Klap eens in je handjes, blij, blij, blij op je boze bolletje, allebei. Armpjes in de hoogte, armpjes in je zij zo varen de scheepjes voorbij zo varen de scheepjes voorbij.
In de maneschijn, in de maneschijn klom ik langs het trapje naar het raamkozijn. En je raadt het niet, en je raadt het niet zo vliegt een vogel en zo zwemt een vis zo doet een duizendpoot die schoenenpoetser is. En dat is één, en dat is twee en dat is dikke, dikke, dikke tante Kee. En dat is recht, en dat is krom en nu draaien we het wieltje nog eens om, rom bom!
Opa Bakkebaard heeft een huisje en in dat huisje daar is het goed. Opa Bakkebaard is aan 't werken en weet jij wel wat hij doet? Hij veegt de vloer met een bezem, met een bezem hij veegt de vloer zo veegt hij de vloer. Opa Bakkebaard heeft een huisje en in dat huisje daar is het goed. Opa Bakkebaard is aan 't werken en weet jij wel wat hij doet? Hij bakt een taart in de oven, in de oven hij bakt een taart zo bakt hij een taart. Opa Bakkebaard heeft een huisje en in dat huisje daar is het goed. Opa Bakkebaard is aan 't werken en weet jij wel wat hij doet? Hij gaat naar bed met een slaapmuts, met een slaapmuts
hij gaat naar bed zo gaat hij naar bed.
Goedenavond speelman mijn vader wou vragen of u t' avond spelen kan voor de kleine poppedijne en de grote bim-bam.
Grote klokken zeggen: bimbam, bimbam. Kleine klokken zeggen: bimbam, bimbam, bimbam, bimbam. En het kleine polshorloge: tikketakke tikketakke tikketakke tik!
Ik stond laatst voor een poppenkraam oh, oh, oh! Daar zag ik mooie poppen staan zo, zo, zo! De poppenkoopman ging op reis de poppen raakten van de wijs ze deden allemaal zo ze deden allemaal zo ze deden allemaal zo!
Drie kleine kleutertjes die zaten op een hek boven op een hek. Drie kleine kleutertjes die zaten op een hek op een mooie zomerse dag in september. Waarover spraken zij, die drie daar op dat hek boven op dat hek? Waarover spraken zij, die drie daar op dat hek op die mooie zomerse dag in september? 't Was over krekeltjes en korenbloemen blauw
korenbloemen blauw. 't Was over krekeltjes en korenbloemen blauw op die mooie zomerse dag in september.
Boer, wat zeg je van mijn kippen boer, wat zeg je van mijn haan? Hebben ze dan geen mooie veren of staat jou de kleur niet aan? Boer, wat zeg je van mijn kippen boer, wat zeg je van mijn haan?
Onder hele hoge bomen in het groot kabouterbos staat een heel klein aardig huisje zomaar midden op het mos. 'k Zou er graag in willen wonen maar ik ben toch veel te groot 't is gemaakt voor de kabouters met hun jasjes, mutsjes rood. Als het nacht is en heel donker is het helemaal niet naar want dan zitten de kabouters heel gezellig bij elkaar. Ieder zit er op een stoeltje met een kaarsje in zijn hand en dan zie je allemaal lichtjes in kabouter-sprookjesland.
In een groen, groen, groen, groen knollen-knollen-land daar zaten twee haasjes heel parmant en de één die blies de fluite-fluite-fluit en de ander sloeg de trommel. Toen kwam opeens een jager-jager-man en die heeft er een geschoten en dat heeft naar men wel denken denken kan de ander zeer verdroten.
variant: In een groen, groen, groen, groen knollen-knollen-land daar zaten twee haasjes heel parmant en de één die blies de fluite-fluite-fluit en de ander sloeg de trommel. Toen kwam de kleine Julia er aan en die ging leuk met ze spelen en dat ging naar je wel denken denken kan hun echt niet snel vervelen!
Op een grote paddestoel rood met witte stippen zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen. Krak, zei toen de paddestoel met een diepe zucht allebei de beentjes hoepla in de lucht!
Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot. De sloot die was bevroren de kikkertjes half dood. Ze kwekten niet, ze kwakten niet van honger en verdriet. Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot.
De koster is geschrokken bim bam bom door 't luiden van de klokken bim bam bom. Want de klokken van de toren bim bam bom die kun je heel ver horen bim bam bom.
Rijen, rijen, rijen in een wagentje en als je dan niet rijen wil dan draag ik je! Rijen, rijen, rijen in een wagentje en als je dan niet rijen wil dan draag ik je!
De uil zat in de olme bij het vallen van de nacht en op de gindse heuvels daar klonk het antwoord zacht: koekoek, koekoek, koekoe koekoe koekoek koekoek, koekoek, koekoe koekoe koekoek.
'k Zag twee beren broodjes smeren o het was een wonder! 't Was een wonder boven wonder dat die beren smeren konden. Hi hi hi, ha ha ha 'k stond erbij en ik keek ernaar.
Alle eendjes zwemmen in het water falderalderiere, falderalderare alle eendjes zwemmen in het water fal, fal, falderalderalderaldera.
Schaapje, schaapje, heb je witte wol? Ja baas, ja baas, drie zakken vol. Een voor de meester en een voor zijn vrouw een voor het kindeke dat bibbert van de kou. Schaapje schaapje heb je witte wol? Ja baas, ja baas, drie zakken vol.
Als de grote klokke luidt, de klokke luidt de reuze komt uit. Kere weerom, reuze, reuze kere weerom, reuzegom. Moeder, hang de pot op 't vier, de pot op 't vier de reuze komt hier. Kere weerom, reuze, reuze kere weerom, reuzegom. Die daar zegt die reus die kom, die reus die kom die liegen erom. Kere weerom, reuze, reuze kere weerom, reuzegom.
Altijd is Kortjakje ziek midden in de week maar 's zondags niet. 's Zondags gaat zij naar de kerk met een boek vol zilverwerk. Altijd is Kortjakje ziek midden in de week maar 's zondags niet.
Berend Botje ging uit varen met zijn scheepje naar Zuidlaren. De weg was recht, de weg was krom nooit kwam Berend Botje weerom. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven waar is Berend Botje gebleven? Hij is niet hier, hij is niet daar hij is naar Amerika! Amerika, Amerika drie maal in de rondte van je hopsasa!
Bim, bam, beieren de koster lust geen eieren. Wat lust hij dan? Spek in de pan daar wordt de koster dik en vet van!
Daar was laatst een meisje loos die wou gaan varen, die wou gaan varen daar was laatst een meisje loos die wou gaan varen als lichtmatroos. Zij moest klimmen in de mast maken de zeilen, maken de zeilen zij moest klimmen in de mast maken de zeilen met touwtjes vast. Maar door storm en tegenweer sloegen de zeilen, sloegen de zeilen maar door storm en tegenweer sloegen de zeilen van boven neer.
De bezem, de bezem wat doe je ermee, wat doe je ermee? Je veegt ermee, je veegt ermee de vloer, de vloer.
Een treintje ging uit rijden van Amsterdam naar Rotterdam en achter al die raampjes daar zaten zoveel kindertjes en die deden zo en die deden zo achter al die raampjes en die deden zo en die deden zo hi ha ho!
Een, twee, drie, vier hoedje van, hoedje van een, twee, drie, vier hoedje van papier. Heb je dan geen hoedje meer maak er één van bordpapier een, twee, drie, vier hoedje van papier. Een, twee, drie, vier hoedje van, hoedje van een, twee, drie, vier hoedje van papier. Als het hoedje dan niet past zet het in de glazenkast een, twee, drie, vier hoedje van papier.
Een veldmuis vond in het beukenbos een lege notendop. Hij poetste hem met vochtig mos en zand een beetje op. Hij maakte er twee wieltjes aan en zei: mijn fiets is klaar! Nu rijd ik van de heuvel af zonder het minst bezwaar, nu rijd ik van de heuvel af zonder het minst bezwaar! Hij deed zoals hij had gezegd en ging bij volle maan met fiets en al op het topje van een hoge heuvel staan. Hij trok zijn pootjes in en: hoeps! daar ging hij naar omlaag! Da's voor een muis in elk geval toch al een hele waag, da's voor een muis in elk geval toch al een hele waag! Maar halverwege: AUW! daar kwam zijn staartje tussen het wiel! De notendop sloeg om en om zodat de veldmuis viel.
Beneden sprong hij hinkend rond maar 't allergekste was: zijn fiets zat aan zijn staart geklemd zo kwam de muis te pas, zijn fiets zat aan zijn staart geklemd zo kwam de muis te pas!
Schuitje varen, theetje drinken varen wij naar de Overtoom drinken wij zoete melk met room zoete melk met brokken kindje mag niet jokken!
Elsje, Fiederelsje zet je klompjes bij 't vuur. Moeder bakt pannekoeken maar het meel is zo duur. Tingelingelinge pannekoek stroop met rozijnen, tingelingelinge pannekoek kom op bezoek!
Er was er eens een mannetje dat was niet wijs dat bouwde zijn huisje al op het ijs. Maar toen ging het dooien en niet vriezen en toen moest dat mannetje zijn huisje verliezen. O, o, o, dwars door het ijs want dat mannetje was niet wijs.
Er was er eens een vrouw die koekenbakken wou maar het meel dat wou niet rijzen. De pan viel om en de koeken waren krom en haar man heette Jan van Gijsen.
Er zat een aapje op een stokje achter moeders keukendeur. Hij had een gaatje in zijn rokje en daar stak zijn staartje deur.
Hannes loopt op klompen zimpe zampe zompe door de plassen dat het spat broek en kousen worden nat! Moeder zegt: "Hans laat dat hoor!" Hannes die stapt stevig door hij laat zich niet lompen!
Hansje pansje kevertje klom eens op een hek. Neer viel de regen die spoelde Hansje weg. Toen kwam de zon en die maakte Hansje droog. Hansje pansje kevertje klom toen weer omhoog.
Helikopter, helikopter mag ik met jou mee omhoog? Hoog in de wolken wil ik wezen hoog in de wolken wil ik zijn. Helikopter, helikopter vliegen is zo fijn!
Het regent, het regent de pannetjes worden nat. Daar kwamen twee boerinnetjes die vielen op hun kinnetjes. Het regent, het regent, de pannetjes worden nat.
Hop Marjanneke stroop in het kanneke laat de poppetjes dansen! Gisteren was er de prins in het land en nu die kale Fransen. Hop Marjanneke stroop in het kanneke hop Marjanneke Jansen! Hij wiegt het kind en hij roert de pap en laat de poppetjes dansen.
Ik ben geboren in Frieseland Frieseland, Frieseland ik ben geboren in Frieseland en daarom ben ik hier. Van jampot jampot likkelikkelik van jampot jampot likkelikkelik en daarom ben ik hier! Ik heb geen vader of moeder meer moeder meer, moeder meer ik heb geen vader of moeder meer en daarom ben ik hier. Van jampot jampot likkelikkelik van jampot jampot likkelikkelik en daarom ben ik hier!
Ik zou zo graag een koeike kopen Annemarie Katrien Katrien. Ik zou zo graag een koeike kopen Annemarie Katrien. Wat zou je met dat koeike doen Annemarie Katrien Katrien? Wat zou je met dat koeike doen Annemarie Katrien? Melken, melken Annemarie Katrien Katrien. Melken, melken Annemarie Katrien.
In Den Haag daar woont een graaf en zijn zoon heet Jantje. Als je vraagt: Waar woont je pa? dan wijst hij met zijn handje. Met zijn vingertje en zijn duim op zijn hoed draagt hij een pluim aan zijn arm een mandje. Dag, mijn lieve Jantje!
Klein klein kindeke waarom huil je nou? Kom bij ons in ons midden wij hebben hier een schouw. We zullen een vuurtje stoken we zullen een pappeke koken je krijgt er ook je speentje bij dan ben je alweer blij! Klein klein kindeke heb je zulke kou? Kom bij ons in ons midden wij hebben hier een schouw. We zullen een vuurtje stoken we zullen een pappeke koken je krijgt er ook je speentje bij dan ben je alweer blij!
Klein, klein kleutertje wat doe je in mijn hof? Je plukt er alle bloempjes af en maakt het veel te grof. O, mijn lieve mamaatje zeg het niet tegen papaatje! Ik zal zoet naar school toe gaan en de bloemetjes laten staan.
Maantje, maantje sta je daar stil op wacht tussen de sterrenpracht? Maantje, maantje kijk ik je aan is het net of je lacht.
Meiregen, maak dat ik groter word, groter word groot zijn dat wens ik zozeer! Moederlief was ik maar groot genoeg, groot genoeg 'k liep in de regen niet meer. Moederlief was ik maar groot genoeg, groot genoeg 'k liep in de regen niet meer.
Onder moeders paraplu liepen eens twee kindjes Hanneke en Janneke dat waren dikke vrindjes. En hun klompjes gingen klik, klak, klik en de regen deed van tik, tak, tik op moeders paraplu op moeders paraplu.
Op een klein stationnetje 's morgens in de vroegte stonden zeven wagentjes keurig op een rijtje en het machinistje blies al op zijn fluitje hakke, hakke, puf, puf weg zijn wij!
Oze wiezewoze wieze walla kristalla kristoze wiezewoze wieze wies wies wies wies.
Poesje mauw kom eens gauw ik heb lekk're melk voor jou! En voor mij rijstebrij o, wat heerlijk smullen wij!
Varen varen over de baren varen varen over de zee varen varen over de baren varen varen over de zee hoezee!
Vader Jacob, vader Jacob slaapt gij nog, slaapt gij nog? Alle klokken luiden, alle klokken luiden bim bam bom, bim bam bom.
Zagen, zagen, wiedewiedewagen Jan kwam thuis om een boterham te vragen. Vader was niet thuis, moeder was niet thuis "Piep" zei de muis in het voorhuis.
Roodborstje tikt tegen 't raam, tin, tin, tin laat mij erin, laat mij erin. 't Is hier te guur en te koud naar mijn zin laat mij erin, tin, tin, tin. 't Meisje deed open en nam op haar schoot kruimeltjes suiker en kruimeltjes brood. Dat was het roodborstje wel naar de zin vloog toen het bos weder in.
Rosalinda ging uit wandelen en zij nam haar zusje mee en zij kocht een pond amandelen en die deelde ze in twee.
Slaap, kindje, slaap daar buiten loopt een schaap. Een schaap met witte voetjesbr> dat drinkt zijn melk zo zoetjes. Slaap, kindje, slaap daar buiten loopt een schaap.
Maantje tuurt, maantje gluurt al door de venster-ruiten. 't Is alsof hij ons zeggen wil: 't Is in de kamer zo stil, zo stil... Zijn de kinderen al naar bed of lopen ze nu nog buiten? Zijn de kinderen al naar bed of lopen ze nu nog buiten? Lieve maan, kijk 'r es aan ze liggen allang in de veren. Mooi, zegt maantje en lacht en lacht 'k wens jullie allen een goede nacht. Morgen komt er een nieuwe dag van spelen en van leren, morgen komt er een nieuwe dag van spelen en van leren.
Schattekind, schattekind knuffel- knuffel- knuffel- knuffelkind zonnekind, sterrekind jij bent m'n liefste kind! Lentekind, zomerkind brabbelkind en babbelkind liedjeskind, boekenkind jij bent m'n liefste kind! Wiegekind, wandelkind tranenkind en schaterkind hapjeskind, trappelkind jij bent m'n liefste kind! Ochtendkind, avondkind lieve kleine doedeldijnekind schattekind, knuffelkind jij bent m'n liefste kind!