A. van Braam
Over de omvang van de Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw 1
De Zaandamse scheepsbouw: functie en structuur Inleiding
De scheepsbouw vormde een van de vier pijlers waarop de Zaandamse economie in de 17e en 18e eeuw rustte. Met de houthandel/houtzagerij, de walvisvaart en de olieslagerij/gortpellerij bepaalde deze tak van bedrijf de economische structuur en ontwikkeling van Zaandam gedurende een periode van bijna 200 jaar. Hart stelt zelfs dat 'in de 17e en in de eerste helft van de 18e eeuw de scheepsbouw de hoofdbron van bestaan voor Zaandam [was]'. De oudste vermeldingen van scheepsbouw in de Zaanstreek dateren uit de eerste helft van de 16e eeuw. Omstreeks 1550 werden in Wormer en Jisp haringbuizen en koopvaardijschepen getimmerd. Mogelijk waren er in die tijd ook in de banne van Westzaanden enkele 'hellinghen' gevestigd. Maar veel te betekenen had de scheepsbouw in de Zaanstreek vóór de Opstand niet. De scheepsbouw in Zaandam, zoals die zich in de 17e eeuw zou ontwikkelen, heeft zijn eerste aantoonbare wortels in de periode 1580-1590. In het oudste maatboek van de banne Westzaanden (1588) wordt een scheepstimmerman met name genoemd, terwijl met behulp van latere gegevens kan worden vastgesteld, dat nog enkele andere eigenaren van 'werven' te Zaandam scheepstimmerlieden waren. 2
3
4
Samenstelling van de bedrijfstak
De eigenlijke geschiedenis van de Zaandamse scheepsbouw begint omstreeks 1600. De eerste 'werven' of 'hellingen' waren kleine ambachtsbedrijven, toegerust voor de reparatie en bouw van binnenschepen, vissersboten en schuiten. De eerste 'hellingluijden' of (mr)'timmerluijden' waren kleine ambachtslieden, die voor een plaatselijke en beperkte regionale markt reparatiewerkzaamheden verrichtten en kleinere schepen produceerden. Maar al spoedig gingen Zaandamse scheepstimmerlieden zich mede bezighouden met het kalefateren en bouwen vaan zeegaande schepen, meest voor Amsterdamse rekening. Tussen 1600 en 1650 breidde de Zaandamse scheepsbouw zich in sterke mate uit. Tegen het midden van de 17e eeuw was hij uitgegroeid tot een internationaal vermaarde bedrijfstak, duidelijk 'geïndustrialiseerd' en functioneel gedifferentieerd. 5
1
2
Ik schreef eerder over de Zaandamse scheepsbouw i n : Bloei en verval van het economisch-sociale leven aan de Zaan in de 17e en 18e eeuw (Wormerveer 1944); Westzaandam in de tijd van de Republiek (Zaandam 1978); Economische geschiedenis van de Zaanstreek ( Z a a n d a m / H a a r l e m 1989). D e belangrijkste gegevens uit deze publikaties zijn mede in het hiernavolgende artikel verwerkt. S H a r t Geschrift en getal (Dordrecht 1976) 46. V g l . ook: S. Lootsma, ' E e n en ander over den Zaanschen scheepsbouw', i n : Historische Studiën over de Zaanstreek, deel i ( K o o g aan de Z a a n 1939) 179-221; R . W . Unger, Dutch shipbuilding before 1800, ships and guilds (Assen/Amsterdam 1978) 4-9.
3
M . A . Verkade, De opkomst van de Zaanstreek. De ontwikkeling van Holland benoorden het IJ als factor in de wordingsge-
4 5
schiedenis van de Zaandorpen (Utrecht 1952) 167. Oud-archief banne van Westzaanden ( O B W Z ) , nr. 431. Zie bijv. Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, deel 8 (Amsterdam 1750) 336.
D e Zaandamse scheepsbouw i n de 17e en 18e eeuw
D e Zaandamse scheepsbouw omvatte sedertdien zowel n i e u w b o u w als reparatie van zeegaande schepen, binnenschepen en vissersschepen, alsmede de handel d a a r i n . Schepen werden gebouwd op bestelling (zij werden 'besteed' volgens een bepaald contractueel vastgelegd 6
'bestek') of voor eigen r e k e n i n g geproduceerd voor de markt. D e afnemers waren schippers (veelal met h u n 'medereeders') en kooplieden i n H o l l a n d ( i n de eerste plaats A m s t e r d a m ) en Z e e l a n d , meer en meer ook i n geheel West- en N o o r d - E u r o p a . Omstreeks 1650 konden, al naar gelang v a n de o m v a n g der bedrijven en van de soort van gebouwde schepen, drie c a t e g o r i e ë n van scheepsbouwers w o r d e n onderscheiden: a. de schuiten- of botenmakers; b. de (meester) t i m m e r l i e d e n of scheepmakers en c. de grootmeester) scheepmakers. D e botenmakers specialiseerden zich i n de b o u w van binnenschepen en vissersboten. D e scheepmakers hielden z i c h met de produktie en reparatie v a n zeegaande schepen è n van binnenschepen bezig, terwijl de groot-scheepmakers zich gewoonlijk toelegden op de b o u w v a n grotere zeeschepen. N a 1650 k w a m er nog een vierde categorie van scheepsbouwers bij: de schependoenmakers. D a t waren kooplieden o f oud-(groot)scheepmakers, die voor eigen r e k e n i n g of i n opdracht van derden, hetzij op een eigen, door een meesterknecht beheerde werf, hetzij door een van de andere Zaanse scheepmakers zeeschepen deden of lieten bouwen. D e schependoenmakers werden i n de loop der j a r e n eigenlijk meer k o o p m a n , meer scheepshandelaar, d a n scheepsbouwer. Overigens was het onderscheid tussen scheepsmaker en schependoenmakers i n de praktijk niet altijd scherp te trekken. D e meeste grootscheepmakers n a m e n ijverig aan de handel i n schepen en aan de scheepsrederij deel, terwijl sommige schependoenmakers (ook) n o g een eigen werf exploiteerden. Eveneens n a 1650 zag m e n de opkomst v a n een h a n d e l i n schepen, m i n of meer los v a n de eigenlijke scheepsbouw, waaraan vooral kooplieden-reders deelnamen. D e werkzaamheden op de scheepswerven beperkten zich gewoonlijk tot de b o u w v a n 'scheepshollen' o f casco's, die n a tewaterlating, i n het water v ó ó r of i n de nabijheid van de 7
werven, werden afgetimmerd (of: 'toegemaakt'). D e b e n a m i n g 'scheepstoemaken' werd zowel gebezigd voor de afrondende w e r k z a a m h e d e n aan het casco als voor de toelevering van masten, blokken en zeilen. H e t ronde hout werd toegeleverd door gespecialiseerde plaatselijke mastenmakers, de b l o k k e n door blokmakers, de zeilen door zeilmakers, de ankers door ankersmeden en het want door touwslagerijen (of: lijnbanen). Voorts waren er breeuwers, beeldhouwers, scheepsbeschieters en kompasmakers, die meestal als zelfstandige toeleveranciers of als onderaannemers van de scheepsbouwers w e r k z a a m w a r e n .
8
D e complete u i t r u s t i n g van de schepen k o n plaatsvinden i n de Zaanstreek, m a a r ook wel i n A m s t e r d a m . I n Z a a n d a m bestelde zeeschepen werden veelal volgens contract afgeleverd voor de palen van A m s t e r d a m nadat zij door speciale 'waterscheepluijden' daar heen waren gesleept. D e toelevering van het ronde hout, de blokken, de zeilen en het staande en lopende 9
want werd soms afzondelijk aanbesteed , i n andere gevallen traden mastenmakers, b l o k m a kers en zeilmakers op als leveranciers of onderaannemers van de scheepsbouwers. 6
10
D e rol
In de protocollen van de Zaandamse notarissen komen vele scheepsbestekken en bestedingscontracten voor. V g l . ook Lootsma, 'Zaanschen scheepsbouw' 185 en 193-194. 7 'Scheepstoemaeckers'; zie voor deze term bijv. Not. v.d. Stengh i , Notariële archieven van Z a a n d a m ( N A Z ) , nr. 5773, 1686, fol. 134; ook reeds: Not. K l e i j n , N A Z , nr. 5756, 1648, fol. 274. 8 Bijv. Not. v. Breen, N A Z , nr. 5751, 1644, fol. 316; Not. K l e i j n , N A Z , nr. 5756, 1646, fol. 31; Not. v.d. Stengh i , N A Z , nr. 5767, 1665, fol. 247. 9 Voorbeeld in de aantekeningen van Lootsma: 'besteedinge van de blox tot een fluytschip', 1655. Verzameling Zaanlandse Oudheidkundige Vereeniging (zov), nr. 9A11. 10 V g l . Not. Oosterhooren i , N A Z , nr. 5793, 1689, fol. 113. 34
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
van de (groot-)scheepmaker kon aldus variëren van het maken van scheepshollen tot de montage van een compleet uitgerust schip, waarbij de scheepsbouwer dan meer optrad als dirigent van het montageproces dan als scheepmaker sec. Samenhang met de houtzagerij/houthandel
De belangrijkste grondstof voor de Zaanse scheepsbouw was hout: eikehout, grenehout, esse- en iepehout, overwegend afkomstig uit Duitsland, Noorwegen en de Oostzeelanden. Aanvankelijk werd dit hout bij Amsterdamse houthandelaren gekocht. In de loop van de 17e eeuw ontwikkelde zich in Zaandam een eigen houtzagerij, eerst nog overwegend als loonbedrijfvoor Amsterdamse houtkopers, maar al spoedig mede voor eigen rekening. Tegelijkertijd kwam een zelfstandige Zaanse houthandel op gang. De ontwikkeling van de Zaanse houtzagerij en houtkoperij is in sterke mate bevorderd door de ontwikkeling van de scheepsbouw, terwijl omgekeerd de Zaanse scheepsbouw door de opkomst van een eigen Zaanse houtzagerij en houthandel werd gestimuleerd. De Zaanse scheepsbouw is in de 17e eeuw in toenemende mate economisch en organisatorisch met (een deel van) de Zaanse houtzagerij/ houtkoperij verweven geraakt. In vele gevallen waren (groot-)scheepmakers tevens houtkoper en/of houtzager of participeerden zij in een of meer houtzaagmolens. Binnen de houtbranche ontwikkelde zich een op de import en verwerking van speciaal scheepstimmerhout gerichte tak van bedrijf, waarbij de grootscheepmakerij economisch-organisatorisch en via familiebanden nauw was betrokken. Van ongeveer 1660 af werden in Westzaandam bovendien regelmatig veilingen van speciaal scheepstimmerhout gehouden waar Zaandamse scheepsbouwers en mastenmakers 'dicht bij huis' een deel van het voor de scheepmakerij benodigde hout konden inkopen. Door beide factoren beschikten de Zaandamse scheepsbouwers continu over grote voorraden voordelig ingekocht en bewerkt scheepstimmerhout, hetgeen hun leveringstermijnen en prijzen gunstig beïnvloedde. Als men al hout van derden betrok dan kon men stilzwijgend bedingen, dat de betaling eerst zou volgen nadat het schip, waarvoor dit hout bestemd was, was afgeleverd. 11
12
13
Samenhang met de walvisvaart
De door Zaanse scheepsbouwers voor eigen rekening gebouwde zeeschepen werden dikwijls eerst - technisch enigszins aangepast - voor één of enkele reizen verhuurd aan walvisrederijen en pas daarna verkocht. Scheepsbouwers die schepen ter Groenlandvaart verhuurden traden meestal tevens op als mede-reders van walvisvloten. Op deze wijze vond een verstrengeling plaats van scheepsbouw en walvisvaart, welke de scheepsbouwers in staat stelde regelmatig schepen tijdelijk in de walvisvaart te 'investeren' en daarna als het ware uit voorraad tegen scherp concurrerende prijzen van de hand te doen. In feite was deze handel in schepen, welke tijdelijkterGroenlandvaart werden verhuurd, een soort'tweedehands'scheepshandel. 11 Zie- C A Schillemans, De houtveiüngen van Zaandam in de jaren 1655-1811, ('s-Gravenhage 1947), en J . Mooy, 'De houtveilingen van het speciale scheepstimmerhout te Zaandam in de 18e eeuw', handschr., Koog aan de Zaan, 1941; C A . Schillemans, 'De houtveilingen van Zaandam in de jaren 1654-1700', handschr., Zaandam, 1939. 12 Vgl Unger Duteh shipbuilding, 7. Vgl. in dit verband ook: J . E . Elias, De vioolbouw in Nederland in de eerste helft der 17e eeuw, 1596-1655 (Amsterdam 1933) 125/126 en 142; ook: J . van Beijlen, Schepen van de Nederlanden. Van de late middeleeuwen tot het eind van de 17e eeuw (Amsterdam 1970) 24-28. 13 Not. Oosterhooren i, N A Z , nr. 5782, 1676, fol. 238; en Not. v.d. Stengh i, N A Z , nr. 5770a, 1676, fol. 142.
35
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
Afb. 1. Model van een fluitschip ter walvisvaart. Gravure van A. de Blois naar een tekening van C. Moy, eind 17e eeuw (Zaanl. Oudh. Verzameling, zov nr. 832).
De verwevenheid van de Zaandamse scheepsbouw met de houtzagerij/houthandel en met de walvisvaart vormde een van de geheimen van de sterke positie van deze bedrijfstak in de 17e eeuw. Door de verbinding met de houtzagerij en de houthandel verzekerde de Zaanse scheepsbouw zich van een voordelige en adequate toelevering van scheepstimmerhout. De verstrengeling met de walvisvaart maakte een min of meer rendabele voorraadvorming van schepen mogelijk en daarmee een afzet tegen 'tweedehands' prijzen. Voegt men daarbij nog de voordelen van lagere lonen van scheepstimmerlieden in de Zaanstreek en van de toepassing van 'hoopwerk' , alsmede van de usance dat de rentelasten van elders gekocht scheepstimmerhout op de leveranciers werden afgewenteld , dan kan men enigszins bevroeden hoe de respectabele groei van de Zaandamse scheepsbouw in de 17e eeuw mogelijk was. 14
15
16
Aard van de produktie. Vestigingsplaats der werven
Op de Zaanse scheepswerven werden zeegaande en binnenschepen gebouwd en gekalefaat. Vrijwel alle gangbare typen van schepen werden geproduceerd. Verreweg het grootste deel van de gebouwde zeegaande schepen bestond uit fluiten: in de 17e eeuw naar schatting 17
14 'Hoopwerk' is aangenomen werk door ploegen van 'arbeytsluyden' o.l.v. een baas. Hoopwerk kwam zowel bij het 'timmeren' als bij het 'aftimmeren', resp. 'toemaken' van schepen voor. H e t heeft concurrentievervalsend tussen scheepsbouwers onderling gewerkt en gaf diverse malen aanleiding tot de vorming van hoopwerkconvenanten o m deze onderlinge concurrentie tegen te gaan (1669, 1675, 1723). 15 V g l . noot 13.
16 Zie ook: A . M . van der Woude, Het Noorderkwartier. Een regionaal historisch onderzoek in de demografische en econom geschiedenis van westelijk Nederland van de late middeleeuwen tot het begin van de begentiende eeuw, deel 2 (Wage 1972) 464-471; V . Barbour, ' D u t c h and English merchant shipping i n the seventeenth century', The Economie History Review (1929/1930) 275-278; alsmede de eerder geciteerde geschriften van Elias en Unger. 17 O p grond van het aantal v i a Zaandamse notarissen en op de veilingen van Westzaandam verhandelde schepen i n de periode 1654-1794. 36
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
80%, in de 18e eeuw 70%. Daarnaast werden er galjoten, pinassen, fregatten en smakschepen getimmerd. Onder de binnenschepen namen enkele en dubbele damschuiten (in de 17e eeuw + 60%; daarna ± 40%) , boeiers en waterschepen de belangrijkste plaats in. De meest gebouwde vissersschepen waren kwakken en botschuiten. In de 18e eeuw is de variatie in het produktieprogramma enigermate toegenomen. In de loop van de 17e eeuw nam de omvang der gebouwde schepen toe. Werden er vóór 1650 vooral zeegaande schepen korter dan 100 voet getimmerd, daarna waren schepen van 100-150 voet lengte in de meerderheid. Met de toenemende omvang der schepen werden ook de werven groter en nam de concentratie in het scheepsbouwbedrijf toe. Deze concentratie kwam na 1680 tot uiting in de oprichting van 'sociëteiten' of 'compagnieschappen', soms van langere duur, soms voor de uitvoering van speciale opdrachten , alsmede in een sterke vermindering van het aantal kleinere werven. De toenemende vraag naar grotere schepen had ook gevolgen voor de vestigingsplaats der scheepswerven. Aanvankelijk waren alle Zaandamse scheepswerven gelegen aan de oost- en westzijde van de Binnenzaan. Alleen de binnenschepen en de kleinere zeeschepen, die aan de Binnenzaan waren gebouwd konden de sluizen in de Hogendam, die de Binnezaan met het IJ verbonden, passeren. Deze sluizen waren echter te klein en bovendien door hun overkluizing te laag om de aan de Binnenzaan gebouwde hollen van grotere zeeschepen in het IJ te brengen. In 1609 werd daarom aan de westzijde van deze dam een overtoom aangelegd, waarover schepen met een maximale lengte van 124 voet uit de Binnenzaan naar het IJ konden worden geheveld ('gewonden'). Deze overtoom werd in de vorm van een partenrederij door scheepsbouwers wier werven aan de Binnenzaan waren gelegen geëxploiteerd. De overtoom heeft tot 1718 dienst gedaan. Toen was het zwaartepunt van de Zaanse scheepsbouw in het Voorzaangebied (Ooster- en Westerhem) en aan de Westzaander Overtoom komen te liggen. Dit verplaatsingsproces had zich eigenlijk al van ongeveer 1630 af, in het bijzonder sinds de aanleg van het Nieuwe Werk in de Oosterhem (het Kattegat), 1637 en van de Nieuwe Haven in de Westerhem, 1651 , geleidelijk voltrokken. Scheepshollen die aan de IJ-oevers werden gebouwd hoefden de sluizen in de Hogendam niet meer te passeren voordat zij in het Timmerrak (de havenkom van Zaandam aan de IJ-zijde van de Hogendam) werden 'toegemaakt'. Omstreeks 1730 was vrijwel de gehele Zaandamse scheepsbouw in het Voorzaangebied en aan de Westzaander Overtoom geconcentreerd. 18
17
19
20
21
De Zaandamse scheepsbouw: omvang
22
Het aantal werven
Het is eigenlijk merkwaardig dat over de omvang van een kennelijk zo belangrijke bedrijfstak als de Zaandamse scheepsbouw tot nu toe slechts weinig 'harde' kwantitatieve gegevens 18 Zie voor de diverse scheepstypen bijv. N . Witsen, Aeloude en hedendaegsche scheepsbouw en bestier (Amsterdam 1671); C . van Ijk, De Nederlandsche scheepsbouwkunst open gestelt (Amsterdam 1697). Voorts V a n Beijlen en Unger, a.w. M a a r ook de vele bestekken van te Z a a n d a m gebouwde schepen die i n de notariële protocollen zijn te vinden. 19 Voorb. Not. Oosterhooren i , N A Z , nr. 5790, 1686, fol. 127; Not. v.d. Stengh i , N A Z , nr. 5772, 1685, fol. 280. 20 Voor een beschrijving van de H o g e n d a m en deze overtoom: A . Loosjes, Beschrijving van de Zaanlandsche dorpen (Haarlem 1794) 111-132. 21 Zie ook H a r t , Geschrift en getal, 75. 22 Samenvattende informatie over de omvang van de Zaanse scheepsbouw: V a n der Woude, Het Noorderkwartier, 460-464; Unger, Dulch shipbuilding, 6-9.
37
D e Z a a n d a m s e scheepsbouw i n de 17e en 18e eeuw
beschikbaar zijn. E e n uitspraak als van D e V r i e s (die daarbij aan B a r b o u r refereert): ' i n the industry's p r i n c i p a l location, the Zaanstreek, dozens of wharves produced hundreds (cursivering door mij, v. Br.) of oceangoing vessels each y e a r '
23
is door zijn vaagheid i n dit opzicht illustra-
tief. A a n de andere kant moet een ' h a r d ' lijkende uitspraak v a n B u r g e r van Schoorl dat er 2
i n 1708 te Z a a n d a m 306 schepen op stapel stonden * met de nodige scepsis w o r d e n be25
schouwd. O p g r o n d van het aantal ondertekenaren van het overtoomcontract van 1608 k a n het toenmalige aantal werven aan de B i n n e n z a a n op dertien worden gesteld. In 1664 lagen er aan de B i n n e n z a a n i n Z a a n d a m en K o o g i n totaal t w i n t i g w e r v e n .
26
Vol-
gens Loosjes zijn er i n de loop van de 17e eeuw 25 werven aan de B i n n e n z a a n gevestigd ge27
weest. A a n het b e g i n van de 18e eeuw waren het er weer d e r t i e n .
28
U i t verpondingsgege-
vens over het j a a r 1612 blijkt dat er toentertijd te W e s t z a a n d a m acht hellingen l a g e n .
29
In
O o s t z a a n d a m moeten er i n dat j a a r vijf werven zijn geweest. I n 1630 bleek het aantal werven te Z a a n d a m te zijn toegenomen tot 21, waarvan 15 te W e s t z a a n d a m en zes te O o s t z a a n dam.
3 0
N a 1630 is m e n begonnen ook buitendijks, op de h e m l a n d e n i n het IJ scheepswerven
aan te leggen. I n de eerste plaats omdat er langs de oevers v a n de B i n n e n z a a n steeds m i n d e r r u i m t e beschikbaar was, i n de tweede plaats omdat het overwinden van (groter wordende) schepen over de overtoom steeds bezwaarlijker werd (mede door de toenemende a a n s l i b b i n gen en ondiepten i n het T i m m e r r a k bij de D a m ) . In 1731 waren er volgens H a r t te Z a a n d a m 26 scheepswerven gevestigd, w a a r v a n 15 te 23 J . de Vries, The Dutch rural economy in the Golden Age, 1500-1700 (New H a v e n / L o n d e n 1974) 241. 24 D . Burger van Schoorl, Chronyk van Medemblick ( H o o r n 1767) 85. 25 O p r i c h t i n g van de partenrederij ter exploitatie van de overtoom te Westzaandam; zie: Oud-archief Zaandam ( O A Z ) , nr.
92.
26 Not. K l e i j n , N A Z , nr. 5759, 1664, fol. 42". 27 Loosjes, Zaanlandsche dorpen, 186. 28 Tegenwoordige Staat, deel 8, 337. 29
O B W Z , nr.
605.
30 Redres kohier der verpondingen 1629-1632 ( A R A , A r c h . F i n . van H o l l a n d , nrs. 464, 466, 467). .38
D e Z a a n d a m s e scheepsbouw i n de 17e en 18e eeuw
W e s t z a a n d a m een 11 te O o s t z a a n d a m .
31
I n het kohier van v e r p o n d i n g van 1734 waren te
W e s t z a a n d a m 17 scheepstimmerwerven opgenomen. V o o r O o s t z a a n d a m vermeldde het verpondingskohier van 1741 10 scheepswerven, alle gelegen aan de V o o r z a a n .
32
Omstreeks
1750 bedroeg het aantal werven te Z a a n d a m volgens Loosjes 23 a 24. D a a r n a is de o m v a n g van de Z a a n d a m s e scheepsbouw sterk teruggelopen, zodat tenslotte i n 1794 n o g m a a r 2 a 3 werven i n bedrijf w a r e n .
33
I n de literatuur bestaat tot n u toe n o g onduidelijkheid over het totale aantal scheepswerven te Z a a n d a m (binnen- è n buitendijks) i n de periode 1650-1730. B a r b o u r vermeldt dat er omstreeks 1660-1670 te Z a a n d a m een 30 a 40 schepen tegelijk konden worden g e b o u w d .
34
Loosjes denkt dat er i n de hoogtijdagen v a n de Z a a n d a m s e scheepsbouw meer d a n 60 werven zijn geweest.
35
H e t aantal ondertekenaren van een convenant ter regulering van het
hoopwerk i n de Zaandamse scheepsbouw
36
doet vermoeden dat er i n 1669 te Z a a n d a m ,
K o o g en Westzaander O v e r t o o m tezamen i n d e r d a a d 60 a 65 werven i n bedrijf moeten zijn 3 7
geweest. Omstreeks 1690 lagen er te W e s t z a a n d a m buitendijks 16 werven op een r i j , wat op een totaal van ongeveer 40 werven i n heel Z a a n d a m z o u k u n n e n wijzen. Het aantal scheepsbouwers en scheepshandelaren A a n g e n o m e n m a g w o r d e n dat i n de eerste periode van de Z a a n d a m s e scheepsbouw het aantal werven en het aantal scheepsbouwers ongeveer even groot zijn geweest. D a t houdt i n dat er op g r o n d van de i n de vorige paragraaf vermelde gegevens omstreeks 1630 20 a 25 scheepsbouwers te Z a a n d a m h u n bedrijf uitoefenden. D e Tegenwoordige Staat der Nederlanden vermeldt dat er aan het begin van de 18e eeuw een 50 'scheepstimmerbaazen' i n de b a n n e n van Oost- en Westzaanden woonden 'die groote schepen m a a k t e n ' . I n de tussenliggende periode moeten er te Z a a n d a m , K o o g en Westzaander O v e r t o o m tezamen tenminste 60 scheepmakers en schependoenmakers w e r k z a a m zijn geweest. I n 1729 bleek het aantal 'grootscheepstimmerluijden' tot 23 te zijn teruggelopen. Omstreeks 1742 waren er i n Oosten W e s t z a a n d a m i n totaal 23 scheepmakers i n de personele quotisatie aangeslagen. L o o t s m a is van m e n i n g , dat er i n de periode 1720-1747 tenminste 37 scheepsbouwers i n de Zaanstreek w e r k z a a m waren, die fluiten, hoekers en galjoten b o u w d e n . 38
39
40
41
42
D o o r een systematische bewerking van de protocollen v a n Z a a n d a m s e notarissen, de Veylboecken van W e s t z a a n d a m en Westzaan, alsmede van de transportregisters v a n de b a n ne v a n W e s t z a a n d e n k o n i k vaststellen hoeveel personen z i c h i n de periode 1590-1720 te 43
31 H a r t , Geschrift en getal, 13 en 46. 32 33 34 35 36 37
O A Z , aanw. nr. 3. Loosjes, Zaanlandsche dorpen, 187/188. Barbour, ' M e r c h a n t shipping', 278. Loosjes, Zaanlandsche dorpen, 187. Zie ook: Tegenwoordige Staat, deel 8, 337. Not. Oosterhooren, N A Z , nr. 5779, 1669, fol. 259. In J . Jansz, Saenlans wassende roos (Amsterdam 1693): ' W e l sestien werven op een rij van veelen soorten en verschij'. Zie ook Lootsma, 'Zaanschen scheepsbouw', 217.
38 Tegenwoordige Staat, deel 8, 337. 39 Zie noot 36. 40 Not. Faber, N A Z , nr. 5879, 1729, fol. 186. 41 S. Hart: ' D e personele quotisatie te Westzaandam zoals ze i n 1742 is vastgesteld ^
ZaendT.2 1947) 311-343
en ' D e personele quotisatie te Oostzaandam zoals ze i n 1742 is vastgesteld', De Zoende 3 (1948) 217-234. O o k O W B Z , nr.
81.
42 Lootsma, 'Zaanschen scheepsbouw', 204. 43 Oud-rechterlijke archieven ( O R A ) : N A Z nrs. 5750-5861; Veijlb. nrs. 1669-1796 en Transp. nrs. 1564-1613. 39
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
Oost- en Westzaandam, Westzaander Overtoom en Koog aan de Zaan ieder jaar met de scheepsbouw en/of met de handel in schepen bezighielden. Onder scheepsbouwers en scheepshandelaren rekende ik: de botenmakers, de (meester)(scheeps-)timmerluijden, de hellingluijden, de (meester)(groot-)scheepmakers, de schependoenmakers, de reders/kooplieden, die zich regelmatig met het verhandelen van schepen bezighielden en de houtkopers/ scheepmakers. Doordat vele personen verschillende bedrijven tegelijk of ook wel afwisselend en na elkaar uitoefenden was het niet mogelijk de aantallen voor iedere categorie afzonderlijk vast te stellen. Bovendien kon niet altijd precies worden nagegaan hoe lang personen met meer dan één beroep of bedrijf tijdens hun leven als scheepsbouwer sec werkzaam waren geweest. De aanstonds te vermelden aantallen scheepsbouwers en -handelaren zijn door dit soort onnauwkeurigheden in absolute zin enigermate overschat. Tenslotte moet nog worden vermeld dat ik alleen diegenen heb geteld, die als eigenaar van een bedrijf, als compagnon of als zoon in het bedrijf van vader werkzaam waren. 44
Tabel 1. Aantal scheepsbouwers en scheepshandelaren te Zaandam , waarvan de namen in de oud-rechterlijke archieven van Zaanland voorkomen, gemiddeld per 10-jaarlijkse periode, 1590-1720 45
Periode 1590-1599 1600-1609 1610-1619 1620-1629 1630-1639 1640-1649 1650-1659
40
Aantal 4 12 27 40 54 64 74
Periode 1660-1669 1670-1679 1680-1689 1690-1699 1700-1709 1710-1719
Aantal 94 112 86 78 68 53
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
In grafiek 1 is het voortschrijdende tienjaarlijkse gemiddelde van het aantal scheepsbouwers en scheepshandelaren over de periode 1590-1720, aangevuld met een schatting voor de jaren 1720-1794, weergegeven. Ter vergelijking zijn de aantallen scheepsbouwers en scheepswerven, zoals die uit de tot nu toe beschikbare literatuur konden worden afgeleid (zie hierboven), opgenomen. Fig. 1.
Voortschrijdende tienjaarlijkse gemiddelden van het aantal scheepsbouwers en scheepshan-
delaren te Zaandam, 1590-1794 A a n t a l scheepsbouwers en - h a n d e l a r e n ion I
V o o r t s c h r i j d e n d e tienjaarlijkse ge-
1590 1600
10
20
M 4 0 M 6 0 T O 8 0 9 0
~99~liï~
19
29
39
49
59
69
79
89
99
JJ700 1 0 f f l 3 0 4 0 5 0 6 0 7 0 8 0 09
19
29
39
49
59
69
79
1790
89
99
Perioden
Uit de hier gepresenteerde cijfers blijkt dat de Zaandamse scheepsbouw zich, wat het aantal ondernemers betreft, in de periode 1590-1670 op spectaculaire wijze heeft uitgebreid. Tussen 1660 en 1680 hebben zich naar alle waarschijnlijkheid zo'n 100-110 personen als bouwer en/of als koopman met de produktie en verkoop van zee- en binnenschepen beziggehouden. N a ongeveer 1675 is een kentering opgetreden. Het aantal scheepsbouwers en scheepshandelaren liep in de periode 1675-1720 weer even snel terug als het in de jaren 1630-1675 was toegenomen. Omstreeks 1720 was het aantal scheepsbouwers en -handelaren weer op het niveau van ongeveer 1630 teruggevallen. In de jaren na 1720 viel een verdere teruggang tot vrijwel het nulpunt aan het einde van de 18e eeuw te constateren. De reeds bekende gegevens uit de literatuur betreffende het aantal (groot-)scheepmakers en scheepswerven laten, wat de grote lijn betreft, een soortgelijk verloop zien. Het niveauverschil tussen de voortschrijdende tienjaarlijkse gemiddelden en de eerder vermelde cijfers uit 44 Inclusief Westzaander Overtoom en K o o g . 45 Zie noot 43.
41
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
de literatuur kan door twee factoren worden verklaard. In de eerste plaats door het feit dat de cijfers uit tabel 1 en uit grafiek 1, in tegenstelling tot de eerder bekende gegevens, tevens de botenmakers, de scheepshandelaren, de compagnons en de in het bedrijf medewerkende kinderen omvatten. In de tweede plaats door de hierboven aangeduide onnauwkeurigheid in de nieuwe reeks van gegevens. Het niveauverschil maakt duidelijk dat het aantal scheepshandelaren meer dan evenredig met het aantal scheepsbouwers is toegenomen, terwijl ook het aantal bazen per werf toenam. Dit laatste verschijnsel hangt mede samen met de groeiende omvang der scheepswerven (met name in het Voorzaangebied en aan de Westzaander Overtoom), die op de vraag naar steeds groter schepen volgde. Omvang van de produktie en afzet van schepen
Over de produktieomvang van de Zaandamse scheepsbouw is heel weinig bekend. Loosjes meldt , dat er tussen 2 oktober 1678 en 18 mei 1680 54 schepen over de overtoom werden gewonden (d.i. gemiddeld per jaar 33); tussen 2 augustus 1692 en 17 juni 1694 63 (d.i. gemiddeld per jaar 34) en van 27 oktober 1700 tot 10 maart 1718 97 (d.i. gemiddeld per jaar 5 a 6). De schepen die werden overgewonden waren 75-120 voet lang. Kleinere schepen konden door de Grote Sluis in de Hogendam naar het IJ worden gevaren. Hoeveel dit er zijn geweest is niet bekend. Uit de gegevens van Loosjes kan worden afgeleid dat per werf aan de Binnenzaan in het laatste kwart van de 17e eeuw per jaar gemiddeld 2 a 3 zeegaande schepen van 75-120 voet lang werden gebouwd. Diverse gegevens uit de notariële protocollen wijzen op een bouwtijd van 3-5 maanden per zeeschip. Uit een verklaring van drie grootscheepmakers in 1618 kan men afleiden, dat zij in de periode 1660-1680 elk ongeveer 3 schepen per jaar afleverden. Bij een gemiddelde produktie per werf van twee schepen per jaar vóór 1650 en van 2 a 3 daarna, zou men tot de volgende gemiddelde produktiecapaciteit van de Zaandamse (groot-)scheepmakerij in de 17e eeuw komen: omstreeks 1630 + 40 schepen per jaar en in de periode 1650-1700 120-150. Daarna is een teruggang opgetreden. Hart is van mening, dat de werkelijke jaarproduktie van 1731 is te schatten op 100, die van 1770 op 20 a 25 zeegaande schepen. Het verloop van de produktie van schepen te Zaandam is tot nu toe niet nauwkeuriger aan te geven. Een wat gedetailleerder indruk van de ontwikkeling van de handel in zee- en binnenschepen blijkt wel mogelijk te zijn, voor zover deze handel liep over de veilingen van Westzaandam en Westzaan of via de Zaandamse notarissen. In tabel 2 is voor de periode 1640-1794 vermeld hoeveel schepen langs deze weg te Zaandam werden verhandeld. Daarbij moet men bedenken dat hiermee slechts een deel (naar schatting een kwart) van de handel in schepen kon worden achterhaald. Nader onderzoek in de Amsterdamse notariële archieven zou complementaire informatie moeten leveren. Maar ook dan nog moet men rekening houden met het feit, dat een belangrijk (hoe belangrijk?) deel van de scheepsverkopen kennelijk onderhands geschiedde en niet in de vermelde documenten werd geregistreerd. 46
47
48
49
50
46 47 48 49 50
42
Loosjes, Zaanlandsche dorpen, 130. Loosjes, Zaanlandsche dorpen, 129. Lootsma, 'Zaanschen scheepsbouw', 185/186. Not. v.d. Stengh i , N A Z , nr. 5772, 1681, fol. 322. H a r t , Geschrift en getal, 46.
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
Tabel 2. Aantal te Zaandam verhandelde zee- en binnenschepen, volgens notariële protocollen en veijlboecken , gemiddeld per jaar over perioden van 10 jaar, 1640-1794 51
Periode
1640-1649 1650-1659 1660-1669 1670-1679 1680-1689 1690-1699 1700-1709 1710-1719 1720-1729 1730-1739 1740-1749 1750-1759 1760-1769 1770-1779 1780-1789 1790-1794
Aantal verhandelde schepen per jaar zeegaande schepen binnenschepen 2 8 11 23 17 26 15 19 15 10 16 11 11 4
11 1
totaal
1 1
4
H 1° 4
3
5
4
4
5
5
7
7 1 2
9
3 9 15 34 27 30 18 24 19 14 21 16 18 11 23 10
In grafiek 2 zijn de aantallen verhandelde schepen (uitgedrukt in voortschrijdende tienjaarstotalen) in een grafiek weergegeven. Uit de in tabel 2 en grafiek 2 vermelde gegevens kunnen enkele voorzichtige en voorlopige conclusies worden getrokken. De ontwikkeling van de handel in zeeschepen te Zaandam vertoonde een fase van opgang in de tweede helft van de 17e eeuw en een fase van neergang in de 18e eeuw. In beide fasen wisselden kortere perioden van opgang en teruggang elkaar met een zekere (conjuncturele) regelmaat af. Het absolute hoogtepunt werd bereikt in de jaren 1690-1700. Vóór die tijd was er een hausse-periode geweest tussen 1670 en 1680. Tussentijdse oplevingen in de 18e eeuw waren er omstreeks 1720 en 1750, maar het niveau van het einde van de 17e eeuw werd nooit meer bereikt. Het absolute dieptepunt vormden de jaren 1770-1780 vóórdat na 1790 de Zaandamse (groot-)scheepmakerij geheel ten onder ging. De opleving tussen 1780 en 1790 is ten dele een 'opruimingsuitverkoop' van schepen geweest. De uitverkooptendens manifesteert zich ook in het verloop van de verkoopcijfers van scheepsparten (aandelen in Zaanse scheepsrederijen) sedert 1750. De handel in binnenschepen bereikte zijn top in de jaren 1670-1690. Daarna hebben de verkoopcijfers tot omstreeks 1770 op een aanzienlijklager niveau gelegen. N a 1770 zette zich een verkoophausse in die in de jaren 1780-1790 tot een niveau reikte dat het peil van de periode 1670-1690 ongeveer evenaarde. Ook deze hausse had duidelijke uitverkoopaspecten. De in grafiek 4 vermelde gegevens, ontleend aan de ontvangsten van de 40e penning op verkoch-
51 Geteld is het aantal (aan)bestede schepen, waarvan de aanbestedingsovereenkomst i n de notariële protocollen is vermeld; het aantal v i a de notaris verkochte schepen volgens koopbrieven, scheepskustingbneven en bijlbrieven; het aantal schepen verkocht v i a notariële transportakte; alsmede de te Westzaandam geveilde schepen, vermeld i n de 'Veijlboecken' van Westzaandam ( O R A , nrs. 1669-1796). 43
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
Fig. 2. Aantal te Zaandam verhandelde zee- en binnenschepen volgens notariële protocollen en veijlboecken , voortschrijdende tienjaarstotalen, 1640-1794. 51
52
te schepen te Westzaandam bevestigen voor de periode 1750-1794 de hierboven aangeduide tendentie in de scheepshandel. Aangenomen mag worden dat er een positieve samenhang bestond tussen de omvang van de scheepsproduktie en de omvang van de handel in schepen. Uit een vergelijking van het verloop van het aantal door Zaandamse scheepsbouwers gebouwde zeeschepen volgens declaratoiren van bouw en eigendom van deze schepen (voorkomend in de Zaandamse notarisprotocollen) met het verloop van het aantal te Zaandam verhandelde zeeschepen weten wij dat de curve van de verhandelde schepen enige jaren achterliep bij de curve van de produktie. Het verschil kan worden verklaard uit voorraadvorming. De steeds te Zaandam aanwezige voorraad zeegaande schepen werd via een tijdelijke benutting in de Zaanse Groenland- en Straat Davidsvaart zo goed mogelijk rendabel gemaakt. Overigens volgden de beide curven elkaar op de voet, zoals grafiek 5 laat zien. 53
52
O B W Z , nr.
425
en
426.
53 Inclusief die aan de Westzaander Overtoom.
44
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
Fig. 4. Aantal verkochte zee- en binnenschepen te Westzaandam volgens de ontvangsten van de 40ste penning op verkochte schepen, voortschrijdende tienjaarstotalen, 1750-1794. Aantal verhandelde schepen 9 0
I
•
Binnenschepen Zeeschepen
Perioden
54 B r o n : Veijlboecken van Westzaandam: O R A , nrs. 1669-1796.
45
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
Fig. 5. Verloop van het aantal te Zaandam verhandelde zeeschepen in vergelijking tot het verloop van het aantal door Zaandamse scheepsbouwers gebouwde schepen volgens declaratoiren voor Zaandamse notarissen, voortschrijdende tienjaarstotalen, 1700-1760. 53
Aantal zeeschepen Verhandelde zeeschepen Gebouwde zeeschepen volgens declaratoiren
Voorts moet bij grafiek 5 nog worden opgemerkt, dat de aantallen verhandelde en gebouwde schepen niet bij elkaar mogen worden opgeteld, aangezien de schepen waarover door notarissen declaratoiren werden afgegeven (althans ten dele, maar welk deel is niet bekend) mede zijn begrepen in de aantallen verhandelde schepen.
De Zaandamse scheepsbouw: hoe omvangrijk? Ook na uitvoerig kwantitatief onderzoek in de archieven van Zaandam en van de bannen van Oost- en Westzaandam blijkt het vooralsnog niet mogelijk een volledig overtuigend en 46
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
nauwkeurig beeld te schetsen van de omvang van de Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw. De conclusies uit de voorafgaande beschouwingen moeten daarom als voorlopig en indicatief worden aangemerkt. De gepresenteerde cijfers zijn een verdere stap op weg naar een afrondend beeld van de functie, de structuur en de omvang van de Zaandamse scheepsbouw tijdens de Republiek. Vast staat, dat de scheepsbouw in de Zaanstreek zich in de eerste helft van de 17e eeuw in snel tempo heeft uitgebreid. Vast staat ook dat de bloeiperiode lag in de tweede helft van de 17e eeuw en dat de 18e eeuw een tijdperk van geleidelijke achteruitgang is geweest met afwisselend korte periodes van opleving en van verdere teruggang. De vermindering van het aantal werven en van het aantal scheepsbouwers en -handelaren in de 18e eeuw schijnt zich iets gestager te hebben voltrokken dan de teruggang van de aantallen gebouwde en verhandelde schepen. Dat wijst op concentratie en groeiende omvang van de werven. Deze concentratie kan ook worden afgeleid uit het feit, dat de top van de scheepshandel 10 a 20 jaren later lag dan de top van het aantal werven en scheepsbouwers. Het aantal scheepsbouwers en scheepswerven was niet nauwkeurig voor de gehele periode van twee eeuwen te achterhalen. Alleen voor ongeveer 1670 was het mogelijk een vrij volledig beeld te verkijgen. Het aantal werven en werfjes te Oost- en Westzaandam, Westzaander Overtoom en Koog tezamen moet inderdaad, zoals Loosjes al aangaf en wat ook het aantal ondertekenaren van het hoopwerkconvenant van 1669 doet vermoeden, boven de 60 hebben gelegen; ik denk van 65 a 70. Dit is aanzienlijk meer dan ik tot nu toe veronderstelde. Het aantal scheep- en botenmakers beliep ruim 90. Daarenboven waren er nog 17 schependoenmakers en andere scheepshandelaren werkzaam, terwijl van drie personen de preciese functie niet kon worden vastgesteld. Zo'n 80% van de in grafiek 1 opgenomen scheepsbouwers en -handelaren oefende derhalve de scheep- en botenmakerij uit. Deze scheepmakers waren echter in vele gevallen daarnaast óók als houtkoper, houtzager, scheepshandelaar of reder werkzaam. Het aantal scheep- en botenmakers per werf bedroeg omstreeks 1670 gemiddeld 1,3 a 1,4. Met de gegevens uit grafiek 1 en de bovenstaande 'kengetallen' kan nu het verloop van het aantal scheepsbouwers en scheepswerven over de gehele periode van twee eeuwen worden geschat. Het uitgangspunt van deze schatting is natuurlijk wel dat de omstreeks 1670 geldende verhoudingen voor het gehele tijdvak van de Zaandamse scheepsbouw mogen worden aangehouden. In grafiek 6 is het resultaat van de schatting grafisch weergegeven. Over de ontwikkeling van de produktiecapaciteit kon niet veel meer worden opgemerkt dan dat die in de loop van de tijd per werf is toegenomen en dat de Zaandamse scheepsbouw in staat bleek aan de vooral na 1650 groeiende behoefte aan grotere schepen te voldoen. De werkelijke produktie bleef ook na dit onderzoek nog in de schoot der geschiedenis verborgen, al bleek het wel mogelijk via een bewerking van de notariële protocollen, de veilboeken en transportregisters enige indruk te krijgen van het verloop der scheepsverkopen. Een vergelijking van de curven der aantallen scheepmakers en scheepswerven enerzijds en die die der aantallen verhandelde schepen anderzijds liet zien, dat de produktie en verkoop van schepen een grilliger verloop hebben gehad dan de aantallen scheepsbouwers en werven. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat het aantal scheepswerven niet altijd een indicatie was van de omvang der bedrijvigheid. In sommige perioden, zoals bijvoorbeeld omstreeks 1663, 55
56
57
55 Loosjes, Zaanlandsche dorpen, 187. 56 Not Oosterhooren I, zie noot 36. 57 V a n B r a a m , Westzaandam, 41; Economische geschiedenis, 10. 47
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
Fig. 6. Aantallen scheepsbouwers, scheepshandelaren en scheepswerven te Zaandam (incl. Westzaander Overtoom en Koog), geschat over de periode 1590-1794. Voortschrijdende tienjaarlijkse gemiddelden van het aantal scheepsbouwers en -handelaren volgens figuur 1. Na 1720 geschat ( + — + —). Aantallen scheep- en botenmakers geschat. I aantallen volgens de literatuur. Aantallen scheepswerven, geschat. • aantallen volgens de literatuur.
58
lagen er diverse scheepswerven stil en dat zal ook in andere perioden het geval geweest zijn. De afzet van schepen was sterk conjunctureel en politiek (oorlogs-)gevoelig. De inzet van schepen - op voorraad - in de walvisvaart vlakte de invloed van de conjuncturele factoren op het produktieverloop wat af, maar deed deze niet verdwijnen. Er zal nog veel (archief-) onderzoek moeten plaatsvinden vóórdat een definitief oordeel over het verloop van de produktie en van de afzet van schepen door de Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw kan worden gegeven. Hoe overdreven de uitspraak van de dichter: ' E n heele vlooten, in de zilvre Zaan gebouwt' ook moge zijn, een feit blijft: 'den coop-man treckt haer af veel schepen fray gebout' , maar misschien komen we er nog eens achter hoeveel schepen het werkelijk zijn geweest. 59
E e n korte nabeschouwing 60
In een vroegere publikatie heb ik er de aandacht op gevestigd, dat de totale economische bedrijvigheid te Zaandam omstreeks 1730 haar hoogtepunt bereikte, maar dat er een duidelijke tijdsvolgorde in de opkomst en neergang van de afzonderlijke takken van bedrijf viel
58 Saendammer lof; dat is een kort verhaal van wegen de neering en handteenng deses tifdts, allen ingesetenen tot West- ende Oost Saerdam opgedragen en de voorgestelt (Zaandam 1663) 4. 59 J . Jansz, Saenlans wassende roos. Geciteerd bij Lootsma, 'Zaanschen scheepsbouw', 217/218. 60 V a n B r a a m , Westzaandam, 32-33.
48
De Zaandamse scheepsbouw in de 17e en 18e eeuw
te constateren. In het bijzonder in de periode 1680-1730 hebben de verschillende takken van bedrijvigheid in wisselende verhoudingen bijgedragen tot de totale bedrijvigheid. Ook het aandeel van de scheepsbouw is niet de gehele 17e en 18e eeuw hetzelfde gebleven. In 1978 schreef ik: 'de conclusie lijkt gerechtvaardigd, dat de scheepsbouw te Westzaandam omstreeks 1700 eigenlijk al over zijn hoogtepunt heen was'. Door het onderzoek waarover ik hierboven rapporteerde wordt deze conclusie bevestigd. De gegevens over het aantale werven en scheepsbouwers zijn in dit opzicht nog wat overtuigender dan de cijfers over de verhandelde schepen, waarop de conclusie van 1978 in hoofdzaak was gebaseerd. Deze conclusie moet echter niet worden misverstaan. Ook in de eerste helft van de 18e eeuw bleef de scheepsbouw nog een van de pijlers van de Zaandamse economie. Maar terwijl de walvisvaart zich, zij het met ups en downs, wat het aantal uitgevaren schepen betreft, tot ongeveer 1760 op hetzelfde niveau handhaafde, het aantal houtzaagmolens tot +1730 bleef toenemen en het aantal houtveilingen te Westzaandam in de periode 1720-1729 zijn hoogtepunt bereikte , liep de omvang van de Zaandamse scheepsbouw, zoals we hierboven hebben gezien, terug. De Zaandamse scheepsbouw heeft een snelle expansie doorgemaakt in de eerste helft van de 17e eeuw, toen de Zaandamse schipperij (nog) een belangrijke bijdrage leverde aan de Hollandse vrachtvaart, in het bijzonder de oost-west vaart. Opmerkelijk is voorts dat de bewegingen in de aantallen verkochte zeeschepen en in de aantallen ter walvisvaart uitgeruste schepen van ongeveer 1670 af vrijwel synchroon verliepen. Dit zou er op kunnen wijzen dat het lot van de Zaandamse scheepsbouw na 1670, afgezien van algemene conjuncturele invloeden, in sterke (beslissende?) mate afhankelijk was van de ontwikkelingen in de walvisvaart. Er is hier ongetwijfeld aanleiding voor nader toetsend onderzoek. Ook het verband tussen de Zaandamse schipperij en de ontwikkeling van de scheepsbouw in de eerste helft van de 17e eeuw verdient onderwerp van verdere studie te worden. 61
62
63
64
61 V a n B r a a m , Westzaandam, 33. 62 V a n B r a a m , Westzaandam, 36, 48, 49. 63 V a n Braam, Westzaandam, 40. Zie ook: S. H a r t , Schippers uit de Zaanstreek (Amsterdam 1980)(stencil). B i b l . zov nr. 11.178; J . Schreiner: Nederland og Norge 1625-1650; trelastutfórelsel og handelspolitikk (Oslo 1933); en P.C. van Royen, Zeevarenden op de koopvaardijvloot omstreeks 1700 (Amsterdam/'s-Gravenhage 1987). 64 V a n B r a a m , Westzaandam, 36. 4Q