Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk Academiejaar 2014-2015
Oudermishandeling bespreekbaar maken Wat als kinderen thuis de macht overnemen?
Bachelorproef aangeboden door Femke Vankerschaver tot het behalen van de graad van Bachelor in de Gezinswetenschappen Interne begeleider: Marianne De Boodt
Odisee Campus Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Huart Hamoirlaan 136 1030 Brussel Tel: 02 240 68 40 www.odisee.be
Oudermishandeling bespreekbaar maken Wat als kinderen thuis de macht overnemen?
Femke Vankerschaver Bachelor in de Gezinswetenschappen
ABSTRACT BACHELORPROEF 2014-2015
Opleiding:
Student:
Interne Promotor:
Gezinswetenschappen
Voornaam
Naam
Femke
Vankerschaver
Marianne
De Boodt
Bachelorproefbegeleider
Titel bachelorproef
Oudermishandeling bespreekbaar maken Wat als kinderen thuis de macht overnemen?
Abstract publiceren Ja Neen
Kern- / trefwoorden bachelorproef: -
Macht Schaamte Taboe Mishandeling Ouder-kind relatie
Samenvatting bachelorproef: Ik heb mijn bachelorproef niet opgesteld aan de hand van een onderzoeksvraag, maar eerder aan de hand van een frustratie. Al is frustratie misschien zelfs veel gezegd. Maar ik begrijp gewoon niet waarom mijn onderwerp zo ongekend is in ons land. En het is niet alleen ons land die zeer weinig informatie kan bieden over oudermishandeling, ook heel wat andere landen kunnen aan deze lijst worden toegevoegd. Samen met enkele anderen werd oudermishandeling de voorbije jaren onder de loep genomen. Toch is een groot deel van mijn werk en dat van anderen gebaseerd op research
uit de vorige eeuw. Daarom koos ik voor de titel ‘Oudermishandeling bespreekbaar maken’. Het wordt tijd dat dergelijke gevoelige onderwerpen ook eens aan de beurtkomen in de volksmond. Het is niet genoeg om alleen deskundigen hierover te laten nadenken. Ook de ‘gewone’ mens moet op de hoogte gebracht worden over dit fenomeen. Want het zijn net die mensen die ermee te maken krijgen, zijnde als slachtoffer, getuige, vriend of kennis van het getroffen gezin. Daarom trachtte ik ook mijn eindproef te schrijven op niveau van de ‘gewone’ burger. Want ik wil dat deze inzien hoe belangrijk hun rol kan zijn wanneer ze in aanraking komen met oudermishandeling. Ik koos ervoor mij te verdiepen in de problematiek van ‘oudermishandeling’ vanuit een casus op stage vorig academiejaar. Ik zat er best wel mee en toen mij enkele maanden nadien werd gevraagd een thema voor te stellen voor mijn bachelorproef heb ik niet lang getwijfeld. Via mailverkeer en telefonisch contact kreeg ik een afspraak geregeld met een vrouw die jarenlang slachtoffer is geweest van oudermishandeling. De vrouw was bereid te spreken en vroeg expliciet haar naam onveranderd te laten in mijn werk omdat ze zich niet meer wou verstoppen. Iedereen mocht haar verhaal horen. Dit in de hoop dat het ook andere slachtoffers van oudermishandeling zou aansporen aan de alarmbel te trekken. Ik maakte gebruik van de gelegenheid om de haalbaarheid van mijn veranderingsdoelen af te toetsen bij iemand die er veel dichter bij stond dan ik. In overleg met haar paste ik mijn doelen aan en kwam ik tot de hoop om oudermishandeling op de kaart te zetten en bespreekbaar te maken. Oudermishandeling is een vrij onbekend fenomeen. Kinderen die de macht overnemen thuis en hun ouders domineren op alle mogelijke manieren, het lijkt onwezenlijk, maar het is niets nieuws. Maar waarom weten we er dan zo weinig over? Wel, dat komt door het grote taboe dat nog steeds heerst rond oudermishandeling. Kinderen die hun ouders mishandelen, dat past niet. Men voelt zich ongemakkelijk bij het idee, dus laten we het maar snel doodzwijgen dan. Oudermishandeling is net zoals partner- en ander familiaal geweld een vorm van geweld die meer aandacht verdient, ook methodieken om slachtoffers en daders te helpen, zijn broodnodig. Om oudermishandeling te begrijpen, maak je best ook een onderscheid met andere soorten geweld waar jongeren en hun ouders in betrokken zijn. Daarom deel ik mijn tekst op rond het onderscheid tussen agressie, antisociaal geweld of gedrag, jeugddelinquentie, intra familiaal geweld en oudermishandeling. Ik ga na wat elk soort geweld precies inhoudt, wat hiervan de gevolgen kunnen zijn, maar evengoed hoe men dit soort geweld kan voorkomen en indien nodig behandelen. Wanneer ik hiermee klaar ben, ga ik dieper in op het fenomeen ‘oudermishandeling’. Wat is dat nu eigenlijk juist, ‘oudermishandeling’? Omwille van de vele problemen met de terminologie is het niet altijd even duidelijk wat er net mee bedoeld wordt. Door zijn grote onbekendheid begon ik mij vragen te stellen bij eerder gevoerd onderzoek. Dit is zoals verwacht zeer beperkt. Toch is er op theoretisch vlak al heel wat onderzocht en gevonden wat betreft oudermishandeling. Zo kan de problematiek worden opgedeeld in verschillende vormen, zoals verbaal misbruik, fysiek misbruik, maar ook financieel en emotioneel misbruik. Daarnaast valt het voorkomen van mishandelende kinderen en jongeren ten aanzien van hun ouder(s) te verklaren vanuit verschillende modellen. Ik tracht oudermishandeling uit te leggen aan de hand van een psychodynamisch en een leertheoretisch perspectief, een geïntegreerd model van criminologische theorieën en aan de hand van een intra persoonlijke, een intra familiale en een structurele verklaring. Al deze theorieën zijn het erover eens dat er heel wat risicofactoren bestaan die de kans op het voorkomen van oudermishandeling groter maken. Deze risicofactoren vallen te kaderen binnen de kenmerken van het kind, het slachtoffer, het gezin, de sociaal culturele omgeving en de maatschappij. Er is één begrip dat binnen al deze factoren centraal staat: macht. Daarop het ik
enkele pagina’s gewijd aan het de combinatie van het ouderschap, de jeugd en macht. Macht is namelijk een positief gegeven, alleen is het enorm belangrijk hier juist mee om te gaan en dit in de handen van de juiste mensen te laten vallen. Niet onbelangrijk is het begrip macht gekaderd doorheen de geschiedenis. De opbouw van de ouderlijke rol is namelijk sterk veranderd doorheen de jaren. Hetzelfde geldt voor de kinderrechten en de ouderlijke verantwoordelijkheden. De kinderrechten zijn bijvoorbeeld enorm uitgebreid terwijl die van de ouders in beperkte mate zijn geëvolueerd. Dit kleurt ook de reacties van buitenaf. Dat een kind zo veel rechten heeft, speelt een grote rol in de reacties van het maatschappelijk netwerk. Daarom somde ik enkele belangrijke maatschappelijke factoren en hun reactie op (aanmeldingen van) oudermishandeling op. Een puntje dat ik zeker wou aanbrengen is de problematiek geplaatst in de context van de islamitische cultuur. Binnen de islamitische cultuur wordt de hiërarchie binnen het gezin bijvoorbeeld zeer belangrijk geacht. Daardoor moet een fenomeen zoals oudermishandeling op een heel andere manier worden bekeken. Onderzoek bracht hier weinig over uit, maar Femke Van Zeijl, een Nederlandse journaliste verdiepte haar hierin en schreef er een artikel over. Daarnaast heb ik het ook over de preventie van oudermishandeling. Er zijn namelijk verscheidene preventie strategieën die toegepast kunnen worden binnen onze scholen, in onze leefgemeenschap, maar ook in de sociale media. Daarom is het interessant om dit zeker eens te lezen. Maar door het taboe is het vaak te laat voor deze preventieve strategieën en worden we geconfronteerd door de intense gevolgen en de impact van een problematiek zoals oudermishandeling. Deze mogen niet onderschat worden, laat staan genegeerd. Daarom wijdde ik enkele pagina’s aan een mogelijke aanpak en behandeling en richtte ik mijn aandacht op enkele bestaande interventies tijdens het te werk gaan met betrokkenen van oudermishandeling. Dit alles lijkt alsof er reeds heel wat wordt gedaan rond oudermishandeling, maar het tegengestelde is waar. Werd er onderzoek naar gedaan? Ja. Werd er reeds over geschreven? Ja. Maar hoe zit het met de toepassing van de theorie in de praktijk en met het hulpaanbod specifiek gericht op oudermishandeling in ons land? Op dat vlak hebben we nog een lange weg te gaan. Ook de verschillen in culturen zijn zeker niet onbelangrijk. De normen en waarden zijn anders binnen elke cultuur, binnen elke gemeenschap, binnen elk gezin. Maar laat dit geen excuus zijn om geen eenduidig hulpprogramma te ontwikkelen binnen onze Belgische hulpverleningscentra. Referentielijst: (voor mijn eindwerk maakte ik vooral gebruik van onderstaande bronnen) 1. Holt, A. (2013). Adolescent-to-parents abuse. Engeland: The Policy Press. 2. Emmery, K. (2006-2007). Oudermishandeling: fenomeen en aanpak. Universiteit Gent. 3. Ponjaert-Kristoffersen, I. (1999). Mishandeling door kinderen: de doos van pandora. Leuven: Acco. E-mailadres:
[email protected]
Inhoudstafel Inleiding………………………………………………………………………………………………………………………………
1
1. Probleemstelling………………………………………………………………………………………………… 2. Verantwoording themakeuze…………………………………………………………………………….. 3. Casus oudermishandeling………………………………………………………………………………….. 4. Veranderingsdoelen……………………………………………………………………………………………
1 2 3 6
Eigenlijke tekst……………………………………………………………………………………………………………………
7
1. Agressie…………………………………………………………………………………………………………………. 1.1 Definitie …………………………………………………………………………………………………………… 1.2 Vormen van agressie ……………………………………………………………………………………….. 1.3 Oorsprong……………………………………………………………………………………………………….. 1.3.1 Biologische verklaring…………………………………………………………………………. 1.3.2 Aangeleerd gedrag……………………………………………………………………………… 1.3.3 Reactie op bepaalde gevoelens………………………………………………………….. 1.4 Preventieve acties……………………………………………………………………………………………. 1.5 Aanpak……………………………………………………………………………………………………………… 2. Antisociaal geweld/gedrag…………………………………………………………………………………….. 2.1 Definitie…………………………………………………………………………………………………………….. 2.2 Antisociaal geweld/gedrag en agressie naast elkaar gelegd……………………………… 3. Jeugddelinquentie …………………………………………………………………………………………………. 3.1 Definitie…………………………………………………………………………………………………………….. 3.2 Behandeling………………………………………………………………………………………………………. 3.3 Gezinsbeleid……………………………………………………………………………………………………… 3.4 Risicofactoren……………………………………………………………………………………………………. 4. Intra familiaal geweld…………………………………………………………………………………………….. 5. Oudermishandeling………………………………………………………………………………………………… 5.1 Definitie……………………………………………………………………………………………………………… 5.2 Problemen met de terminologie………………………………………………………………………… 5.3 Research in de vorige eeuw……………………………………………………………………………….. 5.4 Onderzoek Jackson…………………………………………………………………………………………….. 5.5 Oudermishandeling in verschillende vormen…………………………………………………….. 5.6 Verklaringsmodellen ………………………………………………………………………………………….. 5.6.1 Psychodynamisch perspectief……………………………………………………………… 5.6.2 Leertheoretisch perspectief (interpersoonlijke verklaring)…………………. 5.6.3 Systeemtheoretische benadering……………………………………………………….. 5.6.4 Geïntegreerd model van criminologische theorieën…………………………… 5.6.5 Intra persoonlijke verklaring (psychopathologieën)……………………………. 5.6.6 Intra familiale verklaring (systemen van communicatie binnen een gezin)………………………………………………………………………………………………….. 5.6.7 Structurele verklaring …………………………………………………………………………… 5.7 Risicofactoren ………………………………………………………………………………………………………
7 7 7 8 8 8 8 8 9 11 11 11 11 11 11 12 12 13 14 14 14 15 15 16 18 18 19 21 21 22 23 24 25
5.7.1 Kenmerken van het kind………………………………………………………………………. 5.7.2 Kenmerken van het slachtoffer……………………………………………………………. 5.7.3 Kenmerken van het gezin…………………………………………………………………….. 5.7.4 Kenmerken van de sociaal culturele omgeving……………………………………. 5.7.5 Kenmerken van de maatschappij ………………………………………………………… 5.8 Ouderschap, jeugd en macht ……………………………………………………………………………… 5.8.1 Economische en politieke macht…………………………………………………………. 5.8.2 Fysieke macht……………………………………………………………………………………… 5.8.3 Kennis en bronnen………………………………………………………………………………. 5.8.4 Juridische macht………………………………………………………………………………….. 5.9 De opbouw van de ouderlijke rol………………………………………………………………………… 5.10 Kinderrechten en ouderlijke verantwoordelijkheden………………………………………. 5.11 Van zelfbestuur naar een regerend systeem……………………………………………………. 5.12 Het verloop, het beheer en de beëindiging van oudermishandeling………………… 5.13 Welke hulp wordt het eerst aangeboden bij oudermishandeling? …………………… Welke diensten reageren het eerst? Reacties van het maatschappelijk netwerk 5.13.1 Reacties van de politie………………………………………………………………………… 5.13.2 Reacties van het gerecht…………………………………………………………………….. 5.13.3 Reacties van welzijnswerkers die met kinderen in het werkveld staan.. 5.13.4 Reacties van welzijnswerkers die met volwassenen in het werkveld staan……………………………………………………………………………………………………. 5.13.5 Reacties van slachtoffer steungroepen………………………………………………. 5.13.6 Reacties van ouderorganisaties…………………………………………………………… 5.13.7 Reacties van de gemeenschap……………………………………………………………. 5.14 Hoe zit het met de islamitische cultuur?............................................................... 5.15 Preventie oudermishandeling……………………………………………………………………………. 5.15.1 Primaire preventie………………………………………………………………………………. 5.15.2 Secundaire preventie…………………………………………………………………………… 5.15.3 Mogelijke preventieve strategieën……………………………………………………… 5.15.3.1 Preventief te werk in scholen………………………………………………. 5.15.3.2 Preventief te werk gaan in een gemeenschap…………………….. 5.15.3.3 Preventief te werk gaan via de media en andere publieke campagnes………………………………………………………………………….. 5.16 Gevolgen en impact……………………………………………………………………………………………. 5.16.1 Emotionele impact………………………………………………………………………………. 5.16.2 De impact op het persoonlijke leven………………………………………………….. 5.17 Behandeling en aanpak………………………………………………………………………………………. 5.18 Meervoudige interventies tijdens het werken met oudermishandeling…………….. 5.18.1 Breacking the Circle……………………………………………………………………………… 5.18.2 Who’s in Charge?.................................................................................... 5.18.3 Break4Change……………………………………………………………………………………… 5.18.4 SAAIF (Stopping Aggression and Anti-social Behaviour in Families)……… 5.18.5 Step up (Stop, Time-out, Evaluate, Prepare, Use skills and Patience)…… 5.19 Familie interventies ……………………………………………………………………………………………. 5.19.1 Systeem familietherapie……………………………………………………………………….
26 27 27 28 29 31 31 31 32 32 32 33 33 34 34 34 35 35 36 37 37 37 37 38 38 38 39 39 39 39 39 41 41 42 43 44 44 45 46 47 48 48
5.19.2 Benaderingen aan de hand van geweldloos verzet (NVR: Non-Violent Resistant Approaches)…………………………………………………………………………. 5.19.3 Herstelrecht (Restorative Justice Conferences)…………………………………… 5.20 De vier voornaamste methodieken volgens Amanda Holt………………………………….. 5.21 Aanbevelingen door Amanda Holt……………………………………………………………………….
48 49 49 50
Veranderingsgerichte voorstellen………………………………………………………………………………………….. Evaluatie en besluit…………………………………………………………………………………………………………………. Literatuurlijst…………………………………………………………………………………………………………………………… Bijlagen…………………………………………………………………………………………………………………………………….
51 53 55 59
Voorwoord Deze bachelorproef is tot stand gekomen met het oog op het behalen van de Bachelor in de Gezinswetenschappen. De keuze van mijn thema vindt zijn oorsprong in mijn stage ervaringen met maatschappelijk kwetsbare jongeren. Hier leerde ik het fenomeen oudermishandeling kennen. Ik ben zeer dankbaar voor deze leerrijke ervaring. Deze waren ook zeer nuttig en zinvol bij het schrijven van mijn bachelorproef. Daarom wil ik mijn mentor Virginie Bauveroy en mijn collega’s, waaronder Deborah De Braeckeleer bedanken voor de steun en voor de kansen en de vrijheid die ze mij gaven op de werkvloer. Bedankt voor het geloof die jullie in mij hebben gesteld en bedankt voor het luisterende oor en de schouder wanneer dat nodig was. Dankzij deze werkervaring stak ik heel wat nieuwe dingen op die zonder twijfel mijn toekomstige carrière op een positieve manier zullen kleuren. Ook wil ik mijn ouders bedanken om mij deze opleiding te laten volgen en mijn dromen waar te maken. Dankjewel mama en papa om altijd achter mij te staan en altijd in mij te blijven geloven. Ik zie jullie graag. Wie ik zeker niet mag vergeten is Kathleen Emmery, bedankt dat ik jouw scriptie mocht gebruiken om nieuwe informatie toe te voegen aan mijn bachelorproef. Je bewees er mij een grote dienst mee. Maar mijn grootste dankwoord gaat uit naar mijn promotor, Marianne De Boodt. Bedankt voor alle steun en voor het eindeloze begrip die je mij dit academiejaar toonde. Bedankt om in mij te geloven wanneer ik dat zelf even niet meer deed. Bedankt om mij te helpen bij het afronden van dit hoofdstuk van mijn leven. Ook zeg ik ‘dankjewel’ tegen Louis en Greta. Jullie bemoedigende woorden en jullie vertrouwen in mijn kunnen hebben mij deels gebracht waar ik nu sta. In het bijzonder had ik graag ook David bedankt. Bedankt om altijd in mij te hebben geloofd. Bedankt om mij altijd aan te moedigen wanneer ik het weer even had gehad met de opleiding. En bedankt voor het eindeloze vertrouwen dat je in mij hebt gesteld. Ik zal je nooit vergeten.
Inleiding 1. Probleemstelling Kiezen voor een thema waar je heel je academiejaar aan toewijdt, is niet zo eenvoudig. Tot op de dag dat ze mij vroegen een thema in te dienen, had ik geen flauw idee van wat ik zou kiezen. Maar op het moment dat de vraag mij werd gesteld, wist ik het vreemd genoeg heel snel. Oudermishandeling, daar wou ik rond werken. Oudermishandeling is een relatief onbekend gegeven, dit vooral doordat er na al die jaren nog steeds een groot taboe heerst over kinderen die hun ouders ‘zouden’ mishandelen. Het valt moeilijk te geloven dat een ‘lief, klein kind’ zijn bloedeigen moeder en/of vader zou mishandelen, maar daar ligt net het probleem. Het ongeloof bij zo veel mensen. De ouder in kwestie gaat zich schamen, denkt dat het zijn eigen schuld is en dat hij tekort heeft geschoten in de opvoeding van zijn kind. Hij wordt bang om erover te spreken en durft bijgevolg geen hulp te vragen. In de literatuur die ik reeds heb geraadpleegd, zijn er verschillende definities te vinden. Hieronder kan je de definities vinden die ik vond in de thesis van Kim Van Langenhove, een laatstejaarsstudent Klinische Psychologie aan de Vrije Universiteit Brussel (2005). Vooraleerst hebben we de beschrijving van Harbin en Madden (1979). Harbin en Madden waren een van de eersten die baanbrekend werk verrichten op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar oudermishandeling. Ze beschrijven de problematiek als het plegen van fysiek geweld of het (non)verbaal dreigen tot fysieke schade door kinderen ten opzichte van hun ouders. Ze benadrukken dat het hier gaat om kinderen die afhankelijk zijn van hun ouders. Emotionele mishandeling wordt niet in hun definitie opgenomen. (Harbin & Madden, 1979) Ook Bridié Van De Veen (1984) schreef een definitie over oudermishandeling. Zij beschrijft het als situaties waarin het kind regelmatig geweld gebruikt ten opzichte van de ouder. De ouder ontwikkelt hierdoor angst voor het kind en geeft daardoor toe aan de eisen van het kind. Ook volwassenen die geweld gebruiken jegens hun ouders worden onder oudermishandeling gerekend volgens de definitie van Van De Veen. Dit terwijl anderen het eerder onder ouderenmishandeling zouden rekenen. Price legde in 1996 de nadruk op emotionele mishandeling. Hieronder kan men situaties verstaan waar het kind de zwakheden van de ouder misbruikt om hen te kunnen domineren, te controleren of uit te buiten. (Price, 1996) Browne en Herbert beschreven in 1997 het gegeven als een combinatie van attitudes en gedragingen die de algemene verwachtingen van het kind met zijn ouders tegenspreken. (Browne & Herbert, 1997) Als laatste hebben we de definitie van Cotrell (2002). Zij ziet elke handeling die een kind stelt en daarbij de bedoeling heeft om angst te creëren bij de ouders als oudermishandeling. Wat we uit al deze beschrijvingen moeten onthouden, zijn de volgende kernwoorden: ‘regelmatig geweld’, ‘nietincidenteel’, ‘fysieke aanvallen en/of bedreigingen met geweld’, ‘inwonend kind als dader’, ‘ouders als slachtoffer’ en ‘zonder dodelijke afloop’ (Cottrell, 2002). Vzw Zijn, de beweging tegen geweld, definieert oudermishandeling als elk regelmatig terugkerend gewelddadig contact tussen ouder en kind waar de ouder onderdrukt of gekrenkt wordt. (Schepper, 2014) Als laatste wil ik ook de definitie van Movisie en TNO aanhalen. Movisie is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, sociale zorg en sociale veiligheid. TNO is een onafhankelijk landelijk onderzoeksinstituut met de missie om praktijk, beleid en kennis te 1
verbinden. Beide instituten zijn werkzaam in Nederland. Omwille van de grote diversiteit aan definities schreven ze zelf een werkdefinitie voor hun onderzoek naar huiselijk geweld door kinderen en jongeren tegen hun ouders. De definitie gaat als volgt: ‘niet-incidenteel geweld in huiselijke (gezins-) of familiekring, gepleegd door een jeugdige van 12 tot 23 jaar. Daarbij maken we onderscheid tussen de leeftijdscategorie 12- tot 18-jarigen (kinderen) en 18- tot 23-jarigen (jongvolwassenen). Het gaat om herhaaldelijk en ernstig geweld; niet om gedrag dat als passend bij pubers wordt gezien. Alle vormen van geweld kunnen zich voordoen: psychisch, fysiek en seksueel geweld, maar ook financiële uitbuiting. Niet inbegrepen zijn (ex-)partnergeweld en geweld tussen broers en zussen (sibling abuse) en ouderenmishandeling (geweld tegen ouderen vanaf 65 jaar gepleegd door hun kinderen of kleinkinderen) tenzij hiervan sprake is naast het geweld tegen de eigen ouders.’ (Vink, et al., 2014) 2. Verantwoording themakeuze De reden waarom ik voor deze relatief onbekende problematiek koos, ligt op mijn stageplaats van het tweede academiejaar. Ik was stagiaire begeleider van maatschappelijk kwetsbare jongeren. Gedurende de maanden dat ik in contact kwam met de jongere en zijn context werd ik ook geconfronteerd met de kwetsbaarheid van sommige ouders. Zo zag ik een situatie van oudermishandeling. De moeder in kwestie sprak geen woorden uit zoals ‘mishandeling’, maar vertelde dat ze werd bestolen door haar zoon en door diens vrienden. Toen we vroegen naar een confrontatie met haar zoon, zei ze dat ze dit niet durfde. De exacte woorden die ze gebruikte, waren de volgende: ‘Ik durf geen confrontatie met mijn zoon aan te gaan, ik ben bang.’ De vrouw stond er niet bij stil dat ze ‘mishandeld’ werd door haar zoon. Er heerst nog steeds een groot taboe over oudermishandeling. Dit komt vooral door het onbegrip van buitenstaanders. Ouders die het slachtoffer zijn van oudermishandeling schamen zich en voelen zich gefaald en onbekwaam om hun kind groot te brengen. Als begeleider van de jongere, de dader, voelde ik mij machteloos in het helpen van de moeder. Ook in mijn laatste academiejaar werk ik met maatschappelijk kwetsbare jongeren op mijn stageplaats. Opnieuw zie ik zaken die in de richting gaan van oudermishandeling. Ik kom regelmatig in contact met ouders die totaal machteloos staan tegenover hun kind. Sommigen van hen geven ook toe dat ze niets te zeggen hebben over het doen en laten van hun kind, ook al is de zoon of dochter in de meeste gevallen minderjarig. Bij een eventuele confrontatie wordt de ouder afgesnauwd of in het slechtste geval fysiek geattaqueerd. Zelfs kleine kinderen kunnen vanaf de kleuterschool een bepaalde macht hebben over hun eigen moeder of vader. Ik zag gezinnen waar een kind van 3 jaar oud krijste tot hij kreeg wat hij wou en als dat niet werkte, overging tot het fysiek aanvallen van een van of beide ouders. Wat de rol van de ouder is in dit verhaal, laat ik momenteel nog in het midden. Ik wil vooral aandacht schenken aan het ‘fenomeen’ waar kinderen baas zijn thuis. Daarom koos ik voor dit onderwerp. Ik wil onderzoeken wat een goede aanpak kan zijn om ouders te begeleiden en te ondersteunen in combinatie met een begeleiding van het kind. De zoektocht naar informatie ging tot nu toe niet van een leien dakje, het grote taboe maakt dat weinig mensen (durven) schrijven over deze ernstige problematiek. Sommige psychologen trachten dit te onderzoeken, maar dat is natuurlijk een werk van vele jaren. Ik heb het gevoel dat de eerste stap is gezet, maar het proces van het bespreekbaar maken, staat nog in zijn kinderschoenen.
2
3. Casus oudermishandeling De commerciële televisiezender VTM verraste iedereen in oktober met zijn uitzending over oudermishandeling in het programma Telefacts. Heel Vlaanderen kreeg de harde realiteit op zijn bord geschoteld en kreeg te zien hoe zeer jonge tot oudere kinderen hun ouder(s) op eender welke manier mishandelden. Ik merk hier en daar dat mensen die de uitzending zagen met verstomming zijn geslagen. Je hoort mensen erover praten op de trein, op de bus, in de wachtrijen van de pashokjes,… Dergelijke verbazing slaat snel om in het doorvertellen tegen vrienden en kennissen. Naast de niet-doordachte kritiek op de ouders, heeft dit toch wel een groot voordeel. Het kan een rol spelen in de bekendmaking van de problematiek. En dat is een grote stap in de goede richting. (Telefacts, 2014) Zelf wou ik mijn bachelor proef ondersteunen met een getuigenis van een mishandelde ouder of een mishandelend kind. Met dat idee in het achterhoofd zocht ik contact op met Marianna C., een vrouw die jarenlang mishandeld werd door haar zoon. Ik had een stuk gelezen dat ze had geschreven na het jarenlange stilzwijgen van de mishandeling (Laurijssen, 2006). Na enkele mails en telefoontjes nodigde ze mij uit bij haar thuis en waarschuwde mij vooraf dat ik op een uurtje niet terug buiten zou zijn. Ik kon haar alleen maar dankbaar zijn voor het delen van het grootste en belangrijkste deel van haar leven en hing ‘met plezier’ enkele uren aan haar lippen. Marianna is een gebroken vrouw, toch was ik enorm onder de indruk van haar zelfzekere verschijning. De houding en het gedrag van Marianna tijdens ons gesprek was opmerkelijk. Ze was altijd zeer duidelijk en vastberaden in alles wat ze zei. Ze stond recht in haar schoenen. Ze bleef rustig bij alles wat ze zei, maar gebeurtenissen uit haar verleden maakten haar emotioneler. Dat leid ik af uit het luider praten en haar ogen die groter werden als ze erover sprak. Toch merkte ik op dat ze heel koel bleef bij alles wat ze zei, daar schrok is wel van. ‘Mijn tranen zijn op,’ is wat ze zei. En naarmate we het einde naderden van haar levensverhaal ging ik die woorden meer en meer begrijpen. Marianna kon op weinig begrip rekenen tijdens haar zoektocht naar hulp. ‘De ouders krijgen alle schuld’, dat is iets wat vaak terug kwam in ons gesprek. Ook de maatschappelijke assistenten lieten haar aan haar lot over. Een van hen heeft later nog tegen haar gezegd dat ze daar gewoon geen tijd voor hadden. Marianna kon en durfde niemand meer vertrouwen. Ze wist dat ze er alleen voor stond en trachtte zo goed mogelijk haar mannetje te staan. Marianna hoopt dat het taboe ooit kan verbroken worden zodat er verandering zou komen in haar situatie en die van haar lotgenoten. Ze erkent dat sinds de zaak Dutroux heel wat nieuwe wetsveranderingen hebben plaatsgevonden inzake de rechten van het kind. Maar het recht van de ouders werd hierbuiten gelaten. Daarom vroeg Marianna mij haar echte naam te laten staan in mijn werk. Voor de verwijzing naar haar zoon zal er wel gebruik gemaakt worden van een fictieve naam, dit omwille van het respect voor de privacy en de anonimiteit. Marianna weigerde toe te geven aan de grillen van haar zoon. Haar zoon Pieter reageerde agressief op elke ‘nee’ dat hij kreeg. Ik vroeg haar of ze bang was voor haar zoon. Ze zei me dat ze niet bang was, maar wel voorzichtig. Haar zoon ging om met vechtersbazen die enkele dreigementen naar Pieters moeder toe niet uit de weg gingen. Daarom was ze altijd alert en nooit gerust. Vooraleer ik het interview uit te doeken doe, wil ik u eerst meegeven dat ik alleen Marianna heb gesproken. Ik ken Pieter zijn kant van het verhaal dus niet. Alles wat u hieronder zal lezen is verteld vanuit het standpunt van de mishandelde moeder. Tijdens het interview gaf ik sporadisch de 3
aandacht aan de gezichtspunten van Pieter, maar deze konden alleen gegeven worden door de moeder van Pieter. Pieter is een jongeman van inmiddels 31 jaar oud. Hij kende een zeer invloedrijke jeugd. Makkelijk beïnvloedbaar door negatieve figuren die zijn leven doorkruisten, sloeg hij zich een baan door het leven waar seks, drugs, diefstal, geweld, chantage, vele plaatsingen, talrijke aanrakingen met de politie en het gerecht en foute vrienden centraal staan. Marianna beschrijft haar zoon als een zwak persoon met een hypocriet karakter. Zijn moeder ziet zijn verstoord gedrag als een ziekte. Een ziekte aangespoord en gestimuleerd door zijn druggebruik. Toen ik vroeg of ze dacht dat hij zijn gedrag onder controle had, zei ze vastberaden van niet. Oudermishandeling start niet van vandaag op morgen. Vaak is het al een lange tijd aan de gang, en dit voor u het goed en wel beseft in welke situatie je verzeild bent geraakt. Ook bij Pieter begon het op zeer jonge leeftijd. Hieronder zal ik mijn interview met Marianna in een drietal pagina’s proberen omvatten. Voor de geboorte en tot het eerste levensjaar van haar zoon Pieter, werd Marianna fysiek mishandeld door haar alcoholverslaafde vriend. Hij was tevens de vader van haar 2 zonen. Toen Pieter anderhalf jaar oud was, wees Marianna haar vriend de deur. Pieter was zich hier naar Marianna’s zeggen niet van bewust gezien zijn jonge leeftijd. Als kleuter toonde Pieter gedrag dat niet strookte met zijn leeftijd. Van kleins af aan had hij lak aan de regels die thuis golden. Bijvoorbeeld toen zijn moeder vroeg zijn speelgoed op te ruimen, weigerde hij dit halsstarrig, zei hij dat zijn moeder het zelf mocht opruimen en als het echt zijn dagje niet ging, gooide hij het naar zijn moeders hoofd. Marianna ging naar haar huisarts om te praten over de problemen die ze had met haar zoontje. Ze hecht heel veel belang aan de vertrouwensband die je hoort te hebben met je huisarts. Toen ze haar verhaal deed, geloofde hij haar niet. ‘Kijk eens hoe een schattig baasje hij is,’ was het enige dat hij zei. Marianna’s vertrouwen in haar arts ebde volledig was en ze besloot nooit meer met hem te praten over de problemen die ze had met haar zoon. Op de leeftijd van 4 à 5 jaar ging Marianna door een helse periode elke keer ze met Pieter naar de winkel ging. Alles wat hij zag, moest mee met hem naar huis. Hij schreeuwde en keelde de winkel bij elkaar als zijn moeder ‘nee’ zei. Marianna hield vol, tot heel wat afschuw van voorbijgangers in de winkelgangen. Als ze werd aangesproken door iemand, antwoordde ze daarop dat jij niet wist wat er aan de hand was en zich dus niet moest inmenging in andermans zaken. Op de leeftijd van 8 à 9 jaar was er het brandincident. Pieter trok het behangpapier los in het toilet en stak het in brand. Ook was er het telefoontje naar de politie dat hij deed als kind om te zeggen dat hij een bom geplaatst had op school. Om nieuw speelgoed te kunnen kopen begon hij zijn moeders geld en juwelen te stelen. Toen Pieter amper 13 jaar oud was, ging hij om met mensen van 25 à 30 jaar oud. Toen zijn moeder hem dit verbood, ging hij over tot fysieke mishandeling. Alles werd kapotgeslagen, zelfs de stoelen van het terras moesten eraan geloven. Die dag legde ze een klacht neer tegen haar zoon. Maar ook hier werd ze niet gehoord, de commissaris wou zelf geen Proces Verbaal opstellen. Marianna zette de stap naar een psychologe. Hier dacht ze de hulp te vinden die ze nodig had. Marianna werd geholpen door een stagiaire. Naar Marianna’s mening was ze niet gekwalificeerd en had ze geen ervaring. Het lukte Marianna niet om haar in vertrouwen te nemen. Marianna vertelde mij het volgende: “Als een moeder tijdens een gesprek met een sociaal assistent(e) weende, noteerde men in het dossier: 'depressief; niet in staat om haar kind op te voeden'. Als een moeder niets zei tijdens een gesprek, noteerde de assistent: 'labiele vrouw die niet 4
in staat is haar kind op te voeden'. Als ze een vrouw voor zich hadden zoals mezelf, die zich niet laat inpakken en assertief is, werd er genoteerd: 'autoritair persoon met wie niet te praten valt' of 'het kind kan het helemaal niet vinden met de moeder'. Samengevat: hoe men het ook draait of keert, de fout ligt altijd bij de moeder die niet in staat is kinderen op te voeden. Er wordt nooit over de verantwoordelijkheid van de vader gesproken.” Even later zette ze ook een stap in de richting van de Bijzondere Jeugdzorg. Maar hier hield ze geen positief gevoel aan over. Marianna vindt dat er een gebrek aan sturing, beleefdheid en respect is. ze had de indruk dat haar zoon kon doen en laten wat hij wou en hij hier bovenop ook nog in bevestigd werd door zijn begeleider. Tijdens haar verblijf in het ziekenhuis wegens een operatie aan haar arm kreeg ze bezoek van een sociaal assistente die haar kwam meedelen dat haar zoon dat weekend naar huist moest, hij namelijk in een voorziening indertijd. Marianna wees op haar toestand die de ‘zorg’ voor haar zoon onhaalbaar maakte. De sociaal assistente vroeg haar of ze te mooi was om haar werk te doen. Sinds die dag weigert Marianna samen te werken eender welke sociaal assistente. Ze ziet hen en de kinderrechters als de reden dat haar leven en (de relatie met) haar zoon verwoest zijn. Toen Pieter 15 was, merkte Marianna dat haar bankkaart verdwenen was. Toen ze terug kwam van de bank, confronteerde ze Pieter hiermee. Hij bleef ontkennen dat hij haar bankkaart had. Toen zijn moeder de politie ter sprake bracht, kreeg ze de reactie ‘ik ga naar de stad en als ik terug ben, krijg je je bankkaart terug.’ Dit was voor Marianna de zoveelste druppel, dus besloot ze opnieuw een klacht neer te leggen bij de politie. Pieter werd opgepakt. Marianna zei tegen de politie dat haar zoon niet meer welkom was thuis. Pieter vroeg met haar te praten op het politiebureel, Marianna heeft dit geweigerd. Ik greep de kans om in het interview te vragen wat ze denkt dat hij nog wou zeggen. Hierop antwoordde ze hij op dat ogenblik besefte dat hij in een voorziening zou worden geplaatst. ‘Ik ken hem door en door, ik ken zijn tactiek en deze keer zou ik niet in trappen.’ Pieter werd effectief geplaatst in een voorziening. En dit in de gemeente waar zijn ouderlijk huis gevestigd was. Het was Marianna’s overtuiging dat het niet goed is een kind te plaatsen in de gemeente waar zijn familie woont. De prikkels zouden gewoonweg te groot zijn. Een bijkomend probleem was zijn opvoeder, die zou Pieter namelijk drugs bezorgen. Marianna deed er 2 jaar over om bewijzen op tafel te leggen, hem te laten arresteren en de voorziening te laten sluiten. Marianna legde een klacht neer. Gezien haar financiële toestand kon ze zich geen advocaat veroorloven en bijgevolg ook geen schade-eis indienen bij het gerecht. De opvoeder werd veroordeeld. Citaat: "De Heer J. werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van 200 000 Bef doch de hoofdgevangenisstraf wordt uitgesteld gedurende een termijn van 3 jaar en de geldboete voor een gedeelte van 160 000 Bef, mits naleving van volgende approbatievoorwaarden: behandelen van drugsproblemen en onder geen enkel beding contacten hebben met minderjarigen, geen bezoeken in instellingen waar minderjarigen verblijven." De man kreeg uiteindelijk geen gevangenisstraf wegens goed gedrag. Voor haar zoon was zij de slechterik in het verhaal. Hij zag geen barsten in de situatie. Na de sluiting van de voorziening woonde Pieter terug thuis. Door het druggebruik werd Pieter heel agressief. Marianna bleef op haar hoede. In diezelfde periode had Pieter een relatie met een oudere vrouw, moeder van een kind, met nog een grotere verslavingsproblematiek dan hijzelf. Pieter was toen minderjarig (hij was 15, zij 23). Marianna gaf dit aan, vooral omdat er een jong kind bij was betrokken, maar ook deze noodkreet werd genegeerd.
5
Pieter werd ook geplaatst in een pleeggezin, op zijn eigen vraag. Naar Marianna’s mening waren deze mensen alleen maar geïnteresseerd in het geld en lieten ze hem begaan. Zijn verblijf in het pleeggezin liep niet van een leien dakje. Uiteindelijk stapte hij op zonder de toestemming van de jeugdrechter en ging hij bij zijn vriendin wonen. Even later chanteerde hij zijn moeder met de wil terug thuis te komen wonen. Indien ze hier niet mee instemde, zou hij een einde aan zijn leven maken. De politie werd ingeschakeld toen Pieter ‘onrustwekkend’ lang weg was. Ze spraken met hem en trachtten hem te overtuigen om een punt te zetten achter de relatie met de oudere vrouw. Toen Pieter 17 jaar oud was, werd hij geplaatst in een Rijksopvoedingsgesticht. Uiteinde vluchtte hij weg uit deze voorziening. Zijn ontsnapping werd nooit gemeld aan zijn moeder, zij kwam het pas achteraf te weten. Hij was terug ingetrokken bij zijn vriendin. De politie vond het nutteloos hier nog iets voor te ondernemen gezien Pieter de leeftijd van 18 aan het naderen was. Eens ‘officieel volwassen’ stonden seks en drugs centraal in zijn leven. Op 26 oktober 2005 werd hij veroordeeld tot 2 jaar celstraf waarvan 4 maanden in een gesloten gevangenis wegens het dealen van drugs. Daarbovenop kreeg hij nog een boete van € 12 000. Anno 2014 heeft Marianna nog steeds contact met haar zoon, dit vooral telefonisch. Hun band is gebroken. Voor Marianna is herstel geen optie meer. Deze feiten vallen moeilijk te slikken voor ons, buitenstaanders. Het is voor velen een ver-van-onsbed-show en dat houden we ook liever zo. Toch is dit de zwaar verteerbare realiteit die ons recht in de ogen kijkt. Oudermishandeling kan zich even goed afspelen om de hoek van je eigen straat, maar door het taboe durven mensen hier niet over spreken en komen dergelijke feiten zelden aan het licht. Ik startte aan deze opdracht met de volgende vraagstelling in mijn hoofd: ‘Hoe kunnen we als gezinsbegeleider de ouders betrekken in de begeleiding van de jongere in de context van oudermishandeling?’. Ik wou deze vraag in eerste instantie stellen aan iemand die de problematiek kent en er eventueel ‘ervaring’ mee heeft. Daarom richtte ik deze vraag naar Marianna. Ik wou weten of mijn vraagstelling in haar ogen haalbaar was. Tot mijn grote genoegen had ze hier een duidelijke mening over. Ze raadde mij aan om niet verder te gaan met deze vraagstelling. Ze zou namelijk niet haalbaar zijn, zei ze. Ze verzekerde mij dat een ouder eerst rust nodig heeft. Als de zoon of dochter ‘eindelijk’ in begeleiding is, heeft de mishandelde ouder tijd nodig om tot rust te komen. Na een dergelijke zware periode is het te zwaar voor de ouder om onmiddellijk mee te stappen in de begeleiding. Als de ouder de nodige tijd heeft gekregen om zijn evenwicht terug te vinden, kan ook hij de gepaste begeleiding krijgen. Na het interview ben ik aan het denken geslagen. Wat zou een haalbare vraagstelling kunnen zijn? Ik wil verder op zoek naar de aan- en afwezigheid van opvoedingsondersteuning in gevallen van oudermishandeling. Ik wil meer te weten komen over al dan niet bestaande begeleidingsvormen in binnen- en buitenland. 4. Veranderingsdoelen Gedurende het hele proces van dit schrijven, dacht ik wat een realistisch veranderingsdoel zou kunnen zijn. Een onrealistisch doel daarentegen was makkelijker om op te botsen. Een onrealistisch veranderingsdoel zou zijn om hier en nu een aanpak te zoeken en te vinden over de onbekende problematiek die we oudermishandeling noemen. Van dergelijke ondernemingen staan we helaas 6
nog een eindje vandaan. Een realistisch doel dat we hiertegenover kunnen stellen, is het gegeven onder de aandacht brengen. Zolang het taboe staande wordt gehouden, is er weinig ruimte voor verandering. De oudermishandeling zal hiermee niet opgelost worden. Maar door erover te spreken, wordt het een tastbaar gegeven en tastbare gegevens worden besproken. Eenmaal de problematiek bespreekbaar is, kan er een aanpak voor gevonden worden. Marianna haar mening is zeer duidelijk: ‘Zolang er niets verandert aan de wetgeving inzake oudermishandeling zullen de ouders nooit gehoord of begrepen worden.’ Eigenlijke tekst Vooraleer ik de problematiek van oudermishandeling verder bestudeer, zal ik eerst een onderscheid maken tussen een aantal ‘fenomenen’. Hier wordt steeds de nadruk gelegd op het voorkomen bij kinderen en jongeren. Om te starten, had ik graag een onderscheid gemaakt tussen agressie, antisociaal geweld/gedrag, jeugddelinquentie, intra familiaal geweld en oudermishandeling.
1. Agressie Via ‘Solidariteit van het gezin’ (SVHG), een website vol informatie over geïntegreerde thuiszorg in Vlaanderen en Brussel, kon ik heel wat interessante informatie vinden over agressie bij kinderen. In onderstaande tekst zal ik daarom ook vaak refereren naar deze bron. 1.1 Definitie ‘Het toebrengen van schade aan een ander d.m.v. psychisch en/of fysiek geweld.’ Agressie kan een mogelijkheid zijn die kinderen verkiezen wanneer ze boos zijn. Vooral jonge kinderen kunnen heel impulsief reageren en agressief gedrag stellen wanneer ze trachten om te gaan met hun boosheid. Deze impulsiviteit is vaak een angstreactie. Zelf degene zijn die het agressieve gedrag stelt, kan een manier zijn om de angst uit de weg te gaan. (SVHG, 2013) Ingrid Ponjaert-Kristoffersen beschrijft agressie als ‘gedrag gericht op het kwetsen van de persoon naar wie het gericht is.’ Deze definitie houdt echter geen rekening met de gevolgen de gevolgen van het gedrag. Een definitie die dit wel doet, is de volgende: ‘elk gedrag dat leidt tot schade aan een ander individu.’ (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) 1.2 Vormen van agressie Er zijn verscheidene manieren waarop agressie zich kan uiten. Eerst en vooral is er de verbale agressie, het gaat dan vooral over gebruik van woorden, negatieve opmerkingen,… Als tweede is er ook agressie naar materiaal toe, hiermee worden negatieve omgangsvormen t.a.v. de omgeving bedoeld. Als derde is er ook de fysieke agressie, hier gaat het om agressie waar men lichamelijk aanvalt, dit is de meest bedreigende vorm. Er is ook nog een vierde vorm, namelijk automutilatie, dit betekent fysieke agressie op zichzelf gericht. Bij de laatste uitingsvorm van agressie wordt de focus op het psychische gelegd. Deze is dus minder zichtbaar en minder herkenbaar. Vernederen kan hier een voorbeeld van zijn. (SVHG, 2013)
7
1.3 Oorsprong 1.3.1 Biologische verklaring Elk kind heeft een ander temperament of karakter. De ontwikkeling kan een grote rol spelen in het al dan niet opduiken van agressief gedrag. Onderzoek heeft bewezen dat agressief gedrag zich gaat stagneren wanneer het kind de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt. Rond de puberteit kan deze agressie opnieuw toenemen. (SVHG, 2013) 1.3.2 Aangeleerd gedrag Kinderen hebben vaak de neiging het gedrag van anderen te imiteren. Dit hoort bij hun ontwikkelingsfasen. Agressie kan hier een voorbeeld van zijn. Wanneer kinderen zien dat bepaald gedrag een zekere winst oplevert, dan zullen ze dit gedrag gemakkelijker overnemen. Kinderen hun ogen staan niet stil, ze observeren de hele tijd. Ze leren door te observeren. Vaak hebben kinderen gezien dat je je zin krijgt door het stellen van agressief gedrag en gaan ze het daarom ook stellen. (SVHG, 2013) 1.3.3 Reactie op bepaalde gevoelens Zoals hierboven vernoemd bij de definitie kan agressief gedrag bij kinderen een reactie zijn op angst. Agressie lijkt dan voor het kind de beste manier om met deze angstgevoelens om te gaan. Door dit gedrag te stellen, krijgen ze controle en worden ze meester van hun angst. Sterker nog, agressie verdooft de angst en maakt dat ze het in sommige gevallen zelfs niet voelen. (SVHG, 2013) 1.4 Preventieve acties Als ouder of opvoeder zijn er elke zaken waar je rekening mee kan houden om te voorkomen dat het kind agressief gedrag gaat stellen. Zo kan het helpen om uitlokkende factoren te verminderen. Uitlokkende factoren kan heel wat betekenen, maar het gaat hier vooral over factoren die de grens tot het stellen van agressief gedrag verlagen. Om deze factoren überhaupt te kunnen verminderen, zal de ouder of de opvoeder zijn uiterste best moeten doen om de agressie te begrijpen. De frustratie benoemen en erkennen kan heel belangrijk zijn voor het kind. Hier moet dan vooral aandacht gegeven worden aan een overleg waar met het kind wordt gezocht naar een oplossing. Een tweede preventieve actie is het tegengaan van gewenning. Een mens raakt snel gewend aan zaken waar we vaak aan blootgesteld worden. Dit kunnen zowel positieve als negatieve dingen zijn. Door het kind hierop aan te spreken, zal het kind inzien dat het straffere dingen zal moeten doen om een opmerking te krijgen. Bekrachtiging is hier dus zeer belangrijk. Geef een opmerking bij een negatieve gedraging en blijf het kind belonen wanneer het iets goed doet. Ook het opstellen van duidelijke regels en afspraken kan een preventieve functie beoefenen. Als de kinderen van begin af aan weten wat kan en wat niet, dan zijn de gevolgen duidelijk en weet het kind perfect wat het te wachten staat als hij deze regel(s) overtreedt. Een vierde preventieve actie is het vermijden van verveling. Door verveling te vermijden, kan agressie worden voorkomen. Afleiding kan een heel belangrijke factor zijn en kan bijvoorbeeld door kinderen in de mate van het mogelijke te betrekken. (SVHG, 2013) Kinderen die in begeleiding zijn wegens het stellen van agressief gedrag, kunnen gewenst gedrag aangeleerd krijgen aan de hand van een stappenplan. (SVHG, 2013)
8
Stap 1: motivatiegesprekken Tijdens de motivatiegesprekken staat het kind bewust maken van de nadelen van de agressie centraal. De winst die het kan opleveren en het verlies dat het kan lijden door het stellen van agressief gedrag moet hier zeker vermeld worden. Stap 2: uitlokkende factoren beschrijven Welke dingen, situaties, mensen,… roepen agressie op bij het kind? De opvoeder kan hier samen met het kind naar op zoek gaan. Door deze op te lijsten, krijgt de opvoeder al een eerste zicht op het gedrag van het kind. Stap 3: gevoelens verwoorden Het is belangrijk het kind bewust te laten worden van wat zijn reactie meebepaalt. De opvoeder zoekt samen met het kind naar wat het denkt en voelt wanneer bovenstaande uitlokkende factoren voorkomen. Op deze manier leert het kind zelf om zicht te krijgen op wat zich binnenin afspeelt. Stap 4: zoeken naar gedragsalternatieven Wanneer het duidelijk is wat de agressie veroorzaakt, kan de opvoeder met het kind op zoek naar alternatieven waar de uitlokkende factoren niet aan bod komen. Deze gedragsalternatieven worden best ook opgelijst. Zo kan beter worden gesignaleerd wanneer het kind met uitlokkende factoren in aanraking komt. Bij het kiezen voor het alternatief gedrag, kan eventueel een beloning afgesproken worden. 1.5 Aanpak Een van de meest voor de hand liggende, maar toch vaak vergeten strategieën, is spreken met het kind. Het kind laten vertellen waar de agressie vandaan komt, kan de ouder of de opvoeder al heel wat wijzer maken. Agressie als reactie op angstgevoelens werd reeds bovenaan besproken. In geval van angst is het belangrijk het kind gerust te stellen, vertrouwen te bieden, het kind te aanvaarden, maar het ook uit te leggen wat echt is en wat niet. Dit gesprek valt het best zo snel mogelijk plaats. Een vlugge reactie vermijdt dat de situatie verergert. Als het kind het agressief gedrag blijft stellen, kan het hiervoor gestraft worden. Omgekeerd geldt hetzelfde. Wanneer het kind positief gedrag stelt, moet het hier voor beloond worden. Als ouder of opvoeder is het belangrijk om vol te houden in het nee zeggen. Niet toegeven aan de grillen van het kind is de grootste sterkte van de ouder of opvoeder. (SVHG, 2013) Hieronder vind je een opsomming van de meest gehanteerde strategieën bij het voorkomen van agressie bij kinderen: Bewust negeren Het is belangrijk het negatief gedrag van het kind te negeren bij beginnend storend gedrag. Wanneer de agressie reeds verder gevorderd is, is deze stap minder geschikt. Ouders en/of opvoeders moeten er zeker op gewezen worden dat het ongewenste gedrag eerst zal toenemen bij wijze van aandacht vragen. Volharden in het negeren is hier de boodschap. Na een
9
tijdje zal het gedrag afnemen. Indien dit niet werkt, zal er wel moeten ingegrepen worden. (SVHG, 2013) Naam noemen De naam van het kind luidop roepen en herhalen, is een uitdrukking van nabijheid. Het kind wordt zich bewust van de aanwezigheid van de ander. Als het kind reageert op het noemen van zijn naam, heb je als ouder of opvoeder de ruimte om vragen te stellen. (SVHG, 2013) Signalen geven Het signaleren gebeurt vooral d.m.v. het non-verbale. Simpele lichaamstaal kan voorkomen dat het agressief gedrag erger wordt. Deze aanpak werkt alleen bij beginnend agressief gedrag waar het kind zich nog kan inhouden. (SVHG, 2013) Hulp bij moeilijkheden Wanneer kinderen een figuurlijke strijd voeren met bijvoorbeeld een huistaak, kan de ouder of opvoeder hierbij helpen. Dit kan de boosheid en de frustratie van het kind in zeker mate beperken gezien deze van korte duur is en gemakkelijk op kan ingespeeld worden. (SVHG, 2013) Verbazing Het gaat hier om een verassingselement waarmee je het kind echt versteld laat staan. De overtuiging waarmee dit gebeurt, is bepalend voor het effect op het kind. Het kind kan in zijn boosheid zo verward zijn door de onverwachte actie van de ouder of opvoeder dat het even zijn kluts kwijt is en het agressief gedrag niet verder stelt. (SVHG, 2013) Afzondering / Time-out Wanneer de boosheid van een kind van die aard is dat het zich vertaalt naar agressieve handelingen, kan een open en prikkelarme ruimte rust bieden aan het kind. Deze afzondering wordt het best afgesloten met een gesprek tussen kind en ouder of opvoeder. Het gesprek proberen voeren ten tijde van de afzondering heeft weinig zin, er wordt best gewacht tot het kind wat kalmer is. Een Time-out heeft hetzelfde effect, alleen wordt het kind hier tijdelijk uit zijn vertrouwde omgeving gehaald. Het doel is steeds hetzelfde: het agressieve gedrag verminderen. De afwezigheid van aandacht kan hier dan functioneren als straf. (SVHG, 2013) Vastnemen Wanneer de ernst van het agressieve gedrag toeneemt, heeft de ouder of opvoeder soms geen andere keuze dan het kind lichamelijk in bedwang te houden. Deze aanpak staat onder meer gekend als ‘holding’, een soort fysieke dwangbuis. Holding heeft een specifieke werkwijze. De ouder of opvoeder gaat achter het kind staan, pakt met zijn rechterhand de linker pols vast en met zijn andere hand de rechter pols. Terwijl het kind in bedwang wordt gehouden, is het belangrijk kalmerend op het kind in te spreken. De woede zal eerst toenemen, maar daarna langzaamaan afnemen. (SVHG, 2013)
10
2. Antisociaal geweld/gedrag 2.1 Definitie ‘Gedrag gericht tegen geldende normen en waarden, dat al dan niet strafrechtelijke overtredingen inhoudt. Dit gedrag kan leiden tot fysieke of mentale schade bij anderen of beschadiging of verlies van andermans bezittingen.’ (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) 2.2 Antisociaal geweld/gedrag en agressie naast elkaar gelegd. De gelijkenissen met agressie zijn opvallend, toch moeten deze 2 begrippen niet over dezelfde kam geschoren worden. Antisociaal gedrag hoeft niet altijd agressief te zijn. Antisociaal gedrag heeft immers niet noodzakelijk de intentie om schade toe te brengen. Frick et al. (1993) onderscheiden twee dimensies om antisociale gedragingen onder te brengen in categorieën. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) -
Openlijk verdoken dimensie: de mate van openlijkheid van het gedrag Destructiviteitsdimensie: de mate waarin het gedrag schade toebrengt
3. Jeugddelinquentie 3.1 Definitie ‘Jeugddelinquentie is een containerbegrip voor verschillende strafbare gedragingen – er wordt gesproken over als misdrijf omschreven feiten (MOF) – gepleegd door jongeren tot 18 jaar.’ (Dienst voor het strafrechterlijk beleid) 3.2 Behandeling In het boek van Koops en Slot vond ik iets zeer interessant, genaamd het competentiemodel van Spanjaard. Daar zou ik graag even dieper op ingaan. Han Spanjaard is een Nederlandse psycholoog die zich richt op kwaliteitsverbetering in de jeugd- en opvoedsector door ontwikkeling, training, advies en onderzoek aan de hand van zijn programma ‘Development & Training’. Het model dat hij heeft ontwikkeld is gericht op het vergroten van de competentie van jongeren en het verkleinen van de kans op herhaling van het strafbaar gedrag. Een tekort aan vaardigheden blijkt een belangrijke factor te zijn bij het ontwikkelen van antisociaal gedrag. Daarom staat dit model ook gekend als het ‘tekortmodel’. Als we spreken over vaardigheden, denken we altijd aan stressoren en protectieve factoren. De zogenaamde stressoren zijn factoren die de taken verzwaren. Protectieve factoren hebben net de omgekeerde doelstelling en maken de taken lichter. (Spanjaard & Slot, 2003) Spanjaard gaat uit van het idee dat een jeugddelinquent zich best kan begeven in een omgeving met zoveel mogelijk leerkansen. Bij het vergroten van de competentie wordt de nadruk gelegd op het leren van nieuw gedrag, beter gedrag. Het nadeel van dit model is dat er te weinig aandacht wordt besteed aan zaken waar de jongere wel bekwaam in is. Door deze voorop te stellen, kan er al heel wat verwezenlijkt worden. Over een al dan niet positief effect van de gekende klassieke sancties werd bijzonder weinig onderzoek gedaan. (Spanjaard & Slot, 2003)
11
Wanneer jeugddelinquenten worden behandeld in een specifieke groep, kan de behandeling opgedeeld worden in 3 fasen. De figuur onderaan toont de fasering van het verblijf in een jeugdinrichting. (Koops & Slot, 1998)
Fase 1 (start) - Vaardigheden om in de dagelijkse routine te kunnen functioneren - Vaardigheden om juist te reageren op feedback en kritiek
Fase 2 (midden)
- Vaardigheden m.b.t. ontwikkelingstaken - Vaardigheden om herhaling van het delict te voorkomen - Vaardigheden om de individuele problematiek te overwinnen - Versterking van het sociaal netwerk
Fase 3 (einde)
- Vaardigheden die gericht zijn op de toekomst van de jongere na de behandeling - Versterking van het sociaal netwerk
figuur uit ‘Lastig tot misdadig’ p122 (Koops & Slot, 1998)
3.3 Gezinsbeleid Op basis van het literatuuronderzoek van Junger-Tas som ik enkele voorwaarden op voor een effectief gezinsbeleid. Josine Junger-Tas is inmiddels 74 en doet al meer dan 35 jaar onderzoek naar jeugdcriminaliteit binnen haar opleiding in de Criminologische Wetenschappen. Ze werkte 20 jaar voor het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie, waarvan de laatste 5 jaar als directeur. Ze is verbonden aan de universiteiten van Utrecht en Lausanne. Binnen haar onderzoek worden er drie preventieprogramma’s aangehaald. Eerst en vooral wordt er gesproken over cognitieve stimuleringsprogramma’s voor kinderen. Een tweede preventieprogramma is het sociale-competentie-programma voor scholieren en als laatste is er de opvoedingsondersteuning voor ouders. (Koops & Slot, 1998) Een andere onderzoeker, Heiners, legt de nadruk op het belang van het aantonen dat de hulpverlening aantrekkelijk en succesvol is. Op deze manier ziet Heiners een grotere kans dan de betrokkenen zelf de hulpvraag stellen. (Koops & Slot, 1998) 3.4 Risicofactoren Risicofactoren kunnen sterk afhangen van de problematiek van de jeugddelinquent. Maar ook de problematiek binnen het gezin, problemen met de peergroup en eventuele problemen in de omgeving waar de jongere opgroeit kunnen een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van risicofactoren die aanleiding kunnen geven tot delinquent gedrag. 12
Eind jaren 90 deed Mark W. Lipsey een meta-analyse om te kijken welke risicofactoren jeugddelinquentie kunnen voorspellen. Er is een verschil bij jongere en oudere kinderen. Tussen 6 en 11 jaar zijn volgende factoren potentiele voorspellers voor delinquent gedrag: -
Niet-ernstige vormen van delinquentie Agressie Druggebruik Lage sociaaleconomische-status van het gezin Antisociale ouders
Tussen 12 en 14 jaar wordt er gekeken naar andere voorspellende factoren: -
Niet-ernstige vormen van delinquentie Zwakke sociale banden met andere mensen Antisociale leeftijdsgenoten Negatieve attitude t.a.v. school en huiswerk Psychologische condities
Hoe groter het aantal risicofactoren, hoe groter de kans op het stellen van (gewelddadig) delinquent gedrag. (Koops & Slot, 1998) 4. Intra familiaal geweld Een familie laat zich kenmerken door enkele unieke eigenschappen, zoals: -
De tijd die familie met elkaar doorbrengt De (bijna verplichte) verbondenheid tussen familieleden De conflictueuze structuur binnen een familie De eigen rol (leeftijd en gender) binnen een familie De hoge mate van privacy binnen een familie De kennis die familieleden hebben over elkaar De levensveranderingen die elke familie ondergaat
Volgens Gelles en Straus (1979) zorgen deze eigenschappen ervoor dat intra familiaal geweld één van de meest gewelddadige vormen is. (Gelles & Straus, 1979) Uitleg ‘misbruik’ Amanda Holt, hoofddocent Criminologische psychologie aan ‘the Institute of Criminal Justice Studies, University of Portsmouth’, legt misbruik als volgt uit: een patroon van interactie die het ontnemen van macht van een individu als effect heeft. Het gaat hier om een hoge intentionaliteit aan de kant van de dader en het ontnemen van macht aan de kant van het slachtoffer. Amanda Holt publiceerde reeds vele werken over het ouderschap, jeugdrecht en families. Ter ondersteuning van haar onderzoek en haar analyses maakte ze gebruik van een multidisciplinaire aanpak. Ze vind het zeer belangrijk om de context van het misbruik te kennen om de schade te kunnen inschatten. De schade kan zowel op korte als op lange termijn worden toegebracht. Wanneer iemands macht voortdurend wordt ontnomen, kan dit negatieve gevolgen hebben voor een individu zijn waardigheid, zijn 13
zelfstandigheid en zijn eigenaarschap. (Holt A. , 2013) Misbruik kan verschillende vormen aannemen: fysiek misbruik, emotioneel misbruik, financieel of materieel misbruik, seksueel misbruik en verwaarlozing. Al deze vormen van familiaal geweld delen ook enkele overeenkomsten. Een voorbeeld hiervan zou de schade kunnen zijn die elk van deze vormen veroorzaakt ten aanzien van het slachtoffer. (Holt A. , 2013) Verschillende vormen van gewelddadig gedrag kunnen samen een patroon van oudermishandeling vormen. Wanneer kinderen blootgesteld worden aan meerdere types geweld, misdaad en misbruik, wordt er gesproken van ‘polyvictimization’. De effecten van deze zogenaamde polyvictimization kunnen krachtiger zijn doordat er een patroon te herkennen valt. Het werd wetenschappelijk bewezen dat oudermishandeling gelinkt is aan andere vormen van familiaal geweld. Het gaat hier dan over volgende zaken: als kind mishandeld werden, als kind getuige zijn tussen partnergeweld , mishandeling tegenover siblings en partnergeweld in het eigen volwassen leven. Holt vat de belangrijkste kenmerken van oudermishandeling kort samen: uit Amerikaans onderzoek bleek dat 6 tot 10 % jongeren hun ouders minstens één maal heeft geslagen de binnen de voorbije 3 jaar. Daarbij is gebleken dat zich de meeste problemen voordoen binnen een moeder-zoon relatie en dat de jongere meestal tussen de 12 en de 14 jaar oud is tijdens het plegen van de feiten, met een piek rond zijn/haar 10 jaar. Als we kijken naar de sociale klasse, etniciteit of eerdere problemen die in deze richting wijzen, zijn er onvoldoende wetenschappelijke bewijzen. De manier waarop de relatie tussen ouder en kind zich ontplooit in bepaalde omstandigheden, vormt de manier waarop de oudermishandeling wordt geuit. 5. Oudermishandeling Voor onderstaande tekst nam ik het gegeven ‘oudermishandeling’ onder de loep. Voor het uitdiepen van dit onderwerp, baseerde ik mij vooral op het boek van Ingrid Ponjaert-Kristoffersen uit 1999 (België), de thesis van Kathleen Emmery uit 2007 (België), het boek van Amanda Holt uit 2013 (Engeland) en het verkennend onderzoek van Movisie en TNO uit 2014 (Nederland). 5.1 Definitie Oudermishandeling kent heel wat verschillende definities. In de inleiding kon je reeds de meest relevante definities lezen. Voor het verschil aan te duiden met de vorige begrippen, koos ik voor de meest eenduidige definitie van oudermishandeling: ‘Regelmatige, niet-incidentele lichamelijke aanvallen of bedreigingen met geweld (zonder dodelijke afloop) gepleegd door een inwonend kind ten opzichte van één of beide ouders.’ Deze beschrijving omvat de belangrijkste elementen. Belangrijk hiervan te onthouden, is dat het inwonend kind de bedoeling had de ouder schade toe te brengen, zijnde fysiek, psychisch of materieel. En dan er geen sprake is van een dodelijke afloop, in dat geval zouden we spreken van ouderdoding. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) 5.2 Problemen met de terminologie In verscheidene onderzoeken naar het voorkomen van oudermishandeling, lijken er problemen met de woordkeuze te zijn. Nochtans hebben de termen die we gebruiken een invloed op het vermogen 14
van de ouders en de jongere om hun ervaringen te benoemen en hulp te vragen. Het maakt ook de keuze van de persoon van wie ze hulp en steun zoeken. Maar de grens tussen oudermishandeling en ouderenmishandeling is niet zo groot. Het scheelt hem maar 2 lettertjes, maar het verschil in betekenis is veel groter. Het Vlaams ondersteuningscentrum voor ouderenmis(be)handeling omschrijft ouderenmishandeling als volgt: 'Onder mis(be)handeling van een ouder persoon (iemand van 55 jaar of ouder) verstaan we al het handelen of nalaten van handelen van al diegenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid.' (Comijs, 1996) Dit is zoals je kan zien een groot verschil met wat oudermishandeling inhoudt. Het is maar een klein verschil wanneer je het schrijft, maar het zorgde reeds voor heel wat misverstanden. 5.3 Research in de vorige eeuw De voorbije 30 jaar nam de research naar oudermishandeling geleidelijk aan toe. Onderzoek werd gestart in de late jaren 70. Het werd vooral gevoerd in Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten, maar intussen zitten ook China, Duitsland, Hongarije, Israël, Japan, Spanje en het Verenigd Koninkrijk op de boot. Zoals je ziet, zijn er intussen al heel wat landen die deelnemen aan onderzoek naar oudermishandeling. Het fenomeen wordt tot op de dag van vandaag nog steeds ontkend of geminimaliseerd. Eenmaal wanneer het probleem onder de aandacht werd gebracht, gingen onderzoekers zich richten op de ziekteleer van de dader en op de rol van het slachtoffer. Hieronder 2 belangrijke publicaties die in de beginperiode van het onderzoek naar oudermishandeling zeer veel invloed hebben uitgeoefend op verder onderzoek. 1) ‘Battered parents: a new syndrome’ (uit ‘American journal of psychiatry’ – geschreven door Harbin en Madden in 1979) 2) ‘Behind closed doors: Violence in the American family’ (een boek geschreven door Straus et al. in 1980)
5.4 Onderzoek Jackson In 2003 nam Jackson interviews af met 6 moeders die slachtoffer werden van oudermishandeling. Hieruit bleek dat de eerdere affectieve en ongecompliceerde moeder-kind relatie evolueerden tot een kwetsbare relaties beladen met spanning. De moeders werden met de tijd angstiger en bezorgd over hun eigen veiligheid in hun eigen huis. (Jackson, 2003) Volgens de onderzoeksresultaten van Eckstein (2004) begint de oudermishandeling met minder ernstigere vormen van verbaal geweld vooraleer het probleem intenser wordt. Het ‘probleem’ ontwikkelt zich dan verder in fysiek en/of emotioneel misbruik. Het schema onderaan illustreert de evolutie van de oudermishandeling dynamiek. (Eckstein, 2004)
15
Als kleuter toonde Pieter gedrag dat niet strookte met zijn leeftijd. Van kleins af aan had hij lak aan de regels die thuis golden. Bijvoorbeeld toen zijn moeder vroeg zijn speelgoed op te ruimen, weigerde hij dit halsstarrig, zei hij dat zijn moeder het zelf mocht opruimen en als het echt zijn dagje niet ging, gooide hij het naar zijn moeders hoofd.
Figure 2.1: The development of the ‘parent abuse dynamic’
Verbal abuse:
Seriousness of abuse
“shut up” “you’re stupid” “old bag” “bitch” “bastard” “whore” “fucking whore”
(least)
Physical abuse: getting in parent’s space throwing something breaking something pushing/shoving parent grabbing parent slamming parent against wall/floor/window wrestling with parent punching parent in arm punching parent in head/face
Emotional abuse: Using parent’s emotional weakness to hurt them threatening to run away threatening to kill parent threatening to kill self calling 911 and making accusations of abuse having parent arrested
(most)
Source: Developed from Eckstein (2004)
Onderzoek geeft aan dat de opkomst van deze dynamiek gekenmerkt wordt door een gevoel van ongeloof dat iemand die ze 9 maanden bij zich droegen en zelf hebben grootgebracht zo’n gedrag kunnen stellen tegenover hen. Dit ongeloof ontstaat door dergelijke gewelddadige gedragingen die in strijd zijn met de standaard ideeën die men heeft over hoe opgroeiende kinderen hun ouders zouden moeten beschermen. De betekenis die we geven aan het ervaren van dergelijk geweld door toedoen van het eigen kind wordt gevormd door de betekenis die vasthangt aan de ouder-kind relatie. Deze betekenis is historisch en cultureel bepaald. 5.5 Oudermishandeling in verschillende vormen Verbaal misbruik Verbaal misbruik lijkt frequenter voor te komen ten opzichte van andere vormen. Het gaat hier dan over roepen en schreeuwen, denigrerende en beledigende opmerkingen en aanvallend taalgebruik. 16
Wanneer het gaat om dergelijke opmerkingen over de seksualiteit van de ouder, dan worden de normatieve grenzen van het ouderlijk gezag overschreden. Er vindt zich een instorting van de machtsverhouding tussen ouder en kind plaats. Het is dan ook zeer belangrijk dit patroon en zijn impact op het gezin te herkennen. De ouder-kindrelatie wordt met name drastisch beïnvloed wanneer de rollen worden omgedraaid. Bij partnergeweld is het kleineren van de ouderlijke vaardigheden een veelgebruikte tactiek van daders wanneer ze hun partner trachten te intimideren. (Holt A. , 2013) Op de leeftijd van vier à vijf jaar ging Marianna door een helse periode elke keer ze met Pieter naar de winkel ging. Alles wat hij zag, moest mee met hem naar huis. Hij schreeuwde en keelde de winkel bij elkaar als zijn moeder ‘nee’ zei. Marianna hield vol, tot heel wat afschuw van voorbijgangers in de winkelgangen. Als ze werd aangesproken door iemand, antwoordde ze daarop dat jij niet wist wat er aan de hand was en zich dus niet moest inmenging in andermans zaken.
Fysiek misbruik Fysiek misbruik lijk de meest controleerbare vorm van misbruik te zijn. Dit omwille van zijn zichtbare karakter. Het gaat hier immers om slaan, boksen, duwen, schoppen, spugen, gooien met dingen,… Gooien met dingen kan ook gerekend worden tot financieel misbruik, wanneer bezittingen beschadigt worden, kan dit de angst opwekken bij de ouder(s) dat ze de volgende zijn. Een element dat best wel een belangrijke rol zou kunnen spelen, is de puberteit. Lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit kunnen namelijk veranderingen teweegbrengen in de machtsverhoudingen tussen ouder en kind. Dit kan eventueel gepaard gaan met de erkenning van de moeder haar kwetsbaarheid. Vele moeders maken zich dan ook zorgen om hun zonen die volop aan het ontwikkelen zijn en trachten om te gaan met hun eigen fysieke mogelijkheden. (Holt A. , 2013) “He has punched and kicked me while on holiday, kicked holes in most of my doors, smashed a TV and now my other two children are getting scared of him. We had another incident last night after I told him to go off the X-box as I could see he was getting wound up, he kicked a hole in his bedroom door and I thought he was going to punch me, but he just started shoving me down the hall.” (slachtoffer, 2011)
Financieel misbruik Financieel misbruik is vaak vroeg te zien in de ontwikkeling van oudermishandeling. Kinderen gaan dan eigendom, meubels en andere bezittingen van de ouder(s) beschadigen. Ook boetes en andere kosten moeten eraan geloven. Diefstal van bezittingen, geld stelen en het eisen van geld en/of goeden kunnen toegevoegd worden aan de lange lijst van financieel misbruik. Adams et al. definiëren financieel misbruik als volgt: ‘behaviours that control a woman’s ability to acquire, use and maintain economic resources, thus threatening her economic security and potential for self- sufficiency.’ Vrij vertaald, betekent dit het volgende: ‘gedragingen die een vrouw ervan weerhoudt financiële middelen te verwerven, te gebruiken en te onderhouden. Hierdoor wordt haar financiële zekerheid 17
bedreigd samen met haar mogelijkheden tot zelfvoorzienend te leven.’ (Holt A. , 2013) Toen Pieter vijftien was, merkte Marianna dat haar bankkaart verdwenen was. Toen ze terug kwam van de bank, confronteerde ze Pieter hiermee. Hij bleef ontkennen dat hij haar bankkaart had. Toen zijn moeder de politie ter sprake bracht, kreeg ze de reactie ‘ik ga naar de stad en als ik terug ben, krijg je je bankkaart terug.’
Emotioneel misbruik Emotioneel misbruik zou best wel eens een van de zwaarste vormen van misbruik kunnen zijn omwille van het intimideren en ondermijnen, het dreigen met het toebrengen van schade aan de ouders of anderen, het dreigen met zelfverminking en zelfdoding, de afwezigheid van affectie, het stellen van gedrag met als doel de ouder het gevoel te geven gek of labiel te zijn, het liegen en weglopen,… Daarom is het zeer belangrijk dit patroon te herkennen en de impact dat het net zo gewelddadig maak. (Holt A. , 2013)
Pieter werd ook geplaatst in een pleeggezin, op zijn eigen vraag. Naar Marianna’s mening waren deze mensen alleen maar geïnteresseerd in het geld en lieten ze hem begaan. Zijn verblijf in het pleeggezin liep niet van een leien dakje. Uiteindelijk stapte hij op zonder de toestemming van de jeugdrechter en ging hij bij zijn vriendin wonen. Even later chanteerde hij zijn moeder met de wil terug thuis te komen wonen. Indien ze hier niet mee instemde, zou hij een einde aan zijn leven maken. 5.6 Verklaringsmodellen Verscheidenen psychologen, onderzoekers, auteurs,… hebben getracht oudermishandeling te verklaren aan de hand van enkele theorieën. Hieronder een opsomming. 5.6.1 Psychodynamisch perspectief Deze benadering legt de nadruk op de rol van de moeder. Ten gevolge van het eigen verleden en de eigen relatie met de ouders, gekleurd door verdrongen en onopgeloste conflicten, leeft het symbiotisch verlangen naar de eigen moeder nog steeds heel hevig. De moeder gaat onbewust op zoek naar personen, gevoelens, gedachten die dit verlangen kunnen compenseren. Dit maakt dat ze gaan streven naar perfectie in hun moeder-zijn en hun eigen kinderen nooit of te nimmer willen teleurstellen. Ingrid Ponjaert-Kristoffersen beweert dat dergelijke overtuigingen het kind kan laten ontwikkelen met een narcistische persoonlijkheid. Het kind gaat dan gaan dienen ter invulling van een leegte of het geven van een goed gevoel. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) Vanuit deze visie werd aangetoond dat kinderen wiens moeder vanuit haar eigen symbiotisch verlangen het kind kost wat kost wil beschermen tegen gevoelens van boosheid, verdriet of frustratie niet geleerd worden om met deze gevoelens om te gaan. De behoeften van het kind werden vrijwel onmiddellijk bevredigd door het moederfiguur en kan hierdoor niet aarden bij het gevoel dat de behoeften onbevredigd blijven. Hoe het kind met deze intense symbiose met zijn moeder omgaat, kan heel verschillend zijn. Maar wanneer het kind verlangt naar vrijheid, dan kan geweld een manier zijn om zich los te maken van de moeder. (Emmery, 2006-2007)
18
5.6.2 Leertheoretisch perspectief (inter-persoonlijke verklaring) Deze benadering legt de nadruk op de rol van de vroegere leerervaringen. Daarom kijken we eerst even naar de prestaties van Bandura in de jaren 60. Eén van zijn meest gekende experimenten, is het observatie-experiment met de poppen. Bandura liet kinderen kijken naar hoe volwassenen agressief omgingen met een grote opblaasbare pop. Na deze observatie bleek al snel dat de kinderen deze gedragingen gingen observeren tegenover de pop. Bandura noemt dit proces ‘modelling’. Dit proces is een bevestiging van de ‘operante conditionering’. (Holt A. , 2013) Vooraleerst geef ik hier een korte uitleg bij. Operant conditioneren betreft een leerproces waar gedrag dat bekrachtigd wordt en bijgevolg een gunstig effect heeft, herhaald wordt omdat het kind ziet dat het voordelen biedt. Sociaal leren betreft dan eerder het leren door het gedrag van anderen te observeren en te imiteren. (Emmery, 2006-2007) Het kind zag dat volwassenen gewelddadig gedrag stelden en hier niet voor gestraft werden, de kinderen interpreteren dit dan als acceptabel en effectief. Deze theorie kan worden doorgetrokken naar het voorkomen van oudermishandeling. Oudermishandeling wordt verklaard in termen van prestaties binnen een patroon van gedragingen die hebben geleerd om ander familiaal geweld te observeren. (Holt A. , 2013) Wanneer agressie deel uitmaakt van de dagelijkse routine in het kind zijn omgeving en het kind hierbij ook opmerkt dat het hiermee zijn zin kan krijgen, dan bestaat de kans dat het kind dit gedrag zal nabootsen. Ook in zijn latere leven. Gebruik van geweld lijkt immers de normale gang van zaken als dit mee werd opgenomen in je opgroeipakket. Ook hier is de operante conditionering van tel. Wanneer het kind merkt dat het gebruik van geweld een gunstig effect heeft, dan zal het dit gedrag herhalen. Op deze manier worden ook de ouders of andere opvoedingsfiguren bevestigd in hun ‘opvoedingsgedrag’. Belangrijke begrippen in dit kader zijn ‘negative reinforcer trap’ en ‘positive reinforcer trap’. Een ‘negative reinforcer trap’ kan vrij vertaald worden als ‘de valstrik van de negatieve bekrachtiging’ en beschrijft het proces van wederzijdse bekrachtiging waardoor een onaangename situatie wordt stopgezet of wordt vermeden. Dit gegeven maakt dat de ouder sneller zal toegeven aan de grillen van het kind terwijl het kind zelf steeds sneller en sneller een woedeaanval krijgt. Een ‘positive reinforcer trap’ kan op zijn beurt dan weer vertaald worden als ‘de valstrik van de positieve bekrachtiging’ waar het kind extra aandacht krijgt door zijn ongewenst gedrag, waardoor het op deze manier bekrachtigd wordt. Deze valstrik heeft als gevolg dat het kind meer ongewenst gedrag zal gaan vertonen om nog meer aandacht te krijgen. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) Toch is het toepassen van principes uit de sociale leertheorie om oudermishandeling te verklaren te simplistisch. Het observatie-experiment werd uitgevoerd met jonge kinderen, daarom is het niet vanzelfsprekend dat deze theorie ook kan doorgetrokken worden naar oudermishandeling gezien de dader zijn leeftijd minder beperkt is. (Holt A. , 2013) Wanneer een gewelddadige ouder het huis verlaat en daarmee een einde wordt gebracht aan het partnergeweld, dan bestaat er nog steeds een risico dat het emotioneel misbruik een vervolg kent. Een ouder die niet meer inwoont kan nog steeds samenspannen met het kind dat gewelddadig gedrag stelt naar de ouder die wel nog thuis woont. Wat betreft de link tussen het getuigen van partnergeweld en de invloed op de ouder-kind relatie zijn er heel wat verschillende theorieën. De ene onderzoeker ziet een groter verband met de moeder-zoon relatie, de andere met de kwetsbaarheid van de moeder en nog anderen zeggen dat er helemaal geen verband is tussen het zien van partnergeweld en oudermishandeling. Door het gebrek aan een consensus heb ik ervoor gekozen dit niet op te nemen in mijn eindwerk. Wetenschappelijke theorieën kennen een zekere dominantie. Deze dominantie verwijt ouders en 19
weerhoudt ouders om hun verhaal te delen met de buitenwereld en hulp te zoeken. De dominantie kent ook een invloed op de interpretatie van de ouders over deze hulpverlening wanneer ze niet op een niet-beoordelende manier werd aangeboden. (Holt A. , 2013) Emmery haalt hier de stage-ervaringen van Schaubroeck aan. Hieruit bleek dat verwenning een grote rol kan spelen bij oudermishandeling. Ouders verwennen hun kind met ditjes en datjes om het tevreden te houden en dus ook agressie te vermijden. Maar verwenning mag niet over de zelfde kam geschoren worden als een beloning voor goed gedrag. Men gaat een kind verwennen om negatief gedrag te vermijden en belonen doen we om positief gedrag te bevestigen. (Schaubroeck, 2001) Dit zijn 2 heel andere zaken en mogen dus niet over één lijn getrokken worden. (Emmery, 2006-2007) Binnen de interpersoonlijke verklaringen leg ik graag de link tussen enkele belangrijke elementen binnen oudermishandeling. Ik start met het verband tussen de kwaliteit van de gehechtheid ten opzichte van oudermishandeling. Vooraleerst lijkt het mij nuttig om het begrip ‘gehechtheid’ uit te klaren. Bowbly beschrijft gehechtheid als een blijvende psychologische verbondenheid tussen mensen. Hij ziet het als een instinctief biologisch mechanisme van de mens dat ervoor zorgt dat men overleeft. Maar wanneer er geen gehechtheid ontstaat in de eerste zorgrelatie, dan kunnen er zich emotionele problemen ontwikkelen tijdens de ontwikkeling van het kind. De reactie van een kind op zijn eerste zorgfiguur, blijkt een indicator te zijn om het type gehechtheid vast te stellen. We maken een onderscheid tussen 4 types van gehechtheid: onveilig-vermijdende gehechtheid, veilige gehechtheid, onveilige gehechtheid en onveilig-gedesorganiseerde gehechtheid. Een tweede en laatste belangrijk verband is dat van de opvoedingsstijl ten opzichte van oudermishandeling. Met behulp van observaties en interviews met de ouders, wist Baumrind in de jaren 60 de opvoedingsstijl op te delen in 4 dimensies: 1. 2. 3. 4.
Disciplinaire strategieën Warmte Communicatiestijlen Verwachtingen van de volwassenheid
Baumrind maakte hieruit een onderscheid tussen 3 samenhangende opvoedingsstijlen: 1. Autoritaire opvoedingsstijl: strenge regels, controle, kinderen hebben weinig tot geen inbreng, ouders eisen respect en gehoorzaamheid van de kinderen, dreigen met straf en indien nodig uitvoeren 2. Autoritatieve opvoedingsstijl: sterkte controle op een rationele manier, rationele verwachting, meer beloning en waardering dan straf, eigen mening geven (ouders moedigen zelf aan om dit te doen), ouders ondersteunen de kinderen in verschillende aspecten 3. Permissieve opvoedingsstijl: weinig controle, laksheid, weinig eisen, geen regels, toegeeflijke ouders, kinderen bepalen veel zelf, weinig tot geen toezicht door de ouders
Maar de vraag is nu: wat is het verband tussen deze opvoedingsstijlen en het voorkomen van een problematiek zoals die van oudermishandeling? Wel, Harbin en Madden deden hiernaar onderzoek in 1979. Zo zou een permissieve opvoedingsstijl kinderen aanmoedigen om op jongere leeftijd onafhankelijkheid te ontwikkelen. Harbin en Madden gaven dit proces de naam ‘parentificatie’. 20
Hierin legden ze ook de link met oudermishandeling. Mishandeling bij ouders ‘misvormt’ een kind zijn reacties, het kind krijgt namelijk een verantwoordelijkheid toegewezen waarvoor deze nog niet rijp genoeg voor is. Het is moeilijk een kind autoritair op te voeden wanneer je je geïntimideerd voelt en bang bent voor je kind. Wat een goede coping-strategie zou kunnen zijn, wordt vaak verkeerd begrepen als een indicatie van pathologisch opvoeden. (Harbin & Madden, 1979) 5.6.3 Systeemtheoretische benadering Deze benadering kadert oudermishandeling als een probleem van het hele gezin. (PonjaertKristoffersen, 1999) Beide ouders kunnen hier even onder de loep worden genomen. Deze benadering schaart zich achter het idee dat de vader een sterke afhankelijkheidsrelatie heeft met zijn eigen moeder en hierdoor meer moeite heeft bij het nemen van afstand. Bij de moeder is het dan eerder te wijten aan onverwerkte conflicten uit het verleden. De verwachting om verantwoordelijkheid te dragen over haar kinderen is bij deze moeders niet altijd even realistisch. Beide ouders kunnen in deze benadering dus zelf gezien worden als een kind waardoor ze niet bekwaam zijn om de opvoedingsrol op zich te nemen. (Emmery, 2006-2007) Het kind dat de ouders mishandeld is bij wijze van spreken dan de zogenaamde ‘symptoomdrager van een disfunctioneel gezinssysteem’. Waarom precies dat kind de symptoomdrager is, werd nog niet onderzocht. Vanuit dit perspectief lijden de ouders zelf nog aan een grote afhankelijkheid van de eigen ouders. Daarenboven gaat deze afhankelijkheid in de meerderheid van de gevallen ook nog eens samen met een weinig bevredigende partnerrelatie. Kenmerkend aan dergelijke gezinnen, zou het leven in isolement, weinig gemeenschappelijke vrienden en een lage sociale activiteit zijn. (PonjaertKristoffersen, 1999) 5.6.4 Geïntegreerd model van criminologische theorieën Auteurs zoals Agnew en Huguley benadrukken dat oudermishandeling een vorm van delinquentie is en dat niet alle begrippen die opgaan voor familiaal geweld dit ook doen voor oudermishandeling. (Agnew & Huguley, 1989) De auteurs passen daarom de 2 volgende theorieën toe: ten eerste hebben we de sociale controletheorie van Hirschi, ook wel de sociale bindingstheorie genoemd. Deze theorie gaat verder op wat u hierboven las over het verband tussen de gehechtheid en oudermishandeling. (Emmery, 2006-2007) Deze theorie zegt dat zij die sterke en langdurige bindingen hebben met de samenleving, minder kans maken om delinquent gedrag te vertonen. Personen met zwakkere bindingen maken hier meer kans. (Azhimi, 2013) Hirschi onderscheidt 4 typen bindingen: 1) Gehechtheid aan belangrijke anderen (bv: ouders) 2) Betrokkenheid bij aloude activiteiten 3) Betrokkenheid bij aloude subsystemen (bv: school) 4) Gebondenheid in aloude activiteiten
21
Hieronder een tabel die Hirschi’s theorie kort samenvat: Bron: (Azhimi, 2013)
Niveau
Element / Component
Uitleg
Affectief
‘attachment’ (gehechtheid) ‘involvement’ (betrokkenheid)
De emotionele band met de familie, de peers
Cognitief
Gedragsmatig
‘commitment’ (toewijding)
Evaluatief
‘belief’ (overtuiging)
Investering van tijd en energie in de samenleving en activiteiten. Hoe groter deze investering, hoe groter het verlies bij crimineel gedrag. Dus cognitief wordt een rationele afweging (kosten-batenanalyse) gemaakt. De betrokkenheid bij conventionele activiteiten zoals huiswerk. Hoe meer conventionele activiteiten men bedrijft, hoe minder de kans (en tijd) voor criminele activiteiten. Het geloof in de samenleving: de regels, de inhoud, de wetten, de instituties van de samenleving. Hoe sterker de overtuiging, hoe minder waarschijnlijk het plegen van crimineel gedrag.
De tweede theorie die werd toegepast door Agnew en Huguley is de differentiële associatietheorie van Sutherland. Deze ziet gedrag als het gevolg van invloeden uit onze sociale omgeving. Ook deviant gedrag, waaronder delinquent gedrag, zou zo aangeleerd worden volgens Sutherland. Mensen nemen houdingen aan die ze leren in de omgang binnen intieme en persoonlijke groepen. Ook als het gaat om crimineel gedrag valt dit te verklaren. Criminele technieken en vaardigheden kunnen bijvoorbeeld aangeleerd worden in ‘criminele’ groepen. Sutherland verklaard deviant gedrag aan de hand van de sociale contacten en de mensen met wie de jongeren omgaan. (Jong & Gemert, 2010) Emmery legde het psychodynamisch perspectief, het leertheoretisch perspectief en de systeemtheoretische benadering naast elkaar en besloot hieruit dat deze verklaringen zich vooral situeren binnen de gezinsproblemen en op het niveau van de ouders. Ze concludeert dat deze verklaringsmodellen geen algemeen aanvaardbare verklaring kunnen vormen voor oudermishandeling. (Emmery, 2006-2007) 5.6.5 Intra-persoonlijke verklaring (psychopathologieën) De intra persoonlijke verklaringen plaatsen de oorzaak van het probleem bij de dader. Verschillende studies focusten zich op het verband tussen oudermishandeling en andere klinische symptomen, zoals bijvoorbeeld het Tourette Syndroom. Het gebeurt vaker dat onderzoekers andere gevallen gaan analyseren om typologieën van oudermishandeling te ontwikkelen. Wanneer we kijken naar het middelengebruik bij adolescenten zien we een verband met oudermishandeling. Dit vinden we zowel terug in strafrechtelijke gegevens als in de algemene cijfers. Ander onderzoek wees uit dat zowel het vragende patroon op initiatief van de jongere als het verzoekende patroon op initiatief van de ouder vaker voorkomt wanneer er sprake is van middelengebruik bij de jongere en wanneer de ouder de neiging heeft om stressvolle situaties onder controle te houden.
22
In de loop der jaren werden er instrumenten ontwikkeld met als doel oudermishandeling op te sporen en te identificeren. Hieronder een kleine opsomming. In 1998 ontwikkelde Kazdin de ‘Parent-Directed Aggression Inventory’. Dit instrument betreft 7 items van fysiek misbruik. Ieder van hen zijn beoordeeld op een vijfpunten-schaal. In dit instrument kunnen we ook andere zaken opmerken, zoals het geslacht en het aantal ontvangers, de leeftijd bij de start van de oudermishandeling en de mogelijke motivatie. In 1979 ontwikkelde Straus de CTS (‘Conflict Tactics Scale’), 17 jaar later ontwikkelde hij samen met enkele anderen het vervolg, namelijk de ‘Revised CTS’. Deze schaal doet een meting naar het geweld bij alle leden van de familie, een meting naar fysieke en psychologische agressie en beoordeeld de letsels van elk familielid op een zespunten-schaal op basis van het voorkomen in het afgelopen jaar. In 2002 ontwikkelde Paterson de ‘Violent Behaviour Questionnaire’. Deze vragenlijst tracht de oudermishandeling te meten aan de hand van 5 categorieën: verbaal, fysiek, socio-emotioneel, eigendommen en levensbedreigingen. Hiervoor maakt Paterson gebruik van 22 omschrijvingen. Elke omschrijving wordt beoordeeld op een zevenpunten-schaal, gaande van ‘dit is niet problematisch’ tot ‘dit is problematisch’. Ook wil Paterson 20 strategieën toevoegen om de oudermishandeling onder controle te houden. Ook deze worden beoordeeld naar effectiviteit op een zevenpuntenschaal. Iets recenter is de ‘Child-to-Mother Violence Scale’ van Edenborough samen met andere onderzoekers in 2011. Deze schaal meet het voorkomen van gewelddadig gedrag en zaken die het misbruik kunnen triggeren. Triggers van misbruik zouden bijvoorbeeld drugs en alcohol kunnen zijn. Ook deze worden beoordeeld op een vierpunten-schaal. Moeders worden ook bevraagd naar hun acties om het misbruik op te volgen en toegang te vragen tot hulp. Ook deskundigen die niet genoten van een artsenopleiding deden onderzoek naar de typologieën van oudermishandeling. Deze typologieën werden verkregen door het identificeren en het kwantificeren van de persoonlijkheid en van cognitieve en gedragskenmerken bij adolescenten. Deze lijken in verband te staan met oudermishandeling. Geweld in de familiale context is statistisch gezien niet abnormaal. Het is pas wanneer we dit geweld gaan accepteren, dat we kunnen spreken van een probleem. Dan ontstaat de nood om een theorie te ontwikkelen die het geweld en het misbruik kan verklaren in termen van ‘abnormaliteit’. 5.6.6 Intra familiale verklaring (systemen van communicatie binnen een gezin) Binnen de intra familiale verklaringen verkennen ze de interactionele ruimte tussen individuen. Wanneer het gaat over oudermishandeling beweert deze verklaring dat bepaalde opeenvolgingen in interactie binnen een gezin problematische relaties kunnen veroorzaken en deze dus ook onderhouden. Geweld kan hier een voorbeeld van zijn. Micucci deed hier 20 jaar geleden onderzoek naar. Hij onderzocht op welke manier communicatie oudermishandeling kon beïnvloeden. Hij deed dit aan de hand van zijn onderzoek dat werd gebaseerd op één casus. Op basis hiervan kwam hij tot enkele eigenschappen van een gezin waar oudermishandeling plaatsvindt. (Micucci, 1995)
23
-
-
-
De manier waarop een gezin zich organiseert binnen de context van geweld zegt veel over het gezin. Het gaat er namelijk over hoe de leden van het gezin kijken naar het probleem. Het gebeurt dat andere aspecten worden verwaarloosd zodat de oudermishandeling kan worden gereduceerd. Met deze ‘andere aspecten’ worden de andere gezinsleden, het sociale leven en andere relaties bedoeld. Als er een consensus bestaat over het feit dat het kind geheel verantwoordelijk is voor de problemen, dan bestaat het risico dat ze hun eigen rol gaan minimaliseren of negeren. De gezinsleden staan alleen achter het bewijs dat hun overtuigingen over wie al dan niet het probleem is, bevestigt. Wanneer de leden van het gezin niet akkoord gaan, dan zal er veel tijd en energie gespendeerd worden aan het veranderen van hun mening. Gezinsleden accepteren elkaar onvoorwaardelijk, dat geldt ook voor hun situatie. Elk huishouden heeft zijn eigen regels en vaak worden deze niet besproken, maar zijn ze er gewoon. Het zijn deze regels die vormen wat, maar ook wie, aanvaardbaar gedrag stelt. Dit legt strakke beperkingen op aanvaardbaar gedrag en dat is voor sommigen niet altijd even gemakkelijk om met deze beperkingen te leven.
Eckstein deed in 2004 de uitspraak dat de ontwikkeling van een oudermishandeling dynamiek voorkomt in gradaties. Het begint met verbaal misbruik en gaat over in fysiek en/of emotioneel misbruik. Terwijl de ouders het misbruik trachten uit te dagen, verloopt het communicatie patroon zodanig dat de ouders er niet in slagen om een andere manier van communiceren aan te gaan met hun kind. In sommige gevallen zou dit kunnen betekenen dat het gewelddadige gedrag als normaal wordt ervaren. Door het feit dat er dysfunctionele communicatiepatronen heersen in sommige gezinnen, voelen deze zich vaak schuldig. Wanneer de schuld wordt genegeerd, kan dit gezien worden als een probleem omdat het geheel de vraag naar wie verantwoordelijk is negeert. (Eckstein, 2004) 5.6.7 Structurele verklaring Deze verklaring legt de focus vooral buiten het familiale netwerk. Het gaat hier dus vooral over het sociale leven van het gezin, ons ‘sociaal systeem’. Dergelijke systemen geven toegang tot kansen en middelen die zorgen voor sociale en economische voordelen voor de ene, terwijl anderen dan weer de nadelen ervaren. Volgens Cotrell (2001) kan oudermishandeling ook ontstaan bij isolatie van de ouder en het kind.
One young person’s response as to why she abused her mother: ‘Because I have no one else’, she replied. (Cottrell, 2001)
Een manier om oudermishandeling te verklaren is door de rol van de leeftijdsgenoten eens van naderbij te bekijken. Dit netwerk is meestal gestructureerd op basis van de sociale klasse, het geslacht, de leeftijd en de etniciteit. Amanda Holts boek werd uitgebracht in 2013, tot die tijd werd er weinig onderzoek gedaan over hoe oudermishandeling verklaard kan worden aan de hand van invloeden die buiten de familie liggen, dus ook de sociale klasse, het geslacht of de herkomst.
24
Wat is de mening van ouders betreffende oudermishandeling? In 2010 voerde Parentline Plus , een vorm van opvoedingsondersteuning, een studie uit waar ouder werden bevraagd naar een eventuele verklaring voor het voorkomen van oudermishandeling. De meest voorkomende verklaringen waren de volgende: -
-
Geesteszieke of psychologische problemen: het kan hier gaan over ADHD, gedragsstoornissen of nog ernstigere stoornissen. Middelengebruik: het gebruik van middelen zou de ernst van het misbruik kunnen beïnvloeden. Vorig misbruik in de familiale context: moeders beweren dat er een verband bestaat tussen gewelddadig gedrag gepleegd door de vader in het verleden tegen de moeder en/of hun kind en de mishandeling van de ouder door het kind. Storingen in de familie: alleenstaande ouders hebben het begin van het misbruik herkend kort na de scheiding van de ouders. De invloed van de leeftijdsgenoten: de ‘peergroup’ kan volgens sommige ouders een belangrijke rol spelen bij het ongepast gedrag van een kind. Ongelijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen: moeders bevestigden in de studie dat genderongelijkheid een mogelijke oorzaak kan zijn van de oudermishandeling.
“I started beating my mom up when I was eight… so I think the violence came from that, like through the sexual abuse and stuff… I was trying to let her know maybe that I needed her to listen to me… that I was being hurt by my dad.” (Female adolescent, Canada – from Cottrell and Monk, 2004, p 1083)
De volgende getuigenis is een voorbeeld van de invloed van genderrollen op een problematiek zoals oudermishandeling.
“You kind of look up to your dad. If he’s rough, you are too.” (Male adolescent, Canada – from Cottrell and Monk, 2004, p 1081)
Belangrijk om te beseffen is dat als jongeren en/of ouders zaken aangeven als een mogelijke oorzaak van oudermishandeling, dit niet per se hoeft te betekenen dat dit oorzaken zijn. 5.7 Risicofactoren Oudermishandeling is geen losstaand fenomeen. Er zijn altijd heel wat mensen bij betrokken. Het is een multicausaal en complex probleem. Wat juist de risicofactoren zijn binnen het kind, de ouders of het gezin werd de voorbije jaren al meermaals onderzocht. Sommige onderzoeksresultaten spreken elkaar compleet tegen, anderen vullen elkaar netjes aan. In onderstaande tekst zal ik dieper ingaan op de onderzoeksresultaten die werden bevonden door meerdere auteurs. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) 25
5.7.1 Kenmerken van het kind Heel wat auteurs zoals H.T. Harbin en D.J. Madden (1979), M. Lambermon (1984), H. Wurfbain en A. Van Oosten (1982) zijn het erover eens dat mishandelende kinderen meestal beschikken over een gemiddelde intelligentie. De schoolresultaten hoeven hier niet zo zeer onder te lijden, maar de contacten met hun leeftijdsgenoten wel. Ook de relatie met broers en zussen wordt vaak gekenmerkt door bazig en tiranniek gedrag, dit al van jongs af aan. Als je enkele pagina’s teruggaat, kon je reeds lezen dat agressie vaak een reactie is op de innerlijke angsten van het kind. Dit geldt ook bij oudermishandeling. Deze kinderen gaan hun intense angsten (bv: fobieën, obsessief compulsieve gedragingen en verlatingsangst) proberen te compenseren met agressief en gewelddadig gedrag t.o.v. een of beide ouders. Dit geeft hen het voldoening gevende gevoel van almacht. Daarnaast is verder onderzoek naar de aanwezigheid van een oppositionele stoornis in de vroege kindertijd niet overbodig. Het kan heel wat verklaren over het gedrag van het kind. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) Studies na het onderzoek van Harbin en Madden in 1979 toonden aan dat de gemiddelde leeftijd van het mishandelde kind rond 15 jaar ligt. (Harbin & Madden, 1979) Deze leeftijd wordt door Evans en Warren-Sohlberg verklaard door de gevoeligheid voor autoriteit en het leren omgaan met conflicten, woede en sociale interactie die gepaard gaan met hun ontwikkelingsfase.(Emmery, 2006-2007) De studie van Langhenhove sluit zich aan bij deze leeftijdscategorie, al breidt deze zich uit tot de leeftijd van 13 tot 19 jaar. De studie van Vandeperre daarentegen beperkt de leeftijd van 15 tot 18 jaar. (Vandeperre, 2004) Deze cijfers mogen zeker niet de indruk geven dat er geen jonge kinderen zijn die hun ouders mishandelen. In de studie van Paulson, Coombs en Landsverk zijn 7% van de mishandelende kinderen tussen 9 en 11 jaar oud. (Paulson, Coombs, & Landsverk, 1990) Wat het geslacht betreft, gaat het in de meeste gevallen om jongens die één van of beide ouders mishandelen. Toch merkten Harbin en Madden ook meisjes op als dader. Latere studies bevestigden dit. De vorm van geweld zou verschillen bij jongens en meisjes. Meisjes zouden eerder overgaan tot verbaal geweld. Dit zou de reden kunnen zijn waarom klachten van meisjes als dader minder voorkomen. In een Belgisch onderzoek door Vandeperre werd opgemerkt dat jongens iets vaker voorkomen als dader van oudermishandeling. Dit verschil zou alleen op te merken zijn als het gaat over emotionele chantage en fysiek misbruik. (Vandeperre, 2004) Niet onbelangrijk is dat er enkele studies deze hypothese tegenspreken. Hauber en Senten, Paulson, Coombs en Landsverk, Browne en Hamilton merken geen verschil qua geslacht. Ook Cotrell, Finlayson en Van Langenhove zien geen verschil als er wordt gekeken naar het geslacht van de dader. Van Langenhove legt hierbij de nadruk op de ‘trend’ in onze maatschappij waar jongens en meisjes meer gelijk gedrag vertonen. (Emmery, 2006-2007) Onderzoeksresultaten betreffende de peergroup van de dader spreken elkaar tegen. Zo zeggen Paulson, Coombs en Landsverk dat kinderen die hun ouder(s) mishandelen zich beter voelen t.o.v. hun vrienden dan kinderen die dit niet doen. (Paulson, Coombs, & Landsverk, 1990) PonjaertKristoffersen spreekt dit helemaal tegen. Zij stelt dat jongeren weinig bevredigende contacten hebben met hun leeftijdsgenoten. Cotrell en Monk hebben het dan weer over 3 manieren waarop deze peergroup een invloed kan uitoefenen op de oudermishandeling. Ten eerste is het mishandelend kind zelf misschien slachtoffer (geweest) van geweld gepleegd door zijn/haar leeftijdsgenoten. Thuis probeert het kind zijn onmacht dan te compenseren door het mishandelen van een van of beide ouders. Ten tweede heerst er tussen sommige jongeren een zekere subcultuur waar geweld gehanteerd wordt als middel om 26
macht en controle uit te oefenen. De jongere trekt deze lijn dan door tot in de thuissituatie. Ten derde kunnen jongeren zich ook gewoon heel frequent begeven én leven in een cultuur waar dit gedrag vaker voorkomt. Als hierbij ook nog eens conflicten komen kijken op het thuisfront, dan is de kans groter dat de jongere zich agressief zal opstellen t.a.v. een van of beide ouders. (Cottrell & Monk, Adolescent-to-parent abuse: a qualitive overview of common themes, 2004) 5.7.2 Kenmerken van het slachtoffer Beide ouders kunnen het ongelukkige slachtoffer worden van de agressieve grillen van hun kind, toch is uit onderzoek gebleken dat moeders een grotere kans hebben om mishandeld te worden door hun kind. Dit zou te maken hebben met de niet-consequente uitoefening van hun gezag. (PonjaertKristoffersen, 1999) Cotrell en Finlayson scharen zich ook achter deze mening. Ze ‘wijten’ dit aan de grotere toegeeflijkheid en beschermingsdrang van moeders t.o.v. hun kind. Daarbij heeft menig onderzoek bewezen dat moeders meer aanwezig zijn in de opvoeding en hierdoor een grotere kans maken op slachtoffer te worden van oudermishandeling, omdat ze dichter bij het kind staan. De twee auteurs gaven daarnaast ook nog aan dat er op dit vlak nog vaak gekeken wordt door een klassieke bril en dat het maatschappelijk meer aanvaard is om een dominante positie in te nemen t.o.v. een vrouw. Als het over de vader gaat, spreken Cotrell en Finlayson eerder over een gevecht tussen vader en kind. Dit zouden ze verklaren door het feit dat mannen als sterker en intimiderend worden gezien. (Cottrell, Parent abuse: the abuse of parents by their teenage children, 2001) Ulman en Straus leggen de nadruk op deze stereotypering en benoemen de belangrijke rol van de klassieke manvrouwverhoudingen in het hele plaatje. Vaders zouden binnen hun opvoedende rol vooral gebruik maken van het straffen, terwijl moeders, gezien hun huishoudelijke taken, beperkt worden in hun vrije tijd met de kinderen. Sommige kinderen zien dit als desinteresse en zien de moeder als slechterik. (Ulman & Straus, 2003) Kim Van Langenhove maakte hieromtrent heel wat duidelijk met haar bevragingen aan jongeren uit het TSO en BSO in 2005. Hier stelde ze vast dat moeders in het algemeen vaker het slachtoffer zijn van oudermishandeling, maar dit geldt niet voor fysiek geweld. Vaders zouden meer fysiek mishandeld worden door hun kind, terwijl moeders eerder het slachtoffer zijn van emotionele mishandeling. (Langenhove, 2004-2005) Ouders die mishandeld worden, lijken vaak zeer mild om te gaan met hun zoon of dochter wanneer deze ongewenst gedrag stelt. De liefde voor het kind zal sneller het gedrag goedpraten en vergeven. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) 5.7.3 Kenmerken van het gezin In gezinnen waar oudermishandeling voorkomt, is er vaak een afwezigheid van grenzen of limieten. De jongere zal hierdoor blijven uitproberen tot hoever zijn macht kan reiken. Dit kan resulteren in een vervorming van de hiërarchie binnen het gezin. Het kind neemt dan van één ouder zijn leidinggevende opvoedingsfunctie over. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) Verschillende auteurs spreken dan van ‘parentificatie’, dit betekent dat het kind de rol van de ouder overneemt. (Emmery, 20062007) De reden waarom ouders dit laten gebeuren, kan heel divers zijn. Wanneer de ouders bijvoorbeeld gescheiden zijn, is deze stap een heel stuk kleiner. Het overnemen van deze (opvoedings)verantwoordelijkheid brengt heel wat druk met zich mee. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) De jongere kan hier vaak ook helemaal niet mee omgaan. De parentificatie is dan eerder een straf voor de ouders omwille van het gebrek aan gezag. (Emmery, 2006-2007) Wurfbain en Van Oosten 27
(1982) hadden hier het volgende over te zeggen: ‘De negatieve kant daarvan is dat het kind in een veel te vroeg stadium gezien de ontwikkelingsfase waarin het verkeert, zelf het gezag wil uitoefenen waar de ouders zo duidelijk in tekortschieten.’ (Wurfbain & Oosten, 1982) Hierop volgend wijzen Harbin en Madden op het volgende: ‘Bedreigingen en fysieke aanvallen van de jongere zijn net pogingen om de plaats in te nemen van de tekortschietende ouders.’ De grens tussen de generaties binnen het gezin wordt op deze manier zeer vaag. (Harbin & Madden, 1979) Toch blijft het voor vele gezinnen heel belangrijk de indruk van het ideale gezin mee te geven aan de buitenwereld. Ze doen dit door de problemen te ontkennen of te negeren. Dit resulteert heel vaak in een geïsoleerd bestaan. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) De studies waar Emmery zich in heeft verdiept zijn weinig eensgezind wat betreft de gezinsstructuur, vertonen geen eenduidige resultaten wat betreft de gezinsgrootte en vinden geen verband tussen de sociaal-economische status en oudermishandeling. Één ding is zeker: armoede kan de stress in een gezin opdrijven. Dit is een belangrijke factor die eventueel aan de oorsprong van oudermishandeling zou kunnen liggen als een extra probleem bovenop andere uiteenlopende problemen waar gezinnen uit de lagere sociale klasse mee geconfronteerd kunnen worden. (Emmery, 2006-2007) Browne en Hamilton voerden in 1998 een onderzoek naar het verband tussen kinder- en oudermishandeling. Resultaten warden de volgende: (Browne & Hamilton, Physical violence between young adults and their parents: associations with a history of child maltreatment, 1998) -
80% van de mishandelende jongeren werden vroeger zelf gewelddadig behandeld door één van of beide ouders. Het percentage van jongeren dat hun ouders mishandelt ligt hoger wanneer deze zelf fysiek, emotioneel of seksueel misbruikt werden. Mishandeling door mensen buiten het gezin bleek geen invloed te hebben op oudermishandeling.
In welke mate deze uitkomsten de dag van vandaag nog relevant zijn, is niet bekend. Cotrell en Monk hebben hierover het volgende gezegd: ‘Sommige kinderen en/of jongeren slaan terug na jarenlang misbruik wanneer ze sterk genoeg zijn om het te doen. Agressief gedrag tegenover de moeder zou kunnen wijzen op een wraakactie omdat zij indertijd niets ondernomen heeft of om te tonen wat er gebeurt (is).’ (Cottrell & Monk, Adolescent-to-parent abuse: a qualitive overview of common themes, 2004) 5.7.4 Kenmerken van de sociaal culturele omgeving Verscheidene auteurs houden nog steeds vast aan het idee dat oudermishandeling vooral voorkomt binnen gezinnen waar er sprake is van een lage sociaaleconomische status. Deze bevindingen zijn reeds lang achterhaald. Vrijwel alle auteurs zijn het erover eens dat het fenomeen binnen alle lagen van de samenleving kan plaatsvinden. Hieronder som ik enkele factoren op die een rol kunnen spelen bij het al dan niet voorkomen van oudermishandeling. -
Sociaal culturele invloeden Stabiele maatschappelijke structuren Snelle sociale veranderingen in onze samenleving De rol van de media
28
Niet alleen oudermishandeling, maar ook geweld in een gezin in het algemeen mogen niet los gezien worden van de maatschappelijke context. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) Uitspraken doen over de kenmerken van de sociaal culturele omgeving omtrent oudermishandeling blijkt toch niet zo evident te zijn. Het onderzoek naar oudermishandeling kende de voorbije jaren een duidelijke evolutie. Deze studies legden vooral hun focus bij de Westerse samenlevingen. Bijgevolg is er nog geen systematisch onderzoek verricht naar het fenomeen in andere culturen. (Emmery, 20062007) 5.7.5 Kenmerken van de maatschappij Hoe wij leven, hoe wij dingen zien en hier tegenover staan, is de weerspiegeling van de maatschappelijke veranderingen die we continu rondom ons voelen. Carlier kwam in zijn studie tot de conclusie dat er enkele maatschappelijke factoren zijn die de normale hiërarchie binnen een gezin onder druk kunnen zetten, zoals: (Carlier, 1990) -
-
-
De toenemende individualisering: het groepsgevoel vermindert, terwijl elk lid zich individueel meer gaat profileren. De invoering van de leerplicht zette de opvoeding verder binnen de schoolmuren. Ook andere activiteiten buiten het gezinsleven nemen een deeltje van die opvoeding over. De opkomst van de tweeverdienersgezinnen kan tot gevolg hebben dat er minder aandacht kan worden besteed aan de kinderen wegens tijdsgebrek. Dit kan dan weer resulteren in een aanslag op het gezag van de ouders, wat kan maken dat het kind zich hiertegen gaat verzetten. De privatisering in de maatschappij: er wordt nog steeds weinig gesproken over wat er zich bij vele huishoudens tussen de muren afspeelt. Taboe is nog steeds een hedendaags fenomeen. Hierdoor raken families geïsoleerd waardoor dit patroon alleen maar bevestigd en versterkt wordt. De sociale controle valt weg en het wordt een stuk moeilijker om uit deze negatieve spiraal te raken. Dit puntje werd bevestigd in de studie van Wurfbain en Van Oosten. Zij wijten dit vooral aan onze Westerse samenleving. De ontwikkelingen in de gelijkberechtiging tussen man en vrouw. Net zoals de kloof, gesteund op het machtsverschil, tussen man en vrouw verkleint, geldt dit ook voor de kloof tussen ouder en kind. De ouder-kindrelatie is in vele gezinnen veel losser en vaak ook lakser dan enkele jaren geleden. Hauber spreekt van een groter democratisch gevoel binnen de gezinnen van nu t.o.v. vroeger. Price vindt dit een heel belangrijk topic in de context van oudermishandeling. Zijn studie leerde ons hier bij dat sommige jongeren de kinderrechten gebruiken wanneer ze in discussie gaan met hun ouders. Vanuit de gedachte niet te streng te willen zijn, wordt hier vaak aan toegegeven door de ouders. Ouders zoeken naar een evenwicht tussen vrijheid, liefdevol zijn en bescherming bieden. Dit maakt ouderschap helemaal niet meer zo evident als vroeger. Het kinderaantal binnen een standaard gezin in de Westerse samenleving ligt lager dan vroeger, maar ouders moeten meer opboksen tegen de hogere verwachtingen en idealen van onze maatschappij. Senten legt net de focus op deze verwachtingen. Ouders willen kost wat kost aan deze verwachtingen voldoen en zijn zelfs bereid om hun kind wat in die richting te pushen. Het kind kan zich hier tegen verzetten. Hier bestaat het risico dat het kind dit verzet uit met agressie t.a.v. zijn ouder(s).
29
-
Geweld maakt de dag van vandaag deel uit van de leefwereld van adolescenten. Er is risico op gewenning (Emmery, 2006-2007)
Kathleen Emmery onderzocht in haar scriptie de kenmerken van de mishandelende jongere, de ouder en het gezin. Deze hebben zaken gemeenschappelijk met wat u hierboven reeds las. Hieronder lees je een handige samenvatting. Emmery vertrok vanuit enkele stellingen die haar onderzoek hadden bepaald en trok hieruit de volgende conclusies: 1. ‘Een mishandelend kind is een 15-jarige adolescent met psychische problemen en antisociaal gedrag’ -
-
-
Studies zouden geen consensus hebben bereikt wat betreft de kenmerken van een mishandelend kind. Er wordt pas gesproken van oudermishandeling als het kind in zijn tienerjaren zit en onhandelbaar gedrag stelt. Ook meisjes kunnen worden aangesteld als pleger van oudermishandeling, maar vaak worden deze onder gerapporteerd. En waarom? Omdat het voor meisjes minder sociaal wenselijk is om geweld te handhaven. Met de woorden van Price: ‘Deviantie en oudermishandeling kunnen niet helemaal los worden gezien van andere problemen die hier een invloed op uitoefenen.’ Verscheidene studies geven bewijzen aan dat een psychiatrische problematiek kan gezien worden als een risicofactor als het gaat om oudermishandeling. Toch mag dit volgens Price geen excuus zijn om niet tegen het gedrag in te gaan. Problemen in het sociale netwerk van de jongere (peergroup) kan leiden tot frustraties, die zich vertalen in geweld naar de ouders toe. Een peergroup kan ook betekenen dat er enkele ‘slechte vrienden’ zijn die het geweld goedkeuren en aanmoedigen.
2. ‘Conflicten in het gezin zijn risicofactoren m.b.t. oudermishandeling’ -
Weinig eenduidige resultaten over de relatie van gezinsstructuur, de SES en etniciteit Hogere vs. lagere klassen: verwenning vs. situationele stressfactoren Allochtone ouders zijn vastberaden als het gaat over straffen, blanke ouders gaan eerder de oorzaak van het gedrag zoeken bij zichzelf
Algemeen besluit: -
Gezien menige onderzoekers elkaar op verschillende niveaus tegenspreken, is er weinig eenduidigheid over deze gegevens. De daders van oudermishandeling zijn over het algemeen 15-jarige jongens én meisjes De slachtoffers van oudermishandeling zijn over het algemeen moeders Fysiek en emotioneel geweld zijn de meest voorkomende vormen. Psychische problemen, een drugsproblematiek en eventueel de combinatie met de puberteit kunnen optreden als verontrustende risicofactoren.
30
-
Eénoudergezinnen waar de moeder optreedt als gezinshoofd is er een groter risico op oudermishandeling. Indien er sprake is van een lichamelijk of psychische beperking, conflicten in de partnerrelatie en een ouder, die zwakker lijkt te zijn dan het kind, dan wordt de gezags- en machtswissel vergemakkelijkt.
5.8 Ouderschap, jeugd en macht Finkelhor deed in 1983 aan de hand van zijn observaties volgende conclusies: macht staat centraal binnen elke vorm van familiaal geweld. Het is belangrijk om te weten dat macht zowel maatschappelijk als binnen de huizen van families optreedt. Het zijn de machtssystemen die bredere sociale culturen gaan vormen en in de huizen gaan binnendringen. Om tot de kern van het gebruik/misbruik van macht te komen in situaties van oudermishandeling, moeten er eerst enkele indringende vragen gesteld worden over de natuur van de ouder-kindrelatie. (Finkelhor, 1983) Om het begrip ‘macht’ goed te kunnen analyseren, bedacht Foucault in de jaren 70 dat macht moest worden gezien als een proces. Macht zou worden uitgeoefend binnen een hele reeks sociale netwerken. Deze visie op macht staat in contrast met de opvatting dat macht alleen een ‘iets’ is in bezit van een individu met het doel een ander te onderdrukken. (Foucault, 1972-1977) Amanda Holt haar visie is nog een tikkeltje anders. Zij ziet macht als een relationeel gegeven, gekenmerkt door een bepaalde tactiek waar individuen gebruik van maken in onderlinge interacties. (Holt A. , 2013) Macht loopt door enkele belangrijke thema’s in ons leven. Deze thema’s maken het verschil tussen onszelf en anderen. Voorbeelden hiervan zijn geslacht, sociale klasse en leeftijd. Deze thema’s kunnen werkelijk een privilege zijn, maar ze kennen ook een keerzijde van de medaille. Er hangen ook ‘boetes’ aan vast. Beide hebben beïnvloeden ons leven op een bepaalde manier. Sommige individuen ondervinden voortdurend de voordelen, terwijl anderen vooral worden benadeeld door het blijvende gebruik van deze tactieken die zowel interactioneel als institutioneel worden uitgeoefend. (Holt A. , 2013) 5.8.1 Economische en politieke macht De kans op economisch machtsgebruik van ouders t.o.v. hun kinderen is groter gezien de huidige wetten omtrent kinderarbeid in Euro-Amerika. Er wordt een onderscheid gemaakt in de verschillen van politieke macht tussen ouders en hun kinderen op basis van de wetgeving omtrent de wettelijke stemleeftijd. (Holt A. , 2013) 5.8.2 Fysieke macht De fysieke macht lijkt sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het lichaam en zijn krachten van het kind in de adolescentie. Ouders met een fysieke beperking ondervonden zelden meer fysiek machtsmisbruik in de ouder-kindrelatie. De mogelijkheid om terug te vechten en wraak te nemen kent veel grotere sociale en juridische gevolgen wanneer het slachtoffer fysiek sterker is. Belangrijk is te beseffen dat dit standaard zo is. (Holt A. , 2013)
31
5.8.3 Kennis en bronnen Er wordt snel van uit gegaan dat ouders snel en gemakkelijk toegang hebben tot hulpverlening, informatie en ondersteuning van het sociale netwerk in vergelijking met hun kind. Hier kan verandering in komen wanneer het kind ouder wordt en kennis krijgt van al deze mogelijkheden. In situaties van oudermishandeling is er vaak sprake van een sociale isolatie. Wanneer het gezin waar de oudermishandeling plaatsvindt zich gaat isoleren, wordt de toegang tot deze hulpmiddelen meteen een stuk moeilijker. Zowel de ouder(s) als het kind herkent de grens van hun eigen macht en die van de ander als het gaat over het gebruik van bronnen en middelen om de ander mee te beïnvloeden. Dit kan een grote rol spelen bij de duur van de oudermishandeling. (Holt A. , 2013)
“I have asked the police to take him away to scare him, but that was a no-go. I begged the doctors and the authorities –where’s the help? Because I can’t get any. But you can guarantee they would be here if we were showing unnecessary violence towards him.” (Parent, UK – from original transcript, Holt, 2011)
“When I was struggling, I’d get the Yellow pages or the directory, and for parents there was probably a choice of five number of helplines. If Luke (her son) wanted help there would ne the choice of a hundred.” (Mother, England –from original transcript, Holt, 2009)
5.9.4 Juridische macht Onderzoek naar oudermishandeling wees ook op het feit dat ouders zich bewust zijn van de juridische macht die hun kind over hen heeft. Zowel naar hen als over hen. In Amanda Holts onderzoek bleek dat ouders vaak in gesprek gingen over de rechten van een kind om te discussiëren over het feit dat hun rechten werden geminimaliseerd en werden versoberd terwijl die van kinderen alleen maar zijn toegenomen.
“I’m not blaming this government, but I think most of the governments before, they’ve decided to give the children so many rights, parents haven’t got any. I mean, I can’t go to the policy and say: “My son is mentally abusing me”, because you’re just get told, “Well, you’re a bad parent.” But if a child goes to the police and says: “My mother, my father and my brother or sister is mentally abusing me,” then these big cogs get into play and this poor child has got tob e looked after, do you know what I mean? And they know the rules – they know… the children are so, especially the ones that are misbehaving, they know that the police can’t put their hand on their shoulder because they’ll shout, “Abuse!” (Mother, England –from original transcript, Holt, 2009)
5.9 De opbouw van de ouderlijke rol In 1982 publiceerde Goody in haar antropologisch werk 5 ouderlijke rollen die ze had geïdentificeerd. Deze rollen hebben alle samenlevingen gemeenschappelijk. (Goody, 1982) 32
1. 2. 3. 4. 5.
Een kind verwekken (rekening houden met het kind) Een kind herkennen in zijn burger- en verwantschap Een kind voeden Een kind opleiden Een kind steunen in de volwassenheid
Ondanks het feit dat deze universele ouderlijke rollen zijn, bestaan deze ook in historische en culturele varianten. Huidige Euro-Amerikaanse culturen vullen deze ouderlijke rollen zeer gendergezind in. Deze rollen dragen ook een zwaar gewicht met zich mee. Daarom vormen deze rollen en het gewicht ervan een pijnlijk web van betekenissen. (Holt A. , 2013) 5.10 Kinderrechten en ouderlijke verantwoordelijkheden In de huidige Euro-Amerikaanse culturen staat zowel de positie van de familie in relatie tot andere instellingen als de positie van familieleden in relatie tot elkaar onder druk. Er wordt gesuggereerd dat de machtsrelatie tussen ouder en kind opvallend is veranderd. Waar vroeger de ouders thuis zo goed als alle macht in handen hadden door het toepassen van een autoritaire opvoedingsstijl, heerst nu democratie en gelijkheid in de relatie tussen ouder en kind. Als we vele jaren terug gaan in de tijd, dan zien we dat kinderen vroeger eigendom waren van de ouders (vooral van de vader). De Kinderen hadden geen eigen rechten en ouders hadden amper verantwoordelijkheden over hun eigen kinderen. Hier kwam verandering in sinds de ‘Child-saving movement’, in een relatief korte tijdspanne werd de regelgeving drastisch aangepast. De opkomst van de nieuwe kinderrechten vond plaats binnen een ‘landschap’ waar de kindertijd zeer dominant wordt opgevat als een periode waarin we worden wie we zijn. Naast deze kinderrechten, werden er ook rechten geschreven voor de ouders. De ouderlijke verantwoordelijkheid slaat op al de rechten, verplichtingen, macht, verantwoordelijkheden en autoritaire gedragingen die ouders volgens de wet hebben tegenover hun kind. Een belangrijke uitkomst van deze wettelijke verandering is de scheiding tussen kinderen en ouders in manieren die daarvoor niet te bedenken waren. Het werd hierdoor mogelijk voor kinderen gezien te worden als een unieke, aparte groep. (Holt A. , 2013) 5.11 Van zelfbestuur naar een regerend gezinssysteem Net zoals de ouder-kindrelatie is ook de positie van de familie tegenover de staat veranderd. Er vonden politieke, legale en culturele veranderingen plaats. Deze veranderingen zorgden voor spanningen, zowel bij kinderen als bij ouders. Een belangrijke uitkomst is er eentje voor kinderen. Kinderen blijven de meest gereguleerde groep individuen. Maar toch hebben ze nog steeds relatief weinig rechten t.o.v. volwassenen. Voor ouders lijken hun rechten vaak in conflict te staan met hun ouderlijke verantwoordelijkheden. Onderstaande getuigenis geeft aan dat dit conflict aan de basis zou kunnen liggen van oudermishandeling. (Holt A. , 2013)
“Jonathan couldn’t understand that he was still a kid and he has to abide by my rules. To him, he’s no, you know, that “I’m fifte, fourteen, I can do what I want, I can have a key to the house and I can come in when I want”, you know, it were that what we was always arguing on, and the way he spoke to me. I mean, he’d even hit me once.” (Mother, UK – from Tew and Nixon, 2010, p584)
33
5.12 Het verloop, het beheer en de beëindiging van oudermishandeling Eckstein deed 10 jaar geleden een onderzoek naar de impact van oudermishandeling. Ouders zouden proberen om het ongepaste gedrag van hun kind uit te dagen. Maar als de jongere het ouderlijk gezag blijft ontkennen door hun regels en richtlijnen te negeren, dan zullen de ouders hun manier van communiceren aanpassen om toekomstig misbruik te vermijden. Eenmaal er sprake is van ‘oudermishandeling’, rest er nog maar weinig controle over het gedrag van de jongere. Iedere vorm van discipline is van nu af aan onmogelijk. Daarbij wees het onderzoek ook uit dat verbaal misbruik alleen stopt wanneer de ouders toegeven aan de eisen van hun kind. Hebben we het over fysiek misbruik, dan kunnen de ouders dit alleen laten beëindigen wanneer één van of beide ouders of de jongere het huis verlaat of wanneer de politie wordt ingeschakeld. Ook emotioneel misbruik kwam aan bod. Emotioneel misbruik blijkt alleen te stoppen wanneer het kind of de jongere moe of afgeleid is. (Eckstein, 2004)
“Today has been horrendous and I am now wishing I was dead. I am too soft with him and he always gets his own way. Today he has kicked, thumped and battered me. Today I had to get out of the house so I did, he proceeded to lock the door behind me. All I did was sit over in the local park, cried, thought, cried, thought and cried some more.” (slachtoffer_oudermishandeling, 2011)
5.13 Welke hulp wordt het eerst aangeboden bij oudermishandeling? Welke diensten reageren het eerst? Reacties van het maatschappelijk netwerk Uit onderzoek blijkt dat als ouders besluiten hulp te zoeken wanneer ze mishandeld worden door hun kind, ze dit zouden zoeken binnen een scala van de verschillende bestaande diensten. Vaak allemaal rond dezelfde moment. Toch valt het op dat ouders het moeilijk vinden om de ondersteuning te vinden die zij graag hadden gehad. (Holt A. , 2013) Er werd reeds meerdere malen over gediscussieerd dat sinds de jaren 90 het sociaal beleid van Engeland en Wales wordt gekenmerkt door criminaliteit aan de kant van jongeren. Er vond een verschuiving plaats bij het onrustige en lastige gedrag van jongeren binnen het strafrechtelijk kader. Het criminele gedrag werd zichtbaarder en ging met gevolg meer gaan opvallen bij de burgers. Gevolgen van deze wijzigingen: -
Oudermishandeling werd zichtbaarder voor de buitenwereld. Cases van oudermishandeling werden vaker opgenomen door strafrecht werknemers dan door hulpverleners. Oudermishandeling wordt vooral opgenomen binnen de context van delinquentie. Deze cases komen dan ook vaak voor in het strafrecht.
5.13.1 Reacties van de politie Politieagenten krijgen meldingen van oudermishandeling door rechtstreeks contact met de ouders of via een doorverwijzing van andere diensten. Wanneer ouders de stap zetten naar de politie, nemen ze één van de moeilijkste beslissingen in hun leven. Er is een verschil tussen wat de ouders verwachten van de diensten van de politie en de middelen die de politie ter beschikking heeft om aan die verwachtingen kunnen te voldoen. Onderzoek heeft hier verschillende resultaten over verkregen. (Holt A. , 2013) 34
-
De tussenkomst van de politie kan fungeren als een afschrikmiddel en kan de jongere angst inboezemen. De tussenkomst van politie kan niet serieus genomen worden. Ouders kunnen zich met de vinger gewezen voelen door de politie wanneer deze blijk geeft van mening te zijn dat het gedrag van een kind de verantwoordelijkheid is van de ouders. Ouders zijn vaak te bang om naar de politie te stappen uit angst voor de reacties (bv: arrestatie)
“De politie vond het nutteloos hier nog iets voor te ondernemen gezien Pieter de leeftijd van achttien aan het naderen was”.
5.13.2 Reacties van het gerecht De aanklager zal hoogstwaarschijnlijk wensen dat de ouder getuigt tegen zijn kind. Wanneer de ouder dit weigert, dan bestaat de kans dat de aanklager de zaak al snel zal laten vallen. Ouders ondervonden tot op de dag van vandaag weinig voordelen aan het zetten van stappen richting het gerecht. Vaak worden ze zelf als verantwoordelijk gezien en krijgen ze opvoedingsondersteuning toegewezen van het gerecht. Wanneer de ouder(s) de beslissing van het gerecht niet respecteert, dan kunnen ze veroordeeld worden en eventueel een gevangenisstraf riskeren. Ook belangrijk om te weten, is dat de ouder die mishandeld werd zelf moet opdraaien voor de gerechtskosten van zijn minderjarig kind omdat deze nog onder de ouder zijn voogdij en verantwoordelijkheid staat. Andere klachten van ouders die is dat de ernst van de feiten onvoldoende wordt meegedeeld aan het kind, waardoor de oudermishandeling niet voldoende serieus wordt genomen. Ouders hun toegenomen kennis van en hun ervaringen met het gerechtelijk systeem, kan resulteren in een kleiner geloof in het systeem. Conclusie: ouders zien het gerecht alleen als een systeem dat fungeert met als doel een vijandige dynamiek te introduceren in de ouder-kindrelatie. Deze kan de thuissituatie vermoedelijk nog erger maken. (Holt A. , 2013)
5.13.3 Reacties van welzijnswerkers die met kinderen in het werkveld staan Strafrechtelijke instanties hebben het moeilijk om tegemoet te komen aan het probleem van oudermishandeling. Dit komt omdat ze zich baseren op het idee dat ouders verantwoordelijk zijn voor ongepast gedrag van hun kind. De sociale sector ligt ook in conflict met de filosofie achter het fenomeen ‘oudermishandeling’ omdat zij geloven dat kinderen en jongeren kwetsbaar zijn en zelf moeten beschermd worden tegen mogelijke plegers van misbruik en geweld. Het kind en diens noden staan centraal in het werk binnen het welzijnswerk. (Holt A. , 2013)
35
Nixon bevroeg in 2012 een sociaal werkster ten voordelen van zijn onderzoek. Wat de vrouw getuigde, ging als volgt:
“I think we are so focused on the child, which is a good thing because that’s our job and we are taught at a very early stage in our career that it’s the package around the child, it’s the best outcome for children, it’s about the child, but then what do you do when that child is the perpetrator? That’s very difficult to deal with and it doens’t sit comfortably and it makes you a bit torn in all directions.” (Senior social worker, England –from Nixon, 2012, p231)
Wanneer de druk op tijd en middelen aanhoudt in de afdelingen van het welzijnswerk, dan worden de drempels die een reactie veroorzaken bij de sociale sector enorm hoog en worden ze niet consequent toegepast in de lokale autoriteiten. Dit geldt in het bijzonder voor ouders die een interventie hebben gevraagd of ouders die een interventie worden aangeraden. Toch blijkt uit onderzoek van Parentline Plus in 2008, Holt in 2009 en 2011, Hunter et al in 2010 en dat van Nixon in 2012 dat ouders die slachtoffer werden of zijn van oudermishandeling en onmiddellijk en herhaaldelijk vragen voor hulp, dat zij deze niet krijgen. Hier bestaat weinig bewijs over, maar was toch een opmerkelijk resultaat in het onderzoek van bovengenoemde onderzoekers. (Holt A. , 2013) Soms komt de onwil ook van de kant van de ouders. Vaak zijn ouders bang om de politie te contacteren uit angst dat hun kind zal aangehouden worden. Deze angst kan ook gelden voor de sociale zorg wanneer blijk dat die het kind zou opnemen. Met het idee in het achterhoofd dat er een link zou kunnen bestaan tussen oudermishandeling en eerder ervaringen met kindermisbruik of getuige geweest zijn van intiem partnergeweld, is het best mogelijk dat kinderen die hun ouders mishandelen reeds gekend staan bij het systeem van de sociale zorg. 5.13.4 Reacties van welzijnswerkers die met volwassenen in het werkveld staan In Engeland en Wales bestaat er een beleidsdocument over het beschermen van volwassenen. In dit document valt het volgende te lezen: “All citizens should have acces to relevant services for addressing issues of abuse and neglect.” (ADSS, 2005, p4) Het document citeert artikel 2 (Recht op leven), artikel 3 (Vrij van marteling) en artikel 8 (Recht op een familieleven) uit de ‘Human Rights Act’ uit 1998. In dit document wordt gesproken over ‘at risk adults’, hiermee worden volwassenen bedoeld die in aanmerking komen voor de ‘community care services’ en die niet in staat zijn om zichzelf te beschermen. Volgens Amanda Holt kan deze definitie van ‘at risk adults’ gerust wat uitgebreider. Volgens haar horen hier ook volwassenen bij met lichamelijke, zintuiglijke en psychische stoornissen en met leerproblemen. Dit zijn dus ook ouders die dergelijke stoornissen en/of oudermishandeling ervaren.
36
Als een moeder tijdens een gesprek met een sociaal assistent(e) weende, noteerde men in het dossier: 'depressief; niet in staat om haar kind op te voeden'. Als een moeder niets zei tijdens een gesprek, noteerde de assistent: 'labiele vrouw die niet in staat is haar kind op te voeden'. Als ze een vrouw voor zich hadden zoals mezelf, die zich niet laat inpakken en assertief is, werd er genoteerd: 'autoritair persoon met wie niet te praten valt' of 'het kind kan het helemaal niet vinden met de moeder'.
5.13.5 Reacties van slachtoffer steungroepen Uit onderzoek van Holt en Retford in 2002 gaven diensten waar slachtoffers terecht kunnen aan dat zij vooral de emotionele steun voor hun rekening nemen. Daarboven bespreken ze de veiligheidsmaatregelen met de ouders en nemen ze contact op met andere diensten die het slachtoffer mee kunnen ondersteunen. (Holt & Retford, 2012) Hierbij stel ik de volgende vraag: ‘Maar wat als de ouders zelf het slachtoffer zijn?’ Ik vond geen enkele wetenschappelijke bron die hier op kon antwoorden. 5.13.6 Reacties van ouderorganisaties Ouderschap werd de voorbije 20 jaar onder de aandacht gebracht in het Verenigd Koninkrijk. Er werd enorm geïnvesteerd in ouderschapsprogramma’s, oefeningen en middelen. De ondersteuning voor ouders is ook online zeer bereikbaar. Zo zijn er bijvoorbeeld forums die problemen van oudermishandeling bespreken. Volgens Holt fungeren dergelijke forums vooral om ouders te tonen en te leren hoe ze hun emoties moeten uitspreken tegenover de non-virtuele wereld. De uiting van de emoties wordt volgens Holt meer centraal gesteld in deze forums dan het geven van advies en hulp van lotgenoten. 5.13.7 Reacties van de gemeenschap Vaak worden de mogelijkheden tot hulp van het sociale netwerk van het gezin beperkt doordat er zich een sociale isolatie ontwikkelt uit schaamte van de ouders. Toch beweerde Edinborough in dat informele ondersteuning kan helpen met het verlichten van de oudermishandeling. Het is belangrijk de nadruk hier te leggen op de verlichting, want het is onvoldoende om de mishandeling te laten verminderen, laat staan te doen stoppen. Doordat er een gebrek is aan publieke erkenning van het probleem van oudermishandeling, is de kans groot dat ook de reacties van de gemeenschap hierdoor ernstig belemmerd worden. Zeker wanneer het gaat over een context waar de ouders met de vinger worden gewezen. (Edenborough, Wilkes, Jackson, & Mannix, 2011) 5.14 Hoe zit het met de islamitische cultuur? Femke Van Zeijl, een journaliste afkomstig uit Nederland besloot zich te verdiepen in het voorkomen van oudermishandeling binnen de islamitische cultuur. Uit haar artikel valt af te leiden dat wanneer oudermishandeling voorkomt in een islamitisch gezin, dat het meestal de oudste zonen zijn die worden aangewezen als dader. Opvallend is ook, dat Van Zeijl hier spreekt over de moeder en/of de zus(sen) als slachtoffer. Dit zou veel hebben te maken met de machtspositie die vaders en zonen bekleden binnen de islamitische cultuur. Ook wanneer de vader door omstandigheden het gezin heeft verlaten, wordt van de oudste zoon verwacht dat die de rol van de beschermende vader in het gezin overneemt. Hij wordt dan als het ware ‘gepromoveerd’ tot gezinshoofd. Het is zeker niet de 37
bedoeling de assumptie te maken dat geweld hier vanzelfsprekend bij hoort, maar wanneer het gezin geconfronteerd wordt met Westerse invloeden, dan kunnen we spreken van een risicovolle situatie. (Zeijl, 2003)
5.15 Preventie oudermishandeling Beter dan het probleem aanpakken, is het voorkomen. Browne en Herbert fixeerden hun voor hun studie op het voorkomen van familiaal geweld en deelden dit op in primaire en secundaire preventie. (Browne & Herbert, Preventing family violence, 1997) 5.15.1 Primaire preventie Binnen de context van oudermishandeling kunnen we primaire preventie zien als het verminderen van de druk op gezinnen. Dit initiatief zal vooral vorm krijgen door financiële ondersteuning of het streven naar en helpen met het krijgen van betere leefomstandigheden. De standaard gezins- en opvoedingsondersteuning kan hier ook toe gerekend worden. Hiervoor bekijken we het derde artikel uit het decreet inzake opvoedingsondersteuning: ‘Via voorlichtings-, opleidings-, vormings- of trainingsactiviteiten onder deskundige begeleiding gezinnen en families en iedereen die met de opvoeding van kinderen begaan is, in staat stellen kennis, inzichten en vaardigheden te verwerven of verder te ontwikkelen m.b.t. de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren. ’ Opvoedingsondersteuning kan dus heel ruim bekeken worden en is dus zeker passend voor een problematiek als oudermishandeling. Een andere methodiek is die van sociale vaardigheidstraining en relationele vorming. Het maakt (potentiële) slachtoffers sterker en weerbaarder en leert (potentiële) daders alternatief gedrag aan. Hier stelt Emmery de gouden regel dat een goede relatie met anderen en zichzelf het risico kan verlagen op dader- of slachtofferschap van geweld. Voorgaande preventiestrategieën kunnen gelden voor alle vormen van huiselijk geweld. Vaak is er voor een specifiek probleem als oudermishandeling iets concreter nodig die zich helemaal wijt aan het voorkomen van oudermishandeling. Gezien het grote taboe dat nog steeds zeer actief heerst over de problematiek, zal de preventieve aanpak zich vooral richten tot het gebied van informatie en communicatie. Door te informeren is de eerste stap tot het doorbreken van het taboe gezet. Dit geldt ook voor het erkennen en het definiëren van de problematiek. Sensibilisering kan oudermishandeling bespreekbaar maken en de mensen in staat stellen om het probleem te herkennen. (Emmery, 2006-2007) 5.15.2 Secundaire preventie Hier staan we al een stap verder in de preventieve ondernemingen. Bij secundaire preventie legt de nadruk vooral op de signalering van de oudermishandeling. Deze signalering kan gebeuren door huisartsen, leerkrachten, verpleegkundigen en politie. De huisarts is hier vooral een heel belangrijke factor gezien zijn vertrouwenspositie. De stap naar specifieke vragen en het treden in detail is laagdrempeliger bij vertrouwenspersonen en wanneer er sprake is van een beroepsgeheim. Zowel voor de ouders die hun verhaal vertellen als voor de persoon die het verhaal beluistert, start een bewustwordingsproces. (Emmery, 2006-2007)
38
5.15.3 Mogelijke preventieve strategieën Werken met oudermishandeling gaat samen met complicaties en andere complexe factoren. Het vraagt de toestemming en het engagement van de gezinsleden. Daarbij zouden niet alle ouders en/of kinderen gewillig zijn om deel te nemen aan een programma. 5.15.3.1 Preventief te werk gaan in scholen Scholen zouden een grotere rol kunnen spelen in het erkennen van oudermishandeling. Ze zouden ook een antwoord kunnen bieden op de hulpvraag van ouders en families. Toch moeten scholen zich ervan bewust zijn dat sommige van hun praktijken de oudermishandeling zouden kunnen versterken. 5.15.3.2 Preventief te werk gaan in een gemeenschap Door de isolatie van een gezin waar oudermishandeling plaatsvindt, is het moeilijker hulp te zoeken en te vinden binnen het sociaal netwerk. Daarbij komt ook dat ouders nog te vaak met de vinger worden gewezen als het gaat om het zoeken naar een verantwoordelijke voor het gedrag van het kind. Dit maakt dat een samenleving niet bepaald de beste steun- en hulpverlener is. 5.15.3.3 Preventief te werk gaan via de media en andere publieke campagnes Het grotere publiek moet zich bewust worden van het probleem dat zich stelt zodat ouders zich niet zo onvoorbereid door het leven met hun gewelddadig kind moeten wurmen. Doordat ouders onvoldoende voorbereid zijn, kan dit de impact op de oudermishandeling eerder verergeren en zet het een vertraging op de pogingen om hulp te zoeken Wat wel lijkt te werken, zijn campagnes op basis van uitgebreid onderzoek. Deze onderzoeken bestaande houdingen en gedragingen. Het is bewezen dat dergelijke media acties een grotere impact hebben op de slachtoffers dan op de daders, dit suggereert dat dergelijke benaderingen moeten worden toegepast in combinatie met andere preventieve methoden. 5.16 Gevolgen en impact Net zoals de andere vormen van geweld, komt er ook bij oudermishandeling heel wat kijken. De impact die de problematiek heeft, kan heel intens zijn. Hetzelfde geldt voor de gevolgen van dergelijke aangetaste ouder-kindrelaties. De ouders lijden het zwaarst onder het psychologische aspect. Het deel waar ze lichamelijk hebben geleden, lijken ouders sneller te vergeten. Wat iemand heeft gedaan, vergeet je misschien snel, maar het gevoel dat je daarbij had, dat blijft langer hangen. Oudermishandeling wordt door de ouder vaak gezien als een mislukken als ouder en dit weegt zwaar door, dat is een gevoel dat de ouder nog lang zal bijblijven. Voorbeelden van psychologische gevolgen voor de ouders kunnen zijn: depressief gedrag, suïcidale gedachten, vernedering, hypernerveus, overspannen, schuld- en schaamtegevoelens,… De intensiteit van deze gevolgen is sterk afhankelijk van de periode die de oudermishandeling heeft geduurd. Een gevolg dat bijna in elk onderzoek terugkomt is de sociale isolatie waar mishandelde ouders in terecht komen. Deze isolatie zorgt er ook voor dat de ouder minder bereikbaar wordt voor de hulpverlener. (Ponjaert-Kristoffersen, 1999) Harbin en Madden onderscheiden 4 manieren waarop ouders proberen de mishandeling geheim te houden. De schuld- en schaamtegevoelens maken dat 39
de ouders de confrontatie met het kind of de jongere gaan vermijden. Deze manier van omgaan merkten de auteurs ook op bij de andere gezinsleden. Vaak ziet niemand in het gezin de ernst van het geweld in. Ze gaan proberen het gedrag te minimaliseren. Ook het straffen na het stellen van agressief gedrag lijkt helemaal niet zo vanzelfsprekend te zijn voor ouders die mishandeld worden. De angst voor een negatieve reactie van het kind of de jongere weegt vaak op tegen de wil om het kind of de jongere te bestraffen voor zijn ongewenst gedrag. (Harbin & Madden, 1979) Cotrell en Monk bevestigen dit. Zij zeggen het volgende: ‘Ouders hebben angst voor de gevolgen voor de jongere als het probleem openbaar wordt. Daarnaast vrezen ze ervoor om nog meer geweld te veroorzaken indien ze met het probleem naar buiten stappen.’ (Cottrell & Monk, Adolescent-toparent abuse: a qualitive overview of common themes, 2004) Alles wat hierboven werd gezegd, zorgt er ook voor dat het gezin er meestal alles aan doet om de problemen binnenshuis te houden en hier niemand bij betrekt. Alle hulp van buitenaf wordt bijgevolg geweigerd. Dit geldt zowel voor zichzelf als voor het mishandelend kind. De mishandeling laat grote littekens na op het zelfbeeld van de ouder(s). Het laatste restje trots maakt dat ze niet willen buitenkomen met hun verhaal. Oudermishandeling kent een hoog taboe-gehalte. Kinderen die ongewenst en ongepast gedrag stellen, worden nog te vaak gelinkt aan een minderwaardige opvoeding. Wanneer ouders het probleem gaan ontkennen, bestaat het risico dat ze in een isolement terecht komen. De bescherming van het zelfbeeld kan dan helemaal teniet gaan. Hier kunnen we onszelf de vraag stellen wat de maatschappij hierrond onderneemt. Het antwoord is hierop helaas teleurstellend. De maatschappij bevestigt het gevoel waar ouder zichzelf schuldig achten voor het gedrag van hun kind. De maatschappij verwacht dat ouders volledig verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun kind. (Emmery, 2006-2007) Charles vult hierbij aan dat ook hulpverleners zich zo opstellen. Baert deed hier een onderzoek naar en kwam tot de constatatie dat hulpverleners aangeven dat het vaak voorkomt dat het schuldgevoel deels gecreëerd wordt door het mishandelend kind zelf. (Baert, 2006) We hebben het nu vooral gehad over de gevolgen van oudermishandeling voor de slachtoffers. Toch mogen we hier niet vergeten aandacht te hebben voor de daders. Het onderzoek van Harbin en Madden stelt bijvoorbeeld dat een mishandelend kind reeds van op jonge leeftijd gezag uitoefent over de ouders. De auteurs benadrukken dat het hier gaat over een pseudo-onafhankelijkheid. Emotioneel is het kind nog steeds zeer afhankelijk van zijn ouders. (Harbin & Madden, 1979) Hauber en Senten leggen hiervoor de oorzaak bij de ouders. Zij stellen namelijk dat jongeren het moeilijk hebben buitenhuis, omdat ouders nooit grenzen hebben gesteld en dat dit de reden is waarom deze jongeren geen ‘normale’ normen en waarden kennen. De vinger wordt hier sterk gewezen naar de ouders. (Hauber & Senten, 1990) Heel wat auteurs spreken dit dan weer tegen. (Emmery, 2006-2007) Cuyver verdiepte zich in de identiteitsontwikkeling van mishandelende jongeren. Deze zou moeilijk lopen met hun leeftijdsgenoten omdat ze niet kunnen praten over wat er thuis aan de hand is. Deze gevoelens blijven onverwerkt zolang communicatie een probleem blijft. Wordt hier niets mee gedaan, dan bestaat het risico dat het gedrag zich zal doortrekken tot in het volwassene leven van de dader. (Cuyvers, 1988) Naast het slachtoffer en de dader van oudermishandeling, wil ik even stil staan bij het geheel, het gezin. In welke mate lijdt het gezin onder de mishandeling en welke gevolgen heeft het voor hen? Er werd reeds gezegd dat de hiërarchie een ommekeer maakt wanneer er sprake is van oudermishandeling en dat komt de relaties tussen de gezinsleden niet ten goede. Vooral het vertrouwen tussen ouders en kind verkleint, ook voor eventuele broers of zussen. Maar niet alleen
40
de ouder-kind relatie zal de spanningen voelen, ook de partnerrelatie van de ouders wordt onder vuur genomen. Zoals hierboven beschreven, kent oudermishandeling grote gevolgen voor de ouder, het kind en het hele gezin. Amanda holt wijst op de enorme impact die dit kan hebben in het leven van deze betrokken partijen. Daarom maakte ze een onderverdeling op verschillende niveaus. 5.16.1 De emotionele impact Ouders die slachtoffer zijn of waren van oudermishandeling werden tegen een heleboel conflictueuze emoties aangegooid. Dit lijkt misschien vreemd, maar het is zowel de sterkte van deze emoties als de spanning tussen deze emoties die ervoor zorgen dat oudermishandeling zo moeilijk is om mee om te gaan. Het ongeloof lijkt erger te worden doordat de ouders niet worden gehoord en hun pijn niet wordt erkend. De emotionele impact waar we het hier zo juist over hadden, kan zich uiten in verschillende vormen. (Holt A. , 2013) -
-
-
-
-
Angst: ouders zijn bang voor hun eigen veiligheid. Deze angst zet zich ook op de familieleden en de andere leden van het gezin. Bezorgdheid: vaak zijn ouders bezorgd dat de siblings geneigd zullen zijn dit gedrag te imiteren of hier verkeerd op te reageren door bijvoorbeeld symptomen van depressie te vertonen. Deze angst geldt ook voor het toebrengen van schade aan een ander of aan zichzelf. Ook de gevolgen van dit soort gedrag baart de ouders zorgen. Verraad: ouders krijgen het vaak niet over hun hart hun kind aan ‘zijn lot’ over te laten. Dit geeft hen het gevoel dat ze hun kind verraden en dat willen ze niet. Zelfverraad en schaamte: ouders voelen zich vaak verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind. Wanneer het kind daarbij ook nog eens gaat zeggen dat alles hun fout is, wordt dit gevoel bevestigd. We kunnen spreken van een ‘parent-blame culture’: ouders zijn bang dat zij verantwoordelijk zullen worden geacht voor het gedrag van hun kind wanneer de mishandeling aan het licht komt. Wrok: er kan sprake zijn van wrok tegenover de andere partner wanneer deze niet leed onder de oudermishandeling. De mishandelde ouder projecteert zijn kwaadheid en teleurstelling op zijn partner. Verlies en rouw: wanneer het kind het huis moet verlaten als gevolg van de oudermishandeling kan dit bij de ouders zeer hard aankomen. Het gevoel van eenzaamheid evenaart het gevoel die ouders ervaren bij het lege nest-syndroom. Hopeloosheid en wanhoop: ouders voelen dat niets of niemand het misbruik kan verlichten
5.16.2 De impact op het persoonlijke leven Oudermishandeling kan leiden tot relatieproblemen bij de ouders. Deze problemen starten vaak bij de oorzaak en hoe de ouders moeten omgaan met de mishandeling. Vrouwen zakken soms diep weg in hun stereotiepe genderrol, waar de moeder de opvoeding op zich neemt en de man gaat werken, en krijgen dan het gevoel dat alleen zij met het probleem moeten omgaan. De vrouw voelt zich dan niet begrepen en ondersteund door haar partner. Onderzoek wees uit dat moeders die een tekort aan engagement en steun van de partner ervaren, moeite hebben met het bewerkstelligen van veranderingen.
41
De mishandeling kan zijn invloed ook verder doortrekken buiten het gezin. Het graaft zich diep in het sociale leven. Met ‘buiten het gezin’ wordt ook het carrièreleven van de ouders bedoeld. Een gebrek aan concentratie kan een negatieve invloed betekenen voor de prestaties op het werk. (Holt A. , 2013) 5.17 Behandeling en aanpak Om de betrokken partijen binnen oudermishandeling te kunnen helpen, is het een vereiste dat een patroon van gewelddadige gedragingen erkend wordt. Daarbij is het ook nodig een behandeling aan te bieden die ook impact heeft op de andere leden van het gezin. Ondanks de dominerende rol van actuariële processen in de klinische beoordelingen, zijn er gedetailleerde kwalitatieve interviews en observaties nodig vooraleer er andere interventies kunnen worden gestart. Deze beoordelingen moeten volgende factoren kunnen identificeren: (Holt A. , 2013) -
Intrapersoonlijke vernietigende factoren (bv: middelengebruik) Interpersoonlijke familieprocessen –en dynamieken Familiegeschiedenis De structurele locaties van de gezinsleden Bredere culturele problemen die een specifieke inbreng zouden kunnen vereisen In grote lijnen geldt de aanpak voor intra familiaal geweld ook voor oudermishandeling, toch zijn er enkele belangrijke verschillen die maken dat de aanpak voor de ene problematiek andere zijdeuren heeft. Daders van oudermishandeling zijn vaak minderjarig en vallen daardoor niet onder het gewone strafrecht. Indien de jongere de minimumleeftijd van 16 heeft behaald en een van of beide ouders heeft gedood, dan gelden er andere regels. Maar zoals eerder vermeld, valt oudermoord niet onder de definitie van oudermishandeling.
Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk stelt dat intra familiaal geweld een integrale aanpak nodig heeft. Deze aanpak zou ook toepasbaar moeten zijn op oudermishandeling. We richten ons hier op de aanpak van Janssen. Janssen wil hiermee alle betrokken partijen bereiken. Gaande van getuigen tot hulpverleners. De auteur stelde volgende doelen voorop: bewustwording van het probleem bij het brede publiek, preventiecampagnes en vroegdetectie, crisisinterventie en strafrechtelijk optreden als nazorg van oudermishandeling. Ook wat betreft de methoden die gehanteerd kunnen worden binnen deze problematiek, richt Janssen zich tot een outreachende aanpak, een gezinsgerichte benadering, een individuele behandeling en een strafrechtelijke aanpak. Deze methoden zijn complementair in het omgaan met huiselijk geweld. Het is natuurlijk niet vanzelfsprekend dat deze methoden werken voor elke vorm van huiselijk geweld. Veel hangt af van het type slachtoffer en dader. (Janssen, 2006) Stals acht de politie, de partijen op justitieel niveau en de hulpverlening verantwoordelijk voor de aanpak van oudermishandeling. Deze diensten moeten instaan voor de interventies van de problematiek, elk op zijn eigen manier. (Stals, 2005) Een zeer effectieve en nuttige hulpbron, lijkt mij de aanpak van het geweldloos verzet. Frank Van Holen, verbonden met de pleegzorg Opvang en Johan Vanderfaille, verbonden aan de Vrije Universiteit van Brussel, schreven een artikel over het kiezen voor een waakzame en warme opvoeding aan de hand van het programma van Haim Omer, een hoogleraar Psychologie in Tel Aviv. Zijn werk valt te lezen in zijn boek ‘Geweldloos verzet in gezinnen. Een nieuwe benadering van gewelddadig en zelfdestructief gedrag van kinderen en adolescenten.’ (2007) Zijn benadering stelt de 42
ouders centraal en het vergroten van ouderlijke aanwezigheid in het leven van hun kind. Omer wil duidelijk maken dat het lijden van het kind samenhangt met dat van de ouders. (Omer, 2012) Ouders hebben het niet gemakkelijk met het stellen van grenzen en consequent te reageren. De continue conflicten binnen een gezin kunnen ervoor zorgen dat ouders en kinderen hierdoor verstikt raken in een spiraal van dwinggedrag waar ze elkaar voortdurend negatief bekrachtigen. (Holen & Vanderfaille, 2014) Daarom deelde Omer zijn benadering van geweldloos verzet op in 2 basiscomponenten. Het eerste component is het bieden van actieve weerstand. Dit slaat op het weerstand bieden aan het negatief gedrag van het kind. De ouders kunnen dit ook letterlijk meegeven aan hun kind, ze kunnen zeggen: ‘Ik kan jou niet verplichten om te doen wat ik zeg, maar ik zal weerstand bieden aan jouw negatief gedrag’. Het tweede component is het vermijden van escalatie. Het gaat hier over de ouderlijke zelfcontrole en om de ouders naar zichzelf te laten kijken en verantwoordelijkheid op te laten nemen bij het escalatieproces. Op die manier worden ouders verlost van het doel om hun kind te veranderen. (Holen & Vanderfaille, 2014) Omer wil hier een mooie boodschap meegeven: ‘Jullie moeten niet winnen, maar alleen volhouden!’ (2007) Een belangrijk element binnen de theorie van het geweldloos verzet, is de waakzame zorg. Waakzame zorg staat voor het toezicht houden op hun kinderen. We kunnen dit ook supervisie of monitoring noemen. Maar het is net het idee waar ouders meer in het leven van hun kind zouden moeten zijn, dat waakzame zorg onderscheidt van supervisie of monitoring. Deze zorg werd opgedeeld in drie niveaus. Het eerste niveau is dat van de open dialoog. Hier staat een positieve en open communicatie tussen ouders en kind centraal. Het tweede niveau is dat van de gerichte aandacht en gericht bevragen. Hier wordt men ongerust. Verdacht gedrag wordt opgemerkt en de ouders gaan nog meer aanwezig zijn in het leven van hun kind. Het derde niveau is dat van de eenzijdige acties. Hier is er sprake van een grote ongerustheid bij de ouders omwille van ernstige alarmsignalen. Om ouders hierbij te helpen, wordt een vast pakket aan interventies aangeboden. Deze zijn opgedeeld aan de hand van 4 thema’s: verzoeningsgebaren, ouderlijke aanwezigheid, sociale ondersteuning en het vermijden van escalatie. Ouders maken hun kinderen gedurende het hele proces duidelijk dat ze hun altijd onvoorwaardelijk zullen accepteren als persoon, maar dat ze anders zullen optreden ten opzichte van hun gedrag. De benadering van het geweldloos verzet werd vooraleerst gebruikt tijdens individuele begeleidingen, maar zal worden verruimd naar groepsbenaderingen. Hetzelfde geldt voor scholen. Ook scholen kunnen intussen genieten van goed gedocumenteerde toepassingen. (Holen & Vanderfaille, 2014) Ik ga nog even verder in op de benadering van geweldloos verzet bij de verschillende familie interventies. 5.18 Meervoudige interventies tijdens het werken met oudermishandeling Verschillende therapeutische technieken die gebruikt worden in interventies zijn technisch onderbouwd door verschillende theoretische verklaringen van het problematisch gedrag. Deze interventies bij oudermishandeling trekken vaak andere opties open, er is namelijk een hele waaier aan theoretische benaderingen door gebruik te maken van sociale leertheorieën, cognitieve theorieën, family systemen en communicatieve theorieën. Toch wordt er ook ingezet op bredere structurele, politieke en culturele perspectieven. (Holt A. , 2013) In het Verenigd Koninkrijk bestaat er geen nationaal begeleidingsbeleid dat zich ontfermt over de reacties op oudermishandeling, dit ondanks de grote vraag die ernaar wordt gesteld. In vergelijking met de evaluatiegegevens van ander familiegeweld, zijn de evaluatiegegevens met betrekking tot het 43
succes van de interventies bij oudermishandeling schaars en methodologisch beperkt. Dit komt vooral omdat het onderzoek naar oudermishandeling nog in zijn kinderschoenen staat. Doordat er nog niet zoveel onderzoek werd verricht, is het nog te moeilijk om te zeggen welke interventie (groep interventies, familie-interventies of individuele interventies) het meest effectief is. (Holt A. , 2013) In de late jaren 90 werden er groepsinterventies ontwikkeld, specifiek gericht op oudermishandeling. Het merendeel van deze programma’s fungeren nu als handelsmerk en bieden trainingen en een vormingspakket voor hulpverleners die met oudermishandeling aan de slag willen gaan. Amanda Holt somde deze, net zoals Movisie en TNO, op in hun eigen werken. (Vink, et al., 2014) (Holt A. , 2013) 5.18.1 Breacking the circle Breacking the circle is een hulpprogramma opgestart in Victoria (Australië) door Rosemary Patterson en Helen Luntz. Beiden werken in een jeugd- en familiebegeleidingsteam binnen een Anglicaanse Kind en Welzijnsdienst. De volwassenen worden aangemeld via zelf-doorverwijzing. De selectiecriteria van dergelijke programma’s vereisen dat het geweld ernstig genoeg is voor de moeders om zich zorgen te maken over hun eigen welzijn of dat van anderen. Het programma heeft als hoofddoel ouders meer gezag en invloed te geven in de opvoeding van hun kind. Het programma tracht resultaat te bekomen binnen een periode van acht weken. Wekelijks komt een groep van 10 à 12 volwassenen bij elkaar. Elke sessie staat een ander onderwerp centraal. Dit kan bijvoorbeeld stress zijn, het zorgen voor jezelf,… Het is gericht op het succes van groepsinterventies voor ‘overlevenden’ van intiem partnergeweld en is als zodanig alleen ontwikkeld voor moeders. Gezien de thema’s waar dit programma mee aan de slag gaat, is de therapeutische en educatieve input een belangrijk item. Toch ligt de nadruk ook op de bredere maatschappelijke context die rekening houdt met belangrijke factoren zoals gender, macht, rechten en verantwoordelijkheid. (Paterson, Luntz, Perlesz, & Cotton, 2002) Rosemary en Helen werken in hun programma met problemen rond de ontwikkeling in de adolescentie. Er wordt gewerkt aan communicatie-, conflict oplossende- en beschermingsvaardigheden –en mogelijkheden. Hun doelstelling is om onderzoek te voeren naar het voeren van gesprekken over geweldsituaties en de sociale constructie van het moederschap. Het systeem leek zijn nuttig te zijn om uit zoeken wat moeder als het meest hulpvolle ervoeren. De resultaten waren de volgende: -
Minder geweld in het huis Minder angst bij de ouders Minder vermoeidheid bij de ouders Opvallend: aantal depressies bleven gelijk
5.18.2 Who’s in Charge? Who’s in Charge is een hulpprogramma, opgestart in Victoria (Australië) door Eddie Gallagher, een sociaal werker en familietherapeut. Gallagher werkt er samen met een dienst familiehulp en de lokale gemeenschapsgezondheidsdienst uit Victoria. Who’s in Charge werkt met ouders die te maken kregen met geweld en/of kinderen wiens gedrag niet door de beugel kan. Oudermishandeling wordt aangepakt door de ouderschapsvaardigheden te veranderen. Aan de hand van ‘the solution-focused brief therapy’ (SFBT: een kortdurende oplossingsgerichte therapievorm) richten de hulpverleners zich op de doelstellingen van de cliënt. Zo benadert het programma zijn doel om de ouders bewust te 44
laten worden over het bewustzijn over de situaties te verkrijgen die de gewenste toekomst van de cliënt vertegenwoordigen en strategieën identificeren die meer van deze situaties zullen projecteren in het leven van de cliënt. De SFBT legt de nadruk op het oplossen van het probleem in plaats van de oorzaak. Who’s in Charge heeft 4 hoofddoelstellingen: 1) Het gevoel van isolatie bij de ouders verminderen. Hetzelfde geldt voor gevoelens van schuld, depressie en machteloosheid. 2) De ouders bewust maken van hun grenzen, hen emotionele ondersteuning en hoop bieden en de ouders trainen in hun assertiviteit. 3) De kwaadheid in het gezin ontdekken en mogelijke strategieën aanbieden om het gedrag van de adolescent te veranderen. 4) Geweld en mishandeling in familiale kringen verminderen. Indeling van het programma: Deel 1 is gericht op de aard van het onrechtvaardig gedrag en de (on)aanvaardbaarheid ervan. Deel 2 onderzoekt het gebruik van de gevolgen om het gedrag van adolescenten te veranderen. Deel 3 onderzoekt angst, assertiviteit en zelfzorg bij ouders. Deel 4 houdt een opvolgsessie in. Deze vindt plaats 8 weken na afloop van het programma. Na afloop van het programma werd aan de hand van een vragenlijst beweerd dat de doelstellingen werden bereikt bij het einde van het programma. Enkele doelstellingen konden niet worden aangehouden door de ouders. Van hieruit werd de conclusie gesteld dat er opvolging nodig is na afloop van het programma. Deel 4 werd verwezenlijkt en het vormingsmateriaal werd aangepast voor andere groepsprogramma’s. 5.18.3 Break4Change Break4Change is een hulpprogramma uit Engeland, opgesteld door Brighton en Hove Youth Offending Team in samenwerking met een locaal project waar wordt samengewerkt met mensen die wegliepen van hun thuissituatie ten gevolge van huiselijk geweld (the local Targeted Youth Support Service TYSS) en the ‘Local Family Intervention Project’. De vereisten voor dit programma zijn dat het geweld moet reeds 6 maanden bezig zijn en er moet reeds hulp gezocht zijn door wie ze werden doorverwezen naar Break4Change. Dit programma is het gevolg van de feedback van ouders die participeerden aan ‘Who’s in charge?’ en die vonden dat er een gelijkaardig programma nodig was voor jongeren. Break4Change maakt gebruik van het materiaal van Who’s in Charge en gebruikt ook dezelfde thema’s in hun sessies met de jongeren. Break4Change heeft 3 hoofddoelstellingen: 1. Stop het geweld 2. Meer positieve relaties ontwikkelen tussen familieleden 3. Activiteiten voor jongeren, inclusief discussies, video-opnames en rollenspel, activiteiten rond zelfreflectie, creatieve sessies (bv: rapliedjes)
45
Uit de resultaten bleek dat er positieve veranderingen hadden plaatsgevonden, zowel voor de ouders als voor de kinderen. Post-programma kwalitatieve interviews zorgden voor meer gecontextualiseerde analyses van de veranderingen in de gezinscontext. Ondanks het grote succes, staat het programma momenteel ‘on hold’ tot afwachting van een verdere financiering. Hieronder 2 getuigenissen van een ouder en een jongere na afloop van het programma:
“Trying to change things so you are not just responding or defaulting to old habits… trying to change the way I communicate… more detached, a bit more objective, trying not to get so caught up with things realising that it’s not all down with me, a lot of things she has to learn or work out for herself… Before I’d help her out or stop her from messing up her life or dropping out of college… Now I’ve learnt to hand over some of the responsibilities, pointing out choices and responsibilities to her and getting a lot less involved.” (Parent, England –from Munday, 2009, p28-9)
“I am more in control of my temper. It’s kind of made me look at what happens. I now see it as a pattern, that I have some kind of choice in what happens… so it may not happen as much I suppose… made me see it more as unacceptable.” (Adolescent, England –from Munday, 2009, p31)
Samen met een van de jongeren werd er een rapnummer geschreven. (Munday, 2009)
Title: getting on with my life First memories, troubles with police. Na I weren’t acting like a beast, Just kept getting in trouble, couldn’t stop, Why was I acting like a lop? I was confused, everything was a flop, Wrong place and time to deal with a cop, In and out of care feeling messed up, I was young, I was just a pup (yup) Now I’m a teen, I wanna grow up, I’ve been trying, but sometimes I blow up, I’ve gotta keep my head down at school, I’ve gotta stick tot hem rules, Now I wanna come out of care, live with my dad, I’m trying tob e a more mature lad, I’m getting on with my life, looking to my goals, Gonna be careful where I stroll.
5.18.4 SAAIF (Stopping Aggression and Anti-social Behaviour in Families) SAAIF is een hulpprogramma uit Essex, Engeland gebaseerd op de functionele familietherapie. Het programma werd specifiek ontwikkeld voor jongeren met gedragsproblemen op vraag van het lokale politiebureau, de jeugddienst voor geweld, de gezondheidszorg voor kinderen en volwassenen en de steungroepen voor slachtoffers van familiaal geweld. Het deelt informatie met andere 46
agentschappen en maakt regelmatig gebruik van de ‘Structured Assessment of Violence Risk in Youth’. Aan de hand van rollenspel, cognitieve gedragstheorieën en probleemoplossende vaardigheidstraining leren de deelnemende jongeren om te gaan met hun gedrag. De deelnemers kunnen kiezen tussen workshops en een intensief 14 weken-programma. De resultaten van de evaluatie waren de volgende: -
SAAIF fungeert als steunprogramma De jongeren leerden nieuwe communicatievaardigheden De jongeren leerden nieuwe coping strategieën
SAAIF heeft 4 hoofddoelstellingen: 1. Veranderingen aanbrengen op individueel niveau 2. Het verkennen van de unieke familiale en ecologische kenmerken van elk gezin 3. Wil de rol van structurele factoren identificeren die ervoor zorgen dat het probleem binnen de familie aanhoudt en/of wordt opgelost 4. Op lange termijn: ‘A parent’s toolbox’, een box waar ouders altijd naar kunnen terug grijpen wanneer ze het programma hebben afgerond. 5.18.5 Step up (Stop, Time out, Evaluate, Prepare, Use skills and Patience) Step up is een hulpprogramma uit de Verenigde Staten (Seattle, Washington), opgestart in in 1997 door het departement van gerechtelijke administratie en de aanklagers van King County. Het is de bedoeling dat het programma zal gebruikt worden door het gerecht bij jongeren van 13 tot 17 jaar die hun (stief)ouders mishandelde. Het werd gebaseerd op het Duluth-model (zie de ‘abuse’ en ‘respect weels’) uit de jaren 80. De wielen maken het onderscheid duidelijk tussen misbruik en respect. (Bron: copyright Adolescent-to-parent abuse by Amanda Holt, 2013, p131)
47
Dit model werkte met volwassen slachtoffers van partnergeweld. Het doel was hier de dader op zijn verantwoordelijkheid te wijzen en het slachtoffer te beschermen. Step up maakt gebruik van een cognitief-gedragsmatige, op vaardigheden gebaseerde benadering binnen een ondersteunend kader. De ouders gaan 21 weken lang wekelijks naar een aparte steungroep, maar het gebeurt vaak dat de groepen worden samengenomen met enkele aparte sessies die worden ingepland in het programma. De focus binnen deze sessies liggen op de kerndoelen om het gewelddadige gedrag te onderscheiden van niet-gewelddadig gedrag. De nadruk ligt op het belang van de ouderlijke autoriteit wanneer jongeren worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden die hen toelaten om deze autoriteit te dragen. Het programma wil de deelnemende jongeren erop wijzen dat hun gestelde gedrag een eigen keuze is en leert hen over gezonde relaties en de communicatie die hier plaats vindt. Een evaluatie toonde een opmerkelijke vermindering van het geweld en het misbruik aan bij de deelnemende gezinnen. Ook het aantal recidivisten leek na anderhalf jaar opmerkelijk gedaald. Dit zijn enkele activiteiten die Step up aan zijn deelnemers biedt: -
‘verantwoordelijkheidsbrieven’ schrijven Empathische brieven schrijven Een dagboek van het geweld naar de ouders bijhouden Een Time-out logboek bijhouden (doet dienst als check-in)
5.19 Familie interventies 5.19.1 Systeem familietherapie De systeem familietherapie gaat te werk op basis van intra familiale benaderingen en wil de communicatiepatronen tussen familieleden verbeteren. In 1995 verwoorde Miccuci 4 therapeutische strategieën, de zogenaamde ‘Symptomatic cycles’: (Micucci, 1995) 1. De ouderlijke autoriteit ondersteunen door erop aan te dringen dat ouders diegenen zijn die de definitieve beslissingen maken binnen de therapie. 2. Verstoorde relaties herstellen door de gezinsleden aan te moedigen hun emoties te uiten en door hen te leren naar elkaar te luisteren zonder onmiddellijk te luisteren. 3. Gezinnen moeten conflicten hebben door te de rol van andere partijen te erkennen bij een eventuele escalatie of bij het afleiden van de aandacht van het conflict. 4. De nadruk leggen op het belang van het ontdekken en ondersteunen van competenties.
5.19.2 Benaderingen aan de hand van geweldloos verzet (NVR: Non-violent resistance approaches) Binnen een sociaal-politieke context wordt er gekeken hoe benadeelde of gemarginaliseerde groepen vechten tegen uitbuiting en onderdrukking zonder het gebruik van geweld. Culturele veranderingen betekenen dat machtsrelaties tussen ouders en hun kinderen niet langer gebaseerd zijn op hiërarchische ouderlijke autoriteiten en dat ouder niet per se macht bezitten over hun kinderen. De benaderingen van het geweldloos verzet zetten zich in om ouders te ‘verplichten’ om geen geweld te gebruiken. De interventies houden ook het trainen van ouders in om signalen van gewelddadig gedrag te herkennen en hun eigen rol in de escalatie in te zien. De aanwezigheid van de 48
ouders is dan ook heel belangrijk in de NVR. Een andere strategie die wordt toegepast in de NVR is het promoten van de positieve aspecten van de ouder-kindrelatie. Gebaren van een onvoorwaardelijke verzoening kunnen dit mogelijk maken. Een belangrijk sleutelprincipe is de betrokkenheid van een ondersteunend netwerk van vrienden en familie, maar ook van NVR-begeleiders. Wanneer de individuele sessies afgerond zijn, gaan de interventies verder via een sporadisch telefonisch contact. (Holt A. , 2013) Een evaluatie toonde een opmerkelijke vermindering van permissieve opvoedingsstijlen en ouderlijke hulpeloosheid. 5.19.3 Herstelrecht (Restorative justice conferences) Het herstelrecht vindt zijn oorsprong in de burgerrechten en de vrouwenbewegingen in de jaren 60. De hoofddoelstelling van het herstelrecht is de schade herstellen die het slachtoffer werd aangedaan en de dader wijzen op zijn verantwoordelijkheden. Deze manier van interveniëren kan toegepast worden op alle contexten waar er sprake is van een conflict. Het wordt het meest gebruikt in het kader van jeugdcriminaliteit, familie-welzijn en zaken waar het gaat om het beschermen van kinderen. Ook in casussen van oudermishandeling komt deze methodiek aan bod. Het gebruik van herstelrecht in contexten van familiaal geweld worden vaak in vraag gesteld omdat het hier niet gaat over een eenmalig incident dat kan worden besproken en onmiddellijk kan worden opgelost. (Holt A. , 2013) Doran beweerde in 2007 dat vier op de vier cases herstelrecht werd bewezen als een positieve methodiek. Waarom kan herstelrecht zo positief worden geëvalueerd? (Doran, 2007) -
Herstelrecht opent de deur naar andere belangrijke diensten Het contract, dat ouders juridisch bindt, dwingt verandering en de aanwezigheid van leidinggevende figuren af omdat het belang hiervan benadrukt werd in het contract. Ouders voelen dat er naar hen geluisterd wordt zonder oordeel, dit is vaak de eerste keer Ouders voelen dat ze het nu in zich hebben om met hun kind te praten over het geweld en andere problemen in het gezin in een veilige omgeving De gemeenschap en de ondersteuning is ontwikkeld om de hele familie te ondersteunen
5.20 De vier voornaamste methodieken volgens Amanda Holt Volgens Amanda Holt zijn deze onderstaande methodieken de meest effectieve en zinvolle methodieken in het kader van oudermishandeling: 1. Onderzoek naar bestaande strafrechtelijke gegevens 2. Data uit de algemene populatie (community samples) 3. Lokale interventieprogramma’s die zorgen voor beschikbare ‘clinical samples’ van de ondervraagden. Deze personen werden zowel ondervraagd als deelnemers van het programma en als slachtoffer van oudermishandeling. 4. Onderzoek naar gezinnen die werden doorverwezen naar medisch-psychiatrische interventies.
49
5.21 Aanbevelingen door Amanda Holt Niet alleen ik, maar ook menige auteurs zien dat er nog heel wat mag en kan veranderen in het kader van oudermishandeling. Amanda holt deed naar aanleiding van het gevoerde onderzoek voor haar boek enkele aanbevelingen. 1. Er moet een methodiek ontwikkeld worden waardoor een situatie van oudermishandeling kan worden herkend en worden beholpen. 2. Oudermishandeling moet erkend worden als een sociaal probleem op nationaal niveau. 3. Ons bewustzijn moet verhogen aan de hand van campagnes op universeel niveau. Ouders moeten kunnen voelen dat ze er niet alleen voor staan en dat er heel wat hulpvormen mogelijk zijn voor hen. 4. Ouderschapsprogramma’s voorleggen aan ouders die te maken krijgen met oudermishandeling blijkt niet altijd zo’n goed plan te zijn. Daarom is een document waar de beste praktijken per sector worden verdeeld en een sociale kaart toegespitst op oudermishandeling (of algemener familiaal geweld) essentieel om te kunnen zorgen voor de juiste doorverwijzingen. 5. Gezien de complexe problematiek, kan het aangewezen zijn om verschillende diensten aan één tafel te zetten zodat zij een multi-agency reactie kunnen formuleren voor het probleem. Nixon beweerde in 2012 dat hulpverleners van over de hele wereld erkennen dat het gebrek aan middelen hen belemmert om correct te reageren op oudermishandeling. Ze zijn bang dat een gebrekkig antwoord op de problematiek het gevoel van mislukking en machteloosheid bij ouders versterkt, samen met het idee dat dergelijk misbruik acceptabel zou zijn.
50
Veranderingsgerichte voorstellen Voor het uittekenen van mijn 3 veranderingsgerichte voorstellen liet ik mij inspireren door de aanbevelingen die Amanda Holt deed in haar boek. Mijn eerste strategie was van begin af aan om het thema ‘oudermishandeling’ bespreekbaar te maken. Mijn bachelorproef alleen zal dit niet kunnen verwezenlijken. Samen met andere studenten, andere onderzoekers en andere auteurs zal dit geleidelijk aan wel lukken. Zoals u hierboven kon lezen, hebben reeds enkele landen een specifiek programma uitgewerkt voor de problematiek van oudermishandeling. Deze strategieën kunnen doorsijpelen naar ons land en onze hulpverleningscentra inspireren om aan de slag te gaan met ouders, broers en zussen, andere familieleden en kinderen en/of jongeren die betrokken werden bij oudermishandeling. Campagnes, vroeg detectie en crisisinterventies kunnen onze hulpverleners op de juiste weg helpen. Mijn tweede strategie houdt een bundeling in van de reeds bestaande interventie strategieën (zie 5.18 en 5.19) in die worden opgenomen door onze Belgische hulpverlening. Wanneer hulpverleningscentra Breacking the Circle, Who’s in Charge?, Break4Change, SAAIF, Step up samen met de familie interventies zoals de Systeem Familietherapie, Geweldloos verzet en Herstelrecht onder de loep nemen, hier de voor hun meest zinvolle methodieken uithalen en dit aanpassen naar hun eigen beleid, dan kan ook België zich toevoegen aan de lijst van de landen die reeds begeleiding bieden aan slachtoffers en daders van oudermishandeling. Maar niet alleen hulpverleners zijn gebaat bij deze methodieken, ook vormingswerkers kunnen hiermee aan de slag. Vooral de preventieve strategieën kunnen voor hen zeer nuttig zijn. Kinderen en jongeren zouden eigenlijk al sinds jonge leeftijd moeten geïnformeerd worden over het bestaan van oudermishandeling. Dit kan bijvoorbeeld door naast vormingen op school over seksualiteit en vormingen over drugs en alcohol-, ook aandacht te besteden aan geweld binnen het gezin. Het hoeft hier niet alleen te gaan over oudermishandeling, integendeel. De 5 vormen die bovenaan werden aangehaald zijn allemaal zeer belangrijk. Ook jongeren met een Time-out of een Persoonlijk Ontwikkelingstraject (POT) kunnen hierbij gebaat zijn in de vormingsmomenten. Vormingen aangepast naar de specifieke problematiek van oudermishandeling kunnen een preventieve functie opnemen. Daarenboven wil ik ook even het probleem van de sociale kaart aanhalen. Wanneer je in de zoekfunctie ‘oudermishandeling’ intypt, krijg je de volgende zoekresultaten: (De sociale kaart) -
Hulplijn misbruik, geweld en kindermishandeling Politiezone Noorderkempen – intra familiaal geweld Politiezone Turnhout – intra familiaal geweld Politiezone Zuiderkempen – intra familiaal geweld Politiezone Balen Dessel Mol – intra familiaal geweld Federale Politie Turnhout – slachtofferbejegening Politiezone Willebroek – intra familiaal geweld Politiezone Mechelen – intra familiaal geweld Politiezone Lier – intra familiaal geweld Politiezone Berlaar Nijlen – intra familiaal geweld Politiezone Heist – intra familiaal geweld
51
Een eigen rubriek van oudermishandeling lijkt mij niet overbodig. Intra familiaal geweld en oudermishandeling kunnen niet helemaal over dezelfde kam geschoren worden. Voor deze strategie herhaal ik even wat Holt reeds opmerkte. ‘In grote lijnen geldt de aanpak voor intra familiaal geweld ook voor oudermishandeling, toch zijn er enkele belangrijke verschillen die maken dat de aanpak voor de ene problematiek andere zijdeuren heeft.’ Wanneer ouders (of iemand uit hun netwerk) een zoekactie doet via de sociale kaart en het woordje ‘oudermishandeling’ ziet staan, zal dit een heel ander gevoel geven dan bij het ruime begrip ‘intra familiaal geweld’. Dit is een meer-jarenplan, maar het lijkt mij niet onmogelijk. Vanuit dit idee ga ik verder naar mijn derde strategie. Deze houdt de stem van de politie in. Zoals u kon lezen is de steun van de politie vaak beperkt. De stap naar het politiebureau is vaak heel zwaar voor de ouders. Wanneer de politieagenten de hulpvraag onrechtstreeks afwijzen, is in de ogen van de ouders alle hoop verdwenen. Wanneer het thema oudermishandeling voldoende geïntroduceerd is binnen de hulpverleningscentra, kunnen deze verplichte informatiemomenten, lezingen, vormingen,… organiseren rond het aanmelden van een thuissituatie waar zich oudermishandeling voordoet, het ‘verhoren’ van de dader en het slachtoffer binnen de rechterlijke toegelaten mogelijkheden, het begeleiden in het ondernemen van de te volgen stappen en het verwijzen naar de juiste diensten. Hetzelfde geldt voor andere gerechtelijke instanties.
52
Evaluatie en besluit De keuze van mijn eindwerkthema was gemakkelijk, maar hetzelfde kan niet van de zoektocht naar bestaande literatuur gezegd worden. Bij elke muisklik werd ik geconfronteerd met de immense onbekendheid van oudermishandeling. Er zijn heel wat problemen met de terminologie rond het onderwerp ‘oudermishandeling’. Praktisch mijn hele werk werd gebaseerd op onderzoek en bevindingen van buitenlandse onderzoekers. Het Verenigd Koninkrijk en ons buurland Nederland nemen langzaamaan de problematiek op in hun begeleidingsaanbod. België ligt bij wijze van spreken binnen handbereik, het heeft alleen nog een duwtje in de rug nodig. Met deze scriptie wil ik alvast helpen duwen. Ik koos bewust voor het onderscheid tussen agressie, antisociaal geweld/gedrag, jeugddelinquentie, intra familiaal geweld en oudermishandeling omdat deze begrippen nog te vaak over dezelfde kam worden geschoren. Vooral intra familiaal geweld en oudermishandeling kennen dit probleem. Deze staan absoluut niet los van elkaar, integendeel. Oudermishandeling kan gezien worden als een vorm van intra familiaal geweld, maar met zijn eigen specifieke begeleidingsnoden. Al deze vormen van geweld hebben gemeenschappelijke risicofactoren. Voorbeelden hiervan zijn middelengebruik, alcoholmisbruik, getuige van geweld op een jonge leeftijd, puberteit, … Vooral bij intra familiaal geweld en oudermishandeling kan je een rode draad vinden doorheen de verschillende manieren van aanpak. Bewust negeren, het geven van signalen, afzondering bij boosheid, positief gedrag benoemen, teleurstelling in het negatieve gedrag benoemen, … zijn manieren die elk slachtoffer van intra familiaal geweld of oudermishandeling kan toepassen in de thuissituatie. Een gemeenschappelijk advies voor elke vorm van geweld is het vermijden van een sociale isolatie en het betrekken van het dichte netwerk. Wat betreft de kenmerken van de slachtoffers, de daders en het gezin bij oudermishandeling is er weinig duidelijkheid. Er werd geen consensus gevonden over de eigenschappen die daders of slachtoffers en/of hun gezin karakteriseren. Ook macht lijkt een grote rol te spelen bij elke vorm van geweld. Bij intra familiaal geweld en oudermishandeling is er vaak één persoon (of meerdere) wiens macht domineert ten opzichte van de andere leden van het gezin. Toch moet er gekeken worden naar de opbouw van de ouderlijke rol en zijn ontwikkeling doorheen de geschiedenis. Er is namelijk heel wat veranderd in de ouder-kindrelatie door de jaren heen. Kinderen zijn mondiger geworden en ouders losser in hun opvoeding. Kinderen worden nu ook verantwoordelijk gesteld voor hun daden en ouders worden meer gewezen op hun verantwoordelijkheden. Ook de rechten van het kind zijn enorm geëvolueerd. De rechten van het kind werden uitgebreid, dit in tegenstelling tot die van de ouders. Ook de islamitische cultuur mag hier niet vergeten worden. De evolutie van de rechten van het kind en zijn ouders zijn anders dan de onze en kennen minder wijzigingen doorheen de geschiedenis. In een islamitisch gezin neemt de vader de rol van gezinshoofd op zich en bij afwezigheid van een vader wordt deze rol opgenomen door de oudste zoon in huis. Wat betreft preventieve strategieën voor oudermishandeling kunnen ze worden opgedeeld in primaire en secundaire preventie. Primaire slaat op het verminderen van de druk die rust op de gezinnen. Deze vorm van preventie houdt vooral financiële-, emotionele- en opvoedingsondersteuning in en het bevorderen van betere leefomstandigheden. Bij de secundaire preventie gaat men een stap verder en wordt er vooral gefocust op de signalering van het probleem. 53
Deze preventieve strategieën moeten ook worden doorgetrokken naar de schoolgemeenschap, de leefgemeenschap en de sociale media. Lezingen en/of andere informatiemomenten organiseren kunnen hier een hulp bij zijn. Ook de gevolgen en de impact van oudermishandeling kunnen zeer heftig en intens zijn. Het psychologische aspect binnen de mishandeling weegt het zwaarst door op de ouders. Ze zullen niet zozeer de daden van het kind onthouden, maar wel het gevoel dat ze hierbij hadden. De gepaste zorg en begeleiding zijn hier zeker niet overbodig. Wanneer ouders kwetsbaar zijn voor sociale isolatie is het gewenst te praten met je arts, een goede vriend, een hulpverlener. Kortom: iemand die aan de alarmbel kan trekken wanneer de ouder hier wegens bepaalde redenen niet bekwaam toe is. Wanneer we het hebben over de emotionele impact van oudermishandeling, dan komen vooral angst, bezorgdheid, verraad ten opzichte van het kind, zelfverraad en schaamte, wrok, verlies en rouw, hopeloosheid en wanhoop naar boven. Deze lange lijst aan negatieve gevoelens ten gevolge van oudermishandeling maakt dat ouders ervoor kiezen om niet met hun verhaal naar buiten te komen. Ook voor het gezin kunnen er zware gevolgen zijn. Zo kunnen er relatieproblemen optreden bij de ouders of kunnen de andere kinderen in het gezin zich achteruit gestoken voelen ten opzichte van het mishandelende kind. Hoe men de problematiek ook bekijkt, de gevolgen zien er niet goed uit. Gelukkig werden in verschillende landen reeds programma’s ontwikkeld waar slachtoffers (en daders) terecht kunnen voor een begeleiding die specifiek gericht is op oudermishandeling. Vooral Australië en het Verenigd Koninkrijk hebben reeds heel wat hulpprogramma’s in de aanbieding. Het zal niet eenvoudig zijn om een aangepaste begeleiding te vinden binnen de missie en de visie van onze organisaties. Maar in combinatie met de reeds bestaande en gehanteerde methodieken en begeleidingsstijlen uit bijvoorbeeld onze CAW’s (voor de slachtoffers), JAC’s (voor de daders), bemiddelingsdiensten, familietherapeuten, … kunnen er mooie dingen verwezenlijkt worden.
54
Literatuurlijst
Agnew, R., & Huguley, S. (1989). Adolescent violence towards parents. Journal of Marriage and the Family, 699-711. Azhimi, L. (2013). '(H)echte sociale bindingen?' Een onderzoek naar de sociale bindingen van migrantenjongeren en hun gedrag in het licht van de sociale controle theorie van Hirschi. Enschede: Universiteit Twente. Baert, K. (2006). Oudermishandeling. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Rechtsgeleerdheid. Brezina, T. (1999). Teenage violence towards parents as an adaption to family strain. Evidence from a national survey of male adolescents. Youth and Society, 416-444. Browne, K., & Hamilton, C. (1998). Physical violence between young adults and their parents: associations with a history of child maltreatment. Journal of Family Violence, 59-79. Browne, K., & Herbert, M. (1997). Preventing family violence. Chichester/New York: John Wiley & Sons. Carlier, B. (1990). Het gezin als (on)veilige haven. Socialistisch Welzijnswerk, 22-27. Comijs, H. (1996). Agressie tegen en benadeling van ouderen: een onderzoek naar ouderenmishandeling. Amsterdam: Vrije Universiteit van Amsterdam. Cottrell, B. (2001). Parent abuse: the abuse of parents by their teenage children. Opgeroepen op februari 7, 2015, van The National Clearinghouse on Family Violence: http://www.phacaspc.gc.ca/ncfb-cnivf/familyviolence/html.fvparentsabu_e.html Cottrell, B. (2002). Parent abuse: the abuse of parents by their teenage children. Canada: Public Health Agency of Canada. Cottrell, B., & Monk, P. (2004). Adolescent-to-parent abuse: a qualitive overview of common themes. Journal of family issues, 1072-1095. Cuyvers, H. (1988). Oudermishandeling: verborgen slachtoffers. De gids op maatschappelijk gebied, 697-709. Decreet 19 januari 2001 houdende de inrichting van activiteiten inzake opvoedingsondersteuning, B.S., 28 maart 2003. Dienst voor het strafrechterlijk beleid. (sd). Service de la politique criminelle - dienst voor het strafrechterlijk beleid. Opgeroepen op februari 6, 2015, van www.dsb-spc.be: http://www.dsbspc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=117&Itemid=190&lang=dutch Doran, J. (2007). Restorative justice and family violence: youth-to-parent abuse. Mount Saint Vincent University, Halifax, Canada: unpublished MA. 55
Dugas, M., Mouren, M., & Halfon, O. (1985). Les parents battus et leurs enfants. Psychiatrie de l'enfants, 185-219. Eckstein, N. (2004). Emergent issues in families experiencing adolescent-to-parent abuse. Western Journal of Communication, 68, 365-388. Edenborough, M., Wilkes, L., Jackson, D., & Mannix, J. (2011). Development and validation of the Child-to-Mother Violence Scale. Nurse researcher. Emmery, K. (2006-2007). Oudermishandeling: fenomeen en aanpak. Universiteit Gent. Finkelhor, D. (1983). Common features of family abuse. The dark side of families: Current family violence research. London: Sage publications, 17-28. Foucault, M. (1972-1977). Truth and Power. Power/knowledge: Selected interviews and other writings. Brighton: Harvester Press, 109-133. Gelles, R. (1997). Intimate violence in families. Thousand Oaks, 3e editie, Sage Publications, 203. Gelles, R., & Straus, M. (1979). Determinants of violence in the family: toward a theoretical integration. New York: NY: Free press. Goody, E. (1982). Parenthood and social reproduction: Fostering and occupational roles in West Africa. New York: Cambridge University Press. Harbin, H., & Madden, D. (1979). Battered parents: A new syndrome. American Journal of Psychiatry, 136, 1288-1291. Hauber, A., & Senten, C. (1990). Oudermishandeling: een eerste verkenning. Tijdschrift voor jeugdhulpverlening en jeugdwerk, 2-8. Holen, F. V., & Vanderfaille, J. (2014). Geweldloos vezet. Kiezen voor een waakzame en warme opvoeding. Holt, A. (2013). Adolescent-to-parents abuse. Engeland: The Policy Press. Holt, A., & Retford, S. (2012). Practitioners accounts of responding to parent abuse - a case study in ad hoc delivery, perverse outcomes and a policy silence. Child and Family Social Work. Jackson, D. (2003). Broadening constructions of family violence: mother's perspectives of aggression from their children. Child and Family Social Work, 8, 321-329. Janssen, H. (2006). Geweld achter de voordeur: aanpak van huiselijk geweld. Amsterdam: Boom. Jong, J.-D. D., & Gemert, F. V. (2010). Een studie naar het concept groepsdruk. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam. Koops, W., & Slot, W. (1998). Van lastig tot misdadig. Bohn Stafleu Van Loghum. Kratcoski, P. (1985). Youth violence directed toward significant others. Journal of Adolescence, 145157. 56
Langenhove, K. V. (2004-2005). Intrafamiliaal geweld bij jongeren: onderzoek naar voorkomen en kenmerken van oudermishandeling bij TSO- en BSO-leerlingen. Brussel: Vrije Universiteit Brussel. Langenhove, K. V. (2005). Intrafamiliaal geweld bij jongeren: onderzoek naar voorkomen en kenmerken van oudermishandeling bij TSO- en BSO-leerlingen. Brussel: Vrije Universiteit Brussel, Wetenschapswinkel Brussel. Langhinrichsen-Rohling, J., & Neidig, P. (1995). Violent Backgrounds of Economically Disadvantaged Youth: Risk Factors of Perpetrating Violence? Journal of Family Violence, 379-397. Laurent, A. (1997). A propos des familles où les parents sont battus par leur enfant. Enfant et société, 468-472. Laurijssen, V. (2006). Getuigenis oudermishandeling. Opgeroepen op september 2014, van www.mishandelingvanouders.be: http://www.mishandelingvanouders.be/getuig.html Micucci, J. (1995). Adolescents who assault their parents: a family systems approach to treatment. Psychotherapy: Theory, Research, Practice and Training, 32, 154-161. Munday, A. (2009). Break4Change: does a holistic intervention effect change in the level of abuse perpetrated by young people towards their parents/carers? University of Sussex: Unpublished BA (Hons) Professional Studies in Learning and Development Dissertation. Omer, H. (2012). Geweldloos verzet in gezinnen. Een nieuwe benadering van gewelddadig en zelfdestructief gedrag van kinderen en adolescenten. Nederland: Bohn Stafleu van Loghum. Pagani, L., Tremblay, R., Nagin, D., Zoccolillo, M., Vitaro, F., & McDuff, P. (2004). Risk factor models for adolescent verbal and psyhical aggression towards mothers. International Journal of Behavioural Development, 528-537. Paterson, R., Luntz, H., Perlesz, A., & Cotton, S. (2002). Adolescent violence towards parents: maintaining family connections when the going gets tough. Australian and New Zealand Journal of Family Therapy, 23, 90-100. Paulson, M., Coombs, R., & Landsverk, J. (1990). Youth Who Psysically Assoult Their Parents. Journal of Family Violence, 121-133. Peek, C., Fischer, J., & Kidwell, J. (1985). Teenage Violence towards Parents: A Neglected Dimension of Family Violence. Journal of Marriage and the Family, 1051-1058. Ponjaert-Kristoffersen, I. (1999). Mishandeling door kinderen: de doos van pandora. Leuven: Acco. Price, J. (1996). Power and compassion, working with difficult adolescents and abused parents. New York/London: The Guildford Press. Schaubroeck, E. (2001). Verwenning: een sluipend gif. Verwenning gelink aan oudermishandeling: ervaringen vanuit een Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. Artevelde Hogeschool Gent: nietgepubliceerd eindwerk.
57
Schepper, M. D. (2014). vzwzijn. Opgeroepen op september 24, 2014, van www.vzwzijn.be: http://www.vzwzijn.be/wat-is-geweld/onze-themas/oudermishandeling slachtoffer. (2011). original transcript. Verenigd Koninkrijk: Amanda Holt. slachtoffer_oudermishandeling. (2011). original transcript. Verenigd Koninkrijk: Amanda Holt. Spanjaard, H., & Slot, N. (2003). Competentievergroting In De Residentiele Jeugdzorg. Nederland: HBUitgevers. Stals, I. (2005). Huiselijk geweld in Politie praktijk boeken. Antwerpen: Maklu. SVHG, S. v. (2013). Agressie bij kinderen: oorzaken, aanpak en preventie. Ganshoren: Solidariteit van het gezin. Ulman, A., & Straus, M. (2003). Violce by children against mothers in relation to violence between parents and corporal punishment by parents. Journal of Comparitive Family Studies, 41-60. Vandeperre. (2004). Intrafamiliaal geweld door jongeren: prevalentieonderzoek naar oudermishandeling bij ASO-leerlingen. Brussel: Vrije Universiteit Brussel, Faculteit voor Psychologie en Educatiewetenschappen. Vink, R., Goes, A., Doornik, N., Broerse, A., Pannebakker, F., Zwan, R. v., et al. (2014). Huiselijk geweld door kinderen en jongeren tegen hun ouders. Utrecht/Leiden: Movisie/TNO. Wurfbain, M., & Oosten, A. V. (1982). Achter gesloten deuren. Een onderzoek naar oudermishandeling. Leiden: Universiteit Leiden. Zeijl, F. V. (2003). Is je eigen zoon machtiger dan jij? Islamitische gezinnen moeten oppassen voor oudste jongens met geknakte ego's. Opzij, 10 , 18-21.
58
Bijlage
Prevalentiecijfers uit de scriptie van Kathleen Emmery (kopie) Oudermishandeling blijkt uit onderzoek een veelvoorkomend fenomeen te zijn: zo’n 10% van de adolescenten zou hun ouders mishandelen. Het cijfermateriaal is vooral afkomstig van studies uit de Verenigde Staten. Cornell en Gelles bestudeerden de gegevens van een nationale steekproef naar familiaal geweld door Straus en bemerkten dat in 9% van de gezinnen met kinderen tussen 10 en 17 jaar oudermishandeling voorkomt. Dit betekent dat 2,5 miljoen ouders minstens één keer per jaar geslagen zouden worden door één van hun kinderen. (Gelles, Intimate violence in families, 1997) Ulman en Straus gebruiken hetzelfde onderzoek, maar tellen kinderen vanaf 3 jaar mee. Zo blijkt de prevalentie van oudermishandeling een stuk hoger te liggen: 14% van de kinderen gebruikt fysiek geweld tegen hun vader en 20% tegen hun moeder. (Ulman & Straus, 2003) Kratcoski enquêteerde 295 jongeren, de helft universiteitsstudenten en de helft afkomstig uit een jeugdinstelling. Hij kon besluiten dat 2% van deze jongeren frequent geweld gebruikt tegen een ouder en 19% af en toe gedurende het voorbije jaar. Dit cijfer heeft enkel betrekking op fysiek geweld of bedreigingen met een wapen. (Kratcoski, 1985) Peek, Fischer en Kidwell maakten gebruik van een enquête van 2213 mannelijke studenten, waarvan 1545 tweemaal opnieuw bevraagd werden. De zelfrapportage resulteerde in 7 tot 11% van de jongens die beide ouders slaan. (Peek, Fischer, & Kidwell, 1985) Brezina gebruikte dezelfde gegevens voor zijn onderzoek. (Brezina, 1999) Agnew en Huguley gebruiken de National Survey of Youth uit 1972 waar 1395 adolescenten tussen 11 en 18 jaar aan deelnamen. Men bevroeg hen naar het aantal keer dat ze één van hun of beide ouders geslagen hebben gedurende de voorbije 3 jaar. Triviale incidenten werden uitgesloten van de resultaten. Zo komt men aan een resultaat van 9,2% van de ondervraagde adolescenten die hun ouders minstens één keer hebben geslagen. (Agnew & Huguley, 1989) De studie van Paulson, Coombs en Landsverk maakt deel uit van een groter onderzoeksproject dat 445 jongeren en evenveel ouders interviewt in het kader van drugs- en alcoholgebruik bij minderjarigen. Dit gebeurde bij hen thuis met inachtneming van hun privacy, en dit 3 maal gedurende een periode van 5 jaar. 13,7% van de adolescenten geeft toe minstens één van hun ouders te slaan. (Paulson, Coombs, & Landsverk, 1990) Pagani maakt eveneens gebruik van een longitudinale studie waarbij het gedrag van kinderen beoordeeld wordt door hun leerkrachten, hun ouders en de kinderen zelf. Bij 64% van 15 en 16-jarigen is er sprake van verbale agressie ten opzichte van de moeder en in 14% van de gevallen gaat het om fysieke agressie. (Pagani, Tremblay, Nagin, Zoccolillo, Vitaro, & McDuff, 2004) Langhinrichsen-Rohling en Neiding richten zich specifiek tot jongeren uit de minder bevoorrechte klasse die een residentieel programma volgen om hun levenskansen te verbeteren. 474 jongeren met een gemiddelde leeftijd van 18 jaar werden bevraagd, onder de vorm van een zelfrapportage, naar hun fysiek gewelddadig gedrag. 30% pleegt geweld tegen zijn ouders, 59
waarvan de helft zelfs een wapen gebruikt. (Langhinrichsen-Rohling & Neidig, 1995) Maar ook in Europa zijn er kwantitatieve gegevens omtrent oudermishandeling bekend. Een studie van Dugas, Mouren en Halfon uit alle dossiers bij de dienst ‘psychopathologie van het kind en de adolescent’ in het ziekenhuis Harold te Parijs tussen 1973 en 1983 toonde aan dat 36 kinderen hun ouders slaan. Dat is 0,6% van alle dossiers. (Dugas, Mouren, & Halfon, 1985) Laurent gebruikte eveneens gegevens van een psychiatrische dienst. Hier was er sprake van 25 dossiers van 700 waarin fysiek geweld tegen een ouder voorkwam, dus 3,6%. Dit werd aangevuld met gegevens van een dienst voor psychologische hulp bij conflicten tussen ouder en kind. Daarvan betrof een derde van alle klachten oudermishandeling. (Laurent, 1997) Browne en Hamilton maakten gebruik van een enquête om studenten uit de psychologie en uit de gezondheidssector te bevragen naar het gebruik van geweld tegen hun ouders. 469 studenten namen deel aan de enquête, waarvan 14,5% toegaf minstens één keer hun ouders mishandeld te hebben. (Browne & Hamilton, Physical violence between young adults and their parents: associations with a history of child maltreatment, 1998) Uit Belgisch onderzoek van Van Langenhove blijkt dat 15% van de 512 ondervraagde leerlingen uit het TSO- en het BSO-onderwijs gebruik maakt van een vorm van oudermishandeling. Ze splitst deze resultaten op naargelang verschillende soorten van mishandeling. Emotionele mishandeling komt het meeste voor met een percentage van 13%. Emotionele chantage en fysieke mishandeling komen even vaak voor, allebei bij 4% van de jongeren. (Langenhove, Intrafamiliaal geweld bij jongeren: onderzoek naar voorkomen en kenmerken van oudermishandeling bij TSO- en BSO-leerlingen., 2005) Vandeperre deed onderzoek naar oudermishandeling bij 427 adolescenten uit het ASO-onderwijs. Zij kon besluiten tot een percentage van 5,5% ASO-leerlingen die regelmatig geweld gebruiken tegen hun ouders. In 1,67% van de gevallen ging het om fysiek geweld. 17% van de jongeren past emotionele mishandeling toe en 3,5% emotionele chantage. (Vandeperre, 2004) De cijfers variëren dus van 0,6% tot 64%. De laagste cijfers zijn gevonden in de dossierstudies van Dugas, Mouren en Halfon en Laurent, maar deze zijn bezwaarlijk representatief te noemen voor de jongeren in het algemeen. De hoogste cijfers zijn afkomstig van een studie die zich specifiek op moeders richt en een studie die jongeren uit lagere klassenmiddens bevraagt. De grote verschillen tussen de studies zijn deels te wijten aan het gebruik van andere definities en onderzoeksmethoden. Sommige onderzoekers bevragen naar regelmatig geweld, terwijl anderen een eenmalig incident tot oudermishandeling rekenen. In het ene onderzoek wordt enkel fysiek geweld bestudeerd, waar ander onderzoek ook psychisch geweld bevraagt. Steekproeven verschillen van studie tot studie naargelang grootte, plaats en leeftijd en geslacht van de respondenten. Algemeen besluiten de meeste studies tot een prevalentie van 10 tot 15% van de kinderen die hun ouders mishandelen. De cijfers voor emotioneel en verbaal geweld liggen nog hoger. Tegelijk moet rekening gehouden worden met het taboe dat rond oudermishandeling hangt, daarom is het moeilijk te achterhalen hoeveel het werkelijke percentage van mishandelde ouders bedraagt. Één gemeenschappelijke conclusie kan uit het onderzoek worden getrokken: oudermishandeling bestaat en komt vermoedelijk meer voor dan men zou verwachten.
60