Oost-Brabant Kantoor Eindhoven
1
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 90057
Telefax
5600 PK EINDHOVEN
Doorkiesnummer . . . . . . . . . . . . .
Datum
13 april 2007 Uw kenmerk
Kenmerk Betreft
Beoordeling cao-bepalingen op fiscale aspecten
Geachte ,
Op 7 februari 2006 zijn bepalingen van de CAO Besloten busvervoer 2006 algemeen verbindend verklaard. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat aan deze beoordeling alleen vertrouwen kan worden ontleend indien en voor zover fiscale aspecten expliciet worden benoemd. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2006. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Indien u naar aanleiding van deze brief vragen of opmerkingen heeft, kunt u contact met mij opnemen. Dit geldt ook indien u vragen hebt over niet genoemde CAO-bepalingen. Ik verwacht u met het bovenstaande voldoende te hebben ingelicht.
Hoogachtend,
ON 342 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO adoptie de inspecteur namens deze
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Karel de Grotelaan 4 EINDHOVEN
Bijlage: Indien naar het Handboek wordt verwezen, bedoelen we daarmee het Handboek loonheffingen 2006 dat jaarlijks door de Belastingdienst wordt verstrekt aan inhoudingsplichtigen/werkgevers. Daarnaast worden ieder jaar Nieuwsbrieven en/of Mededelingen verstuurd; hierdoor wordt het Handboek geactualiseerd. Tevens kunt u een actuele versie van het Handboek raadplegen op de internetsite van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd zijn niet identiek. Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Indien begrippen van elkaar afwijken wordt daar in deze beoordeling aandacht aan besteed. Indien sprake is van loon voor al de loonheffingen en tevens van WVAloon wordt in deze beoordeling kortweg van “loon” gesproken. Voorbeelden: - Het maandloon behoort tot het loon. - Het spaarloon behoort tot het loon voor de loonheffing. - Het eenmaal per jaar uitbetaalde vakantiegeld behoort tot het loon, maar niet tot het WVA-loon. HOOFDSTUK 5 OVERUREN EN SPAARUREN Artikel 30 Overwerkregeling (voor rijdend personeel) Volgens dit artikel dienen overuren à 135% te worden vergoed; de eerste 100 overuren worden aangemerkt als spaaruren. De overurentoeslag van 35% kan naar keuze van de werknemer, aldus het vijfde lid, worden uitgekeerd in tijd, door toevoeging aan het spaarurentegoed, of in geld. Volgens het zesde lid kunnen werkgever en werknemer met betrekking tot de uren die de 100-uursgrens overschrijden in onderling overleg afspreken dat die uren volledig worden uitbetaald of als spaaruren worden aangemerkt of worden aangewend om het ouderdomspensioen of het prépensioen aan te vullen of worden vergoed volgens een combinatie van de hierboven genoemde mogelijkheden. Indien op 30 april van enig jaar niet alle verplichte 100 spaaruren opgebouwd in het daaraan voorafgaande jaar in de vorm van vrije tijd zijn opgenomen, dienen de resterende spaaruren op deze datum uitbetaald te worden a 100%. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon voor de loonheffingen. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur mogen voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen worden toegepast. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.5 van het Handboek. Indien overwerkloon in vrije tijd wordt gecompenseerd ontstaat een aanspraak op compensatieverlof. Aanspraken op compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon voorzover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs naar paragraaf 17.49.1 van het Handboek. De uitbetaalde vergoeding voor de per 30 april van enig jaar resterende uren is loon waarover loonheffing moet worden ingehouden. Er is sprake van een eenmalige beloning waarop de tabel voor bijzondere beloningen moet worden toegepast; als dit niet leidt tot een hogere inhouding, mag de tijdvaktabel worden toegepast. Zie paragraaf 7.3.5 van het Handboek. De eenmalige beloning wordt niet tot het WVA-loon gerekend; ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Karel de Grotelaan 4 EINDHOVEN
Kenmerk
2
HOOFDSTUK 6 TOESLAGEN EN VERGOEDINGEN Artikel 32 Onderbrekingstoeslag 1 Het rijdend personeel heeft recht op een onderbrekingstoeslag bij alle typen vervoer. De onderbrekingstoeslag bedraagt € 12.76 De onderbrekingstoeslag behoort tot het loon voor de loonheffingen en tevens tot het WVA-loon. Artikel 33 Onregelmatigheidstoeslag In dit artikel is het recht op onregelmatigheidstoeslag geregeld. De onregelmatigheidstoeslag behoort tot het loon voor de loonheffingen en tevens tot het WVA-loon. Artikel 34A 3 Overige beroepskosten Deze bepaling heeft betrekking op overige beroepskosten. Daarbij worden verschillende situaties onderscheiden: a) Bij meerdaagse ritten heeft de chauffeur die zonder reisleider vervoer van personen verricht ter bestrijding van de extra kosten die voortkomen uit het mede vervullen van de reisleidersfunctie, per dag recht op: • een nettovergoeding van € 8.51; • een brutovergoeding van € 2.84. De functie van reisleider kan alleen worden vervuld door een persoon die hetzij door de werkgever danwel door de reisorganisatie daartoe tevoren is aangewezen. Deze aanwijzing moet blijken uit de vooraf verstrekte schriftelijke ritopdracht aan de chauffeur. Bij het ontbreken van zulk een aanwijzing wordt geacht geen reisleider aanwezig te zijn. b) Bij meerdaagse ritten waarbij de autobus met twee chauffeurs is bemand, heeft iedere chauffeur voor de extra kosten recht op een nettovergoeding van € 5,67 per dag. c) Bij meerdaagse ritten uitgevoerd met reisleider, heeft de chauffeur voor de extra kosten recht op een nettovergoeding van € 4,54 per dag. d) Geen aanspraak op de vergoeding bestaat, indien de opdrachtgever van de werkgever ten minste de bedragen, genoemd in sub a, b of c aantoonbaar verstrekt aan de werknemer. Bij een lager bedrag dient de werkgever dit tot in het in sub a, b of c genoemde bedrag aan te vullen. e) In geval van pendelvervoer heeft de chauffeur voor de extra kosten recht op een nettovergoeding van € 4,54 per dienst.
Ad a Op de in deze situatie bedoelde kostenvergoeding is het besluit van 24 juni 2004, nr. CPP2004/822M van toepassing. In het besluit wordt deze kostenvergoeding de “daggeldvergoeding” genoemd. Een afschrift van dit besluit is bijgevoegd. Voor de goede orde wijs ik in dit verband op het gegeven dat de daggeldvergoeding volgens het besluit alleen is vrijgesteld indien of voor zover de werknemer daarnaast geen vergoeding voor beroepskosten op declaratiebasis ontvangt. Ad b en c Hoewel dit niet expliciet uit het hiervoor genoemde besluit blijkt, behoort ook in deze situaties de kostenvergoeding niet tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon. Ook ten aanzien van deze
Kenmerk
3
vergoedingen geldt dat indien tevens beroepskosten op declaratiebasis worden vergoed, de werkgever de vrij vergoede kosten integraal aannemelijk moet maken of het meerdere ten opzichte van de in deze leden genoemde bedragen tot het loon voor de Wet LB en het WVA-loon moet rekenen. Ad d Hoewel dit niet expliciet uit het hiervoor genoemde besluit blijkt, behoort een kostenvergoeding indien en voor zover het de werkgever duidelijk is dat de werknemer deze kosten niet maakt, tot het loon voor de Wet LB. Ik verwijs naar paragraaf 4.4 van het Handboek. Indien een kostenvergoeding tot het loon behoort, behoort zij tevens tot het WVA-loon, tenzij deze vergoeding eenmalig of slechts eenmaal per jaar wordt verstrekt. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek. Ad e Het hiervoor genoemde besluit voorziet niet in de in deze situatie bedoelde kostenvergoeding. Voor de algemene eisen aan vrije vergoedingen en verstrekkingen verwijs ik naar paragraaf 4.4 van het Handboek Artikel 35 Vergoeding bij opleiding Wanneer de werknemer binnen twee jaar na beëindiging van de cursus en/of opleiding vrijwillig het bedrijf verlaat, dient hij, de kosten van de cursus en/of opleiding van 1000 euro en meer, exclusief subsidie, 1/24 per maand van de periode dat de werknemer niet meer in dienst is terug te betalen aan de werkgever over de resterende periode. Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. *Terzijde merk ik op dat de staatssecretaris in zijn besluit van 9 februari 2007, nr. 2007/0284M heeft medegedeeld dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat de werknemer de terugbetaling van een dergelijke vergoeding in aanmerking kan nemen als scholingsuitgaven in het jaar van terugbetaling behave in het geval een volgende werkgever de kosten voor zijn rekening neemt.
Artikel 37 Diplomatoeslagen In dit artikel worden diplomatoeslagen genoemd die per loontijdvak worden betaald en die afhankelijk zijn van het hoogst behaalde diploma van de betreffende werknemer. De diploma-toeslagen behoren tot het loon voor de loonheffingen. Voor de WVA behoort het loon/de toeslag tot het WVA-loon.
HOOFDSTUK 8 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN Artikel 45 Verplichtingen van de werknemer 3 Toevertrouwde gelden: d. de werknemer dient verantwoording voor de exploitatie van de bar af te leggen conform de richtlijnen van zijn werkgever.
Kenmerk
Artikel 46 Verplichtingen van de werkgever 3. Barexploitatie De exploitatie van de bar valt onder de verantwoordelijkheid van de werkgever. De kosten en de opbrengsten van de exploitatie van de bar vallen aan de werkgever toe. De werkgever is verantwoordelijk voor het aanleggen en in stand houden van de voorraden met betrekking tot de exploitatie van de bar. In overleg met de werknemer kan een andere regeling worden overeengekomen. Indien de werknemer een vergoeding krijgt voor de barexploitatie dan wel een percentage van de omzet mag houden, moet de werkgever dit aanmerken als loon uit dienstbetrekking. Artikel 48 Ouderenregeling 2. Compensatie onregelmatigheidstoeslag Indien het gebruik van de ouderregeling voor de betrokken werknemer op jaarbasis leidt tot lagere verdiensten uit onregelmatigheidstoeslag in vergelijking met de onregelmatigheidstoeslag over het jaar direct voorafgaand aan dat waarin gebruik wordt gemaakt van de ouderenregeling, heeft de werknemer recht op compensatie ORT. De compensatie onregelmatigheidstoeslag behoort tot het loon voor de loonheffingen. Artikel 50 Dienstkleding In geval de werkgever specifieke kleding voorschrijft wordt dit aangemerkt als dienstkleding, welke voor rekening van de werkgever komt. De vergoeding of verstrekking van kleding behoort tot het loon, tenzij er sprake is van werkkleding. Kleding wordt slechts als werkkleding aangemerkt indien zij: a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm 2 per kledingstuk. Door de werkgever ter beschikking gestelde kleding die niet aan deze voorwaarden voldoet is onbelast zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Ik verwijs naar paragraaf 17.52 van het Handboek.
In alle overige gevallen moet de vergoeding of de waarde van de door de werkgever verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon worden gerekend. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.3 van het Handboek. Voor de onderhoudskosten van kleding geldt dat, als er sprake is van werkkleding in fiscale zin, het onderhoud belastingvrij mag worden vergoed of verstrekt. Is geen sprake van werkkleding, dan behoort de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde van de verstrekking tot het loon te worden gerekend. Voor de WVA geldt dat indien en voor zover terzake van kleding sprake is loon voor de loonheffingen, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de betreffende vergoeding of verstrekking in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar worden toegekend. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.
4
Kenmerk
5