Veluwe
Ontmoetingen met het verleden
Geurt Besselink & Mirjam Langelaar 1
2
3
4
Stuwwallen Saalien 200.000 - 126.000 v. Chr.
Het is mistig op de Posbank. De zon komt op en verlicht de mistflarden boven de dalen. Het duurt maar even. De zon wint steeds meer aan kracht en al snel verdwijnt de mist in het niets. Een kleurrijke start van een lentedag. Op de Posbank op de Zuid-Veluwe kun je goed zien hoe de enorme massa landijs het landschap heeft opgestuwd. De Posbank heeft een hoogte van zo’n 90 meter boven NAP. Vlakbij stroomt de IJssel in het laaggelegen IJsseldal. Door het hoogteverschil heb je vanaf de Posbank een prachtig weids uitzicht over het landschap. In het saalien vormt het massieve ijsfront niet alleen de stuwwallen, maar geeft ook vorm aan de loop van de Rijn en de Maas. Beide rivieren buigen af naar het zuiden en stromen dan niet meer over de Veluwe.
Beuken groeien goed op de vruchtbare hellingen van de stuwwal. Het is herfst en in het hellingbos hangt een mistig sfeertje.
5
Zee van zand Weichselien 116.000 - 11.000 v. Chr.
Tijdens de laatste ijstijd (het weichselien, van 116.000 - 11.000 v. Chr.) bereikt het ijs Nederland niet, maar de kou is terug en zal gedurende duizenden jaren blijven. Het kwik daalt in de winter naar zo’n -25 graden Celsius. Op de Veluwe heerst een poolklimaat. In de zomer komt het kwik niet verder dan een paar graden boven nul. De ondergrond is permanent bevroren en er is weinig of geen vegetatie.
In het zand leeft de zandoorworm. Het dier heeft een zandkleur en is groter dan de oorworm die we in de tuin tegenkomen. Zandoorwormen zijn sterk afhankelijk van het stuifzand en daarom ook vrij zeldzaam. Ze leven in zelfgegraven holen onder stenen of houtstronken. Voelen ze zich bedreigd, dan krommen ze hun achterlijf met daaraan de tangachtige uitsteeksels over hun lichaam, net als een schorpioen.
De wind waait met kracht over het open landschap, enorme hoeveelheden zand meevoerend in haar kielzog. Delen van het landschap worden bedekt door een dikke laag zand. Kilometerslange dekzandruggen ontstaan.
Bij het afgraven van het dekzand in een zandafgraving aan de Koningsweg in Garderen wordt een mammoetkies gevonden. Mammoeten lopen hier tijdens het weichselien rond, eten zo’n 200 kg. harde grassen per dag en hebben vanwege het koude klimaat kleine oren. Kleine oren verliezen aanzienlijk minder warmte.
Uit deze dekzandruggen zijn in de vroege middeleeuwen de huidige zandverstuivingen ontstaan: Kootwijkerzand, Oud Reemsterzand, Otterlose Zand, Harskampse Zand en het Stroese Zand, en op de noordflank van de Veluwe het Beekhuizer- en Hulshorsterzand. Al dat zand gaat nog een grote rol spelen.
6
Een bitterkoude dag op een winters Kootwijkerzand. Het landschap is leeg en verlaten. Bij deze kou is er geen mens te zien. Zou het er in het weichselien ongeveer zo hebben uitgezien? Door de kou en de vijandige omstandigheden werd de Veluwe niet bewoond door mensen. Een reebok met bastgewei op een duin. In de winter groeit het gewei. Het is omgeven door de bast (huid met bloedvaten die het gewei voorzien van opbouw stoffen). Door de schrale zandgronden blijven de geweitjes maar klein in vergelijking tot reebokken die op kleigrond leven.
7
Berk 9000 v. Chr.
8
De eerste bossen Na de laatste ijstijd wordt het langzaam weer warmer op de Veluwe. De vegetatie groeit bij deze iets hogere temperaturen. Met name berken en naaldbomen floreren. De eerste bossen ontstaan. Naarmate het nog wat warmer wordt komen er meer soorten bomen bij, zoals iep, eik en linde. Op de beuk moeten we dan nog duizenden jaren wachten. Op haar beurt trekt de vegetatie weer dieren aan. Edelherten en elanden komen vanuit het zuiden en oosten naar de Veluwe.
Een berkenbos op een koude mistige winterdag op de Hoge Veluwe. Er ligt sneeuw en de mist vriest aan op de takken. Er ontstaat rijp. Wie weet is de aanblik van de berkenbossen van nu ongeveer dezelfde als toen. De eland zien we echter niet meer. Elanden hebben hier tot de 12e eeuw nog rond gelopen.
9
Na het koude weichselien lijkt de Veluwe qua vegetatie veel op het huidige Noord-Scandinavië. Met name de berk bepaalt het landschap. Dit jonge berkje heeft nog één herfstblad. De rest van de bladeren zijn al gevallen. De eerste tekenen van jonge knoppen die in het voorjaar nieuwe bladeren geven, zijn al zichtbaar.
Hulshorsterzand 7000 v.v.Chr. 7000 Chr .
10
De zon komt komt op op op boven Hulshorsterzand en arden kleurtwaaien de mistfl arden boven het De zon het het Hulshorsterzand. Mistfl door de die lucht en worlandschap hangen.door Ookdehier gevonden van activiteiten. den iets gekleurd zonzijn diesporen zich aankondigd. Ookmenselijke hier sporen van menselijke De vlakbij liggende Hierdense beek want leverde hetaltijd nodige water.vlakbij Ongeveer 9000 jaar activiteiten. Water was in de buurt nog stroomt de Hierdense beek. Deinafgebeelde hier op door het Hulshosrterzand. Daar geleden, de middenvondsen steentijd,zijn werd pijlgevonden, en boog veel de jagers gebruikt. De maakt met de wind ze zichtbaar.weerhaken, Ze hebbendrongen er wel 9000 jaar voordat weer pijlen, aan weerskanten diep in hetgelegen vlees van herten,zeberen, door een mens werden opgeraapt. Vondsten uit de midden steentijd van onder anoerossen en (water)vogels. Her en der zijn stenen pijlspitsen, weerhaken en krabbers dere pijlspitsen in enhet weerhaken en krabbers (»). In deze periode werd de pijl en achtergebleven (huidige)(«) Hulshorsterzand. boog uitgevonden. Er werd gejaagd op herten, beren, oerossen en (water)vogels.
rs
bbe
Duizenden jaren liggen ze in het zand verborgen, tot de wind ze weer blootlegt en een wandelaar ze vindt. Otto Thomassen uit Kootwijk is de gelukkige vinder.
Kra
11
Duddel 2000 v. Chr .
Echte oerbossen zijn er niet meer op de Veluwe. Produktiebossen leveren immers meer geld op. Duddel is nog een relict van zo’n ‘oerbos’. De laatste 200 jaar heeft de mens zich hier niet mee bemoeid. De natuur mag hier haar gang gaan. Zomereik, wintereik, ruwe berk, grove den en beuk, alles groeit schots en scheef door elkaar. Het geeft wellicht een indruk van hoe het natuurlijke bos er ooit uitzag, hoewel de linde die in oude bossen veel voor kwam ontbreekt. Duddel ligt in het Paleispark als onderdeel van het Kroondomein.
12
berk
kale rode bosmier
zomereik 13
grove den
Dabbelo 7e eeuw
14
Nederzetting op de Braamberg Eenzaam staat de oude vliegden in een stukje nieuwe natuur op de Braamberg. Een paar jaar geleden is dit deel van de zandverstuiving uitgebreid door kap van bomen en het afgraven van de bovenlaag. De Braamberg ligt op zo’n 80 meter boven NAP. Vanaf de heuvel heb je een indrukwekkend uitzicht over de Hoog Buurlose heide, met daarachter de weilanden van Hoog Buurlo. Ook indrukwekkend: onder de dikke laag stuifzand liggen ergens de resten van Dabbelo, een nederzetting uit de 7e eeuw. Dabbelo, dat zoiets als ‘trappelen in vochtige aarde’ betekent, was destijds een drassig gebied. Grondboringen in de jaren tachtig bevestigen de bewoning en tonen aan dat op veel plekken op de Braamberg vennetjes waren. Waarschijnlijk zijn de bewoners in de 10e eeuw, een periode waarin het erg droog was en de vennen opdroogden, vertrokken.
In de 7e eeuw zwerft de lynx nog over de Veluwe. Hij heeft een voorkeur voor uitgestrekte loofbossen en eet klein wild zoals hazen en reeën. Na de middeleeuwen verdwijnt de lynx omdat de mens steeds meer van zijn leefomgeving opeist. Het Dabbelose pad op een fraaie ochtend in oktober. De zon kondigt zich aan en kleurt de lucht intens. Het oude zandpad ligt diep uitgesleten in het landschap. Door de vele karrewielen werd het zand opgeworpen naar de randen van het pad.
Dabbelo wordt in een oorkonde uit 840 genoemd. Maar ook op huidige kaarten staan Klein- en GrootDabbelo aangegeven, evenals het Dabbelosepad en het Dabbelose veld. Allemaal plekken in de directe omgeving van de Braamberg die wijzen op de aanwezigheid van Dabbelo. Daar ergens onder het zand. Bij de grondboringen is ook bewijs voor de Veluwse ijzerindustrie rond Apeldoorn gevonden; klapperstenen en ijzerslakken. In de omgeving van de Braamberg was genoeg hout zodat ook houtskool gemaakt kon worden voor in de ijzerovens. Dabbelo ligt nu verborgen onder een dikke laag met stuifzand te wachten. Komen er nog graafmachines en archeologen met meetinstrumenten?
15
16
Ondergestoven dorp 800 - 1000 na Chr.
De zon is al onder en de maan kondigt zich aan boven een winters Kootwijkerzand. De voet van de duinen verdwijnt in de mist. Wat ook verborgen blijft is het ‘dorp’ dat hier onder het zand ligt. Zo’n duizend jaar geleden lag hier een welvarend dorpje op de Veluwe, ongeveer 1 km. ten zuiden van het huidige Kootwijk. De omgeving was groen, vol met loofbomen en de akkers stonden vol rogge en gerst. De bewoners hielden runderen, schapen, varkens en paarden. De dieren zorgden voor mest, trekkracht, vlees, zuivel en wol. De vrouwen sponnen de wol en weefden er kleding van. Er waren waterputten waarin altijd water stond. Tot de wind het zand oppakte. Het daalde neer op de akkers en in de waterputten. Het zand bleef stuiven. Tot het gehele dorp in het zand verdween. Diep in het zand zijn sporen van de bewoning gevonden. Onderstaande potten zijn hier opgegraven. Ze hebben een verschillende oorsprong. De donkere kookpot (een zgn. kogelpot) is lokaal gemaakt. De rechter pot is afkomstig uit Duitsland. Deze luxe pot is gemaakt met een draaischijf en toont aan dat er handel werd gedreven met verre streken.
17
18
Herenhul 1227 Herenhul is het hoogste gedeelte van het Engelanderholt (bos van Engeland). Engeland is een buurtschap bij Beekbergen. Hier staat een zwerfkei ter nagedachtenis aan de bijzondere gebeurtenissen op deze eenzame en afgelegen plek. Vanaf 1227 werden op deze plek eeuwenlang in de open lucht rechtszittingen in hoger beroep gehouden. Het Veluws ‘landgericht’, met aan het hoofd de Hertog van Gelre, kwam eens per jaar hiernaartoe om recht te spreken. Ook ridders en stadsvertegenwoordigers waren aanwezig. De ‘Hoge Bank’ sprak het eindoordeel uit in tegenwoordigheid van Gelderse graven en hertogen. De uitspraken werden genoteerd in zgn. klaarboeken. De ‘rechtszaal’ bestond uit een houten podium. Op de hoogste plek op het podium zat de hertog of graaf met aan weerskanten de kanselier en de raden van het Hof van Gelderland. Wat lager op het podium was plek voor ca. veertig ridders, en nog lager mochten de afgevaardigden van de steden plaatsnemen. Onder aan het podium zaten de griffier en degenen die het geding hadden aangespannen. Hangplek in het bos En er was een hangplek. Niet voor jongeren, maar voor misdadigers die werden opgehangen aan de galg.
19
Er werden vooral halsmisdrijven berecht, de doodstraf werd uitgesproken door mensen met ‘halsrecht’. Niet alleen halsmisdrijven kwamen voor, maar ook grondtransacties en verkoop van onroerend goed. Een zitting duurde vele dagen en het was een spektakel op zich. Al die hoge heren met hun personeel en de lugubere terechtstellingen trokken ook bezoek. Kooplieden kwamen met stalletjes om een graantje mee te pikken. Een breed karrenspoor vormde de aanvoerroute voor vele produkten, eet- en drinkwaren. Ook de oude herberg ‘Het Rode Hert’ in de Engelanderholt leverde het klandizie op. Van karrenspoor tot snelweg Na 1620 zijn er bij Herenhul geen zittingen meer gehouden. Het is weer stil bij Herenhul. Het brede karrenspoor heeft promotie gemaakt tot snelweg, de A1. Rijdend op de A1 zie je de zwerfkei in het bos staan. Alleen de zwerfkei herinnert nog aan de bijzondere gebeurtenissen van toen. Het is opmerkelijk dat op zo’n eenzame plek eeuwenlang zittingen zijn gehouden, ver weg van steden en kastelen. Het houden van rituelen op hoog- en soms afgelegen plekken is waarschijnlijk een voortzetting van oud Germaans gebruik.
20
Beenbreek Beenbreek komt voor in gebieden met een blijvend natte bodem of in watervasthoudend veen. Door ontginning en ontwatering is het inmiddels een zeldzame soort geworden. Aan de randen van het natte beekdal van Staverden groeit nog wel veel beenbreek. De plant heeft een bijzondere naam waar verschillende verhalen over bestaan. Duidelijk is dat de naam verband heeft met vee. Eén van de verhalen zegt dat koeien en schapen broze botten krijgen van de kalkarme en natte grond waar de plant graag op groeit. Een andere verklaring is dat juist de drassige grond zelf de oorzaak is; de dierenpoten zouden domweg wegzakken en daardoor breken. Hoe dan ook, dat er een relatie is tussen de plant en het vee hebben ze ooit goed ingeschat. Inmiddels is de plant namelijk onderzocht. Het plantje heeft inderdaad een negatieve invloed op koeien en schapen. Er zitten stoffen in waarvan het vee bij teveel inname ziek wordt.
21
Op een sfeervolle ochtend in juli is dit beeld in de Leemputten gemaakt. In het vochtige beekdal ontstaat gauw mist. Blauwtjes rusten even uit op de bloemen van beenbreek.
22
Hoog Buurlo 15e eeuw Hoog Buurlo, een authentiek stukje Veluwe waar veel meer schapen wonen dan mensen. Waar net zoveel schaapskooien staan als huizen. Waar je getuige bent van de eeuwenoude relatie van de mens met het schaap. De laatste honderden jaren is het landschap bijna niet veranderd. Nog altijd lopen de Veluwse heideschapen schouder aan schouder als één grote massa schaap over de schapendrift naar de Hoog Buurlose heide. Honderden pootafdrukken blijven achter op de zanderige laan, waar het lage geblaat van de volwassen schapen zich in het voorjaar vermengt met het hoge gemekker van de lammetjes. De hond volgt of drijft, met de oren naar de herder gedraaid, wachtend op zijn volgende aanwijzing. Eenmaal op de hei banen de schapen zich vretend door de vegetatie, plukken schapenhaar achterlatend in de heidestruiken. Hoog Buurlo ligt 85 meter hoog op de stuwwal, tien km. ten zuidwesten van Apeldoorn. Het is een typisch stukje Veluwe omringd door heide, eikenhakhoutbossen, beukenlanen, wildwallen, weilanden en eeuwenoude akkers. De heide is het leefgebied van de roodborsttapuit. Dit vrouwtje gebruikt een heidetak als uitkijkpost op zoek naar insecten.
23
24
Deelensche Wasch Schone wol brengt meer op. In de potstalperiode worden de heideschapen voor het scheren dan ook eerst gewassen. De herders en hun hulpen staan tot hun middel in het water en dompelen de schapen net zo lang onder tot de wol schoon genoeg is. Gezien de vele schapen is dat een aardige klus. Een zware klus ook, de schapen zijn met hun doordrenkte vacht topzwaar. Na het wassen en scheren wordt er gezamenlijk gegeten. Volgens traditie zoute vis met aardappelen en botersaus, en rijstebrij met bruine suiker toe. Na een dag in het koude water gaat dat er wel in. Deelensche Wasch, Waschkolk en Waschflesch zijn vennen die hier aan herinneren. Het Deelensche Wasch, vroeger ook wel Lammerflesch genoemd, ligt in het Deelense Veld dat nu onderdeel is van de Hoge Veluwe. Het is een waardevolle, hooggelegen natte heidevlakte met planten als veenpluis en veenmos. In het natte gebied liggen ook andere ‘fleschen’ (heidevennen) zoals de Gietensche fleschen, de Zandflesch en de IJzeren Man.
In maart bezoek ik het Deelensche Wasch, als de padden hun eiersnoeren afzetten. Een kijkje boven en onder water. Het Deelense Veld, één van de weinige Veluwse gebieden waar de zeldzame lavendelhei groeit.
25
Oud Reemst 1427 Oud Reemst duikt voor het eerst op in 1427, in een akte staat een ‘Remsterwegh’ vermeld. Het verhaal van Oud Reemst staat vol met ‘misschiens’. Het is nooit meer geweest dan een kleine landbouw-enclave tussen heide en zand. Soortgelijke kleine ontginningen in de omgeving die niet uitgroeiden tot buurten zijn Nieuw Reemst, Mossel, Deelen en de Pampel. De grond was niet vruchtbaar genoeg, het lag te afgelegen en het was hard werken voor een karig bestaan. Daarnaast dreigde het oprukkende zand. De boeren op Oud Reemst hadden de (twee) erven met elk een boerderij, schaapskooien en akkergronden, in pacht van de diverse eigenaren van Oud Reemst. Ze hielden bijen en leverden bijenwas aan de kerk in Otterlo. Ze verbouwden rogge, gerst, haver en boekweit. De boeren lieten hun schapen grazen op het Reemsterveld, dat tot de bezittingen van Kasteel Rosendael behoorde. Hier staken ze ook de benodigde plaggen. Ook het Rozendaalsche Veld, het Terletse Veld en het Deelense Veld hoorden bij Kasteel Rosendael.
Donkere wolken boven het Oud-Reemsterveld, met links de Reemsterweg, een oud zandpad van Oud Reemst naar Deelen.
26
27
28
Geelmolense Beek 1616 De Geelmolense Beek ligt in hetzelfde dal als de Rode Beek. Het aantal sprengenkoppen is enorm en hoewel de Rode Beek vlakbij ligt, heeft het water in de Geelmolense Beek geen ijzerkleur. Waterrecht Zonder water geen draaiende schoepen. Vanwege dit belang is er destijds sprake van ‘waterrecht’. Een (beginnende) molenaar moet voor het stromende water rechten betalen aan degene die het waterrecht bezit. Daarnaast moet hij de benodigde grond voor de molen kopen (of in erfpacht nemen van de grondeigenaar) en erfpacht betalen voor het gebied waarin de sprengenkoppen liggen. Door het grote belang van het water is het lucratief om waterrechten als investering te kopen en deze te verpachten. Uiteindelijk liggen er in het beekdal vier sprengenbeken die zeventien watermolens aandrijven. Voldoende reden voor watergeschillen. De eigenaren van het kasteel de Cannenburch, die de grond en het waterrecht bezitten, ‘bemiddelen’ hier geregeld in.
molens in bezit te krijgen. De pacht op de grond en het waterrecht worden opgezegd. De molenaar kan dan in feite niet meer in de molen wonen en werken. Als oplossing willen de eigenaren van de Cannenburch de molen wel kopen. Als de molenaar daarmee instemt, mag hij daarna zowel de molen als het waterrecht weer pachten.
Het Veluwse bronwater heeft een temperatuur van rond de acht graden als het in de sprengenkoppen omhoog komt. Het water in de sprengenkop bevriest nooit. De glanskop raakt zijn bad niet kwijt!
Van de vele watermolens is er nog één; die bij kasteel de Cannenburch. Het kalkvrije zachte water wordt nu gebruikt door een viskwekerij en een wasserij.
De sprengenkoppen hieronder zijn op de luchtfoto links zichtbaar. Het is het deel recht boven de auto, ongeveer halverwege het beeld.
Slinks zakendoen De heren van de Cannenburch ruiken meer geld. Vanaf 1715 proberen ze op slinkse wijze ook de
29
De wirwar van sprengenkoppen van de Geelmolense Beek ligt in de Motketel.
Nieuw Reemst 1628
30
Een nieuwe ontginning in het Reemsterveld In 1628 wordt op 20 minuten lopen vanaf Oud Reemst in het Reemsterveld 13 hectare heide ontgonnen. Waarschijnlijk is dit het begin van de bewoning van Nieuw Reemst. De plek is zorgvuldig gekozen. Net als Oud Reemst ligt het op een kruispunt van wegen op een plek met vruchtbare bruine gronden. Ook in Nieuw Reemst zien we het traditionele landbouwsysteem van schapen en plaggenbemesting op de akkers. Recht van schaapsdrift op het Reemsterveld Het Reemsterveld is eigendom van de heren van Rosendael. Zij bepalen wie tegen betaling ‘het recht van schaapsdrift’ krijgt, het recht om de schapen op het veld te weiden. Om hogere inkomsten te genereren verpachten ze dit recht ook wel aan omliggende boerderijen buiten het Reemsterveld.
Naar schatting lopen er jaarlijks 950 schapen op het Reemsterveld. Geen wonder dat het uiteindelijk fout gaat. De te intensief gebruikte heidegrond raakt uitgeput en ook hier gaat het zand stuiven. De zandverstuivingen breiden zich fors uit.
De trechterspin maakt een trechtervormig web waarin hij geduldig op een ongelukkige prooi wacht. Na koude nachten met dauw zijn de webben goed zichtbaar. Soms zie je velden vol met deze trechtervormige webben.
Op een sfeervolle ochtend in augustus ben ik in het Reemsterveld. Mist zweeft over het landschap. De zon komt op en doet de mist langzaam verdwijnen. Tussen de uitbundig bloeiende struikheide groeit buntgras. De oude akkers liggen nu als weilanden in het landschap. Op de oude wildwallen staan fraai gevormde oude eiken. Vanaf de tweede helft van de 17e tot ver in de 18e eeuw was het Reemsterveld een aantrekkelijk jachtgebied. De Koningsweg van Dieren naar Ede liep er dwars doorheen.
31
kop
Glans
Rozendaalsche Veld 1679 - 1684
32
In de verte komt koning stadhouder Willem III aangestoven met zijn complete jachtstoet. Dampende paarden, verhitte jachthonden, verrukte jachtvrienden en gasten vol adrenaline stuiven over de zandweg door het Rozendaalsche Veld. Een grote stofwolk vormt de achterhoede van de indrukwekkende stoet. Vogels slaan alarm en het wild vlucht dieper de bossen in. Druipend van het zweet schiet het achtervolgde edelhert voor de jagers uit. Bijna kansloos rent het dier voor zijn leven. In de periode 1679-1684 laat koning stadhouder Willem III rechte wegen aanleggen tussen zijn jachtverblijven, de zogenaamde koningswegen. Over deze rechte wegen blijft de jachtstoet het hert zo dicht mogelijk op de hielen. Hier in het Rozendaalsche Veld kun je deels hetzelfde parcours afleggen als Willem III ruim 300 jaar geleden deed. 33
Houtdorp 15e - 17e eeuw Houtdorp is een buurtschap ten noorden van Garderen. Bossen omsluiten de akkers en weilanden, met in het westen het Speulderbos. Al in de middeleeuwen leggen boeren ook hier wild- en veekerende wallen aan. Zowel loslopend vee in het bos als het wild moet van de akkers worden geweerd. Veelal wordt er eik en beuk op geplant. Wildwallen worden vaak door meerdere boeren beheerd. Als de wilddruk hoog is en het wild komt toch ‘s nachts op de akkers, dan bemannen ze bij toerbeurt de wal en verjagen ze de reeën, wilde zwijnen en edelherten met behulp van ketelmuziek en fakkels. Een wildwal bestaat uit een greppel met daarnaast een wal. De steile wal was ruim een meter hoog en de greppel meer dan een meter diep. Bij elkaar een hoogteverschil van ruim twee meter. Het geheel was ook nog eens drie meter breed en vormde zo een barrière voor dieren. De greppel lag aan de boskant, de wal aan de rand van de akker. Zo is er heel wat grond op de schop geweest. Noeste arbeid. Rondom Houtdorp liggen nog prachtige wildwallen. Ze zijn niet meer zo hoog en diep als toen. Erosie heeft de wal verlaagd en vallend blad en takken zijn in de greppel terecht gekomen. Toch zijn de houtwallen hier nog heel mooi zichtbaar.
34
Met de komst van het prikkeldraad worden de wildwallen overbodig. Ook de beuken en eiken worden niet meer gekapt. De wildwal is dikwijls ook een grensmarkering. Sommige groeien uit tot indrukwekkend hoog geboomte. In het Speulderbos ligt een prachtige houtwal waarop oude kromme beuken staan. Menig jonge vos wordt grootgebracht in een wildwal. De vos kijkt graag om zich heen. Vanaf de wildwal kan hij de boel goed in de gaten houden.
De rosse woelmuis is ook een vaste bewoner van de oude wildwallen. Hij heeft net een eikel gepeld. In tegenstelling tot veel andere bewoners op de Veluwe belemmert het prikkeldraad zijn leefgebied niet.
35
Leemputten 1750 - 1950 Leem wordt sinds mensenheugenis gebruikt. In de periode 1750-1950 halen de boeren uit de omgeving van Staverden, Uddel en Speuld hun leem uit het gebied van de Leemputten. De diepe leemputten in het landschap, tot 3,5 meter diep, getuigen hiervan. Leem wordt gebruikt voor wegen, vloeren van schuren, huizen en schaapskooien en voor het maken van baksteen. Water uit de hogere delen van het Speulderbos welt hier omhoog. In de putten staat altijd water, dat maakt het een bijzondere en waardevolle plek. Het gebied is niet groot, maar de diversiteit in bijzondere planten en dieren is dat wel. Van de zeventig soorten libellen in Nederland komt de helft in de Leemputten voor. Er is veel variatie in de bodem. Dit geeft een bijzondere flora binnen een klein gebied. Verder heerst hier de rust. Vanwege het bijzondere karakter van het gebied kun je het alleen onder begeleiding bezoeken.
36
De verschillende leemputten zijn van bovenaf goed te zien door de blauwe lucht die in het water weerspiegelt. Moeraswespenorchis doet het goed in de kalkhoudende grond van de Leemputten. De orchis is bij de wet beschermd. Verderop groeit klokjesgentiaan in natte zure grond. Ook de gevlekte orchis bloeit hier, de plant wortelt graag in vochtige grond.
37
Eikenhakhout
Al vroeg ontdekt de mens dat bomen na het hakken opnieuw uitlopen. Reeds in de vroege middeleeuwen werken de boeren met eikenhakhout. Eens in de acht tot twaalf jaar worden de stoven teruggezet door het kappen van de uitlopers. De stoof loopt dan gewoon weer uit in verschillende stammen, vanuit één en dezelfde moederstam.
18e - 19e eeuw
De eikenhakhoutcultuur is een vroege vorm van duurzaam bosbeheer. Op de Veluwe hebben we hierdoor eeuwenoude eikenhakhoutstoven. In de 18e eeuw is de leerindustrie in opkomst en neemt de vraag naar eikenhakhout toe. Sommige bossen worden omgezet in eikenhakhout en nieuwe eikenbossen worden aangeplant.
38
Eikenhakhoutstoven bij Kootwijk. Van deze uitlopers werd o.a. de schors gebruikt als natuurlijke hulpstof in de leerindustrie. Als in 1890 de eerste synthetische stoffen verschijnen zakt de vraag in. De uitlopers worden niet meer gekapt en groeien uit tot robuuste veelstammige eiken. Bij deze eik is dat prachtig te zien. Door zijn gewicht buigt een uitloper naar de grond, krijgt daar steun en groeit weer verder. Een andere uitloper redt het niet en ligt tussen de bladeren weg te rotten.
Na het afzagen loopt de boom uit in verschillende stammen. 39
Deelerwoud 1842 Op een winterse ochtend bezoek ik het Deelerwoud van Natuurmonumenten. De mist in het besneeuwde landschap blijft tot ver in de ochtend hangen. Als er even een open plek ontstaat in de mist zie ik een groepje ganzen vliegen. In een mooie formatie, laag over het landschap van het Deelerwoud, trekken ze naar de kust en Zeeland waar meer open water is. De besneeuwde heide geeft een beetje een idee van hoe het er eens uitzag op de voorheen woeste gronden van het Deelerwoud. Van woeste grond naar woud In 1842 koopt H.J.C.J. baron van Heeckeren van Enghuizen 1433 hectare woeste grond bij Deelen van de weduwe van Johannes de Kleyn voor 7000 gulden. Hij ontgint het tot deels produktiebos en deels bouwland.
Het kopen van grond is rond 1840 een goede investering. De prijzen zijn laag en de overheid helpt een handje mee. In de wet van 6 juni 1840 is geregeld dat landontginning en het stichten van gebouwen op ontgonnen grond vrijgesteld zijn van belasting gedurende een periode van twintig jaar. De eigenaar moet dan wel binnen een jaar na aankoop van de grond een begin maken met de ontginning. De schrale grond wordt letterlijk op de schop genomen, want mechanisatie is er nog niet. Alles gebeurt met man- en ossenkracht.
Door het oog van de gans. Ze vliegen over dit rechthoekig aangeplante bosje. Het is hetzelfde bosje heide als in de foto rechts.
40
41
Wieselsche Bosch 1900
42
Uitzicht over de Veluwe Het is even voor half zes in de ochtend als ik voorzichtig vanuit het bos naar het open veld sluip. Het is altijd even afwachten of er wat mistbanken hangen. Ik sta op een heuvel die op zo’n 85 meter boven NAP ligt en kijk het lagergelegen deel van het Wieselsche Bosch in. Vijfentwintig jaar geleden was dit veldje nog een dicht dennenbos. Het bos werd gekapt en we kregen er een subliem uitzicht over de Veluwe voor terug. Gedenksteen jagermeester koningin Wilhelmina Als je hier in juni om 5:15 uur staat kun je recht voor je prachtig de zon zien opkomen boven het Kroondomein. In de verte zijn een paar kerktorens van Vaassen zichtbaar. Achter me staat een gedenksteen ter nagedachtenis aan Jhr. Mr. J. H. van Haersma de With. Een voormalig jagermeester van H.M. koningin Wilhelmina. Hij overleed op 11 oktober 1900, toen hij nog maar 48 jaar was. Koningin Wilhelmina heeft deze steen voor hem laten plaatsen. Door de bomen zie ik wat mist boven het bos hangen en op het heideveldje loopt een spitser, een éénjarig hert.
Voorzichtig sluip ik dichterbij. De spitser blijft even staan en kijkt recht de lens in. Klik.
r
keve
t Mes
Zijn moeder, de hinde, is niet in de buurt. Als ze moet kalveren heeft ze even al haar aandacht nodig voor het nieuwe kalf. Ze stuurt dan haar kalf van het vorige jaar tijdelijk weg. Deze spitser moet het een tijdje alleen doen en is nog wat onervaren. Hij staat lang te treuzelen, iets dat zijn moeder niet zou hebben gedaan.
Op een zekeren middag hield voor het buitenverblijf van de zeer onder het verlies gebukt gaande douairiere ‘t vorstelijk rijtuig stil en begaf de Koningin zich naar binnen om de echtgenoote van wijlen Haren dienaar tot een rijtoer uit te noodigen. Tijdens den rit vertelde de Koningin aan mevrouw Van Haersma de With, dat het nog al ver zou gaan, namelijk naar Wiesel. Daar gekomen werd bij een der vorstelijke bosschen halt gehouden en geleidde de Koningin de weduwe naar een schilderachtig gelegen plek, waar op een der heuvelen een eenvoudige gedenksteen ter herinnering aan den vroeg gestorven jagermeester was opgericht. De Koningin had er een door Haar zelf gestelde hulde aan de nagedachtenis van Haar dienaar op doen beitelen. Is het te verwonderen, dat een Meesteresse, die door deze en dergelijke daden van pieteit trouw en toewijding weet te eeren, door hen, die Haar omringen, als op de handen wordt gedragen?
(overgenomen uit Ten Paleize, J.J.H. Martijn (1912))
43
Onder in het dal wonen Hans en Grietje. Dertig jaar geleden werd dit voerhuis, dat een dak van heide heeft, veel gebruikt voor de opslag van bieten, aardappels en brokken. Er liep destijds in het Kroondomein veel jachtwild. Met name wilde zwijnen en edelherten werden flink bijgevoerd en bejaagd. Bij het juiste licht is de tekst op de steen nog leesbaar: ‘In dankbare herinnering aan den jagermeester der Koningin Jhr. Mr. J. H. van Haersma de With’.
44
Wild zwijn 1904 Rond 1900 leven er geen wilde zwijnen meer op de Veluwe, een verdwaald exemplaar uitgesloten. Vanaf 1904 worden ze op het Loo geïntroduceerd voor de jacht, op initiatief van prins Hendrik. De zwijnen worden met name uit Duitsland geïmporteerd. De dieren doen het goed op de Veluwe. Met enige argwaan volgt de lokale bevolking deze import. Hoewel het Loo omrasterd is, zijn het ‘gevaarlijke’ dieren voor de mens en kunnen ze veel schade toebrengen aan de akkers als ze uitbreken, wat weleens gebeurt. Rond deze periode (1901-1914) wordt het Loo verder uitgebreid met 6600 hectare. De wildrasters volgen de uitbreiding, het koninklijk wild moet binnen het jachtgebied blijven. Prins Hendrik is een fervent jager en krijgt de bijnaam ‘Zwijnen Heintje’ van lieden die het niet zo op hebben met zijn jachtactiviteiten. De zwijnen worden bijgevoerd zodat ze veel jongen krijgen. Ze worden ook gevangen en in drie afgerasterde varkensbaantjes van 200 hectare ‘los’ gelaten. De varkensbanen zijn de kweekkamers voor het te schieten wild. Er worden ook drijfjachten in gehouden. Bij een drijfjacht kammen drijvers (veelal het personeeel) een bosperceel uit waarbij de dieren worden opgejaagd in de richting van de jagers die klaar staan met hun geweren. Er is bijna geen ontkomen aan. Tijdens een drijfjacht in 1913 bij Hoog Soeren zijn 180 wilde zwijnen geschoten!
Wilde zwijnen in goede conditie krijgen veel jongen. Pasgeboren biggetjes zoeken contact met de zeug door bij haar kop te gaan liggen. Voordat de biggen worden geboren maakt de zeug een kraamkamer. Een ondiepe kuil die ze vult met gras en dennentakken. Als de zeug voedsel zoekt, kruipen de biggen bij elkaar voor warmte. Binnenin de hoop biggen is het lekker warm en daar wil je als big graag liggen! De stapel biggetjes valt door het kruipen en duwen geregeld om.
De drijfjachten op wilde zwijnen blijven nog lang populair op de Veluwe. Althans, bij de jagers. In 2002 worden de drijfjachten op edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen na veel protest verboden. Ook komt er een verbod op het bijvoeren van deze dieren.
Opgejaagde zwijnen halen een snelheid van 50 km/uur waardoor ze nog wel eens aangeschoten worden. Het dier lijdt dan onnodig, totdat het is opgespoord door het volgen van het bloedspoor. 45
Een nachtopname die bestaat uit 30 afzonderlijke beelden die ieder 30 seconden zijn belicht. Langer belichten zonder gebruik van filters zou een overbelichting veroorzaken. Door de hoge lichten in de afzonderlijke beelden in Photoshop te ‘stapelen’ worden de sterrensporen zichtbaar. De voorbijrazende auto’s veroorzaken al een lichtstreep bij een belichting van 30 seconden.
De heide wil dit jaar helaas niet zo uitbundig bloeien. Op dit heideterreintje ben ik tijdens goede sfeeromstandigheden op zoek naar een compositie. Deze pol is mooi paars en staat ook nog fraai los tussen het buntgras. Nu nog even wachten tot de zon er goed bij komt.
Canon 5D Mark III met 16-35 mm/f2.8L II, (16 mm), 30 sec, f2.8 op 200 ISO met statief en ontspanner.
Canon 5D Mark III met 16-35 mm/f2.8L II, (22 mm), 1/20 sec, f18 op 200 ISO.
Soms past niet alles in beeld vanuit het standpunt dat je hebt gekozen. Het beeld bestaat uit meerdere opnamen die aan elkaar zijn gezet. Het eerste beeld start bij de wortels met de 16 mm en zo richt ik de camera steeds meer omhoog. Omdat er niet veel licht meer is gebruik ik 1250 ISO. Het beeld is opgebouwd uit 4 opnamen. De boom staat op een stuifduin, wat het makkelijk maakt deze van onderen te fotograferen.
Bij het fotograferen van landschappen vind ik de sfeer een belangrijke factor. De ochtend is daarvoor de beste tijd. Dus maar weer om 5:30 uur je bed uit en gaan kijken, want je weet nooit hoe de omstandigheden op locatie zijn. Er is wat grondmist en het beenbreek staat er nog goed bij. De losstaande boom plaats ik in het midden voor wat evenwicht. Nu moeten de planten voldoende groot in beeld. Dus kruip ik er dicht op met de 24 mm.
Canon 5D Mark III met 16-35 mm/f2.8L II, (16 mm), 1/15 sec, f13 op 1250 ISO.
Canon 5D Mark III met 24-70 mm/f2.8L II, (24 mm), 0,6 sec, f18 op 200 ISO.
Met de 5D Mark III is meervoudige belichting mogelijk. Hetzelfde beeld wordt vaker belicht waardoor het mogelijk is het tweede beeld er onscherp overheen ‘te leggen’. De camera biedt daar verschillende mogelijkheden voor. Ik diafragmeer naar f20 omdat ik graag veel scherptediepte wil. Scherpstellen doe ik bij landschappen veelal handmatig. In dit beeld op de bruine beukenbladeren op de derde stam.
Bij een vennetje ben ik op zoek naar dichtbij onderwerpen. Tussen het ruig haarmos zie ik deze watersnuffel zitten. Op ooghoogte fotografeer ik hem frontaal met de macrolens waarbij hij los komt van de achtergrond.
Canon 5D Mark III met 70-200 mm/f2.8L IS II, (165 mm), 0,8 sec, f20 op 200 ISO.
Canon 7D Mark III met 100 mm macro/f2.8L IS, 1/1000 sec, f2.8 op 320 ISO.
Mooie omstandigheden aan het einde van de herfst. Het is mistig. Al meer dan 1000 keer kwam ik langs deze beuk maar deze keer stop ik. De bladeren van de jonge beuk kleuren prachtig en zijn dunne stammetje geeft een mooi contrast met de dikke beuk. De camera met de 16 mm verdwijnt in de bladeren op de grond en met Live View zie ik wat ik maak. Gebruik van een statief is onmogelijk want elke cm. in het lage standpunt is van belang.
Bij zonsopkomst fotografeer ik stinzen waarbij ik de opkomende zon in beeld wil. Vlak voor de 180 mm macro staat de bloem die onscherp zichtbaar wordt in de opkomende zon. Zo ontstaat er een leuke herhaling in het beeld.
Canon 5D Mark III met 16-35 mm/f2.8L II, (16 mm), 1/10 sec, f13 op 1000 ISO.
Canon 5D Mark III met 180 mm macro /f3.5, 1/320 sec, f3.5 op 800 ISO.
46
Laag strijklicht op de vormen in het zand. Ik weet de weg op het Kootwijkerzand en weet waar ik moet zijn. Goede kennis van het gebied geeft veel voordeel. Alles mag scherp dus ik diafragmeer naar f22. Handmatig scherpstellen doe ik op de voorgrond en gebruik daarbij Life View.
Ik wil graag de vormen van de sprengenkoppen bij Niersen fotograferen. De sneeuw helpt daarbij. Ze liggen in een beukenbos, opstijgen met de drone tussen de takken is geen optie. Verderop ligt een weiland waar de drone wel kan opstijgen en landen. Voor een goed video ontvangst plaats ik de monitor bij de sprengen. De drone gaat de lucht in en ik loop snel van het weiland naar de sprengen om daar de drone te navigeren en te fotograferen.
Canon 5D Mark III met 16-35 mm/f2.8L II, (22 mm), 2 sec, f22 op 320 ISO.
Canon 5D Mark II met 28 mm/f2.8, 1/640 sec, f7.1 op 2000 ISO met drone.
Als ik op een sombere dag vanuit Apeldoorn naar Hoog Buurlo rijd, stuit ik opeens op dichte mist. Zo lokaal kan het zijn. Ik zie deze beuk met zijn prachtige bruine bladeren. Nu is het zoeken naar een compositie. Het is lastig om de beuk los te krijgen van de achtergrond maar de mist helpt daarbij. Er is bijna geen contrast, dat voeg ik in Photoshop toe.
Frontaal naar beneden fotograferen laat de vormen goed zien. Opstijgen en landen kan alleen in het midden van de cirkel in het sterrenbos. Opstijgen is niet zo lastig maar landen op zo’n kleine ruimte wel. Als er weinig wind is en er voldoende herfstkleuren zijn, gaat de drone de lucht in. Ik moet snel handelen want de drone kan op de batterij zo’n 11 minuten in de lucht blijven.
Canon 5D Mark III met 100-400 mm/f4.5-5.6 L IS, (105 mm), 1/15 sec, f14 op 320 ISO.
Canon 5D Mark II met 28 mm/f2.8, 1/400 sec, f5.6 op 2000 ISO met drone.
De winter houdt nog even aan. Jeneverbessen op de heide tijdens zonsondergang. Door de sneeuw en de rijp is het contrast niet zo hoog waardoor het beeld goed belicht kan worden zonder dat het landschap te donker wordt. Voor een hoger standpunt gebruik ik de drone zodat ik vanaf 15 meter net over het landschap heen kan kijken.
Reflectie in het water van de Hierdense beek. Allerlei vormen komen bij elkaar. De rechte boomstammen, de ronding van de bladeren op het water en de beek die in de horizon verdwijnt. Het zoeken naar composities in weerspiegelingen vereist veelal een andere manier van kijken dan naar het landschap zelf.
Canon 5D Mark II met 28 mm/f2.8, 1/400 sec, f6.3 op 800 ISO met drone.
Canon 5D Mark III met 16-35 mm/f2.8L II, (16 mm), 2,5 sec, f22 op 640 ISO.
Edelherten vanuit de lucht gefotografeerd. Als er sneeuw ligt steken ze goed af. Er is veel licht. De drone trilt veel waardoor ik moet werken met snelle sluitertijden. Als ik het roedel vanaf de grond lokaliseer maak ik de drone achter een heuvel gereed. Voorzichtig gaat hij de lucht in. Op 60 meter hoogte kijken de dieren even omhoog maar blijven in het open landschap rustig staan.
Er zijn prachtige windveren en wat mist. De zon komt op. De omstandigheden zijn goed. Dit veld staat al een tijdje op mijn lijstje. Ik maak er zowel liggende als staande beelden. De wolken moeten in beeld, evenals de kamille en ik wil ook nog over het landschap heen kunnen kijken zodat de horizon in beeld komt. Daardoor kan ik niet een te laag standpunt kiezen. Om de kamille wat groter in beeld te krijgen zou je eigenlijk lager willen.
Canon 5D Mark II met 50 mm/f1.8, 1/1600 sec, f9 op 800 ISO met drone.
Canon 5D Mark III met 16-35 mm/f2.8L II, (16 mm), 1/4 sec, f20 . op 250 ISO
47
Veluwe
Landschap met een verhaal De Veluwe is niet zomaar een verzameling natuurlijke elementen die toevallig bij elkaar staan. Aarde, water en wind hebben ons landschap ooit gecreëerd. De invloed van de mens werd gedurende een tijdsbestek van duizenden jaren steeds groter. De mens nam het ooit zo woeste en ledige landschap meer dan eens volledig op de schop. De natuur mag haar gang gaan, maar de mens dirigeert en stelt kaders. Dat is de Veluwe van nu.
Ontmoetingen met het verleden
Dit fotoboek ‘Veluwe, ontmoetingen met het verleden’ neemt u mee door deze ‘tijdsreis’. Aan de hand van indrukwekkend fotomateriaal waaronder luchtbeeld, neemt het boek u mee naar ruim 100 plekken met een boeiend verhaal. Van gletsjerdalen en stuwwallen uit de ijstijden tot de overblijfselen van grafheuvels, rituele plekken en de ijzerindustrie. Van malebossen, eikenhakhoutbossen en sprengenbeken tot de ecoducten van nu.
Geurt Besselink
Als 16-jarige liep ik al achter de edelherten aan. Al meer dan dertig jaar verken ik de Veluwe. Op zoek naar dieren en landschappen met een verhaal, zowel met als zonder camera. De Veluwe biedt een enorme diversiteit aan landschappen. Uitgestrekte heidevelden en zandverstuivingen, akkers, vennen, oude en nieuwe bossen; inmiddels vormen ze mijn achtertuin in Radio Kootwijk. Ik voel passie en verbondenheid met de Veluwe. Van de uitgestrekte aaneengesloten natuur en het dierenleven tot de rijke ontstaansgeschiedenis. Het maken van de perfecte foto is niet het enige dat telt. Het beleven van het Veluwse landschap is net zo belangrijk.
ISBN 90-813173-0-6
Inmiddels heb ik een indrukwekkend Veluws beeldarchief, vol natuur- en cultuurbeelden, waar veel organisaties gebruik van maken. Zowel in mijn eerste boek over de Veluwse natuur (2008) als in dit boek over de cultuurnatuur, is een deel daarvan opgenomen. Met dit boek wens ik u een mooie Veluwe-beleving toe.
9 789081 317306
48