Organische stedelijke ontwikkeling
RUIMTE VOOR INITIATIEF
Ruimte voor initiatief – Organische stedelijke ontwikkeling
RUIMTE VOOR INITIATIEF
3
Deze publicatie is tot stand gekomen door een samenwerkingsverband tussen Nirov | Platform31, Urhahn Urban Design, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
4
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt dankzij:
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— inhoudsopgave —
Ruimte voor initiatief VOORWOORD 6 INLEIDING 7 1 AMSTEL III, AMSTERDAM ZUIDOOST
12
– Interview Marlies Geijsel 16
DOOD TIJ, NIEUW LEVEN 20 Door Andries vd Berg, Roger Raat, Bas Verbruggen
2 HAVENKWARTIER, DEVENTER 24 – Interview Andries Geerse 28
VAN CONCEPT NAAR CONTEXT Door Reimar von Meding
32
3 EMMERHOUT, EMMEN 36 – Interview Joke Bakker 40
ORGANISCHE ONTWIKKELING IN MAAGDELIJK GEBIED 44
Door Paul Andriessen, Anja Winters
4 COOLHAVENEILAND, ROTTERDAM
48
– Interview Frederique Kreeftenberg 52
ORGANISCHE STEDENBOUW: ANTWOORD OP DE CRISIS? 58 Door Rob van Kalmthout
CONCLUSIE 62 COLOFON 68
RUIMTE VOOR INITIATIEF
5
— VOORWOORD —
Voorwoord Organische gebiedsontwikkeling. Die aanpak komt boven drijven in de zoektocht naar nieuwe manieren van werken. Het wordt vaak omschreven als ruimte voor particulier initiatief, zittende gebruikers in combinatie met een faciliterende overheid die meer moet verleiden dan ontwikkelen. Een prikkelende omschrijving. Maar hoe gaat dat dan in de praktijk? Wat moet je wel doen en wat niet? Kortom, wat is er nodig om het kansrijk te laten zijn? Juist op die vragen wilde Platform 31 een antwoord geven met de organisatie van vier werkbezoeken en deze publicatie. Met als achterliggend doel verdergaande kennisverspreiding en het weer op gang brengen van gebiedsontwikkelingen. Een doel dat het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vanuit zijn verantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening ondersteunt.
6
Ik nam deel aan het werkbezoek aan Coolhaveneiland en werd aan het denken gezet door de verhalen van onder meer initiatiefnemers, bewoners en (semi)overheidprofessionals. De voorliggende publicatie probeert stappen te zetten daar waar tijdens de werkbezoeken het denken (voor dat moment) even stokte. Ik vind dat de publicatie daar in geslaagd is en feliciteer de auteurs dan ook met deze bijdrage. Toch resteren er genoeg (praktische) vragen over het ‘hoe’ van organische gebiedsontwikkeling. De nieuwe fusie-organisatie Platform31 kan daar als verbindend podium haar meerwaarde laten zien door antwoorden op de vragen te bundelen, rode draden te ontwaren en licht te laten schijnen op best practices. Een mooie taak, want gebiedsontwikkeling dat blijft een leuk maar complex vak! Yvonne van Remmen is programmamanager gebiedsontwikkeling van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— INLEIDING —
Inleiding De belangstelling voor een andere, meer organische manier van ontwikkeling heeft een grote vlucht genomen. Het begrip staat op de kaart, maar er bestaat behoefte om dit begrip verder in te kleuren. Publicaties zoals ‘De Spontane Stad’ van Urhahn Urban Design en ‘De Energieke Samenleving’ van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hebben hieraan bijgedragen. Ook voor Nirov | Platform31 een reden om met dit onderwerp aan de slag te gaan. Daarin hebben Nirov | Platform31, PBL en Urhahn Urban Design elkaar gevonden. PBL en Urhahn Urban Design hebben in de eerste helft van 2012 onderzoek gedaan naar de vraag hoe overheden (moeten) opereren om de ontwikkeling van de stad spontaner te laten plaatsvinden. Dit heeft geresulteerd in de publicatie ‘Vormgeven aan de spontane stad. Belemmeringen en kansen voor organische stedelijke herontwikkeling’. Nirov | Platform31 heeft parallel hieraan werksessies georganiseerd op vier van de onderzochte gebieden. Deze twee lijnen van onderzoek en werksessies komen in deze publicatie samen. De focus van het onderzoek van PBL en Urhahn Urban Design ligt op de vraag hoe overheden optimaal kunnen bijdragen aan organische stedelijke ontwikkelingen. Hoe werken voorwaarden en belemmeringen door op de dromen en ambities van initiatiefnemers? Wellicht denkt u dat organische gebiedsontwikkeling het beste gedijt bij ultieme vrijheid. En dat ruimte voor initiatieven per definitie vraagt om minder overheid. Dan zal u in deze publicatie verrast worden, want niets blijkt minder waar. De spontane stad floreert bij heldere kaders. Het is dus zaak om als overheid glashelder te maken wat kan én wat niet kan. Geef zekerheid over eigen investeringen. Bied initiatiefnemers juridische zekerheid. En geef, mits mogelijk, het juiste voorbeeld. In de praktijk blijkt dat in stedelijke ontwikkeling niets zomaar echt ‘spontaan’ ontstaat. Organische gebiedsontwikkeling: hype of mainstream
De Nederlandse planningstraditie staat bekend om de grootschalige en integrale aanpak. De resultaten van deze aanpak hebben onze stedenbouwkundigen en architecten wereldfaam opgeleverd. Nu de crisis de grootschalige gebiedsontwikkeling piepend tot stilstand heeft gebracht, is voor velen ‘organisch’ het toverwoord. Het moet van onderop gebeuren, het initiatief is aan de markt. Een doekje voor het bloeden? Of een fundamentele wijziging van onze planningstraditie? Wij beschouwen organische gebiedsontwikkeling als het laatste. De nieuwe mainstream, en niet als exotische variant of tijdelijk
RUIMTE VOOR INITIATIEF
7
— inleiding —
oponthoud van de staande praktijk. Organische gebiedsontwikkeling is in Nederland niet nieuw, integendeel, het was tot eind negentiende eeuw usance. De Nederlandse binnensteden en de uitbreidingswijken uit de tweede helft van de 19de eeuw zijn allemaal min of meer organisch, op grond van particuliere initiatieven en met een vooral kaderstellende overheid, ontstaan. Maar hoe dan?
8
Organische stedelijke ontwikkeling vatten we op als een optelsom van relatief kleinschalige (her)ontwikkelingen, met een open-eindeproces zonder blauwdruk, waarbij ontwikkeling en beheer door elkaar lopen, met een dominante rol voor eindgebruikers en een faciliterende rol voor de overheid. In het onderzoek ‘Vormgeven aan de spontane stad’ zijn achttien uiteenlopende initiatieven, voorkomend in acht gebieden, onderzocht. Daarbij is gekozen voor gebieden in bestaand stedelijk gebied met daarbinnen zoveel mogelijk variëteit, met name op het gebied van grondgebruik, opgave en eigendomsverhoudingen. Waar het onderzoek van PBL en Urhahn Urban Design de focus legt op de rol van de overheid is er in de werksessies daarnaast vooral veel aandacht geweest voor het verhaal van de initiatiefnemers in deze gebieden. De centrale vraag in het onderzoek van het PBL en Urhahn Urban is hoe de rol van de overheid bij organische ontwikkeling in praktijk wordt vormgegeven en welke belemmeringen daarbij een rol spelen. Al snel valt het werkwoord ‘faciliteren’. We hebben langs vier invalshoeken onderzocht waarmee de gemeenten hun faciliterende rol inhoud geven: communicatief (via plannen en visies), organisatorisch (de gemeentelijke werkwijze), financieel-economisch en juridisch-planologisch. Andere plannen en visies
De aard en rol van het plan wordt anders bij meer organische vormen van gebiedsontwikkeling. Nederland kent een lange en sterk ontwikkelde traditie. De stedenbouwkundige plannen die ten grondslag liggen aan gebiedsontwikkeling zijn een uiting van deze traditie. Een andere manier van denken en werken zal ook tot uiting moeten komen in het type plannen dat voor gebiedsontwikkeling wordt opgesteld. De blauwdruk en het eindbeeld passen niet bij organische gebiedsontwikkeling. Plannen die op hoofdlijnen zekerheid geven, maar ook plannen die verleiden en ruimte bieden. In Coolhaveneiland in Rotterdam blijkt hoe lastig dit in de praktijk is. Het is een gebied waar heel veel prachtige initiatieven van onderop zijn ontstaan. Verderop in deze publicatie kunt uw lezen dat er een andere manier van
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— inleiding —
werken wordt gevraagd om hierop enigszins te kunnen sturen en samenhang te brengen tussen al deze initiatieven. Dat vraagt om een ander soort plannen en visies dan we gewend zijn met de flexibiliteit om snel en adequaat te kunnen reageren op kansen die voorbij komen. Processen in plaats van projecten
Veel gemeenten zijn eraan gewend geraakt om ruimtelijke ontwikkelingen als project aan te pakken Dit betekent dat er een duidelijk begin- en eindpunt is, er is een eindbeeld, een projectleider, er worden uren geschreven op het project door de verschillende gemeentelijke afdelingen en vaak is er een (gemeentelijke) grondexploitatie waaruit die uren betaald kunnen worden. Echter, in het geval van organische gebiedsontwikkeling is er meer sprake van een proces dan van een project. Er is geen duidelijk eindpunt en eindbeeld. Het is onduidelijk óf en wanneer er initiatieven plaatsvinden en welke vormen die aannemen. Die onzekerheid en afhankelijkheid stellen andere eisen aan de gemeentelijke organisatie. Projectmatig werken is niet altijd meer de meest geschikte vorm. Sommige door ons geïnterviewde gemeenten bevinden zich duidelijk in een transitiefase. De gemeentelijke organisatie is nog niet altijd volledig ingericht op het managen van ruimtelijke processen waar ze niet zelf primair aan zet is. In het Amsterdamse Amstel III gebied lijkt de gemeente een manier van werken te hebben gevonden die hier beter bij aansluit. Gemeentelijk projectleider Marlies Geijsel hecht, net als bijvoorbeeld haar evenknie in het Havenkwartier in Deventer, aan het regelmatig aanwezig zijn in het gebied en zet in op laagdrempeligheid en het snel geven van helderheid aan initiatiefnemers. En op het duidelijk aangeven wat je van de gemeente wel en niet kunt verwachten. In een transitiefase blijft het pionieren, maar hier lijken de contouren van een meer procesmatige aanpak te zijn gevonden. Financieel-economische haalbaarheid
Ook de rol van de gemeentelijke planeconoom ziet er anders uit bij organische gebiedsontwikkeling. Bij dit type ontwikkeling ligt een grootschalig actief grondbeleid niet voor de hand – mogelijk wel de ontwikkeling van een enkel perceel om de gebiedsontwikkeling op gang te helpen en een eventuele impasse te doorbreken. In de meeste van de door ons onderzochte gebieden is, vooralsnog, een gemeentelijke grondexploitatie operationeel. Daarnaast zijn de publieke voorzieningen in de meeste gebieden nog van behoorlijk niveau en hebben ze voldoende capaciteit om toekomstige ontwikkelingen op te nemen. Hierdoor kan met bescheiden
RUIMTE VOOR INITIATIEF
9
inleidin
—
g —
ingrepen worden volstaan. In Emmen zijn ze al lange tijd bezig om bewoners een belangrijke rol te geven in de vernieuwing van de stad. In de klassieke bloemkoolwijk Emmerhout groeit dankzij deze langjarige investeringen de betrokkenheid van de bewoners bij de (her)ontwikkeling van hun eigen leefomgeving. Middels een bewonersbedrijf zijn de bewoners hier uitgegroeid tot een gelijkwaardige speler en serieuze partner van gemeente en corporatie. Wanneer je bewonersbetrokkenheid en de energie die bewoners kunnen leveren serieus neemt is er veel meer mogelijk.
10
Juridisch-planologische flexibiliteit
G
Ruimtelijke ontwikkeling als proces en niet als project benaderen stelt ook eisen aan de inzet van het juridisch-planologisch instrumentarium. Terwijl we vaak de regelgeving zien als een belemmering biedt het huidige wettelijk kader daar ook zeker mogelijkheden voor. emeenten hebben binnen het huidige stelsel via de structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening, Wro) – straks de omgevingsvisie uit de Omgevingswet – of via enig ander (buitenwettelijk) visiedocument volop mogelijkheden om partijen te verleiden tot initiatief. Zo kan een visie worden gebruikt om een
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— inleiding —
perspectief te schetsen voor de globale richting waarin de gemeente een gebied graag ziet transformeren, zonder dit in detail vast te leggen. Zo’n document kan ook heel expliciet beschrijven dat gemeenten openstaan voor nieuwe, afwijkende initiatieven. Dit biedt voor initiatiefnemers informatie over de kansen dat de gemeente bereid is af te wijken van het juridisch-planologisch regime en medewerking te verlenen aan het initiatief. Het Deventer Havenkwartier is zo’n plek waar men ruimte voor ideeën wil scheppen. Daar zijn de grenzen van de mogelijkheden binnen de huidige wetgeving opgezocht om een zo flexibel mogelijk bestemmingsplan te maken om zoveel mogelijk ruimte te bieden aan initiatief. Deventer is hiermee een voorloper waar voor andere gebieden van kunnen leren. Met deze publicatie, en met het rapport ‘Vormgeven aan de Spontane Stad’, hopen we bij te dragen aan het beantwoorden van de hoe-vragen rondom organische stedelijke ontwikkeling waarmee op dit moment op zoveel verschillende plekken in ons land wordt geworsteld. Sjoerd Feenstra is directeur/partner van Urhahn Urban Design, Amsterdam Edwin Buitelaar is senior researcher van het Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag
11
RUIMTE VOOR INITIATIEF
12
inleidin
—
g —
ebiedstypologie
Kantoor- en werkgebied
Bouwjaar
1978-2012
Oppervlakte
250 ha
Arbeidsplaatsen
26.975
Bedrijfsvestigingen
1000
BVO
1.200.000 m2
Waarvan kantoren
720.000 m2
Leegstand
30% (200.000 m2)
Aantal inwoners
137
G
S
S
Bronnen: - Bureau Onderzoek en tatistiek emeente Amsterdam, Feiten en cijfers Zuidoost, 2012 - Projectbureau Zuidoostlob, trategiebesluit Amstel III. Van monofunctioneel werkgebied naar multifunctionele stadswijk, 2011
RUIMTE VOOR INITIATIEF
G
Facts & Figures
inleidin
—
g —
1 Amstel III, Amsterdam Zuidoost
S
13
tadsdeel Zuidoost
Buurt 92 Amtel III en Bullewijk
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— AMSTEL III, AMSTERDAM ZUIDOOST —
Gebiedsomschrijving Met bijna 27.000 arbeidsplaatsen is Amstel III, gelegen tussen de Amsterdam ArenA , AMC en woonwijk de Bijlmer, een van de belangrijkste werkgebieden van Amsterdam. Het gebied is gebouwd voor de auto, maar ook met het openbaar vervoer goed ontsloten. De belangrijkste opgave op Amstel III is de leegstand van kantoren. Zo’n 200.000 m2 staat leeg, waarvan naar schatting 100.000 m2 structureel. Voor dit vastgoed moet een andere bestemming worden gevonden, zoals wonen, hotel of maatschappelijke voorziening. De randvoorwaarden hiervoor zijn echter nog onvoldoende ingevuld. De kantoorpanden zijn overgewaardeerd, er zijn weinig voorzieningen in het gebied en de (overvloedige) openbare ruimte is weinig aantrekkelijk. Lastig is bovendien dat de 120 kantoorpanden in het gebied in eigendom zijn van 80 eigenaren, merendeels vastgoedfondsen.
14
Vanwege het belang van Amstel III voor de stad heeft de Amsterdamse gemeenteraad in 2011 de ambitie vastgelegd dat Amstel III het komende decennium moet transformeren van ‘monofunctioneel werkgebied’ tot ‘multifunctionele stadswijk’1. Van ‘negen tot vijf’ naar ‘24/7’. De gemeente heeft echter geen middelen voor grootschalige aankoop, sloop en nieuwbouw, zoals dit voorheen wellicht zou zijn overwogen. In plaats daarvan wordt gekozen voor een geleidelijke ontwikkeling, zonder vooraf vastgesteld eindbeeld. De gemeente schept ‘ruimte voor initiatieven’ en stimuleert de markt om de handschoen op te pakken. Anno 2012 beginnen inderdaad initiatieven los te komen, vanuit enkele dappere eigenaren en nieuwe gebruikers, maar ook door zelfbenoemde ‘gebiedsentrepreneurs’ die door middel van gebiedsfondsen eigenaren in beweging proberen te krijgen, zoals het Glamourmanifest 2 en de Urbanisator3 .
1 Projectbureau Zuidoostlob, gemeente Amsterdam, Strategiebesluit Amstel III: van monofunctioneel werkgebied naar multifunctionele stadswijk, sep 2011 2 http://www.glamourmanifest.nl/ 3 http://www.urbanisator.nl/
RUIMTE VOOR INITIATIEF
S
S
S
— AM TEL III, AM TERDAM ZUIDOO T —
15
Door Lisanne Creutzburg
RUIMTE VOOR INITIATIEF
S
S
S
— AM TEL III, AM TERDAM ZUIDOO T —
Foto: Marlies
G
Marlies
G
Interview eijsel
eijsel geeft een introductie over Amstel III in een leegstaand kantoorpand
16
“HET IS DE KUNST OM MEE TE GA AN OP DE FLOW VAN EEN GEBIED EN TEGELIJK A AN TE GEVEN WA AR JE NA ARTOE WILT.” ‘Faciliteren’ of ‘ruimte bieden aan initiatieven’ worden vaak als toverformules gebruikt als het gaat om de rol van overheden in organische stedelijke ontwikkeling. Maar hoe doe je dat in de praktijk? Welke instrumenten heb je tot je beschikking? Voor Marlies Geijsel, gebiedsmanager op kantorengebied Amstel III, is faciliteren haar core business. Zij gunt ons een kijkje in haar goed gevulde gereedschapskist.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— AMSTEL III, AMSTERDAM ZUIDOOST —
Organische stedelijke ontwikkeling lijkt voor gemeenten soms op een koorddansact. Of zelfs op pokeren. Je wil private partijen verleiden om zelf met investeringen te komen. Je koopt dus geen overgewaardeerd vastgoed op. Je maakt ook geen eindbeeld, want dat ontstaat werkendeweg. Maar wat doe je als gemeente wél? Wat houdt het ‘faciliteren’ of ‘ruimte bieden aan initiatieven’ in de praktijk in? Marlies Geijsel, gebiedsmanager Amstel III bij het projectbureau Zuidoostlob van de gemeente Amsterdam, herkent dit dilemma. “Bij organische stedelijke ontwikkeling is het de kunst om mee te gaan met de flow van een gebied. Kansen zoeken en creëren, initiatieven ondersteunen, maar niet overnemen. En tegelijkertijd is het onze taak om aan te geven wat wenselijk is en wat niet. Waar we ongeveer met het gebied naartoe willen. Want als we geen enkele helderheid bieden, dan komt er weinig los.” Gemeentelijk belang
De forse kantorenleegstand op Amstel III is op het eerste gezicht een probleem van vastgoedeigenaren. Toch heeft de gemeente ook grote belangen, vertelt Geijsel. “Ten eerste willen we de werkgelegenheid in het gebied behouden. Daarvoor moeten we verloedering en verdere leegstand voorkomen. Ten tweede bestaat op Amstel III de ruimte om in de woningbouwopgave van Amsterdam te voldoen. Wij hopen hier op termijn 5.000 woningen te realiseren. En last but not least heeft de gemeente Amsterdam een groot financieel belang in het behoud van grondwaarde, want de erfpachtcontracten op Amstel III beginnen over vijftien jaar af te lopen.” Faciliteren
Geijsel heeft geen dwangmiddelen of zak geld ter beschikking om de gewenste ontwikkeling tot multifunctionele stadswijk mee te forceren. Maar wel een uitgebreide gereedschapskist met zeer diverse instrumenten. “Het meest effectieve middel is denk ik het gemeentelijke Initiatieventeam. In dit team, dat om de twee weken bijeenkomt, zitten alle gemeentelijke disciplines aan tafel. Partijen met een plan kunnen dit aan ons voorleggen. Ze ontvangen live een advies over de wenselijkheid en tips over het proces dat ze ingaan. Dit biedt initiatiefnemers de kans om business cases snel op haalbaarheid te toetsen. Ook houdt het de lijnen kort. Sowieso merk ik dat het hebben van een soort account manager in het gebied soms kan helpen om partijen snel te leren kennen en bij elkaar te brengen als ze complementaire ideeën hebben.”
RUIMTE VOOR INITIATIEF
17
S
S
S
— AM TEL III, AM TERDAM ZUIDOO T —
“Een ander belangrijk instrument is de Experimentenregeling erfpacht. Die houdt in dat eigenaren bij functieverandering gratis een aantal extra jaren erfpacht krijgen om de waardedaling van de grond te compenseren. Ook bieden we aan om bij transformatie de openbare ruimte rondom de ontwikkeling te verbeteren. Dergelijke steuntjes kunnen soms net dat
Of de wet Kraken en Leegstand een interessant middel is om leegstand te bestrijden valt nog te bezien. “Er is nog geen zekerheid over de juridische houdbaarheid van die wet. Een voordeel dat ik al wel ervaar, is de zogenaamde ‘leegstandsgesprekken’ die de wet voorschrijft, waardoor we nu echt met álle eigenaren in contact komen. Dat is alvast winst.” Samenwerking
H
H
“Bij de eigenaren is de betrokkenheid met het gebied heel wisselend. et beste contact hebben we met de eigenaren die meerdere panden in bezit hebben in het gebied. et helpt enorm als ze een eigen beheerorganisatie hebben, zeker als die is gehuisvest in een van de panden. Zij zijn benaderbaar en je ziet ook dat deze eigenaren het meeste initiatieven ontplooien. Eindgebruikers zijn eigenlijk nog onvoldoende in beeld. Bij ons, maar ook bij de eigenaren. Op dat vlak kunnen onafhankelijke partijen, zoals we hier het lamourmanifest hebben, een belangrijke rol vervullen.” G
18
beetje helpen bij het rondrekenen van hun case en het krijgen van financiering.” “Op gebiedsniveau werken we aan een nieuw bestemmingsplan, waarin we zoveel mogelijk bestemmen voor gemengde doeleinden. Dat biedt met name voor de vestiging van voorzieningen veel voordelen. De procedure daarvoor wordt enorm ingekort.”
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— AMSTEL III, AMSTERDAM ZUIDOOST —
Lessons learned De gemeente Amsterdam kiest ervoor om voor Amstel III een expliciete uitnodiging aan de markt te formuleren. Namelijk: de gemeente wil dit monofunctionele werkgebied met u veranderen in een multifunctionele stadswijk. We nemen hiervoor ruim de tijd en pakken het procesmatig aan. U, de eigenaren, de markt, heeft de eerste verantwoordelijkheid. Maar de gemeente helpt, met alle organisatorische en planologische middelen die tot haar beschikking staan, om wenselijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Deze houding werpt vruchten af. Pronam, vastgoedfonds van de IKEA, voegde openbare voorzieningen toe aan kantorencomplex Atlas Arena (sportschool, kinderopvang en lunchroom). Het Nieuwe Kantoor transformeerde een afgebrand kantoorpand tot bedrijfsverzamelgebouw nieuwe stijl, inclusief café op de begane grond. Een Duitse belegger toont serieuze interesse in de herontwikkeling van een groot leegstaand kantoor tot een hostel. Drie eigenaren hebben elkaar, via de gemeente, gevonden in de ambitie om een gezamenlijke binnentuin te realiseren. Ook onafhankelijke ‘gebiedsentrepreneurs’ betreden de markt, die met kleine bijdragen van vele partijen verbeteringen proberen te bewerkstelligen. De verwachting is dat dergelijke toevoegingen en verbeteringen in het gebied, in combinatie met de afwaardering van het kantorenvastgoed, op termijn ook de zo gewenste woningbouw mogelijk maken. Lessen • •
• •
Organische gebiedsontwikkeling is voor gemeenten een combinatie van richting geven en loslaten. Een actieve gemeentelijke accountmanager of gebiedsmanager helpt om netwerken te bouwen in een gebied en initiatieven met elkaar te verknopen Zoek de rek in bestaande regelgeving en instrumenten en bedenk nieuwe instrumenten waar nodig De effectiviteit van de wet Kraken en leegstand is vooralsnog niet duidelijk
RUIMTE VOOR INITIATIEF
19
— DOOD TIJ, NIEUW LEVEN —
Dood tij, nieuw leven Het is stil in planologenland. De dynamiek in onze samenleving lijkt te zijn stilgevallen tot een rimpelloos wateroppervlak. Decennia lang hebben de getijden onze vakwereld van voedsel voorzien. Tijden van vloed, stormachtige groei op basis van een toenemende welvaart, afgewisseld met perioden van eb, waarin de groei stagneerde en de overheid met investeringen de getijdenbeweging weer op gang bracht. Hoe dan ook, er viel altijd wel iets te plannen. Hoe anders is het nu. De markt durft niet en de overheid kan niet meer. Dood tij dus. Er valt niets te zplannen dus lijkt er voor ons planologen, of je nu van het onderzoekende, het ontwerpende of het juridische type bent, niets anders op te zitten dan wachten op betere tijden.
20
De vraag is of wachten zin heeft. Als de huidige economische crisis ons iets leert dan is het wel dat het vermogen van de overheid, de Nederlandse maar eigenlijk van de gehele ‘oude wereld’, om eb en vloed weer in beweging te zetten, structureel afneemt. Het ritme van de macro-economische getijden ligt in handen van opkomende economieën elders in de wereld. Het bijzondere van dood tij echter is dat je eindelijk eens de mogelijkheid krijgt om te zien wat zich daar onder de spiegeling van het stilstaande water afspeelt. Een wereld van nieuw leven. Micro-organismen die een geheel eigen habitat ontwikkelen, die eindelijk eens niet verdroogt tijdens eb, of weggespoeld wordt door de vloed. Een wereld die zich niet laat plannen en juist gebaat is bij planologische luwte. Nieuw leven dat het verdient om met rust gelaten te worden. Zodat het de ruimte krijgt om te sterken naar een samenleving die minder afhankelijk is van macro-economische systemen die zij toch niet meer kan beïnvloeden. Kortom van planmatig gestuurde gebiedsontwikkeling naar organische gebiedsontwikkeling. Dat klinkt simpel maar vraagt nogal wat. We zullen af moeten rekenen met de door ons zo kunstig ontwikkelde planningssystemen en ordeningsprincipes. We zullen de lef moeten hebben om de CIAM als
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— DOOD TIJ, NIEUW LEVEN —
bakermat van ons vak, die ons de mogelijkheid bood tot verdelen en heersen, dood te verklaren. We zullen uit onze ivoren toren af moeten dalen om aan den lijve te ondervinden waar het werkelijk om draait: mens en maat. Vijf gedachten die ons daarbij kunnen helpen: 1. Van praten naar luisteren.
Planologen zijn al op jonge leeftijd ingeënt met een grammofoonnaald. Zij antwoorden veelal, bij herhaling zelfs, voordat de vraag gesteld is. Antwoorden die voortvloeien uit jarenlang ingesleten tradities. We moeten weer terug naar de oorsprong van ons vak, het doen van onderzoek. Onderzoek op basis van de nieuwe vragen en ideeën die vanuit de samenleving worden aangereikt. Niet voor het ontwikkelen van weer nieuwe algemene geldigheden of ordeningsprincipes maar vanuit de koestering van het unieke en gericht op de wijze waarop dit gerealiseerd kan worden. 2. Van scheiden naar verbinden
Op de golven van de explosieve groei vanaf de tweede helft van de vorige eeuw hebben we de ruimte en haar gebruik op basis van de CIAM-gedachte – sterke functiescheiding – gefragmenteerd. Het resultaat: op zich staande brokken monofunctionaliteit, hun onderlinge relaties afgeschermd door een woud van regelgeving. Dat geldt de stad maar met name ook voor de verhouding tussen stad, land en natuur. Teruggetrokken in hun geïsoleerde bolwerken zijn ze voor hun voortbestaan volledig afhankelijk van een voortdurende intensieve overheidsbemoeienis en steun van buitenaf. Dat kunnen we niet langer volhouden en dat is maar goed ook. Ruimte én noodzaak dus voor het herstel van de onderlinge relaties en het sluiten van nieuwe allianties tussen stad, land en natuur, economie, ecologie en ons sociaal cultureel kapitaal. Kortom het centraal stellen van mensen en het bijeenbrengen van hun ideeën, belangen en realiserend vermogen in bondgenootschappen met gezamenlijke realiseringskracht (de methode Lettele, Het Maashorstmanifest). 3. Van programma naar plek
Het programma vormt de oorsprong van ons bestaan. We hebben het als planologen altijd zelf mogen bedenken om het vervolgens planmatig uit te rollen in het veld. Het programma stond centraal, de plek was lijdend voorwerp. Nu het programma als alibi vervalt, rest ons alleen nog de mogelijkheid om de plek zelf centraal te stellen of liever nog te idealiseren. Dat is een mooi perspectief. Mens en maat, daar gaat het om. De maat als
RUIMTE VOOR INITIATIEF
21
— DOOD TIJ, NIEUW LEVEN —
begrip voor de kwaliteit van onze woon-, werk- en leefomgeving. Ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen en er voor zorgen dat deze als het ware ‘van nature’ bijdragen aan de kwaliteit van het landschap, of dat nu stedelijk, landelijk of natuurlijk is. Dat vraagt om vakmanschap, inlevingsvermogen en liefde voor de uniciteit en schoonheid van de plek. 4. Van sturen naar leiden
Wij weten van oudsher wat goed is voor de mensen en we ontwikkelden instrumenten om vanuit een centrale (overheids)visie, op paternalistische wijze sturing te geven aan hun behoeften en handelen. De veranderende rol van de overheid dwingt tot een herverdeling van verantwoordelijkheden. Het gaat niet meer om sturen vanuit een enkelvoudig perspectief, maar het ontwikkelen van instrumenten die het vermogen hebben om (ge)leiding te geven aan een breed scala van invulmogelijkheden voor maatschappelijk gestelde doelen, waarbij de overheid zich beperkt tot de basis, het stellen van randvoorwaarden voor gezondheid en veiligheid (ontwerp Omgevingswet). Een voorbeeld hiervan is het bestemmingsplan Havenkwartier in Deventer dat niet vastlegt wat waar moet of mag en hoe, maar slechts uitsluit dat er zich ontwikkelingen voordoen die elkaars bestaan bedreigen. 22
5. Van eeuwig naar zo lang het nodig is.
De dynamiek van de samenleving wordt bepaald door enerzijds de markt, en anderzijds het recht om op de markt te kunnen en mogen opereren. Het toedelen van deze rechten is in Nederland de exclusieve bevoegdheid van de overheid. Als het daarbij gaat om het ‘gebruiksrecht’ in het kader van de RO valt op dat dit eenmaal tegen geringe legeskosten verleende recht ‘eeuwigdurend’ is. Dat komt zelfs bij het grafrecht niet of nauwelijks meer voor. Elk herziening of actualisering van een bestemmingsplan begint met het respecteren van bestaande rechten, ongeacht de vraag of hier nog behoefte aan is. De hieruit voorvloeiende, veelal virtuele ‘restwaarde’, staat elke mobiliteit die voorwaardelijk is voor innovatie in de weg.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— DOOD TIJ, NIEUW LEVEN —
De grote uitdaging is om instrumenten te ontwikkelen om deze in beton gegoten rechten los te wrikken zodat zij, in de actualiseringcyclus van het ruimtelijk plan (of dat nu een bestemmingsplan, beheerplan of straks omgevingsplan is) op hun maatschappelijke relevantie en behoefte kunnen worden getoetst. Geen eeuwigdurend gebruiksrecht maar gewoon zolang het nodig is. Interessant is ook om eens na te denken over een ‘verwijderingsbijdrage’ zoals we deze bij alle andere gebruiksgoederen inmiddels kennen, dat zou alleen al in de kantorenmarkt leiden tot 7 km2 ruimte voor vernieuwing. Andries vd Berg is stedenbouwer en directeur van Bügel Hajema Roger Raat werkt als sociaal geograaf bij Bügel Hajema Bas Verbruggen is stedenbouwer en directeur van Bügel Hajema
23
RUIMTE VOOR INITIATIEF
Eigendomssituatie
H
ebiedstypologie
Omvang
aven- en werkgebied
Ca 14 hectare, incl water 19 hectare G
G
Facts & Figures
emeente (groot deel opgekocht) diverse
kleine eigenaren Ligging
Onderdeel van bedrijventerrein Bergweide ten oosten van centrum Deventer
Bronnen: - Vormgeven aan de spontane stad
RUIMTE VOOR INITIATIEF
2 Havenkwartier, Deventer
Wijk 06 Berweide Buurt 02 Industrieterrein
— HAVENKWARTIER, DEVENTER —
Gebiedsomschrijving In het begin van de eenentwintigste eeuw werd voor het Deventer Havenkwartier gewerkt aan een ambitieus masterplan, waarbij het voormalige havengebied aan de IJssel zou worden getransformeerd tot een hoogstedelijk woongebied met woontorens en urban villa’s. In 2006 – dus nog voor de crisis – belandde dat plan echter in de prullenbak. De hoge woningaantallen dreigden een probleem te vormen voor de omliggende industrie. Ook werden de bestaande gebiedskwaliteiten van het terrein, zoals het industriële karakter, in het masterplan nauwelijks meegenomen. De gemeenteraad stemde het plan af. De urgentie om het grotendeels leegstaande Havenkwartier te (her)ontwikkelen bleef hoog omdat vooruitlopend op de realisatie van het masterplan de gemeente Deventer een groot deel van de grond en het vastgoed had verworven. Zowel ruimtelijk als financieel was ontwikkeling dus essentieel voor de gemeente.
26
Geïnspireerd op een meer organische manier van werken is voor het Havenkwartier vervolgens volgens het ‘Vlaams model’ gewerkt. Minder vastleggen en meer loslaten is de kern van deze methode. Om het gebied werkelijk ‘organisch’ te laten groeien, moet er binnen de grondexploitatie en ruimtelijke visie ruimte zijn voor verschillende scenario’s, snelheden en eindbeelden. Dit is uiteindelijk vastgelegd in het Ontwikkelingsplan Ruimte voor ideeën, dat in 2010 werd aangenomen door de Deventer gemeenteraad. En er is een bestemmingsplan gemaakt dat voldoende ruimte biedt voor de flexibele invulling die in de ontwikkelingsvisie wordt geschetst. Dit heeft geleid tot het meest flexibele bestemmingsplan van Nederland tot nu toe.Hiermee zijn alle formele financiële en juridisch planologische voorwaarden voor de ontwikkeling van het Havenkwartier geregeld. En kan er de komende periode gewerkt worden aan de daadwerkelijk realisatie. Voor de zelfbouwkavels in het gebied staan geïnteresseerden in de rij. Naast 24 zelfbouwwoningen zullen in 2012-2013 150 studentenwoningen worden gerealiseerd en 8 bestaande panden van in totaal 11.000 m2 worden gerenoveerd, Samen met de (her)inrichting van de openbare ruimte van in totaal bijna 2 hectare is het gebied een flink stuk op weg de belofte waar te maken.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
H
—
AVENKWARTIER, DEVENTER —
27
Door Lisanne Creutzburg
RUIMTE VOOR INITIATIEF
H
—
AVENKWARTIER, DEVENTER —
Interview Andries Geerse
28
“CREËER RUIMTE EN GA NIET SIP NA AR BUITEN KIJKEN OMDAT ER NIETS GEBEURT” Sinds 2007 wordt in Deventer gesleuteld aan een strategie die is geïnspireerd op een meer organische manier van werken. Bijna vijf jaar lang is gewerkt aan een kader voor het Havenkwartier om zoveel mogelijk ruimte te geven aan ideeën. Dat is een hele klus, want om los te kunnen laten, moet er heel wat geregeld worden. “In Deventer is op basis van principiële keuzes consequent gewerkt aan goede producten om dit kader vast te leggen. Dat maakt dit project zeer interessant voor een heleboel andere plekken in Nederland waar ze op eenzelfde manier aan de slag willen” aldus Andries Geerse die al jarenlang als ontwerper betrokken is bij het Deventer Havenkwartier.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
H
—
AVENKWARTIER, DEVENTER —
Voortdurend ontwerpen aan prikkelende voorbeelden
H
G
G
G
G
We love the city is de naam van het stedenbouwkundige bureau van Andries eerse. De naam geeft goed weer met wat voor een passie er wordt gewerkt aan de projecten waar eerse met zijn bureau bij betrokken is. eerse houdt van zijn werk en het vak van ontwerper is in zijn ogen de laatste jaren eigenlijk alleen maar leuker geworden. “En dat terwijl volgens wat ik de luie definitie van organische ontwikkeling noem juist wordt gesteld dat je niet meer moet ontwerpen. Dat is helemaal niet waar, de verbeeldende kracht van ontwerp is juist in organische processen heel belangrijk. Je moet voortdurend blijven ontwerpen aan voorbeelden die prikkelen. Daarmee breng je iets op gang en help je initiatief van onderop een stapje verder.” Een goede ontwerper is een belangrijk onderdeel van dingen mogelijk maken volgens eerse: “Continu open staan en bezig zijn om na te denken hoe zo’n krankzinnig initiatief kan worden ingepast in het ontwerp. et geeft zuurstof aan het vak van stedenbouwer.”
29
H
G
G
eerse is eigenlijk altijd langjarig betrokken bij projecten, zoals in Deventer. “ emiddeld zo’n 8 tot 9 jaar. Ieder jaar evalueren we met de opdrachtgever: ebben we nog meerwaarde en vormen we geen ballast voor het project? Ik wil niet zo’n stedenbouwer worden die fungeert als betaalde zeiksnor, maar juist zorgen dat de vaart er bij een project in blijft en dat er interessante dingen in zo’n gebied gebeuren.”
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— HAVENKWARTIER, DEVENTER —
Gemeenteraad zorgvuldig betrokken in proces
In het Deventer Havenkwartier gebeuren zonder meer interessante dingen. Dat dit project nu is uitgegroeid tot een van de voorbeelden van organische ontwikkeling doet Geerse vooral goed, omdat binnen dit project de principiële keuze is gemaakt om op een andere manier te gaan ontwikkelen. “Nadat in 2006 het oude plan van tafel was geveegd moest een nieuwe ontwikkelingsstrategie worden bedacht. Om deze puzzel op te lossen hebben we de gemeenteraad een keuze gegeven tussen drie verschillende ontwikkelmodellen. Uiteindelijk is gekozen voor het ‘Vlaamse model’, waarbij iedereen mag meedoen en er misschien wel 300 partijen betrokken worden”, vertelt Geerse. In een klap werd een geheel andere visie voor het Havenkwartier omarmd: een Havenkwartier dat ruimte biedt voor ondernemers, horeca, kunst en cultuur en ‘stoer wonen’ en dat gewoon in bedrijf blijft als beroepshaven. Dat de hele raad zorgvuldig is meegenomen in dit proces is een van de succesfactoren van het project. Want omdat het een door de politiek gestuurde keuze was ontstond er ruimte voor de ambtenaren. Geerse: “De politicus moet zeggen: het moet anders. Die moet er echt voor gaan staan en verantwoordelijkheid nemen. Daarmee werd er een duidelijk signaal afgegeven richting het ambtelijk apparaat.”
30
Organische ontwikkeling is niet achterover leunen
Geerse is onder de indruk van de improvisatiekracht en het ondernemerschap onder de Deventer ambtenaren dat loskwam doordat ze zich gesteund voelden door het politieke draagvlak. “Ze hebben echt de lol in hun vak terug lijkt het wel.” Die energie was hard nodig, want al snel was duidelijk dat het Vlaamse model zeker niet gelijkstaat aan achteroverleunen en niets doen. De basis moet in orde zijn, anders kan er niets ontstaan. Ook bij organische ontwikkeling is een wenkend toekomstperspectief nodig om investeringen uit te lokken. “Er zijn in Deventer plannen gemaakt die vakkundig goed in elkaar zitten. En sterk zijn gericht op realisatie. Elke stap is heel bewust gemaakt.” Bovendien zijn het plannen die passen bij de stad en omdat de ontwikkeling in gang is gezet vóór de crisis zijn de plannen in tegenstelling tot veel ander ‘organische’ plannen niet crisis-gedreven. Geerse: “Er is bewust gekozen voor planvorming zonder eindbeeld,ook financieel, maar het moet geen onbeperkte scheur in de broek opleveren. Het is een goeddoordachte keuze geweest om op die manier ruimte te creëren. Daar is ook open over gesproken en het is allemaal heel serieus opgepakt. Alleen roepen dat het organisch moet en vervolgens naar buiten gaan zitten kijken of er iets gebeurd kan niet. Het is geen romantische keuze geweest om te gaan voor een andere manier van ontwikkelen, het is serieus hard werken.”
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— HAVENKWARTIER, DEVENTER —
Lessons learned De keuze voor het ‘Vlaamse Model’ en de gedegen vertaling van dit model in een breed gedragen visie zorgt ervoor dat er voor het Deventer Havenkwartier een stevige basis ligt om de ontwikkeling van het gebied op een andere wijze vorm te geven. Dit is bijvoorbeeld ook consequent doorgevoerd in het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan. In deze uitwerkingen van de visie is gezocht naar maximale flexibiliteit. Heldere en simpele principes zoals ‘stoer wonen’ komen hier steeds in terug. Dat heeft gezorgd voor een herkenbaar kader. En binnen het huidige instrumentarium blijkt voldoende ruimte om op een dergelijke manier te werk te gaan en ruimte voor ideeën te bieden zoals uit het zeer flexibele bestemmingsplan blijkt De betrokkenen bij de planontwikkeling van het Havenkwartier hebben zich allemaal tot het uiterste ingespannen om deze flexibiliteit voor elkaar te krijgen. Gedurende een relatief lange periode is hard gewerkt aan een goeddoordacht kader voor ontwikkeling. Nu dit er ligt is het tijd voor de volgende stap: de daadwerkelijke realisatie van de plannen en de ontwikkeling van het Havenkwartier tot een uniek stuk stad. In de tussenliggende periode, terwijl er druk werd gewerkt aan de planvorming, is in het gebied al van alles tot bloei gekomen. Hier kan op worden voortgebouwd. Dat zal moeten gebeuren met dezelfde grote zorgvuldigheid als waarmee de planvorming ter hand is genomen. De basis ligt er, de daadwerkelijke realisatie is natuurlijk de echte uitdaging. Lessen • • • •
Het huidige instrumentarium biedt meer ruimte voor flexibiliteit dan we soms denken Neem de politiek mee in je verhaal en zorg op die manier voor een stevig politiek draagvlak Een heldere opdracht en politieke steun geeft ruimte en vertrouwen voor het uitwerken van een andere aanpak door ambtenaren Neem de tussentijd serieus en maak hierover heldere afspraken.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
31
— VAN CONCEPT NAAR CONTEXT—
Van concept naar context Als het gaat over gebiedsontwikkeling, wordt de stedenbouwer snel aangekeken als degene die zoekt naar grote, starre masterplannen. Maar stedenbouw is per definitie en van oudsher organisch. Het zijn de juridische en economische aspecten die tot verstarring van grote plannen leiden. Doordat de economische motor nu tot stilstand komt, krijgt de stedenbouwer de kans om zich definitief te ontworstelen aan modernistische dogma’s. In de greep van het modernisme
32
‘Organische stedenbouw’ is een enorm modebegrip. Maar feitelijk betreft het een manier van werken die er altijd was. Ze is alleen de afgelopen decennia ondergesneeuwd door extreem concept-gestuurde stedenbouw. Wij kennen in stedenbouw en architectuur meer dan honderd jaar modernisme. Als je er goed naar kijkt zijn ook de jongste stromingen – postmodernisme, structuralisme, traditionalisme – allemaal uitdrukkingen van een ‘moderne’ houding. Een ontwerper kan de stad zijn wil opleggen, die gebaseerd is op zijn autonome ontwerpkracht. Je kan er dan een ‘jaren 30-jasje’ overheen gieten – wat blijft is dat het niets met de context te maken heeft. Het moderne dogma wordt uitgedragen in de welstandscommissies, wordt op de opleidingen opgelegd en in de publicaties over vormgeving opgehemeld. Maar zo langzaamaan kunnen we ons hieraan ontworstelen. De economische situatie helpt hierin mee. Hollandse traditie: meer-waarde
Bij het nadenken over organische stedenbouw kijken wij snel naar de grote masterplannen die de afgelopen jaren op geld, energie en weerstand klem zijn gelopen. ‘Dat nooit meer’ hoor je aan alle kanten. Maar er is ook een aspect uit het rijke verleden dat ons kan helpen om organische stedenbouw tot succes te brengen. In de Hollandse traditie is project- en gebiedsontwikkeling nooit gebaseerd op echte waarde, maar op meer-waarde. In het land van John de Mol en Joop van den Ende kan alles worden veredeld. Als je een huis bouwt wordt de waarde niet alleen bepaald door de afmetingen en de waarde van het materiaal, maar ook door de emotionele meerwaarde en hoeveel iemand bereid is hiervoor te betalen. Dit fenomeen is een grote kans voor planontwikkeling op basis van het bestaande. Als dat bestaande nu geen waarde heeft, zal hetzelfde gebouw of gebied niet ineens
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— VAN CONCEPT NAAR CONTEXT—
meer-waarde krijgen, door een andere stedenbouwkundige profilering. ‘Arm aber sexy’
Als stedenbouwer wordt je geacht om met een ‘sexy concept’ aan te komen. Zo een concept is in Nederland altijd op een zeer modernistische geest gebaseerd: als het zich maar afzet van wat er is en een ‘eigen karakter’ heeft, is het snel goed. Het gevolg is dat de meeste plannen Gesamtkunstwerken worden, die alleen als geheel uitvoerbaar zijn. Wat nu op plekken als het Havenkwartier Deventer gebeurt zijn de eerste tekenen dat gebroken wordt met deze behoorlijk verouderde visie op het vak. Stedenbouwkundige Andries Geerse omschrijft de aanpak met de Berlijnse methode ‘arm aber sexy’. Je kunt als stedenbouwkundige de meest chique gebouwen in je beeldkwaliteitplan opnemen. Maar als niemand die kan betalen kom je nergens. Zijn advies: wees realistisch en put desnoods bewust uit het aftandse karakter van een plek. In het Havenkwartier komt geen openbare inrichting met gebakken klinkers en op maat gemaakte stoepranden. In plaats daarvan spuiten ze voor een restaurant voor € 5.800,- gele verf op het asfalt. Je moet kunnen relativeren. In onze steden denken wij dat gebieden alleen goed worden als er natuursteen op maaiveld ligt. Maar loop eens in New York rond. Daar zijn de straten gewoon van asfalt en buitengewoon shabby. En toch beschouwen we The Big Apple als een succesvolle en aantrekkelijke stad. Langer perspectief
In de gemeente Deventer heeft men zich al voor de crisis gerealiseerd dat ontwikkelingen niet meer functioneren op het grote geld en de totale concepten. De profilering van het Havenkwartier werd ontwikkeld op basis wat men aantrof: “Het was een beroepshaven – en het idee was dat het dat ook gewoon zou blijven!” In plaats van de zoektocht naar ‘Marina Deventer’ of ‘Waterfront Havenkwartier’ wordt voortgebouwd op wat het is. Een eenvoudige, maar vaak onderschatte mogelijkheid om organisch te ontwikkelen: als het je lukt om het niveau van het plan te overstijgen en stedenbouwkundige ontwikkeling weet te plaatsen in een veel langer perspectief, wordt organische verandering veel eenvoudiger mogelijk. Continuïteit vraagt tijd. En hiervoor moet je als stedenbouwkundige enorm kunnen relativeren. In het Havenkwartier gebeurt strikt genomen eigenlijk helemaal niets. Geen ander proiel, geen nieuwe stedenbouw. En dat is knap. Want ondanks dat – of juist daarom – gebeurt er nu heel veel.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
33
— VAN CONCEPT NAAR CONTEXT—
De lessen van de periferie
In Deventer valt op wat zich ook in andere uithoeken van het land aftekent. In de gebieden buiten de Randstad is al lang het bewustzijn aanwezig voor andere vormen van planontwikkeling. Integrale planvorming, organische stedenbouw, participatieprocessen: het wordt door de Randstadgemeenten allemaal uit pure nood als hippe kernbegrippen op de agenda gezet, maar hoe zich hierbij te gedragen weet niemand. In het noorden, oosten en zuiden doen ze het al decennialang. Je kunt een innovatieve werkwijze niet zomaar overnemen, daar is een diep bewustzijn voor nodig. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht realiseren zich niet dat ze door afnemende intensiteit dezelfde fenomenen kennen als de krimpgebieden. In plaats van zich krampachtig ervan af te zetten zouden ze kunnen leren van processen in Deventer, Heerlen, Vlissingen en Delfzijl. Reimar von Meding is directielid / architect van KAW architecten en adviseurs, Groningen, Rotterdam, Eindhoven, Barcelona
34
RUIMTE VOOR INITIATIEF
35
RUIMTE VOOR INITIATIEF
G
Facts & Figures ebiedstypologie
Woonerfwijk 1970 en later
Oppervlakte
208 ha
Aantal inwoners
7.200
Aantal woningen
3.365
G
Bouwjaar
emiddeld inkomen
€ 17.800
- Aandeel sociale huurwoningen
49%
- Aandeel private huurwoningen
10%
- Aandeel koopwoningen
41%
Bedrijfsvestigingen
120
S
S
Bronnen: - CB tatline. Cijfers uit 2010
RUIMTE VOOR INITIATIEF
3 Emmerhout, Emmen
Wijk 11 Emmen Buurt 05 Emmerhout
— EMMERHOUT, EMMEN —
Gebiedsomschrijving Emmerhout in het Drentse Emmen is een typische naoorlogse woonerfwijk: laagbouw, kronkelige straatjes, achterpaden, veel groen en speelpleintjes. In het gebied rondom het wijkwinkelcentrum zijn ook galerijflats te vinden. Sinds 1997 wordt in de wijk een fysiek-sociaal vernieuwingsprogramma uitgevoerd, volgens de veelgeprezen Emmen Revisited-aanpak. Dit is een gebiedsgerichte werkwijze waarin overheid, maatschappelijk middenveld en bewoners(organisaties) op gelijke voet samenwerken in wijkteams. De aanpak is zo succesvol dat hij inmiddels stadsbreed wordt uitgerold en op landelijke fora vaak als goed voorbeeld van integrale stedelijke vernieuwing wordt aangehaald.
38
Vanuit het perspectief van organische stedelijke ontwikkeling is vooral de rol van bewoners in de wijk interessant. In de loop van vijftien jaar is hun betrokkenheid gegroeid van insprekers naar volwaardige partners in de vernieuwing van de wijk. Via kleine en grotere ingrepen in de wijk, steeg de organisatiegraad en professionaliteit van de bewoners. Zij verenigden zich in bewonersvereniging Wijkbelangen Emmerhout. ‘Wijkbelangen’ heeft inmiddels voor iedere straat en iedere speelplaats een bewoner die optreedt als contactpersoon. Ook zijn er bewonersprojectleiders voor de diverse projecten die bewoners zelf uitvoeren in Emmerhout, zoals het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen, speelplaatsen of het aanbrengen van nieuwe huisnummerbewegwijzering. Anno 2012 staat Wijkbelangen Emmerhout op het punt om een nieuwe stap te maken. Men start een eigen ‘bewonersbedrijf’, naar voorbeeld van de Engelse Community Development Trusts. Het bewonersbedrijf wil beheer- en welzijnstaken van de gemeente overnemen om zo zelf te bepalen wie wordt ingehuurd voor welke taken. Daarnaast wil men eigen geld verdienen - bijvoorbeeld door verhuur van flexplekken aan wijkondernemers - om in te zetten voor competentieontwikkeling van wijkbewoners, of het starten van pilots met duurzame energie. Naar verwachting start het bewonersbedrijf dit najaar officieel.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
H
— EMMER OUT, EMMEN —
39
Door Lisanne Creutzburg
RUIMTE VOOR INITIATIEF
H
— EMMER OUT, EMMEN —
Interview Joke Bakker
40
“IK HOOP DAT WE OVER AL IN NEDERL AND LOSKOMEN VAN OVERBODIGE INSTITUTIES EN ZELF ACHTER HET STUUR GA AN ZITTEN.” In de doodgewone woonerfwijk Emmerhout nemen bewoners het heft in eigen hand. Ze zijn volwaardig gesprekspartner in de gebiedsaanpak voor hun wijk, voeren zelfstandig verbeteringsprojecten uit en staan op het punt een eigen bewonersbedrijf te starten. Kortom, ‘actief burgerschap suprême’. Waarom lukt dat in Emmerhout wèl? We vragen het aan Joke Bakker, voorzitter van bewonersvereniging Wijkbelangen Emmerhout en drijvende kracht in de wijk.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— EMMERHOUT, EMMEN —
Organische ontwikkeling
Hoe kijkt Bakker als voorzitter van een bewonersorganisatie aan tegen de term organische stedelijke ontwikkeling? “Dat staat wat mij betreft voor procesmatig werken: iedere stap volgt uit een eerdere. Ik geloof niet dat het werkt om zomaar van buitenaf zaken in een gebied te droppen, zoals vroeger wel gebeurde.” “De ontwikkeling van Emmerhout voelt voor mij als een rijdende trein, waarbij je verschillende stations aandoet. Je weet van tevoren alleen niet precies welke en wanneer je er arriveert. Voor de reflectie is het belangrijk om op sommige stations even uit te stappen om te kijken of je nog wel de goede kant op rijdt.” Gevoel van eigenaarschap
De rol en slagkracht van Wijkbelangen Emmerhout zijn gegroeid over een periode van vele jaren, vertelt Bakker. “We hebben sinds 1997 gebouwd aan wat we nu hebben.” Naast geduld is er echter meer nodig. “Het is cruciaal dat mensen zelf nut en noodzaak inzien van een grotere betrokkenheid bij hun omgeving. Mijn ervaring is dat je daarvoor het beste klein kunt beginnen: speelvoorzieningen, parkeerplekken, groen in de wijk, verlichting van achterpaden. Met dat soort praktische zaken kun je mensen mobiliseren.” “ Vervolgens is het belangrijk dat je bij bewoners het gevoel van eigendom van de wijk versterkt. Daarvoor moet je al je kanalen inzetten, zelf met passie werken en écht openstaan voor wat mensen je vertellen.” De rol van andere partijen in de wijk
Bakker benadrukt dat professionele partijen in de wijk een belangrijke rol hebben bij het stimuleren van actief burgerschap. “Bewoners die met een initiatief komen moet je met respect behandelen. Je moet de energie die zij willen leveren verwelkomen en niet blokkeren.” In Emmerhout is de samenwerking tussen de bewoners en andere stakeholders een proces van vallen en opstaan. “We hebben de Emmen Revisitedaanpak, waarbij voor iedere wijk een wijkteam is ingesteld. Daarin zitten in Emmerhout de gemeente, corporatie Lefier, het welzijnswerk en wij als bewonersorganisatie. Met name de relatie met de gemeente en corporatie is door de jaren heen sterk geworden. Met het welzijn is het op dit moment spannender, omdat wij als bewoners het liefst zelf het opbouwwerk zouden aanbesteden. Met andere partijen die actief zijn in de wijk, zoals de basisschool en de politie is het contact goed, maar minder nauw. We hebben ook geprobeerd om de zorgaanbieders in de wijk dichterbij te
RUIMTE VOOR INITIATIEF
41
H
— EMMER OUT, EMMEN —
halen, maar dat blijkt lastig, omdat het zo’n ingewikkelde en versnipperde wereld is.” Bewonersbedrijf
S
S
De volgende stap voor Wijkbelangen Emmerhout is het starten van een eigen bewonersbedrijf. Waar loop je tegenaan als een bewonersorganisatie een bedrijf wil starten? Bakker: “Wij hebben het geluk dat de kans groot is dat we een voormalige school als uitvalsbasis kunnen gaan gebruiken. We hebben het vertrouwen van gemeente en corporatie om te starten en de kansen zijn goed dat we worden geselecteerd voor het landelijke pilotprogramma bewonersbedrijven van de L A.” [Landelijk amenwerkingsverband Aandachtswijken, red.] “Wat in de huidige fase moeilijk is, is dat zowel de wijkbewoners als gemeente en corporatie de kat uit de boom kijken. Misschien gebeurt dat in Drenthe nog wel meer dan elders. Van ons wordt eigenlijk verwacht dat we bewijzen dat er draagvlak is en dat het bedrijf een succes wordt, nog voordat we zijn begonnen. Dat voelt als droogzwemmen.”
42
Mandaat
“Een ander punt is dat we voor praktische zaken nog een beperkt mandaat hebben en dat een duidelijk loket bij de gemeente ontbreekt. We hadden bijvoorbeeld informatieborden bij onze school geplaatst met daarop de mededeling dat hier binnenkort het bewonersbedrijf gevestigd wordt. Die zijn na een klacht van een wijkbewoner, die zo’n bedrijf niet ziet zitten, door de gemeente verwijderd. Terwijl de wetenschap dat er een bewonersbedrijf komt, voor álle wijkbewoners belangrijk is. Ik zou willen dat de gemeente, net als wij, wat ondernemender gaat denken.”
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— EMMERHOUT, EMMEN —
Lessons learned Organische stedelijke ontwikkeling hoeft niet altijd in een grootse en meeslepende setting plaats te vinden, op enorme kantorenterreinen of in oude havengebieden. Het kan ook klein en meeslepend, in een woonerfwijk als Emmerhout. Joost Beunderman, onderzoeker bij het Londense bureau 00:/, en schrijver van Compendium for the Civic Economy vatte het ter plekke mooi samen: “Bij organische ontwikkeling is de opgave om gezamenlijk uit te gaan van de kracht van mensen en niet vanuit een probleem. We zoeken naar participatie in plaats van inspraak en échte waarde in plaats van vastgoedwaarde.” Een actieve rol van de overheid en andere partijen in de wijk is daarbij onmisbaar, blijkt ook uit het verhaal van Joke Bakker. Dat zit hem niet primair in geld, maar veel meer in vertrouwen, respect en openheid. En in een geduldige aanpak, waarin wordt gewerkt volgens een zorgvuldig, inclusief proces. Het realiseren van een cultuuromslag doe je immers niet in een jaar. Het is afwachten wat het resultaat zal zijn van de bewonersbedrijven die nu in Emmen en elders worden gestart (zie: www.lsabewoners.nl), maar duidelijk is wel dat ze een symptoom zijn van een nieuwe, meer lokale en ondernemende manier van werken in en aan wijken en steden. Lessen • • •
•
Het opbouwen van actief burgerschap heeft tijd nodig Een stimulerende en respectvolle houding van de andere partijen in de wijk is een randvoorwaarde Begin met het kweken van een gevoel van betrokkenheid bij de wijk door praktische verbeteringen in de directe woonomgeving te realiseren Actieve burgers hebben vertrouwen en mandaat van de gemeente en andere partijen nodig om effectief te kunnen handelen
RUIMTE VOOR INITIATIEF
43
— ORGANISCHE ONTWIKKELING IN MAAGDELIJK GEBIED—
Organische ontwikkeling in maagdelijk gebied In tegenstelling tot het gros van de Nederlandse steden, is Almere niet organisch ontstaan en gegroeid, maar door een aantal stedenbouwkundigen zorgvuldig uitgetekend. Zonder inmenging van de bewoners zelf - de eerste bewoners moesten de overstap van het oude naar het nieuwe land immers nog maken. Sinds die tijd is Almere gegroeid tot een stad met bijna 190.000 inwoners, maar de stedenbouwkundige structuur en de manier van werken bleef behouden. Van bovenaf.
44
Wat in de loop der jaren wél is veranderd, is dat Almere niet langer wordt gemaakt door stedenbouwkundigen in het stadhuis, maar meer en meer door partijen die zich nadrukkelijk aan de stad committeren. In de eerste plaats zijn dat de inwoners zelf. Met de ontwikkeling van Nobelhorst, stadsdorp voor initiatieven, gaan Gemeente Almere en woningcorporatie Ymere nog een stap verder. Ruim 300 ha wordt omgevormd van agrarisch gebied naar een woon/werkwijk. Bewoners en ondernemers worden betrokken bij de ontwikkeling, de inrichting én het beheer van hun eigen leefomgeving. Ze krijgen (desgewenst) taken en budgetten overgedragen, om woningen, openbare ruimte en activiteiten naar eigen inzicht in te vullen. En daarmee komt er op grote schaal een ommekeer van het werken vanuit een dogmatische blauwdruk naar een uitnodigende en organische werkwijze. Vanaf de eerste verkaveling in 2012 tot en met de verre toekomst. Nobelhorst ligt aan de oostkant van Almere, in het stadsdeel Almere Hout. Hier komt een compleet nieuwe wijk van circa 4.300 (woonwerk)-woningen, met circa 40.000 m2 bedrijvigheid en talloze voorzieningen in een ‘stadsdorpse’ setting. Stadsdorp Nobelhorst biedt maximale ruimte voor eigen initiatief door bewoners en ondernemers. Van (collectieve) zelfbouw van woning of onderneming tot inrichting en beheer van hun eigen buurt. Dit gebeurt op een wijze en schaal die nog niet eerder in Nederland is vertoond.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— ORGANISCHE ONTWIKKELING IN MAAGDELIJK GEBIED—
Ymere en de gemeente Almere zijn mede-regisseurs van deze bijzondere gebiedsontwikkeling, maar de wijk wordt gemaakt door de mensen zelf. Ruimte bieden aan anderen
Bijzonder is dat Nobelhorst op dit moment nog een bijna maagdelijk gebied is tussen de A6, de golfbaan Almere Hout en stadslandgoed de Kemphaan. De ambitie om mensen hun eigen stadsdorp te laten maken, is hier een unieke kans. Voor Nobelhorst is geen stedenbouwkundig plan gemaakt. Alleen een landschappelijk raamwerk dat de kwaliteit en identiteit van het stadsdorp waarborgt. Dit zogeheten Ruimtelijk Raamwerk legt de hoofdstructuur van water, wegen en groen vast. Binnen dit Raamwerk worden aan de hand van ingediende initiatieven of klantenwensen, kleinere bouwvelden in langzaam en organisch tempo verkaveld. WIJ(k)gevoel
Ymere en Almere willen in dit nieuwe stadsdorp Nobelhorst de emancipatie op zowel sociaal als economisch vlak vergroten, door verbindingen tussen mensen te creëren. Vanuit de overtuiging dat door verbindingen tussen bewoners en bedrijven te faciliteren, er wederzijdse beïnvloeding, betrokkenheid en gemeenschapszin tot stand komt. Zij ambiëren een stadsdorp, ‘gemaakt door mensen’ en met een menselijke maat. Waar mensen zich vanaf de eerste kennismaking sterk verbonden voelen met elkaar en met hun stadsdorp. Zo willen zij een sociaal duurzame wijk creëren waarin het WIJ(k)gevoel sterkt leeft. Bestuurlijke ambities
Adri Duivesteijn, wethouder Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Almere: “Ymere en de gemeente Almere willen de eigentijdse omslag maken van voorschrijvend naar uitnodigend. Van organiserend naar faciliterend en van van bovenaf naar van onderop. Waarbij bevoegdheden en bijbehorende budgetten aan de wijkbewoners worden overgedragen en zeggenschap wordt gecreëerd. Dat betekent voor onze organisaties een herijking van taak- en rolopvattingen en verantwoordelijkheden.”
RUIMTE VOOR INITIATIEF
45
— ORGANISCHE ONTWIKKELING IN MAAGDELIJK GEBIED—
Tot in de verre toekomst: de coöperatie
46
De bewoners en ondernemers van Nobelhorst bepalen hoe hun leefomgeving invulling krijgt, gedurende de ontwikkeling van het stadsdorp en juist ook in de decennia erna. Wat heb je nodig om bewoners naar eigen inzicht hun leefomgeving te laten inrichten en te beheren? Hoe maak je eigen initiatief, inspraak, zeggenschap en het verkrijgen van (gemeentelijke) budgetten mogelijk? Ymere en Almere initieerden een georganiseerde samenwerkingsvorm, die laagdrempelig en herkenbaar is en waarin bewoners verenigd zijn. Een coöperatie blijkt als juridische vorm goed aan te sluiten bij de doelstelling en de werkwijze van Nobelhorst. Een coöperatie is van de bewoners en maakt zelforganisatie en zelfbestuur mogelijk. Via het lidmaatschap wordt de continuïteit van de coöperatie geborgd en wordt het stemrecht geregeld. Gemeentelijke taken en budgetten voor ontwerp, aanleg en beheer van de openbare ruimte worden (desgewenst) overgedragen aan de coöperatie. Ditzelfde geldt voor de leefbaarheidsbudgetten van de woningcorporatie. De leden bepalen zelf hoe deze middelen worden besteed. Verder worden buurtkavels van circa 1.000 m2 aangeboden en kunnen de bewoners een buurtschuur bestemmen en beheren, als onderkomen voor ontmoeting en gezamenlijke activiteiten. Ook kunnen diensten zoals bijvoorbeeld tuinonderhoud, inkoop van materialen en verzekeringen. door de coöperatie worden ingekocht, waarmee een economisch voordeel ontstaat. De stadsdorpcoöperatie staat eigenlijk voor alles wat je zelf initieert en waarmee je het individuele niveau overstijgt. Duwtje in de rug
Stefan Schuwer, bestuurslid van Ymere, portefeuille Gebieds- en projectontwikkeling: “Wij brengen (start)kapitaal, kennis en menskracht in om de coöperatie op te zetten en initiatieven te stimuleren en te faciliteren. Dit past goed bij deze tijd, waarin mensen verantwoordelijkheid en zeggenschap willen en ook bereid zijn zich daarvoor actief in te zetten. Na maximaal drie jaar motiveren en meebesturen, is het aan de bewoners om de coöperatie te laten floreren.” Van eigentijds naar toekomst
Anja Winters, voormalig projectdirecteur en nu kwartiermaker van de coöperatie: “Nobelhorst moet een stadsdorp worden waar je trots op bent, waarmee je je verbonden voelt en ‘waar je weer wat met elkaar hebt’. Het bouwen aan gemeenschapszin zal in Nobelhorst op bijzondere en eigentijdse wijze worden ingevuld. Het stimuleren van ontmoeting en samenwerking draagt hieraan bij. Via een coöperatie bereiken we, binnen de geografische afbakening van het stadsdorp, het positieve van een open
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— ORGANISCHE ONTWIKKELING IN MAAGDELIJK GEBIED—
democratie. En juist in een gebied van 335 hectare dat bestaat uit (te handhaven) bossen en voormalig agrarisch land, is het de kans om met een schone lei te beginnen en het echt anders te doen. Het is nu aan de (toekomstige) bewoners en ondernemers van Nobelhorst om door eigen initiatief en zelfbestuur, het stadsdorp meerwaarde te geven. Vanaf het prille begin tot in de verre toekomst.” Paul Andriessen is communicatieadviseur bij de gemeente Almere Anja Winters is kwartiermaker van de stadsdorpcoöperatie Nobelhorst
47
RUIMTE VOOR INITIATIEF
G
ebiedstypologie
Bouwjaar
G
G
Facts & Figures emengd stedelijk gebied ebied sinds 1400 bewoond, sinds 1923
Oppervlakte
gebouwd aan huidige bebouwing
Aantal woningen
36 ha
Aantal inwoners
2800 waarvan 1742 in bezit Woonbron
Bijstandsuitkeringen
6500 waarvan 1500 studenten 527
RUIMTE VOOR INITIATIEF
4 Coolhaveneiland, Rotterdam
Wijk 03 Delfshaven Buurt 20 Delfshaven
— COOLHAVENEILAND, ROTTERDAM —
Gebiedsomschrijving Coolhaveneiland ligt in Rotterdamse deelgemeente Delfshaven en wordt ingesloten door de Coolhaven, historisch Delfshaven en de Nieuwe Maas. De buurt heeft een karakteristieke bebouwing en een multicultureel karakter. De wijk ligt tegenover de binnenstedelijke Vinex-locatie Lloydkwartier en is als het ware de contramal van deze grootschalige planmatige ontwikkeling.
50
De ambitie is dat Coolhaveneiland in 2020 een gewild, karakteristiek stedelijk woongebied is met zelfredzame bewoners. De laatste jaren wordt er zowel van boven als van onderop gewerkt aan de wijk. De overtuiging van deelgemeente Delfshaven, de corporaties Woonbron en Vestia/ Stadswonen en de gemeente Rottterdam is dat de wijk zich leent voor de vestiging van creatieve bedrijvigheid en het aantrekken van studenten. Het gebied beschikt al over een grote groep betrokken bewoners die zich graag inzetten voor de verbetering van de wijk. Er is een enorme rijkdom aan bijzondere projecten die hier vanuit bewoners zijn geïnitieerd. Reden dat er wordt ingezet op de sociale en de culturele ontwikkeling van de wijk in plaats van op grootschalige fysieke ingrepen. Gemeente, deelgemeente en corporaties stimuleren dit door ruimte te bieden aan initiatief van onderop. Een groeiend aantal bewoners en andere private partijen ontdekt dat deze ontwikkelrichting voor hen mogelijkheden biedt om initiatieven te ontplooien, vooral in de openbare ruimte. Zichtbare uitingen daarvan zijn door betrokken bewoners ontwikkelde oases in de wijk zoals de Schat van Schoonderloo en het Landgoed van Cool tot Terhave. Initiatieven van onderop die de openbare ruimte in de wijk een ‘boost’ geven.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
H
— COOL AVENEILAND, ROTTERDAM —
51
Door Lisanne Creutzburg
RUIMTE VOOR INITIATIEF
H
— COOL AVENEILAND, ROTTERDAM —
Interview Frederique Kreeftenberg
52
“PERSOONLIJKE ENERGIE IS ALTIJD DE BASIS” Het Rotterdams Coolhaveneiland blijkt over een goede voedingsbodem te beschikken voor opbloeiende initiatieven van onderop. Frederique Kreeftenberg is een van de initiatiefnemers om een braakliggend terrein om te toveren tot Strandpark Coolhaven. Dit is inmiddels uitgegroeid tot het Landgoed Cool tot Terhave. De kern van het succes ligt volgens Kreeftenberg in het consolideren van de energie die een dergelijk initiatief kan losmaken. “Strandpark Coolhaven was het juiste plan op het juiste moment, en de juiste mensen waren erbij betrokken”, aldus Kreeftenberg.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— COOLHAVENEILAND, ROTTERDAM —
Frederique Kreeftenberg is stadssocioloog, woont in RotterdamDelfshaven en was met haar BURO ZOOOI eerder betrokken bij het invullen van braakliggende terreinen. En als ondernemer gespitst op kansen, dus toen niet ver van haar huis aan de Coolhaven een braakliggend stuk land aan de kade lag te wachten op invulling greep ze die kans met beide handen aan. Kreeftenberg had al vaker met dit bijltje gehakt, dus ze wist wat haar te doen stond. Wat enorm hielp in haar ogen was dat op Coolhaveneiland partijen erg open staan voor initiatief van onderop. De goede samenwerking tussen gemeente, deelgemeente en corporaties maakte het voor Kreeftenberg mogelijk om op korte termijn het Strandpark te realiseren. “In april 2009 is het plan voor het strandpark voor het eerst ter sprake gekomen, en op 1 juli 2009 lag het er”, vertelt Kreeftenberg niet zonder trots. Juist die snelheid is voor haar belangrijk: “Ik wil als ondernemer graag snel tot resultaat komen en niet in een eindeloos traject terechtkomen; zo snel mogelijk aan de slag!” In Coolhaven was die ruimte er om snel te handelen. De bestemming van het terrein is de bouw van hoge toren, De Nieuwe Machinist. De bouw van deze toren is tot nader order uitgesteld. “De ontwikkeling van De Machinist had vertraging opgelopen, dus zagen alle betrokken partijen het belang in om middels het Strandpark zo snel mogelijk reuring in het gebied te creëren.” Snel handelen dus, en op basis van haar ervaring in andere projecten was dat toch wel een succesfactor in Coolhaveneiland. “Om de energie vast te houden is een overheid die daar snel op in kan en wil spelen van groot belang”, vertelt de stadssociologe. Dat betekent dat er flexibel moet worden omgegaan met beleid. En doordat in Coolhaveneiland verschillende potjes op het terrein van cultuur in een fonds waren samengevoegd was er ook al snel een financiële prikkel beschikbaar. ‘Ceremoniemeester op een best chaotisch feestje’, zo omschreef Jetze van der Ham zijn rol als gebiedsmanager vanuit de deelgemeente tijdens de werksessie. Kreeftenberg geeft aan dat het erg belangrijk is hoe je die rol als ceremoniemeester invulling geeft. Je kunt als ceremoniemeester alles tot in de puntjes strak hebben georganiseerd, maar het zal altijd anders lopen dan je vooraf hebt bedacht. ‘Een coördinerende rol zonder over te nemen’ is in de ogen van Kreeftenberg een hele opgave. “Bij de ontwikkeling van het strandpark was veel ruimte voor eigen initiatief waardoor wij als initiatiefnemers zelf van alles konden overnemen. Wanneer de gemeente die sturing weer terugpakt neemt de invloed die je uit kunt oefenen en daarmee ook de bijtgraagheid af.” Waarmee Kreeftenberg aangeeft dat dit een heel wankel evenwicht is: “In hoeverre durf je risico te nemen, enerzijds als ambtenaar maar anderzijds ook zelf als ondernemer.” Daarbij
RUIMTE VOOR INITIATIEF
53
H
— COOL AVENEILAND, ROTTERDAM —
is vertrouwen de basis. Want initiatief van onderop drijft op persoonlijke energie en durven nemen van verantwoordelijkheid voor een groter goed.
G
Kreeftenberg is van mening dat een initiatief als het Landgoed, dat is ingezet als tijdelijk initiatief, voor de buurt meerwaarde oplevert. Vanaf 2009 is het project steeds verder gegroeid en geworteld. Zolang er niet gebouwd wordt aan De Nieuwe Machinist, wordt het terrein als het ware teruggegeven aan de bewoners, bezoekers en ondernemers van de stad. Zoals het er nu uitziet, zal de bouw, als het doorgaat, pas in het voorjaar van 2015 van start gaan. Tot die tijd blijft de intentie om met deze tijdelijke oase aan de Coolhaven de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid van Coolhaven te verbeteren. Dit past helemaal in de visie van BURO ZOOOI om te werken aan een andere manier om een gebied te ontwikkelen. In deze ontwikkeling staat in haar filosofie tijdelijkheid, de impuls (energie) en het experiment centraal. In aansluiting op het verhaal van ert Joost Peek over gebiedsontwikkeling 3.014 stelt Kreeftenberg dat het denken vanuit exploitatie in feite de kern is van wat ze in Coolhaveneiland heeft gedaan, omdat de opbrengsten uit de tijdelijke exploitatie het uitgangspunt is geweest.
4 Peek,
G
54
ert-Joost, Investeren in gebiedsontwikkeling nieuwe stijl, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, jun 2012
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— COOLHAVENEILAND, ROTTERDAM —
Tegelijkertijd is het wel belangrijk dat het project in lijn is met een visie op lange termijn. Dan levert het een bijdrage aan een groter verhaal of de stip aan de horizon zoals Riek Bakker dat ooit heeft genoemd. Zo’n visie hoeft van Kreeftenberg niet tot in detail te zijn uitgewerkt. Kreeftenberg geeft toe dat toen ze met het strandpark aan de slag ging ze in eerste instantie ‘slechts vluchtig kennis had genomen’ van de visie op Coolhaveneiland zoals die er toen lag. Intussen is er brede kennis over het gebied en daar wordt gebruik van gemaakt. Op de plek van het Landgoed moet op termijn een evenemententerrein worden gerealiseerd. Het landgoed is als het ware een eerste stap daarnaartoe, een experiment om te kijken of het werkt om op die plek in de stad een evenemententerrein te hebben. En dat het werkt blijkt uit de vele activiteiten die er plaatsvinden vanuit de buurt. ‘Dat was in het begin wel lastig, maar het was wel onderdeel van onze opdracht vanuit de gemeente dat we ook expliciet verbinding moesten maken met de buurt.’ Inmiddels is dat gelukt getuige het feit dat buurtbewoners veel gebruik maken van het park. Een paar weken nadat ze het Strandpark hadden omgedoopt tot Landgoed van Cool tot Terhave plaatste iemand een huis in een aanpalende straat te koop op een website. Daar werd trots bij vermeld; ‘Wie wil er nu niet naast het landgoed van Cool tot Terhave wonen?’ “Daar werd ik vrolijk van”, zegt Kreeftenberg. “Die dame had het begrepen!”
RUIMTE VOOR INITIATIEF
55
— COOLHAVENEILAND, ROTTERDAM —
Lessons learned
56
De enorme rijkdom aan initiatieven op het Coolhaveneiland geeft dynamiek aan de wijk. Tegelijkertijd is het een kwetsbare wijk en al dat initiatief groeit niet allemaal helemaal vanzelf. Een zetje in de goede richting is af en toe noodzakelijk. Om ervoor te zorgen dat deze initiatieven ook een duurzame bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het gehele Coolhaveneiland is meer nodig dan louter het faciliteren van bestaande initiatieven. Er is een gezamenlijke ontwikkelvisie voor het gebied, gemaakt door de gemeente Rotterdam, de deelgemeente Delfshaven en de corporaties Woonbron en Vestia/ Stadswonen. De strategie die men in Rotterdam volgt is erop gericht snel te kunnen beslissen als een kansrijk initiatief voorbij komt om op die manier ondernemerschap te stimuleren. En dat te faciliteren door te kijken hoe regelgeving dingen mogelijk kan maken, maar ook door financieel een zetje in de goede richting te geven. Daarvoor is bijvoorbeeld het Cultuurfonds opgezet, een gezamenlijk potje waarmee snel en slagvaardig kan worden ingespeeld op voorbijkomende kansen voor Coolhaveneiland, door cofinanciering uit het Cultuurfonds. Deze aanpak werkt in dit gebied, maar er zijn kritische geluiden over in hoeverre dit ook echt bijdraagt aan een samenhangende ontwikkeling van het gehele gebied. De kunst is deze rijkdom aan kleine projecten te laten bijdragen aan een groter geheel. Lessen •
•
•
Probeer de meerwaarde van initiatieven te vergroten met een overkoepelende visie op zoek te gaan naar samenhang tussen verschillende initiatieven Zorg ervoor dat je snel en flexibel kunt inspelen op kansen zodat bewoners en ondernemers zo min mogelijk vastlopen in een ambtelijke molen Sluit aan op de bestaande kracht van het gebied en probeer die te versterken
RUIMTE VOOR INITIATIEF
57
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— ORGANISCHE STEDENBOUW: ANTWOORD OP DE CRISIS? —
58
Organische stedenbouw: antwoord op de crisis?
De toekomst van de stedelijke ontwikkeling is spannender dan ooit. Planmatige zekerheden uit een industrieel verleden zijn verdwenen. Daarvoor in de plaats komen meer, heftiger en sterker in onderliggende samenhang reagerende trends als: woonvoorkeuren, demografische ontwikkelingen, economische groei, krimp, verduurzaming van de maatschappij, schaarste aan grondstoffen en arbeid, kosten voor nieuwbouw etc. Moeten we dan onze planningstraditie overboord gooien? Nee, misschien moeten we veel meer in scenario’s leren denken, zodat helder wordt waar de randen van de gebiedsopgave zouden kunnen lopen. De toegenomen onvoorspelbaarheid leidt niet alleen tot bedreigingen, maar ook tot kansen. En wellicht biedt organische stedenbouw een uitweg uit de krediet- en vastgoedcrisis die de woningmarkt in Nederland in haar greep houdt Als ik, als econoom met 20 jaar ervaring in de stedenbouw, kijk naar de huidige ontwikkelingen, zie ik dat er een paradigmaverschuiving gaande is. Maar ook dat enkele systeemfouten de benodigde transitie in de weg zitten. Als we die weten aan te pakken, kan een meer organische manier van ontwikkelen, met flexibele scenario’s en creatieve oplossingen, ons voorbij de crisis helpen. Vele smaken organisch
Wat is organische stedenbouw nu eigenlijk? Een eenduidig beeld daarover ontbreekt. Wat de term betekent, lijkt sterk af te hangen van de achtergrond van de mensen die hem gebruiken. De stedenbouwers5 hebben het veelal over het inwisselen van een eindbeeld voor een wensbeeld. Bestuurders als Adri Duijvestein spreken over het faciliteren van vele kleine zelfstandige initiatieven die de macht van het aanbodgerichte denken
5 Discussie op Architectenweb.nl, 15 juni 2012
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— ORGANISCHE STEDENBOUW: ANTWOORD OP DE CRISIS? —
doorbreken. Ontwikkelaars en bouwers verbinden het aan de onzekerheid over de vraag naar vastgoed. Een taak voor de beroepswetenschap om hier een antwoord op te vinden. Voor mij als ontwikkelaar houdt organische stedenbouw - of organische stedelijke ontwikkeling – in: ideale strategische flexibiliteit op alle relevante activiteiten, processen en systemen binnen gebiedsontwikkeling. Een sterke strategie en visie die continu wordt bediscussieerd en gecommuniceerd en die dient als een baken aan de horizon. Hoe je daar komt en met wie, is afhankelijk van de lokale context en de dan geldende omstandigheden. Systeemfouten
Welke uitleg er ook aan de term organische stedenbouw wordt gegeven, dat er een paradigmaverschuiving op stapel staat, lijdt geen twijfel. We verlaten het industriële tijdperk, waarin we de basale woningbehoefte (zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin) hebben ingevuld. Het systeem dat we in die tijd, sinds de invoering van de woningwet in 1901, hebben ingevoerd, heeft zijn taak volbracht. Het laat wel enkele systeemfouten achter die de daadwerkelijke paradigmaverschuiving ernstig belemmeren. Het einde van aanbodsgericht denken
De eerste systeemfout: een diepgewortelde cultuur van aanbods- en transactiegericht denken. We kunnen in Nederland lessen trekken uit de krimpgebieden en de aandachtswijken, waar we als Heijmans/Proper-Stok zeer actief zijn. Daar is de vraag naar vastgoed al lang niet meer vanzelfsprekend en hebben alle actoren elkaar gevonden om tot andere wijzen van gebiedsontwikkeling te komen. In de aandachtswijken draait het veel meer om het zoeken van samenwerking tussen partijen die echt willen en kunnen investeren. Daar draait het meer om kennis dan om macht. Empathisch denken leidt daar tot treffende ontwerpen en zakelijke voorstellen die mensen en organisaties verrassen, met mogelijkheden die hun verwachtingen overtroffen. Soms leidt dat tot onorthodoxe oplossingen. Zo ontwikkelt Heijmans/Proper-Stok in Katendrecht, Rotterdam eerst een school, een artsenpost en een kerk, wat vertrouwen geeft aan de eerste bewoners van buiten dit schiereiland. Op het Leerpark in Dordrecht maakt Heijmans/ Proper-Stok een gigantische indoorklimschool mogelijk, dankzij slimme ruimtelijke oplossingen en het sluiten van een opleidingsarrangement met de scholen en de brandweer in het gebied. Zodoende wordt echt een impuls gegeven aan jeugdcultuur op het Leerpark.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
59
— ORGANISCHE STEDENBOUW: ANTWOORD OP DE CRISIS? —
Aanbodelasticiteit
Een tweede systeemfout is de structurele mismatch tussen vraag en aanbod. Voor economen vormt aanbodelasticiteit een belangrijke maatstaf. Hiermee wordt gemeten in hoeverre het aanbod reageert op een veranderende vraag. De Nederlandse woningmarkt presteert op dit gebied het slechtst in de Westerse wereld (Boelhouwer, 2009). Als de vraag in Nederland stijgt, verandert het aanbod, d.w.z. de nieuwbouwproductie, nauwelijks, en stijgen de woningprijzen. Bij een extreme vraaguitval (2e oliecrisis en huidige kredietcrisis) volgt een marktcorrectie. De politieke discussie gaat vooralover de vraagzijde (financierbaarheid, hypotheekrenteaftrek en consumentenvertrouwen). Mijns inziens is echter de aanbodzijde van structureler belang voor een gezond marktevenwicht. Overregulering
60
Ten derde is relevant wat wij willen met onze wet- en regelgeving. Die is op alle vlakken (normen, rechten en procestijden) extremer dan in de ons omliggende landen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geeft aan (Building Business, 2012) dat de effectiviteit van de nieuwe Omgevingswet zelfs grotendeels wordt belemmerd door de restrictiviteit van de diverse normen. De extreme wet- en regelgeving leidt tot een scheve prijskwaliteitverhouding; nieuwbouw is in Nederland te duur in vergelijking met de bestaande voorraad (Boelhouwer, 2009). Dit vraagt om politieke wil tot verandering. Daarom roep ik op om los te laten, om lagere en minder normen te hanteren en de ruimtelijke processen verder te vereenvoudigen. Nederland is het meest aangeharkte landje ter wereld. Die cultuur zit er zo stevig in dat we best meer verantwoordelijkheid aan professionals en burgers over kunnen laten. Meer aandacht voor kwaliteit naar leefstijl
Ook in kwalitatieve zin is er naar mijn mening een mismatch tussen vraag en aanbod. De culturele diversiteit in de samenleving zie ik niet terug in ons woningontwerp en onze woonomgeving. Diverse leefstijlonderzoeken wijzen ook in deze richting. Het is onvoldoende om diversiteit in het woningaanbod te laten afhangen van (collectief) particulier opdrachtgeverschap. Het is namelijk maar weinig mensen gegeven om zelf een volledig ontwikkel- en bouwtraject te doorlopen. Het is dan ook tijd om ons diepgaander in de klant te verdiepen en met marktgerichte oplossingen te komen.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— ORGANISCHE STEDENBOUW: ANTWOORD OP DE CRISIS? —
Scenariodenken
Denken in scenario’s kan een soort strategische flexibiliteit in onze stedenbouw brengen die veranderingen in de tijd kan opvangen. Volgens mij zijn stedenbouwers en ontwerpers daar in het algemeen goed in. Geef hun een klein aantal strategische randvoorwaarden die de creatieve vrijheid geven om met daadwerkelijke (ontwerp-)oplossingen te komen. Want dit is voor mij zeker: ik wil dat we meer gaan weten over onze klanten. Zij die zelf willen ontwikkelen en bouwen: ga je gang, maar laat één ding aan de professionele ontwerper over, namelijk de verleiding en de creativiteit die van het ontwerp van onze woning en onze woonomgeving uitgaan. Rob van Kalmthout is directeur bij Heijmans/Proper Stok
61
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— CONCLUSIE —
Conclusie Alle partijen die actief zijn in de stad weten dat het roer om moet. Belangrijke delen van onze oude werkwijzen en verdienmodellen functioneren niet meer. Maar welke oplossingsrichtingen dienen zich aan om onze steden ook in de 21e eeuw te kunnen doorontwikkelen? Organische stedelijke ontwikkeling biedt een nieuw perspectief. Een geleidelijke, open manier van werken aan de stad, waarin vele partijen worden uitgenodigd om hun bijdrage te leveren. Dit vergt een grote omslag, waarvoor tijd, bereidheid en innovatiekracht nodig zijn. In verschillende praktijkvoorbeelden zien we al dat het kan. Ook zonder alles vooraf te plannen en dicht te regelen, kunnen we onze steden en wijken laten bloeien.
62
Organische stedelijke ontwikkeling staat volop in de belangstelling. In deze tijd van fundamentele veranderingen wordt ‘organisch’ veel genoemd als een kansrijke nieuwe manier van werken aan de stad. Interessant is dat een organische aanpak ook steeds meer in de praktijk wordt gebracht. Tijdens de werksessies in Amstel III, Havenkwartier, Emmerhout en Coolhaveneiland lieten lokale professionals, bewoners en ondernemers zien hoe organisch werken op lokaal niveau in zijn werk gaat, wat het oplevert en welke vragen het oproept. Professionals van Groningen tot Limburg kwamen kijken om hiervan te leren. Buitelaar en Feenstra omschrijven organische stedelijke ontwikkeling in de inleiding van deze publicatie zelfs al als “de nieuwe mainstream”. Om grip te krijgen op wat we kunnen leren van het gedachtegoed van organische stedelijke ontwikkeling, hebben we in deze publicatie langs twee lijnen gewerkt. Ten eerste hebben we beknopt vier concrete gebiedsontwikkelingen beschreven die organische aspecten in zich dragen. Het gaat om verschillende gebiedsopgaven: een kantorengebied, een haventerrein, een vooroorlogse en een naoorlogse woonwijk. Ten tweede hebben we met de essays en de interviews gezocht naar perspectieven vanuit verschillende spelers die in het veld van stedelijke ontwikkeling actief zijn. Wat is organische stedelijke ontwikkeling?
Op basis van deze twee lijnen starten we met een inventarisatie van wat organische stedelijke ontwikkeling inhoudt en vooral ook, wat niet. Om snel vooroordelen weg te nemen, starten we met het laatste. Organische stedelijke ontwikkeling betekent niet dat álles anders wordt. Het betekent ook niet dat er geen geld verdiend mag worden. Niet dat alle traditionele
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— CONCLUSIE —
partijen van het podium zullen verdwijnen. Niet dat alle bestaande wetten en regels ineens moeten worden herzien. En niet dat je per se een blik kunstenaars moet opentrekken. Maar wat is het dan wel? Organische stedelijke ontwikkeling probeert een antwoord te vormen op diverse langetermijntrends die op een lokaal niveau bij elkaar komen: • • • • • •
opdrogende geldstromen van de grote gebiedspartijen het leren omgaan met grotere onzekerheden in de economische ontwikkeling een focus op vernieuwing van de bestaande stad (in plaats van bouwen in de wei) een overschot aan vastgoed een behoefte van ‘kleinere’ spelers om serieus mee te doen op de markt van de stedelijke ontwikkeling demografische trends, zoals bevolkingskrimp en vergrijzing.
De omslag die deze trends gezamenlijk opleveren is wellicht het beste te omschrijven als: het bijstellen van de heersende ideeën over de maakbaarheid van de stad en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. Ofwel, een transitie van “stad maken” naar “stad zijn”, zoals KEI en Nicis Institute eerder dit jaar in een essay optekenden 6 . Deze abstracte transitie wordt concreet in meerdere verschuivingen, die parallel aan elkaar plaatsvinden. Van masterplan naar gebiedsexploitatie
Het kapitaal en de ambitie om bestaande stedelijke gebieden op te kopen, te slopen en opnieuw te beginnen, zoals in het verleden gebeurde, zijn grotendeels verdampt. Het oude ontwikkelingsmodel, waarin met een masterplan en een grondexploitatie in een grootschalig project door enkele partijen wordt bepaald wat er de komende tien, vijftien jaar gaat gebeuren, is vastgelopen. Wat we zien gebeuren is een verschuiving van een dominantie van ontwikkeling, naar een dominantie van exploitatie, beheer en renovatie. Of in de woorden van Feenstra en Buitelaar: een verschuiving “van project naar proces”. De ironie is overigens dat organische ontwikkeling vaak in gebieden ontstaat, waar enkele jaren eerder een
6 KEI en Nicis Institute, Stedelijke vernieuwing op uitnodiging, april 2012
RUIMTE VOOR INITIATIEF
63
— CONCLUSIE —
grootschalig masterplan onder zijn eigen gewicht is bezweken. De nieuwe focus op exploitatie boven ontwikkeling vertaalt zich in een zoektocht naar andere, minder kapitaalintensieve manieren, om stedelijke gebieden op peil te brengen of te houden. Bijvoorbeeld via kwalitatief hoogwaardig beheer, het uitvoeren van renovaties en kleinschalige herontwikkelingen. Dit vergt een nieuwe organisatie van de spelers die in de stad actief zijn en een herziening van hun businessmodellen. Deze reorganisatie voltrekt zich al op verschillende plekken. Ruimte voor initiatief
64
Dat leidt direct naar een tweede verschuiving, namelijk die van de posities van partijen die actief zijn in het stedelijke krachtenveld. Waar gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars het lang alleen voor het zeggen hadden in de ontwikkeling van de stad, dient zich nu een tijd aan waarin veel meer partijen hierin een serieuze rol gaan spelen. Door bezuinigingen en teruglopende verdienmogelijkheden hangen de ‘oude’ partijen hijgend in de touwen. Nieuwe spelers lopen zich echter al warm. Denk aan bewoners(collectieven), ondernemers, stadslandbouwers en creatieven. Maar ook aan nutsbedrijven, zoals energie- en waterproducenten en telecom-, ICT- en afvalbedrijven. Zij zijn al langer gewend om te denken en rekenen in langetermijnexploitaties, waardoor aansluiting bij een meer procesgeoriënteerde manier van werken aan de stad voor de hand ligt 7. Deze nieuwe partijen staan te popelen om meer zeggenschap over hun leef- en werkomgeving te krijgen en hun eigen stempel op de stad te drukken. Het is cruciaal dat er voor deze nieuwe partijen ruimte wordt gemaakt, zodat zij ook daadwerkelijk initiatieven kunnen ontplooien. Hun energie en ondernemerskracht hebben we hard nodig om onze steden vitaal te houden. Om ruimte voor initiatief te scheppen zullen de ‘oude’ partijen zich bescheidener moeten opstellen. Waar zij het zich voorheen konden veroorloven om eenzijdig de koers te bepalen en waar nodig anderen buitenspel te zetten, past nu een dienende en uitnodigende houding ten opzichte van nieuwe spelers op de markt. Dit is een beweging die nu al zichtbaar is en goed past in het gedachtegoed van organische ontwikkeling. Het toetreden van nieuwe partijen en terugtreden van de traditionele trekkers, zorgt voor een machtsvacuüm. Vooralsnog lijkt dit te betekenen
7 Peek, Gert-Joost, Investeren in gebiedsontwikkeling nieuwe stijl, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, jun 2012
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— CONCLUSIE —
dat stedelijke ontwikkeling een veel dynamischer proces dan voorheen, met uitkomsten die niet van tevoren met zekerheid zijn te voorspellen. Iedereen zal aan deze onzekerheid moeten wennen, zeker gezien de sterke planningstraditie en zwaar verankerde rechtszekerheid die Nederland kent. Het vertrouwen moet langzaam groeien dat investeringen in een gebied ook zonder vaststaand eindbeeld wel degelijk rendement kunnen opleveren. Partijen moeten leren denken in verschillende ontwikkelingsscenario’s. We moeten flexibele werk- en investeringsprocessen ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met deze nieuwe dynamiek. De opdracht is om een model te ontwikkelen waarin werkendeweg een sluitende exploitatie voor een gebouw, voorziening of gebied kan ontstaan. Loslaten is niet hetzelfde als weglopen
Voor overheden, als vertegenwoordigers van het publieke belang, blijft wel degelijk een belangrijke rol weggelegd. Deze verschuift echter van topdownsturing, naar het faciliteren van initiatieven uit de markt 8 . De overheid is daarmee zeker niet ontslagen van verantwoordelijkheid. Sterker nog, de kaderstellende en richtinggevende functie van de overheid is in een sterk gediversifieerd speelveld zelfs belangrijker dan ooit. Zeker in organische ontwikkeling speelt de overheid bovendien een belangrijke rol om een zekere mate van sociale rechtvaardigheid te garanderen. “Loslaten is niet hetzelfde als weglopen”, zo vatte onderzoeker Joost Beunderman het treffend samen. Of, in de woorden van gebiedsmanager Marlies Geijsel: “We zijn continu op zoek naar de balans tussen richting geven en loslaten.” Nieuwe regels
Een andere belangrijke taak van de overheid is het bieden van een planologisch-juridisch instrumentarium waarmee het publieke belang wordt geborgd en rechtsgelijkheid wordt bevorderd. Opvallend genoeg bleek tijdens veel gesprekken op locatie, dat knellende regelgeving vaak niet als het grootste struikelblok wordt ervaren bij organische ontwikkeling. Wat wél als cruciaal wordt gezien, is hoe je de regels toepast. Zie bijvoorbeeld het verhaal van het Deventer Havenkwartier. Desondanks is het duidelijk dat bij een nieuw spel, ook nieuwe regels horen. Regels zouden stedelijke ontwikkeling moeten begeleiden, niet frustreren, schrijven Van den Berg, Raat en Verbruggen. Zij pleiten in hun essay voor “instrumenten die het vermogen hebben om (ge)leiding te geven
8 Zie ook: Planbureau voor de leefomgeving en Urhahn Urban Design, Vormgeven aan de spontane stad, sep 2012
RUIMTE VOOR INITIATIEF
65
— CONCLUSIE —
aan een breed scala van invulmogelijkheden voor maatschappelijk gestelde doelen, waarbij de overheid zich beperkt tot de basis, het stellen van randvoorwaarden ten aanzien van gezondheid en veiligheid.” Aan het evalueren van de oude en ontwikkelen van nieuwe regels wordt op dit moment op diverse plekken gewerkt. In het rapport Vormgeven aan de spontane stad gaan het Planbureau voor de Leefomgeving en Urhahn Urban Design bijvoorbeeld uitgebreid in op de juridische implicaties van organische ontwikkeling. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan het bijeenbrengen van tientallen wetten en honderden regelingen in het ruimtelijk domein in de nieuwe Omgevingswet (traject Eenvoudig Beter). Het doel van deze nieuwe wet is om de onderzoekslasten van ruimtelijke ontwikkelingen te verlagen en de besluitvorming te versnellen. De knikkers
66
Uiteraard vindt ook in financieel-economisch opzicht een verschuiving plaats bij organische stedelijke ontwikkeling. In organische ontwikkeling vindt waardecreatie in kleine stappen plaats. Er zijn aan de voorkant geen enorme investeringen nodig die jaren later door vastgoedwinsten moeten worden goed gemaakt (het zogenaamde ‘badkuip’-model). In plaats daarvan wordt gewerkt met kleine investeringen op postzegelniveau, door de partijen die daarbij het meeste belang hebben, met de middelen die zij daarvoor beschikbaar hebben. Zoals een renovatie van een gevel door een woningcorporatie. Of het toevoegen van een voorziening in een grotendeels leegstaand kantorencomplex door een commerciële belegger. En het gezamenlijk opknappen van de openbare ruimte door een bewonersorganisatie. Nog interessanter wordt het, als een deel van de stakeholders gezamenlijk gebiedsprojecten of gebiedsprogramma’s gaan ondersteunen met geld, diensten of kennis. Een voorbeeld is het Glamourmanifest in Amstel III. Een jonge ondernemer positioneert zichzelf als ‘gebiedsentrepreneur’. Ze belooft Amstel III als gebied aantrekkelijker te maken door (publiciteits) acties en evenementen in en over het gebied en financiert deze activiteiten door betaalde lidmaatschappen af te sluiten met beleggers die kantoren in het gebied bezitten. Kan het overal?
De vraag die boven de markt hangt, is of organische stedelijke vernieuwing een alternatief, of hét alternatief is voor de oude manier van werken. Vooralsnog wordt er op een beperkt aantal plekken in Nederland gewerkt op een manier die kan worden beschouwd als een vorm van organische
RUIMTE VOOR INITIATIEF
— CONCLUSIE —
stedelijke ontwikkeling. Op veel van deze plekken zijn de resultaten veelbelovend, maar voor conclusies over het resultaat is het nog te vroeg. Wat betreft stedelijke ontwikkeling bevinden we ons op dit moment in een meerstromenland, waar verschillende ruimtelijke strategieën naast elkaar bestaan, waaronder organische ontwikkeling, grootschalige gebiedsontwikkeling en klassieke sloop- nieuwbouwoperaties. Organische stedelijke ontwikkeling lijkt niet voor ieder gebied een even voor de hand liggende keuze. Op basis van de ervaringen tot nog toe, werkt het vooral goed op plekken waar voldoende niet-financieel kapitaal aanwezig is. In Emmerhout en Coolhaveneiland lijken de bewoners bovenmatig actief en ondernemend in vergelijking met veel andere wijken in Nederland. Zij zijn bereid hun energie, kennis en netwerk (=kapitaal), te investeren in hun leefomgeving in de overtuiging dat dit iets oplevert. In het Havenkwartier bestaat een overschot aan fysieke ruimte in karaktervolle gebouwen (fysiek kapitaal) en hebben cultureel ondernemers hun stoere, creatieve uitstraling (marketingkapitaal) gedeeld met het gebied. Op Amstel III bestaat het kapitaal uit de honderdduizenden vierkante meters leegstaande kantoorruimte, de gunstige ligging, het feit dat eigenaren langzaam inzien dat zij iets moeten op gebiedsniveau en een zeer actieve gemeentelijk gebiedsmanager. Op plekken waar wel voldoende financieel kapitaal beschikbaar is, zullen we in Nederland al snel kiezen voor de ouderwetse grootschalige ontwikkeling. Hier is ten principale ook niets mee mis mee. Grootschalige ontwikkelingen kunnen hun eigen voordelen hebben. In opgaven waar zowel geld als andere vormen van inzetbaar kapitaal ontbreken, ligt echter een hele lastige opgave. Het is interessant om te zien of de komende jaren ook op deze plekken van de grond af aan een organische ontwikkeling op gang kan komen, of dat daar wellicht een andersoortige ontwikkeling ontstaat.
RUIMTE VOOR INITIATIEF
67
— colofon —
Colofon In de compacte Outputreeks publiceert Nirov | Platform31 de resultaten van haar programmaactiviteiten. Deze publicatie is voortgekomen uit het project Ruimte voor initiatief dat is georganiseerd in samenwerking met Urhahn Urban Design, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Deze Nirov | Platform31–publicatie is mede tot stand gekomen dankzij een bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Ymere, Bügel Hajema en Heijmans Vastgoed. Aan deze Output werkten mee: Penvoering: Arjan Raatgever en Jeroen Niemans (Platform31) Eindredactie: Marjolein Rotteveel (Platform31) Illustraties: Lisanne Creutzburg, www.lisannecreutzburg.com Vormgeving: Studio Vruchtvlees, www.vruchtvlees.com Met dank aan: Yvonne van Remmen en Niek Tetteroo (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) Judith Lekkerkerker en Sjoerd Feenstra (Urhahn Urban Design) Edwin Buitelaar en Niels Sorel (Planbureau voor de Leefomgeving), Andries van den Berg, Roger Raat en Bas Verburggen 68
(Bügel Hajema) Rob van Kalmthout (Heijmans Vastgoed) Reimar von Meding (KAW) Amanda Kapel en Wytske Kist (Ymere) en Paul Andriessen (Gemeente Almere) Foto’s: Nirov | Platform31 en Urhahn Urban Design Foto omslag: Havenkwartier Deventer (foto Bernardine Borra Urhanh Urban Design) Druk: Platform P Oplage: 1000 Deze Output is ook online te downloaden via: www.nirov.nl/ruimtevoorinitiatief Uitgave van: Nirov | Platform31 Postbus 30833 2500 GV Den Haag
[email protected] Copyright Nirov | Platform31, oktober 2012 ISSN 1871-4730
RUIMTE VOOR INITIATIEF
69
RUIMTE VOOR INITIATIEF
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door:
Adres Binckhorstlaan 36 2516 BE Den Haag Postadres Postbus 30833, 2500 GV Den Haag tel 070 302 84 84 fax 070 361 74 22 Download deze publicatie
Digitaal inzien: www.nirov.nl/ruimtevoorinitiatief
RUIMTE VOOR INITIATIEF