Opleidings- en oefenbeleidsnotitie 2014 - 2017 voor de brandweer functionarissen binnen de Regeling Operationele Leiding en het grootschalig brandweeroptreden van de Veiligheidsregio Zeeland.
Inhoudsopgave
1. Inleiding .................................................................................................................................................3 2. Organisatie operationele leiding ............................................................................................................4 2.1 Afbakening .................................................................................................................................4 3. Inspanningen vorige beleidsperiode (huidige situatie)...........................................................................6 3.1 Inleiding .....................................................................................................................................6 3.2 Monodisciplinair brandweeroptreden .........................................................................................6 3.3 COPI-trainingen .........................................................................................................................6 3.4 ROL-themadagen ......................................................................................................................6 3.5 AGS/ MPL en WVD/Stralingsdeskundige ..................................................................................6 3.6 Lokale inspanningen .................................................................................................................7 3.7 Grootschalig brandweeroptreden ..............................................................................................7 3.8 Registratie..................................................................................................................................7 4. Gewenste situatie ..................................................................................................................................8 4.1 Inleiding .....................................................................................................................................8 4.2 Risico-inventarisatie en -evaluatie .............................................................................................8 4.3 Wet veiligheidsregio’s (Wvr) ......................................................................................................8 4.4 Leidraad oefenen .......................................................................................................................8 4.6 Leidraad brandweercompagnie en handboek grootschalig brandweeroptreden .......................9 4.7 Handboek regionaal coördinatiecentrum (RCC)........................................................................9 4.8 Afstemmen activiteiten ..............................................................................................................9 5. Opleiden ..............................................................................................................................................11 5.1 Inleiding ...................................................................................................................................11 5.2 Officier van dienst ....................................................................................................................11 5.3 Adviseur Gevaarlijke Stoffen/ Meetplanleider ..........................................................................11 5.4 WVD-Stralingsdeskundige ......................................................................................................11 5.5 Gebiedsgebonden risico’s .......................................................................................................12 6. Oefenen ...............................................................................................................................................13 6.1 Inleiding ...................................................................................................................................13 6.2 Leidraad oefenen .....................................................................................................................13 6.4 AGS/ MPL ................................................................................................................................13 6.5 Gebiedsspecifieke risico’s .......................................................................................................14 6.6 ROL-themadagen en (VR-)COPI oefeningen ..........................................................................14 6.7 Registratie, rapportage en kwaliteitsborging............................................................................14 6.8 Urenraming operationeel leidinggevenden ..............................................................................15 7. Grootschalig optreden .........................................................................................................................17 7.1 Inleiding ...................................................................................................................................17 7.2 Pelotons- en compagniesstructuur ..........................................................................................17 7.3 Sectie brandweerzorg ..............................................................................................................17 9. Financiële consequenties ....................................................................................................................20 Bijlage 1: afkortingen ...............................................................................................................................21
2
1. Inleiding
De brandweer is sinds begin 2013 geregionaliseerd in Zeeland. De brandweerfunctionarissen zijn samen met de medewerkers van de GHOR vast in dienst bij de VRZ. Daarom is gekozen om voor functionarissen die een rol hebben binnen de hoofdstructuur van de VRZ, het oefenbeleid vast te stellen binnen de beleidsnotitie MOTO (multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen) 2014-2017. De beleidsmatige keuzes die gelden voor het MOTO beleid, o.a. registreren, evalueren en ontwikkeling van heldere normen, zijn ook van toepassing op het mono OTO beleid van de brandweer binnen de hoofdstructuur. Daarom wordt in deze bijlage vooral ingegaan op de punten waar het brandweer mono deel verschilt van of aanvullend is op het MOTO deel. Het vastgelegde kwaliteitsniveau in deze beleidsnotitie is het minimale niveau, waarbij op een adequate wijze invulling wordt gegeven aan de (afgeleide) wettelijke eisen. Voor een verdere optimalisering van deze voorbereiding is het noodzakelijk dat het beleid uit deze beleidsnotitie jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. Deze beleidsnotitie beperkt zich tot het monodisciplinaire brandweeroptreden: het opleiden, bijscholen en beoefenen van de operationele leiding met betrekking tot het brandweeroptreden. De multidisciplinaire samenwerking maakt geen onderdeel uit van deze beleidsnotitie. Binnen de ROL wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies: officier van dienst (OvD), hoofdofficier van dienst (HOvD), regionaal commandant van dienst (RCvD), adviseur gevaarlijke stoffen (AGS)/ meetplanleider (MPL), waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD)/ stralingsdeskundige. De HOvD en RCvD treden in beginsel op als respectievelijk leider COPI en operationeel leider. Gezien het multidisciplinaire karakter maken deze functies geen onderdeel uit van onderliggende beleidsnotitie. Dit geldt tevens voor de calamiteiten coördinator (CaCo) en de informatiemanager COPI en ROT. De HOvD vervult naast de rol van leider COPI nog twee andere rollen (compagniescommandant en algemeen commandant brandweerzorg in het ROT). Deze rollen maken wel onderdeel uit van dit beleid. Naast de functies binnen de ROL heeft deze beleidsnotitie betrekking op het opleiden, bijscholen en oefenen van het grootschalig optreden. Onder het grootschalig optreden wordt het optreden in pelotons- en compagniesverband en de sectie brandweerzorg (met daarin de actiecentra operatiën, logistiek en WVD) verstaan. Met betrekking tot het optreden in pelotons- en compagniesverband heeft dit plan eveneens betrekking op de volgende functies: de eenheden binnen de brandweercompagnie, pelotonscommandant, (plaatsvervangend) compagniescommandant en de commandant uitgangsstelling. Met betrekking tot de bezetting van de sectie brandweerzorg heeft dit plan betrekking op de algemeen commandant brandweerzorg, officier operatiën, staffunctionaris logistiek, staffunctionaris waarschuwings- en verkenningsdienst en de ondersteunende functionarissen binnen de sectie brandweerzorg.
3
2. Organisatie operationele leiding
2.1
Afbakening
De operationele leiding bestaat uit officieren in dienst bij de Veiligheidsregio Zeeland. Voor hun functie binnen de ROL hebben zij een aanstelling bij de Veiligheidsregio Zeeland. In deze bijlage wordt onderscheid gemaakt in het opleiden, bijscholen en oefenen van het reguliere operationele optreden (het optreden binnen de reguliere incidentbestrijdings- en opschalingsstructuur) en het grootschalig optreden (het optreden binnen de pelotons- en compagniesstructuur en de sectie brandweerzorg in het operationeel team). In onderliggende paragraaf zijn de verschillende functies op basis van bovenstaand nader omschreven. Regulier operationeel optreden Zoals in de inleiding is vermeld heeft deze beleidsnotitie met betrekking tot het reguliere operationele optreden betrekking op de functies: officier van dienst, adviseur gevaarlijke stoffen / meetplanleider en waarschuwings- en verkenningsdienst / stralingsdeskundige. Deze functies worden uitgevoerd vanuit een piket. Voor elk piket wordt er gestreefd naar een bezetting van vier personen. Hieronder zijn de taken van de functionarissen en de organisatievorm op hoofdlijnen omschreven. 1. Officier van dienst (OvD). De OvD kent een opkomsttijd van maximaal 22 minuten. Het is de bedoeling dat het aantal piketgebieden in Zeeland wordt teruggebracht en de historische situatie waarbij in Terneuzen een gecombineerd piket van OVD en HOVD werd gedraaid, wordt beëindigd.. 2. Adviseur gevaarlijke stoffen (AGS)/ Meetplanleider (MPL). De AGS/MPL heeft een opkomsttijd van een half uur. De AGS zal echter direct telefonisch advies geven aan het lokaal commando. In Zeeland zijn er twee piketgebieden voor de AGS: één boven en één onder de Westerschelde. De AGS adviseert de OvD bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Daarnaast fungeert de AGS van het andere piketgebied als MPL voor het effectgebied (in het actiecentrum WVD). 3. Waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD)/ stralingsdeskundige. Gezien de aanwezigheid van onder meer 5 kernenergiecentrales en de Covra geldt de eis dat de staffunctionaris WVD naast de opleiding tot AGS ook op het terrein van nucleaire calamiteiten is opgeleid. De functie van WVD/ stralingsdeskundige wordt momenteel vervuld vanuit een gezamenlijk piket met de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. De opkomsttijd van de WVD-er/ stralingsdeskundige is vastgesteld op 45 minuten. Het bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft de Veiligheidsregio Zeeland verzocht om de voorbereiding en respons op kernongevallen voor haar rekening te nemen. Dit is als zodanig ook opgenomen in het rampenbestrijdingsplan Doel. Grootschalig brandweeroptreden In relatie tot het grootschalig brandweeroptreden heeft deze beleidsnotitie onder andere betrekking op het optreden in pelotons- en compagniesverband. Hieronder zijn functies / functionarissen en de organisatievorm op hoofdlijnen omschreven. Voor een uitgebreide omschrijving van de taken en de indeling van de brandweercompagnie wordt verwezen naar de Leidraad brandweercompagnie van het Nederlands instituut voor brandweerzorg en rampenbestrijding (Nibra) en het handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0) van de Veiligheidsregio Zeeland. 1. Eenheden binnen de brandweercompagnie. Eén van de uitgangspunten voor de brandweercompagnie is dat het grootschalig optreden en de opschaling aan moet sluiten op het reguliere brandweeroptreden. De basis van de brandweercompagnie wordt dan ook gevormd door basisbrandweereenheden, aangevuld met specialistisch materieel. 2. Pelotonscommandant (PC). De PC heeft de leiding over een brandweerpeloton, bestaande uit vier basisbrandweereenheden en eventueel aanvullend materieel. Bij een incident in Zeeland wordt het
4
3.
4.
5.
eerste peloton op basis van zogenaamde vrije instroom geformeerd. De OvD fungeert dan als PC. Bij interregionale bijstand wordt de functie van PC vervuld door OvD’s vanuit voorbereide piketgebieden op basis van het handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0). Compagniescommandant (CC). De CC heeft de leiding over een brandweercompagnie en geeft leiding aan twee PC’s en de plaatsvervangend compagniescommandant. De functie van CC wordt vervuld door een hoofdofficier van dienst vanuit een voorbereid piketgebied op basis van het handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0). Plaatsvervangend compagniescommandant (PCC). De PCC is pelotonscommandant van het ondersteuningspeloton en vervangt de CC bij zijn afwezigheid. De functie van PCC wordt op basis van het handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0) afhankelijk van de plaats van het incident vervuld door de officier van dienst van het piketgebied Veere / Noord-Beveland of Sluis. Commandant uitgangsstelling (CUGS). De CUGS werkt onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend compagniescommandant en is belast met de logistieke randvoorwaarden op de uitgangsstelling binnen en buiten het rampterrein. Voor de functie van CUGS is geen functionaris vanuit een piket beschikbaar.
Naast het optreden in pelotons- en compagniesverband heeft het grootschalig optreden betrekking op het optreden in de sectie brandweer binnen het operationeel team. De sectie brandweer bestaat uit een actiecentrum operatiën, een actiecentrum logistiek en een actiecentrum WVD. Hieronder zijn functies en de organisatievorm op hoofdlijnen omschreven. Voor een uitgebreide omschrijving van de taken en organisatievorm wordt verwezen naar het handboek Regionaal Coördinatiecentrum van de Veiligheidsregio Zeeland. 1. Algemeen commandant brandweerzorg. De functie van algemeen commandant brandweer wordt afhankelijk van de plaats van het incident vervuld door de hoofdofficier van dienst van het piketgebied Oosterscheldebekken of Walcheren/ Noord-Beveland. Tijdelijk en in vooruitloop op de veranderingen binnen de ROL kunnen ook de hoofdofficieren uit Zeeuws Vlaanderen hieraan deel nemen. 2. Officier operatiën. De functie van staffunctionaris operatiën wordt afhankelijk van de plaats van het incident vervuld door de officier van dienst van het piketgebied Zuid-Beveland of Veere / NoordBeveland. 3. Staffunctionaris logistiek. De functie van staffunctionaris logistiek wordt afhankelijk van de plaats van het incident vervuld door de officier van dienst van het piketgebied Tholen of Zuid-Beveland. 4. Staffunctionaris waarschuwings- en verkenningsdienst. De functie van staffunctionaris waarschuwings- en verkenningsdienst wordt vervuld door de WVD-deskundige. 5. Meetplanleider. De functie van meetplanleider wordt afhankelijk van de plaats van het incident vervuld door de AGS/MPL van het piketgebied Noord- of Zuid-Zeeland. 6. Ondersteunende functionarissen binnen de sectie brandweer. Aan de verschillende actiecentra worden (naar behoefte) ondersteunende (staf)functionarissen toegevoegd. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan plotters, administratieve ondersteuning, een staffunctionaris verbindingen en ICT-ondersteuning. De alarmering van deze functies is, uitgezonderd de meetploegen binnen het actiecentrum WVD, niet voorbereid. Zij worden via de communicator op basis van het principe van vrije instroom gealarmeerd.
5
3. Inspanningen vorige beleidsperiode (huidige situatie)
3.1 Inleiding Op basis van het opleidings-, bijscholings- en oefenplan 2010-2013 zijn er de afgelopen jaren een groot aantal inspanningen geleverd met betrekking tot bijscholing en oefenen voor de functies binnen de ROL. In dit hoofdstuk worden de huidige inspanningen met betrekking tot opleiden, bijscholen en oefenen omschreven. Hierbij wordt ingegaan op de activiteiten, die door de Veiligheidsregio Zeeland gefaciliteerd worden.
3.2 Monodisciplinair brandweeroptreden In een cyclus van drie jaar worden alle officieren van dienst gedurende 1 week getraind in het monodisciplinair optreden. De oefeningen hebben een realistisch karakter, waarbij tijdsdruk een belangrijke rol speelt. Deze realistische oefeningen hebben de afgelopen jaren plaatsgevonden in Engeland. De functionarissen worden door externe waarnemers beoordeeld. Van de prestaties en verbeterpunten wordt een schriftelijk rapport opgesteld. De hoofdofficieren van dienst en de AGS-en worden getraind in de multidisciplinaire afstemming (leider COPI) tijdens praktijkoefeningen in het veld in Zeeland. Zij worden ook geschaduwd en beoordeeld.
3.3 COPI-trainingen De afgelopen jaren werden jaarlijks ongeveer 12 COPI trainingen voor de HOvD’s, OvD’s en AGS-en georganiseerd. Tijdens deze oefeningen staat de multidisciplinaire samenwerking centraal. Tegelijkertijd worden de OvD’s en AGS-en getraind in het monodisciplinaire optreden. Voor de beeldvorming wordt gebruik gemaakt van een computersimulatieprogramma. Naast bovenstaande Virtual Reality COPI-trainingen worden er per jaar 12 realistische COPI-trainingen in het veld georganiseerd.
3.4 ROL-themadagen Per jaar worden er binnen iedere kring twee ROL-themadagen georganiseerd. Tijdens deze themadagen wordt er aandacht besteed aan beheersmatige ontwikkelingen, leerervaringen uit regionale en landelijke incidenten en nieuwe procedures (waaronder rampbestrijdingsplannen).
3.5 AGS/ MPL en WVD/Stralingsdeskundige Jaarlijks worden er in interregionaal verband twee bijscholingsdagen voor de AGS/MPL en WVD/Stralingsdeskundige georganiseerd. Tijdens deze dagen wordt geoefend en is er aandacht voor nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied. Daarnaast worden door de Veiligheidsregio Zeeland jaarlijks op 18 oefenavonden meetplanoefeningen voor de eenheden binnen de waarschuwings- en verkenningsdienst georganiseerd. Iedere meetploeg dient twee maal per jaar deel te nemen aan een dergelijke oefening. Hierbij wordt tevens de MPL geoefend in het aansturen van de meetploegen en het interpreteren van de meetwaarden. Opgemerkt moet worden dat de Veiligheidsregio Zeeland sinds 2013 expertregio is (Centrum voor Kernongevallenbestrijding Veiligheidsregio’s) voor alle veiligheidsregio’s in Nederland waar het gaat om de voorbereiding op kernongevallen. Hiervoor is specifiek een opleidings-, bijscholings- en oefenplan
6
opgesteld. Gezien het specifieke karakter van bovenstaand plan, maakt de inhoud van dit plan geen deel uit van onderliggende beleidsnotitie.
3.6 Lokale inspanningen Het grootste deel van de functionarissen binnen de ROL heeft een binding, meestal met zijn piketgebied. Bij de posten in dit gebied geven zij vaak instructie en nemen zij deel aan oefeningen. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan ademluchtoefeningen, levensreddende handelingen en meer grootschalige oefeningen als waterongevallenbestrijding, brandinzetten, hulpverlening, tunnelincidentbestrijding en ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen. Tevens worden bedrijven bezocht om de kennis van het verzorgingsgebied op peil te houden en specifieke, gebiedseigen risico’s besproken in reguliere bijeenkomsten.
3.7 Grootschalig brandweeroptreden Met betrekking tot het grootschalig brandweeroptreden worden jaarlijks fictief enkele oefeningen voor het operationeel team georganiseerd. Deze oefeningen hebben voornamelijk een multidisciplinair karakter. De algemeen commandant brandweerzorg wordt echter vooral getraind in het leiding geven aan de drie actiecentra. De actiecentra worden in de oefeningen van het operationeel team beperkt getraind. Met betrekking tot het optreden in pelotons- en compagniesverband worden geen oefeningen georganiseerd. De PC, PCC en CC worden niet geoefend in het uitvoeren van hun functie. Voor de eenheden binnen de compagniesstructuur sluiten de werkzaamheden weliswaar aan bij het basisoptreden, er is echter niet geborgd dat zij kunnen werken met het specialistisch materieel. Zij worden niet getraind in de procedures, de verplaatsing en commandostructuur binnen de brandweercompagnie. Van belang is te melden dat bij het schrijven van deze notitie het grootschalig optreden in Nederland op het punt van veranderen staat. Om deze reden wordt er op dit moment niet geïnvesteerd in specifieke opleidingen en trainingen in dit gebied en vertrouwt de organisatie op de kennis en kunde van officieren die nu opgeroepen kunnen worden. Zodra de contouren van de nieuwe structuur voor grootschalig optreden duidelijk zijn, moet deze beleidsnotitie daarop aangepast worden.
3.8 Registratie De aanwezigheid van de themadagen en COPI-oefeningen wordt sinds 2013 structureel geregistreerd binnen het registratieprogramma AG5. De kwaliteit wordt in tegenstelling tot de buitenlandtraining, waarbij een persoonlijk rapport van de prestaties en verbeterpunten wordt opgesteld, niet vastgelegd v.w.b. het mono optreden. De oefeningen, die de ROL-functionarissen organiseren of bijwonen binnen het eigen piketgebied, worden geregistreerd binnen AG5. Er wordt nog niet kwantitatief gestuurd op het aantal oefeningen met uitzondering van de ROL themadagen waarbij aanwezigheid verplicht is.
7
4. Gewenste situatie
4.1 Inleiding Vanuit de Wet Veiligheidsregio en de Arbeidsomstandighedenwet worden eisen gesteld aan de opleidingen en geoefendheid van de functionarissen binnen de ROL. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gewenste situatie met betrekking tot het opleiden, bijscholen en oefenen van functionarissen binnen de ROL en het grootschalig optreden.
4.2 Risico-inventarisatie en -evaluatie Vanuit de Arbeidsomstandighedenwet is in 2009 een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) opgesteld, die onder andere betrekking heeft op de taakuitvoering van de repressieve werkzaamheden van de functionarissen binnen de ROL. De RI&E is tot stand gekomen op basis van een belevingsonderzoek onder de ROL-officieren, een veiligheidschecklist en een aantal interviews. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de handreiking van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Uit de RI&E en bijbehorend plan van aanpak komen een aantal onbeheersbare risico’s naar voren. De belangrijkste waaronder (h)erkennen van risico’s en het structureel leren van incidenten zijn de afgelopen jaren opgepakt en aangepakt door middel van de introductie van de toolbox Veilig repressief optreden en de maandelijkse leerbrief. Twee belangrijke leerpunten blijven echter nog open staan. 1. Niet alle ROL-officieren zijn op de hoogte van de noodprocedure ‘eigen personeel’. Ook de geoefendheid met deze noodprocedure wordt als onvoldoende beoordeeld. In het plan van aanpak is opgenomen dat dit aspect meegenomen moet worden in de VR-oefeningen en de realistische operationele oefeningen. 2. De voorlichting, instructie en training over operationele voorbereidende plannen (aanvalsplannen, rampbestrijdingsplannen) is onvoldoende. Als maatregel is opgenomen dat de behandeling van deze plannen in ROL-dagen aan de orde moet komen en als input gebruikt moeten worden voor de realistische operationele oefeningen en de VR-training, zodat er geoefend wordt op het risicoprofiel in Zeeland.
4.3 Wet veiligheidsregio’s (Wvr) De Wvr beoogt de kwaliteit van het brandweerpersoneel te verhogen en te borgen door een integrale benadering. Dit houdt in dat naast instroom, opleidingen en examinering er aandacht is voor oefenen en bijscholing. Doel van het systeem is ervoor te zorgen dat het brandweerpersoneel vakbekwaam wordt en blijft. De wet richt zich daarmee zowel op het vakbekwaam worden als op het vakbekwaam blijven. In de Ministeriele regelingen zijn per functie de kerntaken met bijbehorende competenties omschreven. Daarnaast maakt een algemeen examenreglement deel uit van de regeling. Kenmerkend van het stelsel is dat het opleiden, examineren, oefenen en bijscholen geen losstaande onderdelen meer vormen maar één geheel, waardoor de kwaliteit van het brandweerpersoneel meetbaar wordt en verhoogd kan worden.
4.4 Leidraad oefenen In 2000 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de Leidraad oefenen uitgebracht. Aanleiding voor de uitgave was het rapport Beter oefenen bij de brandweer, dat het jaar ervoor was verschenen. Dit rapport schetste de gewenste oefenpraktijk in Nederland en bevatte een aanzet om te komen tot een oefenfilosofie, oefensystematiek en beoordelingssysteem. De aanzet
8
mondde uit in de Leidraad oefenen, bestaande uit een serie oefenkaarten en een handleiding voor het gebruik hiervan. In 2006 is deze Leidraad oefenen herzien. De status van de Leidraad oefenen wordt ontleend aan het Besluit personeel Veiligheidsregio’s. De Leidraad oefenen is één van de instrumenten waarmee de kwaliteit van het brandweerpersoneel op peil wordt gehouden, verder wordt uitgebouwd en objectief inzichtelijk wordt gemaakt. Daarbij zal ook rekening gehouden worden met de feitelijke werkervaring die het brandweerpersoneel heeft. Vanuit het ministerie van V&J heeft de Leidraad oefenen de status van bindend document. Dat betekent dat het geen wettelijke status heeft, maar door het ministerie en/of de branche als richtlijn is genormeerd, waarbij gemotiveerde afwijking mogelijk is. De Arbeidsinspectie ziet de Leidraad oefenen als richtlijn vanuit de branche voor een goede voorbereiding op de repressieve taakuitvoering. De oefenfilosofie van de herziene Leidraad oefenen is niet wezenlijk veranderd. Wel is deze verder uitgewerkt met betrekking tot het functiegericht oefenen op basis van competenties. De Leidraad is uitsluitend gericht op monodisciplinair oefenen. Er zijn oefenkaarten ontwikkeld voor manschappen, bevelvoerders, officieren van dienst en een aantal specialismen. Grootschalig optreden en rampenbestrijding maken geen deel uit van de Leidraad oefenen: voor de functies binnen het grootschalig optreden op pelotons- en compagniesniveau zijn geen oefenkaarten opgesteld. Er zijn ook geen oefenkaarten opgenomen voor de adviseur gevaarlijke stoffen en de hoofdofficier van dienst. De systematiek van de Leidraad oefenen is gebaseerd op een periodieke oefencyclus.
4.6 Leidraad brandweercompagnie en handboek grootschalig brandweeroptreden In het begin van de jaren negentig is geconstateerd dat de aansluiting van de rampenbestrijding op het dagelijks optreden van de brandweer verbeterd kan worden. Er is derhalve besloten om te komen tot een geactualiseerde, operationele opzet voor de brandweerfuncties tijdens grootschalige technische hulpverlening, brandbestrijding en de daarop betrekking hebbende logistiek. Dit heeft geresulteerd in een model voor de brandweercompagnie. Na de implementatie is er in Nederland sprake van een (nagenoeg) uniforme opschaling bij grootschalig optreden. De uitgangspunten zijn verwoord in de Leidraad brandweercompagnie van het Nederlands instituut voor brandweerzorg en rampenbestrijding (Nibra). Momenteel wordt gewerkt aan een herziening van deze leidraad. De Leidraad brandweercompagnie is ook binnen de Veiligheidsregio Zeeland geïmplementeerd. Zeeland kan twee brandweercompagnieën leveren. Een en ander is vastgelegd in het handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0) van de Veiligheidsregio Zeeland.
4.7 Handboek regionaal coördinatiecentrum (RCC) Voor de bestrijding van incidenten op uitvoerings-, tactisch en strategisch niveau zijn landelijke en regionale afspraken gemaakt. Deze zijn onder andere vastgelegd in het regionaal crisisplan en de gecoördineerde regionale inzetbestrijdingsprocedure (GRIP). Voor het functioneren binnen het RCC is het Handboek Regionaal Coördinatiecentrum (RCC) opgesteld. In dit handboek zijn praktische aspecten (bereikbaarheid, telefoonnummers), procedures alsmede de (standaard) bezetting van het RCC voor de verschillende GRIP-niveaus uitgewerkt. Tevens zijn de vereiste opleidingen en competentieprofielen voor de medewerkers binnen het RCC vastgesteld. Dit handboek is niet meer actueel en wordt op dit moment herzien.
4.8 Afstemmen activiteiten Winst op het gebied van activiteiten (capaciteit en kosten) valt te behalen door mono-activiteiten af te stemmen met andere kolommen en multidisciplinair georganiseerde activiteiten. Waar mogelijk kan
9
aangesloten worden bij activiteiten die vanuit een andere kolom tot stand zijn gekomen of kunnen reeds geplande mono-activiteiten multidisciplinair uitgevoerd worden. Regelmatig gezamenlijk afstemmen van mono-jaarprogramma’s en overige activiteiten kan mogelijk tot slimme combinaties en besparingen leiden. Om te zorgen voor uitwisseling moeten praktische werkafspraken gemaakt worden, een platform hiervoor is het 2-wekelijkse MOTO overleg.
10
5. Opleiden
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het opleiden en bijscholen van de functionarissen binnen de ROL. De opleidingseisen voor operationeel leidinggevenden zijn vastgelegd in het Besluit personeel veiligheidsregio’s. Het opleiden en bijscholen met betrekking tot het grootschalig optreden maakt geen onderdeel uit van dit hoofdstuk. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 7. Dit hoofdstuk beperkt zich derhalve tot het opleiden en bijscholen van de officier van dienst, adviseur gevaarlijke stoffen / meetplanleider en de WVD-er/stralingsdeskundige.
5.2 Officier van dienst In het concept Besluit personeel Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat OvD’s in het bezit moeten zijn van het diploma officier van dienst. In het Besluit is dit diploma gelijkgesteld aan het diploma adjuncthoofdbrandmeester. Voor het rijden met optische en akoestische signalen dienen de OvD’s tevens in het bezit te zijn van het diploma brandweerchauffeur (kleine voertuigen). In de nieuwe opleiding tot officier van dienst wordt ten opzichte van de oude opleiding uitgebreider ingegaan op het optreden bij incidenten met gevaarlijke stoffen (ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen, OGS). Door de vele veranderingen in de opleiding tot officier van dienst, de wisselende functie-eisen en persoonlijke verschillen door gevolgde trainingen en opgedane ervaring, is geen sprake van uniforme basiskennis met betrekking tot ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen. Gezien het complexe risicoprofiel in de provincie Zeeland met veel productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen, is bijscholing voor officieren van dienst noodzakelijk. Gezien het risicoprofiel in de provincie Zeeland heeft het volgen van de cursus prioriteit en moet deze georganiseerd worden in 2014. De officieren van dienst, die in het bezit zijn van het diploma officier van dienst, kunnen vrijgesteld worden van deelname aan deze training.
5.3 Adviseur Gevaarlijke Stoffen/ Meetplanleider In het concept Besluit personeel Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat de AGS/MPL in het bezit moet zijn van het diploma adviseur gevaarlijke stoffen. In het concept Besluit is dit diploma gelijkgesteld aan het diploma regionaal officier gevaarlijke stoffen (ROGS) in combinatie met het diploma meetplanleider (MPL). Het huidige ingangsniveau is een exacte achtergrond op HBO-niveau en stralingsdeskundige niveau 5. Een scheikundige toets geeft toegang tot de AGS opleiding. Voor het rijden met optische en akoestische signalen dient de AGS/MPL tevens in het bezit te zijn van het diploma brandweerchauffeur (lichte brandweervoertuigen).
5.4 WVD-Stralingsdeskundige Gezien de concentratie van nucleaire industrie (5 kerncentrales en de opslag van hoog, middel en laag radioactief afval) is in de regio Zeeland een interregionaal WVD-stralingsdeskundigen piket ingesteld. Het bestuur van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft de Veiligheidsregio Zeeland verzocht om de voorbereiding en respons op kernongevallen voor haar rekening te nemen. De functionarissen in het piket zijn opgeleid tot stralingsdeskundige niveau 3. Het piket WVD-stralingsdeskundige fungeert daarnaast als backoffice voor de beide AGS piketten in Zeeland. Deze hebben echter een hoge opkomsttijd.
11
5.5 Gebiedsgebonden risico’s De provincie Zeeland kenmerkt zich door een complex risicoprofiel. Voor een overzicht wordt verwezen naar hoofdstuk 2. Voordat een functionaris wordt ingezet binnen de ROL, wordt gedurende een inwerkperiode kennis gemaakt met het verzorgingsgebied, de procedures/werkafspraken, risico’s, bedrijven en inrichtingen binnen het verzorgingsgebied. Er is echter niet vastgesteld hoe de inwerkperiode eruit moet zien, welke procedures en werkafspraken doorlopen moeten worden en welke bedrijven en inrichtingen bezocht moeten zijn alvorens invulling kan worden gegeven aan de piketfunctie. Hiermee is onvoldoende geborgd dat de functionarissen goed zijn voorbereid op hun taak. Om invulling te geven aan deze borging zal voor iedere ROL-functie in 2010 een toetskaart ontwikkeld worden door de ROL-coördinator.
Beleidskeuzes opleiden: De OvD’s met het diploma adjunct-hoofdbrandmeester volgen een bijscholing ‘ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen’. De OVD’s moeten bijgeschoold worden op de noodprocedure en op de operationele plannen. De opleidingseis voor de AGS/MPL is het diploma AGS aangevuld met het diploma brandweerchauffeur. De huidige ROGS-en, die nog niet in het bezit zijn van het certificaat MPL, dienen dit alsnog te behalen. De (H)OvD, AGS/MPL en WVD/stralingsdeskundige volgen tijdens de duale leergang en/of inwerkperiode een traject gericht op de specifieke gebiedsgebonden risico’s. Hiervoor zal een toetskaart ontwikkeld worden.
12
6. Oefenen
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het oefenen van de functionarissen binnen de operationele leiding, die zijn belast met het reguliere operationele optreden: de OvD, AGS/MPL en de WVD/ stralingsdeskundige. Het oefenen van het grootschalig optreden blijft in dit hoofdstuk buiten beschouwing. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 7.
6.2 Leidraad oefenen In de Leidraad oefenen is de gewenste oefeninspanning met bijbehorende oefenkaarten voor de OvD’s opgenomen. De gewenste oefeninspanning voor de AGS/MPL en de WVD/stralingsdeskundige is niet opgenomen in de Leidraad oefenen. Op de site van het NIFV kan de laatst versie van de oefenleidraad geraadpleegd worden. Voor de OvD gaat de Leidraad oefenen uit van basisoefeningen (300 serie) en een aantal eindoefeningen (700 serie). In de Leidraad oefenen is opgenomen dat alle bovenstaande oefeningen met een frequentie van eens per jaar beoefend moeten worden. In de praktijk is dit voor de OvD’s niet haalbaar gebleken. De oefencyclus is derhalve opgerekt naar een periode van 18 maanden. Binnen deze tijd zullen de OvD’s alle oefenkaarten beoefend moeten hebben. De OvD’s zijn zelf verantwoordelijk voor het volgen van de basisoefeningen. Ook met het oprekken van de oefencyclus naar een periode van 18 maanden is het in de praktijk niet mogelijk gebleken om alle noodzakelijke oefenkaarten te beoefenen. Door de Veiligheidsregio Zeeland worden derhalve periodiek operationele trainingsweken georganiseerd, waarbij onder realistische omstandigheden geoefend kan worden. Door deze bovenlokale oefeningen worden de OvD’s in staat gesteld te kunnen voldoen aan de minimale oefeneis en wordt daarnaast invulling gegeven aan de aanbevelingen uit diverse onderzoeken van onder andere de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Arbeidsinspectie, dat periodiek onder realistische omstandigheden geoefend moet worden. De ROLcoördinator zal vaststellen welke oefenkaarten tijdens de operationele trainingen beoefend worden, zodat voor de ROL-officieren inzichtelijk is welke vaardigheden de officieren van dienst zelf binnen de 18 maandelijkse cyclus op lokaal niveau moeten beoefenen. In de Leidraad oefenen wordt met betrekking tot rijvaardigheid verwezen naar de oefenkaart ‘rijden met lichte brandweervoertuigen’. De operationeel leidinggevenden volgen via de lokale brandweerkorpsen een rijvaardigheidstraining. Deze training bestaat uit een theoriedeel, praktijkoefeningen op de slipbaan en een algemene rijvaardigheidstraining in het verzorgingsgebied. Aangezien bij het aanrijden naar incidenten veel ongevallen gebeuren, dient deze aanvullende training door alle ROL-officieren volgens bovenstaande frequentie (eens per 18 maanden) gevolgd te worden.
6.4 AGS/ MPL Bovenstaande paragrafen hebben betrekking op het oefenen en bijscholen voor de functie van OvD. In de Leidraad oefenen zijn geen oefenkaarten voor de AGS/ MPL opgenomen. Ook in de toolbox veilig repressief optreden is niet gericht op de AGS/ MPL. Aan de geoefendheid en bijscholing van de AGS worden de volgende eisen gesteld: 1. Jaarlijkse deelname aan een ademluchtoefening; 2. Rijvaardigheidstraining (eens per 18 maanden);
13
3. 4. 5. 6.
Levensreddend handelen (eens per 18 maanden); Jaarlijkse deelname aan een VR-COPI oefening als AGS; Jaarlijkse deelname aan twee regionale bijscholingsdagen; Jaarlijkse deelname aan een oefening van het actiecentrum WVD (als MPL).
De AGS/ MPL is evenals de OvD zelf verantwoordelijk voor het volgen van de basisoefeningen binnen een lokaal brandweerkorps (de bovenstaande oefeningen onder 1 en 2). Deze oefeningen worden door de brandweerkorpsen immers al georganiseerd vanuit de Leidraad oefenen voor manschappen en bevelvoerders.
6.5 Gebiedsspecifieke risico’s De provincie Zeeland kenmerkt zich door een complex risicoprofiel. Om te borgen dat de operationeel leidinggevenden kennis hebben van het verzorgingsgebied, de procedures/werkafspraken, risico’s, bedrijven en inrichtingen binnen het verzorgingsgebied is in hoofdstuk 5 opgenomen dat per piketgebied een toetskaart ontwikkeld wordt voor de inwerkperiode van de ROL-officieren. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de GRIP-procedure in Zeeland en de kennis van bedrijven en inrichtingen. Om invulling te geven aan de Leidraad oefenen zal deze toetskaart terug moeten komen in het individuele oefenprogramma van de operationeel leidinggevenden. De ROL-officier beoefent hiermee een groot deel van de oefeningen binnen zijn piketgebied. De officier binnen een piketgebied met meerdere korpsen, draagt er zelf zorg voor dat hij de oefenlast verdeelt over de korpsen, zodat hij/zij kennis maakt met de gebiedsgebonden risico’s.
6.6 ROL-themadagen en (VR-)COPI oefeningen Binnen de beleidsperiode zullen jaarlijks ROL-VRZ themadagen georganiseerd worden. Deelname aan deze dagen is voor alle functionarissen binnen de ROL-VRZ verplicht. In de themadagen zal aandacht besteed worden aan beheersmatige ontwikkelingen en leerervaringen uit regionale en landelijke incidenten. Tevens zullen de onderdelen uit de warme RI&E terugkomen in de ROL-dagen. Daarnaast worden jaarlijks meerdere VR COPI-trainingen georganiseerd en praktijk COPI trainingen in het veld. In totaal worden daarin een 24-tal oefenmomenten aangeboden, wat voldoende is om alle OVD’s te laten oefenen. Dit is voldoende omdat elk jaar steeds 1/3 van de OVD’s geoefend wordt in Engeland en de thuisblijvende OVD’s dan voorrang hebben bij de Zeeuwse oefeningen. Hierin worden de OvD en AGS getraind in het monodisciplinaire optreden en de multidisciplinaire samenwerking. Ook hierin zullen de onderdelen uit de warme RI&E terugkomen.
6.7 Registratie, rapportage en kwaliteitsborging Een goede registratie van de opleidingen, ervaring en oefeningen is noodzakelijk om te kunnen meten of functionarissen kwalitatief en kwantitatief voldoen aan de gestelde normen. Hiervoor moeten ook normen ontwikkeld worden die hanteerbaar zijn om aantoonbaar vakbekwaam te worden. Dit betekent dat het programma gevuld zal worden met betrekking tot de verplichte oefeningen en de medewerkers geïnstrueerd worden over het gebruik van het programma. De eerder genoemde toetskaart zal hierbij meegenomen worden. Het programma bevat concreet: Een persoonlijk opleidings- en oefenplan; Een persoonlijk overzicht van gevolgde opleidingen, bijscholing en oefeningen; Gestructureerde evaluaties van incidenten/inzetten; Een eenvoudig systeem met betrekking tot de verslaglegging van incidenten.
14
De functionarissen binnen de ROL zijn verantwoordelijk voor het registreren van de betreffende 2 opleidingen, bijscholing, oefeningen en ervaring , waarmee inzichtelijk is in hoeverre de functionarissen vakbekwaam zijn en blijven. Het programma geeft hiermee invulling aan de behoefte van een zogenaamd vakbekwaamheidspaspoort. In 2015 zal dit systeem ingevoerd en ingericht worden. Vanaf 2016 zal de ROL-coördinator de kwantitatieve geoefendheid bewaken en hierop proactief bijsturen.
6.8 Urenraming operationeel leidinggevenden Als uitgangspunt voor het invullen van de ROL geldt dat alle functionarissen 25% van hun tijd besteden aan hun werkzaamheden binnen de ROL. Dit bestaat voor een belangrijk deel uit het bestrijden en evalueren van incidenten. Het andere deel bestaat uit het opleiden, bijscholen en oefenen. Hieronder is een raming van de oefeninspanning op basis van onderliggende beleidsnotitie voor de officieren van dienst opgenomen. Onderwerp Leidraad oefenen (inclusief realistische operationele training) 3 Gebiedsspecifieke overleggen en oefeningen Virtuele training ROL-dagen Totaal
Frequentie
1 x per jaar 2 x per jaar
Uren per jaar (gemiddeld) 74 60 8 16 158 uur
Beleidskeuzes: Registratie van gevolgde opleiding, bijscholing en oefening dient plaats te vinden in het programma AG5 om te kunnen meten of functionarissen vakbekwaam zijn en blijven; Registratie van de persoonlijke vakbekwaamheid gaat plaatsvinden in AG5 op basis van de door VRZ vastgestelde vakbekwaamheidsnormen; Functionarissen binnen de ROL zijn zelf verantwoordelijk voor het deelnemen aan de basisvaardigheden en -oefeningen. Tevens moeten zij zorgen dat ze zich op tijd aanmelden op de door VRZ georganiseerde oefen en trainingsmomenten; Om vakbekwaam te blijven organiseert de Veiligheidsregio Zeeland bovenlokale oefeningen in de vorm van: - 24 (VR-)COPI oefeningen, waarbij iedere OvD tenminste eenmaal per jaar beoefend wordt; - 4 Realistische operationele oefendagen voor de OvD; - 2 ROL-themadagen voor alle ROL-functionarissen per jaar; - 1 Rijvaardigheidstraining voor alle ROL-functionarissen per 18 maanden; - 2 Bijscholingsdagen voor de AGS/MPL en WVD/stralingsdeskundige; - 18 Meetplanoefeningen voor de meetploegen, waarbij tevens de MPL beoefend wordt; Deelname aan bovenstaande oefeningen is verplicht om vakbekwaam te blijven. De toetskaart met betrekking tot de gebiedsspecifieke risico’s (zie hoofdstuk 5) wordt geïmplementeerd in het individuele oefenplan van de ROL-functionarissen.
2
De Leidraad oefenen geeft geen mogelijkheid om de incidentervaring mee te wegen in de geoefendheid, vanwege een te grote
complexiteit van het evaluatieproces. Bij de bestrijding van incidenten wordt natuurlijk wel ervaring opgedaan, die onder andere meegenomen kan worden in de te ontwikkelen toetskaart. 3
De gebiedsspecifieke oefeningen zijn uiteraard afhankelijk van het verzorgingsgebied. In een piketgebied met veel risico’s zal de belasting hoger zijn. In het overzicht is een gemiddelde opgenomen.
15
Binnen de beleidsperiode wordt een kwaliteitssysteem opgezet voor de ROL-functionarissen volgens de opbouw van de Leidraad oefenen.
De ROL-coördinator is belast met het organiseren van bovenstaande oefeningen, het implementeren van de toetskaart in het individuele oefenprogramma van de ROL-officieren, het monitoren van de geoefendheid en de implementatie van het kwaliteitssysteem. Met de huidige formatie is in combinatie met de andere werkzaamheden, waaronder de repressieve functie en het faciliteren van de opleidingen (zie hoofdstuk 5), onvoldoende capaciteit beschikbaar. In hoofdstuk 9 is een urenraming opgenomen.
16
7. Grootschalig optreden
7.1 Inleiding Bij de bestrijding van een incident wordt operationeel met betrekking tot personeel en materieel naar behoefte opgeschaald. Deze opschaling is op de Gemeenschappelijke Meldkamer Zeeland voorbereid. Bij de inzet van meer dan vier eenheden wordt opgeschaald volgens een voorbereide pelotons- en compagniesstructuur. De brandweercompagnie is de grootste organisatorische eenheid binnen de brandweer en bestaat uit twee brandweerpelotons en een ondersteuningspeloton. Naast een aantal basisbrandweereenheden bestaat de brandweercompagnie uit ondersteunende eenheden. Binnen de provincie Zeeland zijn twee brandweercompagnieën operationeel, die binnen en buiten de regio ingezet kunnen worden. De opschaling en de inzet van een brandweercompagnie binnen en buiten de regio wordt momenteel geactualiseerd en aangepast op basis van de landelijke compagniesreductie binnen het project ‘grootschalig brandweeroptreden’ van de Veiligheidsregio Zeeland. Ook de inzet van de operationeel leidinggevenden (PC, CC, PCC en CUGS) wordt momenteel geactualiseerd. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de benodigde opleidingen, bijscholing en geoefendheid van deze functionarissen. Opgemerkt moet worden dat de Leidraad brandweercompagnie momenteel wordt herzien. Naast het opleiden, bijscholen en oefenen van de operationeel leidinggevenden binnen de opschalingsstructuur van de brandweercompagnie, wordt in dit hoofdstuk ook ingegaan op de functionarissen, die ingezet kunnen worden binnen de sectie brandweer (algemeen commandant brandweer, staffunctionaris operatiën, staffunctionaris logistiek, WVDdeskundige, meetplanleider en de ondersteunende functionarissen binnen de betreffende actiecentra).
7.2 Pelotons- en compagniesstructuur In de Leidraad Brandweercompagnie en het Handboek grootschalig optreden (versie 2.0) van de Veiligheidsregio Zeeland op zijn functiebeschrijvingen opgenomen voor de PC, CC, PCC en CUGS. Zoals aangegeven wordt op dit moment landelijk de discussie gevoerd hoe om te gaan met pelotons en compagnies. Naar verwachting komt hier in de eerste helft van 2014 meer duidelijkheid over, inclusief de OTO aspecten. Om deze reden wordt er op dit moment geen beleid over gemaakt maar dient dit te gebeuren zo gauw als er duidelijkheid is over de nieuwe structuren.
7.3 Sectie brandweerzorg In het handboek Regionaal Coördinatiecentrum (RCC) en het Handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0) van de Veiligheidsregio Zeeland zijn de functies binnen het operationeel team en de sectie brandweer omschreven. Tevens zijn functiebeschrijvingen voor deze functionarissen opgesteld. De opleidingseisen zijn hieronder opgenomen. 1. Algemeen commandant brandweerzorg. De algemeen commandant brandweerzorg dient te beschikken over het diploma HOvD. 2. Officier operatiën. De staffunctionaris operatiën dient te beschikken over het diploma OvD. 3. Staffunctionaris logistiek. De staffunctionaris logistiek dient te beschikken over het diploma OvD. 4. Staffunctionaris waarschuwings- en verkenningsdienst. De staffunctionaris WVD dient te beschikken over het diploma AGS en stralingsdeskundige niveau 3. 5. Meetplanleider. De meetplanleider dient te beschikken over het diploma AGS. 6. Operationele ondersteuner actiecentra operatiën en logistiek. De operationele ondersteuner voor de actiecentra operatiën en logistiek heeft een HBO werk- en denkniveau.
17
7.
Journaalschrijver. De journaalschrijver voor de actiecentra operatiën en logistiek heeft een MBO werk- en denkniveau heeft daarnaast een opleiding tot plotter. 8. Ondersteuner/plotter WVD. De ondersteuner/ plotter WVD heeft een MBO werk- en denkniveau en heeft daarnaast een opleiding tot plotter. Daarnaast heeft de functionaris aanvullende opleidingen voor applicaties als het nationaal meetnet radioactiviteit en gasmal gevolgd. 9. Ondersteuner WVD berichtenverkeer. De ondersteuner WVD berichtenverkeer heeft een MBO werk- en denkniveau, is in het bezit van de module hoofdbrandwacht verkenner gevaarlijke stoffen. 10. Algemeen (logistiek) ondersteuner. De algemeen (logistiek) ondersteuner heeft een MBO werk- en denkniveau. Jaarlijks worden meerdere oefeningen voor het operationeel team georganiseerd, waarbij een deel van de functionarissen binnen het operationeel team beoefend wordt. In het handboek RCC, dat op dit moment wordt herzien, is opgenomen dat alle functionarissen jaarlijks tweemaal moeten oefenen. Momenteel worden per jaar enkele oefeningen voor het operationeel team georganiseerd, waarbij tevens een deel van de actiecentra geoefend wordt. Er kan niet worden voldaan aan de oefeninspanning, zoals deze is vastgelegd in het handboek RCC. Om de verplaatsing van de brandweercompagnie te begeleiden dienen de functionarissen, die binnen het operationeel team belast kunnen worden met de ondersteuning van de verplaatsing (algemeen commandant brandweer, officier operatiën en staffunctionaris logistiek), jaarlijks geïnstrueerd te worden over de inhoud van de Leidraad brandweercompagnie en het handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0). Tevens dienen zij jaarlijks een verplichte instructie te volgen over de procedures binnen het operationeel team, taken en de samenwerking tussen de diverse secties.
Beleidskeuzes: Het personeel dat ingezet kan worden binnen de voorbereide compagniesstructuur moet bekend zijn met dit specialistisch materieel. Dit is een lokale verantwoordelijkheid. De opleidingseis voor de algemeen commandant brandweerzorg is het diploma HOvD. De opleidingseis voor de officier operatiën is het diploma OvD. De opleidingseis voor de staffunctionaris logistiek is het diploma OvD. De opleidingseisen voor de staffunctionaris waarschuwings- en verkenningsdienst zijn het diploma AGS en stralingsdeskundige niveau 3. De opleidingseis voor de meetplanleider is het diploma AGS. Voor de ondersteunende functionarissen binnen de actiecentra zijn de opleidingseisen, zoals vastgelegd in het handboek Regionaal Coördinatiecentrum (RCC), van kracht. De functionarissen, die een rol hebben binnen de sectie brandweer, dienen ten minste tweemaal per jaar aan een oefening van het operationeel team of één van de actiecentra deel te nemen. De functionarissen, die binnen de sectie brandweer belast kunnen worden met de ondersteuning van de verplaatsing van de brandweercompagnie, dienen jaarlijks deel te nemen aan een instructie over de inhoud van de Leidraad brandweercompagnie en het handboek grootschalig brandweeroptreden (versie 2.0). Tevens dienen zij jaarlijks een verplichte instructie te volgen over de procedures binnen het operationeel team, taken en de (samenwerking tussen) de diverse secties. De ROL-coördinator is belast met de organisatie van bovenstaande oefeningen en het monitoren van de geoefendheid. Naast zijn huidige taken en de repressieve functie binnen de ROL is in hoofdstuk 5 en 6 een aantal aanvullende beleidsvoornemens geformuleerd.
18
Hieronder is een urenraming voor uitvoering van de werkzaamheden van de beleidsvoornemens uit deze beleidsnotitie opgenomen. Werkzaamheden Begeleiden VR COPI-oefeningen Organiseren ROL themadagen Organiseren operationele realistische trainingsdagen Ondersteunen oefeningen operationeel team/ sectie brandweer Bijscholing OGS Organiseren meetplanoefeningen Registratie oefeningen Kwaliteitssysteem Jaarlijkse instructie grootschalig optreden Organiseren pelotons- en compagniesverplaatsingsoefeningen Deelnemen aan MOTO activiteiten Totaal
Urenraming op basis van 1 fte 250 150 200 100 40 0 0 140 0 0 300 1180
Benodigde Uren 250 150 200 400 40 0 300 400 200 180 300 2420
Het uitvoeren van alle werkzaamheden uit deze werkzaamheden neemt 2420 uur in beslag. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is momenteel 1 formatieplaats beschikbaar: de ROL-coördinator. In bovenstaand overzicht is aangegeven welke taken door de ROL-coördinator zullen worden uitgevoerd. Uit bovenstaand overzicht komt naar voren dat een aantal aspecten niet of slechts beperkt kunnen worden uitgevoerd. Dit betekent dat weliswaar ondersteuning kan worden geleverd voor het organiseren van de oefeningen van het operationeel team, maar de betreffende actiecentra beperkt getraind zullen worden. Het kwaliteitssysteem kan beperkt gevoed worden en voor het grootschalige optreden is geen tijd.
19
9. Financiële consequenties
In dit hoofdstuk zijn de financiële consequenties van onderliggende beleidsnotitie in beeld gebracht. In de MOTO begroting is budget opgenomen die de mono activiteiten van de brandweer ondersteunt, o.a. in de trainingsweek en de beoordeling van OVD’s door externe evaluatoren. Tevens zijn daar de kosten van de VR en praktijk trainingen al in meegenomen. In onderliggende beleidsnotitie is met betrekking tot het opleiden van ROL-functionarissen 1 belangrijke aanvullende beleidskeuze geformuleerd om de continuïteit te waarborgen en op een adequate wijze invulling te geven aan de operationele leiding. De officieren van dienst met het diploma adjunct-hoofdbrandmeester volgen de bijscholing ‘ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen voor officieren van dienst’. De (VR-)COPI oefeningen, operationele realistische trainingen, OT-oefeningen, ROL-themadagen en bijscholingsdagen voor de adviseurs gevaarlijke stoffen zullen ook in de komende beleidsplanperiode gecontinueerd worden. De huidige capaciteit en financiële middelen zijn, met uitzondering van de operationele realistische oefeningen, voldoende om dit uit te voeren. De bijscholing van de OVD’s op het gebied van OGS vraagt een eenmalige investering van € 15.000. Deze kosten zijn meegenomen in de MOTO begroting.
20
Bijlage 1: afkortingen
AGS AHBM BT BZK COPI HBM HOVD MPL Nibra NIFV NPK OCR OGS OVD RCC RCVD ROGS ROL ROT VRO WVD
Adviseur Gevaarlijke Stoffen Adjunct Hoofd Brand Meester Beleidsteam Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Commando Plaats Incident Hoofdbrandmeester Hoofdofficier van Dienst Meetplanleider Nederlands instituut voor brandweerzorg en rampenbestrijding Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding Opleiding Crisisbeheersing en Rampenbestrijding Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen Officier van Dienst Regionaal Coördinatiecentrum Regionaal Commandant van Dienst Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen Regeling Operationele leiding Regionaal Operationeel Team Veilig Repressief Optreden Waarschuwings- en verkenningsdienst
21