Aan de leden van de Vaste Kamer Commissies Economische conomische Zaken, Landbouw en Innovatie en Financiën, van de Tweede Kamer.
Betreft: Contouren duurzame energiebeleid tot 2020 Datum: 25 oktober 2012
Geachte Commissieleden, Op 10 oktober hebben we de commissies commissie Financiën en Economische Zaken, Landbouw & Innovatie mede namens een groot aantal maatschappelijke organisaties een voorstel gestuurd voor aanpassing van salderingsmogelijkheden in het kader van de decentrale verduurzaming van de energievoorziening e (zie www.dekoepel.org) . We hebben in die brief aangegeven dat dit onderwerp past in een bredere context rond de verduurzaming van de energievoorziening, energievoorziening, waarbij we uitgaan van 14% duurzame energieproductie in Nederland in 2020. Wee hebben daarbij aangekondigd u daarover nader te informeren over onze visie. Op dit moment (eind 2012) wordt ca. 4% van onze energievoorziening duurzaam opgewekt tegen de achtergrond van een EU verplichting om tegen 2020 ten minste 14% duurzame energie in Nederland op te wekken. We stellen vast dat er een breed bewustzijn is dat het duurzame energie beleid van de afgelopen tien jaar door o.a. het doorlopend wijzigend overheidsbeleid ons in die jaren nauwelijks verder heeft gebracht. We zien nu al jaren dee groei van het percentage duurzame energie stagneren. stagneren Onze kennisinstituten nisinstituten berekenden dat we, we zonder onder een structurele aanpassing van beleid, beleid onze 2020 doelstellingen met opwekking in eigen land niet zullen halen. Onze sector neemt waar dat andere ndere financiële keuzes bij de overheid en de wenselijkheid om de toepassing zoveel mogelijk buiten subsidieregelingen te stimuleren aan populariteit wint.. We willen er echter nadrukkelijk op wijzen dat voor het behalen van de 2020 doelstellingen vooral een ee consistent en effectief duurzame energiebeleid zal moeten worden gevoerd. Daarbij is het nadrukkelijk niet ons advies om alles op de kop te zetten, maar wel met meer precisie deelgebieden te adresseren waar effectiever effectie resultaten kunnen worden behaald. Stelselwijzigingen telselwijzigingen hebben in het verleden telkens tot grote schade aan en stagnatie van projecten in de duurzame energie sector geleid. Immers, elke wijziging noopt investeerders hun plannen aan te passen en maakt hen onzeker, terwijl hun financiers daarenboven de extra onzekerheden in een hogere vergoeding op het ter beschikking te stellen kapitaal vertalen. Indien een stelselwijziging wordt wo doorgevoerd dient deze grondig rondig te zijn voorbereid en zal deze in nauwe samenwerking met ALLE vertegenwoordigers van de sector moeten worden voorbereid en geïmplementeerd. geïmplementeerd Bovendien moet deze dan na inwerkingtreding intensief gevolgd en geoptimaliseerd worden. De ingrijpende stelselwijziging die de afgelopen drie jaar met kracht is bepleit vanuit de elektriciteitsproductiesector en een deel van de politiek wordt nu nader onderzocht (Contourenbrief van EL&I d.d. 24 mei 2012), maar duidelijk is dat deze stelselwijziging elselwijziging ettelijke grote problemen niet volledig kan oplossen. Verbetering en uitbreiding van het huidige stelsel ligt meer voor de hand. Deze verbetering en uitbreiding zullen naar onze visie moeten leiden tot de volgende doelstellingen: • Minstens 14% duurzame energieopwekking in Nederland in 2020. 2020
• • • • • •
Op zo kort mogelijke termijn een structurele visie en stabiel beleid, zowel in wet- en regelgeving als in onderliggende uitwerkingen in AMvB’s, methodebesluiten en codes bij de NMA/Energiekamer om deze doelstelling te bereiken. Budgettaire situatie voor de overheid binnen redelijk grenzen, waarbij we graag refereren aan een internationale benchmark. Activering van de investeringbereidheid van burgers en bedrijven in de verduurzaming van de energievoorziening. Benutting van alle relevante technologieën, waarbij er naast de aandacht voor duurzame elektriciteit ook nadrukkelijk aandacht moeten zijn voor duurzame warmte en koude en toepassing van groen gas. Het inzetten op een consistent beleid dat de 2020 doelstelling realistisch maakt En tot slot, de versterking van de Nederlandse duurzame energie– en cleantech-sector waarbij aansluiting bij het mondiale groeipercentage van 20 – 30% per jaar wordt nagestreefd en er sterk wordt geanticipeerd op het Topsectoren beleid waaronder de Topsector Energie.
In het beleidsmatige en politieke debat zijn drie thema’s momenteel actueel. Deze thema’s zijn: • Gedeeltelijk verplichtingstelsel; • SDE+; • Decentraal Duurzaam. Wij zien in het duurzame energiebeleid tot 2020 een geïntegreerde aanpak waarbinnen alle drie deze instrumenten een toegesneden werking hebben om tot invulling van de doelstelling te komen. Er bestaat geen: “one solution fits all- aanpak”. De verschillende technologieën en toepassingsgebieden zijn te verschillend en kennen allemaal hun eigen dynamiek. In de eerder genoemde brief van 10 oktober 2012 stond de decentrale verduurzaming van de energievoorziening centraal. Daar gaan we hier niet dieper op in, maar verwijzen daarvoor naar de genoemde brief. Hieronder schetsen wij u de contouren van een samenhangend energiebeleid op met name de eerste twee onderwerpen. Een geïntegreerde aanpak is nu meer dan ooit relevant en essentieel om uit een impasse te geraken die de laatste jaren de toepassing van duurzame energie heeft belemmerd en geleid heeft tot de stagnatie.
Geïntegreerde aanpak op drie fronten: Deze geïntegreerde aanpak onderscheidt drie stelsels: 1.
Grootschalige duurzame energie inpassing die via een Gedeeltelijke Leveranciers- of Producenten Verplichting wordt gestimuleerd.
Vanuit de traditionele energiesector zijn eerder voorstellen geformuleerd voor een dergelijk systeem. Deze optie vinden we alleen zinvol voor toepassingen waarvoor nog slechts een beperkte onrendabele top bestaat. De duurzame energiesector ziet in een breder verplichtingen systeem geen voordelen, maar wel veel bezwaren en risico’s voor het te behalen resultaat en de kosten voor de samenleving. Dit zijn de beperkingen van toegepaste technologieën, serieuze gevaren voor windfall profits, complexe en nauwelijks beheersbare administratieve systemen, maar bovenal een zeer grote onzekerheid dat een dergelijk systeem zal kunnen leiden tot het bereiken van 14% duurzame energie opwekking in 2020 in 2
Nederland. De becijferingen op dit moment geven aan dat er ca. 5% (van de 14%) via buitenlandse certificaten zal moeten worden ingekocht in 2020 tegen een nu nog volstrekt onduidelijke prijs. Dit zien we als een uitermate groot financieel risico voor de Nederlandse samenleving waardoor er in de loop van de komende tijd geen beheersing zal bestaan op de kostenontwikkeling. Als er al naar een gedeeltelijk verplichtingen systeem wordt overgegaan adviseren we om daarvoor alleen toepassingen en technologieën te selecteren die op dat moment rendabel en zonder complexe administratieve systemen kunnen worden toegepast. Een systeem waarbij de certificaatwaarde per jaar kan fluctueren biedt een erg onzekere basis om een businesscase voor een duurzame energieproject financierbaar te krijgen. Dit zal leiden tot investeringsonzekerheid en heeft een negatieve invloed op investeringsbereidheid en kent het risico van speculatie en hedgen. Een verplichtingsysteem is slechts onder voorwaarden denkbaar voor technologieën die inmiddels nagenoeg rendabel kunnen worden toegepast zoals biomassa bij- en meestook in kolencentrales (BMS, die voldoet aan in ontwikkeling zijnde EU duurzaamheidscriteria), afvalverbranding en grootschalige warmte/koude toepassing. We merken verder op dat in verschillende landen (o.a. het Verenigd Koninkrijk) op dit moment afstand wordt genomen van een verplichtingensysteem vanwege de geringe effectiviteit en ongewenste bij-effecten. Met deze kennis en ervaring zal zeker niet overhaast tot een verplichtingen systeem kunnen worden overgegaan.
2. Duurzame energie opties waarvoor nog een onrendabele top bestaat vereisen een systeem waarbij enige vorm van financiële ondersteuning noodzakelijk is via de SDE+. We pleiten voor een continuering van de huidige SDE+ regeling, waarbij er echter wel enige stelselverbeteringen moeten worden doorgevoerd. De belangrijkste verbeteringen betreffen: • Het voorkomen van vrijblijvendheid bij aanvragers waardoor nu een onacceptabele grote vrijval wordt voorzien van projectvoorstellen die waarschijnlijk niet in uitvoering komen. • Het aanduiden van separate categorieën voor duurzame warmte/koude, duurzame elektriciteit en groen gas. De SDE+ is immers ook bedoeld om meerdere technieken tot ontwikkeling te laten komen. • Een gelijk speelveld voor alle technologieën binnen de hierboven genoemde separate categorieën. • Een regeling zónder kostprijsopdrijvende werking (zoals nu voor in ieder geval wind op land het geval is). Continuering van de SDE+ zien we als een zeer effectieve wijze om sturing te geven zodat enerzijds de 14% doelstelling binnen Nederland zal worden gerealiseerd en het tevens bijdraagt aan de versterking van het Nederlandse Topsectorenbeleid rond het energiethema.
3. Decentrale duurzame energie opties met uitbreiding van de salderingsmogelijkheid in relatie tot voorkoming van energiebelasting op eigen opgewekte energie. Dit systeem, waarover we u in onze brief van 10 oktober al uitvoerig informeerden, richt zich op een vereenvoudigde regelgeving voor het opwekken van eigen duurzame energie door vrijstelling van de energiebelasting en versimpeling van de vergunningen en procedures daarvoor. 3
Saldering van de energiebelasting op eigen opgewekte duurzame energie op een eigen of op een andere locatie zal een stimulerende werking hebben en betrekt burgers en bedrijven via eigen investeringen in het proces van verduurzaming van de energievoorziening. Het salderingsthema dat voor de systeemgrens tot 3 x 80 Ampère is uitgewerkt in onze brief van 10 oktober 2012 zal ook van toepassing moeten worden gebracht op het collectieve bezit van duurzame energiesystemen boven die grens, op basis van dezelfde uitgangsposities. Voor decentrale warmteopties zoals zonnewarmte en warmtepompen en wind op land in coöperatieverband zal in lijn hiermee een meer toegespitste uitwerking noodzakelijk zijn.
Tot slot: Zonder bij voorbaat een technologie al in dit stadium te willen vastpinnen op één van de drie hierboven genoemde stimuleringsonderdelen/stelsels, wil de Duurzame Energie Koepel benadrukken dat het momenteel voor specifiek wind op land noodzakelijk is dat alle geproduceerde kWh meetellen in de bepaling van het basisbedrag. Dit in plaats van de huidige systematiek met een grote begrenzing in vollasturen, waardoor de kostprijs voor wind op land hoger lijkt en wind niet reëel kan meedingen in de SDE+. Daarnaast geldt voor wind op land dat beter rekening gehouden moet worden met windaanbod en turbinekeuze per locatie. Dit levert kostprijsreductie op en hiermee kan wind op land ook op locaties verder van de kust tot ontwikkeling komen.
Effecten van dit duurzaam energiebeleid voor de komende regeerperiode: Hiervoor zijn de contouren van een effectief duurzaam energiebeleid aangegeven. Dit beleid zou minimaal voor de komende 6 tot 8 jaar stabiel moeten blijven. Binnen deze contouren worden er in dit stadium geen negatieve effecten voorzien voor de concurrentiepositie van het internationaal concurrerende deel van de Nederlandse energie-intensieve industrie. Wel kunnen we verwachten dat een consistente doorvoering van het voorgestelde systeem de volgende positieve effecten zal resulteren: • Het biedt financiers en investeerders, na vele jaren onzekerheid, perspectief om op middellange en langere termijn redelijke en vooral stabiele rendementen te behalen. Daarmee activeert het private investeringen. • Het draagt bij aan onze kenniseconomie en stimuleert het Nederlandse bedrijfsleven in de mondiaal grootste groeisector en versterkt de positie van de Topsector Energie. • De sterk groeiende positieve betrokkenheid van burgers en bedrijven bij duurzame energie wordt gefaciliteerd en zal leiden tot aanzienlijke private investeringen en toename van consumentenvertrouwen. • Zoals ook in ons omringende landen blijkt, gaat er een impuls uit naar de nationale economie en werkgelegenheid. Ons voorstel heeft geen onevenredig nadelige invloed op de staatsinkomsten en tast de koopkracht niet extra aan. Eerder zal het de koopkracht stabieler maken.
4
Door nu voor de komende jaren een consistente lijn uit te zetten, verdeeld over de drie voornoemde instrumenten, zien wij in deze aanpak een lang gewenste doorbraak om ook in Nederland de verduurzaming van de energievoorziening met kracht op te pakken. Wij vertrouwen erop dat u samen met onze maatschappelijke organisaties deze aanpak krachtig zult vertalen naar benodigde aanpassingen in de wet- en regelgeving. Graag zijn wij bereid deze brief nader met u te bespreken. Met vriendelijk groet,
Teun Bokhoven Voorzitter Duurzame Energie Koepel
[email protected] twitter @TeunBokhoven en @DrzEnergieKoepl
De Duurzame Energie Koepel is de Nederlandse overkoepelende samenwerkingsorganisatie voor duurzame energie (www.dekoepel.org). Windenergie (op zee, op land en miniwindturbines) (www.nwea.nl), bio-energie (www.platformbioenergie.nl), zonne-energie (zon pv en zon thermisch) (www.hollandsolar.nl), energie uit water (EWA) (www.energieuitwater.nl), ondergrondse koude warmte-opslag (http://www.bodemenergienl.nl/) en Dutch Heat Pump Association (www.dhpa-online.nl) zijn vertegenwoordigd. Rechtstreeks aangesloten als deelnemer bij de DE Koepel zijn: ASNBank, CMS Derks Star Busmann, ECN, E-Decentraal, Eneco, Essent, Grontmij, Raedthuys en TNO Bouw. De DE Koepel maakt zich sterk, namens 500 grote en kleinere bedrijven en honderden exploitanten, in Nederland en Europa (o.a. via EREC en EREF), voor de Nederlandse duurzame energiesector en wil de toepassing ervan bevorderen. In de GreenTech Alliantie (samen met FME en Uneto/VNI) zet de Duurzame Energie Koepel zich in voor de duurzame energie industrie. Daarnaast wordt o.a. samengewerkt in gelegenheidscoalities met organisaties als De Groene Zaak en NederlandKrijgtNieuweEnergie. Duurzame energie is klimaatneutraler; houdt onze energie betaalbaar, beperkt prijsvolatiliteit en waarborgt de energievoorziening in de toekomst en groeit de komende decennia uit tot een omvangrijke wereldwijde economische sector.
5