OSR OPRECHT IS EEN UITGAVE VAN OSR JURIDISCHE OPLEIDINGEN
|
NUMMER
8
OSROPRECHT
HERSENEN Het maakbare brein Weet wat je meet
Niemand spreekt de waarheid De behandeling van het lot
Voorrecht Carolien Kattenpoel Oude Heerink
De ongekende mogelijkheden van ons eigen brein Dit nieuwe nummer van de Oprecht staat geheel in het teken van het wonder der mirakels, onze eigen hersenen. Deze grijze cellen spelen een essentiële rol bij al onze lichaamsfuncties, zoveel weten we meestal wel. Maar de meesten onder u hebben waarschijnlijk, net als ik, maar zelden écht stilgestaan bij wat er precies in ons hoofd gebeurt. En dat terwijl we veel meer uit ons brein kunnen halen dan je misschien zou denken, als je maar weet hoe. De afgelopen jaren heeft de wetenschap gigantische sprongen gemaakt in onderzoek naar en kennis van onze hersenen. Zo zijn er inmiddels diverse mythes over het brein ontkracht.Want u heeft het mis als u denkt dat we gedurende ons leven alleen maar cellen afbreken (door bijvoorbeeld alcoholgebruik). Ons hele leven lang maakt onze hippocampus nieuwe cellen aan. Ook de fabel dat we slechts een klein deel van onze hersenen gebruiken is herroepen: delen die we weinig gebruiken blijven niet nutteloos liggen, maar worden in gebruik genomen door andere functies die meer capaciteit nodig hebben. Dat sporten niet alleen gunstige lichamelijke effecten kan hebben maar ook een positieve invloed heeft op ons hoofd, weten de meesten van u ook al. Sporten maakt je hoofd ‘leeg’, je krijgt een mentale opkikker. Plastisch gezien ontwikkelen we door sporten betere neuronen, langere zenuwuitlopers, meer verbindingen tussen de hersencellen en dus betere hersenen. Geruststellende gedachte? Voor de niet-sportievelingen onder ons: vrees niet, niet alleen sporten beïnvloedt de hersenen positief, ook kauwen. Het is inmiddels een bewezen feit dat degenen met het beste kauwvermogen ook het beste geheugen hebben. En, voor de echte couch potatoes onder ons: onze spiegelneuronen worden al actief zodra we zelfs maar dénken aan beweging. Kortom, wanneer u denkt aan een beweging, activeert u de hersendelen die de beweging uitvoeren. Hierbij moet ik dan wel vermelden dat daadwerkelijk zelf de beweging uitvoeren verreweg het meest effectief is. Maar alle beetjes helpen, zo prent ik mijzelf in. Ook ons inzicht in de maakbaarheid (sturing) van het brein is enorm vergroot. Stimulatie is hier het sleutelwoord: door gerichte stimulatie programmeren we onze hersenen op een bepaalde manier. Deze programmeerbaarheid van het brein geeft ongekende mogelijkheden. Bemoedigend voor wie bepaalde eigenschappen wil veranderen of nieuwe vaardigheden wil aanleren: het kan! Door de juiste stimulatie van hersencellen en het versterken van specifieke verbindingen zijn denk- en handelingsgewoonten om te buigen. Heel bijzonder vind ik ook de ontdekking dat deze verbindingen in ons hoofd (als ook de dikte van deze verbindingen) feitelijk zichtbaar blijken te zijn. Beïnvloeding en waarneming, de meetbaarheid van het brein, de ontwikkelbaarheid van onder andere advocaten en nog veel meer onderwerpen treft u aan in deze Oprecht. Dat dit mag bijdragen aan uw mentale kracht. Maar natuurlijk ook vooral veel interessant leesvoer mag bieden! mr. drs. Carolien Kattenpoel Oude Heerink Opleidingsmanager
[email protected]
colofon OSR OPRECHT verschijnt drie keer per jaar en wordt kosteloos verspreid onder alle relaties van OSR Juridische Opleidingen.Voor opname in het relatiebestand kunt u contact opnemen met de redactie. OSR, drs. Ank van Eekelen, drs. Paulien Otto, Michelle Visser, mr. drs. Carolien Kattenpoel Oude Heerink
[email protected], Postbus 19077, 3501 DB Utrecht, 030 - 2 315 314 Opleidingsmanagers OSR: mr. Loes Blokker, mr. Izebrand de Boer, drs. Ank van Eekelen, mr. Paolo Giuseppin, mr. drs. Carolien Kattenpoel Oude Heerink, mr. Carla Leentjens, mr. Laurens Smets, mr. Irma van Willegen Tekst: OSR; Polemiek, mr. drs. Miek Smilde, Amsterdam Vormgeving: The Image People, Soest Opmaak, productie en mailing: Drukkerij Callenbach, Nijkerk Redactie:
De inhoud van dit magazine en de cursuskrant wordt met de grootste zorg samengesteld.Wijzigingen in cursusdata, prijzen, docenten en dergelijke zijn echter altijd mogelijk. Bij onjuiste adressering zien wij graag de gecorrigeerde adresdrager retour.
o p r e c h t is een uitgave van OSR Juridische Opleidingen
Margriet Sitskoorn Het maakbare brein
Het brein kent geen goed of kwaad Iedereen is in staat een leven lang te leren. Dat is geen vrolijke reclameboodschap maar een wetenschappelijke realiteit. Het brein is namelijk plastisch en verandert voortdurend. Het maakt nieuwe cellen aan, legt dwarsverbanden en breekt andere af. Door gerichte training kan ook de grootste alfa nog een behoorlijk ruimtelijk inzicht krijgen. Zelfs gevoel voor schoonheid is maakbaar. De blijde boodschap van het maakbare brein is sinds de verschijning van het gelijknamige boek van Margriet Sitskoorn al vele malen verkondigd. Simpel gezegd komt het er op neer dat het brein, net als de rest van het lichaam, zorg nodig heeft wil het maximaal presteren. En die zorg loont.‘In onze samenleving staat het lichaam centraal,’ zegt Sitskoorn op haar werkkamer op de afdeling psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. ‘We trainen ons lijf, gaan naar de sportschool, slikken vitaminen, roken niet, drinken met mate. Op dezelfde manier zouden we voor ons brein moeten zorgen. Ook hersenen kun je namelijk trainen en voeden.Toch doen we dat nog weinig en dat is raar, omdat niet je hart maakt wie je bent. Je hersenen maken wie je bent.’
‘Het brein is plastischer als je jong bent, maar ook dan leert het alleen als het voortdurend wordt getraind. Kijk naar een kind dat leert lopen of eten. Dat gaat eindeloos gepaard met - letterlijk vallen en opstaan. Het signaal dat aanzet tot de goede motoriek moet als het ware ingesleten raken in de hersenen. Hetzelfde geldt voor het verwerven van een taal. Ook dat is een kwestie van eindeloze herhaling. Dat geldt voor kinderen, maar net zo goed voor volwassenen. Als je maar voldoende uren per week woordjes stampt, kan je ook op latere leeftijd nog heel goed een nieuwe taal leren.’ Of advocaat worden, bijvoorbeeld.
Geboren talent Sitskoorn, van huis uit neuropsycholoog, is hoofd van de sectie voor neurocognitief onderzoek van het UMC Utrecht en directeur van het NeuroCognitief Centrum Nederland. In haar boek legt ze stapsgewijs uit hoe het werkt daarboven in ons hoofd.Aan de hand van voorbeelden laat ze zien hoe de hersenen ons gedrag en onze vaardigheden beïnvloeden en andersom. Daarbij prikt ze een aantal mythen door, zoals de mythe van het geboren talent en de mythe dat kinderen makkelijker leren. ‘Talent bestaat,’ begint Sitskoorn, ‘maar slechts ten dele. Het is waar dat de hersenen genetisch zijn bepaald. Wie slimme ouders heeft, is zelf ook vaak slim. Het succes van die genetische bepaaldheid is echter relatief en afhankelijk van omstandigheden. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat het IQ van kinderen die lange tijd niet naar school gaan, zakt met vijftien punten. Ook wie geen muzikale ouders heeft, kan heel goed viool leren spelen. Dat vergt alleen training. Uit alle onderzoeken blijkt dat de mensen die de absolute top in hun vakgebied hebben bereikt ook altijd het hardst hebben getraind. Een brein past zich aan aan wat je het vraagt.’
‘Je hersenen maken wie je bent.’
Om iets heel goed te leren, moet je daaraan tien jaar lang minstens vier uur per dag werken, weet de neuropsycholoog.Wie daarmee vroeg begint als kind, kan ver komen. Toch is het niet uitgesloten dat ook een dertigjarige nog heel aardig een muziekinstrument onder de knie krijgt of een veertigjarige nog rechten gaat studeren. Kinderen leren niet per definitie makkelijker.
Het trainen van oordelen Veel valt dus te leren, maar niet alles op hetzelfde moment, zegt Sitskoorn. Het heeft bijvoorbeeld geen zin een heel klein kind te leren schrijven, omdat de structuur van het brein daar nog niet aan toe is. Eerst ontwikkelen zich de primaire sensorische gebieden (zintuiglijke waarneming), dan de motorische gebieden (beweging) en de associatiegebieden (waar de informatie van verschillende zintuigen worden geïntegreerd) en als laatste de prefrontale gebieden (waar vaardigheden als het controleren van emoties, oordeelsvorming, motivatie en redeneren plaatsvinden). De eerste levensjaren ontwikkelt het brein zich heel snel. Dat blijkt alleen al uit het gewicht. Bij de geboorte wegen de hersenen zo’n 350 gram, terwijl een volwassen brein zo’n 1500 gram weegt. Die groei is te danken aan het feit dat er in verschillende fasen op verschillende plaatsen hersencellen bijkomen. Bovendien veranderen de relaties tussen de cellen. Tijdens de eerste twee levensjaren worden de axonen – dat zijn uitlopers van zenuwcellen die informatie overdragen – gemyeliniseerd; er komt een vettig laagje omheen, waardoor de communicatie tussen de cellen sneller en beter kan verlopen. Bovendien maken bestaande hersencellen steeds meer verbindingen (synaptogenese). Door
o p r e c h t 8 pag 3
Margriet Sitskoorn Het maakbare brein
deze golf van synaptogenese zijn er gedurende deze periode veel mogelijkheden om allerlei gedrag aan te leren. Daarna volg een periode van pruning, dit is het wegkappen van bepaalde verbindingen ten gunste van het versterken van andere verbindingen. Dit kappen en versterken van verbindingen tussen de hersencellen treedt op, omdat bepaald gedrag wordt geoefend (waardoor verbindingen worden geprikkeld) en ander gedrag niet. Synaptogenese en pruning vindt niet overal in de hersenen op hetzelfde moment plaats. In de visuele cortex bijvoorbeeld worden de meeste verbindingen gelegd in de tweede tot vierde maand na de geboorte en wordt er vooral gekapt tussen één en tien jaar. Het leggen en afbreken van verbindingen in de frontale cortex vindt vooral plaats in de puberteit en adolescentie. Dat is ook de reden waarom het geen zin heeft een twaalfjarige stemrecht te geven; hoe wijs ook, op dat moment is de frontale cortex nog volop in beweging en moet de vaardigheid om een oordeel te vormen nog worden getraind. Elke dag zeuren Wat niet wordt geprikkeld, wordt ook niet ontwikkeld, is de les die Sitskoorn leert. Andersom geldt dat iets dat sterk wordt geprikkeld zich kan ontwikkelen, ook al was het oorspronkelijk voor iets anders bedoeld. Sommige delen van de hersenen kunnen namelijk functies van andere delen overnemen, mits ze daartoe worden uitgenodigd. Bekende voorbeelden zijn mensen die een bepaald zintuig moeten missen. Blinden bijvoorbeeld beschikken vaak over een betere tastzin en een beter geheugen dan mensen die gewoon kunnen zien, omdat zij het hersendeel waar de tast zit en het geheugen, sterker prikkelen. ‘Mensen bepalen dus zelf welke verbindingen de hersenen leggen en welke verbindingen de hersenen afbreken,’ schetst de neuropsycholoog. ‘De keuzes die jij maakt bepalen dus letterlijk wie jij bent. Het brein kent geen goed of kwaad.Als jij de hele dag zeurt, dan ontwikkel je dat in je hoofd en word je steeds beter in zeuren. En wat je niet prikkelt, vergaat op den duur. Als je nooit lacht of zingt, verleer je die vaardigheden, letterlijk. Je geeft dan namelijk aan je hersenen het signaal af dat lachen en zingen blijkbaar niet belangrijk zijn. Dus kapt het brein de verbindingen die nodig zijn voor die vaardigheden.Wie zijn passie niet voedt, verliest haar.’ Al te veel prikkels zijn overigens niet goed. De verbindingen tussen de hersencellen kunnen namelijk ook worden afgebroken door overprikkeling. Sitskoorn: ‘Langdurige stress bijvoorbeeld vernietigt hersencellen en de verbindingen daartussen. Mensen die lang onder stress staan, krijgen daardoor vaak een slechter geheugen en kunnen ook depressief worden.’ (zie ook het interview met professor René Kahn). Angst en seks Vaardigheden zijn het best te ontwikkelen door op het juiste moment de hersenen te prikkelen en dat in de juiste dosering te blijven doen. Soms moet eerst een heel andere vaardigheid worden aangeleerd, voordat het eigenlijke leren kan beginnen. Wie bijvoorbeeld piano wil leren spelen, moet zich kunnen concentreren.Wie dat niet kan, doet er goed aan eerst wat te doen aan zijn concentratievermogen. Verder blijkt het volgen van het goede voorbeeld beter te helpen dan leren door vallen en opstaan.
Margriet Sitskoorn
Sitskoorn: ‘Coaches, trainers, therapeuten zijn zinvol, omdat ze meer kennis en vaardigheden hebben. Daardoor kunnen ze net die extra prikkels geven die er vervolgens voor zorgen dat jij iets beter leert. Een kind tegen wie niet wordt gepraat, zal nooit een taal verwerven. Een goed voorbeeld doet het brein goed volgen.’ Tot slot leren mensen sneller dingen waaraan een bepaalde emotie is gekoppeld, omdat die een extra prikkeling in het brein stimuleert. Angst en seks doen het wat dat betreft goed. ‘Wie tijdens een training op een bepaald moment aan deze emoties appelleert, geeft een extra signaal waardoor de cursisten iets beter onthouden. Het is alleen wel belangrijk die emotie aan een bepaalde boodschap te koppelen. Tien keer zomaar “neuken” roepen, heeft geen zin.’ Zwak vlees Sitskoorn boort met haar boek het diepe verlangen naar maakbaarheid aan. Zij laat zien dat niet alleen het lijf, maar ook het brein flexibel is, veranderbaar. Maar zoals Jezus zijn discipelen al voor de voeten wierp, is de geest weliswaar gewillig, maar het vlees zwak. Mensen kunnen van alles leren, maar alleen als zij dat ook willen. En is onze wil ook zo makkelijk te trainen als Sitskoorn wil doen geloven? De neuropsycholoog lacht. ‘Daar gaat mijn volgende boek over.’
Margriet Sitskoorn. Het maakbare brein. Gebruik je hersens en word wie je wilt zijn. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam.
W.A.Wagenaar rechtspsycholoog
Niemand spreekt de waarheid ‘De eerwraak zult u in het brein niet aantreffen,’ nuanceert Willem Albert Wagenaar het nut van kennis over ons brein. Weten hoe ons hoofd er van binnen uitziet is één ding, weten hoe het werkt is een tweede. ‘Het brein is een klomp eiwitten en die kunnen we coderen. Maar weten we dan ook of iemand voor zijn examen is geslaagd?’ Professor Wagenaar, rechtspsycholoog en expert op het gebied van de waarneming en de herinnering van getuigen in het strafproces, houdt ervan de werkelijkheid te kantelen. Niets is immers wat het lijkt. Het brein als neurologische entiteit is voor hem niets meer dan een klomp eiwitten die tezamen een soort landkaart vormen. Hem interesseert het niet echt te weten waar in het brein een bepaalde activiteit plaatsvindt, omdat de locatie alleen zo weinig zegt. ‘Het is onzin om een plekje in de hersenen aan te wijzen waar zogenaamd de vriendschap zit,’ zegt Wagenaar. ‘Natuurlijk, het brein kan falen, bijvoorbeeld na een trauma. Een tumor, overmatig alcoholgebruik, Alzheimer en MS tasten het brein aan en dat kun je op een scan ook laten zien. Maar iets als eerwaak kun je op een scan niet laten zien.We kunnen wel weten hoe het brein werkt maar daarmee weten we nog niet hoe het denken werkt.’
‘We kunnen wel weten hoe het brein werkt maar daarmee weten we nog niet hoe het denken werkt.’
Wetenschap zonder waarheid Wagenaar wil graag weten hoe de mens denkt. En ook, wat de mens allemaal bedenkt. Wie zijn boeken heeft gelezen, bijvoorbeeld de vorig jaar verschenen bundel Vincent plast op de grond, raakt telkens opnieuw gefascineerd - en verward - door de talloze manieren waarop de mens zichzelf, en anderen, voor de gek weet te houden met de waarheid. Aan dat begrip dankt Wagenaar zijn naam. ‘Terwijl waarheid geen wetenschappelijk begrip is,’ legt de rechtspsycholoog uit. ‘In de wetenschap bestaan namelijk alleen hypothesen. De zogenaamde waarheid is dan ook niets anders dan een nog niet verworpen hypothese.’ Het verbaast Wagenaar dan ook dat in het concept wetsvoorstel deskundige in strafzaken het begrip waarheid zo’n belangrijke rol speelt. ‘In de conceptwet staat nu nog dat “een deskundige de waarheid moet spreken”. Als dat er in blijft staan, moet elke deskundige die in een strafproces wordt geraadpleegd, weigeren de eed of belofte af te leggen; niemand spreekt de waarheid.’
Die droge constatering lijkt de rechter met een gigantisch probleem op te zadelen. Is het de rechter immers niet om de waarheid te doen? ‘Nee,’ zegt Wagenaar. ‘Waarheid is in het recht een ander begrip. De waarheid in het strafrecht wordt gevormd door de feiten die de rechter vaststelt op grond van regels die we samen hebben afgesproken en die we recht noemen. Het recht gaat uit van een aantal vooronderstellingen, axioma’s, die we algemeen hebben aanvaard en die een eigen werkelijkheid vormen. Neem bijvoorbeeld de civiele rechter die moet oordelen
o p r e c h t 8 pag 5
W.A.Wagenaar rechtspsycholoog
over een geschil tussen twee partijen. Als die partijen het beide over iets eens zijn, hoeft de rechter daaraan geen aandacht meer te besteden. Als partijen zeggen dat ’s nachts de zon schijnt en ze zijn het daarover eens, heeft de rechter het daarmee te doen, ook al beweren wetenschappers dat de zon echt alleen overdag zichtbaar is. Dat is nou precies het probleem van deskundigen; zij komen met een heel ander axiomatisch systeem de rechtszaal binnen dan het juridische systeem waarin de rechter functioneert.’ Overtuigend denken Het probleem dat Wagenaar benoemt, is (opnieuw) actueel geworden na de dramatische gebeurtenissen rond de Schiedammer parkmoord. In die zaak werd tot twee keer toe een achteraf onschuldige man veroordeeld voor de moord op een tienjarig meisje. De betrokken rechters en officieren werd achteraf tunnelvisie verweten. Wagenaar verklaart deze - en andere - misstappen uit de manier waarop rechters denken. Alles wat een rechter doet - getuigen horen, bewijsmiddelen verzamelen, literatuur bestuderen, waarnemen – is namelijk niets anders dan een manier van denken, met alle subjectiviteit die daarbij
‘Je kunt niet weten dat je een man zag lopen als je niet weet wat lopen is en wat een man is.’ hoort.‘De wet eist niet van een rechter dat hij uit bepaalde gegevens een logische conclusie trekt,’ legt Wagenaar uit. ‘Het recht is geen empirische wetenschap. De wet eist van een rechter dat hij de overtuiging heeft dat iemand iets heeft gedaan en die overtuiging moet worden ondersteund door bewijsmiddelen. Hoe hij tot die overtuiging komt, is een onnaspeurbaar denkproces, want geen van de bewijsmiddelen heeft een objectieve waarde. Of het nu een schriftelijk stuk is of een verklaring van een getuige of de waarneming van de rechter, alle bewijsmiddelen zijn het product van het denken van een individu.’ Waar rechterlijke overtuigingen vandaan komen en of zoiets valt te leren, durft Wagenaar niet met zekerheid te stellen.Wel kunnen rechters zich bewuster worden van hun eigen gedachtegang. Wagenaar vindt het bijvoorbeeld belangrijk dat rechters zich realiseren welke ‘stops’ zij gebruiken om tot hun oordeel te komen. ‘Een stop is een moment waarop de rechter iets als feit vaststelt,’ legt hij uit. ‘Een rechter moet immers oordelen en hij kan niet aan de gang blijven. Een stop is eigenlijk de laatste vraag die hij niet meer stelt. Dat hoeft ook niet, zolang hij zich maar bewust is van de vooronderstellingen die daaraan ten grondslag liggen.’ Een beruchte vooronderstelling is bijvoorbeeld dat kinderen geen kennis over seks hebben. Kinderen die over seks praten, moeten dús wel seksueel misbruikt zijn. Logisch is die redenering niet. Of neem het gebruik van ambtsedige verklaringen.
Wagenaar: ‘In de wet staat dat een ambtsedige verklaring telt als bewijs. Zo’n verklaring hoeft de rechter niet meer zelf te onderzoeken. Het is prima dat de rechter van zo’n verklaring gebruik maakt, zolang hij zich maar realiseert dat hij daarmee de vooronderstelling accepteert dat agenten onder ede niet liegen en zich ook niet kunnen vergissen.’ Cellen voor gezichten Rechters baseren hun oordeel niet alleen op andermans, maar ook op hun eigen waarneming. Eigenlijk is nog weinig bekend over de manier waarop mensen waarnemen. ‘In ieder geval is er geen waarneming mogelijk zonder kennis en de kennis komt eerst. Je kunt niet weten dat je een man zag lopen als je niet weet wat lopen is en wat een man is. Met verschillende kennis neem je verschillende dingen waar. Dat verklaart waarom mensen op dezelfde tijd en plaats kunnen zijn en toch heel verschillende dingen kunnen waarnemen. Bovendien beïnvloeden waarneming en kennisverwerving elkaar. Met specifieke kennis zie je bepaalde dingen anders en oordeel je wellicht ook anders. Een kwestie is het strafblad dat in Nederland gewoon in het dossier zit.Vrijwel elke rechter ontkent de gegevens uit het strafblad mee te wegen bij de bewijsbeslissing, maar hoe weet hij dat? Als iemand terecht staat voor ernstige geweldpleging en in zijn dossier zit een strafblad met 34 veroordelingen wegens geweldpleging, zou de rechter dat dan niet waarnemen? En meewegen?’ Waarneming lijkt tot op zeker hoogte te oefenen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het gegeven dat douanebeambten veel beter dan gewone burgers drugssmokkelaars weten te onderscheiden van andere passagiers. Ze herkennen een soort kleding, een loopje, een bepaald gedrag. ‘Blijkbaar kun je zoiets trainen,’ geeft Wagenaar aan. Daar staat tegenover dat niet alles valt te leren. Onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat bepaalde cellen in het brein speciaal voor gezichtsherkenning zijn bestemd. ‘Er is geen enkele aanwijzing dat politieagenten meer van deze cellen hebben of kunnen ontwikkelen, dan gewone burgers,’ stelt Wagenaar.‘Toch denken veel mensen dat agenten beter gezichten kunnen herkennen. Ik durf dat te betwijfelen.’
W.A.Wagenaar. Vincent plast op de grond. Nachtmerries in het Nederlands recht. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam
Rendel de Jong Weet wat je meet
Intelligentie en andere manieren om mensen te testen Intelligentie en persoonlijkheid bepalen in hoge mate de effectiviteit van de manager, zegt Rendel de Jong van de Universiteit Utrecht. De meeste zogenaamde assessements centers testen beide, maar besteden daarnaast veel aandacht aan bijvoorbeeld rollenspelen en groepsopdrachten. Niet al die testen zijn even bruikbaar. Rendel de Jong is arbeids- en organisatiepsycholoog en verbonden aan de afdeling Sociale en Organisatie Psychologie van de Universiteit Utrecht. Daarnaast houdt hij zich bezig met coaching en consultatie. Dat staat ook met zoveel woorden op zijn visitekaartje, in gewone letters en in het Devanagari, het schrift waarin Hindi, Sanskriet en enkele andere talen worden geschreven. ‘Ik heb die kaartjes in India laten maken,’ vertelt De Jong, die daar wel eens “een praatje” heeft gehouden. ‘Dat zijn boeiende colleges, omdat veel studenten daar echt verdomd intelligent zijn.’ IQ en oorlog Intelligentie is misschien wel de belangrijkste voorspeller van effectief management, vertelt De Jong. Hij doet veel onderzoek naar leiderschap en met name naar de manier waarop
Tentoonstelling over persoonlijkheid Wie meer wil weten over het meten van persoonlijkheid kan vanaf 12 juni 2007 terecht in het Universiteitsmuseum van Utrecht waar tot en met september 2008 de tentoonstelling “Karakter te kijk” loopt. Op deze tentoonstelling wordt de zin en onzin over persoonlijkheid uit de doeken gedaan en kan men zich onderwerpen aan allerlei persoonlijkheidstesten. Lang niet al die testen zijn even betrouwbaar, blijkt. Op dit moment is De Big 5 het meest geaccepteerde model om persoonlijkheid in kaart te brengen. De Big 5 is gebaseerd op de vijf dimensies die de persoonlijkheid het best zouden karakteriseren. Dat zijn openheid, gewetensvolheid, extraversie, aangenaamheid en neuroticisme. Het museum ligt in het Utrechtse museumkwartier, op loopafstand van de Dom. Adres: Lange Nieuwstraat 106, Utrecht.
(toekomstige) leiders zijn te selecteren. Daarvoor bestaan in de praktijk veel verschillende methoden die lang niet allemaal even bruikbaar zijn.Vooral het assessment center bevat onderdelen die veel minder bruikbaar zijn dan dikwijls wordt gedacht. De Jong legt uit dat vaak vrij algemeen geformuleerde competenties worden getest, onder andere door kandidaten groepsopdrachten te laten uitvoeren. Daaruit moet dan blijken of iemand stressbestendig is of goed kan plannen en organiseren. Dergelijke competenties zijn echter nauwelijks in een half uur bloot te leggen. ‘En als je mensen nog extra onder stress zet, zijn de uitkomsten al helemaal onbetrouwbaar.’ Dat intelligentietesten deel uitmaken van de meeste selectieprocedures voor toekomstige managers en leidinggevenden, is wel een goede zaak. ‘Naarmate een functie complexer is, blijkt intelligentie meer van belang voor effectief functioneren,’ weet De Jong. ‘Ook binnen een groep personen
‘Intelligentie is misschien wel de belangrijkste voorspeller van effectief management.’ die allemaal universitair zijn geschoold, blijken verschillen in intelligentie nog steeds van belang voor het voorspellen van de prestaties die zij kunnen leveren.’ IQ-testen bestaan al meer dan honderd jaar, maar namen vooral door de beide wereldoorlogen van de vorige eeuw een grote vlucht. ‘Door de oorlog had men opeens veel mensen nodig als sergeant en luitenant, want die sneuvelden het snelste,’ vertelt De Jong, ‘en de praktijk wees uit dat voor deze functies een bepaald niveau van intelligentie wenselijk was.’ De meeste intelligentietests meten in principe het vermogen (nieuwe) problemen op te lossen en informatie te verwerken, maar ook algemene kennis speelt een belangrijke rol. ‘Ze meten eigenlijk vooral of iemand
o p r e c h t 8 pag 7
Rendel de Jong Weet wat je meet
Achterhaalde testmethodes Testen die tegenwoordig hilarisch aandoen, werden vroeger serieus ingezet voor diagnoseen selectiedoeleinden. Bij de zogenaamde Szondy-test bijvoorbeeld kregen proefpersonen een album te zien met gezichten van criminelen, domme en slimme mensen. De proefpersonen moesten aangeven welk gezicht hen het meeste aansprak. De vooronderstelling was dat een boef het gezicht van een crimineel zou prefereren en een intelligent mens zou kiezen voor de foto van de slimmerik. Bekend uit met name de psychotherapie is de inktvlektest van Rorschach. Deze projectietest bestond uit een serie inktvlekken die aan een proefpersoon werd getoond. De persoon moest vertellen wat hij in de vlekken zag en op basis daarvan bepaalde een therapeut welke persoonlijke karaktertrekken typerend waren voor de proefpersoon. Inmiddels is gebleken dat de voorspellende waarde van dit soort inschattingen uit de losse pols gering is. Met zorgvuldig opgestelde en goed getoetste protocollen zijn er overigens wel resultaten met deze projectieve technieken te behalen.
Een voorbeeld van de Szondy-test die slimme, domme en criminele mensen zou onderscheiden. Welk gezicht spreekt u het meeste aan? Het gezicht in het midden is dat van Rendel de Jong. Foto: Marijn Alders
Testen die tot dusver weinig lijken op te leveren zijn de “teken een boom” of “teken een mens” testen. Interpretaties van dergelijke tekeningen hebben geen enkele voorspellende waarde. Berucht is ook de grafologie, de “analyse” van handschriften. Niets wijst er namelijk op dat het handschrift iets zegt over iemands persoonlijkheid of potentiële effectiviteit.
mee kan komen in een bepaalde cultuur. Veel tests werken dan ook met analogieën. Bijvoorbeeld de vraag: “Willem Alexander verhoudt zich tot Beatrix als Juliana tot …” En dan moet je weten dat Juliana’s moeder Wilhelmina was en ook koningin.’ De Jong weet dat bij de hogere niveaus van bedrijven en organisaties een zekere schroom bestaat dit soort tests uit te voeren. ‘Mensen durven een toekomstige CEO niet zo snel een ogenschijnlijk kinderachtig puzzeltje op te laten lossen.’ Uitkomst bieden de praktische intelligentietesten die mensen uitdagen niet al te simpele teksten te ontleden.‘Geef iemand een krantenartikel uit NRC Handelsblad van tien jaar geleden en laat hem uitleggen wat er in staat. Dat is een goede graadmeter.’ Expertise is kennis en oefening Hoewel er tal van boekjes op de markt zijn om allerhande soorten IQ-testen te oefenen, kent elke mens een grens in zijn ontwikkeling. Intelligentie lijkt op zijn minst voor een deel aangeboren. Bovendien is de gemeten intelligentie niet altijd zaligmakend. De Jong geeft het voorbeeld van de directeur die het door hem zelf opgebouwde bedrijf verkocht voor 30 miljoen euro. De man had zichzelf als directeur mee verkocht en kreeg vervolgens door de nieuwe eigenaar targets opgelegd die waren afgestemd op 30 miljoen euro. Het bedrijf was echter maar 20 miljoen waard en de gestelde targets waren absoluut onhaalbaar. De directeur wilde van De Jong weten of hij nu eigenlijk wel of niet intelligent was. Daartoe testte De Jong de man op verschillende manieren, onder andere door te kijken of hij in staat was lastige sociale conflicten goed op te lossen.‘De directeur bleek heel goed in staat om in een persoonlijk gesprek mensen te beïnvloeden,’ vertelt De Jong, ‘en hij kon goed relaties onderhouden. Uit de intelligentietest bleek echter dat hij een IQ onder de 100 had.Toch bouwde hij een bedrijf op waarop veel mensen jaloers zouden zijn. Maar hij was niet altijd in staat de consequenties van zijn handelen op de langere termijn te doorzien. Uiteindelijk kwam hij daardoor in de problemen.’ Vaardigheden zijn, anders dan intelligentie, wel ontwikkelbaar en kunnen bepalende persoonlijkheidskenmerken soms compenseren. Expertise is vaak een combinatie tussen kennis en oefening. En oefening baart kunst. ‘We weten uit onderzoek dat extraverte mensen ongeveer anderhalf keer zo’n grote kans maken om een succesvolle manager te zijn,’ vertelt De Jong. ‘Net als nauwkeurigheid en inzet is extraversie een voorspeller van effectiviteit. Daarmee is echter niet gezegd dat een introverte persoonlijkheid nooit een goede manager kan worden. Het ligt er alleen wel aan welke vaardigheden hij daartoe verder ontwikkelt.’ Dat maakt het er niet eenvoudiger op mensen te selecteren op hun potentiële succes.Toch is dat mogelijk, zegt De Jong, zolang mensen maar weten wat zij meten, en meten wat zij willen weten. ‘Als je een stel goede politieagenten wilt selecteren, is het bijvoorbeeld wel handig vooral te kijken in hoeverre ze beschikken over de kennis en kunde om inbraken op te lossen.’ Praten en spelen ‘Een bruikbare test moet aan twee criteria voldoen,’ vervolgt De Jong. ‘Ten eerste moet hij meten wat hij pretendeert te meten.
De oudste selectiemethoden Reeds in de late middeleeuwen maakten verschillende gilden – dat waren een soort beroepsverenigingen avant la lettre – gebruik van selectieprocedures om de goede mensen te selecteren.‘Het wolweversgilde bijvoorbeeld ging er prat op alleen de allerbeste wolwevers toe te laten,’ vertelt Rendel de Jong.‘In de praktijk echter kwam daar niets van terecht. Er is een verhaal overgeleverd van een weduwe die tot de absolute top van de wolwevers behoorde en desondanks niet werd toegelaten. Nader onderzoek leerde dat juist dit gilde heel erg discrimineerde bij de toelating van kandidaten. Het deed er eigenlijk niet toe hoe goed je was, zolang je maar geen vrouw was.’ Een ander gilde – dat van de chirurgijnen – onderwierp potentiële toetreders aan een echte test door de kandidaten ten overstaande van de meesters een aderlating te laten verrichten. De middeleeuwse artsen-in-opleiding moesten die handeling bovendien uitvoeren met een door henzelf gemaakt mesje. De beste snijders van mes en mens werden tot het prestigieuze gilde toegelaten. Jammer alleen dat de handeling op basis waarvan werd geselecteerd niet evidence based was. Pas in 1830 onderkende men dat aderlatingen geen enkele zin hadden.
Dat noemen we constructvaliditeit. In de tweede plaats moet een test een goede voorspellende waarde hebben, wat criteriumvaliditeit heet. Je test immers iemand om te weten of iemand in de echte baan effectief zal zijn.’ Uiterlijke kenmerken kunnen daarbij misleidend zijn. Neem de selectie van advocaten. Wie het belangrijk vindt dat jonge advocaten vooral bij de kantoorcultuur passen, kan zich een dure test besparen. De Jong kent een verhaal over een portier die altijd de eerste selectie deed. Hij keurde de kandidaten gewoon op hun houding en kleding. Iemand met een groen jasje kwam er niet in en dat werkte uitstekend. Wie echter meer wil dan iemand die leuk bij het behang past, doet er goed aan een kandidaat - naast een IQ-test - te onderwerpen aan een goed gesprek en aan een rollenspel waarin precies de kwalificaties aan de orde komen die echt belangrijk zijn voor het uitoefenen van de functie. ‘Een gestructureerd interview aan de hand van zorgvuldig opgestelde vragen brengt vaak goed aan het licht in hoeverre iemand bepaalde know how in huis heeft,’ weet De Jong.‘Daarbij is het belangrijk echt door te durven vragen; wat onderscheidt de kandidaat van andere kandidaten, waaruit blijkt dat iemand ergens verstand van heeft, welke argumenten heeft hij voor een bepaalde stelling?’ Ook uit een rollenspel kan blijken of iemand over de nodige kennis en kunde beschikt.Volgens De Jong hoeft zo’n rollenspel niet in een natuurlijke omgeving plaats te vinden en hoeven in principe ook geen concrete situaties te worden nagebootst.Wel is het van belang een relevante casus in het spel te verwerken.‘Als je wilt weten of een advocaat iets kan betekenen voor jouw kantoor, is het cruciaal hem de kans te geven te laten zien dat hij over de kennis en kunde beschikt die hem als advocaat effectief zullen maken.’
o p r e c h t 8 pag 9
Psychiater René Kahn over het zieke brein
De behandeling van het lot Van alle psychiatrische patiënten die in gevangenissen en tbs-instellingen zitten, is een flink aantal behandelbaar, vermoedt professor René Kahn, hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit Utrecht en afdelingshoofd psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Behandeling onder dwang zou hij daarbij niet op voorhand willen uitsluiten. ‘Wat is ethischer? Onder dwang in vrijheid leven of zonder dwang de rest van je leven opgesloten blijven zitten?’ Zijn psychiatrische vorming kreeg hij in de Verenigde Staten. Daar raakte Kahn (1954) gefascineerd door de biologische aspecten van, met name, angststoornissen en schizofrenie. Inmiddels staat hij bekend als dé specialist op het gebied van de biologische psychiatrie. Hij doet onderzoek naar de genetische aspecten van ziekten als depressie en schizofrenie en bekijkt hoe de hersenen van mensen die aan deze ziekten lijden zich gaandeweg hun leven ontwikkelen. ‘De hersenen zijn een veranderbaar orgaan,’ legt Kahn uit. ‘Hersenen zijn flexibel, er vindt een voortdurend proces van aanpassing en verandering plaats.Wij willen weten welke genen zijn betrokken bij de mogelijke ontwikkeling van bepaalde ziektebeelden, in welke delen van de hersenen zich bepaalde veranderingen voordoen en welke omgevingsfactoren daarop invloed uitoefenen.’
René Kahn
Hoofd als hart Wie de biologische psychiatrie een beetje wil begrijpen, moet zijn hoofd voorstellen als hart, zegt Kahn. Iedereen weet dat de kans dat iemand ooit een hartaanval krijgt op de eerste plaats genetisch is bepaald, net zoals kanker. Kahn spreekt in dit verband over “genetische kwetsbaarheid”. Vervolgens is het de vraag of iemand ook werkelijk een hartaanval zal krijgen. Dat hangt onder andere af van iemands levenspatroon; roken, teveel en te vet eten en weinig beweging vergroten de kans op hart- en vaatziekten. Precies hetzelfde geldt voor de hersenen. Ziekten als depressie en schizofrenie, maar ook dwangstoornissen, autisme, Alzheimer én verslaving zijn volgens Kahn op de eerste plaats genetisch bepaald en te lokaliseren in de hersenen. Of de ziekten zich ook werkelijk openbaren, hangt bij bepaalde ziekten waarschijnlijk af van wat iemand in zijn leven allemaal meemaakt, de zogenoemde stressfactoren. De combinatie tussen aanleg en stressfactoren verklaart dus waarom de één vrij makkelijk een traumatische gebeurtenis in zijn leven kan verwerken en een ander niet; de aangeboren genetische kwetsbaarheid van hun hersenen bepaalt hun lot. Dat lot is geen onwrikbaar gegeven, onderstreept Kahn, integendeel. Omdat de hersenen veranderbaar zijn, kunnen bepaalde processen worden beïnvloed, bijvoorbeeld door medicijnen. Een goed voorbeeld daarvan zijn antidepressiva (zie kader). Maar ook de ooit omstreden methode van de elektroshock bewijst nog steeds goede diensten bij de behandeling van depressies. Hoe de elektroshock precies werkt, weet nog steeds niemand, geeft Kahn aan.Wel bestaan er sterke aanwijzingen dat de methode helpt om de vorming van hersencellen in een bepaald deel van de hersenen – de zogeheten hippocampus - weer op gang te helpen. En net als aan een gezond pompend hart, heeft iedereen iets aan een goed functionerende hippocampus; dat deel van hersenen heeft namelijk onder andere tot taak het evenwicht tussen stress en rust te herstellen. Zieke gevangenen Dat depressie en schizofrenie ziekten zijn die effectief behandeld kunnen worden, wordt inmiddels wel erkend. Dat kan met pillen, maar ook met praten. Vooral door middel van cognitieve gedragstherapie kunnen mensen leren zich te wapenen tegen
bijvoorbeeld afwijzing. Kahn: ‘Antidepressiva dempen bepaalde gevolgtrekkingen die iemand maakt. Patiënten formuleren dat ook vaak precies op die manier. “Het kan me allemaal wat minder schelen,” zeggen ze dan. Cognitieve gedragstherapie kan helpen om mensen anders te leren denken.Wie zijn gedachten op die manier vormt, verandert iets in zijn hersenen waardoor het beter met hem kan gaan.’ Kahn heeft sterke aanwijzingen dat ook verslaving een ziekte is waarbij erfelijke factoren en omgevingsfactoren een rol spelen. Toch wordt nog steeds weinig hersenonderzoek gedaan naar verslaving. Hetzelfde geldt voor onderzoek naar de vraag in hoeverre agressie ligt verankerd in onze hersenen. Dat is niet alleen uit wetenschappelijk, maar ook uit maatschappelijk oogpunt betreurenswaardig; de gevangenissen zitten immers vol met vaak verslaafde en soms agressieve mensen en het aantal psychiatrische patiënten dat met Justitie in aanraking komt, neemt alleen maar toe. Onderzoek naar deze groep is niet erg populair, weet Kahn, en ligt bovendien politiek altijd uiterst gevoelig. Over het onderzoek van de Nijmeegse hoogleraar Jan Buitelaar naar de mogelijke correlatie tussen afwijkingen in het voorste deel van de hersenen en ernstige gedragsstoornissen (onder andere bij mensen die ter beschikking zijn gesteld), is nog weinig bekend. Hoewel hijzelf geen aandrang voelt zich met deze problematiek bezig te houden – ‘Justitie is wel eens langs geweest, maar ik heb het druk
genoeg’ – gelooft Kahn dat een deel van de huidige gevangenispopulatie met de juiste behandeling nooit meer met politie en justitie in aanraking zou komen. Alleen al om die reden moet Nederland trots zijn op het bestaande tbs-systeem, zegt Kahn. ‘Ik heb wel eens een justitiële inrichting bezocht en mensen gezien met bijvoorbeeld een manisch depressieve ziekte. Die kun je echt goed behandelen met medicijnen en dan doen ze het echt niet meer. Iemand die in een psychotische fase van een depressie iemand heeft vermoord, is niet slecht maar ziek. Met de juiste behandeling kan je ervoor zorgen dat hij niet meer recidiveert.’ De hoogleraar psychiatrie vindt dat dergelijke behandelingen eventueel onder dwang moeten plaatsvinden. Dat juristen daar vaak een stokje voor steken, is hem een doorn in het oog, ‘hoewel er gelukkig nog wijze rechters bestaan die soms bereid zijn een rechterlijke machtiging af te geven, opdat iemand wel tegen zijn zin kan worden opgenomen. Ik vind dat sommige mensen gedwongen zouden moeten worden medicijnen te nemen als die ervoor zorgen dat ze niet meer in de criminaliteit vervallen.Want wat is ethischer; mensen onder dwang in vrijheid laten leven of mensen zonder dwang hun leven lang opsluiten?’
René Kahn. Onze hersenen. Over de smalle grens tussen normaal en abnormaal. Uitgeverij Balans, Amsterdam
Over werking van antidepressiva Bij depressie spelen waarschijnlijk in ieder geval twee delen van de hersenen een rol, de zogeheten amandel en de hippocampus. De hippocampus is het deel van de hersenen waar informatie wordt opgeslagen, maar heeft ook de taak het evenwicht tussen stress en rust te herstellen. Het is bovendien het enige deel van de hersenen waarvan tot nu toe is bewezen dat het steeds nieuwe cellen aanmaakt. De amandel is betrokken bij het ontvangen van zintuiglijke prikkels en heeft invloed op de sturing van het gedrag (dat vooral in de voorste hersenen is gelegen) en de sturing van het stresssysteem (via verbindingen met de hippocampus). Bij depressie is sprake van een verlaagd serotonineniveau. Serotonine is het boodschappermolecuul dat helpt om informatie van de ene hersencel naar de andere over te brengen. Het helpt onder andere om het systeem dat gevaar signaleert (in de amandel) te dempen, zodat we niet bij elke prikkel meteen in paniek raken. Nu blijken mensen met een bepaalde genetische kwetsbaarheid minder in staat te zijn dat serotoninegehalte op peil te houden. Ze zien daardoor eerder gevaar en reageren daardoor bijvoorbeeld sterker op een afwijzing. De stresshormonen die ieder mens aanmaakt als hij bijvoorbeeld bang is, worden bij deze mensen niet afgevlakt, maar blijven hoog.Teveel stresshormonen zorgen er op hun beurt voor dat de hippocampus wordt beschadigd en daardoor onvoldoende nieuwe cellen kan aanmaken. Er is dus sprake van een sneeuwbaleffect; te weinig serotonine betekent teveel stresshormonen, betekent aantasting van het centrum dat rust moet brengen, betekent nog meer stress. En dat leidt tot een depressie. Antidepressiva grijpen vroegtijdig in deze cyclus in. Ze werken in op de amandelkern en zorgen ervoor dat het gevaarsignaleringssysteem wordt gedempt. De pillen vervlakken eigenlijk letterlijk de binnenkomende prikkels, waardoor de hele stresscyclus wordt geremd en de hippocampus dus niet wordt aangetast. Antidepressiva veranderen de hersenen niet blijvend. Iemand moet met andere woorden de pillen blijven slikken wil hij het gewenste effect behouden.
o p r e c h t 8 pag 11
Jaap Murre Leren, weten en vergeten
De ontsluiting van het geheugen; orde in chaos Het brein bestaat uit witte en grijze stof. De grijze stof is opgebouwd uit hersencellen die er bij de geboorte van een mens bijna allemaal al zijn en de witte stof bevat neurale netwerken tussen de cellen die beurtelings toenemen en weer worden afgebroken. Jaap Murre, hoogleraar theoretische neuropsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, maakt graag de vergelijking met een onbewerkt blok marmer waaruit langzaam een beeld wordt gehakt. ‘En dat noemen we leren.’ Murre is gespecialiseerd in leren, weten en vergeten. Hij promoveerde op computersimulaties van de hersenen waarin de neurale netwerken als de hakbijl in het marmer gaandeweg onze kennis vormgeven. Die neurale netwerken zijn te prikkelen, bijvoorbeeld door dingen te herhalen. ‘Herhaling is een van de pijlers van het geheugen,’ vertelt Murre. ‘Het vervelende is alleen dat onze hersenen snel afstompen.We wennen snel aan herhaling en dan leren we niks meer.’
‘Herhaling is een van de pijlers van het geheugen.’ Effectiever dan herhaling is elaboratie; hetzelfde steeds op een andere manier leren. Associaties kunnen daarbij helpen. ‘Stel dat je de naam en theorie van de Poolse filosoof Kołakowski moet onthouden,’ geeft Murre een voorbeeld. ‘Het helpt om dan een geheugensteun te bedenken. Kołakowski doet je bijvoorbeeld denken aan cola en koffie.Wie op die manier associeert, trekt een vijf keer zo goed geheugenspoor in zijn hersenen. Dat helpt om een herinnering of een bepaalde kennis makkelijker terug te halen.’ Een andere techniek om je geheugen te trainen is de zogeheten loci-techniek. Deze methode is gericht op het vormen van visuele voorstellingen, die je verbindt aan bekende plaatsen, zoals je huis of de weg van je huis naar je werk. De methode zou zijn uitgevonden door de klassieke Griekse dichter Simonides, die na het voordragen van een gedicht tijdens een feestmaal werd weggeroepen. Vervolgens stortte het dak in van de locatie waar het feest was gehouden. De slachtoffers waren zo verminkt dat ze niet meer konden worden geïdentificeerd, maar Simonides herinnerde zich de plaatsen waar iedereen had gezeten. Op die manier was hij in staat de slachtoffers te identificeren.
Jaap Murre
Zonder slachtoffers werkt de methode ook heel goed, zegt Murre. Hij geeft het voorbeeld van de advocaat die een belangrijk pleidooi moet houden. Om niets te vergeten, kan hij op vaste plaatsen tussen zijn huis en zijn kantoor de hoofdpunten uit het pleidooi prikken. De spelende buurkinderen trekt hij in
gedachten toga’s aan wat hem herinnert aan de tegenpartij. De kapotte wandelbrug staat voor het toegebrachte leed van zijn cliënt. En zo verder, plaats na plaats.‘De oude Grieken wisten al hoe belangrijk het plaatsen van tekst in ruimte was,’ vertelt Murre. ‘Mensen die een belangrijke reden moesten houden, legden stukken tekst vaak letterlijk in de ruimte waar zij moesten spreken. Op die manier konden zij aan de hand van de ruimte – een pilaar, een aantal banken – hun betoog onthouden.’ De loci-methode werkt als een sleutel tot het geheugen. Het plaatsen van dingen die je wilt onthouden in een denkbeeldig patroon helpt namelijk letterlijk het geheugen te ontsluiten.‘Veel mensen weten dat een bepaald boek of een bepaalde nota op hun bureau moet liggen, maar weten niet precies meer waar,’ schets Murre een levensecht en dagelijks terugkerend probleem. ‘Het helpt dan te weten hoe je de stapels hebt geordend. Een opgeruimd bureau is niet nodig. Het is voldoende te weten dat links de stapel onbeantwoorde post ligt en daarnaast bijvoorbeeld de jongste jurisprudentie. Het gaat erom een zekere organisatie aan te brengen in de chaos.’ Het geheugen van Spinoza Het belang van het geheugen voor het leren van nieuwe dingen moet niet worden onderschat. Murre verwijst naar Spinoza die al in de 17e eeuw schreef over het belang van methoden om het denken te verbeteren. Geheugenverbeteringstechnieken als het oude Memoria (het onthouden van dingen) zijn hier voorbeelden van. ‘Als je veel over een onderwerp weet, hangt dat altijd samen met je geheugen,’ aldus Murre. ‘Omdat je bepaalde patronen van kennis in de neurale netwerken hebt opgeslagen, kun je sneller nieuwe patronen inpassen.’ De hoogleraar verwijst hier naar het beroemde onderzoek van A.D. de Groot die in 1946 promoveerde op een onderzoek naar het denken van schakers. De Groot liet schaakgrootmeesters en “gewone” mensen ongeveer vijf, zes seconden kijken naar een stelling. De grootmeesters konden daarna met 92 procent nauwkeurigheid de stelling reproduceren,
‘Ingesleten patronen helpen bij het reproduceren en gebruiken van kennis.’
terwijl de andere mensen niet verder kwamen dan 50 procent. Dit verschil was er echter alleen te constateren bij “natuurlijke” stellingen, die zich in een gewone schaakpartij kunnen voordoen. Bij volkomen willekeurige plaatsing van de stukken op het bord scoorden grootmeesters nauwelijks beter.‘Het onderzoek liet zien dat de kennis van de grootmeesters, en hun vermogen stellingen te herkennen, vooral was gebaseerd op ervaring,’ zegt Murre. ‘Ingesleten patronen helpen dus bij het reproduceren en gebruiken van kennis.’ Het gevaar is wel dat bij het “herkennen” van bepaalde patronen onbekende elementen snel worden ingepast in bekende patronen. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom mensen zich soms dingen of mensen herinneren die zij in werkelijkheid nooit hebben gezien of hebben kúnnen zien. Ze herkennen bijvoorbeeld een snor, blauwe ogen en een bril en associëren die patronen met iemand die ze kennen, terwijl die persoon op dat moment in het buitenland verblijft. Andere patronen die de persoon typeren – de kleur van zijn haar of zijn houding – worden niet meer waargenomen, omdat de herkenning al is “ingepast” in een bestaand patroon. Dat is een van de redenen waarom altijd voorzichtig moet worden omgesprongen met bijvoorbeeld getuigenverklaringen. Het geheugen leert ons immers veel, maar doet ons net zoveel vergeten.
o p r e c h t 8 pag 13
Rob van Otterlo Nederlandse Orde van Advocaten
‘Elke advocaat moet een universele mens zijn’ ‘Wie zich wil ontwikkelen, heeft een brede basiskennis nodig,’ zegt Rob van Otterlo, hoofd opleiding van de Nederlandse Orde van Advocaten. Intelligentie, sociale vaardigheden en communicatieve behendigheid, kerncompetenties van elke advocaat, komen volgens hem pas goed tot hun recht tegen de achtergrond van wat de Duitse geleerde Wilhelm von Humboldt Bildung noemde; het vermogen jezelf te ontwikkelen door zo algemeen mogelijke kennis op te doen. Alleen wie veel weet, kan zich met goed fatsoen specialiseren. Hij zal een jaar of veertien zijn geweest toen hij Ulysses las van de Ierse schrijver James Joyce.‘Ik begreep er niets van maar ik las het wel,’ herinnert Van Otterlo zich. Leuk? ‘Nou, nee, niet meteen.’ Nuttig? ‘Ja, zeer. Noodzakelijk zelfs.’ Literatuur en muziek, sociologie en economie, psychologie en geschiedenis, elke advocaat zou er iets van moeten weten, vindt Van Otterlo. ‘Omdat ontwikkeling meer is dan intelligentie,’ zegt hij. ‘Omdat je als burger én als professional de cultuur waarin je functioneert moet kennen, opdat je zaken in het juiste perspectief weet te plaatsen.’ Zaaien in goede aarde ‘Het klinkt als een ouderwets verlichtingsideaal en dat is het ook,’ zegt Van Otterlo. Elke advocaat zou volgens hem een homo universalis moeten zijn en moeten beschikken over een brede algemene ontwikkeling.‘Een goede advocaat is immers veel meer
‘Een advocaat moet de hele rechtsgang kunnen overzien en niet alleen een klein stukje.’ dan een techneut die alles weet van een bepaald rechtsgebied. Een goede advocaat is creatief, kijkt over de grenzen heen, zoekt andere oplossingen en kan relativeren.’ Van Otterlo betwijfelt of de jongste generatie advocaten dat allemaal nog kan. Hoewel hij het uit “maatschappelijk oogpunt” begrijpelijk vindt dat het vak de afgelopen jaren is geprofessionaliseerd en gedemocratiseerd, betreurt hij het verlies van een zekere algemene vorming. ‘Vraag een gemiddelde eerstejaars student rechten wat de trias politica is en hoe De Montesquieu op het idee kwam en hij kijkt je glazig aan,’ zegt hij. ‘Dat kun je die student niet kwalijk nemen, want op de middelbare school heeft hij het niet geleerd. Nederland heeft echt verdomd weinig over voor het onderwijs en geschiedenis is als vak al helemaal wegbezuinigd. Staatsinrichting, niemand weet meer wat het is. Zelfs de jongste generatie juristen weet eigenlijk niet meer wat het recht vermag en welke rol de wet in onze cultuur speelt. Dat is ernstig, omdat iemand die zelf niet meer begrijpt hoe zijn eigen samenleving eruit ziet, haar ook niet kan uitleggen aan een ander. Aan iemand met een islamitische achtergrond, bijvoorbeeld.’ Ter compensatie van het gemankeerde voortgezette onderwijs, zou Van Otterlo het liefst de bachelorfase naar Amerikaans model willen inrichten met veel aandacht voor de algemene ontwikkeling van studenten. ‘In de VS is het volstrekt gewoon dat studen-
ten zich een paar jaar bezighouden met vakken als filosofie, geschiedenis, economie, psychologie. Pas daarna volgen ze een meer gerichte opleiding, bijvoorbeeld op een law school. Ik denk dat onze masters ook als law school zou moeten worden opgetuigd.’ Specialisatie is uiteindelijk onontkoombaar, denkt Van Otterlo, maar moet zo lang mogelijk worden uitgesteld. Vandaar dat de Nederlandse Orde blijft inzetten op een breed opgezette stageopleiding voor advocaten.‘Een advocaat moet de hele rechtsgang kunnen overzien en niet alleen een klein stukje,’ vindt hij.‘Alleen wie de hele gereedschapskist kent, inclusief het procesrecht, kan zich echt ontwikkelen. Algemene ontwikkeling en een brede stageopleiding zijn voorwaarden voor ontwikkelbaarheid. Als je de basis namelijk mist, vallen de zaden die je later zaait nergens in goede aarde. Je hebt een fundament nodig om je te ontwikkelen.’ Bewustzijn als Bildung Dat fundament bestaat naast intelligentie uit opvoeding, cultuur en persoonlijkheid. Niet al deze dingen zijn even ontwikkelbaar. Van Otterlo: ‘Ik geloof in de zelfontwikkelbaarheid van mensen en ik denk ook dat je buiten de schoolbanken eigenlijk meer leert dan er binnen. Probleemgestuurd onderwijs is om die reden bruikbaar, mits men de goede theoretische kaders schept. Middelbare scholieren en studenten zijn gebaat bij structuur en moet je niet zomaar lukraak wat laten googelen. Bovendien is de mate waarin je kunt leren sterk afhankelijk van factoren als het milieu waaruit je komt en je eigen attitude. Dat is een kwestie van geluk of pech, daaraan kun je niet veel ontwikkelen. Een algemene culturele vorming blijkt op latere leeftijd heel moeilijk in te halen.’ Ook persoonlijkheid is maar beperkt ontwikkelbaar. Van een introverte man maak je nooit een extraverte man. Het hele scala aan vaardigheden dat iemand als professional nodig heeft, zijn wel leerbaar en ontwikkelbaar. ‘Goede zelfkennis, het bewustzijn van wie je ten diepste bent, helpt ook om je op bepaalde punten te ontwikkelen,’ zegt Van Otterlo. ‘Ook bewustzijn is Bildung. Wie weet dat hij van nature introvert is, kan bewust werken aan zijn communicatieve vaardigheid, terwijl de extraverte persoonlijkheid dat misschien wat minder hoeft te trainen.’ De combinatie tussen persoonlijkheid en sociale en communicatieve vaardigheden bepalen uiteindelijk iemands succes, zegt Van Otterlo, veel meer dan alleen zijn cognitieve kennis. Dat geldt zeker voor mensen die hoger in de piramide zitten. De vraag hoe iemand iets doet wordt dan belangrijker dan de vraag wat iemand precies doet. En dat geldt ook voor advocaten. Zij hebben volgens Van Otterlo naast up-to-date kennis van het recht specifieke eigenschappen nodig die zij gedurende hun carrière moeten ontwikkelen. Het succes begint met een scherp analytisch vermogen en een zekere intelligentie. ‘Maar je kunt geen briljant advocaat zijn zonder met mensen om te kunnen gaan. Enige sociale intelligentie en gevoel voor psychologie zijn noodzakelijk.’ Net als het vermogen jezelf te verkopen trouwens. Zonder cliënten, geen advocaat.
Rob van Otterlo
Reflecteren of presteren Precies daar wringt wel een beetje de schoen, geeft Van Otterlo aan. ‘Het hele proces van ontwikkeling van een goede advocaat duurt zeker vijftien jaar. Voordat je helemaal bent uitgebakken, ben je zeker begin dertig. De commerciële druk die ook al op jonge advocaten wordt gelegd, staat die ontwikkeling enigszins in de weg, ben ik bang. Door die druk wordt namelijk steeds vroeger aangestuurd op specialisatie. Maar door te vroeg sterk te specialiseren, rem je nou juist de ontwikkeling.’ Niet alleen de individuele advocaat, ook de samenleving als geheel zit in deze spagaat tussen de behoefte aan ontwikkeling en de daarbij horende reflectie aan de ene en de druk om te presteren aan de andere kant. ‘Eenzijdige gerichtheid op klanten, uren en inkomsten leidt tot monomanie en dat leidt weer tot zelfoverschatting,’ denkt Van Otterlo. ‘Het grote gevaar dat professionals, dus ook advocaten, bedreigt, is tunnelvisie. Zowel persoonlijk als maatschappelijk is dat een hoge prijs om te betalen. Een gezond persoonlijk leven is gebaat bij balans. Een gezonde maatschappij is gebaat bij een brede visie op de werkelijkheid.’ Aan die brede visie ontbreekt het in de advocatuur op dit moment, vindt Van Otterlo. De Orde probeert daaraan wat te doen, maar zonder de medewerking van kantoren gaat het niet. ‘Mensen krijgen ideeën uit andere contexten en genereren daardoor ook nieuwe kennis. In het juridische bedrijf wordt van die mogelijkheden te weinig gebruik gemaakt. Het zou voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie advocaten goed zijn meer tegenspraak van buiten de beroepsgroep te organiseren.’
o p r e c h t 8 pag 15
Recht vanuit de praktijk
Samenwerkingsverbanden
OSR Juridische Opleidingen verzorgt al 25 jaar praktijkgericht, postacademisch
OSR werkt samen met de Stichting Studiecentrum Rechtspleging
juridisch onderwijs op diverse rechtsgebieden en niveaus. Zeer praktijkgericht,
(SSR), met de Universiteit van Amsterdam en het Centrum voor
altijd actueel en voortdurend vernieuwend. OSR biedt “recht vanuit de praktijk”:
Conflicthantering in het Amsterdams ADR Instituut. In het kader van
in iedere cursus wordt doelbewust de verbinding gelegd tussen de theorie -
de VSO zijn er samenwerkingsverbanden met het Molengraaff
wetgeving en jurisprudentie - enerzijds en de praktijk anderzijds. OSR beschikt
Instituut voor Privaatrecht (Universiteit Utrecht), Centrum voor
over een groot netwerk van docenten die allen naast hun theoretische kennis
Omgevingsrecht (Universiteit Utrecht), Opleidingscentrum voor Recht
ook kunnen bogen op uitstekende ervaring met de werking van het recht in de
en Praktijk (Erasmus Universiteit Rotterdam) en het Willem Pompe
praktijk.
Instituut voor Strafrechtswetenschappen van de Universiteit Utrecht.
Alle informatie over OSR en het actuele cursusaanbod met uitgebreide cursusomschrijvingen vindt u op www.osr.nl.
Annuleringsverzekering Voor elke cursus waar u zich voor inschrijft, kunt u meteen een
Adviesraden
annuleringsverzekering afsluiten. Voor 10% van de cursusprijs kunt u
Voor elk marktsegment heeft OSR een eigen Opleidingsmanager en een
een cursus of cursusdag tot één dag voor de cursusdatum annuleren.
Adviesraad van prominente juristen. Voor Arbeidsrecht bijvoorbeeld hebben de
Zonder opgaaf van redenen. U stuurt een fax, brief of e-mail en krijgt
volgende personen zitting in de Adviesraad: mr. R.A.A. Duk, De Brauw
het cursusgeld geretourneerd. Er worden geen extra administratie-
Blackstone Westbroek Den Haag; mr. J.R. Berculo, Berculo Van Kalmthout
kosten of inschrijfgeld in rekening gebracht. U kunt de verzekering
Advocaten Utrecht; mr. H.Th. van der Meer, Kantongerecht Amsterdam;
aankruisen op het inschrijfformulier of op www.osr.nl.
mr. G.A.M. van Atteveld, Min. van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag; mr. E.A. van Win, De Clercq advocaten Leiden; mr. J.J.M. de Laat, Kantongerecht Utrecht. Voor Bestuursrecht en Ambtenarenrecht hebben de volgende personen zitting in de Adviesraad: mr. B.J. van Ettekoven, Raad van State; mr. H.C. Naves, Rechtbank Rotterdam; mr. H. Pennarts, Nolst Trenité Rotterdam; prof. mr. B.J. Schueler, Universiteit van Amsterdam.
VSO Met het VSO-aanbod komt OSR Juridische Opleidingen tegemoet aan de vraag naar hoog kwalitatieve praktijkvorming voor advocaat- stagiaires. De belangrijkste elementen: praktijkgerichte programma’s, intensieve vaardigheidstrainingen gecombineerd met vakonderricht, vrijheid tot het zelf samenstellen van een passend programma, docenten uit de top van de advocatuur en les in kleine groepen. Meer informatie en het actuele aanbod vindt u op www.osr.nl/vso.
osr recht vanuit de praktijk Nieuwegracht 60
3512 LT Utrecht
Tel. 030 2 315 314
Fax 030 2 367 298
Postbus 19077
3501 DB Utrecht
Web. www.osr.nl
E-mail
[email protected]