Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Bestuur Laboratoria
2015/I-MET052/LAB/FLVVM
Opsporen van Globodera spp. in grond Versie
02
In toepassing vanaf
27/04/2015
Verantwoordelijke administratie
FLVVM
Verantwoordelijke dienst
Sectie biologische analyses: afdeling Globodera
Bestemmelingen
Medewerkers afdeling Globodera
Naam – functie / dienst
Opmaak / revisie door:
Elly Harnie Sectieverantwoordelijke Biologische analyses
Datum
1
21-04-2015
Greet Verscheure Analist Nazicht door:
21-04-2015 Ronny Martens QAM
Goedkeuring door:
1
Tony Vanhove Labmanager
23-04-2015
Elektronische goedkeuring
2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 02
1/12
Overzicht van de revisies Revisie
Van toepassing vanaf
Reden en omvang van de revisie
01
23/03/2015
Omzetten in de nieuwe Template; nieuwe identificatie, versienummering opnieuw starten met v.01 Toevoegen commentaar in het LIMS voor te kleine stalen (Bopmerking Belac audit). Weglaten opspoelen volledig staal.
02
27/04/2015
Aanpassen temperatuurregistratie in lokaal GLO (automatische registratie in EVISENSE).
Trefwoorden: Globodera grond
2015/I-MET052/FLVVM versie 01
2/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND INHOUDSTAFEL
1
DOEL .................................................................................................................................. 4
2
TOEPASSINGSGEBIED .................................................................................................... 4
3
WETTELIJKE EN NORMATIEVE DOCUMENTEN........................................................... 4
4
DEFINITIES EN AFKORTINGEN ...................................................................................... 4 4.1 4.2 4.3
GRONDMONSTER ............................................................................................................ 4 CYSTE ............................................................................................................................ 4 LEVENSVATBAARHEID...................................................................................................... 4
5
PRINCIPE........................................................................................................................... 5
6
PRESTATIEKENMERKEN ................................................................................................ 5
7
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN .......................... 5
8
REAGENTIA EN HULPSTOFFEN..................................................................................... 5
9
TOESTELLEN .................................................................................................................... 6
10 WERKWIJZE...................................................................................................................... 6 10.1 OPSPOELEN VAN DE GRONDMONSTERS........................................................................ 6 10.1.1 Voorbereiding van het opspoelen ........................................................................ 6 10.1.2 Opspoelen in de Soil Sample Extractor ............................................................... 7 10.2 MICROSCOPISCHE BEPALING VAN HET AANTAL CYSTEN ................................................. 8 10.2.1 Voorbereiding van het microscopisch onderzoek ................................................ 8 10.2.2 Microscopisch onderzoek .................................................................................... 8 10.2.3 Soortbepaling en levensvatbaarheid .................................................................. 9 11 KWALITEITSCONTROLE ................................................................................................. 9 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5
REFERENTIEMATERIAAL .............................................................................................. 9 EERSTE- EN TWEEDELIJNSCONTROLE .......................................................................... 9 DERDELIJNSCONTROLE ............................................................................................. 10 CONTROLE TEMPERATUUR VAN HET LOKAAL............................................................... 10 CONTROLE CONTAMINATIE VAN HET GEBRUIKTE MATERIAAL ........................................ 10
12 BEREKENING EN RAPPORTERING ............................................................................. 11 12.1 BEREKENING ............................................................................................................ 11 12.2 REGISTRATIE ANALYSEGEGEVENS ............................................................................. 11 12.2.1 Resultaten bijhouden op werklijsten .................................................................. 11 12.2.2 Validatie en controle facturatie door de sectieverantwoordelijke....................... 11 12.2.3 Beproevingsverslag ........................................................................................... 11 12.3 DOORLOOPTIJDEN .................................................................................................... 11 13 VERWIJZING NAAR BIJHORENDE PROCEDURES, INSTRUCTIES, DOCUMENTEN, FORMULIEREN OF LIJSTEN ................................................................................................ 12 13.1 13.2 13.3
PROCEDURES / INSTRUCTIES ..................................................................................... 12 FORMULIEREN .......................................................................................................... 12 LOGBOEKEN ............................................................................................................. 12
2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
3/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND 1
Doel
Dit voorschrift beschrijft de methode voor de kwantitatieve bepaling van Globodera spp. (Globodera rostochiensis en Globodera pallida) in grondmonsters.
2
Toepassingsgebied
De methode is geschikt voor alle types grondmonsters die onderzocht moeten worden op aanwezigheid van aardappelcyste-aaltjes Globodera spp.
3
Wettelijke en normatieve documenten PM 7/40(2): Globodera rostochiensis and Globodera pallida (EPPO norm) PM 7/119(1): nematode extraction (EPPO norm)
-
4
Definities en afkortingen
Term EPPO = OEPP
Origine definitie
PCE
Definitie European and Mediterranean Plant Protection Organisation ; Organisation Européenne et Méditerranéenne pour la Protection des Plantes Provinciale Controle Eenheid
De definities werden niet opgenomen in bovenstaande tabel, wegens niet praktisch. 4.1
Grondmonster
Bemonsterde grond verkregen hetzij door bemonstering van een bodemmonster dat wordt verzameld uit verschillende boormonsters per hectare, hetzij door bemonstering van planten of plantaardige producten (bvb. wortels, aardappelen). De standaardgrootte van een grondmonster is 1500 ml grond/ha, de minimumgrootte van een grondmonster is 500 ml/ha. Een grondmonster met een volume van meer dan 1500 ml wordt beschouwd als een grondmonster van 1500 ml. 4.2
Cyste
Een cyste is een bolvormige structuur gevormd uit de gelooide cuticula (=huid) van de vrouwelijke nematode na haar dood. Een cyste kan tot 1000 larven bevatten. In Figuur 1 wordt de cyclus van een aardappelcyste-aaltje weergegeven.
4.3
Levensvatbaarheid
Een cyste is levensvatbaar indien het levende eitjes of juvenielen (larven) bevat.
2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
4/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND
Figuur 1. Levenscyclus van het aardappelcyste-aaltje.
5
Principe
De grondmonsters worden opgespoeld in een Soil Sampler Extractor waarbij cysten en organisch materiaal worden opgevangen in zeven. Deze zeven worden gedroogd aan de lucht, waarna het materiaal op de zeef kan onderzocht worden op aanwezigheid van cysten met behulp van een binoculair.
6
Prestatiekenmerken
Voor de prestatiekenmerken van de methode wordt verwezen naar het validatiedossier.
7
Veiligheidsvoorschriften en bijzondere maatregelen
Personen die werken in het lokaal van de opspoeltoestellen, kunnen een veiligheidsbril dragen.
8
Reagentia en hulpstoffen
8.1. Opvangzeven: maaswijdte 250 µm, diameter 200 mm, hoogte rand 50 mm, type Retsch (leverancier Labo Service Belgium) 8.2. Spatel 8.3. Plastic maatbekers van 1 liter 8.4. Houten telplaat 8.5. Dissectienaald 8.6. Zeef: maaswijdte 800 µm, diameter 200 mm, hoogte rand 50 mm, type Retsch (leverancier Labo Service Belgium) 2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
5/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND 8.7. Plastic recipiënt voor bewaren van cysten 8.8. Plastic petrischaaltje (diameter 10 cm)
9
Toestellen -
Soil Sample Extractor, stereomicroscopen en lichtbronnen.
10 Werkwijze De grondmonsters worden ontvangen in de afdeling dispatching. Er wordt onderscheid gemaakt tussen niet FAVV monsters (klantenstalen afkomstig van Waals Gewest, Vlaams Gewest of bijvoorbeeld CKCert) en FAVV monsters. De niet FAVV monsters krijgen in de dispatching een reeksnummer en vervolgens een monsternummer. De FAVV monsters krijgen in de afdeling Globodera een reeksnummer. De grondmonsters zijn steeds voorzien van werklijsten bij ontvangst in de afdeling Globodera: 2015/ I-MET052-F001/LAB/FLVVM Overzicht op te spoelen stalen Globodera spp. – FAVV 2015/ I-MET052-F002/LAB/FLVVM Overzicht aflezing stalen Globodera spp. – FAVV (beide voor FAVV stalen) 2015/ I-MET052-F003/LAB/FLVVM Overzicht op te spoelen stalen Globodera spp. – Request 2015/ I-MET052-F004/LAB/FLVVM Overzicht aflezing stalen Globodera spp. – Request (beide voor niet FAVV stalen)
10.1 Opspoelen van de grondmonsters 10.1.1 Voorbereiding van het opspoelen -
-
Breng het grondmonster over in één of drie plastiek maatbekers (8.3): een monster van 500 ml wordt overgebracht in één plastiek maatbeker (8.3), een monster van 1500 ml wordt verdeeld over drie plastiek maatbekers (8.3). Algemene regel : Vul de maatbeker (8.3) met ongeveer 500 ml grondmonster en dit door vullen tot boven de maatstreep van 400 ml en maximaal tot aan de maatstreep van 600 ml. Probeer zo goed mogelijk de streep van 500 ml te benaderen. Uitzondering voor stalen met stenen en/of grof plantenmateriaal (takjes, wortels) : vul de maatbeker (8.3) tot aan de maatstreep van 400 ml.
-
Leg een etiket met het monsternummer bij elk deelmonster in de maatbeker (8.3). In geval er drie deelmonsters zijn, wordt A, B en C bijgeschreven op de etiketten.
2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
6/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND -
Indien het monster kleiachtig is, wordt het monster voorgeweekt gedurende ongeveer een half uur. Hiervoor wordt leidingwater in de plastiek beker (8.3) toegevoegd zodat het grondmonster onder het wateroppervlak komt. Daarna wordt alles voorzichtig omgeroerd met een spatel (8.5). Let hierbij op dat er geen grondmonster verloren gaat door grond die blijft kleven aan de spatel.
-
De monsters zijn nu klaar om opgespoeld te worden.
Opmerking: Indien te weinig staal aanwezig is wordt dit op het etiket aangegeven.
10.1.2 Opspoelen in de Soil Sample Extractor Voor informatie over gebruik van de Soil Sample Extractor wordt verwezen naar het logboek van het toestel: LAB 24 I-LOG 085. -
-
Neem het etiket met het monsternummer uit de maatbeker (8.3). Noteer de datum van opspoelen op het etiket. Breng de inhoud van de plastiek beker (8.3) zorgvuldig over in de zeef bovenaan het opspoeltoestel (9.1). Plaats een propere opvangzeef (maaswijdte 250 µm) (8.1) in de PVC grondplaat aan het uiteinde van het toestel Start het opspoelen volgens de procedures beschreven in het logboek. Gebruik de opspoelcyclus die geschikt is voor de aard van het grondmonster. De richtwaarden zijn: R-time: 80 sec R-pauze: 5 sec WET Kleigronden: R-time: max 240 sec (variabel) of meerdere cycli na elkaar tot het staal opgespoeld is R-pauze: 5 sec WET De R-time of rinsing time (=spoeltijd) mag gewijzigd worden, de R-pauze of rinsing pauze (= de pauze tussen twee pulsen) moet op 5 seconden ingesteld blijven. Neem na het opspoelen de opvangzeef met het opgevangen organisch materiaal en de eventuele cysten van het toestel en laat de zeef met het materiaal drogen aan de lucht. Het drogen gebeurt bij kamertemperatuur en dit tot het materiaal voldoende droog is om het te kunnen analyseren onder de microscoop. Om wegwaaien van materiaal te vermijden, worden de zeven geplaatst in de droogstoven (die niet functioneren) in lokaal 5.03. Leg het etiket met het monsternummer bij het materiaal in de zeef. Zanderige gronden:
-
-
Opmerking: Indien de temperatuur van het lokaal boven de 30°C oploopt, moeten opgespoelde grondstalen gedroogd worden in een andere ruimte dan in 5.03, nl. in een van de andere gekoelde ruimtes van het laboratorium. Zie ook 11.4. Indien de stalen erg vochtig zijn (uitlopen van water) mogen ze maximum 1 week worden bewaard.
2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
7/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND 10.2 Microscopische bepaling van het aantal cysten 10.2.1 Voorbereiding van het microscopisch onderzoek -
Zeef het gedroogde monster door een zeef van 800 micron (8.6) (8. ) en vang op in een zeef van 250 micron (8.1). Verwijder het restant op de zeef van 800 micron (8.6) (8. ) en de doorval door de zeef van 250 micron (8.1). Zie ook Figuur 2.
Te verwijderen: takken en groter organisch materiaal 800 µm te onderzoeken fractie
250 µm
Te verwijderen: zand en fijn materiaal
Figuur 2. Selectie van de te onderzoeken fractie via zeven -
Breng het restant op de zeef van 250 micron (8.1) met behulp van een plat weegschaaltje (8.5) in de gleuven van een ee houten telplaat (8.4, Figuur 3). Zorg ervoor dat er niet te veel materiaal in de gleuven ligt. Indien nodig wordt de telplaat meer dan eens gevuld en bekeken.
Figuur 3. Houten telplaat
10.2.2 Microscopisch onderzoek -
-
Bekijk het materiaal op de houten telplaat richel per richel onder de microscoop voorzien van een objectief 2x of 4x / oculair 10x of 20x. 20x. Gebruik de dissectienaald (8.5) (8. als hulpmiddel. Tel het aantal aangetroffen cysten. Een cyste heeft een ronde vorm met gladde bruine cuticula (=huid) (zie foto Figuur 4). Bij twijfel wordt een tweede analist geraadpleegd voor bevestiging.
2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
8/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND
Figuur 4. Aaltje ongeveer 30 x vergroot
10.2.3 Soortbepaling en levensvatbaarheid Bij positieve stalen wordt de levensvatbaarheid en/of de soortbepaling uitgevoerd door het ILVO (zie LAB 24 P 007 F 003 – Overzicht versturen stammen, Globodera of monsters en melden van resultaten); dan wordt het plastiek recipiënt (8.7) met de gevonden cysten opgestuurd naar het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO): ILVO t.a.v. Nicole Viaene (
[email protected]) Afdeling Plant - Gewasbescherming Diagnosecentrum voor Planten Burgemeester Van Gansberghelaan 96 bus 2 9820 Merelbeke-Lemberge België Tel: 09/272.24.00 - Fax: 09/272.24.29 (Tel direct: 09/272.24.25) Het onderzoek van de levensvatbaarheid door ILVO duurt gemiddeld 4 weken; dat voor de soortbepaling duurt gemiddeld 1 week. Minimum 30 mooie cysten zijn nodig voor het onderzoek. Indien er minder dan 30 cysten aanwezig zijn: alle cysten doorsturen naar het ILVO. Na ontvangst van de resultaten worden deze ingegeven in het LIMS.
11 Kwaliteitscontrole 11.1 Referentiemateriaal Gecertificeerd referentiemateriaal (Globodera, Heterodera, Punctodera) is ter beschikking en wordt bewaard in het lokaal 5.02.
11.2 Eerste- en tweedelijnscontrole Voor eerste- en tweedelijnscontroles wordt verwezen naar de desbetreffende instructies. 2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
9/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND
11.3 Derdelijnscontrole Jaarlijks wordt deelgenomen aan minstens één ringtest voor bepaling van aardappelcysteaaltjes in grond. Jaarlijks wordt op het einde van het jaar een planning voor de derdelijnscontroles opgemaakt cfr. microbiologische analyses.
Gegevens ringtesten: 1. Nederlandse ringtest met natuurlijk gecontamineerde grondmonsters: Contactpersoon: Olaf Hartsema:
[email protected] Adres: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Postbus 16, 6700 AA WAGENINGEN 2. Franse ringtest met kunstmatig gecontamineerde grondmonsters Contactpersoon: Laurent Ladeveze:
[email protected] Laboratoire de la santé des végétaux, 7 rue Jean Dixméras, 49044 Angers cedex 01, France
11.4 Controle temperatuur van het lokaal De maximumtemperatuur van het lokaal wordt dagelijks gecontroleerd als er grondmonsters worden geanalyseerd. Op dagen dat geen analyse gebeurt (bvb. periode juni – september als er geen stalen zijn), wordt de temperatuurcontrole niet uitgevoerd. Deze temperatuurcontrole wordt opgevolgd in Evisense. geregistreerd op formulier 2015/ I-MET052-F005/LAB/FLVVM Controle maximumtemperatuur lokaal. Temperaturen hoger dan 25 °C zijn niet gewenst, omdat de klant mogelijk levensvatbaarheid van de cysten wenst te laten controleren. Bij een te hoge temperatuur zal de airco automatisch ingeschakeld worden. - Wanneer de temperatuur van het lokaal zou oplopen tot boven de 25 °C mogen de grondstalen niet meer bewaard worden in het lokaal. Indien het aanzetten van de airco er niet voor zorgt dat de T voldoende laag is, worden de stalen verhuisd naar de kelder. - In uitzonderlijke gevallen dat de temperatuur van het lokaal zou oplopen tot boven de 30 °C moeten de grondmonster gedroogd worden op een koelere plaats tot de temperatuur weer genormaliseerd is.
11.5 Controle contaminatie van het gebruikte materiaal Om ons er van te vergewissen dat er geen cysten achterblijven op het materiaal dat gebruikt wordt om de cysten over te brengen van de zeven van 250 µm waarin de opgespoelde stalen werden opgevangen, naar het telplaatje (dus op de zeven van 800 µm en 250 µm en op het telplaatje en aan de borstel), wordt elke ochtend voor de eerste analyse volgende test uitgevoerd: de analist wrijft met de borstel over de lege zeven van 800 µm en 250 µm, borstelt dan hetgeen op de zeef van 250 µm ligt op het telplaatje (dit zal niets of nagenoeg niets zijn, want er is geen staal), en bekijkt het telplaatje onder de microscoop. 2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
10/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND De controle wordt geregistreerd in LAB 24 P 005 I 005 F 002 Eerstelijnscontrole en controle werkmateriaal Globodera.
12 Berekening en rapportering 12.1 Berekening Het eindresultaat is de som van het aantal cysten aangetroffen in de drie deelmonsters, indien een staal van 1500 ml werd geanalyseerd, of het aantal cysten aangetroffen in het enige deelmonster indien een staal van 500 ml werd geanalyseerd. Indien geen cysten werden aangetoond in het monster, is het eindresultaat “0 cysten/500ml” voor een staal van 500 ml en “0 cysten/1500ml” voor een staal van 1500 ml. Indien meer dan 100 cysten werden aangetoond in het monster, wordt gerapporteerd “> 100 cysten/500ml” of “>100 cysten/1500ml”. Indien meer dan 0 en minder dan 101 cysten werden aangetoond, is het eindresultaat dit aantal cysten/volume grond. Indien te weinig staal aanwezig is (aangeduid op het etiket door de opspoeler), wordt dit aangegeven als ‘commentaar’ in het LIMS.
12.2 Registratie analysegegevens 12.2.1 Resultaten bijhouden op werklijsten Het aantal aangetroffen cysten wordt genoteerd op de werklijsten. Indien geen cysten aanwezig waren in het staal, wordt het resultaat aangeduid met ‘‘. Indien Globodera worden aangetroffen in het grondstaal, wordt dit resultaat gemeld aan de sectieverantwoordelijke voor melding van het resultaat volgens de procedure LAB 00 P 504 (Meedelen van analyseresultaten van interne labs aan het FAVV). 12.2.2 Validatie en controle facturatie door de sectieverantwoordelijke De sectieverantwoordelijke controleert de resultaten en valideert ze (Validatie 2) in LIMS. 12.2.3 Beproevingsverslag Zie instructie dispatching LAB 24 P 023 I 002 Richtlijnen inschrijven klantenstalen.
12.3 Doorlooptijden Met de verschillende instanties zijn afspraken gemaakt rond doorlooptijden, te rekenen vanaf datum ontvangst in het laboratorium tot datum van het verslag.
Tabel 2. Afspraken rond doorlooptijden van de Globodera analyse Tijdens seizoen (oktober - mei) Buiten seizoen (juni - september) 2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
11/12
OPSPOREN VAN GLOBODERA SPP. IN GROND Dringend 5 werkdagen
FAVV 3 weken
Niet dringend 5 weken
Dringend 5 werkdagen
FAVV Niet dringend 10 werkdagen 3 weken
13 Verwijzing naar bijhorende procedures, instructies, documenten, formulieren of lijsten 13.1 Procedures / instructies LAB 00 P 504 Meedelen van analyseresultaten van interne labs aan het FAVV LAB 24 P 023 I 002 Richtlijnen inschrijven klantenstalen LAB 24 P 005 I 005 Eerstelijnscontrole biologische analyses LAB 24 P 005 I 006 Tweedelijnscontrole biologische analyses: besmette monsters
13.2 Formulieren 2015/ I-MET052-F001/LAB/FLVVM Overzicht op te spoelen stalen Globodera spp. - FAVV 2015/ I-MET052-F002/LAB/FLVVM Overzicht aflezing stalen Globodera spp. - FAVV 2015/ I-MET052-F003/LAB/FLVVM Overzicht op te spoelen stalen Globodera spp. - Request 2015/ I-MET052-F004/LAB/FLVVM Overzicht aflezing stalen Globodera spp. – Request 2015/ I-MET052-F005/LAB/FLVVM Controle maximumtemperatuur lokaal LAB 24 P 005 I 005 F 002 Eerstelijnscontrole en controle werkmateriaal Globodera. LAB 24 P 007 F 003 – Overzicht versturen stammen, Globodera of monsters en melden van resultaten 13.3 Logboeken LAB 24 I-LOG 085 Zeef- en extractiemachine voor bodemstalen
2015/I-MET052/LAB/FLVVM versie 01
12/12