JAARGANG 4, NUMMER 3 DECEMBER 2015
Een jaar decentraal
op naar
2016
De kracht van de coöperatie Doelbewust kiezen voor een sociaal team? Annemarie Hannink: “Combineren verpleegkunde en onderwijs”
Van 2015 naar 2016 Het regent en als het niet regent lekken de hoge eikenbomen nog een tijdje na die naast ons pand staan. Het hoort bij de tijd van het jaar, al bijna het einde van 2015, en het nodigt uit om het jaar te overdenken.
JAARGANG 4, NUMMER 3 DECEMBER 2015
Het was een jaar waar met spanning naar uit werd gezien. Hoe overleven wij dit jaar, gaan wij met z’n allen het schip in, krijgt de burger de zorg die nodig is en zijn wij in december nog ‘on speaking terms’ met elkaar? Ja, het is behoorlijk goed gegaan. Sommige gemeenten hebben weliswaar de krant gehaald, de uitbetaling van de PGB is niet van een leien dakje gegaan, en voor een aantal zorgaanbieders was het best wel een enerverend jaar. Maar de teugels werden ook weer gevierd. Het aantal vacatures, vooral de vervangingsvraag, nam sterk toe. Noteerden wij eind 2014 in totaal 2569 vacatures op onze vacaturesite, eind oktober waren dat er al 3338! Wat opvalt is dat het met name vacatures zijn vanaf niveau 3 en hoger. De niveaus 1 en 2 komen nog sporadisch voor. Wat mij betreft een aandachtspunt, waar blijven deze mensen, gaan ze verloren voor de arbeidsmarkt of vinden ze in een andere sector hun bestemming. Ik weet het niet, maar het stemt wel tot nadenken. Hebben wij deze mensen echt niet meer nodig en laten wij alle door- en hooggeschoolden het werk doen dat voorheen door niveau 1 en 2 werd uitgevoerd? Ik zou dit voor 2016 wel op de agenda willen plaatsen.
Colofon ZorgpleinNoord Magazine is een uitgave van ZorgpleinNoord. ZorgpleinNoord Magazine is digitaal te lezen op www.zorgpleinnoord.nl Redactie Ida Grasdijk en Meta Kampen Artikelen en interviews
Het eind van het jaar staat bij ons in het teken van het Zorgpact. Na een succesvolle ronde tafel in september, waarvoor veel belangstelling was, is het Zorgpact voor het Noorden onder het toeziend oog van Doekle Terpstra gelanceerd. Wij hebben onze weg vervolgd en tijdens het Bestuurlijk Kennisnetwerk een actieagenda opgesteld. Er staan zeer interessante initiatieven op die het verdienen om gedeeld te worden. Daar gaan wij voor zorgen, en daar wordt op 2 december een begin meegemaakt tijdens de ‘Landelijke Werkdag Zorgpact’ in de Fabrique te Utrecht. Het is de bedoeling om tijdens een Parade inspiratie, kennis en nieuwe contacten op te doen voor regionale samenwerking. Maar daarnaast ook om kennis te delen en samen te leren over het toekomstgerichte opleiden en blijven scholen van huidige en toekomstige professionals. De ministers Edith Schippers en Jet Bussemaker en staatssecretaris Martin van Rijn sluiten die dag ook aan.
Karin Lutterop, Petra Steenbergen, Erik Huisman, Heleen van Balen,
Mocht ik u daar treffen, dan zeg ik nu: tot dan en anders tot volgend jaar.
Monique Beukeveld, Petra Oden, Ellen Offers en Meta Kampen
Fijne Feestdagen en een voorspoedig 2016.
Fotografie Sijtze Veldema en Eric Snelleman Vormgeving en drukwerk Koninklijke Van Gorcum, Assen (Adres)wijzigingen kunt u doorgeven via
[email protected]. Hier kunt u tevens losse nummers aanvragen.
2
Ida Grasdijk, directeur-bestuurder ZorgpleinNoord
INHOUDSOPGAVE 4 Ter introductie Annemarie Hannink Meta Kampen 8 De kracht van de coöperatie Nieuwe organisatievormen in zorg en welzijn als gevolg van hervormingen in de zorg
Heleen van Balen, Monique Beukeveld, Petra Oden, Ellen Offers 12 Decentralisaties in de zorg De eerste ervaringen van gemeenten in Groningen en Drenthe Erik Huisman
14 Doelbewust kiezen voor een sociaal team?
Analyse van gemeentelijke beleidsplannen
Erik Huisman 16 Noordelijk congres voor zorg, welzijn en gemeenten Een jaar decentraal Karin Lutterop, Petra Steenbergen 21 Duurzaam inzetbaar in nieuwe structuren Karin Lutterop
3
Ter introductie
Annemarie Hannink
4
Annemarie Hannink is sinds een half jaar dean van de Academie voor Verpleegkunde bij de Hanzehogeschool Groningen. Ze werkte ruim dertig jaar in verschillende ziekenhuizen, eerst als verpleegkundige en later in het management. “Ik ben altijd bezig geweest met het professionaliseren van het verpleegkundig beroep. Het gaat om een grote groep mensen die de mouwen opstropen, de doeners. Zij verdienen het om zichzelf te blijven ontwikkelen. Daar zet ik mij graag voor in.” FOTOGRAFIE
Anders kijken en vragen stellen
Sijtze Veldema
Ze is geboeid door zowel de zorg als het onderwijs: “Deze nieuwe werkplek biedt mij de mogelijkheid om verpleegkunde en onderwijs te combineren. Ik heb met enorm veel plezier in het ziekenhuis gewerkt. Daar liggen mijn roots. Het onderwijs is nieuw voor mij, maar dat ervaar ik niet als een belemmering. Het is boeiend om ergens nieuw te beginnen. Om vragen te stellen en in gesprek te gaan en samen te onderzoeken hoe we nog beter de verbinding tussen opleiding en werkveld kunnen leggen. Zo verdwijnen drempels en werk je samen aan de professionaliteit van het beroep. We hebben elkaar daarbij nodig.”
Samenwerking met het werkveld De Academie voor Verpleegkunde werkt momenteel aan een nieuw curriculum. “Dit curriculum moet aansluiten bij het landelijke beroepsprofiel Bachelor Nursing 2020. We kijken als onderwijs dus ver vooruit. Ik vind het belangrijk dat we het werkveld hierin meenemen, want dat is de plek waar onze studenten terechtkomen. Hun opleiding moet aansluiten bij de behoeften van het werkveld. Om hier tijdig op in te spelen, hebben we onlangs een werkveldconferentie georganiseerd. Hier zijn we in gesprek gegaan met de zorgprofessionals van nu. Zij hebben waardevolle input geleverd en aandachtspunten aangereikt die wij weer meenemen bij de ontwikkeling van ons curriculum. In april 2016 organiseren we opnieuw een werkveldconferentie. Zo blijven we met elkaar in gesprek en werken we samen aan de ontwikkeling van de zorgprofessional van de toekomst. Ook bij onze nascholingscursussen voor verpleegkundigen werken we samen met het werkveld. Het kan daarbij gaan om een maatwerkcursus voor een zorgorganisatie die haar werknemers wil bijscholen naar hbo-niveau. Ook hier geldt dat de samenwerking met het werkveld
belangrijk is zodat we goed kunnen inspelen op specifieke wensen.”
Kwaliteit van de opleiding Om de kwaliteit van de opleiding te borgen, wordt deze regelmatig getoetst, bijvoorbeeld door panelgesprekken met studenten. Hannink: “In gesprek met onze studenten krijgen we goede feedback op de verschillende onderdelen van de opleiding. Maar we zijn ook benieuwd hoe studenten achteraf de opleiding ervaren. Ook hier komt het werkveld om de hoek kijken. Afgestudeerden komen immers in uiteenlopende instellingen terecht. We hebben het plan om studenten een jaar na hun afstuderen te benaderen om te horen in hoeverre de opleiding aansluit bij de praktijk. Natuurlijk willen we ook van het werkveld zelf horen hoe onze afgestudeerden het doen. Zijn ze voldoende voorbereid op het werk? Zijn er zaken die volgens hen meer aandacht zouden kunnen krijgen tijdens de opleiding? Welke aspecten van de opleiding vonden zij vooral waardevol nu zij werken?”
Aansluiten op veranderingen “De wereld om ons heen verandert, met name de wereld van de zorg. Ik verwacht dat in de toekomst zorg en welzijn steeds dichter bij elkaar komen te liggen. Binnen de Hanzehogeschool heb je nu nog specifieke opleidingen voor verpleegkundigen en voor maatschappelijk werkers. Als je echter bij Buurtzorg gaat werken of in een sociaal team, dan lopen die disciplines door elkaar. De verpleegkundige biedt niet meer alleen zorg, maar kijkt breder en biedt ook steun op sociaal vlak. We moeten onze studenten daarom breed opleiden. De Hanzehogeschool heeft zogenaamde kenniswerkplaatsen waarbinnen studenten vanuit verschillende opleidingen samenwerken. Zo worden zij voorbereid op de praktijk waar de grenzen tussen disciplines niet altijd zo scherp worden getrokken als binnen
5
de opleiding. Binnen zo’n kenniswerkplaats werken onze studenten bijvoorbeeld samen met toekomstige maatschappelijk werkers, gezondheidswetenschappers, sportleraren en pedagogisch medewerkers. Uiteraard worden onze afgestudeerden BIG-geregistreerde verpleegkundigen. Dat neemt niet weg dat we onze studenten willen leren over muren heen te kijken. Daar werken wij aan binnen deze kenniswerkplaatsen. Daarnaast heeft de Hanzehogeschool innovatiewerkplaatsen waar we samenwerken met bedrijven. Een voorbeeld is de innovatiewerkplaats Familiezorg van het lectoraat Verpleegkundige Diagnostiek. Hierbinnen vindt samenwerking plaats tussen kennis- en zorginstellingen, welzijnsinstellingen en zorggerelateerde bedrijven. Ook hier leren studenten over grenzen heen te kijken.”
Overheid als ‘zorgwerkgever’ “Ook de overheid is voor ons een belangrijke partner. Daarom wil ik met gemeenten gaan praten om aan te sluiten bij wat er bij hen speelt. Wat hebben gemeenten nodig? Wat betekenen de ontwikkelingen in het sociaal domein voor verpleegkundigen? Zeker als je kijkt naar deze regio: een krimpregio met vergrijzing. In zo’n regio met zijn eigen problematiek moet je nu al nadenken over wat gemeenten - als zorgwerkgever – in 2025 nodig hebben. Gezien alle ontwikkelingen verwacht ik dat de rol van de verpleegkundige in de toekomst steeds groter wordt.”
Ouderenzorg en Healthy Ageing De Hanzehogeschool is erg in trek bij verpleegkundestudenten. “We hadden dit jaar 500 aanmeldingen voor de voltijdopleiding, waarvan we er 300 konden plaatsen. Begin november hadden we onze open dag en moesten we extra informatiesessies organiseren omdat de opkomst zo groot was. Het gaat ons echter niet om de vraag of we in de toekomst genoeg verpleegkundigen hebben, maar of de opleiding van onze studenten aansluit bij wat de praktijk nodig heeft. Dat is voor ons belangrijk.
6
Leiden wij de hbo‘er op die in de praktijk van alledag nodig is? Daarom zoeken wij steeds weer de aansluiting bij het werkveld. Dat is voor ons de rode draad. Want alleen zo krijg je antwoord op vragen als: Wat kan een hbo-verpleegkundige toevoegen in de ouderenzorg? Welke competenties zijn nodig? Welke ontwikkelingen spelen er in de wijk? Neem bijvoorbeeld de ouderenzorg. Doordat er nog niet veel stageplaatsen op dit gebied zijn, komen weinig studenten in aanraking met zorg voor ouderen. Toch willen we hen hiervoor interesseren, want er is veel vraag hiernaar in het werkveld. De campagne ‘Daar zit meer achter’ sluit hier prachtig op aan. Werken in de ouderenzorg is echt heel leuk en door deze campagne raken hopelijk meer studenten geïnteresseerd. Verder is Healthy Ageing een van de speerpunten van de Hanzehogeschool. Daarbij gaat het om gezond ouder worden en om preventie. Ik denk dat binnen de verpleegkundige wereld ook op dat vlak een verschuiving zal plaatsvinden. De verpleegkundige van de toekomst is niet meer alleen bezig met patiënten, maar ook met het voorkomen van ziektes. Verder leren we onze studenten om niet alleen te kijken naar de beperkingen van een zorgvrager, maar om juist te kijken naar wat hij of zij zelf kan doen.”
Het opleiden van de toekomst? De Hanzehogeschool heeft ‘een leven lang leren’ hoog in het vaandel staan. “Ik vind dat een mooi uitgangspunt, ook voor de grote groep verpleegkundigen in Nederland. Ik gun het onze verpleegkundigen om te blijven leren en te blijven kijken naar wat het werkveld nodig heeft. Daarom willen we onze deeltijdstudenten op termijn flexibel onderwijs gaan aanbieden. Binnen zo’n traject trek je als opleiding en werkveld samen op zodat het onderwijs direct afgestemd wordt op de praktijk. Dit zijn interessante ontwikkelingen. Niet alleen het werkveld verandert, ook de manier van opleiden. Het mooie is dat ik bij beide de wens zie om samen te werken. Zo werken we in gezamenlijkheid aan de ontwikkeling van de verpleegkundige van de toekomst.”
Uw collectief helder in beeld Een aantrekkelijk pakket collectieve verzekeringen aanbieden aan uw werknemers? Met uw eigen internetportal en zorgvergelijker app? Wij brengen uw collectief helder in beeld. Hoe? Kijk op www.colijn.info/zpn
ACHTERGROND
De kracht van de coöperatie Nieuwe organisatievormen in zorg en welzijn als gevolg van hervormingen in de zorg TEKST Heleen van Balen, adviseur/docent strategisch juridisch management, Commutatio Group B.V. Monique Beukeveld, docent/onderzoeker, Kenniscentrum Arbeid Hanzehogeschool Groningen Petra Oden, lector juridische aspecten van de arbeidsmarkt, Kenniscentrum Arbeid Hanzehogeschool Groningen Ellen Offers, zelfstandig beleidsadviseur ELLENOFFERS
FOTOGRAFIE Eric Snelleman
8
Het is al vaker gezegd: een crisis kan een bron zijn van innovatie. Hoewel demografische ontwikkelingen al decennia lang wijzen in de richting van een onbetaalbaar zorgstelsel, bood de financiële crisis de argumenten om daadwerkelijk hervormingen door te voeren. De ideologische onderbouwing werd geformuleerd als het streven naar een participatiesamenleving waarin iedereen mee doet en waarin zorg voor elkaar een wezenlijke waarde is.
Crisis als kans Passende wetgeving werd geformuleerd in nieuwe wetten en bekostigingskaders, zoals een uitbreiding van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de nieuwe Jeugdzorgwet en de Wet langdurige zorg. Daarnaast werd in de Wet werk en zekerheid een antwoord gegeven op veranderende arbeidsverhoudingen, de flexibilisering van de arbeidsmarkt. In de context van bovenstaande hervormingen zien we in de sector zorg en welzijn een aantal ontwikkelingen die kansen bieden voor nieuwe organisatievormen: • Een groot deel van de zorg en ondersteuning valt in het nieuwe stelsel onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. In NoordNederland hebben zorgaanbieders hierdoor vaak tientallen contractpartners. Veel gemeenten kopen per jaar in. Organisaties hebben een planningshorizon van een jaar. • De hervormingen van het zorgstelsel gaan gepaard met bezuinigingen. De hierdoor noodzakelijke krimp van de werkgelegenheid werd door organisaties voor een belangrijk deel gerealiseerd door natuurlijk verloop en het niet verlengen van tijdelijke contracten. Alleen hoogst noodzakelijke werving vond plaats, zelden nog met uitzicht op een vast dienstverband. Dit kan ook leiden tot de inzet van ‘onderaannemers’, zoals zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). • Reguliere zorgaanbieders worden kritischer in het al dan niet deelnemen aan aanbestedingen of accepteren van cliënten die moeilijk in het reguliere zorgaanbod passen. Hierdoor ontstaan niches waarin reguliere zorgaanbieders niet voorzien en nieuwe aanbieders meer maatwerk kunnen leveren. • Doordat mensen in het nieuwe zorgstelsel langer zelfstandig blijven wonen en doordat minder gemakkelijk aanspraak gemaakt kan worden op bekostigde zorg ontstaat een private markt voor het aanbieden van ondersteunende diensten, bijvoorbeeld nachthulp, hulp bij het huishouden of een maaltijdservice. • Daar waar sprake is van een schaars personeelsaanbod bundelen beroepsbeoefenaren hun belangen en bieden ze zich aan vanuit nieuwe organisatievormen.
De veranderingen in het zorgstelsel confronteren werknemers in zorg en welzijn met (dreigende) werkloosheid en flexibele contracten. Hoewel niet altijd vrijwillig, pakt een deel van hen de uitdaging op om zich als zzp’er op de markt voor zorg en welzijn aan te bieden. Ook veel vrijgevestigde professionals en kleine zorgaanbieders worden door nieuwe contractpartners en procedures gestimuleerd zich te herpositioneren. Door samen te werken met anderen willen beide groepen hun positie in de markt van vraag en aanbod in zorg en welzijn verstevigen.
De voordelen van samenwerken Bij de Hanzehogeschool Groningen zijn verkennende onderzoeken gedaan naar de ervaringen van zpp’ers en kleine zorgaanbieders in samenwerkingsverbanden (Bruins 2015, Gasjimova 2015). Uit het onderzoek blijkt dat zzp’ers en kleine zorgaanbieders willen samenwerken, omdat zij dan: • als samenwerkingsverband kunnen onderhandelen met gemeenten en zorgkantoren/ zorgverzekeraars. Voordeel voor de gemeenten en zorgkantoren is dat zij niet met alle losse aanbieders apart contracten hoeven af te sluiten. • meer continuïteit van zorg kunnen leveren. Zij kunnen elkaar bijvoorbeeld vervangen bij ziekte of vakantie. (N.B. Een opdrachtgever hoeft niet door te betalen bij ziekte of vakantie). • in aanmerking komen voor grotere opdrachten. Samen kunnen ze bijvoorbeeld 24-uurszorg bieden. (N.B. Op zzp’ers is geen cao van toepassing. Hierdoor gelden er geen maximum werktijden en kan met kleinere teams gewerkt worden.) • kennis met elkaar kunnen delen en gezamenlijk scholing kunnen inkopen. Samen kunnen zij een hogere kwaliteit bieden. • de samenwerkingsvorm kunnen belasten met het overleg met gemeenten en zorgverzekeraars-zorgkantoren (contractering/aanbesteding), het voeren van de administratie of het maken van reclame voor de zzp’ers. Hierdoor kunnen de zzp’ers zich meer richten op de zorgverlening.
De afstudeeronderzoeken van studenten van de Hanzehogeschool Groningen en Rijksuniversiteit Groningen zijn een belangrijke kennisbron voor ZorgpleinNoord. In dit artikel hebben we gebruik gemaakt van de scripties van Liza Marie Bruins (bachelor sociaal juridische dienstverlening) en Medina Gasjimova (bachelor hbo-rechten). Elders in dit magazine vindt u artikelen van Erik Huisman (master sociologie). De scripties kunt u vinden op www.zorgpleinnoord.nl.
9
Uit het onderzoek bleek ook dat het voor de samenwerking van zzp’ers belangrijk is dat ze op basis van gelijkwaardigheid kunnen werken en dat ze niet aansprakelijk zijn voor eventuele verliezen van de partners. Samenwerken heeft dus voordelen, maar hoe doe je dat? Wat spreek je met elkaar af en hoe voorkom je problemen? Een belangrijke vraag hierbij is: Welke juridische jas trek je met elkaar aan?
Juridische jas Vanuit het Nederlandse recht kunnen verschillende rechtsvormen gekozen worden voor de samenwerking. Voor zorg en welzijn zijn een maatschap, vennootschap onder firma (vof), BV, stichting, vereniging en coöperatie het meest relevant. Is eenmaal de vorm, gekozen, dan gelden de wet- en regelgeving die daarbij horen. Keuzevrijheid dus, maar op basis van welke afwegingen maak je zo’n keuze? • Aansprakelijkheid. De afweging moet worden gemaakt hoe bij de beoogde bedrijfsuitoefening de aansprakelijkheid geregeld moet worden. Dan gaat het niet alleen om beroepsaansprakelijkheid (is te verzekeren), maar ook in hoeverre er een financiële aansprakelijkheid is. • Fiscaliteit. Welk belastingregime is aan de orde? • Continuïteit. Hoe willen de samenwerkende partners in de toekomst met hun samenwerkingsverband omgaan: verkopen, uitbreiden, vermogen aantrekken etc. Afhankelijk van de toekomstplannen kan de rechtsvorm worden gekozen. • Marketing/communicatie. Het kan per doelgroep en markt verschillen hoe tegen een rechtsvorm wordt aangekeken en het kan mede het imago van de organisatie bepalen. De BV komt soms in bepaalde sectoren ‘te commercieel’ over, winst gedreven. Mede in sectoren waar ook gebruik wordt gemaakt van subsidies of goede-doelenfondsen past de stichting soms marketingtechnisch beter. • Sociale verzekeringen. Zzp’ers moeten/kunnen zelf maatregelen treffen voor arbeidsongeschiktheid en werkeloosheid. In het samenwerkingsverband is het belangrijk te bepalen of de aangesloten ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor het afsluiten van hun sociale verzekeringen of dat daar gezamenlijk vorm aan wordt gegeven. Vanuit de persoonlijke posities van de aangesloten partijen kunnen deze aspecten worden doorlopen en kan er weloverwogen worden onderbouwd welke rechtsvorm als juridische jas het beste gaat passen.
10
Wat is een geschikte samenwerkingsvorm voor zzp’ers en kleine zorgaanbieders? Als rechtsvorm lijken de maatschap en de vof niet geschikt, omdat ze een gedeelde en een hoofdelijke aansprakelijkheid kennen, waardoor de aansprakelijkheid binnen die samenwerkingsvormen verder reikt dan alleen de eigen aansprakelijkheid. De BV is ook minder geschikt, omdat deze zoals gezegd als te commercieel wordt gezien. Ook is deze erop gericht dat men in dienst treedt van de BV. In feite richt men dan een nieuw bedrijf op met de daarbij behorende verplichtingen van werkgevers en werknemers. Ten slotte geldt voor de vereniging dat deze geen winst mag uitkeren aan haar leden. Alles overziend lijken de stichting en de coöperatie de meest geschikte samenwerkingsvormen voor zzp’ers en kleine aanbieders in de zorg. In het kader worden de verschillen tussen de stichting en de coöperatie nader toegelicht.
Ervaringen van samenwerkende zzp’ers en kleine zorgaanbieders in coöperaties In onderzoek van de Hanzehogeschool Groningen (Bruins 2015, Gasjimova 2015) geven de geïnterviewde zzp’ers en kleine zorgaanbieders aan dat het samenwerken in een coöperatie voordelen heeft. De geïnterviewden hechten veel belang aan gelijkwaardigheid. De coöperatie heeft leden die gezamenlijk beslissingen moeten nemen over de inrichting en de bedrijfsvoering van de coöperatie. Elk lid heeft zeggenschap. Er zijn geen gezagsverhoudingen tussen de leden. Met name voor de zzp’ers is dit van belang, omdat de schijn vermeden moet worden dat er sprake is van een dienstverband vanwege fiscale gevolgen. Overigens is het voor zpp’ers daarnaast van belang dat ze meerdere externe opdrachtgevers hebben, omdat de belastingdienst anders alsnog kan vaststellen dat er sprake is van een fictief dienstverband. Financieel gezien blijven de leden zelfstandig. Ze betalen mee aan de coöperatie, maar als ze een uitgesloten aansprakelijkheid vastleggen (zie kader) lopen ze geen risico slachtoffer te worden van financiële tekorten die door anderen worden veroorzaakt. De nadelen die geïnterviewde zzp’ers en kleine zorgaanbieders noemen hebben vooral betrekking op de loyaliteit van de leden aan de coöperatie. Sommige leden van de coöperatie leggen de prioriteit bij hun eigen onderneming. Zij zijn daardoor minder betrokken bij de coöperatie. De algemene coöperatieaangelegenheden komen dan op enkele meer gemotiveerde leden terecht. Ook worden verworven opdrachten, die een lid
Verschillen tussen stichting en coöperatie zelf niet gaat uitvoeren, niet altijd binnen de coöperatie ingebracht. Het is belangrijk om afspraken hierover vast te leggen in een overeenkomst van de leden met de coöperatie.
Kracht van de coöperatie Het voorgaande doet vermoeden dat de coöperaties van de geïnterviewden zich nog verder zullen ontwikkelen. Uitgedaagd door de ontwikkelingen in zorg en welzijn en enthousiast voor de samenwerking in de vorm van een coöperatie ontstaan mooie initiatieven. Het optuigen van een juridische constructie is echter gemakkelijk in vergelijking met de opgave een samenwerkingsverband te ontwikkelen dat ook op lange termijn overleeft. Hiervoor is nodig dat er onderlinge afspraken worden gemaakt en vastgelegd, dat het kwaliteitsbesef over de geleverde diensten eenduidig is en dat frontoffice en backoffice goed met elkaar matchen in dienstverlening. Dat gezegd hebbende, biedt een coöperatie uitstekende kansen voor zzp´ers en kleine zorgaanbieders die willen samenwerken. Binnen de coöperatie behouden ze hun zelfstandigheid en hebben zij zeggenschap over de inrichting en de bedrijfsvoering, terwijl ze tegelijkertijd veel efficiencyvoordelen hebben, ervaringen kunnen delen en elkaar kunnen vervangen. De kracht van de coöperatie ligt in de samenwerking met behoud van eigenheid. ■
Bronnen/literatuur Oden, P.A.T., M.T.G. Beukeveld en C.S. van der Woude (2015). Arbeidspools door ondernemers. Hanzehogeschool Groningen Bruins, Liza Marie (2015). Samenwerkende ZZP’ers in de zorg- en welzijnssector (afstudeeronderzoek) Hanzehogeschool Groningen Medina Gasjimova (2015). Zorg voor de coöperatie!? Onderzoek naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren bij het samenwerken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. (afstudeeronderzoek) Hanzehogeschool Groningen (afronding binnenkort) S.S.M. Rutten (2014). Praktisch ondernemingsrecht. Noordhoff Uitgevers
(Oden, Beukeveld en Van der Woude 2015) Stichting De stichting is een rechtspersoon zonder leden. Vaak wordt deze opgericht om een ideëel doel te bereiken, maar het is ook mogelijk de stichting als commerciële rechtsvorm te gebruiken.
Voordelen stichting Een stichting kan slagvaardig handelen en besluiten nemen, doordat er geen leden zijn. Dit kan een voordeel zijn omdat de partners zich uit de stichting kunnen terugtrekken als zij dat willen. De stichting kent dus ook geen ledenvergadering en kan dus ook niet slecht gaan functioneren als gevolg van een geringe belangstelling dan wel afwezigheid van de leden bij die vergaderingen. Doordat er geen voorwaarden gesteld worden aan de partijen die zich committeren aan de stichting werkt dat drempelverlagend en kan een zo breed mogelijk draagvlak ontstaan. Een andere reden om te kiezen voor een stichting is dat deze geen financiële bijdrage vraagt van de ondernemers die zich aan de doelstelling van de stichting committeren. Ondanks het verbod op het uitkeren van winst, mag de stichting wel winstgericht zijn. Deze winst moet worden gebruikt voor uitkeringen van de ideële of sociale doelstellingen van de stichting.
Nadeel stichting Een stichting kent geen leden. Ondernemers die zich aansluiten bij een stichting hebben dan ook geen zeggenschap over de inrichting en de bedrijfsvoering. Daarnaast bestaat het risico dat er minder betrokkenheid is, omdat ondernemers zich kunnen terugtrekken als zij dat willen. Als teveel ondernemers zich terugtrekken kan de continuïteit binnen het samenwerkingsverband in gevaar komen. Het verbod om winst uit te keren aan de aangesloten ondernemers kan ook als nadeel worden gezien van een stichting.
Coöperatie ‘Coöperatie’ is Latijn voor ‘samenwerken’ (Rutten 2015). De kracht van de coöperatie is dan ook gelegen in deze samenwerking. Een coöperatie bestaat uit leden, die in samenwerking hun doel willen bereiken.
Voordelen coöperatie Een coöperatie mag winst maken en kent hierin geen beperkingen. Deze winst mag worden uitgekeerd aan de leden, bijvoorbeeld ten behoeve van training en opleiding, maar ook ten behoeve van pensioengelden. Ook kunnen tegenvallers met de winst gefinancierd worden als er bijvoorbeeld in een periode weinig opdrachten zijn waar ondernemers op ingezet kunnen worden. Een ander voordeel van een coöperatie is dat alle leden evenveel stemrecht en inspraak hebben over besluiten die genomen moeten worden. Hierdoor is het democratisch gehalte hoog. Ondernemers hebben als lid zeggenschap over de inrichting en de bedrijfsvoering van de coöperatie. Uit het onderzoek bij de Hanzehogeschool Groningen blijkt dat dit zorgt voor een grote betrokkenheid van de leden (Oden, Beukeveld en van er Woude, 2015). Dit is ook nodig om de continuïteit van beschikbaar werk binnen de coöperatie te waarborgen.
Nadelen coöperatie Een coöperatie kan een sterk wisselend kapitaal hebben, omdat de leden vrij mogen in- en uittreden. Dit kan ook invloed hebben op de ledenbetrokkenheid. Een ander nadeel van een coöperatie is dat de leden in beginsel aansprakelijk kunnen worden gesteld bij tekorten. Wel kan deze aansprakelijkheid gedeeltelijk (beperkte aansprakelijkheid) of geheel (uitgesloten 11 aansprakelijkheid) worden uitgesloten.
ONDERZOEK
Decentralisaties in de zorg De eerste ervaringen van gemeenten in Groningen en Drenthe Sinds 1 januari van dit jaar zijn de taken van de gemeenten in het sociaal domein uitgebreid. Gemeenten zijn in grotere mate verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de Wmo en ook de participatie van arbeidsgehandicapten en jeugdhulp vallen nu onder de gemeente. Waar deze taken voorheen grotendeels bij de Rijksoverheid en provincie lagen, moeten gemeenten nu met minder financiële middelen goede zorg en ondersteuning bieden. ZorgpleinNoord heeft onderzoek gedaan naar de eerste ervaringen van gemeenten en sprak met beleidsmedewerkers van 29 gemeenten in Groningen en Drenthe.
TEKST Erik Huisman
De gedachte achter deze stelselwijziging is dat gemeenten efficiënter kunnen werken doordat ze dichter bij de mensen staan. Ze kennen de doelgroep beter en zijn beter in staat om maatwerk te leveren. Zorg wordt toegesneden op de situatie van de inwoner. Naast de veranderde rol van de gemeente verandert ook de rol van de inwoners. Zij moeten in eerste instantie kijken naar wat ze zelf, of met behulp van hun netwerk, op kunnen lossen.
Monitoren van resultaten is lastig Veel gemeenten geven aan dat het lastig is om de resultaten goed te monitoren doordat er een gebrek is aan actuele cijfers en het moeilijk is om een compleet beeld van de situatie te schetsen.
12
Gemeenten proberen toch een beeld te krijgen door bij te houden hoeveel aanmeldingen er binnen komen, wat het verloop is van deze aanmeldingen, hoe de klanttevredenheid is en wat de financiële resultaten zijn. De meeste gemeenten verwachten binnen de gestelde budgetten te blijven. Ongeveer een kwart van de gemeenten zegt wel dat het lastig gaat worden om binnen het budget te blijven. Maar ook dit is nog met onzekerheid omgeven. Om een voorbeeld te noemen: er is een gemeente waarbij nog maar 10% procent van het Wmo-budget is gedeclareerd. Of de andere 90% nog wordt gedeclareerd voor het einde van het jaar, daar is geen zicht op.
Betrekken van het sociaal netwerk Alle gemeenten vinden het belangrijk dat het sociaal netwerk van de inwoners wordt betrokken bij de zorg. Dit gebeurt vooral in de zogenaamde ‘keukentafelgesprekken’. De reacties hierop zijn wisselend. Sommige mensen begrijpen dat er iets is veranderd en dat inwoners meer zelf of via hun netwerk moeten oplossen. Anderen vinden dat ze recht hebben op zorg, ze betalen hier immers belasting voor. Het aantal klachten en bezwaren is in de meeste gemeenten niet erg hoog. Het gaat dan om enkele zaken. Veel bezwaren worden door bemiddeling in een vroegtijdig stadium opgelost waardoor het niet tot een zaak komt.
Van transitie naar transformatie In de gesprekken die we hebben gevoerd met de gemeenten komt naar voren dat de gemeenten zelf vinden dat het best goed gaat. De druk was hoog, er is een grote stelselwijziging in korte tijd ingevoerd. De gemeenten vinden dat ze dit goed hebben gedaan. ‘Er is niemand tussen wal en schip gevallen’ zo werd het door één van de beleidsmedewerkers die we spraken verwoord. Het is natuurlijk niet allemaal hosanna, er zijn
Positieve punten volgens de gemeenten: • Efficiënt en effectief: Gemeenten vinden dat inwoners snel de juiste hulp krijgen doordat de lijnen binnen de gemeente kort zijn en er wordt aangesloten op de situatie van de inwoners. • Samenwerking: gemeenten en zorgorganisaties werken nu beter met elkaar samen dan voorheen. Ze weten elkaar beter te vinden, weten van elkaar wat ze doen en wat ze aan elkaar hebben. • Integrale toegang: Veel gemeenten werken met één integrale toegang. Dit betekent dat mensen met vragen over de Wmo, participatiewet en jeugdhulp zich bij één loket melden. Hierdoor is het duidelijk waar mensen moeten zijn met vragen en voorkomt het een zoektocht naar de juiste plek om de vraag te stellen. • De transitie: De decentralisatie is een grote klus geweest, er is veel op de gemeenten afgekomen. De gemeenten vinden dat de decentralisatie in het algemeen zonder grote ongelukken is verlopen.
Negatieve punten volgens de gemeenten: • Wennen aan de nieuwe werkwijze: Gemeenten en zorg- en welzijnsorganisaties moeten aan elkaar wennen maar ook intern bij de gemeenten moet de nieuwe werkwijze zich vormen. Het blijkt in de praktijk lastig te zijn om oude werkpatronen los te laten en te werken vanuit de ‘gekantelde’ visie van de gemeente. • ICT: Veel gemeenten geven aan dat ze niet de beschikking hebben over alle actuele cijfers om zo de resultaten te kunnen monitoren. Om toch een beeld te krijgen moeten cijfers uit verschillende databases worden gecombineerd. • De transformatie: Sommige gemeenten geven prioriteit aan het uitvoeren van de transitie waardoor er weinig is gedaan aan de transformatie. Dit betekent dat ze er alles aan doen om er voor te zorgen dat inwoners goede zorg krijgen en er minder energie wordt gestoken in het ‘gekanteld denken’ ‘De omslag is te weinig gemaakt.’ ‘Het sociaal team is nu alleen een toegangspoort, we willen graag dat ze meer doen, bijvoorbeeld met het netwerk van mensen.’
best zaken waarvan ze vinden dat het beter kan. De ICT is nog niet altijd op orde, de monitoring van de resultaten is lastig en de gemeenten en ook de zorg- en welzijnsorganisaties moeten wennen aan hun nieuwe rollen. Nu de transitie is geweest gaan gemeenten over op de volgende stap: de transformatie. De stelselwijziging is voltrokken en nu willen gemeenten zich meer richten op de ‘gekantelde’ werkwijze waarin meer aandacht is voor de situatie van de inwoner. De bovenstaande informatie hebben we opgehaald bij beleidsambtenaren van gemeenten. Het is dus nadrukkelijk een weergave van hun beeld van de decentralisatie tot nu toe. Er zijn echter ook minder positieve geluiden te horen met betrekking tot de decentralisatie. Zo stelde kinderombudsman Marc Dullaert onlangs in het rapport De zorg waar ze recht op hebben dat kinderen niet altijd de juiste zorg ontvangen doordat gemeenten ‘te veel op de stoel van hulpverleners gaan zitten’ en ze ‘te veel naar het prijskaartje kijken’. In het rapport Meldingen veranderingen in de zorg concluderen verschillende belangenorganisaties dat het ‘gemeenten niet lukt om passende zorg te organiseren’. Er zijn in het afgelopen kwartaal landelijk 10.000 klachten binnen gekomen van mensen die ontevreden zijn over hoe er met hun zorgvraag om wordt gegaan. De decentralisatie is dus nog lang niet in rustig vaarwater. Het proces is nog maar net onderweg en zal de gemoederen bezig blijven houden. ZorgpleinNoord zal dit uiteraard blijven volgen.
In oktober 2015 heeft ZorgpleinNoord een telefonische enquête gehouden onder 20 beleidsmedewerkers (sociale teams/WMO/ sociaal domein/jeugd en onderwijs/samenleving/ werk en inkomen) van gemeenten in Groningen en Drenthe. Hiermee hebben we gegevens verzameld van 29 van de in totaal 35 gemeenten in Groningen en Drenthe. In een aantal gevallen is sprake van gemeentelijke samenwerkingsverbanden en is gesproken met een beleidsambtenaar van één van de samenwerkende gemeenten.
Bronnen: Dullaert, M. (2015). De zorg waar ze recht op hebben. Amersfoort: BMC onderzoek Ieder(in), Patiëntenfederatie NPCF & Landelijk Platform GGZ. (2015). Meldingen veranderingen in de zorg. Utrecht: Platform GGZ
13
ONDERZOEK
Doelbewust kiezen voor een sociaal team? Analyse van gemeentelijke beleidsplannen Uit onderzoek van ZorgpleinNoord blijkt dat de helft van de gemeenten in Groningen en Drenthe de decentralisatie aangrijpt om te gaan werken met sociale teams. De andere helft van de gemeenten doet dit niet en blijft werken met de bestaande structuren. Landelijk werkt 87 procent van de gemeenten met sociale teams (Van Arum & Schoorl, 2015). In het noorden wordt er dus aanmerkelijk minder met sociale teams gewerkt dan in de rest van Nederland. Welke redenen hebben gemeenten om al dan niet met sociale teams te werken? En verschilt dit voor gemeenten met en zonder sociale teams? Welke doelen willen ze bereiken? En wordt dit deugdelijk onderbouwd? Erik Huisman heeft zijn masterscriptie medische sociologie aan deze vragen gewijd. TEKST Erik Huisman
Aan beleid ligt expliciet of impliciet een beleidstheorie ten grondslag; het geheel van veronderstellingen waarop het beleid berust. Met behulp van relevante beleidsdocumenten van gemeenten over de decentralisatie is in de scriptie een beleidstheorie opgesteld (zie kader).
Groningse gemeenten
9 39% 14 61%
Volgens de beleidstheorie komen de volgende doelen naar voren uit de beleidsplannen van gemeenten in Groningen en Drenthe: • Voorkomen dat inwoners zware zorg nodig hebben • Hogere participatie in de samenleving • Efficiënt zorg leveren • Samenredzaamheid in de maatschappij verhogen • Inwoners goede zorg en ondersteuning bieden
Drentse gemeenten
3 25%
9 75%
sociaal team geen sociaal team
14
De beleidstheorie van gemeenten met een sociaal team en gemeenten zonder een sociaal team verschilt nauwelijks. Een verschil in beleidstheorie is dus niet de reden dat de ene gemeente wel voor een sociaal team kiest en de andere niet. De integrale aanpak (de drie decentralisaties samenvoegen) is een veelgehoorde reden om sociale teams in het leven te roepen. Hierbij wordt gedacht vanuit de visie dat één hulpverlener de regie voert in een gezin. Uit de beleidstheorie volgt echter dat gemeenten zonder sociale teams ook meer nadruk willen leggen op het integraal werken. Dit is volgens de beleidstheorie dus niet de reden waarom gemeenten wel of geen sociaal team hebben opgericht. Ook andere doelen verschillen niet tussen gemeenten met een sociaal team en gemeenten zonder een sociaal team. Een goede beleidstheorie is geen garantie voor succesvol beleid maar maakt de kans daarop wel groter (Leeuw, 1989). Op de kwaliteit van de beleidstheorie van de gemeenten in Groningen en Drenthe is wel wat aan te merken. Zo wordt vaak niet duidelijk vermeld in de beleidsdocumenten wat een gemeente wil bereiken en hoe ze dit gaan doen. Te vaak blijft het bij onduidelijke terminologie als ‘we gaan integraal werken’ of ‘we willen zelfredzaamheid verhogen’. Hoe het integraal werken er precies uitziet en waar dat toe moet leiden of hoe de zelfredzaamheid verhoogd moet worden, met hoeveel, bij wie en hoe dit wordt gemeten blijft vaak in het ongewisse.
echter geen bewijs dat de ondersteuning van mantelzorgers leidt tot meer samenredzaamheid in de maatschappij en dat integraal werken de efficiëntie verhoogt. De aanbeveling die volgt uit de scriptie is dan ook dat gemeenten duidelijker kunnen beschrijven welke causale relaties ze willen beïnvloeden met het beleid. Er kan explicieter worden beschreven welk doel men wil bereiken en op welke termijn. De middelen kunnen explicieter worden gemaakt door te beschrijven waar het middel uit bestaat, welke doelgroep er mee moet worden bereikt en op welke manier het bijdraagt aan het behalen van het doel. Tevens is het aan te raden dat gemeenten zich hierbij meer baseren op wetenschappelijke kennis en beleid opstellen dat onderbouwd is met wetenschappelijke literatuur. De kans op succes van het beleid is groter als in de beleidsplannen deugdelijk wordt onderbouwd welk doel moet worden behaald, welk middel hiervoor wordt ingezet en op welke manier dit middel bijdraagt aan het behalen van het doel.
Referenties: Leeuw, F.L. (1989) Beleidstheorieën: veronder stellingen achter beleid. In: Hoogerwerf, A. en M. Herweijer (2003). Overheidsbeleid. Een inleiding in de beleidswetenschap. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Arum, S. van, & Schoorl, V. (2015). Sociale wijkteams in vogelvlucht, state of the art 2014. Utrecht: Movisie
Ook op de wetenschappelijke onderbouwing is iets aan te merken. Bij de toetsing van de beleidstheorie aan de wetenschappelijke literatuur bleken twee van de vier verbanden tussen middelen en doelen niet te kunnen worden ondersteund met literatuur. In de literatuur is terug te vinden dat zowel het verhogen van de zelfredzaamheid als preventie leidt tot minder zware zorg. Er is
Om de hoofdvragen van de scriptie te beantwoorden is een beleidstheorie opgesteld (Leeuw, 1989). Hierbij wordt met behulp van een analyse van relevante beleidsdocumenten in kaart gebracht welke doelen gemeenten willen bereiken en met welke middelen ze dit gaan doen.
Op www.zorgpleinnoord.nl is de samenvatting te vinden van het onderzoek naar de sociale teams in Groningen en Drenthe en is tevens de scriptie van Erik Huisman in zijn geheel te lezen.
15
16
CONGRES
Noordelijk congres voor zorg, welzijn en gemeenten Een jaar decentraal; op naar 2016 Een impressie van een inspirerende middag TEKST Karin Letterop en Petra Steenbergen
Op donderdagmiddag 12 november organiseerde ZorgpleinNoord het Noordelijk congres voor zorg, welzijn en gemeenten in Zeegse. Vertegenwoordigers van zorg- en welzijnsorganisaties, gemeenten,
FOTOGRAFIE Sijtze Veldema
onderwijs en verzekeraars gingen met elkaar in gesprek over de stand van zaken van de transitie en een gezamenlijke agenda voor de komende tijd. Wat betekenen alle veranderingen voor de zorg- en welzijnsorganisaties, voor de gemeenten en voor het onderwijs? Maar zeker ook voor de zorgprofessionals; wat is hun veranderende rol, en hoe kunnen ze die vormgeven? En wat vraagt dit van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt?
Op www.zorgpleinnoord.nl vindt u een fotoimpressie van het congres en de presentaties van de sprekers. 17
Onder begeleiding van dagvoorzitter Piet-Hein Peeters gaven drie sprekers hun visie op de ontwikkelingen in het sociaal domein en de daarmee verandererende rol van de professional. Allereerst zette Erik Huisman, projectmedewerker bij ZorgpleinNoord, uiteen wat positieve en negatieve ervaringen van het afgelopen jaar waren van de gemeenten over de inrichting van het sociaal domein. Na een nulmeting begin 2015 heeft Erik in het najaar een vervolgonderzoek uitgevoerd. Lees het artikel van Erik Huisman op pag. 12 van dit Magazine over zijn bevindingen.
18
John Vaneman, directeur bij MEE Drenthe, nam ons mee in zijn verhaal over wat alle veranderingen voor MEE Drenthe als organisatie, maar vooral ook voor de professional betekenen. Met de prikkelende vraag ‘Stokt de transformatie, of lijkt dat maar zo?’ zette hij uiteen of de nieuwe professionaliteit in Noord-Nederland inderdaad al zichtbaar wordt en wat er voor nodig is om die verder te verbeteren. Investeren in professionals is essentieel, maar zet ook organisaties in hun kracht en laat ze daar in ontwikkelen. Hierin ligt ook een belangrijke rol voor de opdrachtgever, de gemeente.
Jos van der Lans schetste zijn visie op ‘de beloften van de decentralisaties en de werkelijkheid’: Een belofte van de decentralisaties is om niet alleen de zorg beter te organiseren, maar ook om de sociale interactie op gang te brengen. Dit gebeurt in de praktijk nog maar mondjesmaat. Hoe kun je informele krachten zeggenschap geven? Van professionals vraagt dit levenservaring en persoonlijkheid, motivatie en gedrevenheid en een systeem waarin leren en werken samengaan. Op sociale vraagstukken. nl publiceert Jos van der Lans, samen met Pieter Hilhorst, over wat er gaande is in het sociaal domein, door initiatieven in het land te volgen. “We willen de verhalen opsporen, hoe krijgt het in de praktijk gestalte?”
19
Discussie over uiteenlopende thema’s: arbeidsmarktbeleid, privacy, innovatie van integrale budgetten, profielontwikkeling in het onderwijs, de inclusieve samenleving en opdrachtgever- versus opdrachtnemerschap.
20
Duurzaam inzetbaar in nieuwe structuren
TEKST Karin Lutterop
FOTOGRAFIE Eric Snelleman
21
Hoe blijf je gezond, vitaal en inzetbaar als je werk ingrijpend wijzigt? Over het belang van duurzame inzetbaarheid in tijden van verandering.
De veranderingen in het sociaal domein hebben een grote weerslag op professionals in zorg en welzijn. De inhoud van het werk verandert, de relaties met sociale netwerken en informele zorg vragen om andere manieren van denken en handelen. Door bezuinigingen moet efficiënter worden gewerkt en is flexibiliteit een nog belangrijker eigenschap geworden. De decentralisaties (zorg, jeugd en werk) zorgen voor nieuwe structuren en nieuwe begrippen: werken in zelfsturende teams, integraal en oplossingsgericht werken, regie bij de hulpvrager, samenwerken in sociale teams. Hoe vind je daarin als professional je plek? En wat heb je nodig om je werk goed te kunnen doen? Naast de juiste kennis en vaardigheden moeten medewerkers beschikken over een goede fysieke en mentale gezondheid om inzetbaar te zijn en inzetbaar te blijven. Duurzame inzetbaarheid is dan ook een sleutelbegrip in een veranderende arbeidsmarkt, waarin werkenden langer door moeten werken en de inhoud van het werk steeds sneller verandert en arbeidsrelaties flexibiliseren.
Zelfsturing Veel werkgevers denken momenteel na over zelfsturing. Dit past in de ontwikkelingen in het sociaal domein. Teams werken met elkaar dichtbij de burger, samenwerking binnen en tussen disciplines kan horizontaal geregeld worden. Het succes van Buurtzorg en het streven goedkoper te werken door lagen uit de organisatie te knippen zijn hier een extra stimulans bij. Steeds meer organisaties zijn met zelfsturing bezig, al is er ook twijfel over het concept. Teams zijn lang niet altijd in staat om hier vorm aan te geven. Voorwaarde voor zelfsturing is dat er voldoende zelfleiderschap aanwezig is, dat is vaak onvoldoende het geval. Het risico van overbelasting ligt op de loer en het vraagt van de teamleden goede communicatieve vaardigheden om er met elkaar uit te komen.
Stimulerende maatregelen Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stimuleert op verschillende manieren werkgevers en werknemers om met duurzame inzetbaarheid aan de slag te gaan. Zo is half oktober de ESF-regeling Duurzame Inzetbaarheid opengesteld. Organisaties kunnen subsidie aanvragen om medewerkers langer en productief aan
22
het werk te houden. Het sectorplan Zorg NoordNederland richt zich op scholing van medewerkers in de zorg. Door het vergroten van hun competenties zijn zij in staat om arbeidsmarktfit te blijven en in te spelen op de veranderende omstandigheden in de zorg. Ook zorgverzekeraars ondersteunen met vitaliteitsbudgetten activiteiten van organisaties die de inzetbaarheid bevorderen van zorg- en welzijnsmedewerkers (zie kader).
Van PMO tot bootcamp Het vitaliteitsbudget van de verzekeraars wordt door zorg- en welzijnsorganisaties op verschillende manieren gebruikt: preventief medisch onderzoek (PMO), trainingen voor leidinggevenden, leefstijlcoaching, en een theatershow over burnout zijn slechts een paar voorbeelden. Ouderenorganisatie ZINN (wonen, welzijn, thuiszorg) gebruikt het vitaliteitsbudget om een deel van de activiteiten van het project ‘ZINN werkt gezond’ uit te voeren. In dit project worden gezondheidsbevorderende activiteiten aangeboden aan medewerkers rond de thema’s voeding, beweging en ontspanning. Het aanbod is divers: onder andere een training stoppen met roken, yoga, een interactieve workshop over voeding bij nachtdiensten, mindfulness, hardloopclinics en bootcamp. Ook is het aanbod in het restaurant opnieuw bekeken en aangepast en is een vergaderruimte met statafels ingericht. MT-leden zijn ambassadeur op een thema, zij hebben een voorbeeldfunctie. Charissa Verburg, adviseur arbeid en gezondheid bij ZINN, is enthousiast over alle acties: ‘‘ZINN werkt gezond’ is dit jaar een project, volgend jaar willen we de activiteiten die succesvol zijn verder verankeren in de organisatiecultuur. Het moet normaal worden om met je eigen gezondheid en inzetbaarheid bezig te zijn. Daarom brengen we een aantal workshops onder in het interne leerprogramma van ZINN, zodat medewerkers zelf kunnen kiezen wat zij nodig hebben om inzetbaar te blijven. En de tijd is rijp voor aandacht voor duurzame inzetbaarheid. Er wordt veel inzet en veerkracht van medewerkers in de zorg gevraagd. Als medewerkers goed in hun vel zitten, kunnen ze ook beter voor onze cliënten zorgen. Wij willen ze daarbij faciliteren en maken daarvoor budget vrij.’ Het aanbod wordt door medewerkers gewaardeerd, vooral de
workshops gericht op ontspanning worden heel goed bezocht. Charissa Verburg denkt na over de volgende stap; ze wil met ZINN naar meer maatwerk en aanbod op teamniveau. Jan Plat, directeur van Bewegen Werkt, werkt al jaren aan duurzame inzetbaarheidsprojecten bij organisaties, onder meer in de vorm van gezondheidschecks, de monitor duurzame inzetbaarheid en beweegprogramma’s. Hij ziet een toenemende belangstelling voor projecten en activiteiten op het gebied van employability, leefstijl en zelfsturing. De huidige veranderingen in zorg en welzijn hebben daar zeker invloed op. Reorganisaties brengen spanning en onzekerheid met zich mee, maar het is ook een proces naar anders werken en met minder mensen minstens dezelfde hoeveelheid werk doen. Dit doet een zwaar beroep op de inzetbaarheid van medewerkers. Bij leidinggevenden en HR managers groeit volgens Jan Plat het besef dat er voldoende aandacht moet zijn voor de medewerkers die blijven na reorganisaties en mobiliteitstrajecten. ‘Wij hebben het komend jaar druk met allerhande projecten, duurzame inzetbaarheid staat goed op de kaart. Ik vind het overigens wel van belang dat organisaties niet alle acties extern beleggen, ze moeten het vooral intern borgen. Duurzame inzetbaarheid zou een vast onderdeel van HR beleid moeten zijn, maar wordt vaak projectmatig aangepakt.’
Van workshops tot leergang: hoe implementeer je beleid? ZorgpleinNoord onderkent het belang van duurzame inzetbaarheid. Naast het organiseren van workshops over duurzame inzetbaarheid, maken we een verdiepingsslag met de in oktober gestarte leergang duurzame inzetbaarheid. Onder leiding van een gezondheidsadviseur zijn elf deelnemers van verschillende zorg- en welzijnsorganisaties aan de slag gegaan om duurzaam inzetbaarheidsbeleid voor hun organisatie te formuleren. De leergang, die bestaat uit een tweedaagse training, vier intervisiebijeenkomsten en een serious game, volgt zeven stappen voor implementatie van inzetbaarheidsbeleid: het creëren van draagvlak, het opzetten van een projectteam en structuren, het vaststellen van behoeften, het opstellen van een plan van aanpak, het uitvoeren van beleid duurzame inzetbaarheid, evalueren en borgen van beleid. In 2016 organiseren we opnieuw de leergang duurzame inzetbaarheid. ■
Vitaliteitsbudgetten van zorgverzekeraars Via ZorgpleinNoord kunnen aangesloten zorg- en welzijnsorganisaties deelnemen aan de mantelovereenkomsten voor collectieve zorgverzekeringen van Zilveren Kruis en Menzis. Beide zorgverzekeraars hebben jaarlijks een vitaliteitsbudget voor de werkgevers: per verzekerde medewerker ontvangt de werkgever €15 (Zilveren Kruis) en €10 voor bestaande verzekerden en €15 per nieuw verzekerde medewerker (Menzis). Werkgevers kunnen het budget gebruiken voor gezondheidsbevorderende activiteiten. Voor meer informatie over de vitaliteitsbudgetten en de activiteiten van ZorgpleinNoord op het gebied van duurzame inzetbaarheid kunt u contact opnemen Karin Lutterop,
[email protected] of kijk op www.zorgpleinnoord.nl.
23
Nieuw aangesloten bij ZorgpleinNoord Carepool Thuiszorg BV Kwalitatief hoogstaande zorg Zorg is belangrijk en goede zorg wil iedereen. CarePool levert goede zorg in de gemeenten Westerveld, de Wolden en Meppel. CarePool bestaat uit een groep ervaren verpleegkundigen en ziekenverzorgenden die de zorg bij de cliënt en met de cliënt wil organiseren.
Boarnsterhim State/ Valuas Zorggroep Valuas Zorggroep is een sinds 2013 gevestigde organisatie op het gebied van kleinschalige woon-zorgvoorzieningen voor ouderen. Valuas heeft twee zorgresidenties onder beheer, Boarnsterhim State in Aldeboarn (Friesland) en (met ingang van 11 mei 2015) Het Behouden Huis (Villa Pavia) te Zeist.
sociale verbanden. WiN is actief en staat midden in de samenleving.
Stichting Kwartier Zorg & Welzijn Kwartier Zorg & Welzijn is de organisatie voor welzijn in Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde. Als maatschappelijke dienstverlener zijn wij actief op het gebied van zorg, vrijwilligerswerk, scholing en vrije tijd. Kwartier helpt mensen van jong tot oud door te stimuleren, te ondersteunen en te bemiddelen.
Cultureel Maatschappelijk Zorgbureau
Het Gezondheidscentrum Assen-Noord is een samenwerkingsverband van hulpverleners die een integrale hulpverlening bieden in de eerstelijnsgezondheidszorg. Het eerstelijns-samenwerkingsverband is ondergebracht in de Stichting Geïntegreerde Eerstelijnszorg Assen-Noord.
Het Cultureel Maatschappelijk Zorgbureau biedt begeleiding vanuit de visie dat zorg het best geboden kan worden door zorgverleners die dezelfde taal spreken als de zorgvrager. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat de zorgdrager en zorgverlener eenzelfde culturele achtergrond hebben. Het Cultureel Maatschappelijk Zorgbureau werkt met ervaren begeleiders en biedt begeleiding vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en de Jeugdwet.
Welzijn in Noordenveld
Skid Kinderopvang
Wij zijn een brede welzijnsinstelling en actief in de gemeente Noordenveld. WiN wil, liefst in samenwerking met anderen, maatschappelijke problemen aanpakken en/of voorkomen en heeft daarbij aandacht voor de sociale samenhang en
Skid kinderopvang biedt kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en tussenschoolse opvang. Kwaliteit, deskundigheid en continuïteit zijn onze sleutelwoorden. Dat vind je terug in ons pedagogisch beleid, maar
Gezondheidscentrum Assen-Noord
24
vooral in onze werkwijze. Elke week verzorgen ongeveer 200 medewerkers de opvang voor ruim 2000 kinderen. Onze opvanglocaties vind je in Assen, Annen, Gasselternijveen, Gieten, Zuidlaren, Tynaarlo en Vries. Het bedrijfsbureau is gevestigd in Annen.
De Schutse “De Schutse“ is een vrijwilligersorganisatie en beschikt over meer dan 90 geschoolde en betrokken vrijwilligers uit de hele regio. Het werkgebied van “De Schutse“ bestaat uit de gemeente: Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Slochteren en Ten Boer, alsmede de aanpalende gebieden. “De Schutse“ is vertegenwoordigd in het netwerk palliatieve zorg Noord Groningen en lid van de landelijke organisatie Vrijwillige Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ).
Overstag Uitvoering Overstag Uitvoering biedt intensieve ondersteuning aan jongeren met een meervoudige problematiek. Het doel is om door een zo nodig onorthodoxe aanpak jongeren in staat te stellen grip op hun leven te (her)krijgen. Overstag Uitvoering is zichtbaar, herkenbaar en 24/7 bereikbaar.