Reportage
De kans dat je een bruinvis in de Oosterschelde onder water tegenkomt is klein, maar zeker niet onbestaande.
Op jacht naar de mythische bewoner van de Oosterschelde:
de bruinvis
Er zijn zo van die uitnodigingen die je met beide handen vastgrijpt als ze je aangeboden worden. En toen Stichting Rugvin me vroeg mee te helpen bij de 'bruinvisscan Oosterschelde', moest alles in mijn agenda wijken. En zo zat ik op een zonovergoten, windstille zaterdagochtend op de Oosterschelde in de 'Balena', één van de scanboten, gewapend met verrekijker, GPS en dataformulieren, in absolute observatiemodus. Samen met een mariene biologe in opleiding, een oceanografe en een ervaren schipper, ging ik de mythische bewoners van de Oosterschelde spotten en registreren: de bruinvis.
H
et doel van de bruinvisscan is om het minimum aantal bruinvissen te bepalen dat in de Oosterschelde verblijft. Dit is niet zo'n evidente opgave! Dat dit geen pleziertochtje zou worden,
50
Hippocampus jan./feb. 2016
werd al gauw duidelijk: dit werd hard en nauwkeurig werken volgens een welbepaald protocol. We vertrokken met zeven boten aan de stormvloedkering ter hoogte van Neeltje
Jans en voeren naar het oosten, diep de Oosterschelde op. De zeven boten: vier zeilers, twee RIB's en één grote motorboot, voeren parallel aan mekaar op één lijn, over de ganse breed-
Foto: Joop Stalenburg.
Biologie
Foto: WJ Strietman.
Foto's (3): Frank
Zanderink .
Enkele van de deelnemende boten aan de bruinvistelling.
Het obser vatiefor
mulier.
te van de Oosterschelde. Praktisch gezien betekent dit dat de maximale afstand tussen twee boten zeshonderdvijftig meter bedraagt. Ook de vaarsnelheid is van primordiaal belang en is berekend op basis van de gemiddelde zwemsnelheid en de gedragingen van de bruinvis. Ik bespaar jou, lezer, alle saaie berekeningen, maar het komt erop neer dat de boten aan een constante snelheid van ongeveer vijf knopen per uur (ongeveer negen kilometer per uur) moeten varen. Elke boot is bemand door een kapitein – laat dit nou even handig zijn – en minimaal drie 'observers'. De drie 'observers' krijgen een vaste plek op de boot en een welbepaalde range om te scannen. De bakboord-'observer' scant de sector van negen uur tot twaalf uur, de stuurboord-'observer' kijkt van drie uur tot twaalf uur en de derde zit op de boegpunt te observeren van elf uur tot één uur. Als dit protocol wordt gevolgd, kan er in principe geen bruinvis die aan de oppervlakte komt, ontsnappen aan het zicht.
Naomi Tu
Het gebied dat huteru en
we gingen scann
en.
Noemie G
hins pose ren voor RIB van Jo de op Stalen burg.
Stichting Rugvin Stichting Rugvin zag in 2002 het levenslicht onder impuls van Frank Zanderink, van opleiding ecoloog. Hij geraakte gefascineerd door de walvisachtigen toen hij deel uitmaakte van het team van CRRU (Cetacean Research & Rescue Unit) in de Schotse wateren. Eens terug in Nederland besloot Frank de walvisachtigen in de Nederlandse Noordzeewateren te gaan monitoren. In samenwerking met andere onderzoeksgroeperingen – onder andere Marine Life , IWDC, en andere leden van de ECMC European Cetacean Monitoring Coalition (voorheen: ARC Atlantic Research Coalition) – wordt er onderzoek verricht in de Noordzee, waar vooral bruinvissen en witsnuitdolfijnen worden gespot, incidenteel tuimelaars en zelfs eenmaal orka's. Er wordt gekeken waar welke diersoort zich ophoudt en naar populatiedynamicatrends. In 2008 startte Stichting Rugvin met
verkenningstochten in de Oosterschelde. Dankzij de financiële steun van het Wereld Natuur Fonds (WNF) , kan er gedegen onderzoek verricht worden naar de bruinvispopulatie in de Oosterschelde. De volgende zaken werden en worden onderzocht: het aantal dieren in de Oosterschelde en de populatie-aangroei; planten ze zich voort; verblijven ze het hele jaar rond in de Oosterschelde en waarom migreren ze niet naar het noorden in de vroege lente zoals hun soortgenoten in de Noordzee; en gaan de bruinvissen door de Oosterscheldekering heen? Wat is/was de reden van de hoge sterfte onder de burinvissen in de jaren 20112013 en hoe gedragen de individuele bruinvissen zich? Om deze vragen te beantwoorden werd en wordt er onderzoek gedaan met behulp van onder andere C-pods (toestel dat geluid opvangt), foto-identificatie en bruinvistellingen (scans). Op www.rugvin.nl vind je meer info over Stichting Rugvin.
Hippocampus jan./feb. 2016
51
Reportage Biologie
Foto: David Jones/Plastic Oceans.
Bruinvissen zijn sowieso geen makkelijke jongens om te observeren en te scannen in vergelijking met de klassieke dolfijnen met hun stereotiep gedrag. Bij normaal zwemgedrag komt een bruinvis elke twee à drie minuten boven water en zwemt hij aan ongeveer zes kilometer per uur. Maar vermits een bruinvis vaak naar jachtmodus overschakelt, gaat hij veel sneller op dat moment en zwemt hij zelden tot nooit in een rechte lijn. De bruinvis leeft niet in een coherente sociale groep. Met andere woorden hij blijft niet bij een andere bruinvis rondhangen en hij kan werkelijk om het even waar en wanneer terug aan de oppervlakte komen. Daarenboven komt een bruinvis niet echt hoog uit het water om te ademen en gaat niet vrolijk rond springen. Daarom zijn weersomstandigheden tijdens zo'n scan een belangrijke beperkende factor. Als de wind sterker waait dan twee beaufort, zijn de golven op de Oosterschelde al te hoog en kan je de bruinvis nog nauwelijks opmerken als hij boven komt. Ook mist, regen en donker druilerig weer, die het zicht beperken tot minder dan tweehonderdvijftig meter, doen een bruinvisscan in het water vallen. Stroming speelt eveneens een grote rol. Bij dood tij is er minder stroming en gedraagt een bruinvis zich nog minder voorspelbaar. Je vindt hem dan ook op ondiepe gedeelten terug, terwijl hij zich normaal op plekken bevindt met sterke stroming in diepere ge-
52
Hippocampus jan./feb. 2016
deelten waar er een stevige verticale stroming is. Het hoeft dus geen betoog dat een succesvolle bruinvisscan gebonden is aan strikte protocollen. De bruinvis in het dierenrijk Rijk: Animalia. Stam: Chordata. Klasse: Mammalia (zoogdieren). Orde: Cetacea (walvissen). Onderorde: Odontoceti (tandwalvissen). Familie: Phocoenidae. Geslacht: Phocoena. Soort: Phocoena phocoena. Terug naar de Balena en haar crew. Mijn 'goed weer-dans' had zijn vruchten afgeworpen. De Oosterschelde lag er zonovergoten en vlak als een biljartlaken bij. En na wat zoekwerk naar de juiste vertrekboei, kon de 'Stichting Bruinvis'- armada vertrekken. En een armada was het: indrukwekkend: een rechte lijn van zeven boten, over de ganse breedte van de Oosterschelde varend, de imposante blauw/gele vlag van Stichting Rugvin gehesen! Maar met vreedzame bedoelingen: bruinvissen tellen …
De Balena werd veilig en rustig geleid door haar kapitein, Joop Stalenburg, zodat ik in alle rust de kans kreeg mij van mijn taak te kwijten als bakboord-'observer'. De twee andere 'observers' waren fijne wetenschapsters die graag hun kennis met me deelden, terwijl we alle drie door onze verrekijkers aan het turen waren op zoek naar de bruinvis.
Zeehonden op de zandbank bij de Zeelandbrug.
Frank Zanderink. Foto:Foto's BLM - (2): Stichting de Noordzee.
De mariene biologe Naomi Tuhuteru werkt al vier maanden met de Oosterschelde-bruinvissen. Ze vertelde met een aanstekelijk enthousiasme over haar onderzoeken. Ze is nu met twee projecten erg druk bezig. Het ene project heeft te maken met de identificatie van de individuen in de Oosterschelde. Een ander project het 'taggen' van bruinvissen, is voorlopig niet aan de orde. De individuen voorzien van een 'tag' is een schier onmogelijke taak. Puur praktisch niet haalbaar. De bruinvis vangen om te 'taggen' is erg moeilijk en enkel aangespoelde exemplaren die na de reddingsactie daadwerkelijk terug kunnen vrijgelaten worden, komen in aanmerking. Daarenboven zijn tags erg kostbaar en de financiële middelen worden nu liever ingezet om andere projecten te financieren. Identificatie gebeurt dus via herkenning van individuele patronen. Elke bruinvis heeft een eigen flankpatroon: het dier is dus niet egaal gepigmenteerd, maar vertoont kleurvariaties en pigmentvlekken die individueel verschillen. Ook het littekenpatroon op de rugvin en elders op
het lichaam worden gebruikt om de individuen te onderscheiden. Best een moeilijk en tijdrovend werk, want zoals gezegd, bruinvissen komen zelden erg hoog uit het water om het identificeren via flank- en littekenpatronen mogelijk te maken en om er foto's van te nemen. Naomi munt echt wel uit in geduld, wat voor een wetenschappelijk veldwerker ook echt wel een noodzakelijke eigenschap is. Zo is ze er toch al in geslaagd elf verschillende individuen in de Oosterschelde te identificeren. Enkele jaren geleden werd onderzoek gedaan naar de migratie van bruinvispopulatie in en uit de Oosterschelde, met behulp van C-pods. Dit onderzoek werd twee jaar geleden afgesloten. De C-pods werden aan weerszijden van de stormvloedkering geplaatst. Bruinvissen produceren bepaalde geluiden, vrij uniek gepersonaliseerd, die door de C-pods worden opgevangen. Zo kan men nagaan of bruinvissen de Oosterschelde in- of uitzwemmen. Het blijkt dat na een eerste voorzichtige statistische verwerking van data, dat eens de bruinvis in de Oosterschelde zit, hij er niet makkelijk weer uit zwemt. Een bruinvis is immers erg gevoelig aan lawaai en blijft er liever erg ver van weg. Ter hoogte van de stormvloedkering is er immens veel lawaai van in-en uitstromend water (water dat langs de pijlers schuurt); met andere woorden een te mijden plek voor de doorsnee bruinvis. En op de vraag waarom ze er wel in zwemmen en zelden uit, is het antwoord kinderlijk sim-
Eén van de stuurboord-'observers'.
Hippocampus jan./feb. 2016
53
Reportage Biologie
pel. Het aantal bruinvissen aan de Noordzee-kant van de kering is veel groter dan het aanbod aan de Oosterschelde-kant. Dus statistisch gezien meer kans dat er eentje van de Noordzee naar de Oosterschelde zwemt dan omgekeerd. Met andere woorden: de populatie bruinvissen in de Oosterschelde is een vrij inerte populatie. Het ene jaar worden er al wat meer geteld dan andere jaren. Een topjaar was 2011 met een zestigtal individuen. Het Oosterschelde-biotoop lijkt de bruinvissen te bevallen, er worden immers geregeld kalfjes gespot. Reproductie is een teken van voorspoed in de biologische wereld. (Ik zou dit graag willen bevestigen, maar in de periode 2011-2013 was er sprake van een grote sterfte onder de bruinvissen door verhongering).
C-pods of Continuous Porpoise Detectors Om te onderzoeken of er bruinvissen doorheen de stormvloedkering zwemmen, in of uit de Oosterschelde, waren er C-pods opgehangen in het water. Dit zijn hydrofoons die het klikgeluid van de bruinvissen kunnen detecteren en opslaan. Bruinvissen produceren geluiden van rond de 130 kHz. De hydrofoons zijn zo ingesteld om juist deze frequenties uit alle andere geluiden uit het water te filteren en op te slaan op een SD-kaart (een bepaald type geheugenkaart). De C-pods zijn ontwikkeld door Nick Treganza (GB) en worden over de ganse wereld gebruikt bij onderzoek naar walvisachtigen. De batterijen van de C-pods gaan zo'n acht tot tien weken mee. Bij de vervanging van de batterijen, vanaf de MS Hammen, een onderhoudsboot van Rijkswaterstaat, werden de data verzameld door de geheugenkaarten te verwisselen. Ten tijde van het onderzoek hingen er 3-4 C-pods: twee aan de Noordzeekant en twee aan de Oosterscheldekant van de stormvloedkering.
Zelfs zeilboten worden ingezet tijdens de scan.
Ook op ondiepe plekken zwemmen er bruinvissen.
We zien eindelijk een rugvin opduiken. Even later zwemmen er een paar bruinvissen vlakbij onze boot.
54
Hippocampus jan./feb. 2016
De Oosterschelde stond vroeger in open verbinding met de Noordzee: zeehonden, walvisachtigen, vissen en andere dieren zwommen net zo makkelijk de Oosterschelde in als eruit. In 1986 werd de bouw van de Oosterscheldekering afgerond en sinds die tijd kan de Oosterschelde met zware storm helemaal worden afgesloten worden van de Noordzee. De kering van negen kilometer lengte heeft een aantal schuifdeuren van vijftig meter breed die naar beneden kunnen gelaten worden bij verwacht springtij en zware storm. Er zijn dus nog steeds open verbindingen maar de er is veel lawaaivervuiling in het water in de buurt van de gaten door het in- en uitstromend water. Bruinvissen die erg op hun gehoor vertrouwen houden niet van lawaai en proberen zulke plekken te mijden. Alleen tijdens de kentering is het relatief geluidsarm ter hoogte van de openingen. Op dat ogenblik kunnen bruinvissen de Oosterschelde in zwemmen en theoretisch gezien ook er weer uit.
Hoeveel bruinvissen leven er nou precies in de Oosterschelde? Via de jaarlijkse scans sinds 2009 heeft men daar een vrij nauwkeurig idee van. De populatie varieert tussen de dertig en de zestig individuen. Het jaar 2011 was een echt piekjaar met meer dan zestig dieren. Helaas zijn er de volgende twee jaren veel dieren overleden. Elk aangespoeld dier wordt via autopsie op de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht onderzocht om de doodsoorzaak te achterhalen. De dieren uit de OS waren voor de helft overleden door verhongering. Momenteel schommelt het aantal rond de dertig individuen. Ze planten zich voort en ondanks de nauwe genetische pool worden er bij de overleden dieren die onderzocht warden geen genetische afwijkingen gevonden. Doodsoorzaak nummer één blijft verhongering, gevolgd door diverse parasieten waaronder longwormen. Er is onderzoek gedaan waaraan na 2011 de afname van voedsel voor de bruinvissen te wijten kon zijn. De bruinvissen eten voornamelijk haring, wijting, sprot, puitalen, grondels en sepia. Juveniele bruinvissen eten vooral grondels.
Foto's (4): Frank Zanderink.
Bruinvissen in de Oosterschelde
Een van de denkpistes is dat door de grote aangroei van de Japanse oester het aantal vislarfjes is afgenomen. Oesters filteren namelijk hetzelfde voedsel als de larven eten, wordt namelijk door de oester uitgefilterd en door het massaal voorkomen van die oesters, blijft er weinig voedsel over voor de larven. Met als gevolg minder opgroeiende vissenlarven en dus minder volwassen vis. Zou er door de toename van de oesterboorder en de oestervirusziekten nu een nieuw evenwicht gaan ontstaan? De Oosterschelde-bruinvissen zijn een bron van onderzoeksonderwerpen. Studenten biologie worden hiervoor aangetrokken: de Oosterschelde is een echte 'onderzoeksbak'. Een greep uit de onderzoeken: identificatie van de individuen, het effect van 'opgesloten' te zijn in hun leefgebied op een groep dieren, de oorzaken van verhongering verder onderzoeken, de doodsoorzaken uitpluizen, en 'last but not least': gedragsonderzoek. Bruinvissen kennen immers geen sterke groepsstructuur. Buiten de sterke band tussen moeder en kalf (ze blijven ruim een jaar bij elkaar) leven ze vrij individueel.
Ondertussen voer de Balena gestaag verder, langs de culturen van mosselzaad net voor de Zeelandbrug, zonder ook maar één bruinvisje te spotten. De koers die de Balena moest volgen was nu niet de meest gunstige om bruinvissen te ontmoeten. De Balena voer in het midden van de Oosterschelde, terwijl de bruinvissen meestal aan de kant jagen op specifieke plekken, de hotspots, waar opwellingen met verticale stroming speeltuinen vormen voor de jagende bruinvis. Desalniettemin bleven de drie 'observers' en hun kapitein zonder de aandacht te laten verslappen hun Oosterscheldegedeelte afspieden. Leuk dat er zeilboten met hoge masten deelnamen. Die zorgden namelijk voor een gezellige pauze net achter de Zeelandbrug. Zij konden immers de brug niet onderdoor en moesten even file varen tot de brug voor hen open ging. De gemotoriseerden van de armada konden eronder door en bleven
Hippocampus jan./feb. 2016
55
Bondsnieuws Sport
wachten aan de andere zijde. En wat is er leuker dan dobberend op het water, in de zon, wat lekkers te eten en te drinken? Ik hou even in het midden wat die lekkere drank precies inhield… Wij waren niet de enigen die genoten van de rust en de zon in het water. Een reusachtige groep gewone zeehonden koloniseerden een zandbank en keken ons net zo verrast aan als wij hen. Schitterend schouwspel. En ondertussen vertelde Noemie Ghins over haar opleiding en wedervaren als oceanografische biologe: heerlijk boeiend. Beetje frustratie kwam wel opzetten: via de marifoon hoorden we dat de boten dichter tegen de kant al tal van bruinvissen hadden gespot, zelfs
een kalfje! Wij bleven op onze honger zitten, onze observatieformulieren bleven blanco. Tot… we ter hoogte van Gorishoek de eerste verlossende rugvin zagen opduiken. Euforie alom aan boord. Er werd getoast en het observatieformulier keurig ingevuld door onze 'scriptor' van dienst, Noemie. De GPS-positie, het tijdstip, de locatie, afstand en hoek t.o.v. de Balena, gaat het over een adult, een juveniel, wat was het dier aan het doen, … alle info werd verzameld en genoteerd. En dan kwamen er nog een paar exemplaren ons gezichtsveld binnen zwemmen. Zelfs op onverwachte ondiepe plekken. Wat dus inderdaad weer eens aantoonde dat bruinvissen in hun gedragingen onvoorspelbaar zijn!
Hotspots in de Oosterschelde Bruinvissen kan je overal in de Oosterschelde ontmoeten, maar er zijn bepaalde plekken waar ze vaker te vinden zijn, de zogenaamde hotspots. Deze bevinden zich in de diepere gedeelten met opwellend water, verticale stroming dus. Deze plekken kan je vinden bij Burghsluis, Zierikzee Havenhoofd en Schelphoek, Zuidbout, Gorishoek, Kats, Roompot Marina, Colijnsplaat en Wemeldinge. Ook het effect van de getijden speelt een rol in de voorkeur van de bruinvis daar te vertoeven.
Na een tocht van ruim vier uren had de Balena haar eindpunt bereikt. De terugvaart kon beginnen. Verrekijkers en observatieformulieren werden samen met de wetenschappelijke ernst opgeborgen. Kapiteins zijn speelvogels? Zeker weten. De vrolijkheid op de Balena werkte besmettelijk want op de terugweg zagen we meer bruinvissen dan ooit, speels opduiken rond onze boot, een grandioos schouwspel. Ja, wetenschappelijk onderzoek in het veld is leuk!
Kiki Vleeschouwers
Kiki Vleeschouwers met de vlag van Stichting Rugvin.
56
Hippocampus jan./feb. 2016
Addendum Er zijn in totaal negenentwintig verschillende individuen geregistreerd geweest tijdens deze bruinvisscan op 28 augustus 2015. Met heel veel dank aan: DD Joop Stalenburg, voor zijn stuurmanschap op zijn fijne boot 'Balena' en om me uit te nodigen voor deze bruinvisscan. DD Frank Zanderink van Stichting Rugvin, voor zijn bereidheid mijn stroom vragen te beantwoorden. DD Naomi Tuhuteru en Noemie Ghins, voor hun enthousiaste uitleg over hun wetenschappelijke projecten. DD De weergoden, die blijkbaar gecharmeerd waren door mijn 'goed weer-dans' .
Foto's (2): Frank Zanderink.
Joop Stalenburg hangt de vlag van Stichting Rugvin aan zijn RIB.