ENGAGEMENT: EVIDENT.
“Ontelbaar zijn de wonderen van de wereld, maar geen is meer wonderlijk dan de mens” (Sophocles, Antigonê, eerste koor)
Tegenwoordig wordt het meer en meer modieus geëngageerd te zijn, en niet alleen voor de kunstenaars. Sinds een paar jaar krioelt het van tentoonstellingen, boeken en artikels, concerten, kunstmanifestaties, die alle een gemeenschappelijk thema “engagement” krijgen. Engagement is in, engagement is cool. Bovendien is engagement politiek correct geworden. In andere woorden wordt, wonder boven wonder, het begrip ENGAGEMENT gerecupereerd, opgeslorpt door het Establishment. Engagement is ingeburgerd, officieel, fashionable... Toevallig las ik onlangs in Parijs een merkwaardige advertentie: “Depuis 1984 Cartier donne la parole aux artistes. UN ENGAGEMENT UNIQUE, une passionpour l'art de notre temps, UN MÉCÉNAT PIONNIER [ …]” - enz. Hier is er geen sprake van sponsoring, wel van mecenaat, en van engagement. Nog meer: van een vooruitstrevend unicum! Natuurlijk gaat het uitsluitend over exclusieve evenementen, met een overvloed aan statussymbolen. La Fondation Cartier is een VZZZW, denkt nooit aan de klanten van een exclusieve juwelier, en zeker nooit aan return. In het pas geopend antropologisch Musée Branly in Parijs, is er een interactieve galerij, met talrijke pc-terminals waar de bezoeker een uitgebreide software kan raadplegen: teksten, foto's en videos, cross-referenties. Genoeg, zoals vaak met actuele elektronische media, om je voor een paar dagen bezig te houden. Zoals praktisch alles vandaag, tezelfdertijd a blessing and a curse. Ik heb een paar nota’s genomen, omdat ze, denk ik, ook toepasselijk zijn mutatis mutandis - op het gebied van muziek. Eerste citaat. “L’écriture, transcription de la parole, est un système de signes à déchiffrer et croise ainsi les questions du pouvoir et du savoir”. Als we dit vertalen en extrapoleren: “Een partituur, transcriptie van de klank, is een systeem van tekens die moeten ontcijferd worden en kruist zo de macht- en kenniskwesties”. Wat verder: “L’écriture est un accès restreint à une connaissance donnée, donc instruit-elle obligatoirement un effet de pouvoir créant un fossé entre ceux qui la maîtrisent et les autres”. Opnieuw: “Het schrijven van muziek is een beperkte
toegang tot een gegeven kennis, dus creëert het noodzakelijk een machtseffekt, dat een kloof schept tussen diegenen die het beheersen - o.m. musici en musicologen - en de anderen”. Tweede citaat, over architectuur en versiering in de Stille Zee culturen. “Les décors architecturaux et l’ornementation des objets de prestige montrent la puissance politique, économique et diplomatique; ce sont des signes partagés par une communauté d’individus ayant les mêmes codes sémantiques”. Hetzelfde kan gezegd worden van de uiterlijke tekens van de muzikale wereld: operas - zowel gebouwen als muziekwerken, uitvoeringen en regies: denk aan Bayreuth, aan l’Opéra-Bastille; orkesten, instrumenten - b.v. les violons du Roy van J.-B. Lully, de 8 trombones van Henry the 8th, een Ruckers klavecimbel, de Steinway vleugel omgebouwd door Josef Hoffmann in het Paleis Stoclet, een Stradivarius recent verkocht voor meer dan 2,000,000$. Maar hetzelfde kan ook gezegd worden van grote musicale events: internationale muziekfestivals, grote pop-concerten en tournees. En nog meer van de 3-tenorenplus-alle andere panem et circenses gebeurtenissen met een variabele kitsch-en-cultuur mengsel, zoals the Proms, Helmut Rieu / André Lotti, enz. Dit zijn allemaal ritussen die socio-economisch, voor één avond of voor een geringe periode van tijd une communauté d’individus ayant les mêmes codes sémantiques verenigen. Nog meer: de Maori' s, de Kanakken, de Papoea's, het publiek van Vorst-Nationaal, van Bozar, Ancienne Belgique of Rode Pomp: alhoewel de achtergrond verschillend is, is er sociologisch hetzelfde patroon. And now, for something completely different.Wat is nu precies engagement? Urenlang kan men over dit begrip filosoferen, zelfs, horresco referens, een cursus hierover geven. Voor mij is engagement in de muziek niet alleen politiek, met als voorbeelden Luigi Nono, Kurt Weill, Ei sier, maar ook filosofisch - b.v. “de 3 S”: Skrjabin, Scelsi, Stockhausen -, religieus (Messiaen) of een mix van de twee (Karel Goeyvaerts). Het is ook maatschappelijk. Dit is het geval voor bijna alle “grote” componisten van +/- 1750 tot 1830 (Verlichting, Sturm und Drang, Biedermeier en Hoog-Romantiek, van Mozart tot Schumann en Berlioz); maar ook later: Wagner, Ravel - denk aan Chansons Madécasses - Satie, Charles Ives, Varèse, John Cage. Last but not least, is er esthetisch engagement. Het esthetische is echter maar één van de facetten van het engagement voor elke componist. Want, volgens mij, kán een esthetisch geëngageerd kunstenaar gewoonweg niet ánders dan maatschappelijk, dus sociaal, geëngageerd zijn. En één van de luiken van het sociaal engagement is , willens of onwillens, bewust of onbewust, het politiek engagement. Het kan bewust, zelfs prioritair zijn bij de enen; in dat geval vormt het een essentieel deel van de persoonlijkheid van de kunstenaar - nogmaals: Nono, Weill, Eisler. Bij anderen blijft het op de achtergrond, maar in elk geval is het altijd aanwezig, want inherent aan het creatief proces. Hier is het engagement ofwel bewust ofwel onbewust. Bewust sociaal engagement wordt vaak in
slaventaal uitgedrukt. Dit impliceert dat het niet of weinig door leken verstaanbaar is, en moeilijk of niet begrepen wordt door b.v. luisteraars van een ander tijdperk. Dit is het geval voor de Periode gekend door de Vrijmetselarij als De Grote Middernacht in Wenen en in Duitsland, vanaf de dood van Jozef II tot na het Congres van Wenen. Beethoven gebruikt zo'n slaventaal in de IXe Symfonie, met een “gekuiste” versie van de Ode, niet aan de Vrede, wel aan de Vrijheid. Alle Menschen werden Brüder blijft, met verborgen vrijmetselarij allusies, maar niet - dit wordt én door Beethoven én door Schiller zelf-gecensureerd - Alle Prinsen worden Bedelaars. God blijft, maar zo hoog mogelijk in de hemel. We horen het trouwens in de orkestratie. Later zal Jacques Prévert het veel agressiever zeggen: Notre Père qui êtes aux cieux, restez-y!. En tussen haakjes: hoeveel linkse mensen kennen vandaag nog de 5de strofe van de Internationale, waarin Pottier zegt en De Geyter zingt: “...Ils sauront bientôt que nos balles / Sont pour nos propres généraux”? Schubert, nog meer dan Beethoven, gebruikt slaventaal - en met reden in het Wenen van Metternich, vol politiespionnen en verklikkers. Hoevelen weten vandaag dat de populaire Forelle, vijfmaal op muziek gezet door de componist muzikaal project avant la lettre - een politiek pamflet was tegen de dictatuur? Debussy, Satie, Schönberg, John Cage, vaak geciteerd als “maatschappelijk neutraal” waren diep geëngageerde componisten - misschien, of soms, onbewust. Hiermee zal ik een categorie van musici vermelden die beweren, soms oprecht, soms naïef, soms ook deugdzaam schijnheilig (een vroom bedrog?) niet geëngageerd te zijn. Soms willen ze het niet zijn. Debussy, wiens muziek ik overigens bewonder, was een voorbeeld van bewuste of onbewuste schijnheiligheid. Hij had weliswaar excuses: hij kwam uit een meer dan bescheiden familie, en moest zijn vader Communard, zijn oom vidangeur en zijn tante demi-mondaine entretenue doen vergeten om te kunnen binnendringen in het invloedrijke Fin-de-Siècle-Grand’Mondain waar Proust, Oscar Wilde, Whistler, Pierre Louÿs en Mallarmé thuis waren. Debussy had helemaal geen tijd om naar verloren tijd te zoeken. Noch kon hij rekenen op het fortuin van een Emest Chausson, of van een Vincent d’lndy - Monsieur le Comte die overtuigd lid was van ultra-rechts, Action Française en la Ligue Anti-Sémite. Debussy had ook niet de talrijke relaties van Gabriel Fauré, wiens allereerste woorden, toen hij benoemd werd tot Directeur van het Conservatoire National de Musique waren: “Enfin, Niedermeyer entre au Conservatoire!” - Niedermeyer, het lokale Lemmens Instituut van toen. Gans zijn leven heeft Debussy in slaventaal niet alleen geschreven, maar ook geleefd.
Messiaen, die ik goed gekend heb, beweerde met klem niet geëngageerd te zijn. Nochtans zei hij: “Je suis d’abord catholique, et ensuite seulement, compositeur; je veux chanter la gloire de Dieu”. Zijn revolutionnair oecumenisme, dat vooral in het begin schandaal maakte, was een poging tot een wereldwijd exotisme: Indische rāgas, Griekse metriek, Japanse timbres, zelfs vogelzang op te slorpen in een hiërarchisch gebouwde cocktail van overheersend katholicisme. Een laatste en recent voorbeeld. In het Ars Musica 2007 Festival hier in Brussel kwam Pascal Dusapin zelf zijn strijkkwartetten 4 en 5 inleiden. In het programma onderstreepte hij het formalisme in zijn oeuvre, dat, niettegenstaande persoonlijk, toch in de lijn van Boulez, Xenakis en het IRCAM bleek. Dus, voorbeeld van niet geëngageerde muziek? Toch vreemd voor iemand die reeds vijf opera’s heeft geschreven. In Parijs heb ik net Dusapin’s pas in maart verschenen inleidende les van 1 februari 2007 voor Le Collège de France kunnen kopen. Men kan op p. 22 lezen: “Car la musique ne dit rien et on ne dit jamais rien sur la musique”. Verder p.24: “Toute oeuvre musicale […] nous convoque […] peut-être même à fuir le sens, du moins celui dont le monde est saturé". Vlucht uit de realiteit? Maar in het Kaaitheater vond Dusapin het zeer leuk, dat het soort muziek die hij schrijft aanstootgevend en slecht ontvangen was in de jaren zestigzeventig; vandaag krijgt hij echter opdrachten van het Concertgebouw, de Berliner Philharmoniker en de Cité de la Musique. Voor mij is dit integertdeel significant: de taboes en de boemannen van mei ‘68 zijn helemaal gerecupereerd door de huidige sponsors, machthebbers en marktleiders; IRCAM b.v. maakt deel uit van het huidige muzikaal Establishment, omdat het “historisch” geworden is, en niet meer “derangeert”. En dit is precies het verschil tussen de provocerende naakte Mascheroen van Hugo Claus of van Pierre Restany van toen en de naakte clichés van Jan Fabre en co., in de XXIste eeuw. O Fortuna, sicut Luna, statu variabilis eerste luik van de Drei Triomfen op muziek gezet door de pro-Nazi Carl Orff in 1937 als Beiers-Duits antwoord op, en tegengewicht van Entartete Kunst. And now, voor de laatste keer, for something completely different. Eindelijk zal ik nog even spreken over een onderwerp dat mij het nauwst aan het hart ligt, omdat ik er bijzonder weinig van ken, nl., mezelf. Ik vind mijn persoonlijk engagement evident, daar ik mezelf beschouw als spiegel van de huidige maatschappij - tenminste zoals ik die kén, of dénk te kennen. Ik ben overtuigd dat je alles eerst moet onderzoeken, dan relativeren: u weet wel, de train spotter waarnemer van Einstein - of was het van Heisenberg? in elk geval, Le Nouvel Observateur. Als reflecterende spiegel (“ik ben ulen spiegel”...) probeer ik ook een kijkje Through the Looking-Glass. Voor beide redenen heb ik een voorkeur voor het etymologische, voor het absurde en voor de dubbel- of meerzinnigheid, dit
zowel in de muziek als in het leven. Ik heb een hekel aan Waarheden-met-Hoofdletters, zekerheden en onveranderlijkheid, zowel in het leven als in de muziek. Tussen chaos en orde wil ik niet kiezen, ook muzikaal, maar, zoals o.m. de theorie van de fractalen misschien het laat vermoeden, zie ik graag een wederzijdse potentiële orde in de chaotische evenementen, en potentiële chaos in de orde. Ik ben het eens met Magritte: "ceci n’est pas une pipe"; er zijn wél kloven tussen muzikale idee en partituur enerzijds, uitvoerder en luisteraar anderzijds. Maar ook: die kloven zijn noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling van de muziek, ook van de mijne als componist en als uitvoerder. Een orale traditie alleen, zonder een schriftelijke, leidt tot technische clichés en sociale dogma’s, ein Mensch ohne Schatten, tot verlies van het verleden, tot mechanische zinloosheid en stagnatie. Ik ben het volledig eens met Pierre Bayle, die reeds in de 17de eeuw verkondigde: “Mon métier est de semer des doutes”, en met Rémy de Gourmont die in 1902 in dezelfde lijn schreef: “La vérité est tyrannique, le doute est libérateur”. Anderzijds maak ik me geen illusie over de rol en/of de macht van de kunst in het algemeen, en van de muziek in het bijzonder. Macht vind ik trouwens een verschrikkelijk scheldwoord. Ik ben maar een spiegel, en toch hoop ik niet alleen een achteruitkijkspiegel te zijn of te worden... Ondanks een overvloed aan informatie, ondanks Wikipedia en Internet, die je kunnen informeren maar ook bedriegen, vind ik dat men bijzonder slecht en verkeerd geïnformeerd is. Dat is ook de reden waarom ik zoveel gereisd heb, in alle uithoeken van de wereld nog wel. Rémy de Gourmont zei nog: “Les pays qui changent le plus” - dit in een positieve betekenis van vooruitgang – “sont ceux qui reçoivent le plus d’étrangers”. Daarom heb ik vanaf ongeveer 1975 verschillende soorten uitheemse muziek grondig bestudeerd. Ik gebruik met opzet het epitheton ex-otisch niet, we leven op dezelfde planeet, of niet? Als ik deze in parallel breng met nieuwe en oude zogenaamde Westerse tradities kan ik spelen met de divergenties, convergenties en similitudes. Een voorbeeld: Σκιαι van 1982 voor trombone en percussie, is een fusie tussen de tradities van het Japanse Nō en deze van de Oude Griekse muziek en tragedie. De respectieve rollen van waki en shite t.o.v. prôtagonistos en deuteragonistos worden door de twee uitvoerders, met hedendaagse “Westerse” technieken en inhoud, gespeeld - in beide betekenissen van het woord. In de muziek stel ik o.m. de vragen: wie is de eerste, en wie is de tweede? Wie is de schaduw of de schim van de andere? Wie is de spiegel, wie is het eidôlon [hetzelfde woord voor spiegel en voor idool]? Een ander werk was een hulde aan Frank Zappa, opdracht van VRT 1 (1994) voor zanger, Rockgroep, groot symfonisch orkest en tape. Daarin gebruikte ik, in tegenstelling met de vier andere componisten van het project, geen enkele noot van Zappa, wel zijn stem, één enkele zin in een opname van een interview met de VRT. Als titel van het werk en als tekst nam ik een berucht
pamflet, A Modest Proposal van een tijdgenoot van Händel en Bach, Jonathan Swift. Aan de titel voegde ik: anno 1994 toe, en ik actualiseerde Swifts tekst door enkele woorden te vervangen door hedendaagse begrippen. Bij mij wordt zijn Commonwealth: the United Nations, Ireland werd vervangen door: the Third World. De bijtende satire van Swift wordt door de zanger geritmeerd in rapper-stijl. Toen ik een - trouwens zeer lovende - kritiek las, moest ik jubelen, want de verslaggever vond de tekst... van Zappa [!] brandend actueel en to the point. Dit was n.b. een tekst geschreven ten tijde van het Tweede Wohltemperirtes Clavier ... Mijn doel was dus bereikt. Spiegel en dubbelzinnigheid. Een zeer recent werk (september 2006) is: Maldoror / Madhorror, Gotische Zang voor Gemengd Koor, Ensemble van 13 musici en Speaker, allen elektronisch versterkt. Hierin zet ik op muziek· de surrealistische Franse tekst van 1869 geschreven door Isidore Ducasse, alias le Comte de Lautréamont. Maar simultaan gesproken komt er een andere Engelse tekst bij, een compilatie van drie artikels gevonden op internet. Het is een chronologische lijst van de honderd-en-een oorlogen en conflicten van de 20ste eeuw, elk met een minimum van 2000 doden. Het aantal doden wordt telkens vermeld, en als ritornel komt steeds het eindtotaal doden terug, nl. 160 miljoen. Het internet had het verkeerd, ik heb het herrekend en kwam uit op 195 miljoen 270 duizend 238 doden. De verminkten tellen niet mee, zelfs voor een breuk. Het zal u misschien boeien te vernemen dat die lange lijst begint met: 1886 tot 1908: België en Congo Vrije Staat: 3 miljoen doden. We mogen fier zijn, in alles zijn we de eersten! Nogmaals meerzinnigheid. Een reeks van, tot nu toe, zeven werken over de mythe van de Sirenen - misschien moet ik spreken van meerminnigheid? Deze mythe heeft mij altijd geboeid, niet het minst omdat je ze, zowel bij schrijvers als bij componisten en plastische kunstenaars, in de hele wereld terugvindt. Sirenen zijn én positieve én negatieve symbolen. Ze behoren tot alle tijden, alle stijlen; deze mythe is universeel. Ik kan dus de chthoniaanse, luchtige en vurige Sirenen samen met de Meerminnen anders laten klinken, op verschillende lagen, harmonieus en/of conflictueel, synchronisch, diachronisch of zelfs anachronisch, na mekaar en/of boven mekaar. Bovendien zijn Sirenen nog van brandende actualiteit: media en sponsors, publiciteit, merchandising en modes, bepaalde politici, zelfs muzieksubsidies en gok-Chinezen... Tenslotte zal ik eindigen met een Victoriaans meisje dat ook een mythe geworden is, Alice Liddell, Lewis Carrolls heldin in Alice’s Adventures in Wonderland en in Through the Lookingglass and what Alice found there. Deze boeken worden nog beschouwd door meer dan 90% van de mensen als kinderboeken. Dat zijn ze, onder meer. Ik heb, naast citaten in vroegere werken, tien van de gedichten op muziek gezet, voor mensen van 7 tot 77 jaar. Wat mij bijzonder
interesseert is dat deze boeken ter zelfde tijd cryptische satires zijn over literatuur en kunst, over filosofie, taalkunde, wiskunde en formele logica, over kaart-, schaak- en vooral machtspel, samen met de medeplechtigheid van Carrolls vriend en illustrator John Tenniel, niet toevallig politieke tekenaar van Punch Magazine. Soms is het heel ingewikkeld en moeilijk de tekst te decoderen, maar dankzij o.m. Martin Gardner werd het onlangs mogelijk gemaakt, door de publicatie van drie opeenvolgende Annotated Alice. U zult begrijpen dat het voor mij niet te moeilijk was om deze allusies hedendaags te recycleren... Franz Kafka heeft ooit een kort verhaal geschreven: Das Schweigen der Sirenen. Iedereen weet dat de Sirenen een verschrikkelijk wapen hadden: hun zang. Alleen Odusseus kon ontsnappen. Maar wat niemand weet, is dat de Sirenen een uiterst en nog véél gevaarlijker wapen hebben. En tegen dit wapen kan niemand vechten. Het is: ZWIJGEN. En dát is de reden waarom een kunstenaar moet spreken. Ik dank u.
Gent, april 2007.