Ten Velden familiedag 17 augustus 2013
Ontdekkingstocht langs de Vecht
O Koningin der Stichtse Stroomen Die met uw Kristallynen vloedt Zoo menig aadlyk Slot begroet Bevolkt met schaduwryke boomen O Vecht gy geeft myn zangnimf stof Nu gy haar oog vergunt t’aanschouwen Uw Hoven, Boomgaarts en Landtsdouwen om ruim te weiden in uw lof
1
Inleiding:
Het zal niemand zijn ontgaan, maar we zullen elkaar niet meer treffen bij een begrafenis van een oom of tante. Deze generatie waarvan wij de nazaten zijn is helaas afgesloten. Reden temeer om toch de familieband in stand te houden en onze reüniedagen in ere te houden. Een reünie organiseren is geen gemakkelijke taak, dat weten inmiddels degene die dit al gedaan hebben. Wanneer ga je zoiets doen en wat ga je doen. Zoveel mensen zoveel meningen, en dat heeft er bij ons toe geleid dat we geïnventariseerd hebben waar de voorkeur naar uitgaat. Het heeft er ook toe geleid dat de meeste het leuk vonden om ook onze kinderen daarbij te betrekken. Dus daarom extra hulde aan de vandaag aanwezige “kinderen” die hier gehoor aan hebben gegeven en toch ook iets van een familieband voelen. Gezien het tijdstip waarop we deze dag nu doen was het te verwachten dat velen niet aanwezig zouden zijn, maar gezien ons programma moest het in een zomerse maand. Mogelijk dat we onze reünies moeten afwisselen met zomerse en winterse tijdstippen. Dat laten we graag over aan de volgende organisatoren. Dan is er vandaag nog een verandering die mogelijk, als iedereen dit leuk vind, navolging zou kunnen vinden oftewel om een thema of activiteit te verbinden aan onze reünies. Zo kunnen we er iets meer van maken dan alleen maar eten, drinken en praten alhoewel dat er natuurlijk wel bij hoort en ook heel gezellig is. Wij zijn benieuwd naar de reacties en ook dit geven we graag mee aan de volgende reünieorganisatoren. Vandaag dus het thema “De Vecht” Waarom de Vecht; omdat onze herinneringen uitgaan naar waar voor velen onze geboortewieg heeft gestaan oftewel Amsterdam. Helaas hebben de ten Velden’s niet tot de allerrijkste tak behoord in Amsterdam, anders hadden wij ook zo’n leuk 2e huisje langs de Vecht gehad. Maar vele rijke Amsterdammers hadden dit wel en heel veel bekende namen zijn weer terug te vinden in Amsterdamse straatnamen die we vandaag op onze tocht tegenkomen. Geen rivier in ons land is door dichters zo bezongen als deze Vecht. Mannen als Constantijn Huygens, Vondel, Lucas Rotgans, Claes Bruin, Huydecoper e.a. gaven in welluidende bewoordingen weer hoe zij over de rivier dachten. Niet alleen de poëten maar ook de 2
prozaïsten wisten nauwelijks waar zij hun woorden vandaan moesten halen om de schoonheid van de “zegepralende” Vecht in bloemrijke taal te kunnen schilderen. Geniet dus van deze rijkdom uit de Gouden eeuw die juist vanaf het water beter te zien is dan vanaf de kant omdat de mooiste kant aan de waterkant lag. Dit doordat de rijke Amsterdammers met hun schepen en hun huishouding zomers vanuit Amsterdam per boot naar hun buitenverblijf aan de Vecht gingen. Het gedeelte van de Vecht wat wij vandaag gaan bevaren ligt tussen Loenen en Maarssen. Zouden we de andere kant opgaan richting Muiden dan hadden we langs het plaatsje Nederhorst Den Berg gekomen waar onze overgroot moeder heeft gewoond. Frieda heeft hierover een heel leuk verhaal geschreven dat als bijlage is toegevoegd. Met dank aan Frieda!! Vandaag gaan wij geen gids spelen (is ook een beetje moeilijk met drie boten) en jullie dus niet vertellen over wat jullie zien en over de geschiedenis daarvan. Daarvoor hebben we dit boekje samengesteld zodat jullie zelf kunnen bepalen of je geïnteresseerd bent over hetgeen je ziet Maar toch, als er vragen zijn dan zullen wij die proberen te beantwoorden. Heeeel veel plezier vandaag
Hans en Andre
3
Onze tocht van vandaag:
We zijn net aan boord gestapt bij jachthaven ’t Anker in Loosdrecht en varen naar de Drecht die in het verleden bij het ontstaan van de plassen een belangrijke rol heeft gespeeld. Hierover straks meer. Vanuit de Oostelijke Drecht komen we op de Loosdrechtse plassen die we vervolgens oversteken naar de westelijke Drecht richting de Mijndense Sluis om van daaruit op de Vecht te 4
komen. ( ongeveer 20 minuten varen)
Het ontstaan van de Loosdrechtse plassen: In de 12e eeuw begon men met het ontginnen van de venen om landbouwgrond te verkrijgen. Door het graven van lange rechte sloten, slagen geheten, werden de venen ontwaterd en ontstonden de lange smalle kavels, die typerend zijn voor het zogenoemde slagenlandschap. De ontginningen werden begonnen vanaf de bewoonde oeverwallen langs de Vecht, waar de kavelsloten loodrecht op kwamen te staan. De woningen , het beginpunt van de ontginning stonden dus op de kop van de kavel. Aan het eind van de kavels werd weer dwars daarop een afwateringssloot gegraven, tocht of wetering geheten. In een latere fase werd daarlangs een weg aangelegd en huizen gebouwd die veelal door verveners werden bewoond. Kenmerkend aan deze huizen waren de rieten daken die vandaag de dag nog steeds kenmerkend zijn voor Loosdrechtse huizen. Zo ontstond de lintbebouwing van de dorpen Maarsseveen, Westbroek Tienhoven Breukeleveen, Kortehoef, Ankeveen en Loosdrecht. Aanvankelijk was het hoofddoel van het afgraven van veengronden ontginning, dat wil zeggen het verkrijgen van bouwland en weiland. Men ontdekte al gauw dat er verschillende soorten venen waren. Er bestond veen zonder bijzondere waarde, slechts geschikt om er gaten mee op te vullen, maar ook veel waardevoller veen waar turf van gemaakt die als brandstof dienst deed. De turf werd gestoken met spades, te drogen gelegd op de legakkers en later afgevoerd om verkocht te worden. Hoe het er destijds met de legakkers uit heeft gezien, zien we op de terugweg als we de Vecht weer afgaan en nadat we door de Weersluis zijn gegaan en uitkomen in de Zuidelijke Kievitsbuurt waar deze legakkers nog worden bewaard en in stand gehouden als cultureel erfgoed
Met de turf was Loosdrecht en de andere omliggende dorpen in die tijd zeer welvarend. Helaas toen de turf geen toekomst meer had werd het armoe troef. In Loosdrecht heeft een 5
dominee( Drs Mol) ervoor gezorgd dat er nieuw leven in het dorp werd geblazen door een porselein fabriek te openen. Het porselein werd redelijk beroemd en de collectie is nog altijd te zien in kasteel Seypesteyn (tip!) Inmiddels waren de legakkers door weer en wind overspoeld en waren de Loosdrechtse plassen ontstaan. Lange tijd heeft men erover gedacht om er een droogmakerij van te maken oftewel de plassen leeg te pompen om er alsnog landbouwgrond en weiland van te maken. Pas in de jaren vijftig heeft men besloten er een recreatieplas van te maken.
De verschillende plassen De Loosdrechtse Plassen bestaan uit verschillende plassen die door dijken en eilanden van elkaar gescheiden zijn. De Eerste tot en met de Vijfde Plas worden door iedereen tot de Loosdrechtse Plassen gerekend. Over de andere plassen wordt verschillend gedacht. De hieronder genoemde plassen zijn de plassen die tot de voormalige gemeente Loosdrecht ( nu gemeente Wijdemeren) behoorden. Het Wijde Blik Het Wijde Blik is de meest noordelijk gelegen plas die alleen via het Hilversums Kanaal of de 6
zelfbediende Raaisluis is te bereiken. De Loenderveense Plas Deze grote, voor recreatie afgesloten plas ligt ten zuiden van het Wijde Blik en is bestemd voor de drinkwatervoorziening. In de Loenderveense Plas bevindt zich de door kaden afgescheiden Waterleidingplas die niet in verbinding staat met de andere plassen. 1/3 van het drinkwater van Amsterdam komt hier vandaan en het water komt uit de oerlagen door kwel naar boven uit de Bethunepolder. Het noordwestelijke deel van de Loenderveense Plas wordt ook wel aangeduid als Terra Nova, een landgoed opgericht door de Amsterdamse bankier Richard Heino Erdman. Op afspraak nog te bezoeken met groepen. (Tip) De Vuntus Deze kleine plas ligt ten oosten van de Loenderveense Plas en ten noorden van het dorp OudLoosdrecht. De Vuntus is alleen vanaf de Eerste Plas toegankelijk via de smalle Heulsloot met zeer beperkte doorvaarthoogte. De Vuntus grenst aan een laagveenmoeras met bijzondere planten en vogels. De Eerste tot en met de Vijfde Plas De Eerste tot en met de Vijfde Plas vormen een groot aaneengesloten plassencomplex. De Eerste Plas ligt ten oosten van de Loenderveense Plas en ten zuiden van het dorp Oud Loosdrecht. De Tweede Plas ligt ten zuiden van de Loenderveense Plas en de Eerste Plas. De Derde tot en met Vijfde Plas liggen in die volgorde ten zuiden van de Tweede Plas. Deze vijf plassen zijn enigszins van elkaar gescheiden door eilandjes en rietkragen. Vanaf de Tweede Plas is de Vecht te bereiken via de Westelijke Drecht, vanaf de Derde Plas via de Weersloot. De Breukeleveense Plas of Stille Plas Deze meest zuidoostelijk gelegen plas ligt ten zuiden van de Derde Plas en ten oosten van de Vierde en Vijfde Plas. De Breukeleveense Plas is alleen bereikbaar via twee smalle, ondiepe en qua hoogte zeer beperkte doorvaarten: de Kostverlorenvaart vanaf de Derde Plas en de Weersloot vanaf de Vierde Plas. De Kievitsbuurten
7
De Kievitsbuurten zijn twee grote legakkergebieden in de zuidwesthoek van de Loosdrechtse Plassen. Men spreekt ook wel van het Weerslootgebied of de Kievitsbuurt. Kenmerkend is de afwisseling van water, trekgaten en legakkers met recreatiewoningen. De Kievitsbuurten worden gescheiden van de Vierde en Vijfde Plas door de Kalverstraat, een van de drukste vaarwegen in het gebied. Langs de noordzijde van de Kievitsbuurten loopt de Weersloot die de Derde Plas verbindt met de Vecht. In de zuidelijke Kievitsbuurt zijn de vaarmogelijkheden beperkt. Beheer De plassen, legakkergebieden, moeras- en rietlanden en aangrenzende weidegebieden worden beheerd door het Plassenschap Loosdrecht en omgeving. Het Plassenschap is een samenwerkingsorgaan van de gemeenten Breukelen, Loenen en Wijdemeren, alsmede de Provincies Utrecht en Noord-Holland. De doelstelling van het Plassenschap is de behartiging van de belangen van de recreatie. Dit omvat zowel het beheer van recreatieve voorzieningen als het beschermen en ontwikkelen van de landschappelijke en natuurwaarden. Daarnaast is het Plassenschap ook vaarwegbeheerder. Recreatie Midden-Nederland is de uitvoeringsorganisatie van vier recreatieschappen waaronder het Plassenschap Loosdrecht en omgeving. Een groot deel van de plassen is eigendom van de Vereniging Natuurmonumenten. Waterkwaliteit Tot de jaren zestig van de 20e eeuw was het water helder, maar met de opkomst van de intensieve landbouw is de concentratie voedingsstoffen in het water toegenomen. Door wegrotting van de veenbodem ontstond een voedselrijke sliblaag op de bodem van de plassen waardoor het ecosysteem uit balans raakte. Het gevolg hiervan was dat het water troebel werd, de soortenrijkdom terugliep, de zwemwaterkwaliteit aangetast werd en de doorvaart belemmerd werd. Inmiddels is de fosfaatbelasting teruggedrongen, maar de waterplantengroei heeft zich niet 8
hersteld. Proeven met het wegvangen van brasem hebben in 2009 aangetoond dat het water weer helder wordt, hoewel dit niet betekent dat het biologisch evenwicht gelijk weer is hersteld. Verder onderzoek is nodig. Sport en recreatie Op de Loenderveense Plas na zijn alle plassen toegankelijk voor recreatievaartuigen. Het zuidelijk deel van de Kievitsbuurten en delen van de Vuntus zijn verboden voor motorvaart. De Vijfde Plas is het domein van zwemmers en surfers en hier mag niet worden snelgevaren. Slechts enkele eilanden zijn openbaar. De grootste concentratie van jachthavens, restaurants, cafés en winkels is te vinden aan de noordzijde van de Eerste Plas in Oud-Loosdrecht. Ook langs de westzijde van de Eerste Plas, aan de zuidoever van de Derde Plas, aan de oostoever van de Vierde Plas en aan de uiteinden van de trekgaten in de Kievitsbuurten bevinden zich vele jachthavens en andere voorzieningen. Vanaf 1995 wordt er elk jaar door de zeilscholen, jachthavens, jachtmakelaars en overige watersportbedrijven gezamenlijk een "Watersportdag Loosdrecht" georganiseerd. Deze dag is bedoeld om iedereen gratis en laagdrempelig met de watersport en waterrecreatie in aanraking te brengen. Inmiddels is dit "watersportfestival" uitgegroeid tot een evenement waar meer dan 60 Loosdrechtse bedrijven en instellingen, zoals de Historische Kring Loosdrecht, aan meedoen en duizenden bezoekers op af komen. Ook in de jaren '50 en '60, toen de waterrecreatie aan de Loosdrechtse Plassen grootse vormen begon aan te nemen door de toenemende welvaart en vrije tijd stond Loosdrecht bekend om zijn (jazz) festivals. Bekende namen als Rita Reijs, Pim Jacobs, Meta de Vries, Clous van Mechelen etc De Ronde van Loosdrecht is een natuurijsklassieker die onregelmatig wordt gehouden op de Loosdrechtse Plassen. Zo, genoeg over de Loosdrechtse plassen en de omgeving en terug naar waar we nu varen. Op de hoek van de westelijke Drecht aan je linkerhand ligt de woonboot van Ome Jan. Niet onze Ome Jan uit Limburg, maar een pater uit Brabant die deze boot daar heeft laten neerleggen in de jaren vijftig voor kinderen van arme (katholieke)gezinnen. De boot en het landje erom heen worden nog steeds intensief gebruikt door o.a scouting groepen Zo meteen naderen we de Mijndense sluis , de grootste toegangssluis vanaf de plassen naar de Vecht. Bij de Mijndense sluis gaan we links aanmeren en wachten we op het moment dat we naar binnen mogen varen. Hou bij het aanmeren van de boten de instructies aan van degene die vaart en ga niet met z’n allen touwtjes vastpakken, boot afduwen etc . Hou armen en benen binnenboord dan kan er niets gebeuren. Dit geldt ook in de sluis; volg de instructies van de 9
schipper!!!
De Mijndense sluis is in 1993 geheel gerenoveerd en recentelijk nog van een nieuwe pomp voorzien. Normaal laat een sluis water door door vanaf de hoogwaterkant de sluis te vullen dat vervolgens bij de lage kant weer naar buiten stroomt. Echter met deze innovatieve pomp die tevens vis vriendelijk is, wordt water vanuit de plas in de sluis gepompt en komt er dus geen water vanuit de Vecht in de Loosdrechtse plassen. De reden hiervoor is dat we geen gebiedsvreemd water in de plassen willen hebben dat veel fosfaat en sulfaat bevat die voor blauwalg zorgt in de plassen. Als we de sluis uitvaren (volg weer goed de instructies van degene die vaart) gaan we linksaf richting Nieuwersluis. Het gebied waar we nu varen oftewel het gebied tussen Loenen en Breukelen wordt ook wel ‘de Mennistenhemel’ genoemd. Mennisten (ook wel Mennonieten) waren volgelingen van dominee Menno Simonsz, een 16de eeuwse kerkhervormer en initiator van de Doopsgezinden. De Doopsgezinden waren begin 17de eeuw om geloofsredenen gevlucht uit het katholieke Vlaanderen en hadden zich in het liberale Amsterdam gevestigd. Net als de Joden werden de vreedzame ‘Dopers’ hier gedoogd, maar mochten zij geen overheidsfuncties vervullen of lid worden van een gilde. Daarom hadden veel Mennonieten (en Joden) een vrij beroep in de geld-, graan- of stoffenhandel, waarmee zij hun fortuin verdienden. Hiermee bouwden of huurden velen een buitenplaats aan de Vecht, waar zij elkaars gezelschap opzochten. Met name in Maarssen, dicht bij Utrecht, woonden veel Joden. Zij mochten tot eind 18de eeuw in Utrecht wel studeren of werken, maar niet wonen. Tussen Breukelen en Loenen clusterden Doopsgezinde zijdehandelaren, die onder meer de hier gelegen buitens Rupelmonde, Sterreschans en Overholland bouwden. De Utrechtse Vecht of kortweg Vecht is een Nederlandse rivier die door de provincies Utrecht 10
en Noord-Holland loopt. De rivier begint bij de Weerdsluis in de stad Utrecht en mondt zo'n 40 kilometer verder bij Muiden uit in het IJmeer. Onderweg stroomt de Vecht onder andere langs de plaatsen Maarssen, Breukelen, Loenen en Weesp. In 1996 is het beheer en onderhoud van de Vecht door het Rijk overgedragen aan het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De Utrechtse Vecht ontstond rond 600 v.Chr. als deel van de Rijndelta en bovenloop van het Oer-IJ. In de Romeinse tijd was de rivier bekend onder de naam Fectio. Het meest zuidelijke stroomgebied kenmerkte zich door de afsplitsing van de Vecht van de toenmalige Rijn ter hoogte van het Romeinse fort Fectio. Die splitsing verschoof in de loop der tijd enkele kilometers noordelijker richting of wellicht zelfs bij het fort Traiectum. Naast dat fort woonde inheemse bevolking. Duidelijke archeologische sporen van bewoning in het stroomgebied daar noordelijk van ontbreken maar aangenomen wordt dat de oeverwallen en stroomruggronden wel bewoond waren. Na het vertrek van de Romeinen rond 270 n.Chr. volgen ongeveer vier eeuwen waarin sporen van mensen ontbreken. Gaandeweg werd ook door de uitbreiding van het Flevomeer de directe verbinding met het IJ verbroken en mondde de Vecht in dit meer, later de Zuiderzee. De rivier was vanaf 866 tot aan Muiden in eigendom van de Sint-Martinuskerk in Utrecht.[1] De boorden van de Vecht vielen rond dat jaartal voor een aanzienlijk deel in de gouw Nifterlake. In 1285 veroverde Floris V van Holland Muiden en Weesp op Sticht Utrecht. Het recht van de bisschop van Utrecht op de Vecht werd beperkt tot Hinderdam, iets ten noorden van de plaats Nigtevecht[1]. De rivier stond toen niet meer in open verbinding met de Zuiderzee. Bij Breukelen was de Otterspoorsluis aangelegd, zo is gebleken uit een schouwbrief uit 1323 van bisschop Jan van Diest. Ten noorden van de Otterspoorsluis hadden de bewoners nog veel last van de Zuiderzee, de dijken moesten worden verhoogd en goed worden onderhouden wat een dure aangelegenheid was. In 1437 kwamen Utrecht en Holland overeen een nieuwe sluis en dam aan te leggen bij Fort Hinderdam en de Otterspoorsluis af te breken. Op 13 april 1673 besloot Holland nieuwe zeesluizen aan te leggen bij de monding van de Vecht in de Zuiderzee bij Muiden[1]. Al een eeuw was dit een vurige wens van Holland, maar Utrecht stemde hier niet mee in. In 1672 was Utrecht - tijdelijk - bezet door de Fransen en Holland zag de kans om de plannen ten uitvoer te brengen. In de middeleeuwen was de Vecht een zeer belangrijke scheepvaartverbinding tussen (de voorloper van) de Zuiderzee, vanwaar Noord-Europa bereikt kon worden, en de Rijn, die onder andere toegang gaf tot wat nu Duitsland heet. Dorestad en later de stad Utrecht hadden hier hun economische bloei aan te danken. (Kleine) delen van de Vecht zijn vanaf de middeleeuwen gekanaliseerd en/of doorgestoken.[2] Tot de kastelen die om strategische redenen aan de Vecht werden gebouwd behoren Kasteel 11
Nijenrode en het Muiderslot. De rivier maakte ook deel uit van de Hollandse Waterlinie. In de 17e eeuw, de Gouden Eeuw, lieten succesvolle Amsterdamse handelaren langs de Vecht buitenplaatsen bouwen of verbouwen. Veel ervan zijn tijdens de economische malaise aan het begin van de 19e eeuw verkocht en gesloopt, maar bijvoorbeeld Gunterstein in Breukelen en Goudestein in Maarssen bestaan nog. In ambachtelijk en industrieel opzicht verrezen vanaf de middeleeuwen langs de rivier grote productielocaties van baksteen en aardewerk. Turf en klei als grondstoffen waren er eenvoudig beschikbaar. Een vroege productielocatie was de Bemuurde Weerd. Later verrezen tal van steenfabrieken langs de rivier en deze vormden menigmaal een geldbelegging gevestigd naast een buitenhuis. De productie werd deels ingezet in de 17-eeuwse uitbreiding van Amsterdam. Gaandeweg de 20e eeuw sloot de laatste steenfabriek langs de Vecht. Alleen Vecht en Rhijn ontkwam aan de sloophamer. Wat verder bijzonder is aan de Vecht is de stromingsrichting waarbij het water soms (gedeeltelijk) de rivier op stroomt, doordat het water in het IJsselmeer aanzienlijk hoger staat dan dat van de Vecht bij de sluis in Muiden. Alleen bij heel hevige regen stroomt de rivier wel gewoon naar de monding toe. Het waterpeil wordt geheel geregeld door sluizen bediend door het Waterschap Amstel Gooi en Vecht die tevens verantwoordelijk is voor het grote baggerproject die momenteel gaande is op de Vecht en waarvoor het rijk 70 miljoen beschikbaar heeft gesteld. Waar waren we gebleven ? O ja we waren de Mijndensesluis uitgevaren. Direct aan de overkant liggen drie grote buitenplaatsen t.w. Nieuwerhoek, Middenhoek, Vreedenhoff en Ouderhoek. Deze zijn echter slecht te zien vanaf de Waterkant en liggen aan de Rijksstraatweg. Vreedenhof is de buitenplaats met het allermooiste hek van de Vechtstreek De twee hardstenen pijlers zijn gebouwd in de Lodewijk XV stijl. Het ontwerp van het gietijzeren hek is waarschijnlijk buitenlands. Dat is niet zo vreemd, want de familie Trip die de buitenplaats in 1731 in eigendom kreeg, waren groothandelaren in Zweeds ijzer. De totale kosten voor het smeden van het hek bedroegen destijds een ton Gouds. De koepel rechts van het hek is in 1776 gebouwd. In het gastenboek van de buitenplaats heeft iemand rond 1900 daarover geschreven: Wanneer lieve nichtjes met schalkse gezichtjes in Vreedenhoff’s koepel U steeds amuseeren is ’t voor een student, ook nog zoo vol talent, onmogelijk met vrucht in ’t burgerlijk wetboek te studeren. Misschien is dit wel een ten Velden geweest! 12
De moeite waard om deze huizen en het hek een keer te bekijken vanaf de Rijksstraatweg. Maar laten we ons beperken tot hetgeen we wel kunnen zien vanaf de boot en dus gaan we nu richting Nieuwersluis. Ook hier valt weer veel over te vertellen allereerst zien jullie de inundatie sluis die deel uitmaakte van de Oud Hollandse waterlinie; een verdedigingsbolwerk die er toe geleid hebben dat de Fransen in 1673 de aftocht moesten blazen. Een verhaal apart waarover we nog wel een hoofdstuk van …tig pagina’s kunen schrijven, maar dat is teveel voor vandaag. De Hollandse Waterlinie is inmiddels cultuur historisch erfgoed en wordt als zo danig ook behandeld waardoor er veel aandacht en literatuur beschikbaar is voor de liefhebber. Overigens zie je tussen het weiland hier en daar nog de kleine bunkers staan die deel uitmaakte van de waterlinie. ]
Pupillenschool Na de inundatiesluis, aan de linkerkant van de Vecht staat in Nieuwersluis de voormalige Pupillenschool uit 1877, opgericht onder beschermheerschap van koning Willem III. Boven de centrale voordeur staat de naam 'Pupillenschool' en boven de twee voordeuren van de hoekgebouwen staat de W van Willem. Maximaal 250 jongens vanaf 12 jaar kregen daar les in lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis, zwemmen en schaatsen. Als ze 16 jaar werden gingen ze naar de krijgsdienst. Meestal hadden de ouders geen geld om zelf voor de opvoeding te betalen. Het begrip 'pupillen' was in Nederlands-Indië ontstaan, waar Nederlandse soldaten vaak kinderen kregen van inlandse vrouwen. Deze kinderen bleven in het kampement. In Gomnong richtte het 4de Bataljon in 1845 een Korps Pupillen op, de kosten werden gedragen door de 13
officieren. Kinderen kregen vanaf 5-jarige leeftijd onderricht, zowel schools als militair. Langzamerhand werd dit experiment steeds geslaagder en ook in Nederland bekend, zodat dit de voorloper werd van de Pupillenschool in Nieuwersluis. Later werd dit een kazerne en werd dit het Militair Penitentiair Centrum Nieuwersluis genoemd. Militairen die straf kregen zoals bv dienstweigeraars, 'kregen' Nieuwersluis. Er is een tweede gebouw, iets meer naar achteren gelegen, dat tegenwoordig gebruikt wordt als penitentiare inrichting voor vrouwen. Ook aan de Rijksstraatweg (tussen Amsterdam en Utrecht) staat een oude kazerne met daarbij een bunker. Degene die regelmatig in deze omgeving komen weten dat tegenover de kazerne al heel lang restaurant het “stoute soldaatje” zat. Een favoriete stek van mijn vader omdat er altijd een leuke pianist speelde. Het restaurant heeft sinds kort een nieuwe naam; “Ome Cees” ( ik vindt de oude naam leuker) Dan is er ook nog een leuke anekdote over Nieuwersluis, en als je die wil weten dan vraag je het maar aan mij. Direct achter de brug aan je rechterhand zit de sluis die aansluit op de Angstel en richting Vinkeveen, Baambrugge en Abcoude gaat. En dan………………………… eindelijk de fraaie buitenplaatsen die toch eigenlijk wel het hoogtepunt van de tocht zijn. Één van de allermooiste is toch wel Rupelmonde te Nieuwersluis, aan de Vecht Eigendom van Stephanus de Clercq (1747-1820), van 1796 tot 1817. Weten jullie het nog; om de hoek bij Oma op de Da Costakade was de Clercqstraat ! In 1796 kocht Stephanus de Clercq (1747-1819) de buitenplaats Rupelmonde, onder Nieuwersluis, inclusief 24 morgen grond, voor ƒ 22.500. Rupelmonde is in de zeventiende eeuw aangelegd en had toen een bescheiden omvang en een sober uiterlijk. Een verbouwing in 1768 heeft het echter een veel ruimere opzet gegeven. Het oude huis, drie etages hoog, bleef daarbij grotendeels bestaan, doch kreeg aan voor- en achterzijde een uitbouw, van twee etages. Aan de Vechtzijde (voorzijde) werd een achthoekige koepel gebouwd, met links en rechts twee kleinere kamers. Het geheel kreeg een versierde gevel, ondermeer met een stenen hekwerk op het dak in Louis XV stijl, waarin -thans blankealliantiewapens en twee liggende figuren in zandsteen, voorstellend Neptunus en Mercurius. Op het dak van de uitbouw aan de Vechtzijde stond een torentje met aan vier kanten een klok. Het interieur van de kamers was fraai verzorgd met betimmeringen en modieus stucwerk. In de gang en het trappenhuis was veel en mooi geaderd wit marmer verwerkt. Om het huis waren 14
tuinen en parken aangelegd.
Vermoedelijk niet lang nadat Stephanus eigenaar was geworden van Rupelmonde, heeft hij voor zijn woonhuis in Amsterdam, Herengracht 94, beschilderde behangsels besteld bij de de behangselfabriek van de Vaderlandsche Maatschappij van Reederij en Koophandel te Hoorn. Op een van de acht panelen is, overigens niet zonder fouten, Rupelmonde afgebeeld. In 1995 werden de acht panelen te koop aangeboden door Antiquair Bastings & van Tuijl bv uit Oss. De huidige verblijfplaats is onbekend.
Een van de behangsels voor Herengracht 94, met daarop Rupelmonde. Mogelijk heeft de prent van Numan uit 1793 als voorbeeld gediend. Daarop is de uitstekende koepelkamer nauwelijks zichtbaar, hier ontbreekt deze geheel. Van het torentje op het dak is op het behangsel wel, heel licht, schetsmatig een begin gemaakt, maar dit is niet uitgewerkt. Toch is de karakteristieke vorm van het huis, door de 18de-eeuwse aanbouw tegen het oorspronkelijke 17de-eeuwse deel, onmiskenbaar dat van Rupelmonde. De geschoren heggen met daarin ronde nissen zijn een extra bevestiging. Over de uitgestrekte tuinen en parken rond het huis Rupelmonde, alsook over de vrijetijdsbestedingen op de buitenplaats, zijn we redelijk ingelicht. Hiervan vinden we een heel aardige beschrijving in het dagboek van Willem de Clercq (1795-1844). Voor deze oudste kleinzoon van Stephanus was de buitenplaats een geliefde plek en hij kwam er vaak. Zijn tekst dateert van mei 1812 en is geschreven in het Frans. Hieronder volgt een vertaling. Het pluimbalspel. Een goed amusement voor regenachtige dagen. Het diner dat altijd voortreffelijk is. Een drilplank is er slechts goed voor om het zitvlak te radbraken. De boston. Deze dans is een goede bezigheid voor 's avonds aangezien de eigenaren van Rupelmonde alle wandelingen na zonsondergang afkeuren en in dit opzicht grote tegenstanders van Delille zijn. 15
Twee weken nadat Willem de Clercq het bovenstaande schreef werden de bewoners van Rupelmonde opgeschrikt door enkele onaangename berichten, waarvan het ernstigste was dat de straatweg naar Utrecht, die de buitenplaats doorsneed, zou worden vernieuwd. Het gevolg hiervan zou zijn dat men een dijk zou verhogen tot ruim 2 meter boven het niveau van de Vecht, waardoor het uitzicht uit de Tuinkamer ernstig belemmerd zou worden. Bovendien zouden, om de weg te verbreden, greppels, bruggen, hekken en mooie bomen, kortom alles wat in de weg zou zitten, verwijderd en omgehakt worden. Dit gebeurde in opdracht van de Franse overheersers; daarom heette de nieuwe straatweg ook ‘Napoleonsweg’. De jaren daarna zou de situatie al niet beter worden. In november 1813 vielen geallieerde troepen de voormalige Republiek der Nederlanden binnen om het land te bevrijden. In Nieuwersluis waren nog enige honderden Franse soldaten gelegerd; daarvan waren niet minder dan 42 ingekwartierd in Rupelmonde, die men gedurig eten moest bezorgen. De tuinvrouw en huisbewaardster kon echter naar Stephanus in Amsterdam schrijven dat de heren braaf bier zopen, onder elkaar vloekten, doch nog geen ongeregeldheden bedreven hadden. Maar lastig was het wel en men was blij toen ze vertrokken. De Kozakken, ofwel Pruisische troepen, die voor hen in de plaats kwamen, schijnen zich in Nieuwersluis weldegelijk ernstig te hebben misdragen; gelukkig verlieten zij het oord al snel. Toen Willem in de winter van dat jaar Rupelmonde bezocht had het veel van zijn charme verloren; in zijn dagboek schreef hij: “Ik zag er het landschap, ontdaan van al zijn genoegens; het toonde slechts een trieste aanblik”. De Franse tijd is rampzalig geweest voor de Amsterdamse handel en vele grote fortuinen zijn in die periode ten gronde gegaan. Hoe ernstig de situatie voor S. & P. de Clercq was, werd pas in alle omvang duidelijk toen Gerrit de Clercq, de vader van Willem en oudste zoon van Stephanus, in september 1817 overleed. Slechts door hulp van familieleden Van Eeghen, Van Heukelom, Fock en Rahusen kon worden voorkomen dat de oude familiefirma werd geliquideerd. De gouden tijden waren voorbij. Ook Stephanus’ persoonlijke financiële situatie was niet rooskleurig en hij was oud. Uiteindelijk zag hij zich daarom gedwongen Rupelmonde en de bijhorende landerijen te verkopen; dit gebeurde op 2 november 1818. Ruim twee maanden later overleed hij, bijna 71 jaar oud.
Rupelmonde in onze huidige tijd 16
Gelijk na Rupelmonde aan de rechteroever staat één van de ook zo Vecht kernmerkend object; de theekoepel
De opkomst van de koepel vanaf de 17de eeuw begint met de constatering dat ze een teken van welstand waren. Hoewel er in het buitenland al lang theekoepels werden gebouwd, aarzelden de financieel draagkrachtigen bij ons tot in de Gouden Eeuw alvorens zij besloten hun geld te verspillen aan dergelijke nutteloze huisjes. Maar toen de eerste koepel eenmaal over de dam was, volgden er al ras meer. Het werd belangrijk om te laten zien dat je geld had om een koepel te bouwen en dat je vrije tijd had om erin te zitten. PANORAMISCH De meeste koepels zijn gebouwd volgens een vast concept. Dit bepaalde dat ze een symmetrische opzet en rondwelvend dak dienden te hebben. Ze stonden bijna zonder uitzondering op een panoramische locatie, het liefst langs een weg of vaart. Daar viel tenminste iets te zien en daar kon men gezien worden. De inrichting verschilde per koepel, hetgeen alles te maken had met de bestemming van het gebouwtje. Was het bedoeld om een kwartiertje te zitten of om er uren of zelfs dagen te verpozen? In het laatste geval had men voorzieningen nodig. Dit verklaart waarom een aantal koepels is uitgerust met keukentjes, privaten, turfhokken en soms zelfs een wijnkelder. Daarna ook rechts komt Sterreschans
Na het rampjaar 1672, waarin de Fransen enorm hadden geplunderd in de provincie Utrecht, werden er op de grens van Holland en Utrecht verschillende schansen gebouwd, om de Republiek verder te beschermen tegen de Fransen. 17
Eén van de schansen, een rechthoekig omgracht terrein tussen de Rijksstraatweg naar Amsterdam en de Vecht, werd in 1673 aangelegd door de Hollanders onder aanvoering van kolonel Stockheim tussen Breukelen en Nieuwersluis. Nadat het oorlogsgevaar geweken was, stichtte David Rutgers op deze plek kort na 1688 een buitenplaats die hij de naam 'Sterreschans' gaf. David Rutgers dempte een deel van de gracht rond het binnenterrein aan de zijde van de Vecht en bouwde daar een bescheiden huis met een rechthoekige plattegrond. Het was vijf trafeeën breed en bestond uit twee bouwlagen. Het terrein rond het huis kreeg een symmetrische aanleg, bestaande uit een middenas met aan beide zijden een boomgaard. Om het terrein kwam een singel met laanbeplanting, die alleen aan de kant van de Vecht gedeeltelijk opengelaten werd. In 1763 werd de buitenplaats verkocht voor 32.500 gulden. In 1815 wordt het huis gekocht door Adriaan Paets van Troostwijk, een lakenkoopman uit Amsterdam. Waarschijnlijk heeft hij opdracht gegeven het huis te verbouwen, naar men aanneemt onder leiding van architect A. van der Hart. In die tijd kreeg het huis grotendeels zijn huidige aanzien. Sterreschans beschikt ook over een overtuin, hoewel het meer een overpark is, die zich aan de andere kant van de Rijksstraatweg bevindt. Dit park, waarin een slingervijver en een weiland de belangrijkste plaats innemen, is vermoedelijk een ontwerp van J.D. Zocher jrBekende bewoners van sterreschans zijn o.a. van Lennep, Bosboom, diverse van Troostwijks, en de huidige bewoner Frits Kroymans (importeur van Ferrari Vlak na Sterreschans komt eveneens op de rechteroever Buitenplaats Over-Holland
De buitenplaats Over-Holland werd in 1676 gebouwd. Zijn naam heeft de buitenplaats te danken aan het feit dat het grondgebied aan deze kant van de Vecht tot gebied van de bisschop van Utrecht behoorde en de overkant tot de graven van Holland. De buitenplaats lag dan ook 18
tegenover Holland. Het kreeg het uiterlijk van een stadshuis, zoals dat in die tijd gebruikelijk was. In die tijd had men namelijk nog geen ervaring met het bouwen van echte, aan de omgeving aangepaste, landhuizen. Het werd een symmetrisch gebouw en was een kopie van een Amsterdams grachtenhuis. Het huis behoort tot de grootste buitenplaatsen uit de 17e eeuw. Het gedeelte van de buitenplaats dat het dichtst bij de Vecht staat is het oudst. Later werd, vanuit de Vecht gezien, aan de achterkant een stuk toegevoegd. Dit gebeurde na 1755, nadat mr. Willem Straalman, heer van Ruwiel, de nieuwe eigenaar was geworden. Ook de tuin werd aangepakt: de Franse stijltuin moest plaats maken voor een Engelse landschapstuin. De prachtige theekoepel stamt uit dezelfde tijd en is waarschijnlijk geïnspireerd door de koepelkamer van Queekhoven. Een andere belangrijke eigenaar was Jacob Poppen, één van de rijkste Amsterdamse kooplieden. Hij en zijn charmante dochter komen voor in het boek 'De Plaetse aan de Vecht'. Dit boek werd geschreven door Marie van Zeggelen, die daarvoor gedurende 3 maanden in de theekoepel woonde. Jacob Poppen trok dagelijks van Over-Holland naar Amsterdam, met iedere dag een ander span paarden voor de koets: op maandag zwarte paarden, op dinsdag bruine paarden, op woensdag appelschimmels, op donderdag vossen en op vrijdag blessen. Hij had dus de beschikking over aardig wat paarden! Ook heeft in Over-Holland de bekende plantkundige Linnaeus gewoond en gewerkt. In het oudste deel van het huis vinden we een haardpartij met houtsnijwerk van rond 1770. Een andere kamer heeft stucwerk in Lodewijk XV stijl en moet uit dezelfde tijd stammen als de zaal, die zich in het nieuwere gedeelte van het huis bevindt. In het huis vallen verder de stucplafonds en grote behangselschilderingen op. Bij de buitenplaats horen ook nog een oranjerie en een eind 18e eeuwse theekoepel met chinese motieven. Ook heeft het huis de beschikking over een overtuin, aan de andere kant van de Rijksstraatweg.
Nog steeds aan de rechterover staat vervolgens een huis waar de naam ons niet van bekend is, 19
maar waarover we alleen kunnen vermelden dat André van Duin hier gewoond heeft. Verder varend komen we (nog steeds rechts een geheel nieuw complex tegen die vinden wij zelf in stijl is opgebouwd. Er zijn nog enkele appartementen te koop, dus voor de liefhebber………………………… En dan eindelijk aan de linkeroever net vòòr de Weersluis zien we ’t Huys te Weerestein.
In oktober 1966 haalde dit huis de landelijke pers, omdat het openbaar geveild werd. De erfgenamen van de eigenares waren het namelijk niet eens met elkaar. En dus werd de beslissing aam de rechter overgelaten. Tegelijk werd de bewering van wijlen mevr Degenkamp weer opgehaald., dat zij op het landgoed het graf van de heilig verklaarde bisschop Hunger had gevonden. Deze bisschop woonde in Utrecht, vluchtte bij de rooftochten der Noormannen naar Weerestein en stierf niet lang daarna in 866. In 1760 was achter het huis een zeer zware stenen kist gevonden, waarin behalve gebeente ook resten van een Mijter en een staf zaten. De 1000kg wegende kist sloeg men tot puin, maar het stoffelijk overschot benevens de relikwieën gingen naar de Amsterdamse Begijnhofkerk. Toen op grond van deze gegevens en haat ontdekking van de grafplaats, het huis door mevr Degenkamp aangeboden werd aan de paus, bleek deze het geschenk, deze “heilige grond”, echter niet te willen aanvaarden. Overigens werd het huis dat onder Monumentenzorg staat, bij de openbare veiling voor Dfl 18.000,- gekocht door een aannemer uit Uithoorn. Een aantal jaren later werd de buitenplaats te koop aangeboden voor Dfl 750.000,- En als het nu te koop zou staan zal het ongetwijfeld meer dan 1 miljoen euro moeten opbrengen. Zo, en nu even kijken hoe het met de tijde staat en gaan we overleggen, want we kunnen nu de 20
Weersluis door,
of we gaan nog een stukje verder, bv tot voorbij Breukelen en komen we nog enkele hele mooie huizen tegen om vervolgens om te keren en dan alsnog de Weersluis te nemen of zelf nog verder te varen richting Maarssen waar we de Kraaienestsluis kunnen nemen. Is het weer goed? Hebben we nog zin? In ieder geval ga ik nog wel even verder met mijn verhaal dan hebben jullie altijd nog een mogelijkheid om het verhaal thuis verder te lezen of maak een afspraak met Lieke en mij om een andere keer nog eens dit stukje Vecht per boot te doen. Zowel de Weersluis als de Kraaiennest sluis zijn zelfbedieningssluisjes. Dus neven en nichten, laat maar eens zien dat jullie verstand van sluizen hebben! Oke we als we verder varen op de Vecht dan zien jullie even voorbij de Weersluis grote stenen pilaren staan waar ooit een toegangshek heeft gestaan van een grote buitenplaats. Die zien we wel meer langs de Vecht, want tenslotte hebben er meer dan 100 buitenplaatsen gestaan waarvan zoals we vandaag gezien hebben er nog maar enkele over zijn . De Fransen hebben hier flink huis gehouden en heel veel buitenplaatsen zijn hierdoor verdwenen. Jammer, maar helaas! Na een aantal mooie 18e eeuwse boerderijen zoals de Mariahoeve, Rustenburg, Boomrijk en Vechtzicht zien we aan de rechterhoeve Buitenplaats Vechtvliet
De buitenplaats Vegtvliet of Vechtvliet werd omstreeks 1670 gebouwd in opdracht van de Amsterdamse koopman Willem van den Broeck door Philip Vingboons. Na zijn dood erft zijn zoon Willem. 21
Nog geen 100 jaar later, rond 1750, wordt het huis ingrijpend verbouwd. Het uiterlijk dat het huis toen kreeg heeft het nog steeds. Het huis bestaat uit twee bouwlagen en is aan de wegzijde vijf ramen breed. In het midden bevindt zich een rijk gedecoreerde ingangspartij in laat-Lodewijk XV-stijl. Boven de ingangspartij bevindt zich een gebogen daklijst. In de noordgevel van het gebouw bevindt zich nog een kanonskogel uit het rampjaar 1672/1673 In de jaren 20 van de 18e eeuw ondergaat het huis opnieuw een aantal wijzigingen. De voordeur, die zich eerst aan de Vecht-kant bevond, wordt verplaatst naar de kant van de Rijksstraatweg, terwijl de nieuwe voorgevel wordt opgeknapt en aangepast aan zijn funktie van nieuwe voorgevel. De nieuwe achtergevel wordt ook aangepast en verfraaid met een tot het dak reikende erker, waarin zich de eetkamer bevindt. Als men vanaf de Rijksstraatweg naar het huis kijkt ziet men 2 grote beelden staan. Deze beelden bevonden zich oorspronkelijk in 2 nissen van de vroegere achtergevel en werden na de verbouwing van rond 1720 verhuisd naar de hoeken van het balkon. Dit beviel slecht, omdat de beelden te groot waren voor deze plaats en daarom werden ze verplaatst naar de begane grond. De beelden stellen goden voor en ze werden vervaardigd door de Amsterdamse beeldhouwer Ignatius van Logteren. In de 18e eeuw heeft het huis nog een tijdje dienst gedaan als opvoedingsgesticht voor meisjes en werd daartoe van binnen geheel vertimmerd tot klein kamertjes. Door een latere eigenaar is het interieur weer geheel in oude stijl gerestaureerd. Tenslotte werd Vechtvliet in de jaren zeventig van de vorige eeuw opnieuw volledig gerestaureerd. Dan gaan we weer naar de linkeroever en zien we de buitenplaats Groenevecht
Groenevecht is vrij uniek, omdat het woonhuis nog stamt uit de 17e eeuw. Volgens het In historische documenten staat als eerste eigenaar David Rutgers vermeld. Het is onbekend wanneer hij precies Groenevecht gebouwd heeft, maar het moet tussen 1673 en 1686 geweest zijn. In het laatste jaar overleed hij en we weten dat de buitenplaats toen al in zijn bezit was. 22
Tot het einde van de achttiende eeuw (1787) is het landgoed familiebezit gebleven. Sindsdien heeft het diverse eigenaren gekend. Op een kopergravure uit 1719 is het vooraanzicht van Groenevecht afgebeeld. Links en rechts van het woonhuis bevonden zich in die tijd - en nu nog steeds - twee poorten, waarvan de rechter toegang verschafte tot de zogeheten veelaan. Via deze weg werden de koeien naar het weiland achter het huis geleid. Voor het huis, aan de rechterkant, stond een theekoepel. In het hart, haaks op het symmetrisch gebouwde woonhuis, liep een zogenaamde grand canal, dat als een soort T-splitsing in verbinding stond met de Vecht. Hoogstwaarschijnlijk liep over het canal een brug met daaronder een soort sluis. Boten konden zo, wanneer de brug en de sluis open stonden, de hoofdingang bereiken. Het zeventiende eeuwse woonhuis is gebouwd in een Tprofiel. Achter het pleisterwerk, dat in de negentiende eeuw werd aangebracht, bevindt zich nog veel metselwerk van het oorspronkelijke huis. Aan weerszijden van het huis stond een beukhaag met poortjes en raampjes erin gesnoeid. Tegenwoordig zijn in de haag alleen de poortjes nog aanwezig. Uit bronnen is bekend, dat de Fransen in de zeventiende eeuw Groenevecht, als zijnde een buitenplaats met een katholieke eigenaar, hebben gespaard (rampjaar 1672). Ongeveer vijfhonderd soldaten zouden in het park gebivakeerd hebben, terwijl de officieren in het huis sliepen. Een litho uit 1836 laat een gemoderniseerd Groenevecht zien. Het grand canal is verdwenen. Nog steeds voelt de plek waar het canal liep anders aan, dan de rest van het gazon. Na een flinke regenbui blijft het gazon hier lang drassig. Op deze prent is links op de voorgrond een theekoepel afgebeeld. Men vermoedt dat de funderingen nog aanwezig zijn. Een verhoging in het gazon zou hierop wijzen. Deze koepel is waarschijnlijk midden 19e eeuw weggehaald, de andere al eerder. Ook kan men zien dat de ramen zijn aangepast aan de normen van die tijd, veranderd naar Zuid-europees ontwerp. Na verdere veranderingen in de vorige eeuw, zijn sinds 1985 de ramen weer zoals op de litho uit 1836. Op het dak is begin 19e eeuw een attiek aangebracht en zijn siervazen geplaatst. De attiek is omstreeks 1930 verwijderd en de vazen zijn in 1912 gekocht door prins Hendrik voor koningin Wilhelmina. Ze staan nu in de boventuin van Paleis het Loo. Voor zover bekend zijn eind negentiende eeuw de dakkapel en het balkon toegevoegd; op de dakkapel is sinds lange tijd weer de windwijzer in de vorm van een bijenkorf zichtbaar. Een deel van de gang direct achter de voormalige hoofdingang is door de voorlaatste eigenaar opgenomen in het links daar aangrenzende vertrek, de zogenaamde groene kamer (in gebruik als zitkamer). De dienstingang in de noord-zijgevel is de hoofdingang geworden. De opkamer heeft zodoende plaats moeten maken voor een grote marmeren hal. 23
In het hele huis zijn nog negentiende eeuwse ornamenten te vinden, zoals gepleisterde plafonds en plafondschilderingen. Ook bevinden zich in de kamers nog enkele marmeren open haarden uit die tijd. In de kelder liggen zeventiende eeuwse tegels en in de huidige keuken zijn nog oude koperen kranen te zien. De typisch Hollandse late-barok tuin is begin negentiende eeuw veranderd in een romantische landschapstuin. Het terrein bestaat uit een parkgedeelte met daarachter bos en weiland. Door het park en het bos lopen een soort grachten, met hier en daar een negentiende eeuws bruggetje. Tevens ligt in dit gedeelte een klein schiereiland. Er zijn hele oude beuken te vinden, een hoog- en laagstamboomgaard, een mooi perenlaantje, een moes- en kruidentuin en een grote variëteit aan stinzenplanten. Vanaf 1986 is het huis weer gerestaureerd en bevat Groenevecht naast het woonhuis een oranjerie, enkele bedrijfswoningen, een koetshuis, de boerderij 'Groenlust' en weilanden. In totaal is het landgoed nu weer 40 ha groot. Mevrouw van Zadelhoff heeft in 1990 naar eigen ontwerp een koetshuis en de stalhouderij laten bouwen. De paarden en koetsen, begonnen als liefhebberij, is uitgegroeid tot een echt bedrijf. De collectie bevat onder meer een replica van de originele Nederlandse postkoets van de PTT. De huidige bewoner is de bekende makelaar van Zadelhoff Direckt daarnaast ligt Queekhoven
Met de verwoesting van het oudste huis in 1672 is waarschijnlijk ook het archief van voor die tijd verloren gegaan, waardoor we niets weten over dit eerste huis en zijn bewoners. De oudste afbeelding van het herbouwde huis dateert van 1719. In dat jaar is het een kostschool voor jongens, waar het waarschijnlijk ook zijn naam aan te danken heeft. De toenmalige eigenaar was Monsieur Pierre Mannouri. Het huis heeft nog steeds dezelfde indeling: op de benedenverdieping een centrale ingang met aan beide zijden twee ramen en op de eerste verdieping vijf ramen. Ook het dak was in de 18e eeuw al een afgeplat tentdak met op elke hoek een schoorsteen. Rond 1730 werd het huis door de toenmalige eigenaar, François Straalman, uitgebreid met een 24
koepelkamer aan de achterkant van het huis en een monumentaal trappenhuis. Bij de verkoop in 1776 door Wilhelmina Alletta Kien van de buitenplaats aan Adelbertus Ahuys luidt de omschrijving: "buytenplaets met heerehuyzinge c.a. en weyland en bosch, tesamen groot: 13 mergen". In 1822 werd het huis gekocht door Gijsbert Christiaan Bosch Reitz, die getrouwd was met Elisabeth Kuvel. Gedurende 4 jaar woonden ze in het huis en in die periode werd hun zoon Guillaume Jacques Abraham geboren (in 1825). In 1826 verhuisden ze naar een grachtenhuis in Amsterdam. In het begin van de negentiende eeuw, in elk geval voor 1836, werden er twee bijgebouwen toegevoegd, terwijl omstreeks 1880 het interieur sterk gewijzigd werd. De toenmalige eigenaar, C.W. Matthes (I), die sinds 1860 eigenaar was, liet alleen de koepelkamer ongewijzigd en liet tevens een dakkapel toevoegen. In de tuin staan veel oude bomen. Er staat een paardekastanje, die mogelijk zelfs uit de 17e eeuw stamt. Ook zeldzame boomsoorten komen voor; deze werden voor de Tweede Wereldoorlog geplant in opdracht van C.W. Matthes (II). Het park is openbaar toegankelijk. Zo rond de jaren 60 van de vorige eeuw is het huis in bezig geweest van de Eduard van Beinum Stichting, die er een vermaard muziekcentrum in vestigde, dat geleid werd door de bekende harpiste Phia Berkhout. Zo en dan nu door de ophaalbrug van Breukelen in Amerika beter bekend als Brooklyn. Gelijk na de brug op de linkeroever de prachtig Ridderhofstad Guntherstein.
Breukelen mag dan maar een klein Utrechts dorp zijn, in de 17de eeuw woonden er zeer ondernemende kooplui die naar de Nieuwe Wereld trokken en daar op last van de West Indische Compagnie in 1629 een tweede Breukelen stichtten. Het bestaat nog steeds; nu vormt het als Brooklyn een wijk van New York. Het Utrechtse Breukelen is een rustig dorp gebleven; oude huizen omringen de 15de eeuwse kruiskerk, waarin de familiegraven van de bewoners van Gunterstein - tot 1935 - zijn te vinden. 25
Wie de witte klapbrug over de Vecht over wandelt, ziet de Ridderhofstad voor zich liggen. Het heeft in de loop der eeuwen geleden onder oorlogen en verwoestingen maar is tot drie maal toe herbouwd. Het huidige huis stamt uit 1680 en is waarschijnlijk een schepping van de Amsterdamse architect Adriaen Dortsman. Zijn opdrachtgeefster was de 48-jarige, tweevoudige weduwe Magdalena Poulle. Haar portret uit 1683 door David van der Plas siert het vlak boven de gemarmerde schouw in de Grote Zaal van het huis. Ze poseert op een stenen tuinbank gezeten in die quasi nonchalante houding van een gefortuneerd vertegenwoordigster van de Gouden Eeuw. Naast haar staat haar neef, de kleine Pieter Poulle. Hij houdt een kaart in zijn handen waarop alle heerlijkheden van de uitgestrekte baroktuinen van Gunterstein met zijn boomgaard, oranjerie, gezichtslaan en siertuin staan aangegeven. Aan de blanke, beringde handen van zijn tante is niet te zien dat zij 'groene vingers' had. Magdalena Poulle's gefortuneerde familie kwam uit Calais maar moest wegens godsdienstvervolgingen naar het tolerante noorden vluchten. De kip of poulle in het familiewapen liet Magdalena vergulden evenals de vos die de kip najaagt op een rood veld. Boven het entree is dit wapen te zien. Op het dak staat de mooiste torenschoorsteen van de Vechtstreek. Aan vier zijden zijn nissen gemetseld waarin zich de vier seizoenen bevinden, in de gestalten van bevallige gebeeldhouwde figuren. De eigenaresse van dit huis met het omringende land had geen kinderen en besloot haar dierbare bezit na te laten aan haar neefje, die ook de eerste steen had mogen leggen. Aan de Noordwestelijke hoek van het huis bevindt zich onder de waterspiegel nog altijd een marmeren plaatje waarop staat: 'Pieter Poulle zoon van Benjamin Poulle heeft de eerste steen geleyt den 1sten November 1680 out synde op dezen dagh drie jaer.' Helaas stierf Pieter toen hij pas zeven jaar oud was.
Gunterstein viel na Magdalena's dood toe aan Pieters vader die het in zijn testament naliet aan een nicht, echtgenote van Mr. Ferdinand van Collen burgemeester van Amsterdam. Generaties lang heeft de familie Van Collen hier gewoond; van 1917 tot 1845 als Van Collen en van 1845 tot 1935 als Willink van Collen. In 1935 kwam de laatste overgebleven neef Jonkheer Louis Henri Quarles van Ufford op het huis. Deze adellijke familie heeft Gunterstein sindsdien niet meer verlaten. De aimabele Jhr. Mr. W.H.D. Quarles van Ufford heet de bezoekers aan zijn huis thans persoonlijk welkom. Hij leidt hen met kennis van zaken rond in het decor van zijn jeugd. (tip!) In de eerste zaal verhaalt hij de drie-delige historie van Gunterstein. In de middeleeuwen was dit grensgebied tussen het graafschap Holland en het Sticht domein van de Utrechtse bisschop. Een van de vroegste bewoners van de verdedigbare burcht was ene Gunter, wiens familiewapen met de drie Franse leliën op een veld van keel nog altijd boven het balkon aan de Vechtzijde te zien is. Van deze Ridderhofstad zijn geen afbeeldingen bewaard gebleven. Tijdens een van de twisten moest Gunterstein het ontgelden; in 1511 werd het volgens de kronieken in vier dagen door 'die van Utrecht' gesloopt. De stenen zijn gebruikt om de stadsmuur van de 26
Domstad te versterken. Jonkheer Quarles van Ufford laat zijn gasten graag de zware kloostermop uit ca 1300 zien, die uit de Vecht werd opgevist en zeer waarschijnlijk afkomstig is van het eerste Gunterstein. In de rode, Utrechtse rivierklei heeft een kat zijn pootafdruk achtergelaten. De funderingen lagen nog stevig in de grond en daarop bouwde Gijsbert van Nijenrode een tweede Gunterstein, dat in 1539 de status van Ridderhofstad verwierf. De man die de Ridderhofstad Gunterstein in 1611 kocht was de vermaarde landsadvocaat Johan van Oldenbarneveldt. In het archief bevindt zich een brief, die de staatsman in oktober 1613 op de Ridderhofstad eigenhandig schreef aan de heer van Brederode. Hoewel van eenvoudige afkomst meende Van Oldenbarneveldt zich dit kasteel te kunnen veroorloven. En terecht: hij had samen met prins Maurits de Spaanse vijand uit de Republiek weten te verdrijven. De overwinning van de Staatse troepen in de Slag bij Nieuwpoort - dit jaar precies 400 jaar geleden - verleende de Republiek aanzien in heel Europa. Oldenbarneveldt had in 1602 de Verenigde Oost Indische Compagnie opgericht, die de beleggers enorme winsten bezorgde. De economie bloeide op, het zelfbewustzijn nam toe en vormde de basis van de Hollandse Gouden Eeuw. Na veertig jaren trouwe dienst beging de grijze staatsman echter een politieke fout, belandde voor de rechters, werd van hoogverraad beschuldigd en ter dood veroordeeld. In mei 1619 moest de bejaarde landsadvocaat het schavot op het Haagse Binnenhof beklimmen om daar publiekelijk te worden onthoofd. Vondel schreef als protest Het Stokske van Oldenbarneveldt waaruit elk schoolkind wel een paar regels kon citeren: 'Mijn wens behoede u onverrot, O Stok en stut, die, geen verrader, Maar ' s vrijdoms stut en Hollands Vader Gestut hebt, op dat wreed schavot;' De schilder Herman Saftleven (het werk wordt ook wel toegeschreven aan Willem van Drielenburgh) veroordeelde op allegorische wijze de 'gerechtelijke moord' in een geheimzinnig schilderij, dat boven de schouw in de alkoof op Gunterstein hangt. Tegen een onheilspellende hemel tekent zich de tweede Ridderhofstad met twee vierkante - en een ronde toren - af. Op de voorgrond vlucht een uil, symbool van de wijze staatsman, angstig weg. Overal om hem heen cirkelen roofvogels: het zijn personificaties van de rechters die hem tot het beulszwaard veroordeelden. Een trotse ruiter op een wit paard - waarin men Prins Maurits van Nassau herkent - is op weg naar het huis. Na de berechting werden alle goederen van de landsadvocaat verbeurd verklaard. Het bleef lange tijd stil op het kasteel. In 1673 - vlak na het Rampjaar - werd Gunterstein door de verliezende Franse vijand uit wraak tot ontploffing gebracht. 27
Toen deed Magdalena Poulle als vrouwe van Gunterstein en Tienhoven haar intrede in de historie. Ze kocht de grond met de resten van het kasteel en liet tussen 1680 en 1681 het derde Gunterstein in classicistische stijl bouwen op het oude, vierkante grondplan. Het huis begon als elegante buitenplaats aan een nieuw, glorieus bestaan. Mevrouw Poulle lijkt niet helemaal uit haar huis verdwenen; op de koperen deurklopper komen we de hollende kip en haar initialen weer tegen. In de alkoof hangt een mooie portretminiatuur waarop ze een brede parelsnoer draagt. Dit snoer wordt nog altijd op Gunterstein bewaard. Een marmeren gang doorsnijdt de volle lengte van het huis en komt uit op het door Toscaanse zuilen gedragen halfronde balkon aan de Vechtzijde. Boven de 18de eeuwse familieportretten der bewoners, zijn in de gang aan weerszijden vijf bronzen portretbustes van Romeinse keizers uit het Julius Claudische huis geplaatst. Op deze gang komen alle vertrekken van de bel etage uit. Bel heeft hier niets te maken met aanbellen; de etage was gewoon 'mooi' op z'n Frans, de mooiste woonlaag van het - naast kelder en zolder - twee verdiepingen tellende huis. Het absolute hoogtepunt van een bezoek aan Gunterstein vormt de gobelinzaal. Magdalena Poulle hield van de natuur; in haar orangerie bij Gunterstein kweekte ze exotische gewassen en verwierf daarmee faam onder botanici. Ze onderhield betrekkingen met o.a. Johan Huydecoper bewoner van het fraaie Goudenstein aan de Vecht, commissaris van de Amsterdamse Hortus. Hij kon haar Zuid-Afrikaanse bollen of Amerikaanse zaden bezorgen, die wonderbaarlijke bloemen, planten en vruchten voortbrachten. De verrukkingen van Magdalena's tuinen en befaamde orangerie zetten zich voort in de Grote Zaal. De vier wanden zijn behangen met wandtapijten, waarop bomen, struiken, groepjes planten, klaprozen en andere bloemen de bezoeker de illusie bezorgen zich in de natuur te bevinden. Tussen het dichte gebladerte zijn tientallen vogels geweven van uitheemse soorten als kaketoe en papegaai tot de inheemse roerdomp. Tussen het gebladerte door heeft men op drie plaatsen zicht op het huis. De ruim vier meter hoge wandtapijten die ca 1700 waarschijnlijk in het weefatelier van Maximiliaan van der Gucht werden geweven, bedekken elk stukje muurvlak en zelfs de entrefenêtres - de ruimten tussen twee ramen - en de deur. Na de recente restauratie heeft de zaal de allure van betoverd woud teruggekregen. Die indruk wordt versterkt door het nieuwe plafond. Omdat de bouwsporen van het plafond uit de tijd van Magdalena Poulle summier zijn, moest er ter vervanging van het verweerde uit 1936 stammende plafond een nieuw ontwerp worden gemaakt, dat harmonieert met de unieke wandbekleding en de architectuur van het huis. Er werd een serieuze plafondcommissie in het leven geroepen die besloot het originele plafond aan de hand van teruggevonden spijkergaten en krijtstrepen op de balkenlaag te reconstrueren. De kunstenaar Huub Kurvers uit Deventer kreeg in oktober 1995 de opdracht voor een eigentijds decoratieve plafond - ontwerp. Jonkheer Quarles had hem al gewaarschuwd dat hij de moderne beschildering in het 17de eeuwse Haagse Mauritshuis 'een brug te ver' achtte. Voor een hemelsblauw namaak - historisch plafond met voorbijdrijvende wolkjes voelde men evenmin. Rekening houdend met de wens van de Heer en Mevrouw 28
Quarles iets van de barokke tuin mee te nemen, schiep de kunstenaar een houten plafond dat de schoonheid van de zaal vergroot. In vier achthoekige hoekelementen zijn familiewapens in marmerimitatie aangebracht. Het ingelijste, ovaalvormige middenvlak is deels omzoomd door een geschilderde balustrade, die ooit de formele baroktuin begrensde. De ijle tinten van het plafond scheppen ruimte, ze leiden de aandacht niet af van de wandtapijten en het schouwstuk en ze vormen een kunstwerk op zich. Aan de overzijde van de marmeren gang ligt de herenkamer. Daar hangt een mooi ovaal kinderportret in een zwarte, achthoekige lijst. Aetatis 4 1/2 staat er boven het aandoenlijke jongetje in zijn lange rok. Nu weten we hoe oud hij was maar hoe hij heette? Jonkheer Quarles veronderstelt dat het de oudste broer van Magdalena Poulle was, die in 1628 viereneenhalf jaar moet zijn geweest. Bij de restauratie van het houtwerk in de keuken kwamen twaalf verflagen tevoorschijn. Men koos een klassiek maïsgeel voor het lijst- en balkenwerk. De deuren werden volgens een oud ambacht opnieuw 'gehout', d.w.z. beschilderd met houtnerven. De wanden zijn bekleed met deels oorspronkelijke 17de eeuwse wit geglazuurde tegels, die een parelmoeren weerschijn hebben. In het verlengde ligt de linnenkamer waarin zich een schat aan adellijk textiel bevindt: met kant afgezette doopjurken, mutsjes, fontaneldoekjes en een origineel valhoedje dat het hoofdje van een ronddribbelende kleuter moest beschermen bij een val op de stenen vloer. Een stenen trap leidt naar de kelder. We dalen af in de resten van het tweede Gunterstein, waar Oldenbarneveldt heeft rondgelopen. De anderhalve meter dikke muren met hun sterke tongewelven hebben het buskruit van de Franse vijand in 1673 weten te weerstaan. Als jonkheer Quarles ons voorgaat naar de bovenverdieping vertelt hij terloops kleine jeugdherinneringen; de slaapkamer van zijn moeder met gebloemde katoenen gordijnen heeft hij onveranderd gelaten. In een kamer op de tweede verdieping hangt een interessante, wandvullende trompe l'oeuil met geschilderde jachtgeweren, wildtassen en kruitzakken op hout (C. Brizé, 1658). De schemerige zolder was het domein van de dienstbode. Droogrekken, blauwgeverfde linnenbakken en manden vertellen dat hier werd gewassen en gestreken. Alles is keurig gemerkt met QvA of WvC, ook de oude reiskoffers in een hoek bij het dakvenster. In een lage hoekkamer kregen de adellijke kinderen privé - onderwijs van een huisleraar. Vanuit het zoldervenster is een z.g. zakgoot te zien, waarin een grote hoeveelheid hemelwater kon worden opgevangen. Was de zakgoot volgelopen dan werd het voor Magdalena Poulle tijd om zich met haar gasten om de vijver van de drie-hoekige siertuin naast de buitenplaats te scharen. Middenin de vijver had zij een beeld van een kip geplaatst die zijn snavel in de lucht steekt. Op een teken van mevrouw trok haar knecht op het dak de stop uit het reservoir, het 29
water stortte zich door de pijp omlaag en spoot tot verrukking van het publiek als een fontein uit de snavel van de kip omhoog. Het festijn duurde tot de zakgoot leeg was. De kip en de 17de eeuwse siertuinen zijn verdwenen. Wat bleef is Gunterstein met een gebied van 100 ha dat tot de Loosdrechtse plassen reikt. In de tuinen en het deels verwilderde parkbos verrijst een ongesigneerd beeld van de roof van Persephone uit 1712. Een glimp van de weelde van weleer gebaseerd op het kapitaal van de 17de eeuwse kooplui en zorgzaam geconserveerd door de adel. Gelijk rechts aan de andere kant staat het gemeentehuis van Breukelen oftewel Boom en Bosch; een prachtige trouwlocatie met de boot vanaf de Vecht bereikbaar. Aan deze locatie heeft het niet gelegen dat mijn huwelijk is gestrand, maar het was wel een prachtige dag dat we hier met het eveneens afgebeelde prachtig schip ’t Stockpaerdje (zie foto)naar toe zijn gevaren om te trouwen.
In 1673 laat Abraham Boddens een hofstede bouwen. Het gebouw werd een statig, representatief buitenhuis. Het huis bestond uit een hoofdgebouw met een grondplan van 15 bij 16 m en kreeg drie verdiepingen: twee bouwlagen en een zolderverdieping. Hoewel de voorgevel naar de Vecht gericht was, wilde de heer Boddens graag dat het huis ook vanaf de Straatweg het bekijken waard was, en liet de achtergevel een gelijkwaardig aanzien geven. Niet lang is Abraham eigenaar geweest van zijn nieuwe huis, want in 1680 verkoopt hij het aan Engel baron de Ruyter voor 16.220 gulden. Engel was de zoon van Michiel Adriaanz de Ruyter, die in 1675 sneuvelde; mocht zich ridder noemen en was vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Engel de Ruyter noemde zijn huis Ruytervegt. Hij had een woonhuis naast dat van zijn vader in Amsterdam, maar wilde net als zoveel rijkgestelden in Amsterdam een huis buiten de stad. Hij was niet getrouwd 30
en vanaf 1679 ging hij niet meer naar zee, omdat hij vaak koortsig en benauwd was, mogelijk door een kogelsplinter, die in 1672 zijn borst geraakt had. In 1683 sterft hij op 34-jarige leeftijd. Ruytervecht vererft dan op de kinderen van zijn inmiddels overleden zus Alida. Zij verkopen het huis in 1684 aan Pieter van den Broeck, broer van de eigenaar van Vechtvliet. Boom en Bosch gaat daarna enkele keren kort na elkaar in andere handen over. Begin 18e eeuw wordt Theodorus Boendermaker de nieuwe eigenaar. Door hem werden grote en rijke verfraaiingen aan het huis en de tuin aangebracht. De heer Boendermaker werd geboren in Frankrijk, maar moest dit land in 1685 verlaten, omdat hij Hugenoot was. Hij verdiende veel geld in de handel op de Levant en sprak vele talen. Doordat hij veel door Europa reisde, wist hij wat in de mode was op het gebied van bouwkunst en de tuinarchitectuur. Wat hij gezien had, liet hij toepassen op Boom en Bosch. Er werden twee zijvleugels aan het gebouw toegevoegd en de tuin werd omgezet in een tuin in Franse geometrische stijl. Deze bestond uit halfcirkelvormige geschoren hagen, terrassen, een vijver met een fontein en levensgrote beelden. Nadat de heer Boendermaker overleden is, gaat het landhuis opnieuw enkele keren in andere handen over. Rond 1750 is er in de acten nog steeds sprake van een royaal herenhuis en een schitterende tuin met ook nog een theekoepel. Halverwege de 19e eeuw is Herman Daniël Willink van Collen eigenaar van het huis. Door hem wordt het huis in 1853 weer een flink stuk kleiner gemaakt, doordat de beide vleugels grotendeels worden afgebroken. In 1925 wordt Boom en Bosch voor 50.000 gulden gekocht door de gemeente Breukelen-Nijenrode. Er werd toen afgesproken dat het park rond Boom en Bosch openbaar zou worden en de grond tussen het park en de Rijksstraatweg bestraat zou worden, zodat hier voortaan de markt gehouden kan worden. Wel wordt besloten de theekoepel af te breken. In de periode 1983 - 1984 wordt Boom en Bosch volledig gerestaureerd. Deze restauratie werd om twee redenen uitgevoerd: Men wilde verder verval van het huis voorkomen en bovendien had de gemeente meer ruimte nodig. Deze verbouwing werd uitgevoerd onder leiding van architect ir. J.B. baron van Asbeck. Als voorbeeld voor de restauratie keek men naar een litho van P.J. Lutgers uit de eerste helft van de 19e eeuw. Op deze afbeelding zien we het huis afgebeeld, zoals het er in de 18e eeuw uitgezien moet hebben. De restanten van de noordelijke zijgevel werden gesloopt 31
en twee nieuwe vleugels kwamen ervoor in de plaats, even hoog als het hoofdgebouw. Het hoofdgebouw kreeg een nieuwe dakconstructie met op de vier hoeken schoorstenen. Het interieur was in de loop van de tijd al gemoderniseerd, op de kamer van de burgemeester en de centrale hal na. Deze ademen nog de sfeer van weleer uit. In de kamer van de burgemeester vinden we betimmering in Lodewijk XV-stijl, een fraaie marmeren schoorsteenmantel met rijk gesneden opbouw en een plafond dat door balken in vakken verdeeld wordt. Boven de vleugeldeuren naar de tussengang hangt een portretschildering van Engel baron de Ruyter. Ook vinden we een schilderij, dat 'de slag bij Chatham' voorstelt. Dit was een belangrijke historische gebeurtenis uit het leven van zijn vader Michiel de Ruyter. Ook is de burgemeesterskamer hoofdzakelijk met al aanwezig antiek meubilair ingericht. De tuin is aan de Vechtzijde weer terug gebracht in 18e eeuwse Franse geometrische stijl. Aan de voorzijde van het huis is het aanwezige park in Engelse landschapsstijl behouden gebleven. Ten noorden van het hoofdgebouw staat het in de 18de eeuw gestichte koetshuis. Het werd al voor 1983 verbouwd, waarbij de grote deuren symbolisch werden gehandhaafd, en is nu deel van de gemeentesecretarie. Het park wordt afgesloten door een toegangshek, met op de palen de wapens van de gemeente Breukelen-Nijenrode en van de provincie Utrecht. Deze werden in 1925 aangebracht. De ervoor geplaatste stootpalen met het jaartal 1847 stonden tevoren op het einde van de 'nieuwe oprijlaan' naar de Straatweg, waar nu de ING-bank staat. Zoals hierboven beschreven liet de heer Boendermaker in 1712-1713 levensgrote beelden bij het huis plaatsen. Deze acht beelden werden gemaakt door Ignatius van Logteren en zijn afgebeeld op de tekening van D. Stoopendaal uit 1719 en op de tekening van P.J. Lutgers uit 1836. Van links naar rechts staan de beelden: Neptunus, Venus, Jupiter, Juno, Pluto, Proserpina, een Faun (Bacchus) en een Bacchante. In een verkoopacte uit 1846 wordt nog melding gemaakt van de beelden, maar daarna zwijgen de archieven en komen we de beelden ook niet meer tegen op afbeeldingen. Het blijkt later dat de tuinsieraden van Boom en Bosch in 1847 geveild zijn. 32
Door mevrouw Willink van Collen, ook eigenaresse van Gunterstein, worden dan twee beelden uit de achtertuin, voorstellende de Roof van Proserpina door Pluto, verplaatst naar de tuin van Gunterstein. De 8 beelden worden dan gekocht door mevrouw Bartholomée Hermina Brand tot Cabauw, eigenaresse van Queekhoven. Zij was in 1839 getrouwd met François Gijsbert Staatskin, baron van den Brakell tot den Brakell, eigenaar van het kasteel Vredestein, gelegen tussen Zoelmond en Ravenswaay. Nadat de beelden 2 jaar bij Queekhoven hebben gestaan, worden ze in 1849 overgeplaatst naar de tuin van Vredestein. Vredestein was eeuwenlang in het bezit geweest van de baronnen Van den Brakell tot den Brakell, maar werd in of na 1856 afgebroken. De baron vestigde zich in Arnhem aan de Velperbinnensingel en schonk de beelden in 1859 aan de stad Arnhem. Voorwaarde van zijn schenking was wel, dat hij de beelden vanuit zijn woning kon zien. Daarmee werden de beelden geplaatst in de nieuw aangelegde plantsoenen tegenover zijn huis. Bij de slag om Arnhem in november 1944 werden de beelden van Jupiter en Bacchus vernietigd door het oorlogsgeweld, terwijl de andere beelden zwaar beschadigd werden. De meeste beelden zijn inmiddels gerestaureerd, hoewel niet altijd even nauwkeurig. Zo heeft Pluto geen tweetand in de hand maar een knots. In 1999 staan 5 van de 6 beelden in de plantsoenen van de Jan's singel, de Velpersingel en de Eusebiussingel. De zwaar beschadigde bacchante wacht nog op restauratie in een beeldhouwers atelier. Zo dat was een heel verhaal, maar dat kan even want het duurt even voordat we bij het volgende object komen wat bij iedereen bekend is oftwel kasteel Nijenrode.
De naam Nijenrode betekent nieuw gerooide grond. Rond 1275 liet 33
Gerard Splinter van Ruwiel hier een kasteel bouwen. Zijn familiewapen bestond uit een gouden veld en een rode balk, en deze kleuren sieren nog steeds de luiken op het landgoed. Het kasteel is omringd door water en toegankelijk over een ophaalbrug. Er zijn een aantal bijgebouwen. Het landgoed is toegankelijk via het poortgebouw, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gebouwd. Ook het koetsgebouw werd in die tijd gerestaureerd. Boven de entree van het koetshuis is een reliëf met de ridder Gisbregt von Nijenrode. Bewoners Nadat het kasteel in 1481 en 1511 werd verwoest, werd de ruïne in 1536 vererfd naar de familie Van den Bongard. Bernard van den Bongard herbouwde het kasteel tussen 1632 en 1642 in Hollandse renaissancestijl. Nadat het enige maanden als hoofdkwartier door de Fransen was gebruikt, werd het in 1673 in brand gestoken door Franse troepen onder bevel van de hertog van Luxembourg. De ruïne werd in 1675 verkocht aan de Amsterdamse koopman Joan Ortt, die onder invloed stond van de mystieke Antoinette Bourignon. Het kasteel werd weer opgebouwd en bleef tot 1853 in handen van de familie Ortt. In april 1853, wordt Nijenrode via een publieke veiling gekocht door Willem Hendricus de Heus, een Utrechts ondernemer en Statenlid. Op 1 mei 1854 staat er in de Opregte Haarlemmer Courant een advertentie waarin kasteel Nijenrode te huur wordt aangeboden. Willem Hendrikus heeft weinig op het kasteel gewoond, want in de zomermaanden woont hij op 'de Pietersberg' te Oosterbeek en in de wintermaanden in villa Sophia's Hoeve, gebouwd bij zijn fabriek in Apeldoorn. Ondanks dat hij het kasteel niet bewoonde, liet hij het in 1860 voor een aanzienlijk bedrag verbouwen in neo-Tudorstijl. Misschien had hij plannen er later toch te gaan wonen. In 1872 sterft hij en het kasteel vererft op zijn zoon Henri Guillaume Arnoud. De nieuwe eigenaar heeft geen interesse voor Nijenrode, omdat hij zowel woonde als werkte in Apeldoorn. Gedurende een aantal jaren verhuurde hij het kasteel aan C.J. van der Meulen, die er een kostschool in had ondergebracht. Na overlijden van Henri Guillaume Arnoud werd het kasteel door zijn erven verkocht. Van 1907 tot 1930 was het bezit van Michiel Onnes, een Duitse handelaar in koffie. Hij liet Nijenrode tot 1920 restaureren en uitbreiden. In 1930 werd het gekocht door de Amsterdamse joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Goudstikker gebruikte het kasteel als toonzaal voor zijn handelsvoorraad. Niet alleen mogelijke klanten werden op het kasteel uitgenodigd, Jacques Goudstikker stelde Nijenrode tevens open voor het publiek. Op deze wijze trachtte Goudstikker ook minder kapitaalkrachtigen in contact te brengen met kunst. 34
Op en rond het kasteel organiseerde Jacques Goudstikker verschillende benefietconcerten en grote feesten voor de society. Zo heeft onder andere het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg in de tuin van Nijenrode opgetreden. Jacques Goudstikker overleed op 16 mei 1940 aan boord van het schip SS Bodegraven, waarmee hij vanuit IJmuiden naar het Verenigd Koninkrijk vluchtte. Hij werd in Engeland begraven. In juli 1940 werd zijn kunsthandel door het personeel verkocht aan Hermann Göring en de in Nederland woonachtige Duitser Alois Miedl. Het onroerend goed van de kunsthandel, inclusief Kasteel Nijenrode, kwam in handen van Alois Miedl. Na de Tweede Wereldoorlog, heeft de weduwe van Jacques Goudstikker Kasteel Nijenrode teruggekocht van de Nederlandse Staat, die het kasteel na de bevrijding in beheer had. De weduwe Goudstikker heeft het kasteel uiteindelijk weer verkocht. In 1946 vestigde de Stichting Nijenrode, Instituut voor Bedrijfskunde zich in het kasteel, dat in 1950 door de stichting werd gekocht. In 1982 veranderde de naam in Universiteit Nyenrode en sinds 2005 staat de universiteit bekend als Nyenrode Business Universiteit. Het kasteel is niet toegankelijk voor publiek, maar als je de portier een bijdrage geeft voor de koffiepot dan mag je er trouwfoto’s maken zo heb ik zelf ervaren. Voorbij Nijenrode zien we nog een volledig gerestaureerde koepel, waar een architect z’n kantoor van heeft gemaakt. Aan de overkant kasteel Oudaen uit de eerste helft van de 14 eeuw.
Kasteel Oudaen ligt op een omgracht eiland op de oostelijke oever van de Vecht, dicht tegen de rivier aan. Er is geen uitvoerige tuinaanleg, de Middeleeuwse aanleg is nagenoeg ongewijzigd, waardoor het complex een zeer oorspronkelijke indruk maakt. 35
Bij het complex behoren twee bouwhuizen, resten van het poortgebouw, een boerderij en een zomerhuis. De hoofddtoegang tot het kasteel wordt gevormd door een houten brug over de gracht aan de zuidzijde. Het huis bestaat uit vijf hoofdelementen uit verschillende perioden: twee woongebouwen, een achterhuis, een trap- en een hangtoren. Het exterieur laat nog altijd de Middeleeuwse situatie zien van twee evenwijdige vleugels met kelder, drie bouwlagen en een kapverdieping. De kopse westgevels zijn uitgevoerd als trapgevels. De oostgevels zijn nagenoeg blinde tuitgevels. Aan alle gevels zijn diverse bouwsporen te zien van wijzigingen die in de loop van de tijd hebben plaatsgevonden. De deurpartij uit ca. 1615 bevindt zich in de zuidgevel met ervoor een hoge gemetselde stoep. Oudaen gaat terug op een 13de eeuwse woontoren en is als zodanig- als één van de weinige - nog steeds herkenbaar. Na 1450 werd een tweede woontoren gebouwd tegen de bestaande toren. In 1601 werd het kasteel door Johanna van Sneeck gemoderniseerd, waarbij o.a. de ingang werd verplaatst naar de zuidzijde. Gerrit Duuring liet in de eerste helft van de 19de eeuw een parkbos aanleggen, dat aan de noordkant van de gracht nog gedeeltelijk aanwezig is. Van 1974 -1984 vond een grondige restauratie plaats waarbij vele oorspronkelijke elementen weer tevoorschijn kwamen. We passeren nu de al eerder genoemde Kraaiennestsluis die we afhankelijk van tijd en zin kunnen nemen of we kunnen nog een klein stukje doorvaren. Aan de rechteroever tegenover de Kraaiennestsluis ligt huis Slangevecht uit 1725
Op een unieke locatie aan de Vecht vindt u Buitenplaats Slangevecht (of Slangevegt). Het rijksmonument uit 1700 dankt zijn naam aan de bochtige rivier de Vecht, die als een slang door het landschap kronkelt. ond het midden van de 19e eeuw werd Leonard Corneille Dudok de Wit eigenaar van de buitenplaats. Dudok de Wit was een welgesteld, maar vooral 36
avontuurlijk man. Hij maakte vele lange wandeltochten over de hele wereld. Vandaar ook zijn bijnaam Kees de Tippelaar. Na een tentoonstelling van zijn uit het buitenland meegebrachte souvenirs en voorwerpen van volkenkundige aard in Vegt en Hoff, besluit Kees Dudok de Wit in 1889/90 een eigen museum voor Land- en Volkenkunde te laten bouwen in het park van Slangevegt. Dit museum trok jaarlijks enkele duizenden bezoekers en de opbrengst van de toegangskaartjes komt ten goede aan de minstbedeelden van Breukelen. Bij zijn overlijden in 1913 liet hij de gemeente Breukelen een legaat na, waarvan de schoolgaande jeugd uit de omgeving nog steeds ieder jaar op 3 oktober gratis poffertjes mag eten. Eind 20ste eeuw werd Slangevegt ingrijpend verbouwd om dienst te kunnen doen als restaurant. Het zou een mooie stop zijn geweest voor we de Vecht verlaten, maar helaas het budget staat dit niet toe. Maar zoals je op de plaatjes kan zien wel een super stek om even te “chillen” Even voorbij Slangenvecht aan de linkeroever ligt Gansenhof, een hele mooie buitenplaats die te koop staat. Dus voor het geval we nog een familiebuitenplaats willen dan is dit misschien wel een aardig optrekje. Prijs onbekend! Na Gansenhoef komen er nog verschillende kleinere buitenplaatsen en nog één grote buitenplaats t.w. Goudenstein in Maarssen en het kasteel Oud Zuylen in Zuylen. We laten het hier maar even bij want de kans dat we die nog vandaag bereiken is bijna uitgesloten. Daarna overigens komt Utrecht waar de Vecht, na de Weerdsluis, opgaat in de grachten van Utrecht (wel per boot te bereiken!)
Conclusie van onze Vechttocht is dan ook heel teleurstellend. Er bestaat geen buitenplaats ten Veldenhof of Ridderhofstad ten Velden en we hebben ook geen kasteel Veldenrode. Waren onze over over over grootvader en moeder nu maar mennonieten geweest dan hadden we een kans gemaakt. We hopen dat jullie van deze tocht, die nog niet ten einde is, hebben genoten en gaan nu of de Weersluis door waar jullie de legakkers en trkgaten uit de turftijd nog kunnen zien. Of we gaan de Kraaiennestsluis door en varen langs de Bethunepolder (drinkwater Amsterdam) terug naar de plassen. Die steken we vervolgens schuin over om weer bij jachthaven ’t Anker te komen. Straks lekker BBQ bij Emmy en praten we nog even gezellig na. Wij wensen de volgende organisatoren veel succes en we horen wel wie dat 37
worden.
Namens Hans en mij bedankt voor jullie komst en eet smakelijk voor straks en daarna, wel thuis!
Andre
p.s. vergeet niet de bijlage met de zeer interessante kroniek van Frieda te lezen.
38