Open innoveren, maar dan wel domeinoverstijgend Open innoveren een open deur? We leven in een open samenleving met open grenzen in een open economisch systeem en we gaan naar de open universiteit waar we open source software gebruiken om tot vernieuwing te komen in een open innovatiesysteem. Iedereen voelt zich hier goed bij, want wie wil er nu leven, werken en leren in een gesloten systeem? Het woord open is een marketingterm: het verkoopt goed. Interessant is te kijken wat open inhoudt. Is het vooral oude wijn in nieuwe zakken of gaat het om een wezenlijk nieuwe benadering? Essentie van het denkwerk van Henry Chesbrough is dat het niet langer mogelijk is om zelfstandig innovaties te ontwikkelen en te vermarkten, maar dat door trends als internationalisering, toenemende beschikbaarheid van kapitaal, kennis en ICT een bedrijf gedwongen is tot – soms vergaande samenwerking. Niet echt opzienbarend en typisch een voorbeeld van een auteur die de tijdgeest goed aanvoelt en hier een bestseller over schrijft. Vergelijkbaar met Richard Florida's "The Rise of the Creative Class". Het lijkt dus te gaan om een open deur. Toch is er wel degelijk iets gaande rond het begrip innovatie. Er worden steeds meer bijvoeglijke naamwoorden gebruikt om aan te duiden over wat voor innovatie we het hebben. Dit komt omdat we te maken hebben met een ontwikkeling waarmee iedere organisatie in de westerse samenleving te maken heeft. Producten, diensten, processen en markten moeten continu vernieuwd worden. Bedrijven moeten bij voorkeur internationale kennisintensieve nichemarkten veroveren met slimme product-dienst-combinaties. De organisatie die zich deze nieuwe spelregels niet snel eigen maakt, is ten dode opgeschreven. Het is logisch dat schrijvers en wetenschappers deze nieuwe managementgraal nader willen preciseren. Zo wordt als tegenhanger van technologische innovatie al enkele jaren de term sociale innovatie gehanteerd. Alhoewel hier nog geen algemeen geaccepteerde definitie van bestaat, kan sociale innovatie gedefinieerd worden als vernieuwing op het gebied van strategie, kennisnetwerk, innovatiecultuur, structuur, middelen en de rol van de ondernemeri. Als tegenhanger van gesloten innovatie is open innovatie geïntroduceerd. Doorredenerend kan open innovatie worden gezien als dat deel van sociale innovatie dat zich focust op de omgeving. Vervolgens is het bij het beschouwen van de omgeving van belang de gebaande paden te verlaten en op zoek te gaan naar het onverwachte. In dit essay wordt daarom het voorvoegsel ‘trans’ geïntroduceerd dat betoogt bij het zoeken naar externe partners – een wezenlijk onderdeel bij open innovatie – buiten het eigen domein te kijken. De term transinnoveren (nul Google-hits) is niet alleen relevant voor het bedrijfsleven, maar ook voor overheden en kennisinstellingen. Uitgangspunt is dat binnen het eigen domein zoeken naar samenwerkingspartners onvoldoende is om het huidige niveau van welvaart en welzijn te handhaven. Dit essay plaatst transinnoveren in perspectief, geeft aan hoe het werkt en waarom deze aanscherping nodig is om met succes (open) te innoveren.
Kunnen we over de grenzen van onze eigen tijd heen springen? Op het hoogtepunt van het vooruitgangsdenken in 1870 organiseert de American Press Association in 1893 een ‘futuristische enquete’. Zo’n 70 Amerikaanse publicisten, journalisten en wetenschappers wordt gevraagd hun visie te geven op Amerika honderd jaar later. De essays gaan over vliegende ballonnen, mensen die 150 jaar oud worden, het recht op een boerderij voor iedereen, kanalen en spoorlijnen over de hele wereld en armoede die verdwijnt. De meeste essayisten zien de trein als de representant van de voortschrijdende techniek. Herhaaldelijk wordt de verwachting geuit dat men over honderd jaar snelheden van tenminste 150 kilometer over het spoor zal rijden. Een kanttekening is dat de trein ten tijde van deze wedstrijd al meer dan 20 jaar bestond. Over de telefoon en luchtvaart – beide in opkomst en uiteindelijk van veel grotere betekenis – wordt met veel meer aarzeling geschreven. Veel van wat volgens de meest briljante geesten van Amerika na honderd jaar gerealiseerd zou zijn, is al na 15 jaar werkelijkheid geworden.
Conclusie: De actualiteit dicteert het denken over de toekomst. Men springt nauwelijks over de grenzen van de eigen tijd heen. Dit wordt het ‘horse and carriage syndrom’ genoemd: bij de uitvinding van de auto wordt deze benaderd als een koets zonder paarden. De TV wordt in eerste instantie gezien als een radio met beelden. Het is voor Nederland anno 2005 wel van belang om over de grenzen van de eigen tijd heen te kijken. Al zullen het dan geen verkenningen met een horizon van tientallen jaren meer zijn, het is wel van belang dat iedere organisatie nadenkt hoe zij in 2010 wil acteren.
Grenzen verkennen, verleggen en doorbreken Bestaande samenwerkingsvormen richten zich vooral op samenwerking binnen een departement, kennisinstelling of sector. Zo wordt geprobeerd om bijvoorbeeld wachtlijsten in de gezondheidszorg, vroegtijdig schoolverlaten in het onderwijs of teruglopende omzet in de detailhandel binnen de eigen omgeving op te lossen. Deze aanpak bereikt zijn grenzen als efficiënter organiseren nauwelijks extra waarde meer toevoegt en de mogelijkheden voor kwaliteitsverhoging zijn uitgeput. Hoe kunnen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven over de eigen grenzen heen kijken? Uitdaging bij een nieuwe manier van denken is dat bedrijfsleven, overheid en onderwijs hun paradigma’s los laten wanneer het gaat om innovatie. Binnen het proces van open innoveren, noemen we dit transinnoveren. Deze vorm van innoveren vraagt bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen om respectievelijk transsectoraal, transdepartementaal en transfacultair te vernieuwen. Dit om uiteindelijk tot nieuwe grensverleggende concepten te komen. Laten we kijken hoe de spelregels binnen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven veranderd kunnen worden.
De overheid als olifant De overheid wil wel veranderen, maar loopt in de praktijk tegen allerhande belemmeringen aan. Zo wordt verwacht dat de overheid een betrouwbare partner is. Dit argument wordt door veel departementen gebruikt om zaken vooral bij het oude te laten. Echte vernieuwing grijpt immers in op structuren. Geplande vernieuwingen in het pensioen- en zorgstelsel laten zien dat verandering veel weerstanden oproept. Dit terwijl iedereen het er op zich over eens is dat de verzorgingsstaat in zijn huidige vorm achterhaald is en dat de tijd voorbij is dat vrijwel iedereen op zijn 60e kan stoppen met werken. Veel maatschappelijke vraagstukken als vergrijzing, criminaliteit of filevorming zijn al lang niet meer het unieke domein van één ministerie. Toch acteren alle ministeries nog verkokerd. Over eigen grenzen heen kijken komt weinig voor, laat staan samenwerken aan een maatschappelijk probleem. De grootste uitdaging voor de komende 30 jaar is de toenemende vergrijzing. Bij welk ministerie hoort vergrijzing thuis? Minister Brinkhorst ziet als oplossing dat werknemers langer moeten doorwerken. Minister Hoogervorst voorziet problemen met het handhaven van een goed zorgstelsel voor ouderen en minister Zalm waarschuwt voor de betaalbaarheid van de pensioenen. Dit doet denken aan een Indische parabel waarbij drie blinde mannen een olifant moeten betasten. De eerste man voelt de staart en zegt: ‘ik heb een kwast beet’. De tweede man betast een poot en roept uit: ‘ik voel een pilaar’ en de derde man die de slurf beet heeft weet zeker dat hij een slang in handen heeft. Zij realiseren zich geen van allen dat zij een olifant aan het betasten zijn, maar hebben ieder vanuit hun eigen perspectief gelijk. Waarom ontwikkelen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen geen gezamenlijke visie op wat de vergrijzing Nederland voor uitdagingen biedt? Dit inspireert de burger om mee te werken aan het realiseren van de kansen en het aanpakken van bedreigingen.
Onderdompelen in het onderwijs De meeste onderwijsinstellingen leiden studenten op voor één kennisgebied. Een jurist wordt vier jaar ondergedompeld in wetteksten en een econoom leert vier jaar lang modellen toe te passen. Hetzelfde principe geldt voor het technologieonderwijs waar studenten alles wordt bijgebracht op het terrein van bijvoorbeeld civiele techniek, bouwkunde of elektrotechniek. Natuurlijk is het bedrijfsleven blij met deze specialisten. Maar deze specialisten zijn voor een fractie van de Nederlandse kostprijs ook in te huren in India of China. Kenmerkend voor specialisten is dat zij zijn gewend binnen de aangeleerde grenzen te acteren en hier niet gauw overheen springen. Toch moet Nederland het hebben van het op creatieve wijze acteren in niches, bij voorkeur waar veel kennis van diverse vakgebieden vereist is. Is het dan niet logisch dat een student in het laatste jaar van zijn studie een aantal colleges volgt binnen een aantal vakgebieden die op het eerste gezicht ver van zijn eigen specialisme af liggen? Een alfastudent volgt een aantal bètacolleges en omgekeerd. Op deze wijze worden bruggenbouwers opgeleid die in staat zijn diverse vakgebieden creatief te combineren.
Baanbrekende innovaties in het bedrijfsleven De mogelijkheden van transsectoraal denken strekken zich uit over verschillende sectoren heen en staan haaks op het intrasectoraal denken. Het is voor een bedrijf niet voldoende alleen intrasectoraal te denken. In iedere sector zijn bepaalde zaken bijzonder goed geregeld. Denk bijvoorbeeld aan tracking- en tracingsystemen in de transportsector, planning in de bouwsector of barcodering in de detailhandel. Door deze kerncompetenties van bedrijven uit geheel verschillende sectoren te combineren ontstaan interessante nieuwe mogelijkheden. Door over grenzen heen te kijken kunnen partijen uit geheel verschillende branches tot baanbrekende innovaties komen. Van deze zogenaamde transsectorale innovaties zijn diverse voorbeelden te geven: Philips en Douwe Egberts die samen Senseo in de markt zetten, rubber- en kunststofbedrijven die samen met carrosseriebedrijven lichtgewicht opleggers ontwikkelen, Velpon dat zetmeel aanwendt voor de productie van lijm, TV-producent Tenfold en Praxis die nauw samenwerken in 'Eigen huis en tuin', bloementelers die met binnenhuisarchitecten de gewenste kleuren voor het komende seizoen afstemmen, etc.
Wat is transinnoveren? Figuur 1
Kenmerken van transinnovatie Inspiratie uit andere sector
Ongebruikelijke combinatie
Radicaal vernieuwend Verrassend
Transinnovatie Géén adoptie
Hoge risico’s
Vaak technologiegedreven
Transinnovaties zijn radicale innovaties, dat wil zeggen er is sprake van een zekere spronggrootte ten opzichte van wat al bestond. Ze worden ontwikkeld door verschillende partijen uit een ongebruikelijke combinatie van organisaties. Wel is vaak één partij trekker en leveren de anderen een bijdrage. Voor de bedrijfstak, overheid of kennisinstelling van de trekkende partij is de innovatie geheel nieuw (firstmover). Met een transinnovatie wordt een conventie doorbroken, de manier van zakendoen verandert. Andere organisaties volgen om hun continuïteit niet in gevaar te brengen. Transinnovaties vinden hun inspiratie in het toepassen in één domein van oplossingen uit andere domeinen. Het zijn vernieuwingen met een verrassingselement. Transinnovaties overstijgen in eerste instantie het denkpatroon van andere actoren in de betreffende domeinen. Tegelijk zijn er ook grotere risico's. Winnaars van innovatie-awards passen vaak transinnovatie concepten toe. Maar veel voormalige winnaars van innovatie-awards zijn inmiddels ook ter ziele gegaan of opgegaan in grotere organisaties. Het belang van transinnovatie voor het bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid neemt toe. In economie en maatschappij hebben actoren te maken met snellere technologische ontwikkelingen, kortere levenscycli van producten en toenemende concurrentiedruk. Transinnovatie biedt kansen om zich van binnen- en buitenlandse concurrenten te onderscheiden en de continuïteit van het eigen bedrijf te waarborgen of om maatschappelijke problemen effectief te lijf te gaan.
Plaats in de innovatieliteratuur In tegenstelling tot open innovatie is in de innovatieliteratuur nog weinig of niets over het concept van transinnoveren te vinden. Wanneer in de literatuur over grensverleggende innovatie gesproken voort valt op dat vooral de insteek het bedrijfsleven isii. Innovatie binnen kennisinstellingen of overheden komt weinig aan de orde. Laat staan innovaties waarbij maatschappelijke- en economische actoren gezamenlijk betrokken worden. Er wordt een drietal vormen van innovatie te onderscheiden waarbij partijen uit verschillende bedrijfskolommen zijn betrokken: •
•
•
Innovatie in bestaande ketens, oftewel binnen de bedrijfskolom. Hierbij is sprake van een opdrachtgever/opdrachtnemerrelatie tussen partijen uit verschillende sectoren. Bijvoorbeeld leveranciersgedreven innovatie, waarbij nieuwe toepassingen van leveranciers worden geadopteerd door het bedrijf. Of klantgedreven innovatie, waarbij een bedrijf een nieuw product of een nieuwe werkmethode ontwikkelt op specificatie van de klant. Branchevervaging doordat een bepaalde sector functies (producten, diensten) uit andere sectoren toevoegt aan zijn eigen producten- en/of dienstenpakket. Een actueel voorbeeld zijn de branches voor kabel- en telecombedrijven die als gevolg van technologische ontwikkelingen (VoIP, UMTS, Wifi) steeds meer verweven raken en uiteindelijk zullen samensmelten. Vaak ligt technologieontwikkeling aan dit soort innovaties ten grondslag. De nieuwe technologie leidt tot een nieuwe, collectieve visie over hoe men in een branche zakendoet. Samenwerking gericht op innovatieontwikkeling. Bedrijven uit totaal verschillende branches werken samen om nieuwe producten, diensten en/of processen te ontwikkelen. Een bekend voorbeeld is de introductie van Senseo door Philips en Douwe Egberts. Hier geldt vaak dat onverwachte combinaties van partijen tot baanbrekende resultaten leiden. Bij succes in de markt is een aantrekkelijk voordeel te halen. Na aanschaf van de Senseo is de consument verplicht de gepatenteerde koffiepads toe te passen die in aanschaf flink duurder zijn.
Transinnoveren in 7 stappen Uiteindelijk doel is dat bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden samen naar nieuwe mogelijkheden zoeken om economische- of maatschappelijke vraagstukken op te pakken. Visie is dat uiteindelijk grenzen tussen organisaties vervagen. Hoe transinnoveren werkt kunt u samen met enkele onverwachte partners nagaan met het 7 stappenmodel voor veranderingiii: • • • • • • •
Visie: Ontwikkel een visie op hoe samenwerking eruit kan zien en formuleer op basis hiervan een missie en doelstellingen. Verstaan: De missie wordt afgesproken met meerdere partijen, die moeten elkaar goed verstaan. Vertrouwen: Om samen een gemeenschappelijk doel te bereiken moeten de deelnemers elkaar vertrouwen. Geef de deelnemers de mogelijkheid om empathie voor elkaars rollen te ontwikkelen. Vergelijken: Benchmarken met andere samenwerkingsverbanden, het liefst internationaal. Verifiëren: Zit die klant wel op ons idee te wachten? Ga de klanteisen verifiëren. Verwezenlijken: Bedenk hoe het doel verwezenlijkt gaat worden. Verspreiden: Begin kleinschalig met een ‘transitie-arena’, een pilot-project waarbij transgeïnnoveerd wordt. Dit is de fase van kennisdisseminatie. Gebruik de voorsprong en doe aan kennisdeling om snel draagvlak te creëren.
Tip: U kent het Senseo-koffiezet-apparaat of de Heineken-beertender. Neem deze in uw hoofd en doorloop de stappen. Dan krijgt u gevoel hoe transinnoveren werkt.
Resultaat: hogere welvaart en meer welzijn Open innovatie benadrukt het belang van samenwerken bij vernieuwen. Maatschappij en economie worden daarbij als gescheiden werelden gezien. Het zijn echter twee kanten van één medaille. Bedrijven zijn vaak bereid te investeren in maatschappelijke doelen en overheden laten steeds meer overheidstaken sponsoren. Daarnaast schuift de onderwijsinstelling op naar kennis- en innovatieinstituut waar invulling wordt gegeven aan een leven lang leren. Vijftien jaar terug verschijnt ICT op de managementagenda. Tot die tijd wordt ICT gezien als een black box waar vooral specialisten zich mee bezig houden. Alhoewel ICT nog steeds in de kinderschoenen staat wordt door iedere organisatie het belang ervan in gezien en begrijpt het management wat de kracht van het internet is, dat mobiel zakendoen de grenzen van het bedrijf vergroot en dat zonder toepassing van ICT zijn bedrijf ten dode opgeschreven is. Vijf jaar geleden is naar analogie van ICT het begrip innovatie op de managementagenda verschenen. Tot die tijd was innovatie iets voor uitvinders en laboratoria. Nu wordt het onderscheid gemaakt tussen open- en gesloten innovatie en technologische- en sociale innovatie. Verwachting is dat de komende jaren het onderscheid tussen stapsgewijze en transinnovatie innovatie gaat ontstaan. Stapsgewijs vernieuwen is iets wat een continu proces wordt voor ieder bedrijf. Daarnaast moet bedrijven een visie ontwikkelen wat transinnoveren voor het bedrijf kan betekenen. Sommige bedrijven doen dat al dan niet bewust nu al. Zo sponsort Coca Cola het drinken van schoolmelk, krijgen verzekerden bij VGZ korting op Becel-producten en richten boeren richten hun akkers in als kampeerterrein. Wanneer overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven zich bewust worden van de enorme kansen die transinnoveren biedt kan het Nederlandse scheepje op de golven van welvaart en welzijn weer de goede kant op gaan varen.
Peter Koudstaal (40) werkt sinds 1998 bij Syntens. Eerst als programmamanager Nederland gaat digitaal. Sinds 2004 is hij verantwoordelijk voor het realiseren van nieuwe ontwikkelingen vanuit de afdeling ‘Strategie & Businessplanning’. Na zijn studie bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam werkt Peter achtereenvolgens bij Ahold en het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam. Bij beide organisaties is de invloed van ICT op respectievelijk de winkel en haven van de toekomst zijn werkterrein. Peter is getrouwd, loopt marathons en heeft twee dochters.
Woorden 2599 i
Syntens, businessplan 2006 Deze drie vormen kunnen in diverse bestaande typologieën van innovatie worden teruggevonden, bijv. Pavitt, K. (1984), 'Sectoral Patterns of Technical Change: Towards a Taxonomy and a Theory', Research Policy, 13(6), pp. 343-373; De Jong, J.P.J. et al. (2002), ‘Innovation in service firms explored’, EIM: Zoetermeer; Bilderbeek R., Pim den Hertog, Göran Marklund, Ian Miles (1998), Services in Innovation: Knowledge Intensive Business Services (KBIS) as co-producers of innovation, SI4S Synthesis Paper nr. 3, STEP Group Oslo iii Transsectoraal innoveren: ontwikkel een visie met passie, prof.dr.ir. N. Baken (TU Delft) en drs. W.P. Koudstaal (Syntens), januari 2005 ii