Orde van dienst ZONDAG JUDICA (DOE MIJ RECHT) 5e zondag veertigdagentijd zondag 17 maart 2013 : 9.30 uur: Sappemeer DIENST VAN DE VOORBEREIDING openingslied: Psalm 43 : 1 en 2
Zijt Gij dan niet mijn burcht gebleven, de sterke vesting van mijn hart? Waarom hebt Gij dan nu mijn leven aan mijn belagers prijsgegeven? Waarom ga ik gebukt van smart, gekleed in somber zwart? bemoediging en groet voorganger: Onze hulp is in de Naam van de Heer gemeente : die hemel en aarde gemaakt heeft, voorganger: die trouw blijft tot in eeuwigheid gemeente : en niet laat varen het werk van zijn handen. voorganger: Geliefde gemeente, genade zij u en vrede van God onze vader en van Christus de Heer, gemeente : Amen
drempelgebed (uit: Iona) voorganger: laten we in stilte onze fouten onder ogen zien en ons realiseren hoe kwetsbaar we zijn. stilte voorganger: Voor God, en met Gods mensen, belijd ik mijn gebrokenheid: mijn eigen leven doe ik tekort, anderen doe ik geen recht, en ik beschadig de schepping. gemeente: moge God u vergeven Christus u vernieuwen, en de Geest u doen groeien in liefde. voorganger: Amen gemeente: Voor God, en met Gods mensen belijden wij onze gebrokenheid: ons eigen leven doen wij tekort, anderen doen wij geen recht, en wij beschadigen de schepping. voorganger: Moge God u vergeven, Christus u vernieuwen en de Geest u doen groeien in liefde. gemeente: Amen Laat ons de Heer om ontferming aanroepen om de nood der wereld, want zijn erbarmen kent geen einde: gemeente zingt smeekgebed: gezang 176)
Hoe achtloos in ons midden wordt het kostbaar mensenbloed gestort en in het onbarmhartig licht het kruis des Heren opgericht. De minsten van de mensen zijn daar uitgestrekt in angst en pijn.
Tot aan het eind der wereld lijdt Christus in hun verlatenheid. O Liefde uit de eeuwigheid, die met ons mens geworden zijt, wij bidden, laat ons niet alleen in al het duister om ons heen, opdat ook wij o Heer U niet verlaten in uw diep verdriet, maar bij U zijn in al de pijn waarmee de mensen mensen zijn. zingen: gezang 173
Gods schepping die voor ons gesloten bleef ontsluit Gij weer, Gij opent onze harten, die Zoon van David zijt en Man van Smarte, Koning der Joden die de dood verdreef. Jezus, de haard van uw aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken. Gij gaat vooraan, Gij zult ons niet ontbreken, Gij Hogepriester in der eeuwigheid. Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan, aan U, o Heer, ontleent het brood zijn leven, ons is een lofzang in de mond gegeven, sinds Gij de weg van 't offer zijt gegaan. Dit is uw opgang naar Jeruzalem waar Gij uw vrede stelt voor onze ogen, vrede aan allen die uw naam verhogen: heden hosanna, morgen kruisigt Hem! DIENST VAN HET WOORD
zondagsgebed kindernevendienst: rollenspel lezing TORA: Exodus 14: 15-31 15 De HEE R zei tegen Mozes: ‘Waarom roep je mij te hulp? Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken. 16 Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten, zodat de Israëlieten dwars door de zee kunnen gaan, over droog land. 17 Ik zal de Egyptenaren onverzettelijk maken zodat ze hen achterna gaan, en dan zal ik mijn majesteit tonen door de farao en zijn hele leger, zijn wagens en zijn ruiters, ten val te brengen. 18 De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de HE E R ben, als ik in mijn majesteit de farao, met al zijn wagens en ruiters, ten val heb gebracht.’ 19 De engel van God, die steeds voor het leger van de Israëlieten uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op. Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich achter hen op, 20 zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten kwam te staan. Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht. Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen. 21 Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de HE E R liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water spleet, 22 en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een muur. 23 De Egyptenaren achtervolgden hen, alle paarden en wagens van de farao en al zijn ruiters gingen achter hen aan de zee in. 24 Maar in de morgenwake keek de HE E R vanuit de vuurzuil en de wolkkolom neer op het Egyptische leger en zaaide paniek onder hen. 25 Hij liet de wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de grootste moeite hadden om vooruit te komen. ‘Laten we vluchten!’ riepen ze. ‘De HEE R steunt de Israëlieten, hij strijdt tegen ons!’ 26 De HEE R zei tegen Mozes: ‘Strek je arm uit boven de zee; dan stroomt het water terug, over de Egyptenaren en over al hun wagens en ruiters.’ 27 Mozes gehoorzaamde, en toen de dageraad aanbrak, stroomde de zee terug naar haar gewone plaats. De Egyptenaren vluchtten het water tegemoet, de HE E R dreef hen regelrecht de golven in. 28 Het terugstromende water overspoelde het hele leger van de farao, al zijn wagens en ruiters, die achter de Israëlieten aan de zee in gereden waren; niet een van hen bleef in leven. 29 Maar de Israëlieten waren dwars door de zee gegaan, over droog land, terwijl rechts en links van hen het water als een muur omhoogrees. 30-31 Zo redde de HEE R de Israëlieten die dag uit de handen van de Egyptenaren. Toen ze de Egyptenaren dood langs de zee zagen liggen en het tot hen doordrong hoe krachtig de HE E R tegen Egypte was opgetreden, kregen ze ontzag voor de HE E R en stelden ze hun vertrouwen in hem en in zijn dienaar Mozes. 31 zingen: Psalm 130: 1, 3 en 4
Ik heb mijn hoop gevestigd / op God den HEER die hoort. Mijn hart, hoezeer onrustig, / wacht zijn verlossend woord. Nog meer dan in de nachten / wachters het morgenlicht, blijf ik, o Heer, verwachten / uw lichtend aangezicht. Gij al Gods bondgenoten, / ziet naar zijn toekomst uit! De HEER is vast besloten / tot goedertierenheid! Hoort aan de goede tijding: / Hij geeft in zijn geduld aan Israël bevrijding / van onrecht en van schuld. lezing evangelie: Johannes 8: 30-42 en 50-59 30 Toen hij deze dingen zei, kwamen velen tot geloof in hem. 31 En tegen de Joden die in hem geloofden zei Jezus: ‘Wanneer u bij mijn woord blijft, bent u werkelijk mijn leerlingen. 32 U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.’ 33 Ze zeiden: ‘Wij zijn nakomelingen van Abraham en we zijn nooit iemands slaaf geweest – hoe kunt u dan zeggen dat wij bevrijd zullen worden?’ 34 Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: iedereen die zondigt is een slaaf van de zonde. 35 Nu blijft een slaaf niet voor eeuwig in huis, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig. 36 Dus wanneer de Zoon u vrij zal maken, zult u werkelijk vrij zijn. 37 Ik weet wel dat u nakomelingen van Abraham bent. Toch wilt u mij doden, omdat er in u geen ruimte is voor wat ik zeg. 38 Ik spreek over wat ik gezien heb bij mijn Vader, u doet wat u gehoord hebt van uw vader.’ 39 ‘Onze vader is Abraham,’ zeiden ze. Maar Jezus zei: ‘Als u echt kinderen van Abraham bent, zou u moeten doen wat Abraham deed. 40 Maar nee, u wilt mij, iemand die u de waarheid heeft gezegd die hij van God gehoord heeft, doden – zoiets heeft Abraham niet gedaan. 41 Maar u doet inderdaad wat úw vader deed!’ Ze zeiden: ‘Wij zijn geen bastaardkinderen! We hebben maar één Vader: God.’ 42 ‘Als God uw Vader was,’ zei Jezus tegen hen, ‘zou u mij liefhebben, want ik ben bij God vandaan gekomen toen ik hiernaartoe kwam. Ik ben niet namens mezelf gekomen, maar hij heeft mij gezonden ( ) 50 Ik ben niet uit op eigen eer; iemand anders is uit op mijn eer en hij zal oordelen. 51 Waarachtig, ik verzeker u: als iemand mijn woord bewaart zal hij de dood nooit zien.’ 52 Toen zeiden de Joden: ‘Nu weten we zeker dat u bezeten bent! Abraham is gestorven, en de profeten ook, en u zegt: “Wie mijn woord bewaart zal de dood nooit proeven”! 53 Bent u soms meer dan onze vader Abraham, die gestorven is? Ook de profeten zijn gestorven. Wie denkt u wel dat u bent?’ 54 Jezus antwoordde: ‘Wanneer ik mezelf zou eren, zou mijn eer niets betekenen, maar het is de Vader die mij eert, de Vader van wie u zegt dat hij onze God is, 55 hoewel u hem niet kent. Ik
ken hem. Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, zou ik een leugenaar zijn, net als u. Maar ik ken hem wel, en ik bewaar zijn woord. 56 Abraham, uw vader, verheugde zich op mijn komst, en toen hij die meemaakte was hij blij.’ 57 De Joden zeiden: ‘U bent nog geen vijftig en u zou Abraham gezien hebben?’ 58 ‘Waarachtig, ik verzeker u,’ antwoordde Jezus, ‘van voordat Abraham er was, ben ik er.’ 59 Toen raapten ze stenen op om naar hem te gooien. Maar Jezus wist onopgemerkt uit de tempel te ontkomen. zingen: gezang 75: 1,2 en 3
Gij zijt het brood van God gegeven, de spijze van de eeuwigheid; Gij zijt genoeg om van te leven voor iedereen en voor altijd. Gij voedt ons nog, o hemels brood, met leven midden in de dood. O Christus, ons van God gegeven, Gij tot in alle eeuwigheid de weg, de waarheid en het leven, Gij zijt de zin van alle tijd. Vervul van dit geheimenis uw kerk die in de wereld is. verkondiging DIENST VAN HET ANTWOORD zingen : Gezang 62
Bemint uw Heer te allen tijd, dient Hem met alles wat gij zijt, aanbidt Hem in uw daden. Dit is het eerste en grote gebod, de wil van God, uw Vader. Biedt uw naaste de helpende hand, spijzigt de armen in uw land, een woning wilt hen geven. Het tweede gebod is het eerste gelijk; doet dit, en gij zult leven. De macht der liefde is zo groot, geen water blust haar vuren uit, wanneer zij is ontstoken. Nu wilt ontbranden aan liefdeswoord, God heeft het tot ons gesproken. gebeden dank- en voorbeden Stil gebed Onze Vader gaven slotlied : Psalm 24 : 1 en 2
Wie is de mens die op zal gaan en voor Gods heilig aanschijn staan? Wie mag de tempel binnentreden? Wie niet op loze wijsheid bouwt, zijn hart en handen zuiver houdt van kwade trouw en valse eden. wegzending en zegen Geliefde gemeente, Ga dan nu heen van hier, gedenk deze dag als een geschenk van uw God. Onze dienst aan de wereld begint nu. Ontvangt daartoe de zegen van onze God: De zegen van de God van Sara en Abraham, de zegen van de Zoon uit Maria geboren en de zegen van de Geest die over ons waakt en die ons troost, zoals een moeder haar kinderen, zij met ons allen. Amen