen. Artikel 11 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 12 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2012.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
De Commissie ziet nauwlettend toe op de ontwikkeling van de informatiebronnen over rechten en dient uiterlijk 29 oktober 2015, en daarna jaarlijks, een verslag in betreffende de mogelijke opname in het toepassingsgebied van deze richtlijn van uitgevers en van werken of ander beschermd materiaal die momenteel niet onder het toepassingsgebied vallen, in het bijzonder losstaande foto's en andere beelden.
35
Voor het Europees Parlement De voorzitter M. SCHULZ Voor de Raad De voorzitter A. D. MAVROYIANNIS
(1) PB C 376 van 22.12.2011, blz. 66. (2) Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2012 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 oktober 2012.
(4) Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot toewijzing aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van taken die verband houden met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de vergadering van vertegenwoordigers van de publieke en private sector als Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (PB L 129 van 16.5.2012, blz. 1).
BIJLAGE De in artikel 3, lid 2, bedoelde bronnen zijn onder andere: 1.Voor gepubliceerde boeken: a)het wettelijk depot, bibliotheekcatalogi en door bibliotheken en andere instellingen bijgehouden trefwoordenlijsten; b) de verenigingen van uitgevers en auteurs in het betrokken land; c)bestaande databanken en registers, Watch (Writers, Artists and their Copyright Holders schrijvers, artiesten en hun houders van auteursrechten), het ISBN (International Standard Book Number - internationaal standaardboeknummer) en databanken die in druk verschenen boeken catalogiseren; d)de databanken van de desbetreffende maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer, organisaties die reproductierechten beheren in het bijzonder; e)bronnen die verscheidene databanken en registers omvatten, met inbegrip van VIAF (Virtual International Authority Files - virtuele internationale trefwoordenlijsten) en Arrow (Accessible Registries of Rights Information and Orphan Works - toegankelijke registers van informatie over rechten en verweesde werken).
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
(3) PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.
36
2.Voor kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften: a)de ISSN (International Standard Serial Number - internationaal standaardnummer voor seriële publicaties) voor periodieke publicaties; b) indexen en catalogussen van bibliotheekcollecties en verzamelingen; c)
het wettelijk depot;
d)de verenigingen van uitgevers en de verenigingen van auteurs en journalisten in het betrokken land; e)de databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, met inbegrip van organisaties die reproductierechten beheren. 3.Voor visuele werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde werken en andere dergelijke werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere werken: a)
de in de punten 1 en 2 bedoelde bronnen;
b)de databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, voor visuele kunsten in het bijzonder en met inbegrip van organisaties die reproductierechten beheren; c) waar van toepassing, de databanken van fotoagentschappen.
a)
het wettelijk depot;
b) de verenigingen van producenten in het betrokken land; c)databanken van instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en nationale bibliotheken; d)databanken met desbetreffende standaarden en identificatiecodes zoals ISAN (International Standard Audiovisual Number - internationaal standaardnummer voor audiovisueel materiaal) voor audiovisueel materiaal, ISWC (International Standard Music Work Code - internationale standaardcode voor muziekwerken) voor muziekwerken en ISRC (International Standard Recording Code - internationale standaardcode voor geluidsopnamen) voor fonogrammen; e)de databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, in het bijzonder voor auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en audiovisuele producenten; f) de aftiteling/medewerkerslijst en andere informatie op de verpakking van het werk; g)databanken van andere relevante verenigingen die een specifieke categorie van rechthebbenden vertegenwoordigen.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
4.Voor audiovisuele werken en fonogrammen:
37
BIJLAGE 5 – OFFICIËLE TEKST WETTELIJKE IMPLEMENTATIE RICHTLIJN VERWEESDE WERKEN 388 Wet van 8 oktober 2014 tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van OranjeNassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen lezen of horen lezen saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten te wijzigen in verband met de implementatie van de Richtlijn 2012/28/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (PbEU 2012, L 299). Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I
A In artikel 15h wordt de zinsnede «voor het publiek toegankelijke bibliotheken en musea» vervangen door: voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea. B In artikel 16n, leden 1 en 2, wordt de zinsnede «voor het publiek toegankelijke bibliotheken en musea» vervangen door: voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea. C Na artikel 16n worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 16o 1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 1, 5 of 10, wordt niet beschouwd de reproductie of beschikbaarstelling door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, van een voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte openbaar gemaakt werk mits: a. het werk deel uitmaakt van de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties; b. de rechthebbende op het werk na een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 16p niet is geïdentificeerd en opgespoord; en c. de reproductie en beschikbaarstelling geschiedt in het kader van de uitoefening van een publieke taak, in het bijzonder het behouden en restaureren van de werken en het
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd:
38
verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot de werken uit de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties. 2. Indien aan twee of meer personen het auteursrecht toekomt op het werk en na een zorgvuldige onderzoek niet alle rechthebbenden zijn geïdentificeerd en opgespoord, kan het werk alleen worden gereproduceerd en beschikbaar gesteld indien de opgespoorde rechthebbende met betrekking tot de rechten waarover hij beschikt daarvoor toestemming verleent. De organisaties, genoemd in het eerste lid, vermelden bij de beschikbaarstelling de geïdentificeerde, maar niet opgespoorde rechthebbende(n). 3. Een werk dat niet eerder is openbaar gemaakt, kan worden gereproduceerd en beschikbaar gesteld, overeenkomstig het eerste lid, indien het werk met toestemming van de rechthebbende in de in het eerste lid onder a bedoelde verzameling is opgenomen en redelijkerwijs aannemelijk is dat de rechthebbende zich niet tegen de reproductie en beschikbaarstelling zou verzetten. 4. De organisaties, genoemd in het eerste lid, mogen met de reproductie en beschikbaarstelling inkomsten generen op voorwaarde dat deze inkomsten uitsluitend dienen ter vergoeding van de kosten van de digitalisering en beschikbaarstelling van de in het eerste lid bedoelde werken.
1. Het zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbende, als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, wordt uitgevoerd door voor ieder werk als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, en voor ieder daarin opgenomen werk van letterkunde, wetenschap of kunst de voor de desbetreffende categorie van werken geschikte bronnen voor het opsporen van rechthebbenden te raadplegen. Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bij algemene maatregel van bestuur regels gegeven ten aanzien van de bij het onderzoek te raadplegen bronnen. 2. Het onderzoek vindt plaats in de lidstaat waarin het werk voor het eerst is openbaar gemaakt. Voor filmwerken vindt het onderzoek plaats in de lidstaat waar de producent zijn zetel of gewone woonplaats heeft. 3. Voor een werk als bedoeld in artikel 16o, derde lid, vindt het onderzoek plaats in de lidstaat waar de organisatie die het werk met toestemming van de rechthebbende in de eigen verzameling heeft opgenomen, is gevestigd. 4. Indien er aanwijzingen zijn dat informatie over de rechthebbende aanwezig is in een andere lidstaat, worden ook de in die lidstaat voor een zorgvuldig onderzoek voorgeschreven bronnen geraadpleegd. 5. De organisaties, bedoeld in artikel 16o, eerste lid, houden bij welke bronnen in het kader van het onderzoek zijn geraadpleegd en welke informatie hieruit is voortgekomen. De organisaties verstrekken de volgende gegevens aan een op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie, ten behoeve van doorgeleiding aan het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt: a. de resultaten van het zorgvuldig onderzoek dat door de organisaties is verricht en dat tot de conclusie heeft geleid dat het werk verweesd is; b. de wijze waarop het werk zal worden gebruikt; c. de contactgegevens van de organisaties; en d. voor zover van toepassing, iedere wijziging in de status van het werk. Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de aan te leveren gegevens en de wijze van aanleveren. 6. Voor verweesde werken opgenomen in de databank van het Harmonisatiebureau, genoemd in het vijfde lid, is voor de reproductie en beschikbaarstelling als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, niet noodzakelijk.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Artikel 16p
39
Artikel 16q Het gebruik van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst overeenkomstig artikel 16o, eerste lid, wordt beëindigd indien een rechthebbende met betrekking tot de rechten waar hij over beschikt, gebruik maakt van de mogelijkheid om de status van verweesd werk te beëindigen. De organisaties bedoeld in artikel 16o, eerste lid, zijn aan de rechthebbende een billijke vergoeding verschuldigd voor het gebruik dat op grond van artikel 16o van het werk is gemaakt. Artikel 16r Voor de toepassing van de artikelen 16o, 16p, 16q en 17 wordt onder beschikbaarstelling verstaan het, per draad of draadloos, beschikbaar stellen van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst voor het publiek op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen gekozen individuele plaats en tijd toegang hebben tot het werk. D Artikel 17 komt te luiden:
Als inbreuk op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 5 of 10, wordt niet beschouwd de reproductie of beschikbaarstelling door een publieke media-instelling als bedoeld in Hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008 van een in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte openbaar gemaakt werk als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, dat door de publieke media-instelling is geproduceerd vóór 1 januari 2003 en is gearchiveerd. De artikelen 16o tot en met 16r zijn van overeenkomstige toepassing. ARTIKEL II Artikel 10 van de Wet op de naburige rechten wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel j vervalt «en». 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd dat luidt: l. het reproduceren en het beschikbaar stellen voor het publiek van een voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer gebracht of openbaar gemaakte opname van een uitvoering, fonogram of eerste vastlegging van een film, of een reproductie daarvan, deel uitmakende van de verzameling van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die niet het behalen van direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven en publieke media-instellingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008, indien de rechthebbende na een zorgvuldige zoektocht niet is geïdentificeerd en opgespoord. De artikelen 16o tot en met 16q en 17 van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing. ARTIKEL III Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Kamerstuk 33 892
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Artikel 17
40
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te Wassenaar, 8 oktober 2014 Willem-Alexander De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker Uitgegeven de achtentwintigste oktober 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
stb-2014-388 's-Gravenhage 2014
Over wetten, werken en wezen
41
BIJLAGE 6 – OFFICIËLE TEKST BESLUIT ZORGVULDIG ONDERZOEK VERWEESDE WERKEN 399 Besluit van 16 oktober 2014 houdende nadere regels over het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek in verband met de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken) Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van OranjeNassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 8 juli 2014 nr. WJZ/652892 (10433), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op artikel 16p, eerste en vijfde lid, van de Auteurswet; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 oktober 2014, nr. W05.14.0235/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 oktober 2014, nr. WJZ/661749 (10433), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. zorgvuldig onderzoek: zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbende als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, van de Auteurswet; b. organisatie: voor het publiek toegankelijke bibliotheek, onderwijsinstelling, museum of publieke media-instelling als bedoeld in Hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008, alsmede een archief of instelling voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed dat of die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreeft; c. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Artikel 2 Bij een zorgvuldig onderzoek worden voor de volgende categorieën van werken in ieder geval de volgende bronnen geraadpleegd a. voor gepubliceerde boeken: 1°. de nationale bibliotheekverzameling van de Koninklijke Bibliotheek, bedoeld in artikel 1.5, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en catalogi van openbare bibliotheken en bibliotheken van universiteiten; 2°. databanken van verenigingen van uitgevers en schrijvers; 3°. databanken en registers van schrijvers, artiesten en hun houders van auteursrechten; 4°. de databank van het internationaal standaardnummer voor boeken en andere databanken die in druk verschenen boeken catalogiseren; 5°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, organisaties die reproductierechten beheren in het bijzonder; en 6° databanken en registers die virtuele internationale trefwoordenlijsten en toegankelijke registers van informatie over rechten en verweesde werken omvatten; b. voor kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften: 1°. de bronnen genoemd onder a, onderdelen 1 en 5; 2°. de databank voor periodieke publicaties van het internationaal standaardnummer voor seriële publicaties; en
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Artikel 1
42
3°. databanken van verenigingen van uitgevers, auteurs en journalisten; c. voor visuele werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde werken en andere dergelijke werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere werken: 1°. de bronnen genoemd onder a en b; 2°. databanken van verenigingen van makers van visuele werken; 3°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, voor visuele kunsten in het bijzonder en met inbegrip van organisaties die reproductierechten beheren; en 4°. voor zover van toepassing databanken van beeld- of fotoagentschappen; d. voor audiovisuele werken en fonogrammen: 1°. het media-archief dat door een door Onze Minister aangewezen instelling op grond van de Mediawet 2008 in stand wordt gehouden; 2°. databanken van verenigingen van producenten of van andere relevante verenigingen die bij deze werken een specifieke categorie van rechthebbenden vertegenwoordigen; 3°. databanken van instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en openbare bibliotheken; 4°. databanken met desbetreffende standaarden en identificatiecodes zoals internationaal standaardnummer voor audiovisueel materiaal, internationale standaardcode voor muziekwerken en internationale standaardcode voor geluidsopnamen; 5°. databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, in het bijzonder voor auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en audiovisuele producenten; en 6°. informatie op de verpakking van het werk waaronder aftitelingslijsten of medewerkerslijsten.
1. Na het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek verstrekt een organisatie aan Onze Minister de gegevens, bedoeld in artikel 16p, vijfde lid, van de Auteurswet. 2. Onze Minister kan nadere regels stellen over de aan te leveren gegevens en over de wijze van aanlevering. Artikel 4 Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Artikel 5 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. Wassenaar, 16 oktober 2014 Willem-Alexander De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker Uitgegeven de achtentwintigste oktober 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Artikel 3
43
stb-2014-399 's-Gravenhage 2014
NOTA VAN TOELICHTING I. Algemeen deel 1. Inleiding Dit besluit voorziet in de vaststelling van de bronnen als bedoeld in artikel 16p, eerste lid, van de Auteurswet, en in de aanwijzing van een nationale instantie, zoals bedoeld in artikel 16p, vijfde lid, van de Auteurswet.
Wanneer erfgoedorganisaties auteursrechtelijk beschermde werken willen reproduceren of (online) beschikbaar willen stellen, dan is in beginsel de voorafgaande toestemming van de rechthebbenden van deze werken vereist. Wanneer het, na het te goeder trouw uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek conform de in de richtlijn gestelde criteria, niet mogelijk is gebleken om de rechthebbende(n) van een werk te achterhalen wordt gesproken van een verweesd werk. Dit verweesde werk kan volgens de richtlijn worden gereproduceerd en (online) beschikbaar worden gesteld zonder toestemming daarvoor van de rechthebbende(n). Het zorgvuldig onderzoek dient voorafgaand aan de reproductie of het (online) beschikbaar stellen van het werk of fonogram plaats te vinden. De bronnen die voor elke categorie van werken of fonogrammen in kwestie geschikt zijn, worden volgens de richtlijn door elke lidstaat in overleg met rechthebbenden en gebruikers bepaald, en omvatten ten minste de in de bijlage bij de richtlijn opgesomde relevante nationale bronnen. Om het gebruik van verweesde werken zonder de toestemming van de rechthebbende(n) mogelijk te maken, zijn de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten gewijzigd. Met de wijziging van de Auteurswet is geregeld dat als na een zorgvuldig onderzoek geen rechthebbende kan worden achterhaald, een erfgoedorganisatie het werk zonder toestemming van de rechthebbende op bepaalde wijze kan gebruiken. In dit besluit is uitgewerkt welke bronnen moeten worden geraadpleegd om te kunnen spreken van een zorgvuldig onderzoek, aan wie de resultaten van dat onderzoek gemeld moeten worden en hoe die melding dient plaats te vinden. De richtlijn bevat geen verplichting voor erfgoedinstellingen om werken te reproduceren of (online) ter beschikking te stellen. De richtlijn creëert slechts de mogelijkheid om, indien de inspanningen een rechthebbende te vinden zonder resultaten blijven, toch rechtmatig gebruik te kunnen maken van de werken. De noodzaak een zorgvuldig onderzoek uit te voeren vloeit derhalve niet voort uit de richtlijn, maar uit het feit dat het om auteursrechtelijk beschermde werken gaat die een erfgoedorganisatie wil reproduceren of (online) beschikbaar wil stellen. De omvang van de zoektocht hangt sterk af van het type werk en van de hoeveelheid betrokken rechthebbenden. 2. Nationale lijst van bronnen
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Dit besluit is vastgesteld ter implementatie van de Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 (verder: de richtlijn). Deze Richtlijn beoogt de digitale ontsluiting te vergemakkelijken van bepaalde auteursrechtelijk beschermde werken en nabuurrechtelijk beschermde prestaties die opgenomen zijn in de verzameling van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven, instellingen voor audiovisueel en cinematografisch erfgoed en publieke omroeporganisaties (hierna allen gezamenlijk aangeduid als: erfgoedorganisaties).
44
In het kader van de implementatie van de richtlijn is het vereist om per lidstaat een lijst vast te stellen van bronnen die geraadpleegd moeten worden bij een zorgvuldig onderzoek. De bijlage bij de richtlijn geeft het minimum hiervoor aan. Voor de opstelling van de lijst van bronnen zijn de erfgoedinstellingen en de collectieve rechtenorganisaties geconsulteerd. Dit besluit regelt specifiek te raadplegen bronnen voor het betrokken auteursrechtelijk beschermde werk. Dit laat uiteraard onverlet het belang van algemene bronnen en internetzoekmachines voor het achterhalen van de auteursrechthebbenden. Opgemerkt wordt dat het begrip «auteursrechthebbenden» kan samenvallen met de «maker», maar bij oudere werken zijn vaak de rechtsopvolgers van belang. Ook algemene genealogische bronnen kunnen daarom van belang zijn om rechthebbenden van verweesde werken te vinden. Bij de bronnenlijst is aangesloten op de indeling van werken die de bijlage van de richtlijn hanteert, de volgende categorieën werken worden onderscheiden: a. gepubliceerde boeken; b. kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften; c. visuele werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde werken en andere dergelijke werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere werken; d. audiovisuele werken en fonogrammen.
De bedoeling van de richtlijn is dat voor een bepaalde categorie werk alle relevante bronnen worden geraadpleegd waarmee redelijkerwijs de rechthebbende achterhaald kan worden. Het noemen van bijvoorbeeld websites die geraadpleegd moeten worden zou hier echter geen recht aan doen, omdat een actueel limitatieve lijst hier niet van te geven is en deze constant aan wijziging onderhevig zou zijn. Daarom zijn in het besluit zelf alleen de soorten bronnen vermeld en wordt daarnaast een lijst met concrete vindplaatsen van de bronnen (databanken en websites) opgesteld, welke via de website van het nationaal loket openbaar toegankelijk zal zijn. Wat betreft de soorten bronnen kunnen grofweg vier soorten worden onderscheiden. 1. de omvangrijke en internationaal bekende bronnen als de (in de richtlijn opgenomen) databases, zoals WATCH (Writers, Artists and the Copyright Holders), ISBN (International Standard Book Number), VIAF (Virtual International Authority Files), ARROW (Accessible Registries of Rights Information and Orphan Works), ISSN (International Standard Serial Number), IMDb (International Movie Database), ISAN (International Standard Music Work Code), en ISRC (International Standard Recording Code). 2. De databanken van collectieve beheerorganisaties, zoals de databanken van Stichting Reprorecht, Stichting PRO, Stichting LIRA, Stichting Pictoright en van andere organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer. 3. Databanken van de Koninklijke Bibliotheek, het Instituut voor Beeld en Geluid, en Eye, die gezien de aard en omvang van hun collecties van belang zijn bij het uitvoeren van een zorgvuldige zoektocht naar rechthebbenden. 4. De meer sectorspecifieke databanken van organisaties zoals het Nederlandse Uitgeversverbond en de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, fotoagentschappen, verenigingen van producenten en andere relevante verenigingen die een specifieke categorie van rechthebbende vertegenwoordigen.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Uit schriftelijke en mondelinge inbreng van de rechthebbenden en de erfgoedinstellingen bleek dat zij belang hechten aan enerzijds e een gedetailleerde omschrijving van bronnen met verwijzingen naar concrete databanken en websites, maar anderzijds ook een overzichtelijke en praktische bronnenlijst wensen. Hieraan is tegemoet gekomen door in het besluit de algemene soorten bronnen te vermelden en de gedetailleerde verwijzingen naar concrete databanken en websites via de website van het nationaal loket aan te bieden. Daarvoor is gekozen in verband met het volgende.
45
Ter ondersteuning van de zorgvuldige zoektocht zal – zoals gezegd – op de website van het nationaal loket een lijst met concrete vindplaatsen worden vermeld. Deze website zal regelmatig worden ververst op basis van input van rechthebbenden en erfgoedinstellingen. Wel geldt dat het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek ten allen tijde de verantwoordelijkheid van de erfgoedinstellingen zelf blijft. Het is aan henzelf om te bepalen welke concrete databanken en websites relevant zijn voor het desbetreffende werk. De website biedt een indicatie van hetgeen een instelling mag verwachten ten aanzien van een zorgvuldige zoektocht, maar moet niet beschouwd worden als een limitatieve lijst met vindplaatsen. Een jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn zal een evaluatie van de implementatie van de richtlijn plaats vinden. Hierbij zal ook de uitvoering daarvan worden geëvalueerd, waarbij wordt gekeken naar het functioneren van het nationaal loket en de selectie van bronnen. 3. Nationaal loket
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor het nationaal loket dat wordt belegd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat onder het Ministerie van OCW resorteert. Deze organisatie heeft veel kennis en ervaring op het gebied van digitalisering van erfgoed, en een belangrijke rol in het nationale erfgoedveld en binnen het netwerk «Digitale Collectie». Dit netwerk bestaat, naast de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tevens uit het Nationaal Archief, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en de Koninklijke Bibliotheek. Dit netwerk is van belang in relatie tot de diversiteit aan bronnen in andere erfgoeddomeinen binnen Nederland, zoals bibliotheken en audiovisuele werken en fonogrammen. Daarnaast is dit netwerk ook van belang vanwege de aansluiting bij internationale netwerken als Europeana. 4. Melden van resultaat van een zoektocht Erfgoedorganisaties houden bij welke bronnen in het kader van het onderzoek zijn geraadpleegd en welke informatie hieruit is voortgekomen. Op grond van artikel 16p, vijfde lid, van de Auteurswet moet een organisatie na het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek de volgende gegevens aan het nationaal loket doorgeven: a. de resultaten van het zorgvuldig onderzoek dat door de organisatie is verricht en dat tot de conclusie heeft geleid dat het werk verweesd is; b. de wijze waarop het werk zal worden gebruikt; c. de contactgegevens van de organisatie die het resultaat meldt; en d. voor zover van toepassing, iedere wijziging in de status van het werk. Artikel 16p van de Auteurswet biedt de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur deze gegevens nader uit te werken. Een inhoudelijke uitwerking wordt vooralsnog niet nodig geacht. Hooguit zal een concretisering worden voorgeschreven van bijvoorbeeld de aan te leveren contactgegevens van de organisatie. Die nadere regels zullen bij ministeriële regeling worden vastgesteld, bijvoorbeeld in de vorm van de vaststelling van een formulier voor aanlevering van de gegevens.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Op grond van de richtlijn dient elke lidstaat een nationaal loket aan te wijzen voor het melden van de resultaten van de zorgvuldige zoektocht door erfgoedorganisaties. De taak van het nationaal loket is enerzijds om aanspreekbaar te zijn voor de genoemde organisaties en de resultaten van de zorgvuldige zoektocht in ontvangst te kunnen nemen. Anderzijds heeft het nationaal loket tot taak om deze ontvangen informatie door te geleiden naar het internationaal loket bij het Harmonisatiebureau voor de interne markt (The Office for Harmonization in the Internal Market (OHIM) gevestigd in Alicante (Spanje). Het betreft hier louter het doorgeven van de ontvangen informatie, niet de verificatie ervan.
46
5. Administratieve lasten Bij de voorbereiding van dit besluit is nagegaan of sprake is van administratieve lasten, en zo ja, hoe deze zo beperkt mogelijk kunnen blijven. Als administratieve lasten worden aangemerkt de kosten die gepaard gaan met het aanleveren van de gegevens als bedoeld in artikel 16p, vijfde lid, van de Auteurswet bij het nationaal loket. De gevolgen hiervan zijn in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel (SKM) voor de administratieve lasten. Hierbij dient te worden vermeld dat het om een zeer grove schatting gaat. De richtlijn verplicht immers niet tot het plegen van een zorgvuldig onderzoek, maar stelt deze uitsluitend als voorwaarde voor het reproduceren of het ter beschikking stellen van een auteursrechtelijk beschermd werk door een erfgoed- of omroeporganisatie zonder toestemming daarvoor van de rechthebbende. Omdat het hierbij om een nieuwe auteursrechtexceptie gaat zijn er nog geen ervaringscijfers bekend. De erfgoedorganisaties hebben ook zelf aangegeven niet te kunnen inschatten hoeveel van hen gebruik zullen gaan maken van de exceptie. Daarom is bekeken wat de lasten zijn voor één instelling bij digitalisering en (online) ter beschikking stellen van één auteursrechtelijk beschermd werk. Hierbij is aangenomen dat het aanmelden van de gegevens 10 minuten in beslag zal nemen, omdat het om het aanleveren van feitelijke gegevens gaat waar de instelling over beschikt. Verder is uitgegaan van het tarief dat voor OCW-instellingen geldt, te weten 45 euro per uur. Dit komt neer op 7,5 euro per instelling per werk.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zal de taken van het nationaal loket uitvoeren. Voor het bijhouden van de lijst met vindplaatsen van bronnen zal zij input inwinnen van de rechthebbenden en de erfgoed- en onderwijsinstellingen in het kader van de richtlijn. Hiermee wordt gewaarborgd dat de lijst actueel en effectief blijft en dat deze op voldoende draagvlak berust. Voor het doorgeleiden van de resultaten van de zorgvuldige zoektochten zal zij gebruik kunnen maken van de technische infrastructuur en de standaardmodellen van het Europees harmonisatiebureau voor de interne markt (OHIM). 7. Transponeringstabel bij het Besluit zorgvuldig onderzoek verweesde werken voor de implementatie van Richtlijn 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (PbEU 2012, L 299) Voor een volledige transponeringstabel van de omzetting van richtlijn 2012/28/EU wordt verwezen naar het slot van de memorie van toelichting bij de wet tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (Kamerstukken II 2013/14, 33 892, nr. 3). In onderstaande tabel is slechts aangegeven welke bepalingen van de richtlijn met dit besluit zijn omgezet. Artikel richtlijn Artikel onderhavig besluit opmerking Artikel 3, tweede lid, in Artikel 2 Zie voor een nadere combinatie met de bijlage toelichting op de wijze waarop de bijlage in dit besluit is verwerkt de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2. Artikel 2, vijfde lid Artikel 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van aanlevering van gegevens.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
6. Uitvoerbaarheid
47
II. Artikelsgewijs deel Artikel 1 Voor de leesbaarheid van dit besluit zijn de begrippen zorgvuldig onderzoek en organisatie gedefinieerd. In de begripsomschrijving van beide begrippen is teruggegrepen naar hetgeen in artikel 16o, eerste lid, van de Auteurswet is geregeld. Bij het zorgvuldig onderzoek is verwezen naar onderdeel b van het eerste lid van artikel 16o. Bij organisatie is de opsomming van organisaties opgenomen die staat vermeld in de aanhef van het eerste lid van artikel 16o. Dit zijn de organisaties die op grond van de Auteurswet gebruik kunnen maken van de exceptie bij verweesde werken. Daaraan zijn de publieke omroeporganisaties toegevoegd waarop de exceptie overeenkomstig artikel 17 voor bepaalde werken ook van toepassing is. De regels rond het zorgvuldig onderzoek in dit besluit gelden voor beide soorten organisaties.
Dit artikel vermeldt de bronnen die geraadpleegd moeten worden voordat sprake kan zijn van een zorgvuldig onderzoek. Bij de opsomming is zoveel mogelijk de bijlage met minimumbronnen bij de richtlijn gevolgd. Allereerst zijn de bronnen net als in de richtlijn in vier categorieën werken opgesplitst: a. gepubliceerde boeken; b. kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften; c. visuele werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde werken en andere dergelijke werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere werken; d. audiovisuele werken en fonogrammen. Vervolgens zijn per categorie werk de te raadplegen bronnen opgesomd. Ten opzichte van de bijlage bij de richtlijn zijn hierbij de verwijzingen naar concrete (Engelstalige) databanken in algemene Nederlandse omschrijvingen omgezet. Gepubliceerde boeken. Onderdeel 1 komt overeen met onderdeel a van de bijlage bij de richtlijn bij deze categorie. Het wettelijk depot in Nederland bevindt zich bij de Koninklijke Bibliotheek. De catalogi van te raadplegen bibliotheken worden gevormd door de openbare bibliotheken en de universiteitsbibliotheken. Trefwoordenlijsten zijn niet overgenomen uit de richtlijn. Deze komen overeen met catalogi bij bibliotheken in Nederland. De onderdelen 2 tot en met 6 komen overeen met de onderdelen b tot en met e in de bijlage bij de richtlijn. Hierbij is onderdeel c voor de duidelijkheid opgesplitst in twee onderdelen (3 en 4). De bronnen zijn ontdaan van de Engelse benamingen. Kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften. Onderdeel 1 komt overeen met de onderdelen b, c en e bij deze categorie in de bijlage bij de richtlijn. In dit besluit is hier verwezen naar de bronnen bij gepubliceerde boeken omdat deze bronnen feitelijk overeenkomen. Onderdelen 2 en 3 komen overeen met de onderdelen a en d in de bijlage bij de richtlijn bij deze categorie. Visuele werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde werken en andere dergelijke werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere werken. De hier genoemde bronnen onder 1 tot en met 4 zijn gelijk aan de bronnen bij deze categorie in de bijlage bij de richtlijn. Hierbij is voor de duidelijkheid nog expliciet als bron vermeld databanken van verenigingen van makers van visuele werken. Deels kunnen deze databanken overlappen met de bronnen genoemd onder a en b, maar dit is niet altijd het geval. Audiovisuele werken en fonogrammen. Onderdeel 1 is een concretisering van het wettelijk depot dat is genoemd in onderdeel a bij deze categorie werken in de bijlage bij de richtlijn.
Over wetten, werken en wezen
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
Artikel 2
48
Feitelijk gaat het hier om het Instituut voor Beeld en Geluid. Onderdeel 2 is een samenvoeging van de onderdelen b en g in de bijlage bij de richtlijn. De onderdelen 3 tot en met 6 komen tot slot overeen met de onderdelen c tot en met f. Artikel 3 De resultaten van een zorgvuldig onderzoek worden gemeld bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zodat deze de gegevens weer door kan geven aan het Europese harmonisatiebureau. Het beheer van de website waar een ieder terecht kan met de resultaten wordt beheerd door de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan nadere regels stellen over de aan te leveren gegevens en de wijze van aanlevering. Het gaat hierbij om uitvoeringstechnische zaken die het best bij ministeriële regeling vastgesteld kunnen worden. Artikel 4 De richtlijn moet op 27 oktober 2014 door Nederland zijn geïmplementeerd. Vanwege deze verplichting wordt afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten. Publicatie van dit besluit vindt plaats op dezelfde dag als de wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten die in verband met de implementatie vereist is.
Vertaling van de Verweesde Werken Regeling in een beslisschema voor de praktijk
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Over wetten, werken en wezen
49