Oneerlijke handelspraktijken & zelfregulering gedragscodes binnen de voedseltoeleveringsketen
Masterscriptie rechtsgeleerdheid, accent privaatrecht Tilburg University
naam: anr: studentnummer: 1e begeleider: 2e begeleider: verdediging op:
Chantal De Bie 522884 U1242038 mevrouw De Hoon mevrouw Van Doorn 15 mei 2014
Voorwoord Mijn scriptie gaat over oneerlijke handelspraktijken in de voedseltoeleveringsketen. Het is een bijzonder actueel onderwerp, zowel in het binnen- als buitenland. In Nederland zijn in september 2013 verschillende brancheorganisaties samen met het ministerie van Economische Zaken een pilot gestart om oneerlijke handelspraktijken in de voedseltoeleveringsketen aan te pakken. Ook op Europees niveau is de aanpak omtrent oneerlijke handelspraktijken onderwerp van discussie. De Nederlandse overheid zet in op zelfregulering door middel van de ‘Gedragscode Handelspraktijken’. Ik heb met veel interesse en plezier onderzoek gedaan naar zelfregulering als oplossing voor oneerlijke handelspraktijken in de voedseltoeleveringsketen. Graag wil ik mevrouw De Hoon bedanken voor de begeleiding gedurende het schrijven van deze scriptie. Chantal De Bie 5 mei 2014, Eindhoven
2
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 INLEIDING..............................................................................................................4
1.1 Probleembeschrijving ........................................................................................................................ 4 1.3 De onderzoeksvraag ........................................................................................................................... 7 1.4 Afbakening hoofdvraag ...................................................................................................................... 7 1.5 Opbouw en verantwoording scriptie ............................................................................................ 7
HOOFDSTUK 2 ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN IN EN BUITEN EUROPA ..............9
2.1 Europa ...................................................................................................................................................... 9 2.1.1 Het Groenboek .............................................................................................................................................. 9 2.1.2 De Europese gedragscode ...................................................................................................................... 10 2.1.3 Wat regelt de Europese gedragscode? .............................................................................................. 12 2.1.4 Nieuwe ontwikkelingen omtrent oneerlijke handelspraktijken............................................ 13 2.2 Nederland ............................................................................................................................................ 14 2.3 België ..................................................................................................................................................... 18 2.4 United Kingdom ................................................................................................................................. 20 2.4.1 Grocery Supply Code of Practice ......................................................................................................... 20 2.4.2 Groceries Code Adjudicator Act 2013 ............................................................................................... 23 2.5 Slovenië ................................................................................................................................................ 23 2.5 Argentinië ............................................................................................................................................ 25 2.6 Slot .......................................................................................................................................................... 27
HOOFDSTUK 3 KENMERKEN, SLAAGFACTOREN EN VALKUILEN VAN ZELFREGULERING .......................................................................................................................... 29 3.1 Kenmerken van zelfregulering .................................................................................................... 29 3.2 Categorieën van regulering ........................................................................................................... 30 3.3 Gedragsgerichte instrumenten en geschilbeslechtende instrumenten ........................ 32 3.4 De voordelen en slaagfactoren van zelfregulering ............................................................... 34 3.5 De valkuilen van zelfregulering ................................................................................................... 36 3.6 Slot .......................................................................................................................................................... 38
HOOFDSTUK 4 GEDRAGSCODES GETOETST ......................................................................... 39 4.1 De belangrijkste slaagfactor ......................................................................................................... 39 4.2 Toets codes .......................................................................................................................................... 40 4.2.1 Nederland en Europa ............................................................................................................................... 41 4.2.2 België .............................................................................................................................................................. 42 4.2.3 Engeland........................................................................................................................................................ 43 4.2.4 Slovenië ......................................................................................................................................................... 44 4.2.5 Argentinië ..................................................................................................................................................... 45 4.2.6 Bevindingen ................................................................................................................................................. 46 4.3 Recente ontwikkelingen ................................................................................................................. 46 4.3.1 Status pilot in Nederland ........................................................................................................................ 46 4.3.2 Status The Act in Engeland .................................................................................................................... 47 4.4 Slot .......................................................................................................................................................... 47
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ........................................................................................... 49 BRONNEN- EN LITERATUURLIJST ............................................................................................ 51
3
HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1 Probleembeschrijving Uit een onderzoek van de EIM (2009) blijkt dat ondanks bestaande wet- en regelgeving, voornamelijk in de voedingssector, supermarktketens en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in de landbouw- en levensmiddelensector, veel klachten1 ontstaan met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken2. Dit onderzoek ziet op de klachten tussen de leverancier en de afnemer3. De belangrijkste problemen van oneerlijke handelspraktijken waar partijen in de voedingssector tegenaan lopen zijn onder andere: -
Het eenzijdig wijzigen van het contract;
-
Gebruik maken van oneerlijke en onduidelijke bepalingen;
-
Contracteren zonder schriftelijke overeenkomst;
-
‘De-listing’; de leverancier zal bij ‘de-listing’ van de leverancierslijst worden gewist. 4
Volgens het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) hebben oneerlijke handelspraktijken een grote impact op de investerings- en innovatiemogelijkheden van kmo's in de landbouw- en levensmiddelensector. Ondernemingen investeren minder in de bescherming van bepaalde aspecten die van algemeen belang zijn, zoals leefmilieu, arbeidsvoorwaarden, dierenwelzijn en klimaat, omdat ze door hun afhankelijkheid van 1
Het EESC twijfelt er niet aan dat oneerlijke handelspraktijken in alle contractuele
verhoudingen voorkomen, maar specifiek in de voedingssector. Zie: Advies Europees Economisch en Sociaal comité (advies van 27 juni 2013, INT/683), Brussel: COM(2013) 37 final p.2 2
Het Groenboek definieert oneerlijke handelspraktijken als; praktijken die sterk afwijken van
goed handelsgedrag en die in strijd met de geode trouw en een eerlijke behandeling zijn. Zie: Europese Commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en nonfoodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst) , 6-2-2013. Kenmerk 6122/13. p.3 3
Het gaat daarbij om de keten van transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen
en overheidsinstanties in de food- en non-foodtoeleveringsketen. Zie: Europese Commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst) , 6-2-2013. Kenmerk 6122/13 p.3 4
M.W. de Hoon & C.J.M van Doorn, ‘Inkoopmacht in de supermarktbranche: het civielrechtelijke
perspectief’, NTBR 2013-25 p. 1.
4
een klein aantal afnemers in een onzekere situatie verkeren. De mededinging tussen de distributieketens draait momenteel enkel om de laagst mogelijke consumentenprijs en alles wordt daaraan opgeofferd, aldus het EESC.5 In de Tweede Kamer is oneerlijke handelspraktijken in de voedingssector een steeds terugkerend onderwerp dat vragen oproept. Er zijn al verschillende onderzoeken gedaan en moties ingediend om iets te doen aan de hierboven beschreven problematiek met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken in de voedingssector. In sommige landen is hiervoor reeds een gedragscode opgesteld, terwijl andere landen proberen de problematiek te reguleren door middel van wet- en regelgeving. In het Groenboek6 wordt de focus gelegd op de food- en non-foodtoeleveringsketens tussen ondernemingen. Volgens de minister van Economische Zaken is een goedkope en flexibele oplossing gewenst. Hierbij wordt zelfregulering als meest gewenste oplossing aangedragen. Het reguleren van oneerlijke handelspraktijken middels wetgeving is volgens sommigen niet gewenst, aangezien voorstellen altijd langs de Eerste en Tweede kamer moeten. Dit kan veel tijd in beslag nemen doordat beide Kamers tot een akkoord moeten komen. Indien wijzigingen nodig zijn, dient dezelfde weg gevolgd te worden. Dat oneerlijke handelspraktijken een actueel probleem is, blijkt uit de Albert Heijn zaak. In september 2012 eiste Albert Heijn 2 percentage punten extra korting van de leveranciers. Dit met het ogenschijnlijk doel om de uitbreidingen van Albert Heijn te kunnen financieren.7 Dit zou een voorbeeld van een eenzijdige wijziging van het contract kunnen zijn. Leveranciers klaagden dat zij door deze maatregel in financiële problemen zouden komen. Volgens NRC Handelsblad heeft Albert Heijn zich teruggetrokken van de korting maar verlaagt vervolgens de prijzen van duizenden producten onder het mom
5
Advies Europees Economisch en Sociaal comité (advies van 27 juni 2013, INT/683), Brussel:
COM(2013) 37 final p. 5 6
Europese commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-
foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst), 6-2-2013. Kenmerk 6122/13 7
Volkskrant, 11 september 2012, Albert Heijn eist extra korting van leveranciers.
5
van de ‘langloopbonus’.8 Het ‘stunten’ met prijzen zie je steeds vaker terug in reclamefolders en televisiereclames. 1.2 Verantwoording methodologie Het lijkt erop dat de bestaande wet- en regelgeving onvoldoende zijn om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan.9 De laatste jaren zijn er veel ontwikkelingen geweest op het gebied van de voedseltoeleveringsketen. Zoals eerder aangegeven zijn er landen die reeds een gedragscode hebben ontwikkeld. Het is niet haalbaar om in dit onderzoek alle bestaande codes met betrekking tot de voedseltoeleveringsketen te bespreken. Daarom is een selectie gemaakt. Dit onderzoek ziet op zes verschillende codes. Uiteraard bespreek ik de Nederlandse code. Daarnaast komen aan bod: Europa, België, Engeland, Slovenië en Argentinië. De Europese code komt aan bod omdat Nederland zich hieraan conformeert. Tevens zijn de regels en richtlijnen op Europees niveau voor alle lidstaten van belang. Vervolgens komt België aan bod omdat daar wordt uitgaan van een (volledig) vrijwillig karakter in tegenstelling tot Engeland. Naast het feit dat Engeland een verplichtend karakter kent, heb ik hier juist voor gekozen omdat daar al veel onderzoek en evaluaties zijn gedaan met betrekking tot voedseltoeleveringsketen. Slovenië komt aan bod omdat over dat land nog weinig bekend is over een eventuele oplossing ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken. Tot slot bespreek ik de gedragscode van Argentinië om een beeld te krijgen van een oplossing die gehanteerd wordt in een niet- EU land. Op basis van literatuuronderzoek volgt een overzicht van de kenmerken, de slaagfactoren en valkuilen van zelfregulering. Aan de hand hiervan ontwikkel ik een toetsingskader waaraan ik de bovengenoemde codes zal toetsen.
8
NRC Handelsblad, 15 september 2012, Albert Heijn schort eis om korting leveranciers en
verlaagt prijzen. 9
Europese Commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-
foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst) , 6-2-2013. Kenmerk 6122/13. p. 5
6
1.3 De onderzoeksvraag De hoofdvraag in deze scriptie luidt: Welke van de betreffende gedragscodes die zien op oneerlijke handelspraktijken in de voedingssector, supermarktketens en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in de landbouw- en levensmiddelensector, bevat de meeste/belangrijkste slaagfactoren op basis van literatuur en welke slaagfactoren mist Nederland nog? 1.4 Afbakening hoofdvraag Dit onderzoek sluit aan bij de wens van de overheid om de problematiek van oneerlijke handelspraktijken in de voedingssector, zoals beschreven in paragraaf 1.1, aan te pakken middels zelfregulering. Dit onderzoek ziet bijvoorbeeld niet op; -
de vraag of oneerlijke handelspraktijken wel bestaan10;
-
de vraag of de huidige wet- en regelgeving (on)voldoende is om oneerlijke handelspraktijken in de voedingssector te voorkomen/ tegen te gaan.11
1.5 Opbouw en verantwoording scriptie In het tweede hoofdstuk (2) beschrijf ik een aantal bestaande gedragscodes met betrekking tot eerlijke handelspraktijken in de agro-food sector. Zo komen achtereenvolgens de gedragscode ontwikkeld door de Europese Commissie, de gedragscode en pilotstudy in Nederland gevolgd door de gedragscodes in België, Engeland, Slovenië en Argentinië aan bod. In het derde hoofdstuk (3) bespreek ik de kenmerken van zelfregulering gevolgd door het toetsingskader. In het toetsingskader komen de slaagfactoren en valkuilen met betrekking tot zelfregulering in zijn algemeenheid aan bod.
10
‘In Nederland zijn er, anders dan in het Verenigd Koninkrijk geen economische onderzoeken
naar prijsstellingen die bevestigen dat er ook daadwerkelijk sprake is van inkoopmacht. Die paar onderzoeken die er zijn, zijn niet eenduidig, niet recent en bovendien niet altijd gericht op de belangrijkste groep ‘klagers’: de primaire voedingsproducenten.’ zie: M.W. de Hoon 2013, p. 327 11
‘Hoewel de bestaande wet- en regelgeving om verschillende redenen nog niet tot een
bevredigende oplossing hebben geleid, kan niet worden beweerd dat ze nergens toe hebben geleid. Positieve resultaten zijn bijvoorbeeld een hogere transparantie bij de winstverdeling en stopzetting van de meest schandalige misbruiken.’ zie: Advies Europees Economisch en Sociaal comité (advies van 27 juni 2013, INT/683), Brussel: COM(2013) 37 final p. 2
7
In het vierde hoofdstuk (4) volgt een analyse waarin ik de gedragscodes in hoofdstuk twee toetst aan het toetsingskader uiteengezet in hoofdstuk drie. Aan de hand van de analyse sluit ik mijn onderzoek af met hoofdstuk vijf (5) waarin ik de belangrijkste conclusies uiteen zet. Daarbij zal ik tevens vooruitblikken op vragen voor nader onderzoek.
8
HOOFDSTUK 2 ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN IN EN BUITEN EUROPA Het doel van dit hoofdstuk is om de stand van zaken met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken in Europa uiteen te zetten. In dit hoofdstuk beschrijf ik een selectie van bestaande gedragscodes met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken. Niet alle lidstaten hebben ervoor gekozen om kopersmacht direct aan te pakken en te reguleren. De lidstaten die dit wel doen hebben verschillende manieren om het gedrag tussen food retailers en leveranciers te reguleren. Deze ‘tools’ variëren van ‘hard law’ tot ‘soft law’. Voorbeelden van hard law zijn wetgeving van de overheid en lagere regelgeving, zoals Algemene Maatregelen van Bestuur en Ministeriele regelingen. Soft law regimes kenmerken zich door bijvoorbeeld vrijwillige gedragscodes of codes van goed gedrag. Veertien andere lidstaten zijn onlangs begonnen om actie te ondernemen tegen oneerlijke handelspraktijken.12 In dit onderzoek volgt allereerst een beschrijving van de ontwikkelingen met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken op Europees niveau. Vervolgens komen op nationaal niveau de volgende landen aan de orde: Nederland, België, Engeland, Slovenië en Argentinië. Het zijn juist deze landen die besproken worden omdat hier gebruik wordt gemaakt van ‘soft law’. 2.1 Europa 2.1.1 Het Groenboek Uit het Groenboek blijkt dat de business- to- business (B2B) toeleveringsketen een belangrijk element van de Europese economie vormt. Deze keten heeft directe gevolgen voor de economische groei en werkgelegenheid. De B2B toeleveringsketen zorgt ervoor dat producten en diensten van de leverancier naar de consument gaan. Het Groenboek is gericht op de food- en non-foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen. Het gaat hier om de keten van transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties, die tot de levering van goederen leidt die hoofdzakelijk zijn bestemd voor het algemene publiek. In de keten hebben producenten, verwerkers en distributeurs effect op de door de consument te betalen eindprijs.
12
Justine Stefanelli & Philip Marsden, British Institute of International and Comparative Law.
Models of enforcement in Europe for relations in the food supply chain 23-4-2012, p. 5 Te vinden op www.biicl.org
9
In de laatste 20 jaar hebben er veel veranderingen plaatsgevonden in de food- en nonfoodtoeleveringsketen binnen Europa. 13 Uit onderzoek van de EIM (2009) blijkt dat de food- en agrosector kan worden aangemerkt als een sector waar regelmatig klachten en signalen over een ongelijke verhouding tussen afnemer en leverancier voorkomen. Er zijn daar en tegen ook uitkomsten die deze stelling niet bevestigen.14 Door de relatief machtige positie van food retailers komt de onderhandelingspositie van de leveranciers onder druk te staan en leidt de onderhandeling tot niet aanvaardbare condities. 15 Volgens de Europese Commissie zijn er de laatste jaren diverse internationale inkoopallianties van detailhandelaren ontstaan, die schaalvoordelen proberen te behalen bij het afnemen van producten door een sterkere koopkracht. Daarnaast zijn het aantal huismerken van detailhandelaren sterk toegenomen waardoor de handelaren directe concurrenten van hun leveranciers worden. Daarnaast is er een klein aantal ‘sterke spelers’ in de keten die een machtige onderhandelingspositie heeft.16 2.1.2 De Europese gedragscode In juli 2010 is er op Europees niveau een gedragscode opgesteld door het ‘High Level Forum’. Het High Level Forum bestaat uit een aantal specialisten17 aangewezen door de Europese Commissie. Het High Level Forum is in het leven geroepen om aan de hand van de
eerdere
beleidsnotities
te
komen
tot
een
beter
functionerende
voedselvoorzieningsketen in Europa. De specialisten in het High Level Forum zijn vertegenwoordigers van brancheorganisaties van primaire producenten, fabrikanten en
13
Europese commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-
foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst), 6-2-2013. Kenmerk 6122/13 14
Zie voor andere uitkomsten
15
B. Baarsma & N. Rosenboom SEO-rapport 2013, p. 5
16
Europese Commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-
foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst) , 6-2-2013. Kenmerk 6122/13 17
AIM, CEJA, CELCAA, CLITRAVI, COPA-COGECA, ERRT, EUROCOMMERCE, EuroCoop,
FoodDrinkEurope, UEAPME en UGAL.
10
retailers.18 In 2011 heeft het High Level Forum een reeks beginselen en voorbeelden inzake
eerlijke
en
oneerlijke
praktijken
in
verticale
relaties
binnen
de
foodtoeleveringsketen gegeven. Deze werden ondertekend door elf organisaties die verschillende belangen binnen de Europese Foodtoeleveringsketen vertegenwoordigen. Het was daarbij nog niet duidelijk hoe de gedragscode kon worden gehandhaafd. Vandaar dat in 2012 door het High Level Forum werd gewerkt aan een handhavingsmechanisme in geval van overtredingen van de code. Helaas leidde dit niet tot een bevredigend resultaat. Acht van de elf organisaties hebben echter aangekondigd dat zij van plan zijn om begin 2013 op vrijwillige basis een begin te maken met de tenuitvoerlegging van de beginselen inzake eerlijke praktijken. Daarnaast is de Europese Commissie van mening dat alle belanghebbenden bezig moeten blijven om door middel van sectorspecifieke benadering een compromis te vinden. De Europese Commissie zal toezicht blijven houden op de specifieke ontwikkelingen in de foodtoeleveringsketen. Tegelijkertijd zal de Europese Commissie een begin maken met een effectbeoordeling van de verschillende opties voor de aanpak van oneerlijke handelspraktijken. Aan de hand van de effectbeoordeling moet blijken of het probleem lokaal of op Europees niveau zou moeten worden aangepakt. 19 Uit een recent rapport van de European Competition Network (ECN) 20 blijkt dat een groot aantal nationale mededingingsautoriteiten de problemen omtrent oneerlijke handelspraktijken erkent. Oneerlijke handelspraktijken bestaan niet alleen binnen de food sector maar ook in de non-food sector.
18
Commission Decision of 30 July 2010, Establishing the High Level Forum for a Better
Functioning Food Supply Chain. (2012/C 210/03) Office journal of the European Union. Te vinden op www.eur-lex.europa.eu. 19
Europese Commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-
foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst) , 6-2-2013. Kenmerk 6122/13 20
ECN report on competition law enforcement and market monitoring activities by European
competition authorities in the food sector, mei 2012. Pag. 116-120. Te vinden op www.eurlex.europa.eu.
11
Met dit groenboek wordt een voorlopige beoordeling gegeven en wordt geprobeerd informatie en standpunten bijeen te brengen over de mogelijke problemen als gevolg van oneerlijke handelspraktijken in de relaties binnen de food- en nonfoodtoeleveringsketen. Het is van belang dat het functioneren van de toeleveringsketen wordt verbeterd zodat dit een bijdrage kan leveren aan het verwezenlijken van het bredere doel van de Europese Unie (EU). Het doel van de EU is om in 2020 een slimmere, meer duurzame en inclusieve economie te worden.21 Dit betekent dat de EU en de EU-landen samen moeten werken aan meer werkgelegenheid, hogere productiviteit en meer sociale samenhang, aldus Barroso (commissievoorzitter).22 2.1.3 Wat regelt de Europese gedragscode? De Europese gedragscode wordt ook wel de Principles of Good Practice23 genoemd. De gedragscode ontleent zijn legitimiteit aan het feit dat hij is opgesteld door een multistakeholder groep waarin brancheorganisaties uit de hele keten in vertegenwoordigd zijn. Er is middels een ‘consensus-driven approach’ tot gemeenschappelijke gedeelde normen gekomen. De code bestaat uit zowel streefnormen als concrete normen. Als eerste regelen de Principles of Good Practice dat contracterende partijen altijd moeten handelen in overeenstemming met de toepasselijke wetten, waaronder ook het mededingingsrecht. Vervolgens worden de algemene beginselen besproken gevolgd door de specifieke beginselen. Naast de algemene en specifieke beginselen zijn er in de Principles voorbeelden van eerlijke en oneerlijke handelspraktijken uitgewerkt. Een belangrijk beginsel in de code is dat contracterende partijen rekening moeten houden met zowel de belangen van de consument als de duurzaamheid van de toeleveringsketen in de B2B relaties.
21Europese
Commissie, het Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-
foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst) , 6-2-2013. Kenmerk 6122/13 22
Zie http://ec.europa/europe2020/index_nl.htm
23
Vertical relationships in the Food Supply Chain: Principles of Good Practice, Proposed by the
B2B platform, 29-11-2011. Te vinden op www.ec.europa.eu
12
Een ander belangrijk beginsel is dat contracterende partijen verantwoord, in goed vertrouwen en met professionele toewijding met elkaar om dienen te gaan. Een aantal problemen waarop de Europese code ziet is; onredelijke voorwaarden, eenzijdig
wijzigen,
afwezigheid
van
schriftelijke
contracten,
verharding
onderhandelingscultuur, informatieverstrekking en het niet nakomen van een overeenkomst. Bij de Europese gedragscode ontbreekt een handhavingssysteem. Er is niets geregeld over de wijze van sanctionering in geval van een overtreding van een van de beginselen in de gedragscode. 24 2.1.4 Nieuwe ontwikkelingen omtrent oneerlijke handelspraktijken. Op 25 januari 2013 is de ‘Framework for the implementation and enforcement of the Principles of Good Practice in vertical relations in the food supply chain, in opdracht van de Europese commissie, (de kaderregeling) tot stand gekomen. Deze kaderregeling is van toepassing op alle EU- lidstaten en is van toepassing op de marktdeelnemers in de hele voedselvoorzieningsketen.25 In de volgende paragraaf komt deze kaderregeling nader aan bod. ‘The Supply Chain Initiative’ is opgezet door zeven Europese verenigingen26 en zet zich in om eerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen als basis voor commerciële transacties te bevorderen. Op 16 september 2013 vond de officiële lancering plaats van ‘The Supply Chain Initiative, together for good trading practices’.27 Op deze aangelegenheid hebben 82 bedrijven binnen de EU zich geregistreerd, rekening houdend met de dochterondernemingen zijn dit in het totaal 457 werkmaatschappijen. Grote merken als Coca Cola, Unilever, Pepsico en Nestle doen mee aan het initiatief evenals de grote supermarkten Albert Heijn, ALDI en Lidl. De kaderrichtlijn is voor elk
24
M.W. de Hoon & C.J.M van Doorn 2013 p. 2. en J.M. Barendrecht e.a. 2012 p. 85-86
25
Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken in
verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen. 25-1-2013 p. 2-3 (op te vragen bij het CBL/ downloaden op http://www.supplychaininitiative.eu)) 26
FoodDrinkEurope, AIM, ERRT, EuroCommerce, EuroCoop, Independent Retail Europe and
CELCAA. 27
www.supplychaininitiative.eu
13
land in de officiële taal gepubliceerd zodat de werkmaatschappijen in de verschillende landen deze kaderregeling kunnen raadplegen.28 Naast een vertaling van de kaderrichtlijn is ook van de ‘Principles of Good Practice’ per land een vertaling gepubliceerd.29 In april 2013 werd de Governance Group30 opgericht in het kader van de uitvoering en handhaving
van
de
beginselen
voor
eerlijke
handelspraktijken
in
de
voedselvoorzieningsketen. De Governance Group is verantwoordelijk voor het beheer van het initiatief. Het mandaat en de regels van de procedures zijn vastgelegd in het reglement van orde. Wanneer een inbreuk wordt gemaakt op de Principles of Good Practice of de procedurele verplichtingen worden geschonden bepaalt de Governance Group hoe dit op een proportionele en evenwichtige manier kan worden opgelost. In geval van een kleine inbreuk wordt aan het desbetreffende bedrijf een verzoek gestuurd om de inbreuk recht te zetten. Als er na een redelijke termijn geen maatregelen zijn getroffen, kan de Governance Group een waarschuwingsbrief sturen. In de rules of procedure is omschreven dat anonimiteit ten allen tijde gewaarborgd blijft. Dit is algemeen omschreven. Daarnaast wordt beschreven dat er vertrouwelijk wordt omgegaan met gegevens van de betrokkenen. Als er na de waarschuwing geen actie wordt ondernomen is er sprake van een grote inbreuk en gaat de Governance Group over tot schorsing totdat hij de zaak heeft rechtgezet. Bij aanhoudende, opzettelijke of ongegronde schendingen kan de Governance Group uiteindelijk besluiten het bedrijf in kwestie uit te sluiten van deelname aan de kaderregeling.31 2.2 Nederland ‘Supermarkten zetten hun handtekening onder een Gedragscode Handelspraktijken’, aldus Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL32). Deze gedragscode is een
28
www.supplychaininitiative.eu
29
www.supplychaininitiative.eu <principles>
30
Bestaande uit de vertegenwoordigers van de volgende brancheorganisaties: AIM, CELCAA,
ERRT, EuroCommerce, Eurocoop, FoodDrinkEurope, UEAPME, UGAL 31
Rules of procedure for the Governance Group zie: www.supplychaininitiative.eu
initiative> . Zie ook Pijler 3 sectie 2 van de kaderregeling. 32
CBL is de koepelorganisatie van de supermarkten en food service.
14
vertaling van de Europese code (GSCOP) en heeft als doel eerlijke handelspraktijken te bevorderen.33 Op 16 september 2013 vond in Brussel de officiële lancering plaats van de Gedragscode Handelspraktijken voor zakelijke geschilbeslechting tussen bedrijven in de agro- en foodketens. Het CBL heeft zich er sterk voor gemaakt dat deze code ook de basis is voor de Nederlandse pilot voor business-to-business geschilbeslechting. Om in Nederland invulling te geven aan de Europese code is het CBL gezamenlijk met de FNLI34, LTO35 en het ministerie van Economische Zaken gestart met de pilot Gedragscode Handelspraktijk. De vertaalde Europese gedragscode met 10 beginselen van goede praktijk en het bijbehorende implementatiedocument, ook wel kaderregeling genoemd, zullen voor de Nederlandse situatie worden gebruikt.36 De pilot is een initiatief van de minister van economische zaken. De minister wil de pilot een jaar laten doorlopen. In het voorjaar van 2014 verzoekt de minister de nationale stuurgroepen37 om een eindverslag uit te brengen over de toepassing van de gedragscode en de kaderregeling zodat hij de Tweede Kamer kan informeren over zijn eerste bevindingen met betrekking tot de pilot. Er zijn prestatie-indicatoren van belang voor de beoordeling of de gedragscodes en kaderregeling doelmatig zijn. Deze indicatoren zijn opgenomen in de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 11 september 2013. Afhankelijk van de resultaten verwacht de minister dat kan worden beslist of een gedragscode als aanvulling op bestaande wetgeving voldoende is als oplossing voor het probleem van oneerlijke handelspraktijken.38 33
Krantenbericht te vinden op www.nu.nl, zoek op: eerlijke handel
34
Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie
35
Land en Tuinbouw Organisatie Nederland
36Persbericht
Centraal
Bureau
Levensmiddelenhandel,
te
vinden
op
http://www.cbl.nl/home/rss-feed/nieuws-detail/article/16-september-2013-pilotgedragscode-handelspraktijk-in-nederland-van-start/ 37
De stuurgroep agrofood wordt vertegenwoordigd door LTO Nederland, de Federatie
Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL). 38
Kamerstukken II 2012/13, 22 112, nr. 1687, p. 4.
15
Voorafgaand aan de pilot is op 25 januari 2013 de ‘Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van goede praktijken in verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen’, in opdracht van de Europese commissie, tot stand gekomen. De kaderregeling is van toepassing op alle EU- lidstaten en is van toepassing op de marktdeelnemers in de hele voedselvoorzieningsketen. De kaderregeling is alleen van toepassing op voedsel en dranken. Het vormt een aanvulling op de Europese regels, nationale regels, voorschriften en andere vrijwillige regelingen en vervangt deze niet.39 De kaderregeling bevat eenvoudige, praktische en duidelijke regels die het bewustzijn van bedrijven kunnen bevorderen en het in staat stellen de beginselen van goede praktijken toe te passen in hun verticale relaties.40 Deelname aan de kaderregeling is op vrijwillige basis. De kaderregeling bevat verplichte kenmerken na inschrijving en is gekoppeld aan een bestuursmodel met meerdere belanghebbende, prestatie-indicatoren en openbaar toezicht.41 Bedrijven worden in de gelegenheid gesteld om hun interne procedures aan de kaderregeling aan te passen om zo deel te nemen aan opties voor geschillenbeslechting. Daarnaast moeten bedrijven zorgen voor scholing om hun zakenpartners te informeren.42 Ten aanzien van de mogelijkheid om anoniem te klagen is omschreven dat anonimiteit ten allen tijde gewaarborgd blijft. Dit is algemeen omschreven. Daarnaast wordt beschreven dat er vertrouwelijk wordt omgegaan met gegevens van de betrokkenen, zie paragraaf 2.1.4. De kaderregeling maakt onderscheid tussen individuele geschillen en een bundeling van geschillen. Een individueel geschil kan op verschillende manieren worden beslecht. 39
Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken in
verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen. 25-1-2013 p.2-3 (op te vragen bij het CBL) 40
Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken in
verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen. 25-1-2013 p. 15 (op te vragen bij het CBL) 41
Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken in
verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen. 25-1-2013 p. 3 (op te vragen bij het CBL) 42
Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken in
verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen. 25-1-2013 p. 15 (op te vragen bij het CBL)
16
De klager kan namelijk besluiten de kwestie voor te leggen aan een hogere instantie in de commerciële hiërarchie van het bedrijf dat de beginselen zou hebben geschonden. Daarnaast kan de klager gebruik maken van de mechanismen voor geschillenbeslechting die in de overeenkomst zijn vastgesteld. Een andere mogelijkheid is om gebruik te maken van de interne geschillenbeslechting. De klager kan zich dan wenden tot het orgaan voor interne geschillenbeslechting van het bedrijf dat de beginselen zou hebben geschonden. Een vierde mogelijkheid is om een onafhankelijke derde in te schakelen om het geschil te beslechten door ofwel een niet-bindende oplossing (via bemiddeling) ofwel een bindend besluit (via arbitrage). Hiervoor is de instemming van beide partijen vereist. Hoe de kosten van bemiddeling of arbitrage worden verdeeld, is afhankelijk van het toepasselijk recht. Een laatste mogelijkheid is om een gerechtelijke procedure te starten. De klager kan de kwestie voorleggen aan de rechter overeenkomstig de nationale regels en voorschriften. Een lid van de stuurgroep43 kan de stuurgroep verzoeken een geschil te onderzoeken dat verband houdt met een ernstige schending van de beginselen waarbij meerdere leden betrokken zijn. Het gaat dan om een bundeling van geschillen. Hierbij moeten alle partijen de anonimiteit en vertrouwelijkheid van de betrokken bedrijven en alle vertrouwelijke of commercieel gevoelige informatie garanderen. De stuurgroep neemt via een vertrouwelijke procedure contact op met het bedrijf dat de beginselen zou hebben geschonden. Tevens zal de stuurgroep een schriftelijk reglement opstellen om de anonimiteit en vertrouwelijkheid in alle stadia van de procedure te waarborgen, te 43
bestaande uit LTO Nederland, Het samenwerkingsverband van LTO Noord, ZLTO en LLTB
vertegenwoordigt bijna 50.000 agrarische ondernemers en maakt zich sterk voor hun economische en maatschappelijke positie. (www.lto.nl), CBL (supermarkten), Het CBL behartigt de collectieve belangen van de supermarktbranche en food service bedrijven. Bij het CBL zijn 26 bedrijven aangesloten. (www.cbl.nl), FNLI (levensmiddelenindustrie), De Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) is de koepelorganisatie van bedrijven en brancheorganisaties in de Nederlandse levensmiddelenindustrie (food en non-food). De FNLI is spreekbuis voor bedrijven en brancheorganisaties en aanspreekpunt voor handelspartners, NGO's, overheid, politiek en media. (www.fnli.nl)
17
bepalen
hoe
geschillen
moeten
worden
gebundeld
en
gemotiveerd,
en
belangenconflicten te voorkomen. De stuurgroep bekijkt vervolgens de mogelijkheden. Allereerst wordt de mogelijkheid geboden om de zaak recht te zetten. Daarnaast wordt geadviseerd om het geschil op te lossen via mediation of arbitrage. Indien het bedrijf na verloop van tijd geen maatregelen heeft genomen om de zaak recht te zetten, kan een bedrijf worden uitgesloten van deelname aan de pilot. Dit wordt vervolgens openbaar gemaakt, bijvoorbeeld door publicaties op de bedrijfswebsite.44 2.3 België Binnen de Belgische agro-voedingsketen zorgen verschillende economische belangen van aanbieders en kopers voor een groot spanningsveld. Naar aanleiding van deze spanningen zijn de sectororganisaties met elkaar in overleg getreden om tot structurele lange termijn oplossingen te komen. In 2010 is op initiatief van de sectororganisaties een gedragscode opgesteld voor de agro-voedingsketen, namelijk de ‘Gedragscode voor de faire handelsrelaties tussen aanbieders en kopers in de agro-voedingsketen’ (de Belgische code).45 De Belgische code wordt op individueel niveau gelegitimeerd door vrijwillige toetreding. Een ondernemer maakt dit bekend door een publieke verklaring. De Belgische gedragscode dient als referentie binnen de agro-voedingsketen. De code bevat zowel streefnormen als concrete normen in de vorm van aanbevelingen. Een aantal van de aanbevelingen uit de code wordt voor wat betreft de relaties landbouwerskopers/verkopers nader uitgelegd in de leidraad voor sectorale interprofessionele akkoorden. De code wordt hiervoor gebruikt als leidraad. De aanbevelingen uit de leidraad kunnen op hun beurt weer op sectoraal niveau worden ingevuld. Op deze manier wordt aan partijen de mogelijkheid gegeven om rekening te houden met de specificiteit van de sector. Een belangrijk uitgangspunt in de gedragscode is dat partijen zich dienen te gedragen als partners om zo te streven naar een duurzame ontwikkeling van de keten.
44
Zie de ‘Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van goede praktijken in verticale
relaties in de voedselvoorzieningsketen’ en ‘Handleiding Gedragscode Eerlijke Handelspraktijken Agrofood’ op www.supplychaininitiative.eu 45
Te raadplegen op www.comeos.be/menu.asp?id=7707&lng=nl
18
Een aantal problemen die worden benoemt in de code zijn onder andere; het eenzijdig wijzigen, de betalingstermijn, afwezigheid van schriftelijke contracten en informatie verstrekking. 46 De Belgische code kent een aantal mechanisme om naleving ervan te stimuleren. Allereerst moeten ondernemingen middels een publieke verklaring vrijwillig en individueel toetreden en hierbij naar de code verwijzen. Daarnaast maken de sectororganisaties openbaar welke leden de code onderschrijven. De code regelt vervolgens dat het mogelijk is om af te wijken van de code mits het beleid hiervoor wordt toegelicht. In het kader van beheer, toezicht en handhaving van de code is een comité aangesteld bestaande uit gemandateerde vertegenwoordigers van de sectororganisaties die betrokken zijn in de agro-voedingsketen. Het voorzitterschap van het comité wisselt jaarlijks en er wordt jaarlijks verslag uitgebracht. In dit verslag wordt de input van de betrokken sectororganisaties vermeldt en daarnaast informeert het comité de Minister en de administratie over de werkzaamheden die zijn verricht. Met betrekking tot conflictoplossing kent de Belgische code een overlegmodel. Aanbieders en kopers kiezen resoluut voor het overlegmodel als strategie om onenigheden uit de weg te gaan. Binnen het comité worden geen (anonieme) individuele klachten behandeld. Indien een incident een bredere scope kent, informeren de ondertekende organisaties elkaar hierover met een kopie aan de voorzitter. Als conflictoplossingsmechanisme wordt in de gedragscode uitdrukkelijk verwezen naar mediation. Aanbieders en kopers erkennen de mogelijkheid tot beroep op mediation met akkoord van beide partijen over de naam van de mediator. In eerste instantie worden klachten intern afgehandeld middels het overlegmodel. Indien dit niet volstaat wordt er een externe instantie aan het proces toegevoegd, namelijk het Comité van vertegenwoordigers.47
46
J.M. Barendrecht e.a 2012 p. 82
47
J.M. Barendrecht e.a.2012 p. 83-84
19
2.4 United Kingdom 2.4.1 Grocery Supply Code of Practice In mei 2006 deed ‘the Office of Fair Trading’ een verzoek aan de ‘Competition Commission’, verder in dit onderzoek de CC genoemd, om onderzoek te starten naar de voedseltoeleveringsketen in de United Kingdom. Op 30 april 2008 werd het rapport naar aanleiding van het onderzoek gepubliceerd. De CC kwam tot de conclusie dat de concurrentie op de markt verhinderd, beperkt of vervalst werd en dat deze oneerlijke handelspraktijken niet ten goede kwamen voor de markt. Om deze oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan stelde de CC voor om de gedragscode ‘Grocery Supply Code of Practice’, verder in dit onderzoek de GSCOP genoemd, op te stellen en hierbij een ombudsman aan te wijzen die de nakoming van de code kan monitoren en indien nodig handhaven. De GSCOP is opgenomen in de ‘Groceries Supply Chain Practices Market Investigation Order 2009’, ook wel ‘the Order’ genoemd.
48
De GSCOP is de
opvolger van de Supermarkets Code of Practice uit 2002. Het toepassingsgebied van de huidige Engelse code is beperkt tot de supermarkten en hun leveranciers. Bij deze code is sprake van overheidsregulering omdat de code is opgesteld door de CC.49 ‘The Order’ werd in augustus 2009 gepubliceerd en ging van kracht op 4 februari 2010.50 De CC heeft niet de bevoegdheid om in het kader van ‘The Order’ een ombudsman aan te stellen en zocht in eerste instantie naar ondernemingen van handelaren om dat te doen. Gezien een aantal handelaren niet bereid was om hier mee in te stemmen heeft de CC geadviseerd dat de overheid een ombudsman moest
48
The respective roles of the Office of Fair Trading and the Groceries Code Adjudicator in
respect of the Goceries (Supply Chain Practices) Market Investigation Order 2009 and the Groceries
Supply
Code
of
Practice.
Te
vinden
op
http://www.oft.gov.uk/shared_oft/monopolies/GSCOP-OFT-advice.pdf 49
J.M. Barendrecht e.a. 2012 p. 78
50
Competition Commission: The Groceries (Supply Chain Practices) Market Investigation Order
2009
pag.
2
Te
raadplegen
op
http://www.competition‐commission.org.uk/inquiries/ref2006/grocery/pdf/revised_gscop_or der.pdf.
20
aanstellen. Dit advies is opgevolgd en de ‘Groceries Code Adjudicator Act 2013 is opgesteld.51 De code is verplicht gesteld voor de ‘designated retailer’. Het gaat dan om handelaren die voldoen aan de vereiste gesteld in de code. De code bevat voornamelijk concrete normen met een verplichtend karakter. ‘The principle of fair dealing’ is een belangrijk beginsel voor eerlijke handel. Het regelt dat een handelaar ten alle tijden eerlijk en rechtmatig om moet gaan met zijn leveranciers. Van belang is daarbij dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen formele en informele regelingen en er mag geen sprake zijn van dwang. Er moet sprake zijn van erkenning voor de behoefte van de leveranciers namelijk zekerheid ten aanzien van risico’s en de kosten van de handel. Dit heeft vooral betrekking op de productie, levering en de betaling. Probleempunten die de code aanpakt zijn: onredelijke voorwaarden, eenzijdige wijziging, wijziging met terugwerkende kracht, betalingstermijn, afwezigheid van schriftelijke contracten, verharding van de onderhandelingscultuur en informatieverstrekking. Met betrekking tot de naleving regelt de code dat de handelaar de code in het contract moet opnemen en geen bepalingen in strijd met de code in het contract mag opnemen. Daarnaast heeft de handelaar de verplichting om de leverancier van informatie te voorzien en dient de handelaar zijn medewerkers op te leiden zodat de code op de juiste manier gebruikt wordt. De code geeft de leverancier vervolgens de mogelijkheid om feedback te geven aan de handelaar. De handelaar is verplicht een ‘Code Compliance Officer’ aan te wijzen. De Compliance Officer moet elk jaar een rapport indienen bij de OFT en de ombudsman. Van dit rapport dient een samenvatting opgenomen te worden in het jaarverslag van het bedrijf. Met betrekking tot beheer, toezicht en handhaving is de handelaar verplicht alle informatie die de OFT redelijkerwijze nodig heeft om te monitoren te verschaffen (hierbij is het jaarlijkse rapport ook van belang).
51
The respective roles of the Office of Fair Trading and the Groceries Code Adjudicator in
respect of the Groceries (Supply Chain Practices) Market Investigation Order 2009 and the Groceries
Supply
Code
of
Practice.
Te
vinden
op
http://www.oft.gov.uk/shared_oft/monopolies/GSCOP-OFT-advice.pdf
21
Wat betreft de conflictoplossing zijn er een aantal stappen die volgens de Engelse code moet worden doorlopen. -
Als eerste heeft de handelaar de plicht om met de leverancier te onderhandelen en het geschil op te lossen. Daarnaast dient de handelaar de leverancier de mogelijkheid te bieden om een beslissing te laten beoordelen.
-
Er is sprake van een geschil op het moment dat de leverancier aan de Compliance Officer mededeelt dat de handelaar zijn verplichtingen op grond van de code niet is nagekomen en dat de leverancier een arbitrageprocedure wenst te starten. Indien er sprake is van een geschil dienen partijen binnen 21 dagen na het ontstaan van het geschil een oplossing te vinden.
-
Na 4 kalendermaanden nadat het geschil is ontstaan (en hiervoor nog geen oplossing is gevonden) zal de handelaar een schriftelijk arbitrageverzoek voorleggen aan de leverancier. De arbiter is in eerste instantie de ombudsman. Indien geen ombudsman aangewezen is of indien er sprake is van belangenverstrengeling zal een andere arbiter worden aangewezen.
-
De beslissing van de arbiter is voor beide partijen bindend en definitief. Echter staat hoger beroep open.
-
De kosten van arbiter rusten in beginsel op de handelaar, tenzij de arbiter beslist dat de vordering van de leverancier tergend of geheel zonder verdienste was. Indien dat het geval is heeft de arbiter een discretionaire bevoegdheid en mag hij de kosten verdelen over beide partijen. Ook de overige kosten kunnen door de arbiter worden verdeeld.52
In het kader van de ‘angst-cultuur’ heeft Engeland de drempel om te klagen verlaagd door een aantal aanpassingen. De code is concreter gemaakt, de voorwaarden voor delisting
zijn
bindend
vastgesteld,
er
is
een
laagdrempelige
geschiloplossingsmethode toegevoegd en een ombudsman aangesteld.53
interne Hierbij is
echter niets geregeld ten aanzien van de mogelijkheid om anoniem te klagen.
52
J.M. Barendrecht e.a. 2012 p. 78 en 79
53
Zie M.W. de Hoon 2013, p. 321-323.
22
2.4.2 Groceries Code Adjudicator Act 2013 De Groceries Code Adjudicator Act 2013, verder in dit onderzoek The Act genoemd, ging van kracht op 25 juni 2013. De ‘Adjudicator’, ook wel ombudsman genoemd, is aangewezen door de staatssecretaris en voert zijn taken uit in de naam van de Kroon. De ombudsman controleert de implementatie en de handhaving van de GSCOP.
De
ombudsman is belast met een aantal taken en bevoegdheden. Onder andere onderzoeken of een handelaar de GSCOP heeft geschonden en indien nodig handhaven. Daarnaast geeft de ombudsman advies aan de leveranciers en handelaren met betrekking tot de GSCOP. Een andere taak is aanbevelingen doen met betrekking tot de GSCOP aan de Office of Fair Trading, verder in dit onderzoek de OFT genoemd. De ombudsman is ook belast met de arbitrage tussen de leveranciers en de handelaren en mag de handelaren heffingen opleggen om de uitgaven van de arbiter te financieren. Elk jaar moet de ombudsman een rapport uitbrengen met de bevindingen en verslag doen van wat er in het afgelopen jaar is gedaan.54 2.5 Slovenië In Slovenië is sinds augustus 2011 de Code van eerlijke praktijken van belanghebbenden in
de
agro-voedselmiddelen
keten
(de
code55)
ondertekend
door
vijf
vertegenwoordigers, namelijk de vereniging van de coöperaties, de Kamer van ambachtshandel en kleine bedrijven, de Kamer van Koophandel, de Kamer van Landbouw en voedsel ondernemingen en de Kamer van Landbouw en Bosbouw. De code is sinds eind september 2011 van kracht. De code is een vrijwillige verbintenis die gericht is op het verbeteren van zakelijke relaties en het voorkomen van misbruik tussen leveranciers en retailers. Volgens de voorwaarden biedt de code aanbevelingen voor belanghebbenden in de agro-voedselmiddelenketen.56 De code legt de nadruk op partnerschap tussen de belanghebbenden en is gebaseerd op zeven principes die kunnen worden beschouwd als de idealen om eerlijke handelspraktijken te voeren.
54
Groceries Code Adjudicator Act 2013. Te vinden op www.legislation.gov.uk.
55
Code of good business practices of the stakeholders in the agri-food chain (Sloveense code)
56
Art. 1 paragraaf 2 Sloveense code
23
Deze principes zijn:57 -
Gelijkheid van contractuele partners;
-
Recht op informatie voor koper;
-
Vrije wil en vertrouwelijkheid;
-
Vrijheid om het prijs- en verkoopbeleid te bepalen;
-
Het vrijwillige karakter van verkoopactiviteiten;
-
Het gratis gebruik van merknamen en handelsnamen;
-
Het instellen van redelijke aanbod deadlines.
Bovendien bevat de code een aantal bepalingen waar belanghebbenden zich aan moeten houden, zoals het respecteren van de overeengekomen leveringsvoorwaarden en betalingstermijnen. Deze moeten schriftelijk zijn overeengekomen.58 Er mogen geen eenzijdige wijzigingen met terugwerkende kracht worden doorgevoerd in bedingen.59 De code kent geen beperking met betrekking tot het geldingsgebied. Het is niet alleen van toepassing op leveranciers en retailers die zijn gevestigd in Slovenië. De code heeft het over de belanghebbenden in de agro-voedselmiddelenindustrie, zijnde alle bedrijven, eenmanszaken of andere personen die wettelijk zijn betrokken bij elke fase van de agrarische productie, verwerking, distributie of verkoop van voedsel. 60 Echter gaat het hier om een vrijwillige code, waardoor de code alleen van toepassing is op partijen die de code hebben ondertekend. De code bevat geen bepalingen die verbiedt dat leveranciers van buiten Slovenië de code ondertekenen. De code voorziet niet in een formeel juridisch handhavingsmodel. De code biedt een basis voor de oprichting van een comité voor toezicht op de uitvoering van de code. Dit comité is ook bevoegd om wijzigingen van de code voor te stellen.61 Bij het bewaken van de code staat het het comité vrij om te overwegen om informatie van adviezen, studies en aanbevelingen van relevante instellingen van de EU te gebruiken. Het comité heeft hier dus vrijheid in. De code bevat echter geen bepalingen met de mogelijkheid om sancties op te leggen in het geval van een overtreding. 57
Art. 4 Sloveense code
58
Art. 6 paragraaf 2 Sloveense code
59
Art. 6 paragraaf 3 Sloveense code
60
Art. 3 paragraaf 1 Sloveense code
61
Art. 8 paragraaf 1 Sloveense code
24
In Slovenië hopen ze dat de betrokken partijen hun geschillen in der minne oplossen of door middel van mediation.62 Dit betekent dat er ook geen mogelijkheid bestaat om anoniem te klagen. 2.5 Argentinië In 2000 werd een code voor eerlijke handelspraktijken aangenomen door de hoofdrolspelers in de particuliere sector, met steun van de Argentijnse regering. 63 De regering had in eerste instantie bedacht om regulering door middel van wetgeving en strenge sancties vast te leggen, zodat de balans tussen retailers en leveranciers weer hersteld kon worden. Deze aanpak werd echter afgewezen omdat er de bezorgdheid bestond dat het opleggen van geldboetes niet in verhouding zou staan tot de schade die veroorzaakt kon worden. Deze boetes konden dan gezien worden als misbruik, omdat ze tot in de miljoenen konden oplopen. Bovendien was de regering van mening dat een code geregeld moest worden door de retailers en leveranciers zelf, in plaats van door de rechterlijke macht of andere ambtenaren. Er werd wel erkend dat het voordeel van wetgeving is dat partijen verplicht zijn om de regelgeving na te leven. De meeste brancheorganisaties gaven er zelf ook de voorkeur aan om een particuliere manier voor conflictoplossing te vinden, met als resultaat de code voor eerlijke handelspraktijken. De code is door de twee belangrijkste brancheverenigingen overeengekomen, namelijk CAS (Kamer van Koophandel voor de supermarkten) en COPAL (Vereniging van voedsel en dranken fabrikanten met bederfelijke goederen). De code heeft weliswaar een vrijwillig karakter, echter was er wel de voorwaarde gesteld dat alle supermarktketens met een jaarlijkse omzet van meer dan 100 miljoen Amerikaanse dollars deze code ondertekenden. In die tijd wilde Carrefour fuseren met Promodès. De Argentijnse ‘Office of Fair Trade’ stelde zelfs dat de fusie afhankelijk was van het feit of beide partijen de code wilden ondertekenen.
62
Art. 9 Sloveense code
63
Codigo de Nuenas Practicas Comerciales (code voor eerlijke handelspraktijken)
25
Het doel van de code is om vrije en eerlijke handel te garanderen voor de huidige marktdeelnemers en de nieuwkomers. De code beschrijft in tien secties wat verplichtingen zijn, zoals: -
Akkoord gaan met schriftelijke overeenkomsten;
-
De oprichting van een ondernemingsprocedure voor automatische incasso’s, credits en de afwijzing van goederen;
-
Bescherming van intellectueel eigendom, zoals afbeeldingen;
-
Handhaving van de huidige marktomstandigheden (levenswijze en gebruiken);
-
Voorwaarden voor het onrechtvaardig onderbreken van zakelijke relaties.
CAS en COPAL zijn beiden belast met het bevorderen van de code en de oprichting van een commissie om de code te controleren en bij te werken als dat nodig is.64 De code bevat ook bepalingen met betrekking tot bemiddeling en arbitrage in het geval er een geschil is gerezen tussen retailers en leveranciers. De partijen die de code hebben ondertekend hebben ermee ingestemd om eerst te proberen hun geschillen te bemiddelen middels een mediator. Wanneer dit niet leidt tot een oplossing van het geschil, zullen beide partijen hun geschil verplicht moeten voorleggen aan een arbiter. 65 Mediation is geschikt voor geschillen die niet hebben geleid tot significante economische of financiële schade. De mediator is lid van één van de twee belangrijkste brancheverenigingen, CAS of COPAL. Dit wisselt echter wel op maandelijkse basis.66 De mediator komt tot een aanbeveling voor het geschil, welke dus niet bindend is. Wanneer een partij het niet eens is met deze aanbeveling, kan hij verzoeken om arbitrage. De arbiter is een gespecialiseerd advocaat, welke gekozen kan worden uit de shortlist van COPAL en CAS. Deze advocaat mag maximaal vijf uren ‘schrijven’ voor zijn normale dagtarief. Het maximale bedrag waar de winnende partij recht op kan hebben is vastgesteld op 50.000 Amerikaanse dollar.67 Het idee hierachter is dat de winnende partij met meer schade dan 50.000 euro dit vordert voor een burgerlijke rechter. Hij kan dan een vordering tot schadevergoeding instellen. De Office of Fair Trade wil hier geen primaire rol in spelen, maar het wordt wel gezien als de laatste instantie om beroep in 64
Paragraaf 9.2 Codigo de Nuenas Practicas Comerciales
65
Paragraaf 7 en 8 Codigo de Nuenas Practicas Comerciales
66
Paragraaf 8 Codigo de Nuenas Practicas Comerciale
67
Paragraaf 8.2 Codigo de Nuenas Practicas Comerciale
26
stellen, wanneer blijkt dat mediation dan wel arbitrage niet tot het gewenste resultaat leidt. In aanvulling op de code voor eerlijke handelspraktijken zijn er nog een aantal aanvullende regels gemaakt door de controle commissie hoe er omgegaan moet worden met specifieke situaties, die zijn ontstaan na het ontwikkelen van de code. Er zijn geen bepalingen opgenomen waarin de mogelijkheid wordt beschreven om anoniem te klagen. 2.6 Slot In dit hoofdstuk zijn de gedragscodes opgesteld welke in Europa, Nederland, België, Engeland, Slovenië en Argentinië aan de orde gekomen. De bevindingen worden hieronder schematisch weergegeven. In het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 3) worden de kenmerken van zelfregulering besproken. Aan de orde komen de voordelen, slaagfactoren en valkuilen. Legitimatie
Handhavings-
Conflictoplossing
Anoniem
instantie Nederland/ vrijwillig Europa
de stuurgroep
klagen interne
anoniem
karakter, na
geschilbeslechting,
klagen bij
inschrijving
geschillenbeslechting bundeling
verplichte
middels
van
kenmerken
overeenkomst,
geschillen
mediation
of
arbitrage België
vrijwillig
comité,
geen overlegmodel,
karakter
handhavingsbevoegd- mediation
niet aanwezig
heden Engeland
Slovenië
verplicht
onderlinge
niet
karakter voor
geschiloplossing,
aanwezig
designated
arbitrage
retailer
advies)
vrijwillig karakter
ombudsman
niet aanwezig
(bindend
onderlinge
niet
geschiloplossing,
aanwezig
mediation
27
Argentinië
vrijwillig tenzij omzet
niet aanwezig
mediation, arbitrage, niet beroep bij OFT
aanwezig
van $100.000.000
28
HOOFDSTUK
3
KENMERKEN,
SLAAGFACTOREN
EN
VALKUILEN
VAN
ZELFREGULERING In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de kenmerken van zelfregulering. Het hoofdstuk spitst zich toe op juist die kenmerken waarvan op basis van de literatuur bekend is dat ze effectief zijn. Ook wordt ook het Tisco-rapport68 hierbij betrokken. In dit rapport wordt uiteengezet wat er tijdens de consultaties van een aantal brancheorganisaties is besproken. Dit zijn de zogenaamde focusgroepen. Dit geeft slechts een indruk van wensen van enkele brancheorganisaties die ervaringen uit de praktijk delen.69 Echter zijn deze wensen van belang omdat het een praktische blik geeft op zelfregulering in de branche. Allereerst volgen de belangrijkste kenmerken van zelfregulering. Daarna komen de voordelen en slaagfactoren van zelfregulering aan bod gevolgd door de valkuilen. Het doel van dit hoofdstuk is slechts beschrijvend. Het vormt een toetsingskader waaraan ik de bestaande gedragscodes, beschreven in hoofdstuk 2, zal toetsen (zie hoofdstuk 4). 3.1 Kenmerken van zelfregulering Zelfregulering houdt in dat maatschappelijke partijen, zoals bijvoorbeeld de leveranciers en afnemers, in bepaalde mate zelf verantwoordelijk zijn voor het opstellen, uitvoeren en of handhaven van regels, aldus Baarsma.70 Giesen voegt aan deze definitie toe; ‘indien nodig binnen een wettelijk of rechterlijk kader.71 Giesen bespreekt vervolgens vier belangrijke kenmerken72 van zelfregulering, namelijk; Zelfregulering staat steeds tegenover overheidsregulering. Giesen verwijst hierbij naar de uitspraak van Black: ‘Whatever self-regulation is, it is not state regulation’73.
68
J.M. Barendrecht e.a. 2012
69
Het gaat hier echter niet om ‘ de gehele praktijk’ , aangezien niet alle brancheorganisaties bij
het Tisco-rapport betrokken zijn. 70
B. Baarsma e.a. 2003 p. 13
71
I. Giesen 2007 p. 13
72
I. Giesen 2007 p. 10-12
73
J. Black 2001 p. 113
29
Zelfregulering wordt vaak gezien als een privaatrechtelijk verschijnsel, terwijl de ‘private wetgevers’ steeds vaker de private verhoudingen reguleren aan de hand van algemene regels. Giesen verwijst voor de essentie van zelfregulering naar het proces van ‘collective government’, zoals Black het omschrijft. Het betreft geen regels over een individueel geval. ‘Self-regulation describes the situation of a group of persons or bodies, acting together, performing a regulatory function in respect of themselves and others who accept their authority’, aldus Black.74 Een laatste kenmerk van zelfregulering is dat degene die reguleert, ook zelf gereguleerd wordt. Als iemand niet alleen zichzelf reguleert maar ook anderen kan binden, dan doet die persoon aan zelfregulering en binding als een private regelgever, aldus Giesen. Zelfregulering betekent namelijk dat degenen die regelgeving tot stand brengen dezelfde zijn als degenen die daaraan onderwerpen zijn.75 3.2 Categorieën van regulering Regulering is grofweg onder te verdelen in drie categorieën, aldus Baarsma en Rosenboom.76 Deze categorieën zijn; Vrije zelfregulering Vrije zelfregulering betekent dat private partijen gezamenlijk regels opstellen, hierop toezien en handhaven. Marktpartijen kunnen overgaan tot zelfregulering als zij overheidsregulering verwachten. Door het opstellen van zelfregulering kunnen zij de invoering van (mogelijk) strengere regels van de overheid voorkomen. Wanneer er geen dreiging is van de overheid en er geen publieke belangen in het geding zijn, kunnen partijen alsnog kiezen voor zelfregulering.77 Er is sprake van een publiek belang indien er sprake is van ‘marktfalen’. Voorbeelden
van
marktfalen
zijn:
een
gebrek
aan
concurrentie,
informatieasymmetrie, negatieve externe effecten en publieke goederen. Indien 74
J. Black 1996 p. 27
75
C. Scott 2006 p. 132
76
B. Baarsma & N. Rosenboom 2013 SEO rapport p. 26
77
B. Baarsma & N. Rosenboom 2013 SEO rapport p. 26-27
30
er sprake is van een monopolie, economische machtspositie of dreiging daarvan kan de concurrentie in het geding komen. Er is sprake van informatieasymmetrie tussen producent en consument wanneer de consument moeilijk de kwaliteit van de diensten kan beoordelen, terwijl de producent weet wat hij aanbiedt. Als de consument de kwaliteit niet goed kan beoordelen, is er geen prikkel aanwezig voor de producent om een bovengemiddelde kwaliteit te bieden. Bij negatieve externe effecten is de kans groot dat zonder regulering te veel geproduceerd wordt (denk bijvoorbeeld aan de geluidshinder bij de luchtvaart). Een publiek goed, de vierde vorm van marktfalen, is een extreem geval van een positief extern effect. Publieke goederen zijn bijvoorbeeld: defensie of dijken. Bij publieke goederen is er sprake van nonexclusiviteit indien het onmogelijk is om mensen van het gebruik uit te sluiten. Indien het gebruik door de ene consument niet ten koste gaat van het gebruik door een ander spreek je van non-rivaliteit.78 Naast het corrigeren van marktfalen wordt er in de praktijk ook om andere redenen gereguleerd. Er wordt dan gereguleerd om het bereiken van doeleinden op het gebied van rechtvaardigheid, rechtszekerheid, welvaartsverdeling, ethiek, en moraal.79 Geconditioneerde zelfregulering Naast vrije zelfregulering bestaat er ook geconditioneerde zelfregulering, ook wel wettelijk geconditioneerde zelfregulering genoemd. Zelfregulering wordt dan binnen een wettelijk of rechterlijk kader opgesteld.80 Hierbij formuleert de overheid het doel van de regulering en laat de verdere invulling hiervan over aan de marktpartijen.81 De wetgever neemt dan een adviserende taak op zich of stelt randvoorwaarden op.82 78
B. Baarsma e.a. 2003 p. 6-7, W.H. van Boom e.a. 2009 p. 34 en B. Baarsma e.a. SEO-rapport
2003 zie voor lobbygroepen bij overheidsregulering p. 34 79
B. Baarsma e.a. 2003 p. 8
80
W.J. Witteveen, I. Giesen & J.L. de Wijkerslooth p. 77
81
B. Baarsma & N. Rosenboom 2013 SEO rapport p. 26
31
Zuivere overheidsregulering Indien de overheid het doel en tevens ook de middelen vast stelt en daarbij ook zorgt voor toezicht en handhaving is er sprake van zuivere overheidsregulering.83 3.3 Gedragsgerichte instrumenten en geschilbeslechtende instrumenten Bij
zelfregulering
kan
gebruik
worden
gemaakt
van
verschillende
zelfreguleringsinstrumenten84. Onderdeel daarvan zijn de gedragsgerichte instrumenten en de geschilbeslechtende instrumenten. Onder gedragsgerichte instrumenten vallen instrumenten als een gedragscode, reclamecode, protocol, herenakkoord, convenant en het kartel.85 In dit onderzoek wordt slechts ingegaan op de gedragscode. In een gedragscode worden bepaalde gedragsregels vastgelegd. Een gedragscode kan breed worden toegepast. Het kan gaan over ethische normen en waarden tot een gedragscode over de manieren van klachtenafhandeling in een bepaalde branche.86 In het Burgerlijk Wetboek wordt de gedragscode omschreven als: ‘regels die vaststellen hoe handelaren die zich aan de code binden, zich gedragen met betrekking tot een of meer bepaalde handelspraktijken of bedrijfssectoren en die niet bij of krachtens wettelijke voorschriften zijn vastgesteld’.
87
Het ministerie van justitie definieert een gedragscode
als een document dat de basale verantwoordelijkheden jegens belanghebbenden aangeeft (de missie) en daarvoor een aantal waarden, normen of regels formuleert voor het gehele bedrijf.
Een gedragscode is een middel om gedrag in organisaties te
reguleren. Indien een gedragscode wordt opgesteld door een enkele onderneming spreek je van een bedrijfscode. Indien de gedragscode wordt opgesteld door een collectief van personen met hetzelfde beroep dan spreek je van een beroepscode. 82
J. Mulder & B. Baarsma 2006 p. 152.
83
B. Baarsma & N. Rosenboom 2013 SEO-Rapport p. 27
84
De verschillende instrumenten zijn: techniekgerichte instrumenten, gedragsgerichte
instrumenten, informerende instrumenten, contractuele instrumenten, geschilbeslechtende instrumenten en publiekrechtelijke beroepsorganisaties. Zie voor een overzicht van de verschillende reguleringsinstrumenten bijlage 1-22 van Baarsma e.a. 2003. 85
W.H. van Boom e.a. 2009 p. 34 en B. Baarsma e.a. SEO-rapport 2003 zie voor lobbygroepen bij
overheidsregulering p. 17-20 86
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 29
87
Zie artikel 6:193a lid 1 sub i Burgerlijk Wetboek
32
En wordt het opgesteld door een collectief van concurrerende ondernemingen dan spreek je van een branchecode. Als laatste bestaat ook nog de erecode. Een erecode en een gedragscode zijn in principe hetzelfde alleen doet de erecode door middel van de titel een beroep op het plichtsgevoel en geweten van de gebruikers van de code.88 Onder geschilbeslechtende instrumenten binnen zelfregulering vallen instrumenten als arbitrage, bindend advies, mediation, ombudsman en tuchtrecht. Het doel van deze instrumenten is met name het voorkomen, beperken en oplossen van geschillen. Geschilbeslechtende instrumenten kunnen worden toegepast tussen zowel producent en consument als tussen twee zakelijke partijen. 89 Arbitrage De uitspraak van arbitrage kan op eenvoudige wijze voor tenuitvoerlegging vatbaar worden verklaard door middel van een verlof tot tenuitvoerlegging van de president van de rechtbank. Op deze manier krijgt een arbitraal vonnis dezelfde kracht als een vonnis van de overheidsrechter. De rechter zal een arbitraal vonnis hoofdzakelijk toetsen aan de formele vereisten.90 Bindend advies Partijen komen vooraf overeen dat zij zich zullen gedragen naar de uitspraak van de bindend adviseur. Bindend advies heeft echter niet de kracht van een vonnis. In het geval een van de partijen zich niet aan het advies houdt, pleegt deze contractbreuk. De andere partij kan dan nakoming van de overeenkomst vorderen bij de rechter. De rechter kan een bindend advies ook inhoudelijk toetsen.91 Mediation Doormiddel van mediation zoeken partijen gezamenlijk, onder begeleiding van een conflictbemiddelaar, een oplossing voor het geschil.
88
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 79 Bijlage 4
89
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 37-38
90
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 39
91
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 39
33
De oplossing van het geschil wordt vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Komt een van de partijen deze overeenkomst niet na, dan kan alsnog een procedure bij de rechter worden gestart.92 Ombudsman De ombudsman combineert de functie van bindend advies met mediation. De betreffende branche stelt een ombudsman in om de geschilbeslechting te faciliteren. Na geschilafhandeling door de ombudsman staan de normale rechtswegen open.93 Tuchtrecht Het is een normhandhavingsstelsel gericht op het gedrag van een bepaalde beroepsgroep. Bij tuchtrechtspraak gaat het om waarborging van kwaliteit van de beroepsuitoefening. Open normen kunnen worden ingevuld door codes en tuchtrechtspraak.94 Gang naar de rechter De klager kan de kwestie voorleggen aan de rechter overeenkomstig de nationale regels en voorschriften.95 3.4 De voordelen en slaagfactoren van zelfregulering Uit de literatuur volgen slaagfactoren voor het goed functioneren van zelfregulering. Deze factoren zijn gebaseerd op literatuuronderzoek. De auteurs waar in deze paragraaf naar verwezen wordt hebben op hun beurt ook weer literatuuronderzoek verricht. In dit onderzoek worden slechts die factoren uitgelicht die door twee of meerdere auteurs zijn bevestigd.
92
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 39
93
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 39-40
94
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 40
95
Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken in
verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen. 25-1-2013 p. 7 (op te vragen bij het CBL/ downloaden op http://www.supplychaininitiative.eu)
34
Bereidheid tot naleving Er bestaat vaak een grotere bereidheid tot naleving van de door de marktpartijen zelf opgestelde regels. Bij zelfregulering is de kans op spontane naleving groter, omdat er geen sprake is van overheidsregulering.96 Wanneer het draagvlak onder de betrokken ondernemingen groot is, zal de bereidheid tot naleving en de aansluiting van de gedragsregels op de praktijk groot zijn.97 Uitvoeringslasten overheid Er zijn geringe uitvoeringslasten voor de overheid omdat partijen bijvoorbeeld niet direct naar de rechter hoeven te gaan. De problemen kunnen ook voorgelegd worden aan een arbiter of mediator.98 Flexibiliteit zelfregulering Zelfregulering is flexibeler dan het opstellen en implementeren van wetgeving. De regels bij zelfregulering kunnen sneller en soepeler vastgesteld en gewijzigd worden.99 Specifieke kennis Binnen de sector beschikken partijen over meer en betere informatie. Deze specifieke kennis is vereist voor het opstellen van regulering. Binnen de sector, in tegenstelling tot bij de overheid, is deze informatie vaak aanwezig of kan deze informatie tegen lagere kosten worden verzameld. 100 Ph. Eijlander en W. Voermans 1999 p. 75 zie ook R. Van den Bergh 2008 p. 792 – 798, J.
96
Mulder en B. Baarsma 2006 p. 154, B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 19. Ook de brancheorganisaties gaven aan dat zelfregulering zorgt voor meer commitment zie J.M. Barendrecht e.a. 2012 p. 27. 97
Er is geen objectieve indicator om draagvlak te kunnen meten. Zie B. Baarsma e.a. 2003 SEO-
rapport p. 31 98
J. Mulder en B. Baarsma 2006 p. 154 zie ook Ph. Eijlander en W. Voermans 1999 p.75
99
J. Mulder en B. Baarsma 2006 p. 154 zie ook B. Baarsma en N. Rosenboom 2013, B. Baarsma
e.a. 2003 SEO-rapport p. 19. Ook de brancheorganisaties zijn van mening dat aanpassingen per sectors makkelijker door te voeren zijn zie J.M. Barendrecht e.a. 2012 p. 27. 100
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 18 zie ook J. Mulder en B. Baarsma 2006 p. 154
35
Toezicht, controle en sancties Het
is
belangrijk
dat
er
duidelijkheid
bestaat
over
het
toezicht,
de
controlemaatregelen en de sancties, dit verhoogt de slaagkans van het instrument.101 Het is van belang dat er een instantie wordt ingesteld om raad te geven in bepaalde kwesties, zodat klachten adequaat onderzocht kunnen worden.
102
Wat hierbij van
belang is, is dat de anonimiteit en vertrouwelijkheid van de klager gewaarborgd is. Dit komt in het gedrang wanneer er concrete documenten op tafel moeten worden gelegd waardoor de anonimiteit van de betrokken leveranciers niet volledig meer gewaarborgd is, dit wordt ook wel de ‘angstfactor’ genoemd. 103 De oorzaak hiervan ligt volgens de Europees Economisch en Sociale Comité in de expliciete of impliciete dreiging om de samenwerking met de leverancier stop te zetten, het zogenaamde delisting.104 Bij de afnemers kan anoniem klagen echter tot bezwaren leiden, aangezien zij zich moeilijk kunnen verweren als zij niet weten van wie de klacht afkomstig is.105 3.5 De valkuilen van zelfregulering Naast de slaagfactoren kent zelfregulering ook valkuilen. Om tot een goed werkende zelfregulering te komen is het van belang de valkuilen uiteen te zetten. De valkuilen zullen hieronder besproken worden.
Deze factoren zijn wederom gebaseerd op
literatuuronderzoek. De auteurs waar in deze paragraaf naar verwezen wordt, hebben op hun beurt ook weer literatuuronderzoek verricht. In dit onderzoek worden slechts die factoren uitgelicht die door twee of meerdere auteurs zijn bevestigd.
101
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 31. Ook tijdens de focusgroepen kwam naar voren dat de
vertegenwoordigers van de leveranciers het van essentieel belang vonden dat er een handhavingsmechanisme in het leven wordt geroepen zie J.M. Barendrecht e.a. 2012 p. 34. 102
L. J. Brooks 1989 p. 325-335.
103
J.M. Barendrecht e.a. 2012 zie ook Europese Commissie, het Groenboek inzake oneerlijke
handelspraktijken in de food- en non-foodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst) , 6-2-2013. Kenmerk 6122/13 p.3 104
Advies Europees Economisch en Sociaal comité (advies van 27 juni 2013, INT/683), Brussel:
COM(2013) 37 final p.3 105
J.M. Barendrecht e.a. 2012
36
Beperkte afdwingbaarheid van regels en juridisch bindende kracht De beperkte afdwingbaarheid van regels hangt nauw samen met de mogelijke aantasting van de rechtszekerheid door zelfregulering. Voor goed functionerende markten is het van groot belang dat de rechtszekerheid gewaarborgd wordt. Zelfreguleringsafspraken zijn vaak moeilijk af te dwingen en er kunnen voor verschillende partijen (afhankelijk van de machtspositie) andere voorwaarden gelden.106 Om ervoor te zorgen dat handhaving van zelfregulering hetzelfde effect heeft als handhaving van overheidsregulering, zal degene bij wie de handhaving toegepast zal worden aan zelfregulering gebonden moeten zijn.107 Binding is hetgene dat er voor zorgt dat iemand zich moet houden aan opgestelde regels. De grond van gebondenheid is niet van belang, aldus Giesen.108 Volgens Vranken kent zelfregulering geen wettelijk bindende kracht maar feitelijk bindende kracht. Dit betekent dat de regels in de praktijk in acht moeten worden genomen en in zekere mate ook regulerend werken. De werking van zelfregulering is afhankelijk van de overtuigingskracht van de regels.109 Gevaar
voor
misbruik
van
informatievoorsprong
en
gevaar
voor
‘eenrichtingsverkeer’ Een voordeel van zelfregulering is dat marktpartijen beschikken over specifieke kennis, welke nodig is voor het opstellen van zelfregulering, zoals eerder in paragraaf 3.2 beschreven. De marktpartijen hebben meer expertise, meer inzicht in de problemen en meer inzicht in de haalbaarheid van de mogelijke oplossingen. Echter kan hier ook de valkuil schuilen dat grotere marktpartijen beschikken over meer informatie dan kleinere marktpartijen. Zo kunnen de grotere marktpartijen misbruik maken van de informatievoorsprong door de zelfregulering naar eigen hand te zetten.110
106
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 17-20 zie ook Ph. Eijlander en W. Voermans 1999 p. 75
107
I. Giesen 2007 p. 55.
108
W.J. Witteveen, I. Giesen & J.L. de Wijkerslooth 2007 p. 93
109
Asser-Vranken, Algemeen Deel, 2005 nr. 87
110
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 18 zie ook Ph. Eijlander en W. Voermans 1999 p. 75
37
Gevaar voor concurrentiebeperking Een veelgehoord nadeel is dat de mededinging in gevaar is of kan komen door zelfregulering. De concurrentie kan worden beperkt door excessief hoge kwaliteitsstandaarden,
(hoge)
vaste
prijzen
of
het
opwerpen
van
toetredingsbelemmeringen. Ook kan zelfregulering gepaard gaan met intensieve communicatie, hetgeen samenspanning in de hand kan werken.111 Zelfregulering leidt niet tot minder regels. Dit effect doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de regels worden vervangen door open normen. Deze vervangende normen moeten weer worden ingevuld via en door vormen van alternatieve regelgeving.112 3.6 Slot De gedragscodes in hoofdstuk 2 worden getoetst aan de slaagfactoren en de valkuilen besproken in de voorgaande paragrafen. De resultaten van de toets komen in het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 4) aan bod.
111
B. Baarsma e.a. 2003 SEO-rapport p. 20 zie ook Giesen 2007 p. 38
112
I. Giesen 2007 p. 38. Ook de brancheorganisaties geven aan dat er door zelfregulering meer
regels ontstaan zie J.M Barendrecht e.a. 2012 p. 27, 30- 31.
38
HOOFDSTUK 4 GEDRAGSCODES GETOETST In het vorige hoofdstuk zijn de slaagfactoren en valkuilen omschreven die samen het toetsingskader vormen. In dit hoofdstuk koppel ik de gedragscodes uit hoofdstuk 2 aan het toetsingskader van hoofdstuk 3. Hiervoor is het van belang dat de slaagfactoren en de valkuilen, waar mogelijk, worden onderverdeeld in mate van belangrijkheid. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zal ik de belangrijkste slaagfactor omschrijven. Gevolgd door een toetsing van de beschreven codes aan de slaagfactoren en valkuilen. Het hoofdstuk sluit ik af met een bespreking van de recente ontwikkelingen gevolgd door een slotparagraaf. 4.1 De belangrijkste slaagfactor In deze paragraaf volgt een omschrijving van de belangrijkste slaagfactor. De factor is afgeleid uit het onderzoek van de Competition commission in Engeland, namelijk ‘The supply of groceries in the UK market investigation’.113 De factor is van belang voor het toetsen van de codes. Het kan voorkomen dat de ene gedragscode twee slaagfactoren bevat en de andere maar één, maar dat de code met één slaagfactor effectiever is dan de code met twee slaagfactoren. Dit komt doordat aan deze ene slaagfactor meer waarde gehecht kan worden dan aan de andere twee. Uit Engels onderzoek blijkt dat het voor de slaagkans van de gedragscode van belang is dat er een persoon of orgaan is dat toezicht houdt op naleving van de code. 114 Op advies van de Competition Commission heeft de Engelse overheid een ombudsman aangewezen door middel van de Groceries Code Adjudicator Act 2013.115
113
Het onderzoek is te vinden op: http://www.competition-commission.org.uk/our-
work/directory-of-all-inquiries/groceries-market-investigation-and-remittal/final-report-andappendices-glossary-inquiry. 114
Zie The respective roles of the Office of Fair Trading and the Groceries Code Adjudicator in
respect of the Goceries (Supply Chain Practices) Market Investigation Order 2009 and the Groceries
Supply
Code
of
Practice.
Te
vinden
op
http://www.oft.gov.uk/shared_oft/monopolies/GSCOP-OFT-advice.pdf 115
Zie voor verdere informatie met betrekking tot de De Groceries Code Adjudicator Act 2013
paragraaf 2.4.2 van dit onderzoek.
39
De adjudicator is een soort ombudsman. Deze ombudsman controleert de implementatie van de GSCOP en is belast met de handhaving. In geval van een geschil zal hij optreden als arbiter. Omdat het gaat om empirisch onderzoek116 wordt toezicht en handhaving als belangrijkste slaagfactor gezien. In een kamerbrief van februari 2014 bevestigt de minister van economische zaken dat het bij een gedragscode belangrijk is om een onafhankelijke instantie in te stellen die een rol speelt bij geschillen met betrekking tot de toepassing van de gedragscode.117 Essentieel bij toezicht en handhaving is het anoniem ‘klagen’ van partijen. Uit de Britse empirische onderzoeken komt de angst om te klagen naar voren (fear of complaining). Leveranciers zijn bang om te klagen bij en over de afnemer omdat dit de-listing met zich mee kan brengen. De-listing heeft beëindiging van het contract tot gevolg. Dat de-listing structureel voorkomt blijkt alleen uit Amerikaans onderzoek. 118 De angst om te klagen blijkt zowel uit Engelse onderzoeken119 als uit Duits onderzoek120. De feiten wijzen op het bestaan van een angstcultuur, maar echte de-listing praktijken zijn dus alleen in het Amerikaanse onderzoek aangetoond.121 4.2 Toets codes Per code komen slechts die slaagfactoren en valkuilen aan bod die op de desbetreffende code van toepassing zijn. Met betrekking tot de slaagfactoren zal de ‘bereidheid tot naleving’ en ‘toezicht, controle en sancties’ worden besproken. De gedragscodes worden gespiegeld aan de slaagfactoren genoemd in de literatuur zoals besproken in paragraaf 3.2 van hoofdstuk 3.
Met betrekking tot de valkuilen komen de ‘beperkte
afdwingbaarheid van regels en de juridisch bindende kracht’ en het ‘gevaar voor misbruik van informatievoorsprong en het gevaar voor eenrichtingsverkeer’ aan bod.
116
Het onderzoek in Engeland is naar mijn weten het enige empirische onderzoek tot nu toe
gepubliceerd. 117
Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 116 p. 5
118
Zie Calvin & Cook 2001, p. 26.
119
OFT 2004, p. 25-26. Zie ook OFT 2002.
120
Zie Bundeskartelamt Edeka-Plus 2008, beschikbaar via www.oxfamfueralle.de/supermarkt-
macht.de/wp-content/uploads/20080606-Bundeskartellamt-Edeka-plus.pdf. 121
Zie M.W. de Hoon 2013, p. 321-323.
40
De gedragscodes worden gespiegeld aan de valkuilen genoemd in de literatuur zoals besproken in paragraaf 3.3 in hoofdstuk 3. 4.2.1 Nederland en Europa The Supply Chain Initiative zet zich in om eerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen als basis voor commerciële transacties te bevorderen. Zowel de kaderrichtlijn als de Principles of Good Practice zijn vertaald voor alle EUlidstaten.122 Deze kaderrichtlijn vormt een aanvulling op Europese en nationale regels en voorschriften alsmede andere vrijwillige regelingen, en vervangt deze niet. Nederland heeft kenbaar gemaakt de Europese code in te zetten als basis voor de Nederlandse pilot voor business-to-business geschilbeslechting. Om deze reden wordt in deze paragraaf zowel Nederland als Europa besproken. Het wordt niet apart behandeld omdat dit dubbele informatie zou opleveren. De andere Europese lidstaten worden apart besproken, omdat zij al met een eigen gedragscode werken. Bereidheid tot naleving De Principles of Good Practice is opgesteld door een multi-stakeholder groep waarin brancheorganisaties uit de hele keten vertegenwoordigd zijn. Om in Nederland invulling te geven aan de Europese code is het CBL gezamenlijk met de FNLI, LTO en het ministerie van Economische Zaken gestart met de Pilot. Tijdens deze Pilot wordt gewerkt met de vertaalde Principles of Good Practice,
de ‘Gedragscode
Handelspraktijken’.123 Doordat de sectororganisaties, zowel op Europees niveau als op nationaal niveau, zelf betrokken zijn bij het opstellen van de code is de kans op bereidheid tot naleving eerder aanwezig. Toezicht, controle en sancties In de Principles of Good Practice zijn algemene en specifieke beginselen opgenomen. Daarnaast regelt de code wat valt onder oneerlijke handelspraktijken. In de code zelf ontbreekt een handhavingssysteem.124 Om deze reden is in 2013 de stuurgroep opgericht in het kader van de uitvoering en handhaving van de beginselen voor eerlijke 122
paragraaf 2.1.4
123
paragraaf 2.2
124
paragraaf 2.1.3
41
handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Het mandaat en de regels van de procedures zijn vastgelegd in het reglement van orde. Zowel voor individuele als voor een bundeling van geschillen omschrijft de nationale kaderregeling duidelijk de mogelijkheden. De wijze van handhaven door de Governance Group op Europees niveau is wederom duidelijk beschreven.125 Zowel in Nederland als op Europees niveau is voldaan aan de belangrijkste slaagfactor. Er bestaat namelijk in beide gevallen duidelijkheid over het toezicht en er is een instantie ingesteld om raad te geven in bepaalde kwesties en te handhaven. Een essentieel punt is de anonimiteit bij de klachten. Bij een individueel geschil is de anonimiteit niet gewaarborgd, maar wordt de vertrouwelijkheid van gegevens wel gegarandeerd. Wat betreft de bundeling van geschillen wordt volgens de kaderregeling de anonimiteit wel gewaarborgd. 4.2.2 België Bereidheid tot naleving Op initiatief van de sectororganisaties is in 2010 de Belgische code tot stand gekomen. De code kent een vrijwillig karakter.126 Doordat de sectororganisaties zelf betrokken zijn bij het opstellen van de code zou de bereidheid tot naleving kunnen worden vergroot. Daarbij regelt de code o.a. dat door partijen kan worden afgeweken, mits dit wordt toegelicht.127 De bereidheid tot naleving kan worden vergoot in het geval de partij slechts deels de code hoeft na te leven, juist dat deel waar hij achter staat. Toezicht, controle en sancties In het kader van beheer, toezicht en handhaving van de code is een comité aangesteld bestaande uit gemandateerde vertegenwoordigers van de sectororganisaties die betrokken zijn in de agro-voedingsketen. Met betrekking tot conflictoplossing kent de Belgische code een overlegmodel en wordt uitdrukkelijk verwezen naar mediation. Echter valt onder de taken van het comité slechts beheer van de code en het uitbrengen
125
Zie voor de wijze van handhaven van de Gouvernance group paragraaf 2.1.4 tweede alinea
zie voorwijze van handhaven individuele geschillen of een bundeling van geschillen paragraaf 2.2 de laatste twee alinea’s. 126
paragraaf 2.3
127
paragraaf 2.3 alinea 3
42
van een jaarverslag. Voor verdere handhaving en het opleggen van sancties in het geval van niet naleving van de code is het comité niet bevoegd. Hiermee mist de Belgische code de belangrijkste slaagfactor. Daarnaast wordt er ook niets geregeld ten aanzien van de mogelijkheid om anoniem te klagen. Een valkuil die hiermee samenhangt is de beperkte afdwingbaarheid van regels en de juridisch bindende kracht.128 De Belgische code kent een vrijwillig karakter. Naast het feit dat de code naleving op verschillende manieren stimuleert, is er geen instantie die kan handhaven in het geval er sprake is van niet- naleving. 4.2.3 Engeland Bereidheid tot naleving De GSCOP, opgenomen in The Order, is opgesteld door de CC. Dit betekent dat er bij de Engelse code geen sprake is van zuivere zelfregulering. 129 De British Brand Group130 werkt sinds 2001 samen met de CC aan een oplossing om oneerlijke handelspraktijen tegen te gaan.131 Gezien de code mede door een overheidsinstantie is opgesteld is er minder snel kans op spontane bereidheid tot naleving. De code bevat voornamelijk concrete normen met een verplichtend karakter en is verplicht gesteld voor de ‘designated retailer’. Door het verplichtend karakter is er minder ruimte voor het bereid zijn om regels na te leven. Je bent immers verplicht om na te leven, dus de vraag naar bereidheid is minder van belang. Toezicht, controle en sancties De CC heeft niet de bevoegdheid om in het kader van The Order een ombudsman aan te stellen. Echter is op advies van CC door de overheid in 2013 The Act opgesteld. Hiermee heeft de overheid een ombudsman in het leven geroepen. Deze onderzoekt of een handelaar de GSCOP heeft geschonden en kan indien nodig handhaven.132 De GSCOP in combinatie met The Act zorgt ervoor dat de Engelse code voldoet aan de belangrijkste slaagfactor.
128
zie paragraaf 3.3
129
zie paragraaf 2.4.1
130
De British Brand Group is een organisatie die opkomt voor verschillende merken in Engeland.
131
http://www.britishbrandsgroup.org.uk/
132
zie paragraaf 2.4.2
43
Er bestaat namelijk duidelijkheid over het toezicht en er is een instantie, namelijk de ombudsman, ingesteld om raad te geven in bepaalde kwesties en te handhaven. In het kader van de ‘angst-cultuur’ heeft Engeland de drempel om te klagen verlaagd door een aantal aanpassingen. De code is concreter gemaakt, de voorwaarden voor de-listing zijn bindend vastgesteld, er is een laagdrempelige interne geschiloplossingsmethode toegevoegd en een ombudsman aangesteld.133 Hierbij is echter niets geregeld ten aanzien van de mogelijkheid om anoniem te klagen. 4.2.4 Slovenië Bereidheid tot naleving De Sloveense code is op vrijwillige basis. Deze is ondertekend door vijf vertegenwoordigers, namelijk de vereniging van de coöperaties, de Kamer van ambachtshandel en kleine bedrijven, de Kamer van Koophandel, de Kamer van Landbouw en voedsel ondernemingen en de Kamer van Landbouw en Bosbouw.134 Doordat de marktpartijen er zelf voor kiezen om de code te ondertekenen is het mogelijk dat er meer bereidheid tot naleving bestaat. Toezicht, controle en sancties De Sloveense code voorziet niet in een formeel juridisch handhavingsmodel. De code biedt een basis voor de oprichting van een comité voor toezicht op de uitvoering van de code. De code bevat echter geen bepalingen met de mogelijkheid om sancties op te leggen in het geval van een overtreding. In Slovenië hopen ze dat de betrokken partijen hun geschillen in der minne oplossen of door middel van mediation.135 Behalve dat er een basis is voor het oprichten van een commissie voor toezicht is er echter geen instantie die kan handhaven wanneer de code niet wordt nageleefd. Slovenië mist de belangrijkste slaagfactor. Een valkuil die hiermee samenhangt is de beperkte afdwingbaarheid van regels en de juridisch bindende kracht.136 De Sloveense code is op vrijwillige basis en dus beperkt afdwingbaar. Zelfs indien de code vrijwillig ondertekend is kan niet-naleving van de
133
Zie M.W. de Hoon 2013, p. 321-323.
134
zie paragraaf 2.5 eerste alinea
135
zie paragraaf 2.5 derde alinea
136
zie paragraaf 3.3
44
code of een inbreuk op bepalingen in de code niet worden gesanctioneerd omdat hier geen bevoegde instantie voor is. Daarnaast wordt er ook niets geregeld ten aanzien van de mogelijkheid om anoniem te klagen. 4.2.5 Argentinië Bereidheid tot naleving De Argentijnse code is in 2000 tot stand gekomen door de twee brancheverenigingen, CAS en COPAL. De code heeft een (deels) vrijwillig karakter, echter geldt de voorwaarde dat alle supermarktketens met een jaarlijkse omzet van meer dan 100 miljoen Amerikaanse dollars deze code ondertekenden.137 Gezien de code is opgesteld door de marktpartijen zelf is de kans op spontane naleving vergroot. Bij de supermarktketens die verplicht de code moeten ondertekenen is de vraag naar bereidheid tot naleving van de code minder van belang omdat er geen sprake is van een vrijwillig karakter. Een valkuil die hier schuilt is het gevaar voor misbruik van informatievoorsprong en het gevaar voor eenrichtingsverkeer.138 Grotere marktpartijen beschikken vaak over meer informatie
dan
kleinere
informatievoorsprong. brancheverenigingen
In de
marktpartijen Argentinië code
is
hebben
waardoor het
zo
opgesteld
er dat
sprake de
twee
waardoor
is
van
een
belangrijkste misbruik
van
informatievoorsprong mogelijk is doordat ze de code naar hun hand zouden kunnen zetten. Toezicht, controle en sancties De Argentijnse code kent geen instantie die toeziet op de naleving van de code, dan wel op de handhaving van de code. Hierdoor mist de code de belangrijkste slaagfactor. De code beschrijft slechts de wijze van conflictoplossing. Hierbij wordt eerst verwezen naar mediation, gevolgd door arbitrage. Wanneer beide routes geen oplossing bieden, wordt de Office of Fair Trade gezien als laatste instantie om beroep in te stellen.139 Daarnaast wordt er ook niets geregeld ten aanzien van de mogelijkheid om anoniem te klagen.
137
zie paragraaf 2.5 eerste alinea
138
zie paragraaf 3.3
139
zie paragraaf 2.5 tweede alinea
45
Een valkuil die hiermee samenhangt is de beperkte afdwingbaarheid van regels en de juridisch bindende kracht.140 De Argentijnse code kent een vrijwillig karakter, behalve voor de supermarktketens met een hoge omzet. Echter kan niet-naleving van de code of een inbreuk op bepalingen in de code, net als bij de Sloveense code, niet worden gesanctioneerd omdat hier geen bevoegde instantie voor is. 4.2.6 Bevindingen De bevindingen met betrekking tot de slaagfactoren en valkuilen geef ik hieronder schematisch weer. Indien een slaagfactor of valkuil in de gedragscode van het betreffende land aanwezig is, is dit aangeduid met het symbool ✓. Indien een slaagfactor of valkuil in de gedragscode niet aanwezig is, is dit aangeduid met het symbool −. Indien een slaagfactor of valkuil gedeeltelijk aanwezig is, is dit aangeduid met het symbool ✓−.
Bereidheid Toezicht,
Beperkte
tot
controle
afdwingbaarheid van informatievoorsprong
naleving
en
regels en de juridisch en
sancties
bindende kracht
eenrichtingsverkeer
✓
✓
−
−
België
✓
−
✓
−
Engeland
✓−
✓
−
−
Slovenië
✓
−
✓
−
Argentinië
✓−
−
✓
✓
Nederland/
Gevaar voor misbruik gevaar
voor
Europa
4.3 Recente ontwikkelingen 4.3.1 Status pilot in Nederland Met betrekking tot de huidige status beschrijft de minister van economische zaken dat hij in het voorjaar van 2014 de Kamer zal informeren over zijn eerste bevindingen met betrekking tot de pilot.
140
zie paragraaf 3.3
46
Hij zal vervolgens de stuurgroep verzoeken om aan het eind van 2014 een eindverslag uit te brengen over de toepassing van de gedragscode met kaderregeling en de resultaten van de pilot.141 4.3.2 Status The Act in Engeland Zoals eerder omschreven is in Engeland in juni 2013 de ‘Adjudicater’ van start gegaan. Voor zover bekend zijn hier nog geen klachten over. Het voortgangsrapport met betrekking tot de Adjudicator zal in juni 2014 verschijnen.142 4.4 Slot In dit hoofdstuk zijn de betreffende codes getoetst aan de slaagfactoren en valkuilen. Wat opvalt uit het onderzoek naar de verschillende codes is dat behalve in Nederland (Europa), waar anonimiteit gewaarborgd wordt in het kader van een bundeling van geschillen, er geen mogelijkheid is om (individueel) anoniem te klagen, terwijl dit wel een essentieel punt is bij de belangrijkste slaagfactor. Belangrijk hierbij is de vraag of (geheel) anoniem klagen wel mogelijk is en zo ja, hoe moet de toezicht en handhaving worden ingericht zodat partijen daadwerkelijk anoniem kunnen klagen? Of kan de angst om te klagen op een andere manier worden weggenomen? Voorgaande moet blijken uit verder onderzoek naar de angstcultuur bij klagen. In België kun je van bepaalde punten van de gedragscode afwijken. De gedragscode lijkt dus niet voor iedere partij hetzelfde te wegen. Dit zou kunnen leiden tot willekeur. Dit kan vergoot worden door het feit dat er geen handhavingsmechanisme bestaat. Partijen kunnen zelf kiezen welk gedeelte van de code zij willen nastreven, echter wanneer zelfs dit deel niet wordt nageleefd is er geen instantie die desbetreffende partij een sanctie kan opleggen. Hoewel Engeland spreekt van self-regulation, gaat het hier niet om de meest zuivere vorm ervan, aangezien de code (mede) is opgesteld door de overheid zelf. Het gaat hier om zuivere overheidsregulering, zie paragraaf 3.2. De Engelse overheid heeft namelijk het doel en tevens ook de middelen vastgesteld en daarbij ook gezorgd voor toezicht en handhaving. 141
Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 116
142
Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 116
47
In Slovenië biedt de code ruimte voor het inrichten van een comité dat toeziet op handhaving, echter is het opmerkelijk dat ditzelfde comité geen sancties mag opleggen op het moment dat de code niet wordt nageleefd. Dit leidt dus niet tot succesvolle handhaving. In Argentinië is het erg opvallend dat de code is opgesteld door de twee grootste brancheverenigingen en zij bepaald hebben dat ondernemingen in deze branche automatisch gebonden zijn, wanneer zij een omzet van meer dan 100 miljoen Amerikaanse dollars per jaar hebben. De twee brancheverenigingen hebben de spelregels bepaald en de rest dient zich hiernaar te schikken. Er is geen instantie die sancties kan opleggen, waardoor het erop lijkt dat de machtigste partijen bepalen en de kleinere ondernemingen maar moeten volgen. Hierna volgen de conclusies en aanbevelingen.
48
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk bespreek ik de belangrijkste conclusies
en aanbevelingen. De
conclusies met betrekking tot Nederland en Europa worden samengevoegd om herhaling te voorkomen. De overige Europese lidstaten zijn apart vermeld, aangezien zij een eigen gedragscode hebben. Nederland (Europa): De Nederlandse gedragscode bevat beide slaagfactoren, namelijk de bereidheid tot naleving en toezicht, controle en sancties. Dit zou de slaagkans van de code in de praktijk kunnen vergroten.
De bereidheid tot naleving wordt vergoot,
doordat de sectororganisaties, zowel op Europees niveau als op nationaal niveau, zelf betrokken zijn bij het opstellen van de code.
Daarnaast is er een onafhankelijke
instantie, namelijk de stuurgroep. Deze stuurgroep houdt zich bezig met de controle, toezicht en het opleggen van sancties. België: De Belgische gedragscode bevat de slaagfactor bereidheid tot naleving, maar mist hier de belangrijkste slaagfactor namelijk, toezicht, controle en sancties. Mede doordat de belangrijkste slaagfactor niet opgenomen is in de gedragscode ontstaat er een valkuil namelijk de beperkte afdwingbaarheid.
Er is namelijk geen
handhavingsmechanisme dat sancties kan opleggen, waardoor ondernemingen minder geprikkeld lijken om zich aan de gedragscode te houden. Engeland: De Engelse gedragscode bevat beide slaagfactoren waarvan ‘bereidheid tot naleving’ gedeeltelijk. In Engeland is de bereidheid tot naleving een bijzondere, aangezien de code voornamelijk bestaat uit concrete normen met een verplichtend karakter. Hierdoor is de vraag tot bereidheid van naleving niet van belang. De belangrijkste slaagfactor heeft in de vorm van een ombudsman vorm gekregen. De ombudsman kan zelf een onderzoek instellen naar schending van de gedragscode en handhavend optreden. Slovenië: In Slovenië missen ze, evenals in België, de belangrijkste slaagfactor, namelijk toezicht, controle en sancties. De marktpartijen hebben er zelf voor gekozen om een gedragscode op te stellen, wat ten goede kan komen van de bereidheid tot naleving. Zij hebben een instantie in het leven geroepen die toeziet op het feit dat de regels uit de
49
gedragscode ook nageleefd worden, maar een handhavingsmodel mist nog. Hierdoor wordt er wel toegezien op de gedragscode maar kunnen ondernemingen niet tot de orde geroepen worden wanneer zij in overtreding zijn. Argentinië: Bij de Argentijnse code is er deels sprake van bereidheid tot naleving en mist een instantie voor toezicht, controle en sancties. Beide valkuilen zijn aanwezig wat de slaagkans van de code niet ten goede komt. Algemeen: Zoals blijkt uit bovenstaande conclusies zouden de gedragscodes van Nederland en Engeland op basis van de literatuur de beste slaagkans moeten hebben. Om de slaagkans van de pilot en de Adjudicator Act in de praktijk te beoordelen is het van belang om de onderzoeksresultaten, die voor zowel Nederland als Engeland later in 2014 zullen verschijnen, af te wachten. In het geval de resultaten positief zijn, kunnen de overige landen lering trekken uit het onderzoek en hun gedragscodes aanpassen om de slaagkans te vergroten. Met betrekking tot het anoniem klagen is voor zowel België, Engeland, Slovenië en Argentinië niets geregeld ten aanzien van de mogelijkheid om anoniem te klagen. Opvallend bij de Nederlandse gedragscode is de anonimiteit. Bij individuele geschillen wordt vertrouwelijk omgegaan met informatie. Bij een bundeling van geschillen wordt de anonimiteit van de klager gewaarborgd. Deze bundeling ontstaat door meerdere individuele geschillen. Er is hier geen sprake van zuiver anoniem klagen. De vraag is of volledig anoniem klagen wel mogelijk/wenselijk is aangezien je rekening moet houden met de belangen van zowel de leverancier als de afnemer. Bij individuele geschillen wordt echter wel vertrouwelijk omgegaan met informatie, waarna de mogelijkheid bestaat om anoniem de klachten te bundelen. Omdat de mogelijkheid van anoniem klagen van belang is, kan een onderzoek naar de mogelijkheid van de wijze van klagen een mooie aanvulling zijn op dit onderzoek.
50
BRONNEN- EN LITERATUURLIJST Literatuur
B. Baarsma e.a. 2003 B. Baarsma, Flóra Felsö, Sjoerd van Geffen, José Mulder, André Oostdijk (Research voor Beleid), Zelf doen? Inventarisatiestudie van zelfreguleringsinstrumenten, Amsterdam: SEO-rapport 2003. B. Baarsma & N. Rosenboom 2013 B. Baarsma & N. Rosenboom, Rapport SEO: Oneerlijke handelspraktijken, voldoet bestaande (zelf)regulering?, Amsterdam: SEO-rapport 2013. J.M. Barendrecht e.a. 2012 J.M. Barendrecht, C.J.M van Doorn, M.W. de Hoon & C.M.C. van Zeeland, m.m.v. J. Liauw Joe & M. Menting, Eerlijk scherp en betrouwbaar. Een interactieve verkenning naar ijkpunten voor eerlijk zaken doen en effectieve conflictoplossing, Tilburg: TISCO 2012. R. Van den Bergh 2008 R. Van den Bergh, ‘De maatschappelijke wenselijkheid van gedragscodes vanuit rechtseconomisch perspectief’, WPNR 2008. J. Black 2001 J. Black, Decentring regulation: Understanding the Role or Regulation and Self-Regulation in a ‘Post-Regulatory’ world. 54 current legal problems. 2001. J. Black 1996 J. Black, Constitutionalising Self-Regulation. The Modern Law Review 1996. W.H. van Boom e.a. 2009 W.H. van Boom, M.G. Faure, N.J. Huls & N.J. Philipsen, Handelspraktijken, reclame en zelfregulering. Pilotstudy Maatschappelijk reguleringsinstrumenten. Rotterdam: WODC 2009.
51
L. J. Brooks L. J. Brooks, ‘Ethical Codes of Conduct: Deficient in Guidance for the Canadian Accounting Profession’, Journal of Business Ethics 8, 1989. Calvin & Cook 2001 L. Calvin & R. Cook, ‘U.S. Fresh Fruit and Vegetable Marketing: Emerging Trade Practices, Trends, and Issues’, Agricultural Economic Report, 2001, beschikbaar via www.ageconsearch.umn.edu/bitstream/33915/1/ae010795.pdf. Ph. Eijlander en W. Voermans 1999 Ph. Eijlander en W. Voermans, Wetgevingsleer, Deventer: W.E.J Tjeenk Willink 1999. Giesen 2007 I. Giesen, Monografieën Privaatrecht: Alternatieve regelgeving en privaatrecht, Deventer: Kluwer 2007. M.W. de Hoon 2013 M.W. de Hoon (2013). Van fictie naar feiten: Een evidence based aanpak van inkoopmacht. In H. van Boorn, I. Giesen, & A.J. Verheij (Eds.), Capita civilologie: Handboek empirie en privaatrecht (pp. 311-331). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers p. 311-331 M.W. de Hoon & C.J.M van Doorn 2013 M.W. de Hoon & C.J.M van Doorn, ‘Inkoopmacht in de supermarktbranche: het civielrechtelijke perspectief’, NTBR 2013, 25. J. Mulder & B. Baarsma 2006 J.
Mulder
&
B.
Baarsma,
‘Goed(koop)
geregeld?
Het
gebruik
van
een
kostenbatenmethodiek bij de beoordeling van (zelf)regulering’, Themanummer RdW 2006. P.E. Murphy 1988 P.E. Murphy, ‘Implementing Business Ethics’, Journal of Business Ethics 7: 1988.
52
C. Scott 2006 C. Scott, Self-regulation and the Meta-Regultory State, in: F. Cafaggi, reframing Selfregulation in European Private Law, Kluwer Law International: The Netherlands 2006. J.B.M. Vranken& Mr. C. Asser 2005 J.B.M. Vranken & Mr. C. Asser, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. Algemeen Deel, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 2005. W.J. Witteveen, I. Giesen & J.L. de Wijkerslooth 2007 W.J. Witteveen, I. Giesen & J.L. de Wijkerslooth, Alternatieve regelgeving, Preadvies Nederlandse Juristen Vereniging, Deventer: Kluwer 2007. Overige documenten
Europese commissie 2013 (het Groenboek) Europese commissie, Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en nonfoodtoeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa (voor de EER relevante tekst), 6-22013. Kenmerk 6122/13 Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 116 Advies Europees Economisch en Sociaal comité (advies van 27 juni 2013, INT/683), Brussel: COM(2013) 37 final Internetbronnen Bundeskartelamt Edeka-Plus 2008 Bundeskartelamt Edeka-Plus 2008, beschikbaar via www.oxfamfueralle.de/supermarktmacht.de/wp-content/uploads/20080606-Bundeskartellamt-Edeka-plus.pdf.
53
Commission Decision 2010 Commission Decision of 30 July 2010, Establishing the High Level Forum for a Better Functioning Food Supply Chain. (2012/C 210/03) Office journal of the European Union. www.eur-lex.europa.eu. ECN report 2012 ECN report on competition law enforcement and market monitoring activities by European competition authorities in the food sector, mei 2012. Pag. 116-120. www.eur-lex.europa.eu. Gedragscode Argentinië Codigo de Nuenas Practicas Comerciales (code voor eerlijke handelspraktijken Argentinië) http://www.biicl.org/european_law/b2b_food_retail/ Gedragscode België Gedragscode voor de faire handelsrelaties tussen aanbieders en kopers in de agrovoedingsketen’ (de Belgische code) www.comeos.be/menu.asp?id=7707&lng=nl Gedragscode Slovenië Code of good business practices of the stakeholders in the agri-food chain (Sloveense code) http://www.biicl.org/european_law/b2b_food_retail/ Groceries Code Adjudicator Act 2013 Groceries Code Adjudicator Act 2013. www.legislation.gov.uk Justine Stefanelli & Philip Marsden 2012 Justine Stefanelli & Philip Marsden, British Institute of International and Comparative Law. Models of enforcement in Europe for relations in the food supply chain 23-4-2012 www.biicl.org
54
Kaderregeling Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken in verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen. 25-1-2013 p. 2-3 (op te vragen bij het CBL of via www.supplychaininitiative.eu) OFT 2000
Office of Fair Trading (Competition Commission) 2000, Supermarkets: A report on the supply of groceries from multiple stores in the United Kingdom, beschikbaar via www.webarchive.nationalarchives.gov.uk
en
www.competitioncommission.org.uk/rep_pub/reports/2000/446super.htm#full OFT 2004
Office of Fair Trading (Competition Commission) 2004, The supermarkets code of practice,
beschikbaar
via
www.oft.gov.uk/shared_oft/reports/consumer_protection/oft697.pdf. Persbericht Persbericht Centraal Bureau Levensmiddelenhandel http://www.cbl.nl/home/rss-feed/nieuws-detail/article/16-september-2013-pilotgedragscode-handelspraktijk-in-nederland-van-start/ Principles of Good Practice 2011 Vertical relationships in the Food Supply Chain: Principles of Good Practice, Proposed by the B2B platform, 29-11-2011. www.ec.europa.eu The Groceries Market Investigation Order 2009 Competition Commission: The Groceries (Supply Chain Practices) Market Investigation Order 2009 http://www.competition‐commission.org.uk/inquiries/ref2006/grocery/pdf/revised_g scop_order.pdf.
55
The respective roles of the Office of Fair Trading and the Groceries Code Adjudicator The respective roles of the Office of Fair Trading and the Groceries Code Adjudicator in respect of the Goceries (Supply Chain Practices) Market Investigation Order 2009 and the
Groceries
Supply
Code
of
Practice.
http://www.oft.gov.uk/shared_oft/monopolies/GSCOP-OFT-advice.pdf Overig geraadpleegde websites www.supplychaininitiative.eu www.nu.nl http://ec.europa/europe2020/index_nl.htm www.lto.nl www.cbl.nl www.fnli.nl
56