BOF / OV Hessenweg & Looydijk / OV Bilthoven Centrum p.a. Evert P. ten Kate Chalonhof 2 3762CS Soest
[email protected]
Aan het College van B&W van De Bilt Afschrift aan de Gemeenteraad
18 juli 2014
Geacht College,
Vorige week hebben wij een onderhoud gehad met een delegatie van uw college, bestaande uit de wethouders Jolanda van Hulst en Hans Mieras. Onderwerp van gesprek was de mogelijke totstandkoming per 1 januari 2015 van twee ‘centrumfondsen’ ten dienste van de winkeliers in Bilthoven Centrum en de Hessenweg, vooruitlopend op een mogelijk gemeentebreed ondernemersfonds per 1 januari 2016. Aan de hand van een eerdere versie van deze brief hebben we de stappen doorgenomen die tot realisatie moeten leiden. We zijn blij met de positieve visie van uw kant op dit initiatief. U hebt aangegeven deze brief door te zullen geleiden naar de raad, met een eigen routevoorstel als begeleider. In deze brief brengen wij onze kijk op nut, noodzaak en procesgang van het initiatief onder woorden. Het is een uitgebreid verhaal, maar gezien de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenteraad als het gaat om de belastingheffing, hechten wij aan een vroegtijdige informatievoorziening aan de raad. Vooropgesteld: het thema is zowel voor uw college als voor de raad reeds bekend. De raad is nog in oude samenstelling mondeling geïnformeerd en in het coalitieakkoord wordt de komst van centrumfondsen aangekondigd. We kunnen die besluitenvorming vergaand voorbereiden, maar de timing steekt vrij nauw. De kern van het verhaal is dat enerzijds in ondernemend De Bilt veel belangstelling bestaat voor een gemeentebreed fonds, maar dat er ook gespreks- en onderzoekstijd tijd nodig is om de steun voor en de ambities met dat fonds aan te wakkeren; en dat anderzijds in twee winkelgebieden een dermate grote urgentie bestaat, dat er niet rustig kan worden afgewacht. Er wordt daarom gekozen voor een ‘second best’ oplossing voor die gebieden, via een reclamebelasting per aanstaande 1 januari en een ‘preferred’ oplossing via een gemeentebreed wozfonds een jaar later.
Concreet zullen wij u college en raad in het komende najaar vragen:
De filosofie van een fonds ‘voor en door ondernemers’ en de meerwaarde van zo’n fonds voor het vestigingsklimaat in De Bilt in politieke zin te bevestigen Akkoord te gaan met de invoering van een verordening op de reclamebelasting Akkoord te gaan met het heffen van reclamebelasting in twee winkelgebieden Akkoord te gaan met het beschikbaar stellen van de opbrengst van de belasting – al dan niet na aftrek van perceptiekosten – aan de ondernemersverenigingen in de beide heffingsgebieden De politieke steun voor een gemeentebreed fonds vanaf het moment dat de ondernemers klaar zij met hun plannen – mogelijk per 1 januari 2016 – te handhaven.
Voor de duidelijkheid eerst enige begripsbepaling. Er is in De Bilt al een ‘ondernemersfonds’. Dat is een onafhankelijke stichting die werkt met een driejarige stimuleringsbijdrage van de gemeente. De Biltse Ondernemers Federatie (BOF) maakt deel uit van het bestuur. Buiten De Bilt heeft ‘ondernemersfonds’ een andere betekenis. Het staat voor een fiscaal arrangement waarbij ondernemers hetzij via een opslag op de ozb voor niet-woningen, hetzij via een reclamebelasting, hetzij via een zogeheten BIZ, geld bijeenbrengen voor een fonds. Zij hebben daar vervolgens zelf de zeggenschap over (dus zonder gemeentelijke bemoeienis). Het woord ‘ondernemersfonds’ is in 2004 voor het eerst gebruikt, in Leiden, waar het oudste fonds (op ozb-basis) is opgericht. We gaan er van uit dat over enkele jaren het woord ‘ondernemersfonds’ ook in De Bilt staat voor een fiscaal arrangement.
Met de komst van een reclamebelasting wordt een acute nood in twee gebieden gelenigd. De belasting wordt echter zo ontworpen dat hij kan worden gezien als een voorsorteren op een gemeentebreed fonds over enkele jaren. We leggen u in deze brief eerst de filosofie van een ondernemersfonds voor, vervolgen met de voorgeschiedenis in De Bilt en sluiten af met de ‘practicalities’ van de voorlopige oplossing, de reclamebelasting. Nogmaals: deze brief heeft de status van een vooraankondiging. Wij vragen thans nog geen besluiten, wel beraad en visievorming. Wij zijn ten allen tijde bereid om met college en raad in gesprek te gaan. Met de raad kan dat zowel in commissieverband als per fractie of per individueel raadslid.
Filosofie van een ondernemersfonds We lichten eerst toe wat een ‘gemeentebreed’ ondernemersfonds is.
Een ondernemersfonds is een constructie die ondernemers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor hun bedrijfsomgeving te nemen. Basis van die constructie is een gezamenlijke financiële positie, waaruit zij de behartiging van hun gemeenschappelijke belangen kunnen betalen. Die positie wordt gefinancierd vanuit een door de gemeente opgelegde verhoging van het ozb-tarief voor de categorie niet-woningen. De opbrengst van die verhoging wordt als subsidie beschikbaar gesteld aan een
Stichting Ondernemersfonds. Elk gebied of elke sector krijgt vervolgens zeggenschap over dat deel van het fonds dat het zelf heeft opgebracht. De bedrijventerreinen gaan, bijvoorbeeld, niet meebetalen aan activiteiten als de Sinterklaasintocht (die is van de winkeliers), zoals de winkeliers niet gaan meebetalen aan de beveiliging op de terreinen. De ondernemersorganisaties in de gebieden kunnen geheel zelf besluiten over wat er met het geld gebeurt. Wel zorgt de structuur van het fonds er voor dat er aandacht is voor gemeentebrede belangen, zoals lobby-activiteiten, publiciteit, marketing. Het fonds is, met behoud van een diversiteit aan belangen, toch een uitdrukking van solidariteit tussen ondernemers. Een ondernemersfonds maakt een einde aan het fenomeen van ‘freeriding’: de situatie dat een minderheid van ondernemers georganiseerd is en tijd en geld in gezamenlijke belangen investeert, terwijl een meerderheid er van meeprofiteert. Een ondernemersfonds past bovendien in een tijd van een overheid die een steeds groter appèl doet op de verantwoordelijkheid van bedrijven. Dat gaat niet langer met alleen vrijblijvende instrumenten. Nodig zijn een hogere organisatiegraad, een niet-vrijblijvende samenwerking en structurele financiering. Het eerste fonds is dat van Leiden, gestart in 2005. Er zijn in omstreeks 25 gemeenten navolgers gekomen, van heel klein (Schiermonnikoog) tot heel groot (Utrecht). Op dit moment zijn er nog eens 15 in voorbereiding. Overal in het land gaat aan de invoering van een fonds een stevige discussie vooraf. Maar uit evaluatieverslagen blijkt dat de ondernemers na verloop van tijd het fonds gaan ervaren als een instrument voor een stabiel ondernemersklimaat en als een hulpmiddel voor leegstandsbestrijding en rendementsbehoud. Bovendien zorgt een fonds voor een veel steviger overlegpositie ten opzichte van de gemeente, omdat de ondernemers niet meer alleen van de gemeente afhankelijk zijn voor de realisatie van hun ambities. Bovendien maakt die vaste financiële positie het ontwikkelen van een visie mogelijk. Wanneer het fonds er eenmaal is, beginnen bijna alle winkelgebieden met promotie en bijna alle bedrijventerreinen met beveiliging. Maar na verloop van tijd komen ook andere zaken aan bod, zoals kennisontwikkeling (internetmarketing in winkelgebieden, duurzaamheid op bedrijventerreinen), kostenreductie door gezamenlijke inkoop, acquisitie, investeringen, zelfbeheer van gebieden en ga maar door. Het vestigings- en concurrentieklimaat gaat in gemeenten met een fonds er op vooruit. Het fonds is ‘voor en door ondernemers’. Van de gemeente wordt gevraagd de heffing te verzorgen, maar zich op afstand te houden als het gaat om de organisatie en de besluiten over de besteding. Inhoudelijke bemoeienis van de gemeente haalt de dynamiek uit zo’n fonds en vermindert de prikkel voor ondernemers om er zelfstandig iets goeds van te maken. Om die reden wordt ook het ‘nonsubstitutie beginsel’ goed verankerd in afspraken tussen ondernemers en gemeente: het fonds zal nooit gebruikt worden om taken van de gemeente over te nemen. Dat wil allemaal niet zeggen dat het fonds onbelangrijk is voor de gemeente. Integendeel: een gemeente kan z’n werk veel beter doen met goed georganiseerde counterparts aan de kant van het bedrijfsleven. Er komt meer gelijkwaardigheid in de samenwerking. Een ondernemersfonds wordt politiek gezien mogelijk gemaakt door een tarievenbesluit van de gemeente. Om precies te zijn: een besluit van de gemeenteraad. Belastingtarieven worden in dit land vastgesteld door de volksvertegenwoordiging. Maar strikt formeel is er geen verband tussen de ozbverhoging aan de ene kant en de komst van een ondernemersfonds aan de andere kant. De ozb is een ‘algemeen dekkingsmiddel’ en de opbrengst wordt toegevoegd aan het vrij besteedbaar budget
van de gemeente, net als andere algemene dekkingsmiddelen zoals de uitkering uit het gemeentefonds. De raad kan vervolgens besluiten om uit die algemene middelen lantaarnpalen te betalen of de bijzondere bijstand te versterken. Of een ondernemersfonds te subsidiëren. Het is aan de raad om te toetsen of het voorstel om een ondernemersfonds op te richten voldoende kwaliteit heeft om er vertrouwen in te hebben, zoals elk voorstel dat aan de raad gedaan wordt voldoende kwaliteit moet hebben. Het grote verschil tussen het fonds en andere bestedingen is natuurlijk dat de raad een lastige afweging tussen bestedingen wordt bespaard, omdat een aanzienlijk deel van de belastingplichtigen bereid is iets meer belasting te betalen. In ruil voor die bereidheid, willen ze vervolgens zelf de werkstructuur van en de bestedingen uit het fonds aansturen. Het fonds past in die zin in de tijdgeest: het gaat om betrokken ondernemers die hun verantwoordelijkheid nemen. Tegenover het gemak – het kost de raad geen geld - staat ook een uitdaging. Je kunt als raad je de politieke verantwoordelijkheid voor het toetsen van de kwaliteit van een voorstel weer verleggen door koppen te gaan tellen of een referendum te gaan organiseren. De uitdaging is om een eigen oordeel te vellen over de kwaliteit van de plannen, zoals dat met elk voorstel hoort. De vrijheid van de raad om de ozb te verhogen, wordt in algemene zin beperkt door een bestuurlijke afspraak (VNG en kabinet), dat de ozb-stijging zich aan een macronorm moet houden. Die globale norm is de afgelopen jaren om en nabij de 2% per jaar gebleken. Maar in specifieke zin geldt voor een ozb-stijging als gevolg van een ondernemersfonds weer een uitzondering: de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, die toezicht houdt op de macronorm, heeft aangegeven de stijging als gevolg van een ondernemersfonds niet mee te tellen. De Minister van Financiën heeft enkele jaren geleden bepaald dat de ondernemersfondsen BTWplichtig zijn. Dat betekent dat de subsidies van de gemeente aan de fondsen 100% besteedbaar zijn: afgedragen BTW over uit het fond betaalde diensten wordt in de vooraftrek teruggevraagd. Met de macronorm en de BTW-plicht is het landelijk kader afdoende geregeld. De rest van de vraag of er een ondernemersfonds komt, is een lokale politieke afweging.
Tot zover deze toelichting bij een gemeentebreed fonds.
Discussie in De Bilt De discussie over fondsvorming speelt al enkele jaren in onze gemeente. De BOF, de Biltse Ondernemersfederatie, was al voor 2012 in gesprek met de gemeente over stimulering van de lokale economie middels een gemeentebreed fonds. Tegelijkertijd meldde winkeliersvereniging BilthovenCentrum zich in de discussie om investeringsruimte te genereren voor reclame en werving van het gebied in verband met wegvloeiende koopstromen. Uiteindelijk heeft dit gesprek geleid tot de driejarige stimuleringsbijdrage van € 50.000,- per jaar naar de onafhankelijke Stichting Ondernemersfonds De Bilt. Dit bood in de praktijk niet direct soelaas voor Bilthoven Centrum. Door de jarenlange bouwactiviteiten zijn de winkeliers veel marktaandeel kwijt geraakt. Het inzicht is gegroeid dat het na beëindiging van de bouw niet een kwestie wordt van ‘business as usual’. Er is een stevige inspanning nodig om het centrumgebied opnieuw van merkkracht en aantrekkingskracht te voorzien en een
nieuwe groep klanten te werven. Er kan ook niet volstaan worden met alleen promotie. Er is een goed fundament nodig voor een nieuw gesprekspartnerschap met de gemeente en met de ondernemers in de wijdere omgeving. Dat vergt, behalve promotie, ook kennis, organiserend vermogen en een vorm van centrummanagement. Uit het bedrag van het huidige Biltse Ondernemersfonds kunnen onmogelijk de acties betaald worden voor bovenstaande ambities. De winkeliersvereniging heeft in eerste instantie ingezet op de komst van een gemeentebreed fonds, zoals boven beschreven. De vereniging kwam daartoe op basis van aanbevelingen uit Utrecht. De eenvoud van de systematiek, de regelvrijheid (het beginsel ‘voor en door ondernemers’) en de onafhankelijkheid ten opzichte van de gemeente zijn inspiratiebronnen voor de winkeliers in Bilthoven Centrum. De collega’s van de Hessenweg in De Bilt hebben zich bij Bilthoven aangesloten. De beide verenigingen trekken gezamenlijk op. Binnen de BOF wordt de noodzaak om de beide winkelgebieden snel aan een oplossing te helpen, breed onderschreven. Ook is er veel begrip voor de keuze voor het instrument van het gemeentebrede fonds. Daarbij speelt natuurlijk mee dat zo’n fonds ook voor de andere gebieden en sectoren in de gemeente grote waarde kan hebben. Maar praktische omstandigheden spelen ook een rol. Bij gesprekken in BOF-verband bleek een introductie van het gemeentebrede ondernemersfonds (het ‘Leids Model’) nog te vroeg te zijn. De gemeentelijke stimuleringsbijdrage van € 50.000,- per jaar loopt tot eind 2016. De evaluatie hiervan staat gepland voor 2015 en de BOF wil een discussie over een gemeentebreed fonds graag gelijktijdig met deze evaluatie oppakken. Er is bovenal meer tijd nodig om na te denken over de relatie met bestaande regelingen voor parkmanagement en over bijzondere sectoren, zoals de sport. Binnen de BOF wordt een fonds op woz-basis als een wenkend perspectief gezien, maar niet per 1 januari aanstaande. De inzet is gericht op een jaar later, 1 januari 2016. Tegelijkertijd wil de BOF van harte meewerken aan het zo spoedig mogelijk scheppen van een positie voor de beide winkelgebieden.
De reclamebelasting is daar een geschikt vehikel voor. Ten opzichte van een fonds op ozb-basis, is een reclamebelasting bewerkelijker en ingewikkelder. De lasten zijn minder gespreid dan bij de ozb , omdat de eigenaren van zakelijk onroerend goed niet meebetalen. En de inningkosten zijn hoger. Maar de wet laat aan de gemeenteraad veel vrijheid bij de invulling van een reclamebelasting. De gemeente kan het ingewikkeld maken, maar ook simpel houden en daarmee iets tot stand brengen wat al lijkt op een ozb-fonds. Zo laat de reclamebelasting bij goed gebruik praktisch de ruimte in De Bilt om enerzijds de beide winkeliersverenigingen uit de brand te helpen en anderzijds voor te sorteren op de mogelijke komst van een gemeentebreed fonds in een later stadium.
In het formele en informele overleg tussen gemeentepolitiek en BOF is deze stand van zaken aan de orde geweest. Het resultaat van dat overleg is geweest dat het coalitieakkoord de komst van centrumfondsen ondersteunt, met een doorkijk naar een later ozb-fonds. Daarmee lijkt voldoende er speelruimte te zijn om nu versneld die centrumfondsen van de grond te krijgen en vervolgens in rust na te denken over een doorontwikkeling.
Reclamebelasting De Bilt en Bilthoven
We komen daarmee op de (on-)mogelijkheden van de reclamebelasting.
Het belastingrecht van de gemeente De gemeentewet geeft de gemeente de mogelijkheid om een belasting te heffen op reclameuitingen. De reclamebelasting is een algemene dekkingsmiddel, net als de ozb. De gemeente mag doen met de opbrengst wat ze wil. In het verleden is de reclamebelasting vaak gebruikt als een prikkel om de omvang van reclameuitingen te beperken. Maar die inzet is wat achterhaald. Nieuwe reclamebelastingen komen eigenlijk alleen nog tot stand op basis van overleg tussen winkeliers en gemeente, waarbij de opbrengst van de belasting gebruikt wordt om een subsidie aan een centrumfonds te voeden. Het staat de gemeenteraad vrij om een verordening vast te stellen en een tarief op te leggen. Noch de verordening noch het tarief zijn bezwaargevoelig (al zal de gemeente ten allen tijde gehouden zijn aan de beginselen van redelijkheid en billijkheid). Bezwaargevoelig is wel de vraag of een publicitaire uiting wel of niet reclame is. Daarover zo meer. Het staat de gemeenteraad ook vrij om in de verordening een gebied aan te wijzen waarvoor de belasting geldt. Dat kan gaan om de hele gemeente, het kan ook gaan om specifieke gebieden. Dat maakt het mogelijk om de belasting in De Bilt alleen op te leggen aan de twee gebieden die er thans om vragen. En het staat de raad ook vrij om zelf de belastinggrondslag te kiezen. Daarbij zijn er drie opties: ten eerste een vast bedrag per belastingplichtige, ten tweede een tarief per oppervlakte-eenheid van de reclame-uiting en ten derde een bedrag gerelateerd aan de woz-waarde van het pand waarop de reclame gevoerd wordt. De lijn van een ozb-fonds volgen, betekent een keuze voor die laatste optie. Hoewel een gemeenteraad dus een normaal democratisch recht uitoefent door een belasting op te leggen, is het in het land wel de gewoonte geworden dat de reclamebelasting een verband toont met een ondernemersbelang. Sommige gemeenten willen dat verband aangetoond zien door een compleet referendum, andere raden willen een voorstel voor de reclamebelasting behandelen als ging het om een ozb-fonds. We pleiten er voor om in De Bilt dat laatste te doen, in de bovenomschreven lijn. Dat betekent dat de gemeenteraad vooral ‘zaken wil doen’ met de vaste gesprekspartners van de gemeente, namelijk de verenigingen ter plekke. Dat zijn immers de ondernemers die hun verantwoordelijkheid al nemen. Daarnaast moet de gemeenteraad natuurlijk letten op vertrouwen en kwaliteit. We trekken de lijn direct door en pleiten er ook voor dat de gemeente zich, na realisatie van de fondsen, onthoudt van inmenging in de besluitvorming binnen de twee centrumfondsen. Het ‘emancipatoire’ effect van de komst van zo’n fonds is er zeer mee gediend dat de ondernemers het echt zelf moeten doen.
Wie betaalt mee? In principe betaalt iedere ondernemer die in het aangegeven gebied zit en reclame voert mee aan het centrumfonds. Het gaat daarbij om de gebruiker – en dus niet de eigenaar – van het bedrijfspand. Het begrip ‘reclame’ is juridisch gezien ruim wat betekent dat naam aanduidingen hier ook onder vallen. De wet spreekt over “een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg. De reclamebelasting kan worden geheven bij de gebruiker van de onroerende zaak, waarop en waarbij één of meer reclameobjecten worden aangetroffen. Het maakt daarbij niet uit of deze aardof nagelvast verbonden is aan het gebouwd perceel. Ook een reclameobject in de etalage, dat niet voor de verkoop is bestemd, wordt in de regeling meegenomen. Het pand dient zich wel binnen het gebied te bevinden. Ondernemers die geen reclame voeren betalen niet mee. Het staat de gemeente vrij om in de verordening uitzonderingen op te nemen. In overleg met de ondernemers, kiezen veel gemeenten tegenwoordig vaak voor het maken van uitzonderingen. Redelijke uitzonderingen verkleinen de inningkosten, verlagen de kans op bezwaren en vergroten de steun. Voorlopig denken we aan een verordening waarin geen belasting wordt geheven over openbare aankondigingen:
die korter dan 13 weken aanwezig zijn; aangebracht zijn op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden; die onderdeel uitmaken van de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of verhuren zaak (makelaarsborden); aangebracht op religieuze gebouwen die nog voor de eredienst worden gebruikt; aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement; waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is (abri’s, zuilen, driehoeksborden, mupi’s); die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt; die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak; die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen.
Betaling naar rato Iedere ondernemer betaalt naar rato mee aan het centrumfonds, in dit geval gebaseerd op de WOZ waarde van het bedrijfspand. Het voorstel si dus om te kiezen voor een tarief op basis van de wozwaarde. We studeren nog op de wenselijkheid om een minimum en/of maximum bedrag in vast te stellen. Reden hiervoor kan zijn dat gebruikers van grote bedrijfspanden een onevenredig hoog bedrag moeten betalen, of ondernemers in een kleiner pand juist erg weinig. We zijn inmiddels in overleg met de belastingdienst (Utrecht), ter verkrijging van de nodige gegevens. Aan de hand daarvan zullen wij binnen de verenigingen bespreken wat de meest wenselijke manier van tariferen is en wat de gewenste jaarlijkse opbrengst van de centrumfondsen is. We realiseren ons terdege dat de reclamebelasting voor de winkeliers een ‘duurdere’ oplossing is dan een ozb-fonds, omdat aan de reclamebelasting alleen de gebruikers meebetalen (en niet de eigenaren, ook al hebben die net zo goed belang bij een florerend winkelgebied). We denken dat de investering in de samenwerking voor alle bedrijven een mooi rendement gaat opleveren, maar moeten niettemin zeer zorgvuldig zijn in de tariefbepaling. De ondernemers beleven immers schrale tijden.
Gebied De twee gebieden waar een heffing gewenst is ten behoeve van de centrumfondsen zijn op de volgende pagina’s in rood gearceerd met benoeming van de straten en postcodes. In beide gevallen is het criterium de samenhang van het gebied: de straten zijn in de ogen van de beide verenigingen evident onderdeel van het centrumgebied. En de verenigingen achten zich verantwoordelijk om juist in deze gebieden te zorgen voor collectieve activiteiten met een gezamenlijk rendement.
Gebied reclamebelasting De Bilt
Hessenweg 105 t/m 191 (3731 JE) Hessenweg 88 t/m 208 (3731 JL) Herenweg 1 t/m 11 (3732 CL) Herenweg 2 t/m 10 (3732 CM) Looydijk 85 t/m 119a (3732 VD) Looydijk 76 t/m 106a (3732 VG) Hessenhof 1 t/m 13 (3731 JV)
Gebied reclamebelasting Bilthoven
Julianalaan 1 t/m 57 (3722 GA, 3722 GB, 3722 GD, 3722 GD, 3722 GE) Julianalaan 2B t/m 42 (3722 GP, 3722 GR) Emmaplein (beide zijdes, 3722 AD & 3722 AC) Nachtegaallaan 2 t/m 18 (3722 AB)
Nachtegaallaan oneven zijde t/m Melchiorlaan Vinkenlaan 1 t/m 33 (3722 AH) Vinkenlaan 43 t/m 51 (3722 AH) Melchiorlaan (geheel) Uilenpad 1 (3722 AW)
Hoe gaat het verder? We kijken aan het slot van deze brief vooruit naar de werkzaamheden voor de komende tijd en gaan daarbij in op onze vragen aan de gemeenteraad.
De allereerste vraag is of de raad het met het college eens is dat vrijblijvendheid geen goede basis meer is voor samenwerking van ondernemers en het goed onderhouden van de bedrijfsomgeving. Als het antwoord daarop ja is, komt vanzelf de gemeentelijke functionaliteit in beeld. De gemeente is immers de enige partij die via het belastinginstrument een niet-vrijblijvende aanpak kan aanbieden. We zijn blij dat de raad in het coalitieakkoord deze vraag al met een ja beantwoord heeft. We realiseren ons dat dat antwoord geen open deur is. Aan de ene kant past dit ondernemersinitiatief in het beeld van een ‘participatiesamenleving, waarin de overheid niet meer de brievenbus is voor van alles en nog wat en waar andere partijen een eigen verantwoordelijkheid nemen. Aan de andere kant zijn er wel politieke besluiten nodig. En op alles wat je in de gemeentepolitiek doet, komt kritiek. Unanimiteit bestaat niet in een democratie. In die zin beschouwen we de tekst in het coalitieakkoord als een echte keuze en ook als een steun in de rug van de politiek voor de georganiseerde ondernemers, die willen investeren in een gezamenlijke aanpak van het ondernemingsklimaat. Daarna is het vooral zoeken naar de goede techniek. We hebben al vastgesteld dat in De Bilt belangstelling is voor een gemeentebreed fonds op ozb-basis, vanwege de integrerende werking, de gebleken versterking van het concurrerend vermogen en het gebruiksgemak. Maar een introductie van dit ‘Leids model’ vergt meer tijd en onderlinge discussie dan op dit moment beschikbaar is, gezien de noodzaak om acuut tegemoet te komen aan de vragen van Bilthoven Centrum en de Hessenweg. Daarom ‘parkeren’ we de discussie over een gemeentebreed fonds tot 2016 en concentreren ons thans op de tussenoplossing van een reclamebelasting. De beide verenigingen hebben zich daar in eerste lezing al over uitgesproken.
Op dit moment is nog niet alle informatie beschikbaar. Nodig is met name nog een detailanalyse van de fiscale basis, teneinde tot tariefvoorstellen te komen. Op het moment dat die informatie beschikbaar en verwerkt is, zullen de beide verenigingen andermaal bij elkaar komen. We zullen er voor zorgen dat alle toekomstige belastingplichtige ondernemers in de beide gebieden – ook voor zover ze geen lid zijn van de vereniging – uitgenodigd worden voor dat beraad. In die beide vergaderingen zal in definitieve zin besloten worden om aan de raad te vragen om invoering van de reclamebelasting.
We verwachten dat we die vraag eind-augustus aan de gemeente kunnen voorleggen. We gaan er op dit moment van uit dat we dat niet als burgerinitiatief zullen doen, maar via het College van B en W. Het voorstel zal u dus waarschijnlijk als collegevoorstel bereiken. We zullen van onze kant wel de voorbereiding zo veel mogelijk ter hand nemen, inclusief het aanbieden van een ontwerpverordening (die zal bestaan uit een elders beproefd model, met een specifiek Biltse invulling). In het najaar
kunnen college en raad dus besluiten over de reclameverordening en de tarieven. De wet schrijft voor deze stukken geen inzage termijn voor. Er is dus voldoende tijd voor de besluitvorming. Natuurlijk verplicht de gewenste koersvaste aanpak ons om te zorgen voor stukken met een hoge kwaliteit. Na vaststelling van de verordening en de tarieven volgt een controle op het feitelijk voeren van reclame. De kosten van deze controle zijn de voornaamste ‘out of pocket’ kosten van de gemeente. Zoals al gezegd, moet besloten worden of deze kosten al of niet in mindering worden gebracht op de subsidie aan de centrumfondsen. Het is de ervaring in andere gemeenten dat er na de eerste ronde van aanslagen een behoorlijk aantal bezwaren binnen komt. Ook een grondige voorbereiding vooraf, kan dat niet tegen houden. Kennelijk is er een gewenning nodig. Diezelfde grondige voorbereiding zorgt er voor dat de gemeente voldoende kader heeft om de bezwaren te hanteren. Het is eveneens de ervaring dat in het tweede jaar er nauwelijks nog bezwaren zijn.
Ons uitgangspunt is dat de opbrengsten van de reclamebelasting integraal beschikbaar komen voor de beide centrumfondsen, minus eventuele kosten. De beide verenigingen overleggen nog of zij een gezamenlijke beheerstichting in het leven roepen. We streven er naar om in een convenant afspraken met de gemeente vast te leggen over het democratisch gehalte van de besluitvorming over de bestedingen en over het afleggen van rekening en verantwoording. Na voltooiing van deze afspraken kunnen de beide centrumfondsen gaan draaien. Het is daarna aan de BOF om te bezien of en in welk tempo de discussie over een gemeentebreed fonds hernomen wordt. Overigens bijten reclamebelasting en ondernemersfonds elkaar niet. Mocht er een ozb-fonds komen, dan kunnen de beide centrumfondsen alsnog besluiten het tarief van de reclamebelasting te verlagen.
Tenslotte melden wij u dat wij ons laten bijstaan door bureau Blaauwberg uit Leiden. Blaauwberg heeft aan de wieg gestaan van het ‘Leids Model’ en heeft sindsdien een reeks andere fondsen ondersteund, waaronder dat in Utrecht. De directeur van Blaauwberg is voorzitter van het landelijk platform van ondernemersfondsen. Op deze manier zijn we verzekerd van alle noodzakelijke kennis.
U gaat al met al pas in het najaar ‘officieel’ weer van ons horen. Maar wij gaan – formeel of infomeel – op elk gewenst moment graag het gesprek met u aan.
Met vriendelijke groet,
Evert ten Kate, vice-voorzitter BOF Peter Dapper, voorzitter Ondernemersvereniging Bilthoven Centrum Peter van Eijken, voorzitter Ondernemersvereniging Hessenweg
In opdracht, Aart van Bochove en Rob Manders (Blaauwberg).