Onderzoek externe veiligheid ontwikkeling Bergwijkpark-Noord te Diemen projectnr. 266371 revisie 00 4 maart 2014
auteur(s) M. Beterams
Opdrachtgever SnippeMans Projecten BV Eekholt 42 (5e etage) 1112 XH DIEMEN Correspondentieadres: Postbus 94121 1090 GC AMSTERDAM
datum vrijgave 4-3-2014
beschrijving revisie 00 Definitief
goedkeuring J. Jennen
vrijgave R. Eerden
Colofon
Projectgroep bestaande uit:
Tekstbijdragen: M. Beterams
Fotografie:
Vormgeving: Datum van uitgave: 5 maart 2014 Contactadres: Monitorweg 29 1322 BK ALMERE Postbus 10044 1301 AA ALMERE
Copyright © 2014 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Inhoud
Blz.
1
Inleiding ..............................................................................................................3
1.1
Leeswijzer ............................................................................................................................4
2
Beleidskader externe veiligheid............................................................................5
2.1 2.2
Beleidskader ........................................................................................................................5 Juridisch kader .....................................................................................................................6
3
Uitgangspunten QRA............................................................................................7
3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Vervoer ................................................................................................................................7 Trajectgegevens...................................................................................................................7 Vervoerscijfers .....................................................................................................................7 Bevolking .............................................................................................................................8 Invloedsgebied.....................................................................................................................8 Inventarisatie van de personendichtheden...........................................................................8 Huidige en toekomstige situatie...........................................................................................9
4
Resultaten .........................................................................................................10
4.1 4.2
Plaatsgebonden risico ........................................................................................................10 Groepsrisico .......................................................................................................................10
5
Conclusie ...........................................................................................................13
5.1 5.2 5.3
Plaatsgebonden risico (PR).................................................................................................13 Groepsrisico (GR) ...............................................................................................................13 Verantwoordingsplicht ......................................................................................................13
6
Beschouwing externe veiligheidsaspecten ..........................................................14
6.1 6.2
Wat is de verantwoordingsplicht?......................................................................................14 Restrisico ...........................................................................................................................14
7
Afbakeningen ....................................................................................................15
8
Beschouwing externe veiligheidsaspecten ..........................................................16
8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.2.4 8.3 8.3.1 8.3.2 8.4 8.5
Omvang groepsrisico..........................................................................................................16 Zelfredzaamheid ................................................................................................................17 Kwetsbare functies.............................................................................................................17 Vluchtmogelijkheden .........................................................................................................17 Schuilmogelijkheden ..........................................................................................................19 Risicocommunicatie ...........................................................................................................20 Bestrijdbaarheid ................................................................................................................20 Bereikbaarheid...................................................................................................................20 Bluswatervoorzieningen.....................................................................................................21 Ruimtelijke maatregelen....................................................................................................21 Tijdsaspect .........................................................................................................................21
9
Conclusies..........................................................................................................22
9.1 9.2 9.3
Groepsrisico .......................................................................................................................22 Zelfredzaamheid ................................................................................................................22 Bestrijdbaarheid ................................................................................................................22 blad 1 van 1
9.4 9.5 9.6
Ruimtelijke maatregelen....................................................................................................22 Risicocommunicatie ...........................................................................................................22 Tijdsaspect .........................................................................................................................22
Bijlage: beschrijving scenario's..........................................................................................23 Maatgevende scenario's ....................................................................................................................23
Bijlage RBM Bevolking......................................................................................................25
blad 2 van 2
1
Inleiding Het gebied Bergwijkpark-Noord in de gemeente Diemen wordt de komende jaren herontwikkeld. Aanleiding daarvoor is het overschot aan kantoren in Amsterdam en omgeving en de forse leegstand van kantoren in Bergwijkpark-Noord. Daaraan gekoppeld is de verwachting dat dit gebied zich niet meer als populaire kantorenlocatie gaat ontwikkelen. Daarom heeft de gemeente Diemen in samenwerking met externe partijen plannen ontwikkeld om een nieuwe invulling te geven aan dit gebied. De gemeenteraad van Diemen heeft aangegeven dat gestreefd wordt naar een multifunctioneel gebied en dat het gebied als een parkachtig, groen terrein ontwikkeld wordt. Dit houdt in dat woningbouw er een plek krijgt, alsmede voorzieningen voor de bestaande kantoren en de te bouwen woningen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan detailhandel, horeca, een hotel of sportfaciliteiten. SnippeMans Projecten BV wil graag twee woningblokken en een woontoren in het gebied Bergwijkpark ontwikkelen. Voor de bouw van deze twee appartementencomplexen en daartussenin een woontoren, langs het spoor, is specifiek onderzoek gewenst, onder meer naar het thema externe veiligheid. De ligging van het initiatief in de omgeving is in figuur 1.1 zichtbaar, de situering van de bouwblokken in detail is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.1: weergave van het plangebied in de wijdere omgeving
Figuur 1.2: weergave te ontwikkelen appartementen en woontoren (in het midden)
blad 3 van 3
In een eerder stadium is onderzoek verricht naar de externe veiligheid bij ontwikkeling van het gebied Bergwijkpark. Bij het eerdere onderzoek behoren de volgende rapporten: - Beschouwing externe veiligheidsaspecten – Ontwikkeling Bergwijkpark-Noord te Diemen, januari 2010, projectnr. 186079 - QRA Bergwijkpark-Noord Diemen, augustus 2009, projectnr. 186079 In genoemde onderzoeken werd nog uitgegaan van een globale schets van het gehele gebied Bergwijkpark-Noord, terwijl dit rapport ingaat op een uitgewerkte ontwikkeling binnen een deel van Bergwijkpark-Noord. Omdat met onder andere de ontwikkeling van het Basisnet ook aan de kant van de risicobron, de spoorlijn, wijzigingen zijn opgetreden, dienen de gegevens uit de eerdere onderzoeken te worden geactualiseerd en te worden aangevuld. Daarom is besloten een nieuw onderzoek uit te voeren inclusief een nieuwe kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor de spoorlijn. De uitkomsten hiervan zijn in dit nieuwe rapport opgenomen waarin gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens uit de eerdere onderzoeken.
1.1
Leeswijzer In hoofdstuk twee staat een toelichting op de begrippen plaatsgebonden risico, groepsrisico en het Basisnet. In hoofdstuk drie volgen de uitgangspunten van het onderzoek naar de risico's die van invloed zijn op het plangebied. Ondermeer wordt ingegaan op de inventarisatie van de personendichtheden en het gebruikte berekeningsprogramma. In hoofdstuk vier volgt een presentatie van de resultaten van de uitgevoerde berekeningen en in hoofdstuk vijf de conclusies ervan. In hoofdstuk zes worden de aspecten van de verantwoordingsplicht ingeleid en in hoofdstuk zeven worden de afbakeningen voor de verantwoordingsplicht gegeven. Hoofdstuk acht presenteert de uitwerking van deze externe veiligheidsaspecten, waarna in hoofdstuk negen de conclusies volgen.
blad 4 van 4
2 2.1
Beleidskader externe veiligheid Beleidskader Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs) en voor buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarnaast heeft het college van B&W van Diemen op 4 december 2012 de Beleidslijn Externe Veiligheid (BEV) vastgesteld. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten -6 risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor -6 beperkt kwetsbare objecten geldt de 10 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde. Groeprisico (GR) Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Verantwoordingsplicht In het Bevi en de cRvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi en de cRvgs zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen. Conform de cRvgs dient een significante toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoord te worden. De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. Onderstaande figuur 2.1 geeft een overzicht van onderdelen die in een verantwoording naar voren komen. In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Oranjewoud/Save in opdracht van de Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.
Figuur 2.1: Verplichte en onmisbare onderdelen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico
blad 5 van 5
2.2
Juridisch kader Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het beleid voor transportroutes staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), dat op termijn vervangen zal worden door het Btev (Besluit transportroutes externe veiligheid). Voor buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Besluit externe veiligheid buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb brengt het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen op dezelfde lijn als het beleid voor inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hier geldt eveneens een grenswaarde en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico alsmede een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico voor het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening. Voor de verantwoordingsplicht is een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1%-letaliteitsgebied. Binnen eerstgenoemd gebied geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht, in laatstgenoemd gebied dient alleen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd te worden. Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding gemeten vanuit het hart van de buisleiding. Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt sinds jaar en dag plaats via het spoor, over de weg en het water. Knelpunt hierbij is dat er geen plafond bestaat voor de omvang en samenstelling van dit vervoer. Theoretisch kan het vervoer ongelimiteerd toenemen, met dan eveneens ongelimiteerde gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Het beleid achter het landelijke Basisnet is dat een plafond vastgesteld wordt voor dit vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet zal onderdeel uitmaken van het wettelijke kader van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) dat eind 2008 als ambtelijk concept is gepubliceerd, maar nog geen vastgesteld beleid is. Plasbrandaandachtsgebied Met de komst van het Basisnet en het 'Besluit transportroutes externe veiligheid' wordt ook een nieuw toetsingselement toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied. Uitgaande van deze komende wetgeving betreft dit een strook van 30 meter, gemeten vanaf de buitenzijde van het buitenste spoor. Het plasbrandaandachtsgebied wordt geen zone waarbinnen verboden gaan gelden zoals bij het plaatsgebonden risico. Binnen dit gebied moet onderzocht worden hoe schade en letsel ten gevolge van de warmte van een plasbrand beheerst kan worden. Wijziging 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' In de wijziging van de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (CRvgs), gepubliceerd op 10 juli 2012 in de Staatscourant, is ingespeeld op de ontwikkelingen rondom Basisnet Weg, Water en Spoor. Veranderingen die vanwege deze ontwikkelingen zijn doorgevoerd, betreffen de volgende: -6 berekeningen van PR 10 /jr.-contouren voor (rijks)wegen en het spoor zijn niet meer nodig, aangezien veiligheidszones in respectievelijk bijlage 2 en 4 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn gegeven die als plaatsvervangend voor de PR 10-6/jr.-contouren gelden; bij vaarwegen is een onderscheid gemaakt tussen 'rode' en 'zwarte' vaarwegen afhankelijk van het type schip dat over deze vaarweg stoffen vervoert. In bijlage 3 is dit onderscheid gemaakt en tevens aangegeven welke transporthoeveelheden dienen te worden gehanteerd bij risicoberekeningen. -6 Deze aantallen zijn zo gekozen dat ze geen PR 10 /jr.-contour veroorzaken die buiten de vaarweg is gelegen. Vaarwegen die niet in de bijlage worden genoemd, hebben geen noemenswaardige risicocontouren; Bij de berekening van het groepsrisico voor zowel Weg, Water als Spoor dienen de getallen uit respectievelijk bijlage 2,3 en 4 te worden gebruikt. In het geval van de Weg wordt alleen nog gebruik gemaakt van de hoeveelheden LPG. Het Basisnet Weg en Spoor geven bovendien aan waar een plasbrandaandachstgebied (PAG) geldt.
blad 6 van 6
3
Uitgangspunten QRA In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten betreffende de externe veiligheidsberekening gegeven. De uitgangspunten bestaan uit de bepaling van het onderzochte vervoerstraject, de kenmerken van het onderzochte traject, de inventarisatie van de vervoerscijfers, de reikwijdte van het onderzoeksgebied en de inventarisatie van de personendichtheden. De berekeningen zijn uitgevoerd met de Risico Berekenings Methodiek-II (RBM II), versie 2.2. Het RBM IIprogramma is ontwikkeld voor de evaluatie van de externe veiligheid ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen.
3.1
Vervoer Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt eerst ingegaan op de specifieke gegevens van het onderzochte vervoerstraject, vervolgens wordt ingegaan op de vervoerscijfers.
3.1.1
Trajectgegevens Er vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen over het spoortraject Duivendrecht – Diemen, traject 30115 in bijlage 4 van de CRvgs. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is een spoortraject met een lengte van ruim 2,3 kilometer gedefinieerd. Het traject is zo gekozen dat de nieuwe ontwikkeling in het midden van het traject geprojecteerd ligt en het traject 1000 meter aan weerszijden doorloopt conform de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART). In onderstaande tabel 3.1 staan de gegevens die zijn gebruikt voor de risicoberekeningen in RBM II. Tabel 3.1: Overzicht trajectgegevens
Traject Duivendrecht - Diemen
3.1.2
Type spoortraject Hoge snelheid
Breedte 9 meter
Frequentie -8 6,072*10
Vervoerscijfers De transporthoeveelheden, die als input voor de berekening zijn gebruikt, staan in tabel 3.2 vermeld. Hierbij is uitgegaan van de cijfers zoals vermeld in bijlage 4 van de CRvgs, welke afkomstig zijn uit het Basisnet Spoor. Tabel 3.2: vervoersomvang gevaarlijke stoffen
Stofcategorie A B2 C3 D3 D4
Omschrijving Brandbare gassen Toxische gassen Zeer brandbare vloeistoffen Toxische vloeistoffen Zeer toxische vloeistoffen
Transportintensiteiten 1440 910 5670 1110 180
Invloedsgebied [meter] 460 995 35 375 >4.000
Het gecombineerde transport van gevaarlijke stoffen heeft een risicoverhogende werking. Over de spoorlijnen vindt gecombineerd vervoer plaats van brandbare gassen en brandbare vloeistoffen, met als gevolg dat een BLEVE correctiefactor moet worden toegepast. Deze is in tabel 4 van de CRvgs gegeven voor stofcategorieën A en B2. Deze factor is 0 voor stofcategorie A en 0,84 voor stofcategorie B. Overige gegevens voor de risicoberekening zijn: Voor de breedte van het spoor wordt uitgegaan van de gegevens uit tabel 4 van de CRvgs De baanvaksnelheid is groter dan 40 km/uur (hoge snelheid).
blad 7 van 7
3.2
33% van het transport van gevaarlijke stoffen vindt overdag plaats, de overige 67% 's nachts. 71,4% van het transport van gevaarlijke stoffen vindt gedurende de werkweek plaats en de rest in het weekend. (defaultwaardes) Het traject wordt beïnvloed door de aanwezigheid van wissels: de faalfrequentie toeslag voor wissels is over het gehele gemodelleerde traject toegepast.
Bevolking Voor de berekening van het groepsrisico is inzicht nodig in de personendichtheden binnen het invloedsgebied van de vervoersas.
3.2.1
Invloedsgebied Over de spoortrajecten worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen, toxische vloeistoffen en toxische gassen vervoerd. Het invloedsgebied varieert daarmee van 30 meter tot meer dan 4.000 meter, zie ook tabel 3.2. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van brandbare gassen, toxische gassen en toxische vloeistoffen die over het spoortraject vervoerd worden.
3.2.2
Inventarisatie van de personendichtheden Voor de berekening van het groepsrisico is inzicht nodig in de personendichtheden binnen het invloedsgebied van de getransporteerde stoffen (aan beide zijden) van het spoortraject ter hoogte van het plangebied. Hierbij is gebruikgemaakt van de vigerende bestemmingsplannen, van de gemeente Diemen, gemeente Amsterdam en de gemeente Ouder-Amstel. De woningaantallen in Diemen Zuid en Diemen Centrum zijn bepaald met behulp van de adrescoördinaten van de BAG. Volgens de HART dient -8 de bevolking binnen de PR 10 contour gedetailleerd te worden geïnventariseerd. Daarbuiten kan -8 worden volstaan met een globale inventarisatie. De PR 10 contour reikt circa 175 meter uit de spoorlijn en het invloedsgebied van de brandbare gassen, waarvan het transport in hoge mate bepalend is voor de hoogte van het groepsrisico, bedraagt 460 meter. Door de gedetailleerde inventarisatie uit te voeren tot circa 460 meter uit het hart van de spoorlijn en uit te gaan van de bestemmingsplancapaciteit wordt volgens de HART voorzien in essentiële basisinformatie. De globale inventarisatie zou dienen te worden uitgevoerd tot meer dan 4.000 meter afstand van de spoorlijn, tot waar het invloedsgebied van de zeer toxische vloeistoffen reikt. Gezien de zeer geringe transportintensiteiten van deze stoffen en omdat de personendichtheid buiten de 460 meter, het invloedsgebied van brandbare gassen, niet tot nauwelijks bijdraagt aan het groepsrisico, is deze globale inventarisatie tot meer dan 4.000 meter niet uitgevoerd. In tabel 3.3 zijn de aannames gegeven voor de inventarisatie die gebruikt zijn bij de bepaling van het 2 groepsrisico. Bij de gedetailleerde inventarisatie is gebruik gemaakt van de personendichtheden per m , bij de globale inventarisatie zijn de personendichtheden per hectare gebruikt. De gegevens zijn afkomstig uit de handreiking ‘Verantwoordingsplicht Groepsrisico’ en de PGS 1, deel 6.
blad 8 van 8
Tabel 3.3: Aannames personendichtheden
Functie
Standaard dichtheid
Aanname dag/nacht
Wonen
2,4 personen per woning
50% overdag/100 % ‘s nachts
Kantoren
BVO bekend: 1 persoon per 30 m2 BVO niet bekend: 200 personen per ha
100% overdag/0% ’s nachts
Bedrijven
BVO bekend: 1 persoon per 100 m2 BVO niet bekend: 40 personen per ha
100% overdag/21 % ‘s nachts
Agrarisch
1 personen per ha
50% overdag/100 % ‘s nachts
Incidentele woonbebouwing
5 personen per ha
50% overdag/100 % ‘s nachts
Rustige woonwijk Drukke woonwijk
25 personen per ha 70 personen per ha
50% overdag/100 % ‘s nachts 50% overdag/100 % ‘s nachts
Stadsbebouwing Recreatie (sportpark)
120 personen per ha 25 personen per ha
50% overdag/100 % ‘s nachts 100% overdag/100 % ‘s nachts
Overige aannames zijn: Voor functies die als Maatschappelijk in het bestemmingsplan zijn opgenomen, is de dichtheid van kantoren gehanteerd, indien geen specifieke informatie voorhanden is (worstcaseaanname); Bij scholen is uitgegaan van het aantal leerlingen opgehoogd met 10% voor het personeel; Bij een kinderdagverblijf is uitgegaan van het maximale aantal kinderen + medewerkers; Voor een kerk is een evenementenfunctie gehanteerd met 50 personen, 5 uur per dag, de helft van de dagen van het jaar; Voor een horecafunctie is gekozen voor 50 personen, dag en nacht; Het bevolkingsvlak voor de campus ten westen van het plangebied is ingevuld met 945 2 2 studentenwoningen (1 persoon per woning) en 6500 m aan voorzieningen (1 persoon per 30 m overdag).
3.2.3
Huidige en toekomstige situatie 2
In de huidige situatie is het conform het bestemmingsplan mogelijk om 84000 m bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) aan kantoren te ontwikkelen. Met een personendichtheid van 1 persoon 2 per 30 m leidt dit tot een aantal van 2800 mensen overdag en 0 ’s nachts. 2
In de toekomstige situatie biedt het plangebied plaats aan 316 woningen en 640 m commerciële 2 ruimte. Dit betekent, met 2,4 personen per woning en 1 persoon per 30 m commerciële ruimte, dat 400 personen overdag en 758 personen ’s nachts aanwezig zijn. Daarnaast is het CVZ-kantoor dat plaats biedt aan 250 personen. Het overige gedeelte van het plangebied wordt conform het huidige bestemmingsplan ingevuld, met een bebouwingsgraad van 50% en een maximale hoogte van 25 meter, oftewel zes verdiepingen. Naast 2 het CVZ-kantoor en de te ontwikkelen woningen blijft dan circa 49.500 m over aan bvo. Dit leidt tot nog eens 1650 personen overdag. In totaal zijn in de toekomstige situatie daarmee 2300 mensen overdag aanwezig en 758 in de nacht.
blad 9 van 9
4
Resultaten In dit hoofdstuk staan de uitkomsten van de berekeningen die zijn uitgevoerd met het programma RBM II. Op basis van deze uitkomsten worden hier ook de conclusies getrokken. Uitgebreide rapportages van de berekeningen zijn opgenomen in de bijlagen.
4.1
Plaatsgebonden risico -6
De plaatsgebonden risicocontour (PR 10 /jaar) geldt als een juridisch harde norm voor de oprichting van kwetsbare objecten binnen deze risicocontour. Het plaatsgebonden risico behoeft met de komst van het Basisnet niet langer berekend te worden, maar is vastgelegd in tabel 4 van de CRvgs in de zogenaamde veiligheidszone. Deze bedraagt voor het traject langs het plangebied 6 meter. De veiligheidszone reikt niet tot over het plangebied en legt daarmee geen beperkingen op aan de ontwikkelingen.
4.2
Groepsrisico Voor de huidige en toekomstige situatie zoals vermeld in paragraaf 3.2.3 is het groepsrisico over de meest risicovolle kilometer berekend. In figuur 4.1 is de curve voor het groepsrisico weergegeven voor de huidige situatie. Op de x-as is het aantal potentiële dodelijke slachtoffers weergegeven; op de y-as is de bijbehorende kans op gelijktijdig direct overlijden als gevolg van de calamiteit weergegeven. In figuur 4.2 is de omvang van het groepsrisico in de toekomstige situatie zichtbaar gemaakt. In beide gevallen ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en net boven 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Figuur 4.1: Het berekende groepsrisico voor de huidige situatie
blad 10 van 10
Figuur 4.2: Het berekende groepsrisico voor de toekomstige situatie
In figuur 4.3 zijn de beide curves weergegeven voor de huidige en toekomstige situatie. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico op enkele plaatsen in de curve toeneemt.
Figuur 4.3 Het berekende groepsrisico voor de huidige situatie (rood) en toekomstige situatie (blauw)
Vergelijking van de situaties laat zien dat door de ontwikkeling van Bergwijkpark-Noord het groepsrisico (zeer beperkt) toeneemt. De verklaring hiervoor is dat door de functieverandering van voornamelijk kantoren naar woningen de personendichtheid in de nacht toeneemt wanneer het meeste vervoer plaatsvindt. Dat de toename beperkt is, komt door de hoge personendichtheden die in de omgeving aanwezig zijn. Het aantal personen dat door de ontwikkelingen (’s nachts) aan de omgeving wordt toegevoegd, is derhalve relatief gezien klein.
blad 11 van 11
Het maximale groepsrisico is in de huidige situatie berekend op 0,129 maal (of 12,9% van) de oriëntatiewaarde. Dit maximale groepsrisico neemt in de toekomstige situatie toe tot 0,131 maal (of 13,1% van) de orientatiewaarde. Daarmee neemt het maximale groepsrisico met 0,2% van de orientatiewaarde toe. In de Beleidslijn Externe Veiligheid van Diemen staat het stand still beginsel ten aanzien van het groepsrisico centraal. Alleen goed gemotiveerd en goed verantwoord kan van dat beginsel worden afgeweken. Een toename komt praktisch gezien neer op naleving van het stand still beginsel indien deze zich beweegt in de orde van grootte van 1 % van de oriëntatiewaarde. In dit geval wordt voldaan aan het stand still beginsel, zodat een uitgebreidere onderbouwing van de noodzaak tot ontwikkelen met stedenbouwkundige en/of financiële argumenten niet vereist is.
blad 12 van 12
5
Conclusie In de gemeente Diemen vindt over het spoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Aan het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn risico's verbonden. In het kader van de herontwikkeling van het noordelijke gedeelte van Bergwijkpark-Noord is Oranjewoud verzocht een onderzoek naar het aspect externe veiligheid uit te voeren voor het doorgaande vervoer over de spoorlijn. Het onderzoek heeft geleid tot de onderstaande conclusies.
5.1
Plaatsgebonden risico (PR) Het plaatsgebonden risico behoeft met de komst van het Basisnet niet langer berekend te worden, maar is vastgelegd in tabel 4 van d CRvgs in de zogenaamde veiligheidszone. Deze bedraagt voor het traject langs het plangebied maximaal 6 meter. De veiligheidszone reikt niet tot over het plangebied en legt daarmee geen beperkingen op aan de ontwikkelingen.
5.2
Groepsrisico (GR) Op basis van de berekeningen met de cijfers uit het Basisnet blijkt dat zowel in de huidige situatie als de toekomstige situatie het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en net boven 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Vergelijking van de varianten laat zien dat door de ontwikkeling in Bergwijkpark het groepsrisico (zeer beperkt) toeneemt. De verklaring hiervoor is dat de kantoren plaatsmaken voor met name woningbouw waardoor meer personen ’s nachts aanwezig zijn. Dit is de periode waarin het meeste vervoer plaatsvindt. De toename is beperkt vanwege de relatief hoge bevolkingsdichtheid in het gebied, waardoor de het aantal personen relatief gezien beperkt toeneemt.
5.3
Verantwoordingsplicht In de cRvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Vanuit de 'circulaire' dient aandacht aan de verantwoording gegeven worden wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico toeneemt. Bij de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid. Dit is in de rest van het rapport uitgewerkt.
blad 13 van 13
6
Beschouwing externe veiligheidsaspecten In de voorgaande hoofdstukken van dit rapport zijn de indicatieve berekeningen gepresenteerd voor het groepsrisico. Gezien de toename van het groepsrisico geldt een wettelijke verplichting voor het opstellen van de verantwoordingsplicht; ook vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk de verschillende aspecten van de verantwoordingsplicht te beschouwen.
6.1
Wat is de verantwoordingsplicht? De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. Onderstaande figuur 2.1 geeft een overzicht van onderdelen die in een verantwoording naar voren komen. In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Oranjewoud/Save in opdracht van de Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.
Figuur 6.1: Verplichte en onmisbare onderdelen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
Aanleiding voor het in gang zetten van een verantwoordingsproces is vaak een ruimtelijke ontwikkeling in de nabijheid van een risicobron, waardoor een verhoging van het groepsrisico optreedt. Conform de Circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' moet het bevoegd gezag bij ruimtelijke plannen verantwoording over het groepsrisico afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkeling van het plangebied. De invulling van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (de gemeenteraad in het bijzonder).
6.2
Restrisico Ongeacht de inzet van de ontwikkelaar, gemeente en hulpverleningdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft altijd aanwezig. De procedure van verantwoording dient er voor om alle belangen zorgvuldig af te wegen en een goed onderbouwd besluit te nemen. Het besluit zal dan luiden dat na het nemen van (extra) maatregelen dit restrisico in dít geval onder déze omstandigheden en afgezet tegen een breder kader wel/niet aanvaardbaar is. Dit besluit is aan het bevoegd gezag van de gemeente Diemen.
blad 14 van 14
7
Afbakeningen Op basis van de aspecten die in figuur 6.1 zijn benoemd, is in dit rapport gekeken naar de veiligheidssituatie na de ontwikkelingen in Bergwijkpark-Noord. Dit teneinde het restrisico te bepalen en maatregelen aan te wijzen die de situatie in het plangebied veiliger maken. In onderstaande tabel worden de verschillende aspecten gepresenteerd die beoordeeld worden met een korte uitleg waarom deze aspecten van belang zijn. De insteek is geweest om kort en bondig de bevindingen te rapporteren. In de bijlage is achtergrondinformatie opgenomen. In het rapport worden bovenstaande aspecten beschouwd op basis van de twee relevante scenario’s in het plangebied: het toxisch scenario en het BLEVE-scenario. Externe Veiligheidsaspecten
Daarvan is beschouwd:
Geeft inzicht in:
Groepsrisico
Autonome situatie
De hoogte van het groepsrisico op basis van huidige bestemmingsplan
Nieuwe situatie Zelfredzaamheid
Kwetsbare functies Vluchtmogelijkheden Schuilmogelijkheden Risicocommunicatie
Bestrijdbaarheid
Bereikbaarheid Bluswatervoorzieningen
Ruimtelijke maatregelen
Ruimtelijke maatregelen
Tijdsaspect
Tijdsaspect
De hoogte van het groepsrisico op basis van toekomstige bestemmingsplan Kwetsbare functies herbergen personen die beperkt zelfredzaam zijn; personen die wegens hoge of jonge leeftijd of vanwege fysieke of mentale beperkingen niet zelfstandig kunnen vluchten. In het geval van een calamiteit bieden snellere en makkelijk toegankelijke vluchtwegen een belangrijke veiligheidswinst Om de gevolgen van branden, drukgolven of giftige stoffen te beperken, dienen voldoende schuilmogelijkheden aanwezig te zijn De mogelijkheden tot het bieden van een beter handelingsperspectief aan de aanwezige personen in het plangebied Bij een calamiteit dient de hulpverlening goed en snel toegang te hebben tot het rampgebied Voor optreden van de brandweer zijn voldoende voorzieningen, zoals brandkranen en open water in de omgeving van belang - Of een verplaatsing van de ontwikkelingen ten opzichte van de risicobron mogelijk is - Of functieverandering tot een vermindering van risico’s kan leiden De maatregelen die in de toekomst voorzien zijn en invloed op risico’s
BLEVE-scenario: het scenario waarbij een LPG-ketelwagen met brandbaar gas (vaak propaan) tot ontploffing komt en een druk- en hittegolf veroorzaakt. Onderscheid wordt gemaakt tussen een 'warme' BLEVE, die kan optreden na ca. 20-30 min. forse hittebelasting van een LPG-ketelwagen, en een 'koude' BLEVE die instantaan op kan treden na een mechanisch defect van de LPG-ketelwagen. Het invloedsgebied (ook wel 1%-letaliteitsgebied, dus het gebied waarbinnen 1% van de blootgestelde personen overlijdt) van een BLEVE op het spoor bedraagt ca. 460 meter. Toxisch scenario: Het gevaar van een toxische wolk is dat deze door personen in de omgeving van het incident ingeademd worden. Afhankelijk van de concentratie kan door blootstelling letaal letsel optreden. Het invloedsgebied kan enkele kilometers bedragen en hangt mede af van de weersgesteldheid op het moment van de calamiteit.
Beide scenario’s vallen over het gehele plangebied. Bij de verantwoordingsplicht worden eveneens bronmaatregelen overwogen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor ligt echter niet binnen de bevoegdheid van de gemeente Diemen, maar is in het Basisnet Spoor door de rijksoverheid geregeld. Daarom worden bronmaatregelen niet overwogen in dit rapport.
blad 15 van 15
8 8.1
Beschouwing externe veiligheidsaspecten Omvang groepsrisico Autonome situatie In figuur 8.1 is de omvang van het groepsrisico in de autonome situatie en ligging ten opzichte van de oriëntatiewaarde weergegeven. Op de x-as is het aantal potentiële dodelijke slachtoffers weergegeven; op de y-as is de bijbehorende kans op gelijktijdig direct overlijden als gevolg van de calamiteit weergegeven.
Figuur 8.1: Het berekende groepsrisico voor de autonome situatie
Nieuwe situatie In figuur 8.2 is de omvang van het groepsrisico in de toekomstige situatie zicht baar en figuur 3 is de toekomstige situatie, blauwe lijn, afgezet tegen de autonome situatie in rood. Zichtbaar is dat de ontwikkelingen leiden tot een beperkte verandering van het groepsrisico, aangezien op meerdere plaatsen de blauwe lijn net boven de rode lijn ligt. In beide situaties ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en net boven 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat de risico’s niet heel hoog zijn en dat de ontwikkelingen leiden tot slechts een beperkte verandering van het groepsrisico. Hierdoor vervalt niet de noodzaak tot het beschouwen van verschillende maatregelen, maar wel kan dit worden meegenomen in de afweging welke maatregelen nodig zijn en hoe ingrijpend ze dienen te zijn.
Figuur 8.2: Het berekende groepsrisico voor de toekomstige situatie
blad 16 van 16
Figuur 8.3: Het berekende groepsrisico voor de huidige situatie (rood) en toekomstige situatie (blauw)
8.2 8.2.1
Zelfredzaamheid Kwetsbare functies Autonome situatie In het plangebied bevinden zich in de huidige situatie geen functies die speciaal bedoeld zijn voor het plaats bieden aan beperkt zelfredzame personen (zoals verzorgingshuizen, kinderdagverblijven etc.). Toekomstige situatie In de toekomstige situatie zijn geen functies geprojecteerd die speciaal bedoeld zijn voor het plaats bieden aan beperkt zelfredzame personen (zoals verzorgingshuizen, kinderdagverblijven etc.). De functies wonen en commerciële ruimte bieden niet specifiek plaats aan dergelijke personen. In het ruimtelijke plan kan specifiek worden opgenomen dat beperkt zelfredzame personen niet zijn toegestaan in het plangebied. Gezien de relatief lage risico’s lijkt dit niet noodzakelijk.
8.2.2
Vluchtmogelijkheden Autonome situatie In het plangebied zijn in de autonome situatie voldoende vluchtwegen (voor autoverkeer) die van de risicobron af gaan. De Bergwijkdreef vormt de centrale ontsluitingsweg van het gebied BergwijkparkNoord waar één van de vluchtwegen op aansluit. De Eekholt vormt voor de andere vluchtweg de aansluitingsweg uit het plangebied. In de onderstaande figuur 8.3 zijn de vluchtwegen aangegeven.
blad 17 van 17
Figuur 8.4: Globale indicatie vluchtroutes uit plangebied in huidige situatie
Toekomstige situatie In de toekomstige situatie zijn nog evenveel vluchtwegen aanwezig als in de huidige situatie, welke van de risicobron af gaan. Wel vindt een verbetering plaats wat betreft de interne ontsluiting van het plangebied, aangezien nu ook geheel westelijk in het plangebied een weg uit het plangebied leidt. In de figuur hieronder zijn de oranje en rode wegen geschikt voor autoverkeer en ook voor ontvluchting. Bij een calamiteit, als ook de hulpdiensten het plangebied binnen willen komen, geeft een extra ontsluitingsweg voordelen en vergroot het de vluchtmogelijkheden voor de aanwezige personen. Uiteindelijk leiden de interne wegen naar de Eekholt en de Bergwijkdreef, wegen die voldoende breed zijn om grote aantallen auto’s aan te kunnen.
Figuur 8.5: Ontsluiting plangebied in toekomstige situatie (bron: Stedebouwkundige Uitwerking Bergwijkpark, Presentatie verkeerscommissie, 9-12-2013)
De ontvluchting uit de gebouwen zelf is eveneens van belang in het kader van de zelfredzaamheid. De (nood)uitgangen zijn bij zowel de toren als bij de woonblokken van de risicobron af gericht (naar het zuiden). Dit garandeert dat bij een calamiteit personen zo snel mogelijk van de risicobron af kunnen vluchten.
blad 18 van 18
Figuur 8.6: plattegronden van de toren (boven) en woonblokken (onder) inclusief uitgangen
8.2.3
Schuilmogelijkheden Autonome situatie In het geval van een toxisch scenario moet gelet worden op luchtdichtheid van het gebouw en de mogelijkheid tot uitschakelen van de mechanische ventilatie. Bij een Bleve moet de schuilmogelijkheid aan andere voorwaarden voldoen: stevigheid en ligging buiten het bereik van rondvliegend glas. Toekomstige situatie Nieuwe gebouwen zijn zo ingericht en gebouwd dat luchtdichtheid geen probleem vormt, maar het uitschakelen van de mechanische ventilatie vormt een aandachtspunt. Er wordt dan ook geadviseerd om de mechanische ventilatie zodanig uit te voeren dat deze eenvoudig uit te schakelen is (mag handmatig). Ditzelfde geeft de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland aan in haar advies. Daarmee zou het toxische scenario voldoende afgedekt zijn. Het is mogelijk gebouwen met specifieke materialen te verstevigen en brandveiliger te maken. De Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland geeft in haar advies aan dat dit een groot gunstig effect kan geven. Aan de andere kant brengt het toepassen van deze materialen hoge kosten met zich mee. De hoogte van de risico’s geeft geen grote noodzaak om dit per se te overwegen. In de gebouwen zijn in ieder geval voldoende mogelijkheden aanwezig om te schuilen in het geval van een dreigende Bleve. Het is wel raadzaam het gebruik van grote glasoppervlakken aan de zijde van het spoor te beperken.
blad 19 van 19
8.2.4
Risicocommunicatie Autonome situatie Risicocommunicatie is het middel bij uitstek om het handelingsperspectief van personen te verbeteren. Van belang is dat mensen geïnformeerd zijn over wat te doen bij een calamiteit en dat ze snel gealarmeerd worden wanneer zich een calamiteit voordoet. Op dit moment heeft de gemeente Diemen niet de beschikking over een risicocommunicatieplan. Toekomstige situatie In dit stadium van de planvorming dient gelet te worden op de aanwezigheid van een goede dekking van het Waarschuwing Alarm Systeem (WAS). Die is voor het plangebied in orde. In een later stadium, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen dient gelet te worden op aspecten als obstakelvrije ontvluchting en training van evacuatie. De Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland geeft in haar advies aan dat expliciete communicatie vooraf over de mogelijke gevaren en hoe men moet handelen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen een gunstig effect heeft op de zelfredzaamheid. Een voorbeeld hiervan is de “wat doe je “-campagne waarin het handelingsperspectief bij verschillende calamiteiten wordt beschreven. In hetzelfde advies wordt het gunstige effect aangehaald van het opstellen en oefenen met noodplannen waarin de ongevalscenario’s met gevaarlijke stoffen zijn opgenomen.
8.3 8.3.1
Bestrijdbaarheid Bereikbaarheid Autonome situatie Voor de hulpdiensten zijn de volgende elementen wat betreft de bereikbaarheid van het plangebied van belang: - aantal toegangswegen die geschikt zijn voor hulpdiensten - tweezijdig (boven- en benedenwinds) aan kunnen rijden - opkomsttijd hulpdiensten (brandweer en ggd) plangebied - opstellocaties De brandweer Amsterdam-Amstelland heeft een kazerne in Diemen aan de D.J. den Hartoglaan 2. Vanaf deze kazerne wordt de zorgnorm voor opkomsttijd behaald. Toekomstige situatie In figuur 8.5 is zichtbaar dat er voldoende aanrijdroutes zijn voor de hulpdiensten en het plangebied tweezijdig bereikbaar is. De hulpdiensten kunnen vanuit het westen, de Bergwijkdreef, en vanuit het oosten, Eekholt, het plangebied binnenkomen. Bij het ontwerp van de wegen in het plangebied is rekening gehouden met de toegankelijkheid voor de hulpdiensten en zij kunnen van de wegen gebruik maken. Ook opstellocaties voor de blusvoertuigen zijn voldoende voorhanden in de openbare ruimte.
Figuur 8.7: bereikbaarheid hulpdiensten in plangebied (bron: Stedebouwkundige Uitwerking Bergwijkpark, Presentatie verkeerscommissie, 9-12-2013) blad 20 van 20
8.3.2
Bluswatervoorzieningen Autonome situatie Hier gaat het om een beoordeling van de feitelijk aanwezige bluswatercapaciteit, zowel primair (brandkranen), secundair (open water) en tertiair bluswater, en hoe deze overeenkomt met de benodigde bluswatercapaciteit in het geval van een calamiteit van één van de twee scenario's. De aanwezigheid van primaire bluswatervoorzieningen (brandkranen) wordt in de autonome situatie door de brandweer als voldoende beoordeeld. Toekomstige situatie De ontwikkeling van Bergwijkpark-Noord voorziet ook in de aanleg van verschillende waterpartijen die als open water dienst kunnen doen als secundaire bluswatervoorziening (of als primaire bluswatervoorziening als het water meer dan 80 cm diep is gedurende het gehele jaar en onderdeel uitmaakt van de primaire waterstructuur). De bluswatervoorzieningen zijn daarmee op orde in het geval een calamiteit zich voordoet.
8.4
Ruimtelijke maatregelen In het plangebied bestaat een aantal mogelijkheden om door een goede ruimtelijke ordening de nadelige gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Een belangrijk instrument in het beperken van de risico's voor de ontwikkeling van Bergwijkpark-Noord is het schuiven met ruimtelijke elementen. Het in acht nemen van een grotere afstand vanaf de risicobron, het spoor, leidt tot een vermindering van de risico's. In het gehele pakket van ontwikkelingen in Bergwijkpark-Noord vormt de ontwikkeling van deze appartementen en woontoren het meest noordelijk gedeelte. Aangezien deze ontwikkeling niet los gezien kan worden van de gehele invulling van het Bergwijkpark-Noord en dus ook voor de overige ontwikkelingen is gekozen, kunnen deze gebouwen niet verder van het spoor naar het zuiden verschuiven. Voor een motivatie van de ontwikkelingen in Bergwijkpark-Noord wordt naar de onderbouwing in het Masterplan (zie website gemeente Diemen) verwezen. Daarnaast kan een functieverandering van de gebouwen, zoals ze nu zijn voorzien (woningen), in het plangebied invloed hebben op de risico’s. De omzetting die met het plan wordt bewerkstelligd, van kantoren naar woonfuncties, leidt namelijk tot een toename van personen ’s nachts en een beperkte toename van de risico’s. De woonfuncties zijn echter expliciet gekozen, aangezien naar verwachting geen behoefte meer bestaat aan meer kantoorruimte of andere bedrijvigheid in het gebied. Daarom is specifiek voor woningbouw gekozen en worden andere functies niet overwogen.
8.5
Tijdsaspect Aan de kant van de risicobron, het spoor, zijn geen veranderingen te verwachten in de komende tijd, door de invoering van het Basisnet. Dit Basisnet voorziet in een risicoplafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, dat vele jaren mee dient te gaan en waarop actief gestuurd wordt. Dat de risico’s hoger zullen worden in de toekomst is daarmee uitgesloten.
blad 21 van 21
9
Conclusies Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en aan te raden maatregelen samengevat per aspect van de verantwoordingsplicht.
9.1
Groepsrisico o
9.2
Zelfredzaamheid o o o o o
9.3
o
Het schuiven met ruimtelijke elementen binnen het plangebied is, gezien de invulling van het gehele Bergwijkpark-Noord, niet mogelijk. Hier spelen andere aspecten dan externe veiligheid een rol. Functieverandering wordt niet overwogen, gezien de behoefte die bestaat aan woningen in plaats van kantoren
Risicocommunicatie o o
9.6
Vanuit de kazerne in Diemen kan de zorgnorm voor opkomsttijd behaald worden Het plangebied is goed bereikbaar voor de hulpdiensten en kan tweezijdig bereikt worden; De aanwezigheid van open water in het plangebied en van primaire bluswatervoorzieningen betekent dat de bluswatervoorzieningen op orde zijn
Ruimtelijke maatregelen o
9.5
Geen functies voor beperkt zelfredzame personen in het plangebied aanwezig; Vluchtwegen zijn van risicobron af gericht en voldoende wegen leiden uit het plangebied; De (nood)uitgangen van de gebouwen zijn van de risicobron af gericht; Regel dat de mechanische ventilatie per gebouw uitgeschakeld kan worden; Gezien de beperkte risico’s worden bouwkundige maatregelen tegen een Bleve niet overwogen
Bestrijdbaarheid o o o
9.4
Beperkte toename van het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkelingen. Het groepsrisico komt, net als in de huidige situatie, net boven 0,1 maal de oriëntatiewaarde te liggen.
De WAS-dekking in het gebied is voldoende; In een later stadium, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen dient gelet te worden op aspecten als obstakelvrije ontvluchting en training van evacuatie.
Tijdsaspect Aan de kant van de risicobron, het spoor, zijn geen veranderingen te verwachten in de komende tijd, na de invoering van het Basisnet.
blad 22 van 22
Bijlage: beschrijving scenario's Maatgevende scenario's Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied (is het 1%-letaliteitsgebied, i.e. het gebied waarbinnen 1% van de aanwezige personen komt te overlijden) van de spoorlijn Duivendrecht-Diemen. In het plangebied kunnen als gevolg van een calamiteit de volgende effecten optreden: effecten ten gevolge van een BLEVE; effecten ten gevolge van een toxisch gas. BLEVE scenario Bij een BLEVE scenario wordt onderscheid gemaakt tussen een 'warme' en een 'koude' (instantane) BLEVE. Bij een 'warme' BLEVE wordt de ketelwagon met brandbare gassen opgewarmd door een een plasbrand met brandbare vloeistoffen die zijn uitgetreden uit een andere ketelwagon. Volgens het Basisnet komt het gecombineerde vervoer van ketelwagons met brandbare vloeistoffen en ketelwagons met brandbare gassen (als LPG) nauwelijks tot niet voor. Een 'warme' BLEVE is daarmee niet waarschijnlijk. Bij het scenario van de dreigende BLEVE van een LPG-ketelwagen in stedelijk gebied gaat het in grote lijnen om het volgende: een 'warme' BLEVE kan optreden na ca. 20 - 30 min. bij forse hittebelasting van een (niet sterk mechanisch beschadigde) LPG-ketelwagen na start van een incident, bronbestrijding is gericht op het voorkomen van een BLEVE door koelen, na een BLEVE veel schade en secundaire branden, mogelijk schade aan andere ketelwagons van een samengestelde trein en mogelijk vrijkomen van andere stoffen. Binnen de 150 meter zijn personen (ook in gebouwen) onvoldoende beschermd tegen de gevolgen van een BLEVE. Bij een 'warme' BLEVE is vluchten de enige optie. Buiten de 150 meter is, in het geval van een BLEVE, schuilen in een gebouw of woning in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. Daarvoor is het zaak een veilige plek binnen een gebouw op te zoeken buiten het bereik van rondvliegend glas (zoals een toilet of badkamer). Aandachtspunten voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid Bestrijdbaarheid Mogelijkheid tot snel optreden van de brandweer Goede beschikbaarheid bluswatervoorzieningen Zelfredzaamheid Binnen de 150 meter is voor de aanwezige personen vluchten de enige optie (in het geval van een dreigende 'warme' BLEVE). Buiten de 150 meter is schuilen in een gebouw of woning de beste optie. Risicocommunicatie inzetten ter bevordering juiste zelfreddende gedrag. Toxisch scenario Bij het scenario van een calamiteit met een wagon gevuld met toxische stoffen in stedelijk gebied gaat het in grote lijnen om het volgende: Het gevaar van een toxische wolk is dat deze door personen in de omgeving van het incident ingeademd worden. Afhankelijk van de concentratie kan door blootstelling letaal letsel optreden. Verspreiding van een gaswolk vindt snel plaats, zodat hulpdiensten tijdig dienen te arriveren. Echter, de concentratie waaraan wordt blootgesteld en de oppervlakte van het verspreidingsgebied is meer relevant. Bovendien is het gevaar aanwezig dat een brand ontstaat, waardoor giftige verbrandingsgassen vrij kunnen komen.
blad 23 van 23
De brandweer kan, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water. De duur van de blootstelling is van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang. Bij dit soort ongelukken hebben de hulpverleningsdiensten meestal meer tijd dan bij een BLEVE-scenario om de mensen te waarschuwen. Hierbij is wel belangrijk dat de gebruikers van de omgeving goed geïnformeerd zijn over het juiste zelfreddende gedrag. Aandachtspunten voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid Bestrijdbaarheid Mogelijkheid tot snel optreden van de brandweer. Goede beschikbaarheid bluswatervoorzieningen. Zelfredzaamheid Risicocommunicatie inzetten ter bevordering juiste zelfreddende gedrag. Schuilen in een gebouw of woning is de beste optie. Vanuit de hierboven geschetste aandachtspunten per scenario wat betreft zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid is een kader gezet waarbinnen bekeken kan worden of verbeteringen op deze gebieden nodig zijn in de huidige situatie in het plangebied.
blad 24 van 24
Bijlage RBM Bevolking
blad 25 van 25
q[ cNo
R
R t
S
ROT cwp TVWZ
ROR l f
x
o
l
p b e o
o
g e o
q[ cNo
f
f
x
o
cwp TVWZ
p b e o
e{ l
X
f
NN RRZMQQQQQQQQRTQX VYZYTUYY
RP SWTMURXUYRTWRXWY Q
g e o
QMQV VYZYTYYY
NN
p b d i
TVWYMXS R p scn
Ó
f
x
f
o
c
p b e o
e{ t S
NN QMSV QMR
b u
e o
RV
RP
p b d i
RYZYMRT R p scn
Ó
f
x
f
o
l
p b e o
o
V Q
ROU c
NN TXQMQQQQQQQQSXQW VYZXUTWY
ROS l
g e o
RP SZZMRZRVVSQTWQZT Q
g e o
QMQV VYZWXUQY
NN
p b d i
UVZUMYT R p scn
Ó
f
x
f
o
o
p b e o
e{ t T
NN QMSV QMR
b u
e o
QMUZZZZZZZZZZZZZZ
p b d i
RWXRMRX R p scn
ROV o
RP
V Q Ó
q[ cNo
T
ROW cwp SQWR S
NN SVQ VYZYUUUY
g e o
QMQV VYZYURSY
NN
p b d i
URSUMVT R p scn
Ó
q[ cNo
U
ROZ cwp TXVXY S
f
x
o
cwp SQWR S
p b e o
e{ l
U n
f
NN UQMZZZZZZZZZVRWZ VYZVZQYY
g e o
QMQV VYZWZUYY
NN
p b d i
RQSRMQS R p scn
Ó
f
x
f
o
c
p b e o
e{ l
W
ROX c
f
x
o
cwp TXVXY S
p b e o
c {
U
f
NN RSVTMQQQQQQQQRZX VYZXZXSY
g e o
QMQV VYZVXWUY
NN
p b d i
RWVXU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp TTXYZ S
p b e o
c {
R
RORQ cwp TTXYZ S
NN SZRMQQQQQQQQQVXT VYZXYSQY
g e o
QMQV VYZXZSUY
NN
p b d i
VUWUMWU R p scn
Ó
f
x
f
o
u [ e e e t
p b e o
o
ROY u [ e e e t
NN RRSWMQQQQQQQQQQU VYZVZYYY
g e o
QMQV VYZXYWQY
NN
p b d i
RUZZQ R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp SZYXU
p b e o
c {
V
RORR cwp SZYXU
NN WZT VYZWXTSY
g e o
QMQV VYZWZUQY
NN
p b d i
RSUTUMU R p scn
Ó
NN ZZVMZZZZZZZZZTYU VYZVZZWY
g e o
QMQV VYZXYWYY
NN
p b d i
SQUYSMS R p scn
Ó
q[ cNo
V
RORS cwp TVQWU S
q[ cNo
W
RORV cwp RUUZQ S
f
x
o
cwp TVQWU S
p b e o
c {
S
f
NN RRWZMQQQQQQQQSTV VYZXZWUY
g e o
QMQV VYZWYRSY
NN
p b d i
RURUWMT R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp SZWVV
p b e o
c {
T
RORT cwp SZWVV
f
x
o
cwp RUUZQ S
p b e o
c o
U
f
NN UYTMQQQQQQQQQSSY URSVTWZW
g e o
QMQV URSVYYRW
NN
p b d i
RUQUSMZ R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp RXWTX S
p b e o
c o
V
RORW cwp RXWTX S
NN ZYXMZZZZZZZZXQTW VYZVYRSY
g e o
QMQV VYZWYXWY
NN
p b d i
VZUZMTU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp ZVWQR S
p b e o
c o
S
RORU cwp ZVWQR S
NN VYXMZZZZZZZZYRQW VYZVZYQY
g e o
QMQV VYZVZWUY
NN
p b d i
RWRQU R p scn
Ó
f
x
f
o
i
p b e o
cxq
X q
RORX i
NN TRYWMZZZZZZZYWVV VYZVYUUY
g e o
QMQV URSVSQZW
NN
p b d i
STYQXMX R p scn
Ó
q[ cNo
X
RORY cwp RVYZR S
NN TZSZMQQQQQQQQTUU URSVUYZW
g e o
QMQV URSVQTTW
NN
p b d i
SRZYZMU R p scn
Ó
q[ cNo
Y
ROSR cwp XQV
f
x
o
cwp RVYZR S
p b e o
c o
W
f
NN VTQMQQQQQQQQQRWW URSVYURW
g e o
QMQV URSUWRXW
NN
p b d i
RUUZUMU R p scn
Ó
f
x
f
o
c
p b e o
d p U cwp SXVQ S
RORZ c
f
x
o
cwp XQV
p b e o
e{ l
Y u
f
NN STMVQQQQQQQQWZWT URSVXQVW
g e o
QMQV URSVZWRW
NN
p b d i
URTMRSR R p scn
Ó
f
x
f
o
l
p b e o
d
ROSS l
NN TWZMZZZZZZZZWQXW URSVWYZW
g e o
QMQV URSVYQRW
NN
p b d i
TXWZMYV R p scn
Ó
f
x
f
o
c t
p b e o
t
e I RRQJ
ROSQ c t
NN UQ URSVUWVW
g e o
QMQV URSVWYRW
NN
p b d i
XSRMTZW R p scn
Ó
f
x
f
o
o l
p b e o
t
e
ROST o l
NN SQQMQQQQQQQQSRRU URSVTXXW
g e o
QMQV URSVSURW
NN
p b d i
VSZYMRS R p scn
Ó
NN VZMZZZZZZZZZTRXZ URSWQXTW
g e o
QMQV URSWQSVW
NN
p b d i
RWVXMUS R p scn
Ó
q[ cNo
Z
ROSU o l
S
q[ cNo
RQ
ROSX e c
f
x
o
o l
S
p b e o
t
e
f
NN WQ URSWQVXW
g e o
QMQV URSWQTTW
NN
p b d i
ZTWMQSU R p scn
Ó
f
x
f
o
x b d
p b e o
o
ROSV x b d
f
x
o
e c
p b e o
o
f
NN XYMTQQTSQWSXWSUY URSVUUZW
g e o
QMQV URSVYSVW
NN
p b d i
RRXVMWY R p scn
Ó
f
x
f
o
h
p b e o
o
ROSY h
NN TQMUVZZQTWQXWSXX URSVZXXW
g e o
QMQV URSVQQRW
NN
p b d i
ZRUMXRS R p scn
Ó
f
x
f
o
x b d]R_
p b e o
o
ROSW x b d]R_
NN RXMZSUYWXXVZRRVT URSVTYVW
g e o
QMQV URSVUVXW
NN
p b d i
RXZSMUZ R p scn
Ó
f
x
f
o
dw{
p b e o
o
ROSZ dw{
NN TQMUVZZQTWQXWSXX URSUWUZW
g e o
QMQV URSWQQZW
NN
p b d i
ZRUMXRS R p scn
Ó
q[ cNo
RR
ROTQ cwp UZVQQ S
NN SVQ URSVTTXW
g e o
QMQV URSWQZXW
NN
p b d i
UXVWMYX R p scn
Ó
q[ cNo
RS
ROTT cwp SSZQTZ S
f
x
o
cwp UZVQQ S
p b e o
c o
R
f
NN RWVQ URSVTVTW
g e o
QMQV URSVZYVW
NN
p b d i
RSVTWMX R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp SRSWW S
p b e o
xPPi
ROTR cwp SRSWW S
f
x
o
cwp SSZQTZ S
p b e o
w t R
f
RP SVWMSXVZTRWXZXUT SVMWSXRUVVTSSUUV
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
YZTVYMU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp YXQQX S
p b e o
w t S
ROTU cwp YXQQX S
RP RVSMQQRRZUXQXXVS RQRMSRUZRTRYRYWY
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
SXZWQMT R p scn
Ó
f
x
f
o
{
p b e o
t
e
ROTS {
RP SVWMQSTRRYUTRVYX SVMWQQSVSQVSXWTX
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
TTZYU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp ZSRV
p b e o
e{ b g t
ROTV cwp ZSRV
RP RRVMUVVSZTYQQVQZ RRVMUVVSZTYQQVQZ
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
TUWUMVU R p scn
Ó
RP UYMRXSTRWWRSSVSW RSMSZZTRUYXZXSUR
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
RZVRTMT R p scn
Ó
q[ cNo
RT
q[ cNo
i
RU
scn
ROTW xP
ROTZ t
f
x
o
xP
f
f
x
p
e{ l
V xM
o
t
p b e o
d p T
b e o
URZMQSSVYTSWSQVR URZMQSSVYTSWRVXR
RP
g e o
QMQV QMQQX
p b d i
ZVUMWQS R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp XTSS
p b e o
c o
T
NN
ROTX cwp XTSS
RP RWXMTVZWTUZUYQRW RWXMTVZWTUZUYQRW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
STZQMQW R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp RZXYV S
p b e o
q
t U U
ROUQ cwp RZXYV S
RP VTMRSQTRVXXWTZRR RQMZRVRTTTXYXRQV
g e o
QMQV QMQR
p b d i
RTXUSMU R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
t
p b e o
s p W
ROTY t
RP SXTMUUUYWYVTRYWW SXTMUUUYWYVTRYWW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
XSQUMTY R p scn
Ó
f
x
f
o
u
p b e o
s p V
ROUR u
RP TTUMXVQRZYVYZUY TTUMXVQRZYVYZUY
g e o
QMQV QMQR
p b d
SZYXMT R p
NN
Ó
q[ cNo
i
f
RV
scn
g e o
QMZZ QMZZ
p b d
RSRVSMU R p
NN
Ó
q[ cNo
i
ROUS t
RP TSMZRVSZYXUVQQQW TSMZRVSZYXUVQVZR
RW
scn
ROUV cwp ZVVZS
f
x
o
t
p b e o
d p V
f
RP VTMQYWYUYYQVZUZY VTMQYWYUYYQVZUZY
g e o
QMZZ QMZZ
NN
p b d i
TXWXMUR R p scn
Ó
f
x
f
o
t
t
p b e o
q
t
ROUT t
t
f
x
o
cwp ZVVZS
p b e o
w t T
f
RP SURMWUSSWSUSWRYZ SUMRWWXVURUVXXST
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
TZVVYMV R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp WZUWQ
p b e o
w t U
ROUW cwp WZUWQ
RP RVMUZZXSSYSUTQTT RVMUZZXSSYSUTQTT
g e o
QMZZ QMZZ
NN
p b d i
YVQZYMT R p scn
Ó
f
x
f
o
t
e
p b e o
cqN
ROUU t
e
RP SVZMSZSQWVZWYVYV SVMZSZSQWVZWYVYV
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
SWXYYMT R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp XRVQU
p b e o
w t V
ROUX cwp XRVQU
RP SV SV
g e o
R R
NN
p b d
SWQYR R p
Ó
RP SVZMSSWRTQVSSTW SVMZSRRWSZRXSUXW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d
SXVYTMW R p
Ó
q[ cNo
i
RX
scn
i
ROUY cwpj RYRWYR
RY
scn
ROVR t
f
x
o
cwpj RYRWYR
p b e o
w t W
f
RP SWWMSWZXQSYZRYU SWMWSWYSTXTQSWYX
g e o
QMQV QMQR
p b d i
WYSTRMZ R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
cwp WSRTV
p b e o
w t X
IhwcJ
ROUZ cwp WSRTV
f
x
o
t
p b e o
t
e
f
RP UWWMUSTZZWZZVVYS TZMZXZRZZXUSUXYU
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
TQQRVMW R p scn
Ó
f
x
f
o
t
p b e o
e{ t U {
O
ROVS t
RP SWTMWZZSWZTUVWST SWMTWXYQUZUYQQW
g e o
QMQV QMQR
p b d i
STVWSMY R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
cwp SQTXZY
p b e o
w t Y
IhwcJ
ROVQ cwp SQTXZY
RP WVMSTZQRZWSZWUYS WVMSTZQRZWSZWUYS
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
WRTRMT R p scn
Ó
f
x
f
o
i
p b e o
o
ROVT i
RP SXZMRTXUYWVUSWWW SXMZRTXUYWVUSWWW
g e o
QMQV QMQR
p b d
XTQRQMW R p
NN
Ó
q[ cNo
i
q[ cNo
RZ
scn
g e o
QMQV QMQR
p b d
TTSQMYT R p
NN
Ó
q[ cNo
i
ROVU TVU I TVU J
RP RQVMTZVSYVTTWUTW RVMQVWUWZTTTXXWW
SQ
scn
ROVX VTW I VTW J
f
x
f
f
x
o
TVU I TVU J
o
VTW I VTW J
p u b e o
s p T x
p u b e o
s p R x
NN USUMY YUZMW
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
SZQTYMU p scn
Ó
f
x
f
o
ZQY
p u b e o
s p U
x
ROVV ZQY
f
NN WUTMS RSYW
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
WYYVX p scn
Ó
f
x
f
o
UYU
p u b e o
d p S x
ROVY UYU
NN UVU ZQY
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
RRUZQMR p scn
Ó
f
x
f
o
RWY
p u b e o
s p S x
ROVW RWY
NN VYR RRWS
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
VRTVVMZ p scn
Ó
f
x
f
o
STW
p u b e o
d p R x
ROVZ STW
NN SQRMW UQTMS
g e o
QMQX QMQR
NN
p d
TXVUZ p
Ó
NN SYTMS VWWMU
g e o
QMQX QMQR
NN
p d
TRQUXMX p
Ó
q[ cNo
i
SR
scn
i
ROWQ RVQ
SS
scn
ROWT RST
f
x
o
RVQ
p u b e o
q
t R x
f
NN RYQ TWQ
g e o
QMQX QMQR
p d i
RRWTXMX p scn
Ó
NN
f
x
f
o
SVQ
p u b e o
q
t S x
ROWR SVQ
f
x
o
RST
p u b e o
q
t VP YY TV x
f
NN RUXMW SZVMS
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
RZYZSMX p scn
Ó
f
x
f
o
YQ
p u b e o
q
t Y x
ROWU YQ
NN TQQ WQQ
g e o
QMQX QMQR
p d i
VQWVSMW p scn
Ó
NN
f
x
f
o
RTV
p u b e o
q
t X
x
ROWS RTV
NN ZW RZS
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
SXSUX p scn
Ó
f
x
f
o
UQQ
p u b e o
q
t T q x
ROWV UQQ
NN RWS TSU
g e o
QMQX QMQR
p d
UVSUXMU p
NN
Ó
q[ cNo
i
q[ cNo
ST
scn
g e o
QMQX QMQR
p d
RZYXQMY p
NN
Ó
q[ cNo
i
ROWW UY
NN UYQ ZWQ
SU
scn
ROWZ TZT
f
x
f
f
x
o
UY
o
TZT
p u b e o
q
t W x
p u b e o
e{ t R x
NN VQMU RQQMY
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
YSZQMX p scn
Ó
f
x
f
o
RVW
p u b e o
e{ b g x
ROWX RVW
f
NN UXRMW ZUTMS
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
XZVTSMZ p scn
Ó
f
x
f
o
RZV
p u b e o
e{ l
R x
ROXQ RZV
NN RYXMS TXUMU
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
TRTTVMU p scn
Ó
f
x
f
o
S
p u b e o
e x
ROWY S
NN STU UWY
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
TZVVVMR p scn
Ó
f
x
f
o
ZW
p u b e o
e{ l
U x
ROXR ZW
NN SMU UMY
g e o
QMQX QMQR
NN
p d
XVQMVSR p
Ó
NN RRVMS STQMU
g e o
QMQX QMQR
NN
p d
TSWYMQV p
Ó
q[ cNo
i
SV
scn
i
ROXS SRS
SW
scn
ROXV RUX
f
x
o
SRS
p u b e o
e{ l
S x
f
NN SVUMU VQYMY
g e o
QMQX QMQR
p d i
RZTZZMX p scn
Ó
NN
f
x
f
o
VY
p u b e o
e{ l
T x
ROXT VY
f
x
o
RUX
p u b e o
e{ b
R x
f
NN TVSMY RXWMU
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
RZRTRMX p scn
Ó
f
x
f
o
TZQ
p u b e o
e{ c x
ROXW TZQ
NN WZMW RTZMS
g e o
QMQX QMQR
p d i
ZUYUMRT p scn
Ó
NN
f
x
f
o
SXY IT J
p u b e o
e{ q
x
ROXU SXY IT J
NN UWY ZTW
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
RQVZRY p scn
Ó
f
x
f
o
n
p u b e o
cqN x
ROXX n
NN TTTMW WWXMS
g e o
QMQX QMQR
p d
WRVVY p
NN
Ó
q[ cNo
i
q[ cNo
SX
scn
NN ZR RYS
g e o
QMQX QMQR
NN
p d
SRWTYMV p
Ó
q[ cNo
d i
SY
p scn
ROXY c f
ROYR VQQ
f
x
o
c
f
x
p u b e o
cqN x
o
VQQ
p u b e o
c o
t
x
NN RYT RQR
g e o
QMQX QMQR
p d i
ZQTQMSW p scn
Ó
f
x
f
o
{
l
p u b e o
o
x
f
NN SVQ VQQ
NN g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
RYRWWMV p scn
Ó
f
x
f
o
e
p u b e o
cqN x
ROXZ {
l
NN SQZ URY
g e o
QMQX QMQR
p d i
SVWQTMV p scn
ROYS e
NN UYU ZWX
NN g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
SSXXVMR p scn
Ó
f
x
f
o
o
d c
p u b e o
cqN x
Ó
ROYQ ZUV
L WVQQ S f
x
o
ZUV
L WVQQ S
p u b e o
c o
d x
f
NN WZQ ZUV
g e o
QMQX QMQR
NN
p
UXWSRMT
Ó
ROYT o
d c
NN XZU RVYZ
g e o
QMQX QMQR
NN
p
TVWQVMU
Ó
q[ cNo
d i
SZ
p scn
d i
ROYU o
e x
o
o
e
p u b e o
cqN x
f
NN WUX RSZU
g e o
QMQX QMQR
p d i
TVWQVMU p scn
Ó
NN
f
x
f
o
b g
p u b e o
cqN x
ROYV b g
NN RZX TZU
QMQX QMQR
p d i
RQUVYMZ p scn
Ó
NN
f
x
f
o
b
e
p u b e o
cqN x
ROYW b
e
f
x
o
n
p u b e o
cqN x
f
NN RSMQW RSMQW
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
WQTMRWY p scn
Ó
f
x
f
o
s
p u b e o
cqN x NN SR UR
g e o
QMQX QMQR
NN
p d i
YTUUMYV p scn
Ó
f
x
f
o
c]RQ_
p u b e o
o
x
ROYZ c]RQ_
NN SVQ UZZ
g e o
QMQX QMQR
p
RQTRZMW
NN
Ó
q[ cNo
TR
p scn
NN VW YQ
g e o
QMQX QMQR
p
TXTWSMR
NN
Ó
q[ cNo
d i
TS
p scn
S c
ROZQ i f
x
o
i
p u b e o
o
x
f
SOR cwp TVWZ f
x
NN
o
cwp TVWZ e{ l
X
NN
p b e o g e o
QMQV VYZYTYYY
p b d i
TVWYMXS R p scn
Ó
f
VQ VQ
g e o
QMQX QMQR
p d i
RXXSMXS p scn
Ó
f
x
f
o
c
p u b e o
o
x
ROZR c
NN RRZMQQQQQQQQRTQX VYZYTUYY NN
f
x
NN
o
c e{ t S
NN
p b e o g e o
QMQV VYZWXUQY
p b d i
UVZUMYT R p scn
Ó
f
SYMSY SYMSY
QMQX QMQR
p d i
YUZMSRW p scn
Ó
f
x
f
o
q
p u b e o
L WUQ S x
ROZS q
NN TXQMQQQQQQQQSXQW VYZXUTWY NN
SOT o
f
x
NN
o
o
e{ t T
NN
p b e o
Ó
g e o
UQQ XVY
QMQX QMQR WRZZMWR
f
SOS c
g e o
p
p scn
ROYY s
g e o
g e o
TQ
ROYX n
f
d i
q[ cNo
NN SVQ VYZYUUUY NN QMQV VYZYURSY
q[ cNo
p b d i
TT
URSUMVT R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp SQWR S
p b e o
e{ l
U n
p b d i
SOU cwp SQWR S
NN UQMZZZZZZZZZVRWZ VYZVZQYY
QMQV VYZWZUYY
p b d i
RQSRMQS R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
c
p b e o
e{ l
W
SOV c
NN SZRMQQQQQQQQQVXT VYZXYSQY
QMQV VYZXZSUY
p b d i
VUWUMWU R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
u [ e e e t
p b e o
o
SOW u [ e e e t
Ó
f
x
f
o
cwp TXVXY S
p b e o
c {
U NN RSVTMQQQQQQQQRZX VYZXZXSY
g e o
QMQV VYZVXWUY
NN
p b d i
RWVXU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp TTXYZ S
p b e o
c {
R NN RRSWMQQQQQQQQQQU VYZVZYYY
g e o
QMQV VYZXYWQY
NN
p b d i
RUZZQ R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp SZYXU
p b e o
c {
V
SOZ cwp SZYXU
NN WZT VYZWXTSY NN
g e o
QMQV VYZWZUQY
q[ cNo
TV
SQUYSMS R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp TVQWU S
p b e o
c {
S
SORQ cwp TVQWU S
NN ZZVMZZZZZZZZZTYU VYZVZZWY NN QMQV VYZXYWYY
q[ cNo
p b d i
TW
STYQXMX R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp RUUZQ S
p b e o
c o
U
SORT cwp RUUZQ S
NN RRWZMQQQQQQQQSTV VYZXZWUY
g e o
QMQV VYZWYRSY
p b d i
RURUWMT R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
cwp SZWVV
p b e o
c {
T
SORR cwp SZWVV
NN UYTMQQQQQQQQQSSY URSVTWZW
g e o
QMQV URSVYYRW
NN
p b d i
RUQUSMZ R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp RXWTX S
p b e o
c o
V
SORU cwp RXWTX S
NN ZYXMZZZZZZZZXQTW VYZVYRSY
g e o
QMQV VYZWYXWY
p b d i
VZUZMTU R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
cwp ZVWQR S
p b e o
c o
S
SORS cwp ZVWQR S
g e o
RSUTUMU R p scn
SOY cwp TTXYZ S
g e o
p b d i
TU
SOX cwp TXVXY S
g e o
g e o
q[ cNo
NN VYXMZZZZZZZZYRQW VYZVZYQY
g e o
QMQV VYZVZWUY
NN
p b d i
RWRQU R p scn
Ó
f
x
f
o
i
p b e o
cxq
X q
SORV i
NN TRYWMZZZZZZZYWVV VYZVYUUY NN QMQV URSVSQZW
g e o
NN TZSZMQQQQQQQQTUU URSVUYZW NN QMQV URSVQTTW
q[ cNo
p b d i
TX
SRZYZMU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp RVYZR S
p b e o
c o
W
p b d i
SORW cwp RVYZR S
NN VTQMQQQQQQQQQRWW URSVYURW
QMQV URSUWRXW
p b d i
RUUZUMU R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
c
p b e o
d p U cwp SXVQ S
SORX c
NN TWZMZZZZZZZZWQXW URSVWYZW
QMQV URSVYQRW
p b d i
TXWZMYV R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
c t
p b e o
t
e I RRQJ
SORY c t
Ó
f
x
f
o
cwp XQV
p b e o
e{ l
Y u
NN STMVQQQQQQQQWZWT URSVXQVW
g e o
QMQV URSVZWRW
NN
p b d i
URTMRSR R p scn
Ó
f
x
f
o
l
p b e o
d NN UQ URSVUWVW
g e o
QMQV URSVWYRW
NN
p b d i
XSRMTZW R p scn
Ó
f
x
f
o
o l
p b e o
t
e
SOSR o l
NN SQQMQQQQQQQQSRRU URSVTXXW NN
g e o
QMQV URSVSURW
q[ cNo
TZ
RWVXMUS R p scn
Ó
f
x
f
o
o l
S
p b e o
t
e
SOSS o l
S
NN VZMZZZZZZZZZTRXZ URSWQXTW NN QMQV URSWQSVW
q[ cNo
p b d i
UQ
ZRUMXRS R p scn
Ó
f
x
f
o
e c
p b e o
o
SOSV e c
NN WQ URSWQVXW
g e o
QMQV URSWQTTW
p b d i
ZTWMQSU R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
x b d
p b e o
o
SOST x b d
NN XYMTQQTSQWSXWSUY URSVUUZW
g e o
QMQV URSVYSVW
NN
p b d i
RRXVMWY R p scn
Ó
f
x
f
o
h
p b e o
o
SOSW h
NN TQMUVZZQTWQXWSXX URSVZXXW
g e o
QMQV URSVQQRW
p b d i
ZRUMXRS R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
x b d]R_
p b e o
o
SOSU x b d]R_
g e o
VSZYMRS R p scn
SOSQ l
g e o
p b d i
TY
SORZ cwp XQV
g e o
g e o
q[ cNo
NN RXMZSUYWXXVZRRVT URSVTYVW
g e o
QMQV URSVUVXW
NN
p b d i
RXZSMUZ R p scn
Ó
f
x
f
o
dw{
p b e o
o
SOSX dw{
NN TQMUVZZQTWQXWSXX URSUWUZW NN QMQV URSWQQZW
g e o
NN SVQ URSVTTXW NN QMQV URSWQZXW
q[ cNo
p b d i
UR
UXVWMYX R p scn
Ó
x
o
cwp UZVQQ S
p b e o
c o
R
f
x
o
{
p b
t
e
f
e o
RRVMUVVSZTYQQVQZ RRVMUVVSZTYQQVQZ
NN
g e o
QMQV QMQR
p b d i
TUWUMVU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp SSZQTZ S
p b e o
w t R
RWVQ URSVTVTW
g e o
QMQV URSVZYVW
p b d i
RSVTWMX R p scn
US
TOS {
SOSY cwp UZVQQ S f
q[ cNo
NN
Ó
f
RP
NN
TOT cwp SSZQTZ S
T c
RP SVWMSXVZTRWXZXUT SVMWSXRUVVTSSUUV
TOR cwp SRSWW S f
x
o
cwp SRSWW S
p b e o
xPPi
f
RP RVSMQQRRZUXQXXVS RQRMSRUZRTRYRYWY
g e o
QMQV QMQR
p b d i
SXZWQMT R p scn
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
YZTVYMU R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp YXQQX S
p b e o
w t S
NN TOU cwp YXQQX S Ó
q[ cNo
UT
RP SVWMQSTRRYUTRVYX SVMWQQSVSQVSXWTX
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
TTZYU R p scn
Ó
q[ cNo
i
UU
scn
TOV cwp ZSRV f
TOY t
f
x
o
cwp ZSRV
f
x
p b e o
e{ b g t
o
t
p b e o
s p W
RP UYMRXSTRWWRSSVSW RSMSZZTRUYXZXSUR
g e o
QMQV QMQR
p b d i
RZVRTMT R p scn
Ó
f
x
f
o
xP
p
e{ l
V xM
f
RP TTUMXVQRZYVYZUY TTUMXVQRZYVYZUY
NN g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
SZYXMT R p scn
Ó
f
x
f
o
t
p b e o
d p T
TOW xP
b e o
URZMQSSVYTSWSQVR URZMQSSVYTSWRVXR
RP
g e o
QMQV QMQQX
p b d i
ZVUMWQS R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp XTSS
p b e o
c o
T
NN
TOX cwp XTSS
TOZ t
RP RWXMTVZWTUZUYQRW RWXMTVZWTUZUYQRW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
STZQMQW R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp RZXYV S
p b e o
q
t U U
TORQ cwp RZXYV S
RP VTMRSQTRVXXWTZRR RQMZRVRTTTXYXRQV
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d
RTXUSMU R p
Ó
RP SXTMUUUYWYVTRYWW SXTMUUUYWYVTRYWW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d
XSQUMTY R p
Ó
q[ cNo
i
UV
scn
i
TORR u
UW
scn
TORU t
e
f
x
o
u
p b e o
s p V
f
RP TSMZRVSZYXUVQQQW TSMZRVSZYXUVQVZR
g e o
QMZZ QMZZ
p b d i
RSRVSMU R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
t
p b e o
d p V
TORS t
f
x
o
t
e
p b e o
cqN
f
RP SV SV
g e o
R R
NN
p b d i
SWQYR R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp ZVVZS
p b e o
w t T
TORV cwp ZVVZS
RP VTMQYWYUYYQVZUZY VTMQYWYUYYQVZUZY
g e o
QMZZ QMZZ
p b d i
TXWXMUR R p scn
Ó
NN
f
x
f
o
t
t
p b e o
q
t
TORT t
t
RP SURMWUSSWSUSWRYZ SUMRWWXVURUVXXST
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
TZVVYMV R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp WZUWQ
p b e o
w t U
TORW cwp WZUWQ
RP RVMUZZXSSYSUTQTT RVMUZZXSSYSUTQTT
g e o
QMZZ QMZZ
p b d
YVQZYMT R p
NN
Ó
q[ cNo
i
q[ cNo
UX
scn
g e o
QMQV QMQR
p b d
SWXYYMT R p
NN
Ó
q[ cNo
i
TORX cwp XRVQU
RP SVZMSZSQWVZWYVYV SVMZSZSQWVZWYVYV
UY
scn
TOSQ cwp SQTXZY
f
x
o
cwp XRVQU
p b e o
w t V
f
RP SVZMSSWRTQVSSTW SVMZSRRWSZRXSUXW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
SXVYTMW R p scn
Ó
f
x
f
o
cwpj RYRWYR
p b e o
w t W
TORY cwpj RYRWYR
f
x
o
cwp SQTXZY
p b e o
w t Y
IhwcJ
f
RP SXZMRTXUYWVUSWWW SXMZRTXUYWVUSWWW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
XTQRQMW R p scn
Ó
f
x
f
o
t
p b e o
t
e
TOSR t
RP SWWMSWZXQSYZRYU SWMWSWYSTXTQSWYX
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
WYSTRMZ R p scn
Ó
f
x
f
o
cwp WSRTV
p b e o
w t X
IhwcJ
TORZ cwp WSRTV
RP UWWMUSTZZWZZVVYS TZMZXZRZZXUSUXYU
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d i
TQQRVMW R p scn
Ó
f
x
f
o
t
p b e o
e{ t U {
O
TOSS t
RP SWTMWZZSWZTUVWST SWMTWXYQUZUYQQW
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d
STVWSMY R p
Ó
RP WVMSTZQRZWSZWUYS WVMSTZQRZWSZWUYS
g e o
QMQV QMQR
NN
p b d
WRTRMT R p
Ó
q[ cNo
i
UZ
q[ cNo
VQ
scn VOR l
TOST i f
x
o
i
p b e o
o
f
RP RQVMTZVSYVTTWUTW RVMQVWUWZTTTXXWW
g e o
NN QMQV QMQR
p b d i
TTSQMYT R p scn
Ó
U f
UOR l f
x
o
l
p b e o
o
g e o
RP SWTMURXUYRTWRXWY Q NN QMSV QMR
b u
e o
RV
p b d i
RYZYMRT R p scn
V f
f
RP
V Q Ó
f
x
o
l
p b
o
e o
SZZMRZRVVSQTWQZT Q
g e o
QMSV QMR
f
RP
NN
b u
e o
QMUZZZZZZZZZZZZZZ
p b d i
RWXRMRX R p scn
RP
V Q Ó