5
| Wijkaanpak werkt alleen op individueel niveau
Walter Etty, Michael van der Velden en Lenny Vulperhorst
De aanpak van de probleemwijken staat weer volop in de belangstelling. Waren het er eerst nog 56, inmiddels mogen 40 wijken in Nederland zich het predikaat probleemwijk aanmeten. Intentie van Rijk, gemeenten en andere betrokkenen is om hier ‘prachtwijken’ van te maken. Op zich een lovenswaardig streven, maar onze ervaring is dat prachtwijken alleen ontstaan door direct, één op één met de bewoners zelf aan de slag te gaan. Een belangrijke rol daarbij is weggelegd voor de woningcorporaties, maar ook andere partijen zullen hun bijdrage moeten leveren.
fysiek schiet tekort De aanpak van probleemwijken heeft inmiddels een geschiedenis van pakweg anderhalf decennium. Rond het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw werden de eerste haarscheurtjes zichtbaar in de wijken die gebouwd waren na 1945 op basis van de 3M-gedachte: monofunctioneel, monotoon en monoprijs. Aanvankelijk werd in deze wijken gekozen voor een voornamelijk fysiek-ruimtelijk programma. Inmiddels is duidelijk geworden dat alleen een fysieke aanpak tekort schiet. Ongelukkige mensen in een opgeknapte woning worden alleen gelukkig als dat welbevinden samenhangt met schimmel, tocht, lawaai, de kwaliteit van de buitenruimte, et cetera. En meestal is dat niet zo: het gaat om veel méér. Huurders hebben het niet over de woningkwaliteit, de kwaliteit van de openbare ruimte, de stedenbouwkundige opzet van de wijk en de noodzaak om te slopen (om zo nieuwe woningen voor nieuwe bewoners toe te voegen). Bewoners in probleemwijken hebben op zich een eenvoudig wensenlijstje: ongestoord woongenot, werk en inkomen, kansen voor hun kinderen en sociale samenhang. Maar de professionals hebben een andere agenda dan de bewoners en hanteren een geheel andere benadering: zij hebben het over lege begrippen als buurten en wijken als ze de vraagstukken willen oplossen. En als ze het wel over individuen hebben, dan wordt er vaak gekozen voor een gefragmenteerde aanpak (elke hulpverlener doet zijn eigen ding).
5|
Wijkaanpak werkt alleen op individueel niveau | Walter Etty, Michael van der Velden, Lenny Vulperhorst
55
Er lijkt bovendien een taboe te rusten onder professionals op het benoemen van individuele problemen. Ook verschuilt men zich achter privacywetgeving.
cumulatie van problemen Onze conclusie is simpel: we moeten de emancipatie van het individu in de wijken centraal stellen. Analyses tot op dat meest concrete niveau (dat van het huisnummer) laten dan zien dat we het vaak hebben over een cumulatie van problemen. Deze hebben te maken met werk(loosheid), (te weinig) opleiding, gezinssamenstelling, verslaving, asociaal gedrag, enzovoorts. Ter nuancering: het is zeker niet zo dat álle bewoners in probleemwijken problemen hebben. Van de 100 huishoudens in een flat redden er veel zich prima. Zij moeten vooral ongestoord kunnen wonen en hier ligt een belangrijke taak voor de woningcorporaties. De groep die zich niet zelf redt bestaat uit een aantal vereenzaamde ouderen, gezinnen met een cumulatie van problemen, huishoudens waarvan de kinderen hun talenten niet kunnen benutten en tenslotte een groep die de weg niet weet in de bureaucratie en daarom financieel in problemen raakt. Iedere flat heeft bovendien enkele aso’s; zwervende huurders die er een zooitje van maken en vervolgens weer door trekken. Zij zorgen er gezamenlijk voor dat de leefbaarheid in een flat en buurt behoorlijk onder druk komt te staan. Om de problemen van deze huishoudens goed aan te kunnen pakken, is een krachtige aanpak van meerdere samenwerkende partijen noodzakelijk. In veel wijken is daar (nog) geen sprake van. Dit betekent bijvoorbeeld dat de afdeling schuldsanering probeert om iemand af te helpen van de schulden, terwijl tegelijkertijd niets wordt gedaan aan het aanpakken van de verslaving van dezelfde persoon. Beide problemen - hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de relatie tussen werkloosheid en een slechte gezondheid - worden door verschillende instanties aangepakt. Veel verleners van zorg, hulp, steun en diensten proberen zich met deze huishoudens te bemoeien, vanuit hun eigen organisatie, discipline en financieringsstroom. Al langs elkaar heen werkend, wordt geprobeerd één onderdeel van de sociale machinerie te repareren. Het gevolg: een aanpak die gedoemd is te mislukken en veel weggegooid (publiek) geld.
school verlaat de wijk Naast dit gebrek aan samenwerking tussen zorgverlenende instanties doet zich nog een andere ontwikkeling voor in probleemwijken: het geheel zelfstandig en ‘marktconform’ optreden van (voorheen) publieke organisaties. Het middelbaar onderwijs is
56
Andersson Elffers Felix | Jaarboek 2007
hier een duidelijk voorbeeld van. Het komt voor dat in grote stadswijken - neem een stadsdeel als Den Haag Zuidwest - geen middelbaar onderwijs in de volle breedte meer wordt aangeboden. Dat is onbegrijpelijk, aangezien juist in dit soort wijken persoonlijke ontwikkeling een keiharde voorwaarde is om te emanciperen en deel te kunnen nemen aan de samenleving. In Den Haag Zuidwest heeft het middelbaar onderwijs de wijk genomen naar de Vinex-locatie, de doelgroep van well-to-do middenklasse gezinnen achterna. In Utrecht dreigt het roc met een vertrek uit Kanaleneiland, om neer te strijken in Leidsche Rijn. Dergelijke beslissingen mogen genomen worden door de Raad van Bestuur van een dergelijk college, zonder veel publieke sturing dan wel goedkeuring vanuit de lokale overheid. Nog onbegrijpelijker is het overigens dat alle betrokkenen het vertrek van middelbaar onderwijs uit de wijk eerder als een soort onafwendbaar noodlot zien dan als een aperte schande. Daardoor komt zo’n soort schoolbestuur ermee weg om één van de hoekstenen van de revitalisering van wijken gewoonweg te ‘deleten’. Dit maakt duidelijk dat het echte probleem van de probleemwijken niet te maken heeft met geld of de aanwezigheid van professionaliteit, maar veeleer met langs elkaar heen werkende instellingen en het loszingen van deze instellingen van de mensen om wie het ging en gaat. Overigens gaat het hier niet om een nieuw probleem. Al in 1998 adviseerde de Commissie Etty aan toenmalig minister Bram Peper over deze materie, naar aanleiding van een analyse van de sociale dimensie van het Grote Stedenbeleid (gsb). Geconstateerd werd dat kwetsbare groepen niet bij de voorzieningen terecht kwamen: vraag en aanbod misten elkaar. Partijen in het veld werkten langs elkaar heen; op werkvloerniveau werd nog wel overlegd, maar op beleidsniveau was daar geen sprake van.
rol voor corporaties Na deze praktijkanalyse is uiteraard de vraag: hoe kan het beter, efficiënter en vooral: effectiever? Hoe zorgen we ervoor dat vraag en aanbod wél bij elkaar komen? De beantwoording van die vraag begint met het in beeld brengen van waar in een buurt de probleemhuishoudens zich bevinden. Voor de woningcorporaties ligt hier een belangrijke opgave in het verschiet. Deze is gelegen in het feit dat zij relatief eenvoudig achter de voordeur bij mensen kunnen komen (‘we komen even uw c.v. controleren’) en daarbij kunnen signaleren in hoeverre er problemen binnen het huishouden bestaan. Vervolgens kunnen zij andere organisaties op het spoor zetten van die huishoudens waar extra aandacht gevraagd is. Deze organisaties kunnen vanuit hun kant evenzeer bijdragen aan deze signaleringsfase, door met weinig inspanning een lijst te leveren van de namen van de kwetsbare huishoudens die we hiervoor genoemd hebben. Na de signaleringsfase breekt de volgende fase aan, die van de bundeling. Een enthou-
5|
Wijkaanpak werkt alleen op individueel niveau | Walter Etty, Michael van der Velden, Lenny Vulperhorst
57
siaste groep professionals (onder leiding van een uitstekende spelverdeler) gaat er het beste van maken. Alle tijd, knowhow en geld om de problemen van bewoners aan te pakken moet worden gebundeld en vervolgens per huishouden gericht worden ingezet. Een goed voorbeeld van deze aanpak is het Sociaal Investeringsplan (sip), dat enkele jaren geleden door aef voor het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart is ontwikkeld, na de beruchte rellen op het August Allebé-plein. De basisgedachte achter het sip is eenvoudig. Sociale verbetering is niet moeilijk en vraagt erom dat mensen een aantal basisvaardigheden beheersen: de Nederlandse taal, enkele basale gedragsregels en een vak. Ondersteund door de huidige wetgeving is het dan mogelijk om mensen weer aan het werk te krijgen c.q. in een opleidings- of ander traject. Maar vervolgens is de vraag: hoe brengen we de mensen in beeld? Het sip kent een huis-aan-huis aanpak en heeft de ambitie om tegelijkertijd ‘massief’ en ‘vraaggericht’ te werk te gaan. Massief betekent dat in principe alle bewoners in een complex of een buurt worden benaderd: iedereen wordt bezocht. Bovendien wordt een breed scala aan onderwerpen per huishouden in beeld gebracht. Vraaggericht betekent dat op basis van iedere individuele situatie wordt onderzocht wat men voor het huishouden kan doen. Juist de combinatie maakt deze aanpak bijzonder: aan de ene kant met enige drang achter de voordeur komen om de problemen op tafel te krijgen, aan de andere kant zorgvuldig omgaan met de vragen die vanuit het huishouden worden gesteld. Dat alles op basis van een helder ‘contract’: voor een beperkte tijd (bijvoorbeeld vier jaar) en een beperkt gebied wordt aangegeven hoe de situatie nu is en hoe die straks moet zijn. De betrokken partijen moeten in een dergelijk contract een gezamenlijk belang (h)erkennen, zodat zij hun eigen organisaties hierop kunnen inrichten en hun beste mensen hiervoor kunnen inzetten. Daarmee komen we op de organisatorische kant van het sip.
front en back-office Om deze Operatie Huisbezoek te laten slagen, zijn in organisatorisch opzicht twee ingrepen noodzakelijk. De eerste is de instelling van een ‘front office’ bestaande uit bewonersadviseurs, die zichtbaar met een kantoor in de wijk aanwezig zijn en van daaruit de huisbezoeken afleggen. In feite vervullen zij de traditionele ‘outreachende’ functie van het welzijnswerk. Zij hebben een onafhankelijke positie en worden niet geassocieerd met één van de deelnemende organisaties. Belangrijk is hun dubbele functie: enerzijds de vertegenwoordiger zijn van de maatschappelijke organisaties in de wijk en anderzijds de ‘ambassadeur’ zijn van de huishoudens die zij bezoeken. Heel praktisch kan dat laatste bijvoorbeeld betekenen dat een oude allochtoon met een longontsteking aan de hand wordt meegenomen naar de huisarts (die men zelf niet kon vinden).
58
Andersson Elffers Felix | Jaarboek 2007
Achter dit team bevindt zich de ‘back office’: een team met gemandateerde medewerkers uit alle relevante maatschappelijke organisaties in de wijk. Denk daarbij aan de politie, maar ook aan zorginstellingen en corporaties. Gezamenlijk stellen zij de ‘gereedschapskist’ samen waarmee huishoudens geholpen kunnen worden. Naar aanleiding van de huisbezoeken bespreken zij de sociaal-economische situatie per huishouden, de progressie en de eventuele noodzakelijke acties. Omdat het vaak om multiprobleem huishoudens gaat, is een integrale aanpak gevergd op zes velden: integratie, opleiding, werk/inkomen, gezondheid/welzijn, veiligheid en basisvoorzieningen. Nadat per huishouden duidelijk is geworden waar behoefte aan is, zorgt de back office ervoor - vergelijkbaar met de functie van een makelaar - dat vraag en aanbod met elkaar worden gekoppeld. Door in samenhang meerdere problemen op te lossen, ontstaat bovendien een multiplier effect. Eén euro die aan schuldsanering wordt besteed heeft veel meer effect wanneer tegelijkertijd de gokverslaving wordt aangepakt – en vice versa. In de jaarverslagen die de sip-organisatie uitgeeft, wordt systematisch aangegeven hoeveel mensen op deze manier zijn geholpen en hoeveel er nog aan de beurt zullen komen.
kale kopieën Op zich kan deze aanpak, die in Slotervaart succesvol werkt, ook op andere plaatsen worden toegepast. Dat vraagt echter wel om een goed besef van de verschillende onderdelen in de aanpak en hun onderling verband. Wanneer er even lukraak enkele elementen uit worden gevist, ontstaan kale kopieën die gedoemd zijn te mislukken. Om die reden hebben we voor het sip een ‘keurmerk’ ontwikkeld, dat alleen behaald kan worden wanneer aan de tien gouden regels is voldaan (zie kader). De generieke spelregels die bij het sip worden gehanteerd – integraal, massief, op basis van meetbare doelen, met evenveel geld in de sociale aanpak als in de fysieke aanpak en met een organisatie die alleen bestaat uit ‘duwers’ – zijn evenzeer toepasbaar op andere terreinen. Van belang is echter vooral dat er op inhoud wordt georganiseerd en niet op proces en procedures. De droom c.q. het probleem moeten steeds centraal staan en dan lukt het ook om doorbraken te realiseren. Door de goede organisatievorm te kiezen, kan de droom ook daadwerkelijk worden waargemaakt. Dat betekent onorthodox denken, de regie neerleggen bij diegene die het grootste probleem heeft en het neerzetten van de beste mensen op de beste plekken (oftewel de meest ingewikkelde projecten). Op zo’n moment lukt het ook de bureaucratie overboord te zetten en budgetten (die er wel degelijk zijn) te vinden.
5|
Wijkaanpak werkt alleen op individueel niveau | Walter Etty, Michael van der Velden, Lenny Vulperhorst
59
De tien bouwstenen voor een goede gebiedsgerichte en individuele aanpak
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Integrale aanpak Overall strategie; ambities en meten Huis-aan-huis benadering Alle gezinnen in een complex Backoffice Partners Procescondities Bewonersadviseurs Capaciteit Externen
ieder voor zich Naast deze samenwerking tussen maatschappelijke organisaties om individuele huishoudens te bereiken en inspirerende projecten te realiseren, kunnen zij ook ieder voor zich resultaten in de probleemwijken bereiken. Deze stelling illustreren we aan de hand van de woningcorporaties, die de komende jaren steeds meer ‘gebiedsgericht’ zullen gaan opereren. Van oudsher zijn corporaties opgericht om mensen te ‘verheffen’: de emancipatie van de burger was het doel en de ‘stenen’ fungeerden daarbij als middel. De afgelopen decennia zijn de stenen niettemin centraal komen te staan in het werk van de corporaties en daar worden ze door Rijk en gemeenten ook op aangesproken. Dat terwijl steeds meer corporaties inzien dat een sociale aanpak van een buurt veel meer oplevert dan een rechttoe-rechtaan sloop-nieuwbouw operatie. De laatste tijd ontstaat er gelukkig meer ruimte voor dit inzicht. Dat biedt kansen voor corporaties om ook zonder de hierboven geschetste samenwerking nu al te kiezen voor emancipatiegerichte activiteiten. Zij kunnen bijvoorbeeld kiezen voor de emancipatie van de kinderen van hun huurders. Met andere woorden: de jongeren. In veel steden ligt hier een opgave die niet wordt opgepakt. De schooluitval is nog nooit zo groot geweest (met name op het vmbo), het aantal ongeschoolden neemt (in onze kennissamenleving!) toe en de werkloosheid onder allochtone jongeren is beangstigend hoog. Er is een ongrijpbare straatcultuur ontstaan in sommige stadsdelen, waaraan al op zeer jonge leeftijd wordt deelgenomen, waarbinnen de grenzen tussen leuk en crimineel vaag zijn én die een hoog ontvlambaar gehalte heeft. Hoe kunnen we deze
60
Andersson Elffers Felix | Jaarboek 2007
situatie ombuigen in een offensief om talent op alle niveaus tot ontwikkeling te brengen? Corporaties kunnen daarin een voortrekkersrol vervullen, naar ons idee. Vier doelstellingen komen daarbij in beeld: onderwijsparticipatie (door bijvoorbeeld plekken te kopen op particuliere scholen en door het verstrekken van aanvullende studiebeurzen); werkervaringsplaatsen (bij de eigen organisatie en bij toeleveringsbedrijven); eerste banen na school (bij de eigen organisatie) én ondernemerschap door te helpen bij het starten van een eigen bedrijf (met financiële steun zoals microkrediet, advies, goedkope werk- of kantoorruimte, et cetera). Trefwoorden zijn: diploma’s, werkervaring en kansen voor ondernemerschap. Het bekostigen van deze ambitie zou bijvoorbeeld plaats kunnen vinden via een Emancipatiefonds. Dit Efonds wordt gevoed door per verhuureenheid een bedrag beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld tussen de 50 en 100 euro. Partners zoals collegacorporaties, maar ook ontwikkelaars en bouwbedrijven, kunnen worden aangespoord om ook een Efonds op te richten of in het Efonds van de corporatie te storten. Bovendien kan een corporatie zijn medewerkers tijd geven zich in te spannen voor emancipatieprojecten, via bijvoorbeeld starterbegeleiding, begeleiding stagiairs, huiswerkklassen en persoonlijke coaching of mentorschap. Op zo’n manier kunnen we voorkomen dat het talent van deze jongeren voor onze kennissamenleving verloren gaat.
aan de slag Met het Efonds is één instrument genoemd waarmee één van de partijen in de lokale samenleving – in dit geval de woningcorporatie – het verschil kan maken. Andere partijen beschikken over andere instrumenten en samen hebben zij een behoorlijk volle gereedschapskist om de probleemwijken van Nederland aan te pakken. Dat zijn er overigens meer dan de 40 die vrom nu heeft aangewezen. Daarnaast is het zo dat er binnen deze 40 nog grote verschillen bestaan tussen buurten en complexen onderling. Wat ons betreft moet er daarom met veel grotere precisie worden gekeken naar de ontwikkelingen op een veel lager schaalniveau, om uiteindelijk in te zoomen op het niveau waar het werkelijk om gaat: de individuele mens en het individuele huishouden in de wijk. Door daarbij aan te haken krijgen mensen een kans in de samenleving en zal de leefbaarheid in de buurt met sprongen vooruit kunnen gaan.
5|
Wijkaanpak werkt alleen op individueel niveau | Walter Etty, Michael van der Velden, Lenny Vulperhorst
61
62
Andersson Elffers Felix | Jaarboek 2007