Onderzoeksrapport Externe opdracht
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen Bureau Discriminatiezaken en moslimorganisaties’
Hasan Saygi
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
‘Onderzoek naar beter contact en betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties in regio NHN’
Hasan Saygi
Opleiding Studentennummer Docent-begeleider Praktijkbegeleider Opdrachtgever
: : : : :
Sociaal Juridische Dienstverlening 500616037 Huub Purmer Luc Hofmans Art.1 Bureau Discriminatiezaken
Alkmaar, september 2015
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
2
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Inhoudsopgave Voorwoord…………………………………….….….……….…….………..…………….…. 4 Verklarende woordenlijst……………………………………………………..................... 5 Samenvatting……………….……………………………….……………………….……….. 6 Hoofdstuk 1. Inleiding………………………………………………………………………… 9 1.1 De organisatie…………………………………………………………………………………….….9 1.2 Wat is het probleem?………………………………………………………………..……………..1 1 1.3 Wie heeft er een probleem?…………………………………………………………..…………...12 1.4 Waarom is het een probleem? ………………………………………………..…………………...13 1.5 Hoe groot is het probleem?………………………………………………………………………..14 1.6 Wat gebeurt er als het probleem niet wordt opgelost?.......................... ..............................14 1.7 Nationale en/of politieke ontwikkelingen m.b.t. het probleem……………………………......15 1.8 Juridische context van het pro bleem…………………………………………………….……….16 1.9 Relevantie onderzoek voor de SJD-praktijk……………………………………………………..17 1.10 Doel van het onderzoek?……………………………………………… …………………………..17 1.11 Centrale vraagstelling?……………………………………………………………………………. 17
Hoofdstuk 2. Theoretisch Kader……………….……………………….………… ……….. 18 2.1 Wat is discriminatie?………… ………………………………………..………...….……….……..18 2.2 Discriminatiebestrijding in Nederland va nuit de WGA……………………….………………....21 2.3 ‘Moslims en moskeeën in Nederla nd……………………………………………………………....21 2.4 ‘Evaluatie voor de situatie in Nederland mbt discriminatie………………….…………..……...22 2.5 ‘Samenwerking tussen moskeeën en lokale overheid…………….…………………..…………..23 2.6 Discriminatoire agressie tegen mos keeën……………………………………………….…….......26 2.7 Discriminatie tegen moslims………………………………….………………………… .…..…….27 2.8 Registratie antidiscriminatiebureaus en aanbevelingen Ineke van der Valk…………… .……..30 2.9 Discriminatieklimaat in Nederland vergeleken met Europese landen…………..… ….….……..31 2.10 Eerder onderzoek in regio NHN mbt meldingsbereidheid moslims…………. .………….….…31
Hoofdstuk 3. Onderzoeksaanpak…………………………….…….………… ….…..….…. 32 3.1 Onderzoeksaanpak deelvraag 1……………………………………………….….…………….…..33 3.2 Onderzoeksaanpak deelvraag 2……………………………………………….….…………… .…..34 3.3 Onderzoeksaanpak deelvraag 3………………………………………………..………………. ..…35
Hoofdstuk 4. Resultaten………………………………….……………………… ………..... 36 4.1 Resultaat deelvraag 1………………………………………………………….………...………….36 4.2 Resultaat deelvraag 2………… …………………………………………………..………………...40 4.3 Resultaat deelvraag 3…………………………………………………………….……... ………….45
Hoofdstuk 5. Conclusie, aanbevelingen en reflectie…………………….…………..…… 47 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Conclusie deelvraag 1…………………………………………………………..…………..………48 Conclusie deelvraag 2………………………………………………………..………………..……49 Conclusie deelvraag 3………………………………………………………………………….……50 Conclusie op de hoofdvraag………………………………………………………………………...51 Aanbevelingen………………………..……………………………… ………………………………52 Kritische reflectie…………………………………………………………………………………....53
Literatuurlijst………………………………………………..………………..……… ……… 54 Bijlage……………………………………………………………….……………… …………. 55
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
3
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Voorwoord Allereerst zal ik mij voorstellen. Mijn naam is Hasan Saygi, student Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. Voor u ligt het onderzoeksrapport voor mijn scriptie. In opdracht van de directeur van Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord-Holland-Noord zijn we samen tot een overeenkomst gekomen dat ik onderzoek ga doen voor de organisatie. Bureau Discriminatiezaken wil graag investeren in een duurzame relatie met moslimorganisaties in regio Noord-Holland-Noord. Het onderzoek heeft zich gericht op het vergaren van kennis en inzicht naar de behoefte van moslimorganisaties in de regio voor een samenwerking met Bureau Discriminatiezaken. Dit onderzoek heb ik, al dan wel in overeenstemming met de opdrachtgever, zelfstandig uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek heb ik al mijn kennis en vaardigheden ingezet om tot een waardig onderzoeksrapport te komen met de daarbij horende aanbevelingen. Met dit onderzoek lever ik een bijdrage aan de ontwikkeling en/of kwaliteitsverbetering van de beroepspraktijk. In dit onderzoeksrapport zal ik Art.1 Bureau Discriminatiezaken N HN omschrijven als BDZ (Bureau Discriminatiezaken). Ik wil graag de opdrachtgever, de ondervraagde moslimorganisaties, de ondervraagde antidiscriminatiebureaus, de deskundigen en iedereen die mij heeft ondersteund in dit onderzoek bedanken. Hasan Saygi Alkmaar, september 2015
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
4
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Verklarende woordenlijst Art.1
Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord-Holland-Noord (volledige naam organisatie)
BDZ
Bureau Discriminatiezaken (naam organisatie in dit onderzoek)
NHN:
Regio Noord-Holland-Noord
ADB:
Antidiscriminatiebureau
ADV:
Antidiscriminatievoorziening
Moslimorganisaties:
Moskeeën en moslimverenigingen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
5
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Samenvatting Moslimdiscriminatie in Nederland Het maatschappelijk klimaat in Nederland wat betreft de islam en moslims is de laatste jaren gespannen. Het gaat hierbij om spanningen op politiek, religieus en cultureel gebied. Diverse studies bevestigen dit, waaronder die van het Social Cultureel Planbureau (2014) als wetenschappelijk onderzoeker Ineke van der Valk (2015). Bijna twee op de drie moslims heeft ten minste één discriminatie ervaring gehad in het afgelopen jaar. Dit ging vaak om negatieve bejegening zoals naroepen, schelden, spugen of pesten. Ook ongelijke behan deling is veelvuldig ervaren. Daarnaast is er ook sprake van agressie tegen moskeeën. Twee derde van de ondervraagde moskeeën hebben de afgelopen tien jaar verschillende vormen van agressie meegemaakt. De kwestie rondom Geert Wilders, de publieke opinie, de social media en politieke spanningen rondom dit onderwerp schetsen een beeld van de omvang van het probleem in de Nederlandse samenleving. Daarnaast is er sprake van politieke druk vanuit verschillende hoeken uit de wereld. Nederland zou te weinig doen op het punt van discriminatiebestrijding. Dit blijkt uit recente rapporten van de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI) (2013) en de Verenigde Naties (2015). Het probleem en tevens de aanleiding van dit onderzoek Om de ernst en omvang van moslimdiscriminatie in regio Noord -Holland-Noord (NHN) in beeld te krijgen is het voor BDZ belangrijk dat moslims melding maken van discriminatie. Het probleem is dat moslims weinig melding maken van discriminatie terwijl moslimdiscriminatie volgens meerdere studies veelvuldig plaatsvindt. Er is een grote kloof tussen de ervaren moslimdi scriminatie en het aantal meldingen. De directeur van BDZ vindt dat moslimorganisaties een belangrijke schakel zijn om de doelgroep (moslims) effectief te kunnen bereiken. Dit om moslims te stimuleren om meer te melden en op die manier de discriminatie meer in beeld te krijgen. BDZ wil samen met de moslimorganisaties een weg inslaan om moslimdiscriminatie te bestrijden. BDZ wil weten waar moslimorganisaties behoefte aan hebben op het punt van moslimdiscriminatie en of zij open staan voor een eventuele samenwerking. Hiermee wil BDZ een goed contact en duurzame samenwerking realiseren met als uiteindelijk doel de meldingsbereidheid van moslims in regio Noord-Holland-Noord te vergroten. De volgende onderzoeksvraag fungeert als rode draad en staat centraal in dit onderzoek: ‘Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met moslimorganisaties in haar regio NHN?’ Het onderzoek Aan het onderzoek hebben in totaal elf moslimorganisaties meegedaan, waarvan acht moskeeën en drie verenigingen waar moslims samenkomen. Er zijn interviews afgenomen bij deze moslimorganisaties om de behoefte op het punt van moslimdiscriminatie te inventariseren. Daarnaast zijn andere antidiscriminatiebureaus (ADB) in Nederland bevraagd naar hun ervaringen over het contact met moslimorganisaties. Ook zijn ADB’s gevraagd of zij advies kunnen ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
6
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
meegeven bij het leggen van contact met moslimorganisaties. Voor dit onderzoek zijn tien antidiscriminatiebureaus ondervraagd. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan het volge nde worden geconcludeerd: o Er is sprake van moslimdiscriminatie. Op één na alle moslimorganisaties in dit onderzoek geven aan discriminatie te ervaren. Het bestrijden van moslimdiscriminatie is de aanleiding van BDZ voor dit onderzoek en tevens het gemeenschappelijk belang tussen BDZ en moslimorganisaties. o Moslimorganisaties hebben behoefte aan duurzaam contact. Ook de ADB’s benoemen dit. Hier liggen kansen en mogelijkheden voor beide partijen. o Door meer tijd te investeren in het contact met moslimorganisaties kan BDZ vertrouwen opbouwen om te komen tot een succesvolle duurzame samenwerking. o Voor een effectief contact met moslimorganisaties is een persoonlijke benadering gewenst en het liefst wordt dezelfde contactpersoon aangehouden bij herhaaldelijk contact. Ook de juiste contactpersoon is hierbij belangrijk. Dit kan gerealiseerd worden door via via te zoeken naar sleutelfiguren. Voor iemand met een moslimachtergrond of dezelfde taal is de drempel lager dan voor iemand van buiten. Iemand aanstellen met dezelfde achtergrond is niet de enige manier om in contact te komen, maar het maakt het contact wel makkelijker. o Zowel de moslimorganisaties als de ADB’s erkennen de lage naamsbekendheid van de antidiscriminatiebureaus. BDZ zou zich kunn en inzetten om de naamsbekendheid in de regio te vergroten. o In veel moslimorganisaties is er sprake van een wisselend bestuur. Meestal is dit om de twee jaar. Dit is een relatief korte periode waardoor er steeds opnieuw moet worden geïnvesteerd in het co ntact met het nieuwe bestuur. o Zowel vanuit de ADB’s als de moslimorganisaties zijn er geluiden over het gebrek aan vertrouwen van moslimorganisaties in Nederlandse instellingen.
Aan de hand van bovenstaande conclusies van dit onderzoek kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan aan Bureau Discriminatiezaken: o BDZ kan samen met de moslimorganisaties een plan maken waarin er een aantal momenten per jaar structureel bij elkaar kan worden gekomen. In deze bijeenkomst kan de voortgang worden geëvalueerd en vooruit worden gekeken. Dit plan kan worden afgestemd per moslimorganisatie of er kan een algemeen plan worden opgesteld voor alle moslimorganisaties. Dit is afhankelijk van de vraag en behoefte vanuit de moslimorganisaties. Op deze manier kan BDZ de contacten warm houden.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
7
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
o BDZ kan overwegen om iemand aan te stellen die contact houdt met de moslimorganisaties. Hierdoor kan BDZ meer tijd investeren in duurzaam contact. Maak het contact effectiever door iemand met een moslimachtergrond en/of dezelfde taal hiervoor aan te stellen. Hiermee neemt BDZ de drempel van cultuurverschil en taal weg en zo wordt het gebrek aan vertrouwen kleiner. o Nu het eerste contact is gelegd, de gegevens zijn uitgewisseld en de moslimorganisaties op de hoogte zijn van het i nitiatief van BDZ, kan BDZ een bijeenkomst organiseren en moslimorganisaties uitnodigen om haar voor te stellen en kennis te maken. Bij deze bijeenkomst kan BDZ haar doel en plannen presenteren en vervolgens afspraken maken, wat kan leiden tot een samenwerkingsverband. o Vervolgonderzoek is aan te bevelen indien dit onderzoek heeft geleid tot een samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties. Er kan dan een evaluerend onderzoek verricht worden naar het resultaat van de samenwerking. Onderzocht kan worden wat de samenwerking heeft betekend voor BDZ, voor de moslimorganisaties en voor de doelgroep. o Samen met de moslimorganisaties kan worden afgesproken dat BDZ op de hoogte kan worden gebracht wanneer er een bestuurswisseling plaatsvindt zodat er contact kan worden gemaakt met het nieuwe bestuur. o BDZ zou moeten investeren in haar naamsbekendheid. Dit kan BDZ realiseren door bijeenkomsten bij te wonen, campagnes te organiseren en door contacten te leggen.
Relevante trefwoorden voor het scriptiearchief Samenwerking, Discriminatie, Moskeeën, Moslim, Contact, Samenwerking
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
8
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Hoofdstuk 1: Inleiding en probleemanalyse Inleiding en opbouw hoofdstuk In dit hoofdstuk leest u de inleiding van het onderzoeksrapport. In de inleiding wordt eerst een beschrijving van de organisatie en tevens de opdrachtgever van dit onderzoek gegeven. Vervolgens worden de probleemanalyse en de aanleiding voor dit onderzoek vanuit een brede context beschreven. Tot slot wordt het doel van het onderzoek, de politieke ontwikkelingen met betrekking tot het probleem en de relevantie en meerwaarde van het onderzoek voor de SJD -praktijk beschreven. Aan het eind van dit hoofdstuk leest u de centrale vraagstelling die als rode draad fungeert in dit onderzoek.
1.1 De organisatie ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’- Artikel 1 van de Grondwet Bovenstaand artikel van de Grondwet is het fundament van een democratische samenleving. De Wet Gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (WGA) is de wettelijke basis van waaruit Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord -HollandNoord haar taken uitvoert. Hierna, in dit onderzoeksrapport, noem ik de organisatie BDZ (Bureau Discriminatiezaken). BDZ richt zich tot regio Noord-Holland-Noord. BDZ geeft in haar Visie en Meerjarenplan aan te streven naar gelijkheid, zowel in preventieve zin als in de bestrijding van discriminatie (Visie en meerjarenplan 2014-2018). Daarnaast streeft BDZ naar een samenleving waarin iedereen meedoet en niemand wordt gediscrimineerd. Naast het uitvoeren van de wettelijk verplichte taken heeft BDZ zich de afgelopen jaren toegelegd op het in kaart brengen van discriminatie in Noord -Holland-Noord. Gemeenten geven in de landelijke evaluatie van de WGA aan dat de binnengekomen meldingen te weinig omvangrijk zijn om goed zicht te hebben op de aard en omvang van discriminatie op lokaal niveau. BDZ doet daarom aanvullend onderzoek. Daarnaast geeft BDZ ook voorlichtingen en is betrokken bij organisaties die zich inzetten voor de bestrijding van discriminatie. BDZ noemt de volgende punten die van belang zijn voor het bestrijden van discriminatie:
Uit onderzoek blijkt dat mensen die discriminatie ervaren problemen kunnen ontwikkelen op gezondheid en welzijn (SCP, 2014). Discriminatie is een belemmering voor sociale cohesie en participatie van burgers. Discriminatie kan leiden tot gewelddadige incidenten en verstoring van de openbare orde. Een kwart van de Nederlanders ervaren discriminatie. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
9
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Het voorkomen en bestrijden van discriminatie vraagt om aandacht en actief optreden van burgers, bedrijven, instellingen, sociale partners en ove rheid.
Missie BDZ In het Visie en meerjarenplan 2014-2018 geeft BDZ aan te streven naar de bestrijding van discriminatie. Discriminatie kan bestreden worden met wetgeving en sanctionering, maar ook door beïnvloeding van omgangsvormen en normstellingen in de woonwijk, op de werkvloer en op sportvelden door preventie en voorlichting. Daarnaast ondersteunt BDZ verschillende organisaties om die normen te formuleren en adequaat te handhaven. De organisatie BDZ bestaat uit een klein team. Het team heeft een consulent klachtbehandeling, een onderzoeker en een aanbieder van voorlichting en preventie in dienst. Daarnaast heeft BDZ een netwerk met ZZP’ers met verschillende deskundigheden. Met dit team voorziet BDZ de gemeente van een overzicht van meldingen en aanvullend onderzoek. BDZ focust zich samen met andere maatschappelijke organisaties op knelpunten op het gebied van discriminatie (Visie en meerjarenplan, 2014). Organisatiestructuur BDZ Hieronder wordt de organisatiestructuur van Bureau Discriminatiezaken schematisch weergegeven door middel van een organigram.
Directeur BDZ
Consulent klachtbehandling
Onderzoeker
Voorlichting en preventie
ZZP'ers met verschillende deskundigheden
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
10
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
1.2 Wat is het probleem? Moslimdiscriminatie en het klimaat in Nederland Het maatschappelijk klimaat in Nederland wat betreft de islam en moslims is de laatste jaren gespannen. Het gaat om spanningen op politiek, religieus en cultureel gebied. Volgens het onderzoek ‘De sociale staat van Nederland’ heeft ongeveer de helft van de bevolking van Nederland een negatieve houding tegenover moslims ( I. van der Valk, 2015). Het onderzoek naar ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) toont aan dat moslims vaak op meerdere gronden gediscrimineerd worden. Dit kan gaan om hun geloof, een zichtbare andere afkomst, donkere huidskleur en soms ook nog om handicap of ziekte (Ervaren discriminatie in Nederland SCP, 2014). Ook geeft het rapport aan dat bijna twee op de drie moslims ten minste één discriminatie -ervaring heeft gehad in het afgelopen jaar. Vaak ging dit om negatieve bejegening zoals naroepen, schelden, spugen of pesten. Ook ongelijke behandeling is veelvuldig ervaren. Daarnaast is er ook sprake van agressie tegen moskeeën. Ineke van der Valk, wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam (UVA) to ont dit in haar rapport aan (I. van der Valk, 2015). Twee derde van de ondervraagde moskeeën hebben de afgelopen tien jaar verschillende vormen van agressie meegemaakt. Zo is er sprake geweest van ingegooide ramen, bekladding en brandstichting. Daarnaast waren er incidenten als dreigtelefoontjes, dreigmails, agressie tegen personeel en het deponeren van dierlijke resten zoals varkenskoppen. Ineke van der Valk toont in haar publicaties van 2012 en 2015 aan dat er in Nederland voldoende feiten zijn om te spre ken van Islamofobie. Procedures tegen politicus Geert Wilders De procedures tegen politicus Geert Wilders brengen ook spanningen met zich mee in Nederland. In 2011 is Wilders vrijgesproken voor beschuldigingen die zich gericht hadden op de Islam (Uitspraak rechtbank, 2011). Na de ‘minder, minder’ uitspraken van Wilders in maart 2014 is door het Openbaar Ministerie (OM) besloten om Wilders te vervolgen. Voorlopig is er nog geen duidelijkheid over de vervolging en is het proces nog in afwachting (Besluit OM vervolging Wilders, 2015). Registratie van meldingen Om de ernst en omvang van moslimdiscriminatie in regio NHN in beeld te krijgen is het belangrijk dat moslims melding maken van discriminatie. De directeur van BDZ wil het contact verbeteren tussen BDZ en moslimorganisaties in de regio om op die manier de discriminatie beter in beeld te krijgen. Dit kan BDZ bereiken via registratie van meldingen, maar ook door aanvullend onderzoek. Daarnaast vindt BDZ het belangrijk dat vernielingen aan moskeeën en gebouwen van moslimverenigingen in beeld gebracht worden en de daders worden opgespoord. Het probleem De directeur van BDZ wil het contact verbeteren en investeren in een duurzame samenwerking met moslimorganisaties in de regio (Jaarverslag BDZ -NHN, 2014). . De directeur geeft aan dat het contact moeizaam verloopt en dat de moslimorganisaties misschien anders benaderd moeten worden. De directeur vindt dat hij weinig resultaat bereikt bij pogingen tot het maken van contact. Hij geeft aan weinig respons te krijgen bij het uitsturen van brieven, uitnodigingen en bij het ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
11
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
bellen met de organisaties. Vanuit de organisaties wordt er niet teruggebeld, er is weinig opkomst na uitnodigingen en er is geen duidel ijke terugkoppeling. Moslimorganisaties lijken een gesloten karakter te hebben en niet open te staan voor een samenwerking. Niet alleen BDZ ervaart het moeizaam verlopend contact. De directeur geeft aan dat ook andere antidiscriminatiebureaus en maatschapp elijke organisaties dit ervaren. Op dit moment is het contact met moslimorganisaties niet wat BDZ verwacht.
De behoefte van BDZ met betrekking tot het probleem BDZ wil zicht hebben op de situatie van moslims in NHN en wil weten wat er speelt. Daarnaast wil BDZ het contact versterken met het bestuur van de moslimorganisaties. Dit om de moslims beter te bereiken Het probleem is de discriminatie van moslims, wat volgens meerdere studies veelvuldig plaatsvindt maar weinig wordt gemeld. Hierdoor is de ernst en omvang van de moslimdiscriminatie niet bekend en is het probleem onvoldoende inzichtelijk. De directeur van BDZ vindt dat moslimorganisaties een belangrijke schakel zijn om de doelgroep (moslims) effectief te kunnen bereiken. Dit om moslims te stimuleren om meer te melden en samen te denken in oplossingen. BDZ wil samen met de moslimorganisaties een weg inslaan om moslimdiscriminatie te bestrijden. Het probleem waar BDZ dus tegenaan loopt is dat zij niet weet waar de moslimorganisaties behoefte aan hebben en of de moslimorganisaties misschien anders benaderd moeten worden. BDZ wil het contact met de moslimorganisaties verbeteren en zoeken naar mogelijkheden voor een samenwerking. Samenwerking Samenwerking is een breed begrip. Voor dit onderzoek is het bel angrijk om te weten wat een goede en duurzame samenwerking inhoudt en wat daarvoor nodig is. In het tweede hoofdstuk ‘Het theoretisch kader’ wordt de term samenwerking gedefinieerd. Dit wordt gedaan op basis van theorie en literatuur.
1.3 Wie heeft een probleem? Het probleem van moslimdiscriminatie en het moeizame contact tussen BDZ en moslimorganisaties kan worden bekeken vanuit verschillende hoeken in een brede context en raakt meerdere vlakken, namelijk: Bureau Discriminatiezaken Voor dit onderzoek ondervindt BDZ het probleem omdat zij willen investeren in een samenwerking maar vastloopt bij het zoeken van contact met moslimorganisaties. BDZ wil zoeken naar mogelijkheden voor een samenwerking en samen met de moslimorganisaties een weg inslaan om moslimdiscriminatie in regio NHN te bestrijden. Voor BDZ lijkt dit een effectieve manier om de doelgroep (de moslims) te bereiken. Moslimorganisaties NHN Het probleem raakt ook de moslimorganisaties uit regio NHN omdat er geen duidelijkheid is over de behoefte en verwachtingen wat betreft een samenwerking ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
12
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
met BDZ. Misschien zijn er mogelijkheden voor een samenwerking maar worden deze niet benut omdat moslimorganisaties en BDZ elkaar niet kunnen vinden. Moslims uit regio NHN Op maatschappelijk niveau raakt het probleem ook de positie van de moslims omdat er sprake is van moslimdiscriminatie maar geen verdere acties plaatsvinden in de bestrijding ervan. Daardoor kan de ernst en omvang niet worden bepaald en blijft het probleem bestaan.
1.4 Waarom is het een probleem? BDZ wil door middel van een samenwerking met moslimorganisaties de doelgroep (moslims) effectief bereiken. BDZ heeft twee wettelijke taken vanuit de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen (WGA 2009): - Registratie van discriminatiemeldingen - Hulp en ondersteuning aan slachtoffers van discriminatie BDZ is ingesteld vanuit de WGA 2009 zodat iedereen met klachten over discriminatiezaken bij hen terecht kan voor ondersteuning en registratie van meldingen. Om moslimdiscriminatie te registreren is het belangrijk dat er meldingen binnenkomen. BDZ constateert relatief weinig meldingen over moslimdiscriminatie terwijl verschillende studies aantonen dat het veelvuldig voorkomt (I. van der Valk, 2015) (Jaarcijfers Art1, 2014). Er is een grote kloof tussen de ervaren moslimdiscriminatie en het aantal meldingen. Om de aard en omvang van moslimdiscriminatie in de regio te bepalen is het belangrijk dat moslims discriminatie melden en meewerken aan onderzoek. Dit om moslimdiscriminatie beter in beeld te krijgen. BDZ wil hiermee de meldingsbereidheid van moslims vergroten. BDZ wil investeren in een goed contact met moslimorganisaties in de regio. Dit om elkaar beter te kunnen bereiken. Vanuit BDZ kunnen er bijvoorbeeld voorlichtingen over discriminatie worden aangeboden of campagnes en andere activiteiten worden georganiseerd. Dit zou uiteraard gebeuren in overeenstemming en afstemming op de behoefte van de moslimorganisaties en moslims . Het is nodig dat moslimorganisaties zelf meedenken en aangeven wat voor hen wel of niet werkt. Een goede samenwerking kan leiden tot een sterkere verbinding van moslims met BDZ, maatschappelijke instellingen en de Nederlandse samenleving. Moslimorganisaties kunnen hun leden stimuleren tot melden, meewerken aan onderzoek en het bijwonen van voorlichtingen en andere initiatieven. Het onderzoek kan een eerste stap zijn en leiden tot een goed contact en duurzame samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties. Te denken valt aan een eventueel samenwerkingsconvenant.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
13
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
1.5 Hoe groot is het probleem? Het probleem raakt op maatschappelijk vlak meerdere organisaties en een grote groep mensen. Het probleem kan worden bekeken vanuit verschillende hoeken:
Vanuit de WGA heeft BDZ heeft de taak om discriminatie te bestrijden. Volgens recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) (2014) kan discriminatie negatieve gevolgen hebben. Mensen die veelvuldig discriminatie ervaren kunnen problemen ontwikkelen op het gebied van gezondheid en welzijn. Ervaren discriminatie is bijvoorbeeld gerelateerd aan depressiviteit en verminderde gevoelens van welbevinden en geluk.
BDZ heeft de taak om discriminatie te registreren. Indien BDZ een goede samenwerking kan realiseren met moslimorganisaties kan de doelgroep (moslims) via die weg gestimuleerd worden om discriminatie te melden. Zo kan BDZ haar taak op het punt van moslimdiscriminatie beter en gericht uitvoeren. Hiermee toont BDZ aan de burgers, belangenorgani saties en de politiek aan dat het effectief bezig is.
De kloof tussen de ervaren discriminatie in de werkelijkheid en de gemelde discriminatie in cijfers is opvallend groot. Verschillende studies bevestigen dit. Als er geen concrete meldingen en cijfers z ijn van discriminatie incidenten tegen moslims dan kan de ernst en omvang niet worden bepaald. Als moslims meer melden kan er erkenning komen en kan het probleem effectiever worden aangepakt.
Door een duurzaam contact en goede samenwerking met moslimorga nisaties te realiseren kan dit leiden tot een betere participatie van moslims vanuit een breed maatschappelijk perspectief.
1.6 Wat gebeurt er als het probleem niet wordt opgelost? Het antwoord op de vraag wat er gebeurt als het probleem niet wordt opg elost kan vanuit verschillende hoeken worden bekeken:
Vanuit de overheid en gemeente worden slachtoffers van discriminatie aangespoord om dit te melden bij een antidiscriminatievoorziening. Als er weinig meldingen binnenkomen, kan de aard en omvang van moslimdiscriminatie niet worden bepaald en kan het probleem worden onderschat. Hierdoor blijft het probleem moslimdiscriminatie bestaan.
BDZ heeft als taak om discriminatie te registreren en slachtoffers te ondersteunen. BDZ moet zich verantwoorden en ook aan kunnen tonen dat zij effectief bezig zijn. Een betere samenwerking met moslimorganisaties kan leiden tot positieve waardering vanuit moslimorganisaties en moslims. Als dit niet gebeurt dan zal de verbinding en het vertrouwen tussen moslimorganisaties, moslims en de overheid slecht blijven. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
14
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Moslims ondervinden discriminatie op de arbeidsmarkt, bij het vinden van een stage en op het terrein van wonen. Het SCP (2014) concludeert in recent onderzoek dat Discriminatie negatieve gevolgen heeft op het gebied van gezondheid en welzijn, depressiviteit en verminderde gevoelens van welzijn en geluk. Dit kan nare consequenties voor de mensen zelf hebben, bijvoorbeeld inkomensachteruitgang of sociale isolatie. Wan neer deze gevolgen niet tot enkele individuen beperkt blijven maar grotere vormen aannemen, kunnen zich ook gevolgen voor de bredere samenleving aftekenen (talent en potentieel blijft onbenut, kosten vanwege eventuele uitkeringen en armoede). Hieruit kan geconcludeerd worden dat discriminatie een belemmering is voor de maatschappelijke participatie van de moslims.
1.7 Nationale en/of politieke maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot het probleem Vanuit de politiek Aan de Tweede Kamer wordt er ieder jaar een voortgangsbrief discriminatie geschreven dat het klimaat en de situatie in Nederland beschrijft op het punt van discriminatie (Voortgangsbrief discriminatie, 2015). Deze brief staat gepubliceerd op de website www.rijksoverheid.nl. In de brief worden cijfers van discriminatie gepubliceerd door instanties als de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Daarnaast is er aandacht voor verbetering van de aanpak van discriminatie en wordt discriminatie bekeken vanuit een internationaal kader. In de brief is er veel aandacht voor moslimdiscriminatie. Er worden verschillende situaties beschreven als beledigingen, discriminatie op de arbeidsmarkt, spanningen binnen de samenleving en oproepingen tot brandstichting van moskeeën. In april dit jaar is er een ‘Ronde tafel’ bijeenkomst georganiseerd met verschillende sleutelfiguren van organen die moslimorganisaties vertegenwoordigen. Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN) en het Inspraakorgaan Turken in Nederland (IOT) waren hierbij aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst zijn er verschillende onderwerpen besproken, zoals meldingsbereidheid en discriminatie. Deze bijeenkomst heeft geleid tot inventarisatie van acties gericht op het bestrijden van moslimdiscriminatie. Deze inventarisatie wordt verspreid onder gemeenten en er zal dit jaar een handreiking worden opgesteld voor het opereren rond incidenten van moskeeën bij moskeebestuurders, politie, gemeenten en antidiscriminatievoorzieningen. VN-rapport Eens in de vijf jaar wordt elk land dat het VN-verdrag over anti-discriminatie heeft ondertekend geëvalueerd over hoe het land omgaat met discriminatie. Ook Nederland valt hieronder. Het VN-rappport is recent in augustus 2015 verschenen. In het rapport van de Verenigde Naties (2015) adviseert het VN -Comité dat Nederland een nationaal actieplan moet opstellen tegen rassendiscriminatie. Dit heeft een aantal redenen. Ten eerste zou de Nederlandse politie zich schuldig maken aan discriminatie. Daarnaast moet racistisch pestgedrag op scholen beter worden aangepakt en moet er meer aandacht worden besteed aan het Nederlands slavernijverleden. De Nederlandse overheid zou actief moeten bijdragen aan de ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
15
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
uitbanningen van negatieve stereotyperingen die aan Zwarte Piet vastzitten. Kenmerken van Zwarte Piet zouden mensen doen denken aan het slavernijverled en. Het recent verschenen VN-rapport is een belangrijke ontwikkeling in de discussie over Zwarte Piet. Aangifte discriminatie Wilders Ook is er veel aandacht voor moslimdiscriminatie vanuit de media en publieke opinie. De beelden rondom de ‘minder, minder’ uitspraken van Wilders in maart 2014 tijdens een verkiezingsbijeenkomst heeft voor veel ophef gezorgd in Nederland. Als reactie daarop hebben 6400 mensen en organisaties aangifte gedaan wegens discriminatie. In december 2014 heeft het Openbaar Ministerie besloten om Wilders te vervolgen. Het proces is echter nog in gang en er is vooralsnog geen oordeel van de rechter. De ‘minder, minder’ uitspraken van Wilders hebben veel moslims in Nederland geraakt en daarnaast heeft dit politieke spanningen met zich meegebracht. De rechter zal met zijn oordeel bepalen in hoeverre de uitspraak van Wilders, die zich verdedigt onder het mom van ‘vrijheid van meningsuiting’, zijn grenzen heeft overschreden. Dit oordeel zal het begrip discriminatie in de rechtspraak op het punt van de grenzen van de vrijheid van meningsuiting bepalen. Social media Daarnaast zijn er verschillende Facebookpagina’s opgericht die tot veel bezoekers en leden hebben geleid. Initiatieven van Facebookpagina’s als ‘Meld Islamofobie’ en ‘Ik doe aangifte tegen Wilders’ schetsen een beeld van de omvang van het probleem en de spanningen in de samenleving. Het is daarom onduidelijk waarom BDZ de discriminatiemeldingen van moslims niet ontvangen. Daarnaast is het een gemiste kans voor zowel BDZ als de moslims, die hun rechten niet benutten.
1.8 De juridische context van het probleem Op basis van het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet is in 2009 de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (WGA) ingevoerd. De WGA biedt mogelijkheden om discriminatie op lokaal niveau aan te pakken. De WGA verplicht gemeenten om hun inwoners toegang te bieden tot een Anti-discriminatievoorziening (ADV) die meldingen registreert en slachtoffers bijstaat. Met een actieve bestrij ding van discriminatie kan een gemeente zicht krijgen in de aard en omvang van de ervaren discriminatie in de regio. Het doel van de WGA is om incidenten te voorkomen, de orde beter te handhaven en de achterstandsposities van bepaalde groepen burgers aan t e pakken (Visie en meerjarenplan 2014-2018). Sinds de totstandkoming van de WGA zijn gemeenten verplicht te voorzien in een anti-discriminatievoorziening. Dit zijn met name antidiscriminatiebureaus. Antidiscriminatiebureaus dienen in ieder geval twee wet telijk verplichte taken uit te voeren, namelijk: 1. Registratie van meldingen over discriminatie. 2. Hulp bij slachtoffers van discriminatie.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
16
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Het probleem is dat moslims discriminatie vaak niet melden. Hierdoor blijft het probleem onvoldoende inzichtelijk terwijl verschillende studies aantonen dat moslimdiscriminatie in Nederland veelvuldig voorkomt. Door beperkte meldingen kan BDZ moslimdiscriminatie niet bestrijden. Met het realiseren van een beter contact en samenwerking met moslimorganisaties kunnen moslims gestimuleerd worden meer te gaan melden.
1.9 Relevantie en meerwaarde onderzoek voor de SJD -praktijk BDZ heeft een beperkte relatie met moslimorganisaties en loopt vast bij het zoeken van contact. Niet alleen BDZ maar ook andere antidiscriminatiebureaus en organisaties herkennen het beperkte contact. Dit onderzoek kan leiden tot beter contact en een betere samenwerking met moslimorganisaties. Via deze weg kan BDZ de meldingsbereidheid van moslims verhogen. Daarnaast kan BDZ de moslims beter bereiken en de behoefte van de doelgroep afstemmen op haar dienstverlening. BDZ kan de moslims juridisch ondersteunen indien er een melding wordt gedaan van discriminatie. Dit is soms nodig. Als discriminatie zich voordoet is het in de praktijk namelijk vaak lastig te bepalen wanneer er wel en geen sprake van discriminatie is. Dit is onduidelijk en maakt discriminatie so ms juridisch ingewikkeld. Zoals BDZ in haar Visie en meerjarenplan 2014 -208 aangeeft kan discriminatie bestreden worden met wetgeving en sanctionering, maar ook door beïnvloeding van omgangsvormen en normstellingen door preventie en voorlichting.
1.10 Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek is om kennis en inzicht te vergaren over de behoefte en mogelijkheid voor een samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties in regio Noord-Holland-Noord. BDZ wil weten waar moslimorganisaties behoefte aan hebben en of zij ondersteuning willen op bepaalde punten. Hiermee wil BDZ een goed contact en een duurzame samenwerking realiseren met als uiteindelijk doel de meldingsbereidheid van moslims uit regio Noord-Holland-Noord te vergroten.
1.11 Centrale vraagstelling Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met moslimorganisaties in haar regio NHN? Deelvragen
Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties? Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele samenwerking met BDZ? Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties?
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
17
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader Inleiding In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader beschreven. Er zijn verschillende theorieën verzameld die relevant zijn in het kader van dit onderzoek. De bronnen zijn zowel van sociale als juridische context. Daarnaast zijn er internationale bronnen gebruikt en een aantal interne bronnen waaruit blijkt dat het probleem zi ch voordoet in de organisatie. De bronnen zijn ingedeeld en beschreven op basis van de volgende thema’s: Bronnen sociale context Ervaren discriminatie in Nederland (SCP, 2015) Monitor moslimdiscriminatie (I.van der Valk, 2015) ‘Moskeeën gewaardeerd’ (Ministerie Binnenlandse zaken, 2008) ‘Leren samenwerken tussen organisaties’(Edwin Kaats, 2014) Bronnen juridische context Kadernota gemeentelijke antidiscriminatiebureaus (2009) Monitor moslimdiscriminatie, rechtszaken m.b.t discriminatie jegens moslims (I.van der Valk, 2015) Internationale bronnen Monitor moslimdiscriminatie, vergelijking discriminatieklimaat met Europese landen (I.van der Valk, 2015) Concluding observations on the nineteenth to twentyfirst periodic reports of the Netherlands (Verenigde Naties, 2015) Interne bronnen Onderzoeksrapport ‘Vraag naar doelgroepgerichte discriminatiemeldpunten.’ (K.Ouamar, 2011) Impressieverslag bijeenkomst BDZ ‘Positieve beeldvorming Islam.’ (zie bijlage 1) Jaarverslag (literatuurlijst)
2.1 Wat is discriminatie? Begrip discriminatie binnen de sociale wetenschappen Het rapport van het SCP (2014) geeft aan dat discriminatie binnen de sociale wetenschappen wordt omschreven als ‘het nadelig behandelen van personen omdat zij behoren tot een bepaalde groepering of tot een bepaalde groepering worden gerekend’ (Köbben, 1985) (Veenman, 1990, 2003). Volgens de definitie gaat het er om dat personen er nadeel van ondervinden dat zij tot een bepaalde groep behoren, of daartoe gerekend worden. Gebeurtenissen die voor de we t of volgens sociaalwetenschappelijke definities geen discriminatie zijn, kunnen door mensen wel zo ervaren worden. Hetzelfde geldt andersom: mensen kunnen iets meemaken dat wel juridisch of sociaalwetenschappelijk gezien discriminerend is, terwijl zij het zelf niet als zodanig ervaren.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
18
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Juridische definitie discriminatie volgens de kadernota Volgens de kadernota (2009) is een eensluidende definitie van discriminatie in de bestaande wetgeving niet te vinden. Omdat de wettelijke regelingen op dit gebied verschillende geadresseerden kennen, verschillen ook de wettelijke definities. De één richt zich slechts tot de overheid terwijl de ander zich richt tot de burger in haar verhouding tot andere burgers. Ook worden er voor dezelfde term verschillende bewoordingen gehanteerd, bijvoorbeeld in het ene geval ‘discriminatie’ en in een ander geval ‘onderscheid’. De algemene norm is ondanks het verschil in bewoording gelijk: gelijke gevallen dienen gelijk behandeld te worden en ongelijke gevallen ongelijk. Discrimi natie is niet toegestaan. Definitie van discriminatie Om toch een definitie van het begrip discriminatie te geven sluit de kadernota in dit stuk aan bij de definitie die de Nederlandse wetgever hanteert. Deze definitie is afgeleid van het Internationaal verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie (IVUR) en sluit het best aan bij de bestuursrechtelijke instrumenten die door lokale bestuursorganen kunnen worden ingezet om discriminatie te bestrijden en te voorkomen. Begrip discriminatie in art. 90quater Wetboek van Strafrecht: Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan : ‘Elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast. ’ De Grondwet De Grondwet is de basis van de Nederlandse rechtstaat en daarmee de basis voor alle andere wetten en regels. In de Grondwet zijn de grondrechten van de burgers en de staatsinrichting vastgelegd en andere wetten mogen er niet strijdig mee zijn. De nummering van de artikelen geeft geen rangorde aan. Alle artikelen zijn (juridisch) even belangrijk (kadernota, 2009). Dit is zeker van belang op het moment dat grondrechten met elkaar botsen. Bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting of godsdienst versus het verbod op discriminatie. Dan is vaak de gang naar de rechter noodzakelijk, om de grenzen van één of meer grondrechten vast te stellen. Met betrekking tot de verhouding tussen vrijheid van meningsuiting en discriminatie geldt in algemene zin dat de vrijheid van meningsuiting geldt voor zover men zich niet schuldig maakt aan discriminatie die op grond van Nederlandse wetgeving strafbaar is gesteld. Artikel 1 Artikel 1 van de Grondwet is een belangrijke basis voor de bestrijding van discriminatie. In dit artikel zijn het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod opgenomen. Artikel 1 van de Grondwet richt zich in eerste instantie tot de Nederlandse overheid. De overige nationale regelgeving mag hiermee niet in strijd zijn. Zij heeft daarmee betrekking op de relatie tussen de overheid en de b urger. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
19
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Voor burgers onderling geldt artikel 1 als norm. Slechts in beperkte mate kunnen burgers in die hoedanigheid hierop een beroep doen bij de rechter (Kadernota, 2009). Uitwerking discriminatieverbod De wetgever heeft het discriminatieverbod als in ar tikel 1 uitgewerkt in diverse wettelijke regelingen. Zo is in september 1994 de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) geïmplementeerd. De AWGB verbiedt het maken van direct en indirect onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Wetboek van Strafrecht In het Wetboek van Strafrecht zijn er ook een aantal bepalingen die discriminatie strafbaar stellen. Het gaat om de volgende artikelen: - 137 c : belediging van een bevolkingsgroep - 137 d : aanzetten tot discriminatie, haat of geweld - 137 e : openbaarmaking van discriminatoire uitlatingen - 137 f : deelname aan of steunen van discriminatie - 137 g en 429quater : discriminatie in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf Rechtszaken m.b.t. moslimdiscriminatie Ineke van der Valk (2015) besteedt ook aandacht aan rechtszaken die gepubliceerd zijn in de media of op de website www.rechtsspraak.nl. Zaken die niet zijn gepubliceerd vanwege gebrek aan media aandacht of die niet relevant genoeg zijn voor de website zijn niet vermeld. In mei 2011 is er een strafzaak geweest bij de Rechtbank Den Haag tegen een man die beledigende uitingen plaatste op een publiek forum van een website die hij beheerde. Daarnaast was hij in bezit van een cd waarop beledigende en tot haat zaaiende teksten te horen waren. In die cd werden moslims vergeleken met parasieten en gekarakteriseerd als plegers van huiselijk geweld, fraudeurs, moordenaars, verkrachters en drugsdealers. De uitingen waren naar het oordeel van de rechtbank beledigend en de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 36 uur. Ook was er een man in 2011 veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur en zes maanden voorwaardelijk naar aanleiding van het inspreken van dreigementen van een lijsttrekker van de Nederlandse Moslim Partij (AD Groene Hart, 22 juni 2011). De dreigementen waren gericht op het uitroeien van moslims. Daarnaast moest hij een schad evergoeding betalen van 1250 euro. De man zou een persoonlijkheidsstoornis hebben, waar in het oordeel rekening mee is gehouden. Negatieve gevolgen discriminatie Volgens het rapport ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ (SCP, 2014) is het belangrijk om de mate waarin mensen discriminatie ervaren in beeld te brengen vanwege de negatieve gevolgen die discriminatie kan hebben. Mensen die (veelvuldig) discriminatie ervaren problemen kunnen ontwikkelen op het gebied van gezondheid en welzijn. Ervaren discriminatie is bijvoorbeeld gerelateerd aan depressiviteit en verminderde gevoelens van welbevinden en geluk. Daarnaast kan de maatschappelijke participatie ook negatief beïnvloed worden wanneer mensen zich als gevolg van discriminatie-ervaringen afkeren van maatschappelijke ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
20
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
terreinen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer mensen het gevoel hebben geen eerlijke kansen te hebben op de arbeidsmarkt en daarom stoppen met het zo eken naar werk. Dit kan nare consequenties voor de mensen zelf hebben (bijvoorbeeld inkomensachteruitgang of sociale isolatie). Wanneer deze gevolgen niet tot enkele individuen beperkt blijven maar grotere vormen aannemen, kunnen zich ook gevolgen voor de bredere samenleving aftekenen (talent en potentieel blijft onbenut, kosten vanwege eventuele uitkeringen en armoede). Volgens het SCP (2014) is een inschatting van de mate waarin inwoners van Nederland discriminatie ervaren en de gevolgen die zij hieraan verbinden van belang om een beeld te krijgen van de gevolgen die ermee verbonden zijn.
2.2 Discriminatiebestrijding in Nederland vanuit de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (WGA) Belang discriminatiebestrijding Het kadernota (2009) voor het gemeentelijk geeft aan dat er een aantal goede redenen voor overheden zijn om discriminatie actief te bestrijden. Discriminatie levert een belemmering op voor participatie van grote groepen burgers, staat sociale cohesie en integratie in de weg en kan leiden tot verstoring van de openbare orde. Door discriminatie actief te bestrijden zou een gemeente zicht kunnen krijgen op de aard en omvang van de lokale discriminatieproblematiek. Hiermee zouden meer incidenten kunnen worden voorkomen, kan de orde beter gehandhaafd worden en achterstandsposities van bepaalde groepen burgers zouden beter aangepakt kunnen worden. Taak discriminatiebestrijding gemeente Het is allereerst de taak van de overheid om antidiscriminatiewetten te handhaven in het kader van het veiligheidsbeleid. Iedere burger in Nederland heeft het wettelijk recht om gevrijwaard te zijn van discriminatie, zoals in Artikel 1 van de Grondwet is vastgelegd. Daarnaast staat discriminatie de participatie op de arbeidsmarkt en in de samenleving in de weg (Kadernota, 2009). Een derde reden voor gemeenten om discriminatie actief te bestrijden is om incidenten zoals moskeebranden zoveel mogelijk te voorkomen. Discriminatie is aangewezen als één van de redenen waarom moslimjongeren zich afkeren van de Ned erlandse samenleving en daarmee de eerste stap op weg naar radicalisering zetten. Verplichte registratie discriminatie vanuit Europa Voor de rijksoverheid is er nog een bijkomende reden om discriminatie hoog op de agenda te zetten. Nederland is in Europees verband verplicht om discriminatieincidenten te registreren. Burgers moeten daarom gestimuleerd worden om incidenten te melden en deze meldingen moeten systematisch geregistreerd en centraal verzameld worden (Kadernota, 2009).
2.3 Evaluatie voor de situatie in Nederland met betrekking tot discriminatie De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ecri) De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ecri) van de Raad van Europa schrijft in de herfst van 2013 dat Nederland meer moet doen tegen racisme ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
21
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
(SCP, 2014). De ecri besteedt onder meer aandacht aan de mogelijkheden die mensen in Nederland hebben om discriminatie te melden en aan de plannen (en financiering) vanuit de overheid om discriminatie en racisme tegen te gaan. Zij wijst er verder op dat de vestiging van Oost-Europeanen in Nederland en de aanwezigheid van de islam en moslims door politici en de media afgeschilderd worden als bedreigingen voor de Nederlandse maatschappij. VN-rapport Eens in de vijf jaar wordt elk land dat het V N-verdrag over anti-discriminatie heeft ondertekend geëvalueerd over hoe het land omgaat met discriminatie. Ook Nederland valt hieronder. Het VN-rappport ‘Concluding observations on the nineteenth to twentyfirst periodic reports of the Netherlands’ is in augustus 2015 verschenen. In het rapport van de Verenigde Naties (2015) adviseert het VN Comité dat Nederland een nationaal actieplan moet opstellen tegen rassendiscriminatie. Dit heeft een aantal redenen. Ten eerste zou de Nederlandse politie zich schuldig maken aan discriminatie. Daarnaast moet racistisch pestgedrag op scholen beter worden aangepakt en moet er meer aandacht worden besteed aan het Nederlands slavernijverleden. De Nederlandse overheid zou actief moeten bijdragen aan de uitbanningen van negatieve stereotyperingen die aan Zwarte Piet vastzitten. Kenmerken van Zwarte Piet zouden mensen doen denken aan het slavernijverleden. Het recent verschenen VN -rapport is een belangrijke ontwikkeling in de discussie over Zwarte Piet.
2.4 Moslims en moskeeën in Nederland Aantal moslims en moskeeën in Nederland Het rapport van van der Valk (2015) brengt ook het aantal moslims en moskeeën in Nederland in kaart. In Nederland wonen 907.000 moslims. De meerderheid van de moslims is van Marokkaanse (38%) en Turkse (31%) afkomst. De overige groepen bestaan uit moslims van Suriname, Irak, Afghanistan, Iran en Somalië. In Nederland staan er 475 moskeeën. Ongeveer 40% van de moslims bezoekt de moskee en kunnen worden beschouwd al praktiserende moslims. De meeste moskeeën zijn georganiseerd per etnische groep. De helft van de moskeeën wordt beheerd door Turkse organisaties die vallen onder het Islamitische Stichting Nederland (ISN). Marokkaanse moskeeën zijn losser georganiseerd en vaak zelfstandig. Veel van hen zijn aangesloten bij de Unie van Marokkaanse Moskeeën in Nederland (UMMON). Er is ook een landelijke platform van koepelorganisaties van vooral moskeeën die optreedt als officiële gesprekspartner van de Nederlandse overheid. Dit is het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO). Geschiedenis Moskeeën in Nederland Volgens het onderzoek van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koningsrelaties ‘Moskeeën gewaardeerd’ (2008) is de eerste moskee in 1951 opgericht door een groep Molukse ex KNIL-soldaten. Al snel daarna kwamen de gastarbeiders uit Turkije en Marokko die hun eigen moskeeën oprichtten. In de jaren 70 nam het aantal opgerichte moskeeën toe omdat de gastarbe iders hun gezinnen lieten overkomen waardoor meer behoefte was aan moskeeën. Zij vonden het belangrijk dat hun kinderen de traditie, religie en culturele waarden en normen meekregen. De moskee werd tevens een ontmoetingsplaats. De eerste moskeeën ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
22
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
waren huiskamers. Later werden scholen en verenigingsgebouwen gehuurd of gekocht. Verschillende functies moskeeën De moskeeën in Nederland hebben verschillende functies en bieden veel meer dan religieuze activiteiten. Buiten de religieuze verplichtingen als het gebed, Koranles en lezingen vinden er verschillende activiteiten plaats. Zo zijn er sociaal -culturele activiteiten als het Suikerfeest, kermes en nationale feesten van het herkomstland. Ook zijn er educatieve activiteiten als huiswerkbegeleiding, Nederland se les, diverse voorlichtingen en de begeleiding van jongeren. Daarnaast zijn er ook sportieve activiteiten als sportdagen, voetbaltoernooien, zwemlessen of kampactiviteiten. Ook doen moskeeën aan interculturele activiteiten als open dagen, debatavonden, dialoogbijeenkomsten, lezingen en rondleidingen. De moskee heeft ook een doorverwijsfunctie. De moskee verwijst de gemeenschap door naar allerlei instellingen voor verschill ende zaken. De moskeeën bestaan uit besturen, welke verschillende taken hebben. De ze worden hieronder weergegeven. Verschillende taken van het moskeebestuur:
Vergaderingen moskeebestuur Vergaderingen moskeekoepel Overleg gemeente/wijkagent Administratie (Technisch) onderhoud Boekhouding Schoonmaak Kantine Het innen van contributie Het organiseren van activiteiten
2.5 Samenwerking tussen moskeeën en lokale overheid Moskeeën en de lokale overheid Aan de ene kant is er een discussie gaande over de mogelijkheid van de overheid om subsidie te verlenen voor sociaal-culturele activiteiten. Dit vanwege de vraag of de scheiding tussen kerk en staat dit toe moet laten. Aan de andere kant zijn er geluiden dat moskeeën een actievere rol moeten hebben om bijvoorbeeld radicalisering van jongeren te voorkomen en vrouwen meer te betrekk en bij activiteiten. De maatschappelijke rol van moskeeorganisaties wordt steeds meer erkend door lokale overheden. Dit brengt ook dilemma’s met zich mee, zoals de volgende vragen: in hoeverre mag de overheid zich bemoeien? Hoe zit het met subsidies? Hoe staan moskeeën hierin? (Moskeeën gewaardeerd, 2008). Verbeterpunten ten aanzien samenwerking tussen moskeeën en gemeenten
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
23
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Onderzoek van de DSP-groep concludeert dat er verbeterpunten zijn ten aanzien van de samenwerking tussen moskeeën en gemeenten (Moskeeën gewaardeerd, 2008). Zo kan de moskee de volgende punten verbeteren om haar maatschappelijke rol beter te vervullen: o o o o o
Het vrijwilligersbestand uitbreiden De samenwerking met de gemeente en welzijnsorganisaties verbeteren Vergroten van de mogelijkheden voor opvang van probleemjongeren Vereenvoudigen van het vinden van faciliteiten Een actievere opstelling van moskeebesturen naar buiten toe
Begrip samenwerking Kaats (2011) beschrijft zijn visie op samenwerking in zijn boek als volgt: “Een samenwerking is kansrijk als mensen en organisaties zich met elkaar weten te verbinden in een betekenisgevend proces dat recht doet aan de belangen en gericht is op een betekenisvolle ambitie. Het is de grote opgave om daarvoor de juiste condities te scheppen.” Uit onderzoek van Kaats en Opheij (2008) blijkt dat er niet alleen rationele motieven zijn om samen te werken. Vaak hebben bestuurders persoonlijke overtuigingen en drijfveren om samen te werken met andere organisaties. Kaats (2001) is van mening dat als het organiseren tussen organisaties goed werkt, de juiste bestuurlijke beslissingen worden genomen en in operationele zin de zaken ook echt worden opgepakt, er mooie ontwikkelingen in het verschiet liggen. Organiseren tussen organisaties Volgens Kaats (2011) is organiseren tussen organisaties “een vorm van organiseren waarbij mensen uit autonome organisaties ertoe overgaan duurzame afspraken te maken en zo delen van het werk op elkaar af te stemmen. Het leidt tot een diversiteit aan samenwerkingsrelaties die een duurzame intentie hebben, maar wel eindig zijn.” Hieronder (figuur 1) wordt er een samenhangende kijk weergegeven op samenwerkingsverbanden in een overzicht. Figuur 1:Een samenhangende kijk op samenwerkingsverbanden
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
24
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Vier essentiële kenmerken voor een succesvolle samenwerkingsverbanden Kaats (2011) benoemt in zijn boek ‘Leren samenwerken tussen organisaties’ vier essentiële kenmerken voor een succesvolle samenwerkingsverbanden: 1.Een onduidelijk machtscentrum 2.Interpedentie 3.Nieuwe werkelijkheid 4 Heterogeniteit De vier bovengenoemde kenmerken zullen hieronder nader worden toegelicht. 1.Een onduidelijk machtscentrum: In een samenwerkingsverband is het onduidelijk wie precies de baas is. Essentie is juist dat je er samen uit moet komen en dat elke partij er ook weer uit kan stappen. De macht is over meerdere partijen verdeeld, partijen ontlenen macht aan verschillende bronnen en macht en invloed worden op uiteenlopende manieren volgens verschillende stijlen uitgeoefend. 2.Interpedentie: Bestuurders hoeven in eigen organisatie in principe alleen verantwoording af te leggen aan de raad, raad van toezicht en andere organen in een hogere hiërarchie. De essentie van een samenwerkingsverband is dat je een deel van de autonomie opgeeft in het vertrouwen dat je er meer voor terugkrijgt. 3.Nieuwe werkelijkheid: Een samenwerkingsverband ontstaat uit het niets en is voor alle deelnemers nieuw. Dat is principieel anders bij het besturen van een staande organisatie, waar routines zijn ingesleten, mensen elkaar kennen en er al veel veronderstellingen zijn over wat de doelen zijn en hoe dingen moeten worden gedaan. Steeds is het de uitdaging om verschillende belangen en ambities samen te brengen tot een gemeenschappelijk gedragen opvatting over de voorliggende kans of oplossing van de gezamenlijke problemen. 4. Heterogeniteit: Bestuurders hebben in hun eigen organisatie belang bij homog eniteit. In samenwerkingsverbanden komen partijen bij elkaar, welke naar hun aard ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
25
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
verschillend zijn. Het creëren van toegevoegde waarde uit die verschillen is de kunst. De verschillen zijn divers wat betreft doelstell ingen, competenties achtergrond en bijvoorbeeld de cultuur.
2.6 Discriminatoire agressie tegen moskeeën Discriminatoire agressie tegen moskeeën Ineke van der Valk gaat in haar rapport ‘Monitor Moslimdiscrimin atie’ (2015) in op discriminatoire agressie tegen moskeeën . Van de 84 moskeeën die in haar onderzoek zijn ondervraagd hebben er 57 de afgelopen tien j aar verschillende vormen van agressie meegemaakt. Ingegooide ramen komen het meest voor, met 66%. Daarnaast is er sprake geweest van bekladding (39%) en brandstichting (37%). De overige vormen van agressie tegen moskeeën bestaan uit dreigtelefoontjes, dreigmails, agressie tegen personeel en het deponeren van dierlijke resten als varkenskoppen. 47% van de moskeeën geeft aan dat de algemene vijandigheid tegenover de moslims en de islam de belangrijkste motivatie voor de daders is. Hieronder in figuur 2 een indruk van de verschillende vormen van discriminatoire agressie tegen moskeeën. Figuur 2: Verschillende vormen van discriminatoi re agressie tegen moskeeën.
Aangifte van moskeeën Daarnaast worden ook protesten van een specifieke gebeurtenis, reactie naar aanleiding van een mediabericht of terroristische daad en willekeur zonder enig motief genoemd. Van de ondervraagde moskeeën heeft 85% melding gedaan bij de ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
26
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
politie na het incident waarvan 51% aangeeft ontevreden te zijn over het resultaat, tegenover 48% die wel tevreden is. Respondenten geven verschillende redenen voor de ontevredenheid over het optreden van de politie. Zo geeft 20% aan dat de politie niet geïnteresseerd leek te zijn en geeft 28% aan dat de politie niets heeft gedaan met de melding of pas na lange tijd (24%). De ondervraagde moskeeën die geen melding of aangifte hebben gedaan na een incident hebben hier verschillende redenen voor. Zo was 33% van mening dat de melding niet serieus genomen zou worden en 50% dacht dat het toch niet zou helpen. Een kwart van de ondervraagden gaf aan het probleem beter zelf te kunnen oplossen en weer een kwart had geen tijd om een melding te doen. De moskeeën reageerden op verschillende manieren op de incidenten: Hiervan deed 78% melding of aangifte en 22% lichtte de pers in. Een derde (30%) organiseerde een bijeenkomst met gelovigen en bijna de helft (46%) hield een bijeenkomst met de gemeente. Weer een derde (35%) organiseerde bewaking en 11% organiseerde een bijeenkomst met de bewoners. Oorzaak en schade voor de moskeeën door de incidenten Op de vraag wat voor effect de incidenten hadden op de moskeeën gaf 85% aan dat het materiële schade met zich meebracht, 58% hield er emotionele schade aan over en bij 11% was er sprake van fysieke schade. De ondervra agde moskeeën gaven verschillende oorzaken aan van de incidenten. Genoemd werden de berichtgeving in de pers (76%), de politieke propaganda tegen moslims (74%), het gebrek aan kennis over moslims en islam (78%), reactie op terroristische incidenten en inte rnationale gebeurtenissen (53%).
2.7 Moslimdiscsriminatie Ervaren discriminatie onder moslims Het rapport ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ (SCP, 2014) geeft aan dat bijna twee op de drie moslims ten minste één discriminatie -ervaring heeft gehad in het afgelopen jaar. Vaak ging dit om negatieve bejegening zoals naroepen, schelden, spugen of pesten. Ook ongelijke behandeling is veelvuldig ervaren. In figuur 3 wordt een overzicht weergegeven in een tabel van verschillende vormen van ervaren discriminatie onder moslims. Figuur 3
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
27
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
De moslims ervaren discriminatie op verschillende terreinen: In de openbare ruimte De helft van de moslims ervaart discriminatie in de openbare ruimte. De meeste incidenten spelen zich af tijdens het winkelen. Het gebeurt bij ruim een kwart van de moslims dat winkelpersoneel hen onvriendelijk behandelt of denkt dat zij willen stelen. Ook nageroepen of uitgescholden worden op straat of in het verkeer is veel genoemd (22%). Instanties Het SCP (2014) geeft aan dat één op de vijf moslims in het afgelopen jaar een discriminatie-incident heeft ervaren in contact met een instantie. Arbeidsmarkt Op de arbeidsmarkt wordt ook discriminatie ervaren. Eén op de drie moslims ervaart discriminatie vooral op de werkvloer en bij he t zoeken naar werk. Middenen hoogopgeleide moslims ervaren meer discriminatie bij het zoeken naar werk dan laagopgeleide moslims. Ruim een derde van de werkende moslims heeft in het afgelopen jaar discriminatie ervaren op de werkvloer. Dit neemt veelal de vorm aan van kwetsende grappen, pesten en uitschelden door collega’s of leidinggevenden (SCP, 2014). Opleiding Een derde van de moslims die deelneemt aan het onderwijs heeft in het afgelopen jaar discriminatie ervaren (SCP, 2014). Het gaat hierbij veelal om een onvriendelijke behandeling door een docent of begeleider, een te lage beoordeling en moeite hebben met het vinden van een stage. In onderstaand tabel in figuur 4 wordt er een overzicht weergegeven van terreinen van ervaren discriminatie onder moslims.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
28
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Figuur 4
Het onderzoeksrapport ‘Monitor Moslimdiscriminatie’ (I. van der Valk, 2015) geeft de volgende inzichten en cijfers weer met betrekking tot het klimaat in Nederland op het punt van moslimdiscriminatie. Moslimdiscriminatie in het onderwijs Volgens een onderzoek zijn bijna twee op de drie van de 498 ondervraagde docenten van het voortgezet onderwijs in 2014 getuige geweest van incidenten in de klas die zij in verband brengen met moslimdiscriminatie. Moslimdiscriminatie onder jongeren Moslimjongeren kregen stellingen voorgelegd over ervaren onrechtvaardigheid. 76% van deze jongeren geeft aan dat moslims minder kansen krijgen dan anderen in Nederland. 85% geeft aan dat moslims in Nederland worden gediscrimineerd En 78% geeft aan dat bedrijven eerder een niet-moslim zullen aannemen, ook in geval dat de kandidaat geschikter is. Negatieve houding tegenover moslims in verschillende landen Volgens het onderzoek ‘De sociale staat van Nederland’, dat wordt genoemd in het rapport van Ineke van der Valk, heeft ongeveer de helft van de bevolking van Nederland een negatieve houding tegenover moslims. De helft van de ondervraagden is van mening dat ‘de meeste moslims in Nederland de cultuur en levenswijze van anderen respecteren’. 44% gaf echter aa n dat ‘de West-Europese levenswijze en die van moslims onverenigbaar zijn’. Ter vergelijking met andere landen geeft 52% van de Spanjaarden, 50% van de Duitsers, 38% van de Fransen en 23% van de VS-burgers en de Britten aan dat ze een ongunstige opinie heb ben over moslims. In figuur 5 wordt de negatieve houding tegenover moslims weergegeven volgens de Duitsers, Fransen en Britten. Figuur 5: de negatieve houdi ng tegenover moslims volgens de Duitsers, Fransen en Britten
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
29
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Er is geen volledig beeld over de omvang, reikwijdte en aard van discriminatie in Nederland. De aangiftebereidheid is bij sommige groepen beperkt. In Amsterdam bijvoorbeeld wordt naar schatting van slechts 5% van alle discriminatie incidenten melding gemaakt bij de politie. RADAR, een bureau voor gelijke behandeling en tegen discriminatie, geeft aan dat Turken en Marokkanen steeds minder melden. Ook geeft RADAR aan dat discriminatie als een rode draad loopt door hun leven. In het melden en actie ondernemen zien moslims geen meerwaarde en hebben daarnaast geen vertrouwen (I.van der Valk, 2015).
Stand van zaken en beeld moslimdiscriminatie in Nederland Ineke van der Valk geeft in haar rapport ‘Monitor moslimdiscriminatie’(2015) aan dat het lastig is om een precies beeld te geven over de stand van zaken aangaande moslimdiscriminatie in Nederland. Instanties en wetenschappers zijn afhankelijk van meldingen of moeten aanvullend onderzoek doen. Het bewustzijn over het nut en noodzaak van het melden van discriminatie varieert tussen gemeensch appen. Zo is de Joodse gemeenschap vanwege de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog en Holocaust zich heel bewust en ligt de meldingsbereidheid hoger dan de moslimgemeenschap. Ook binnen de Surinaamse gemeenschap ligt de meldingsbereidheid hoger. Dit zou verklaard kunnen worden door de achtergrond van slavernij en kolonialisme. De meldingsbereidheid in de moslimgemeenschap is laag. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Zo is men niet altijd op de hoogte van de mogelijkheid tot melden en van antidiscriminatie voorzieningen en procedures. Moslims denken daarnaast dat het geen zin heeft om te melden. Daarnaast is er gebrek aan vertrouwen. Ook het feit dat veel mensen uit deze gemeenschap laagopgeleid zijn en de negatieve berichtgeving in de media kan een rede n zijn dat men terughoudend is. Een veel voorkomende reactie volgens van der Valk (2015) is dat moslims liever niet de aandacht op zich vestigen. Er is een grote kloof tussen de ervaren discriminatie, zoals die naar voren komt in verschillende studies, en het aantal meldingen van discriminatie.
2.8 Registratie Antidiscriminatiebureaus en aanbevelingen Ineke van der Valk Registratie discriminatie Antidiscriminatiebureaus
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
30
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
In 2011 registreerden ADV’s 6.391 meldingen van discriminatie waarvan de meeste meldingen (46%) op grond van ras waren. Er zijn in 2011 349 meldingen geregistreerd op grond van godsdienst en deze gaan voor het overgrote deel over moslimdiscriminatie. Hieronder (Figuur 6) is een overzicht weergegeven van gronden van de discriminatiemeldingen die binnenkwamen bij de antidiscriminatiebureaus (I. van der Valk, 2015). Figuur 6: Overzicht gronden van de discriminatiemeldingen bij de antidiscriminatiebureaus
Aanbevelingen antidiscriminatiebureaus I. van der Valk Ineke van der Valk geeft in haar rapport (2015) de volgende aanbevelingen mee voor antidiscriminatiebureaus: een betere, eenduidige aparte registratie, ondersteuning van initiatieven van de moslimgemeenschap, serieuze bejegening bij meldingen, adequate afhandeling van meldingen en het verbeteren van de communicatie met moskeebestuurders. Daarnaast kunnen antidiscriminatiebureaus Nederlandse moslims en moskeeën beter informeren over het nut, de noodzaak en de procedures van melden en aangifte doen.
2.9 Situatie moslimdiscriminatie vergeleken met Europese landen Vergelijking moslimdiscriminatie met Europese landen Het onderzoeksrapport ‘Monitor Moslimdiscriminatie’ van Ineke van der Valk (2015) maakt ook een vergelijking met andere landen op het punt van discriminatie van moslims. In het Verenigd Koninkrijk was er sprake van 584 discriminatie meldingen bij de politie en antidiscriminatievoorzieningen in de periode tussen april 2012 en april 2013. Dit zijn discriminatie meldingen op alle gronden. TellMAMA, een meldorganisatie in het Verenigd Koninkrijk, geeft aan dat er tussen 22 mei 2013 en heden een vijftigtal daden van agressie tegen moskeeën en mosliminstituten plaats hebben gevonden. Tussen 1 mei 2013 en maart 2014 zijn er 734 gevallen van anti-moslim agressie gerapporteerd waarvan 599 online en 135 offline. In Frankrijk is het Comité Nationale Consultative des Dr oits de l’Homme (CNCDH) verantwoordelijk voor de ontwikkelingen rond racisme en antisemitisme. In Frankrijk is het aantal discriminatie incidenten de laatste jaren sterk toegenomen. In 2011 waren er 170 meldingen van discriminatie incidenten, in 2012 469 en in 2013 zijn er 691 discriminatie incidenten geregistreerd. Van de 691 ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
31
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
meldingen waren 51 gericht tegen instellingen als scholen en moskeeën. Ook in Duitsland is er sprake van een anti-moslim klimaat. Volgens het onderzoek van de Universiteit van Leipzig staan veel Duitsers afwijzend tegenover moslims. In 2014 gaf 43% van de ondervraagden aan dat ze ‘door de vele moslims zich soms als vreemde voelen in eigen land’. Ook is er sprake van een toename van agressie tegen moskeeën. In Duitsland zijn er 700 a 800 zichtbare moskeeën met een minaret. Daarnaast zijn er 3000 gebouwen, die voorheen een andere bestemming hadden, die worden gebruikt als gebedsruimte. Volgens cijfers van de Duitse regering vonden er in in 2013 36 gevallen van agressie tegen moskeeën plaa ts. Daarnaast is in Duitsland de PEGIDA-beweging in opkomst. De beweging richt zich sinds oktober 2014 tot verschillende steden. Zij richten zich tegen ‘de islamisering van het avondland’. De beweging demonstreert wekelijks, waarbij duizenden mensen meelopen. Angela Merkel, huidige bondskanselier van Duitsland, heeft opgeroepen om de PEGIDA-beweging niet te volgen omdat het uit zou zijn op het zaaien van haat.
2.10 Eerder onderzoek in regio NHN mbt meldingsbereidheid moslimdiscriminatie Meldingsbereidheid moslims van discriminatie Volgens het onderzoeksrapport Khadidja Ouamar (2011) blijkt dat moslims (in Nederland vaak mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond) veel discriminatie ervaren maar dit bijna niet melden. Voor dit onderzoek zijn er 280 moslims tussen de 12 en 25 jaar uit regio NHN ondervraagd. Volgens het rapport is de voornaamste reden van het niet melden van incidenten dat moslims vinden dat melden niet helpt. Het onderzoek richt zich op de behoefte van een Turks of Marokkaans meldpunt. Dit om mogelijke drempels om discriminatie te melden te verlagen. Uit het onderzoek blijkt dat 82% van de gevallen niet wordt gemeld en dat 48% aangeeft dat melden geen zin zou hebben. Dat is tevens de reden om niet te melden. 60% van de respondenten geeft aan wel melding te willen maken als dit kon bij iemand met dezelfde etnische achtergrond. Zij vinden dit belangrijk omdat hun probleem dan beter wordt begrepen. Slechts 17% geeft aan dat zij van BDZ gehoord hebben. Eén van de aanbevelingen die in dit ra pport worden gedaan is om samen te werken met Turkse en Marokkaanse belangenorganisaties in de regio zodat deze als tussenpersoon kan optreden bij de meldingen. Dit kan mogelijk effectiever zijn omdat er meer vertrouwen is. Daarnaast blijkt uit het rapport dat veel moslims BDZ niet kennen. BDZ zou zich kunnen inzetten om de naamsbekendheid te vergroten. Dit zou bijvoorbeeld bereikt kunnen worden door voorlichtingen te geven op plaatsen waar moslims bijeenkomen.
Hoofdstuk 3: Onderzoeksaanpak Inleiding In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksaanpak beschreven. Hierin is per deelvraag uitgewerkt en verantwoord wat er is gemeten. Daarbij wordt de link gelegd naar het bronnenonderzoek en het type onderzoek dat is uitgevoerd.
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
32
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Centrale vraagstelling Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met moslimorganisaties in haar regio NHN? Deelvragen
Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties? Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele samenwerking met BDZ? Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties?
De uitwerking van de onderzoeksaanpak staat per deelvraag beschreven op de volgende pagina.
3.1 Onderzoeksaanpak deelvraag 1:Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties? Inleiding en doel Door deze deelvraag te beantwoorden is literatuur- en bronnenonderzoek gedaan om te beschrijven wat er in dit onderzoek onder moslimorganisaties wordt verstaan. Er is gezocht naar bronnen over de doelgroep (moslims) en moskeeën in Nederland. Daarnaast is uitgewerkt hoe moskeeën in Nederland tot stand zijn gekomen om achtergrondinformatie te bieden aan de lezers die dat nog niet w eten. Ook wordt ingegaan op de verschillende rollen van moskeeën en d e activiteiten die daarin plaatsvinden. Dataverzameligsmethode Om deze vraag te beantwoorden is eerst in gesprek gegaan met de opdrachtgever en hier is een bestand uitgedraaid met de contactgegevens van alle moslimorganisaties in de regio NHN. Daarnaast is deskresearch gedaan om te kijken welke organisaties er zijn in de regio. Er is tot alle organisaties uit regio Noord -Holland-Noord waar moslims samenkomen en elkaar ontmoeten gericht. Dit is ten slotte het werkgebied ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
33
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
van BDZ. Ook is bronnenonderzoek gedaan om theorieën te vinden over de rol van moskeeën voor de doelgroep. Onderzoeksgroepen en verantwoording De doelgroep van het onderzoek zijn organisaties uit de regio NHN waar moslims bij elkaar komen waar maatschappelijke thema’s worden besproken. Dit zijn met name moskeeën. Door middel van een samenwerking met deze organisaties kan de doelgroep bereikt worden met als uiteindelijk doel de meldingsbereidheid te vergroten. Hulpmiddelen en data-analyse Allereerst is de directeur van BDZ benaderd en is een selectie gemaakt van de organisaties die zouden worden geïnterviewd. Daarnaast is het internet geraadpleegd om erachter te komen welke moslimorganisaties er in de regio zijn. Bruikbaarheid, betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit Deze deelvraag is bruikbaar voor het onderzoek omdat er interviews zijn gehouden met moslimorganisaties. Daarvoor is het belangrijk om te weten wat de achtergrond en rol van moslimorganisaties zijn. De doelgroep is bepaald en concreet gemaakt door uit te werken wat er wordt verstaan onder moslimorganisaties en welke geïnterviewd zouden worden. Hierdoor is de juiste doelgroep gemeten. De meting is betrouwbaar omdat de opdrachtgever, het bestand vanuit de organisatie en het internet is geraadpleegd. Daarnaast heeft de onderzoeker ook gevraagd of er andere organisaties zijn waarmee BDZ samen kan werken op het punt van het bestrijden van moslimdiscriminatie.
3.2 Onderzoeksaanpak deelvraag 2: Wat zijn de behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele samenwerking met BDZ? Inleiding en doel Door antwoord te krijgen op deze deelvraag is inzicht gekregen in de mogelijkheden en behoeften van moslimorganisaties voor een eventuele samenwerking met BDZ. De directeur van BDZ wil samenwerken om moslimdiscriminatie te bestrijden maar weet daarbij niet wat de behoeften zijn van moslimorganisaties. Deze deelvraag geeft antwoord op de vraag in hoeverre er draagvlak is voor een samenwerking. Dataverzameligsmethode Voor dit onderzoek zijn half-gestandaardiseerde vragenlijsten opgesteld met een aantal thematische onderwerpen. Deze thema’s worden hieronder in een tabel weergegeven: Thematische onderwerpen 1. Ervaringen van moslimdiscriminatie ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
34
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie Bekendheid met BDZ Behoefte op het punt van moslimdiscriminatie Verwachtingen van BDZ Wijze contact van BDZ met moslimorganisatie Overige punten
Er zijn open vragen gesteld om inzicht te krijgen in de behoeften van de moslimorganisaties. Vervolgens zijn contactgegevens verzameld, zijn de organisaties opgebeld en is de reden van het telefoongesprek uitgelegd. Soms zijn sleutelfiguren ingezet en is dus via via contact gemaakt met de moslimorganisaties. Onderzoeksgroepen en verantwoording BDZ wil samenwerken met de moslimorganisaties om de doelgroep beter te kunnen bereiken. De doelgroep zijn de moslimorganisaties in de regio NHN. Hiermee is de doelgroep bepaald en concreet gemaakt. Hiervoor is contact gemaakt met het bestuur van moslimorganisaties in de regio NHN. Hulpmiddelen en data-analyse Allereerst is in overeenstemming met de opdrachtgever een half -gestandaardiseerde vragenlijst opgesteld. Deze vragenlijst is terug te vinde n in bijlage 2. Vervolgens is contact gemaakt met de moslimorganisaties, welke zijn bezocht, waarna de interviews werden afgenomen. De interviews werden opgenomen en thuis uitgewerkt. Hiervoor is alvorens toestemming gevraagd. Niet alle respondenten hebben toestemming gegeven, sommigen wilden het uit principe niet. Dit werd gerespecteerd. De antwoorden zijn genoteerd door middel van steekwoorden en zijn vervolgens thuis verder uitgewerkt. Bruikbaarheid, betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit Door antwoord te krijgen op deze deelvraag is een groot deel van de centrale vraag beantwoord. Dit is wellicht de meest belangrijke deelvraag omdat het concreet inzichten biedt in de behoeften van moslimorganisaties voor een samenwerking. De betrouwbaarheid wordt verhoogd door met alle organisaties dezelfde thema’s te bespreken en aan allen dezelfde vragen te stellen. Er is gemeten wat de onderzoeker wilde weten doordat de juiste vragen zijn gesteld. De vragenlijst is opgesteld in afstemming met de behoefte van de opdrachtgever.
3.3 Onderzoeksaanpak deelvraag 3: Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties? Inleiding en doel Door deze deelvraag te beantwoorden wilde de onderzoeker erachter komen hoe andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties ervaren. Er werd getracht te onderzoeken of de ADB’s het verhaal van BDZ NHN herkent. Hebben zij eventuele samenwerkingsverbanden en zo ja, hoe zij n deze georganiseerd? Kunnen zij advies meegeven bij het zoeken van contact met moslimorganisaties? ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
35
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Dataverzameligsmethode Allereerst heeft de opdrachtgever een uitgedraaid bestand meegegeven met contactgegevens van antidiscriminatiebureaus in Nederland. Vervolgens is in overeenstemming met de opdrachtgever een vragenlijst en een tabel in de vorm van een enquête opgesteld. In deze tabel kon door de ADB’s op vier punten worden aangegeven hoe de ervaringen zijn met moslimorganisaties. Die punten waren naamsbekendheid, communicatie, contact en opkomst bij uitnodigingen. Daarnaast is de ADB’s gevraagd of ze nog advies kunnen meegeven bij het maken van contact met moslimorganisaties. Onderzoeksgroepen en verantwoording De medewerkers van andere antidiscriminati ebureaus in Nederland zijn gevraagd naar hun ervaringen met moslimorganisaties. Hiermee is de doelgroep bepaald en concreet gemaakt. Is de drempel daadwerkelijk hoog voor Nederlandse organisaties? Ligt het aan de algemene gesloten houding van de doelgroep of aan de onjuiste benadering? Wat is de aanpak om een beter contact te krijgen? Verschillen moslimorganisaties en moslims ook per regio? Antwoorden op deze vragen hebben inzicht geboden in het probleem van BDZ. Hulpmiddelen en data-analyse Een half gestandaardiseerde vragenlijst is opgesteld, samen met een tabel in de vorm van een enquête. Deze vragenlijst is opgesteld in overeenstemming met de opdrachtgever. Vervolgens zijn deze vragen via e-mail verstuurd op basis van de contactgegevens van de antidiscriminatiebureaus. Vervolgens zijn deze ingevuld terug ontvangen. Deze vragenlijst kunt u terugvinden in bijlage 5. Bruikbaarheid, betrouwbaarheid, validiteit en representativiteit Deze deelvraag is bruikbaar omdat er op deze manier achter kan worden gekome n of het contact en de samenwerking tussen andere antidiscriminatiebureaus elders in het land wel goed is. Voor het onderzoek heeft ieder antidiscriminatiebureau dezelfde vragen gesteld gekregen, wat de betrouwbaarheid heeft verhoogd. Door de juiste personen binnen de antidiscriminatiebureaus te bevragen wordt gemeten wat de onderzoeker wil weten.
Hoofdstuk 4: Resultaten Inleiding In dit hoofdstuk staan de resultaten van het onderzoek. Er wordt benoemd welke respondenten zijn geënquêteerd en geïnterviewd en waarom er is gekozen voor specifiek deze respondenten. Daarnaast wordt de relatie tot het doel van het onderzoek beschreven en worden de resultaten neergezet en geanalyseerd. De resultaten zijn beschreven op basis van de data-analysetabellen. Deze kunt u in de bijlage vinden. Vervolgens wordt kort samengevat wat de belangrijkste bevindingen zijn over de resultaten. De resultaten van de deelvragen worden per deelvraag beschreven. Tot slot wordt een korte terugblik gedaan op dit hoofdstuk.
4.1 Resultaat Deelvraag 1: Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties?
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
36
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Inleiding Voor het beantwoorden van deze deelvraag is literatuuronderzoek gedaan. Er is gekeken vanuit verschillende bronnen om in kaart te brengen wat er wordt verstaan onder moslimorganisaties in dit onderzoek. Het grootste deel van de ondervraagde groep respondenten bestaan uit moskeeën. Daarom is ervoor gekozen om de achtergrond van moslims en moskeeën in Nederland toe te lichten. Er is gekozen om opbouwend te vertellen over de doelgroep (moslims in Nederland) en de geschiedenis en rol van moskeeën. Hoe zijn moskeeën georganiseerd en wat zijn hun taken? Welke rol neemt een moskee op zich voor zijn gemeenschap? Antwoorden op deze vragen worden hieronder beschreven zodat de lezer weet wat moslimorganisaties inhouden en wat haar taken zijn. Om kennis en inzicht te vergaren in de behoefte van moslimorganisaties voor een samenwerking met BDZ dient het begrip moslimorganisaties eerst te worden uitgewerkt. Moslims in Nederland Volgens het CBS (2007) wonen er circa 850.000 moslims in Nederland. Dit is ongeveer 5% van de bevolking. De grootste groep moslims wordt gevormd door Nederlanders van Turkse (38%) en Marokkaanse (31%) afkomst. Ongeveer 26% van de moslims in Nederland bestaat uit overige niet -westerse allochtonen. Volgens het CBS vormen de groep overige niet-westerse allochtonen de Surinamers de grootste groep moslims, met 34.000 personen. Daarna zijn de Afghanen de grootste groep, met 31.000 inwoners en de Irakezen met 27.000 inwoners. Er zijn 12.000 autochtone moslims in Nederland. Geschiedenis moskeeën in Nederland Volgens het onderzoek ‘moskeeën gewaardeerd’ (Ministerie van Binnenlandse zaken, 2008) is de eerste moskee in 1951 opgericht door een groep Molukse ex KNIL-soldaten. Al snel daarna kwamen de gastarbeiders uit Turkije en Marokko die hun eigen moskeeën oprichtten. In de jaren 70 nam het aantal opgerichte moskeeën toe omdat de gastarbeiders hun gezinnen lieten overkomen waardo or meer behoefte was aan moskeeën. Niet alle moslims in Nederland bezoeken regelmatig een moskee. 38,5% van de Turken en 23% van de Marokkanen geeft aan regelmatig een moskee te bezoeken. De moskee wordt belangrijk geacht binnen de gemeenschap, maar is niet de enige plaats waar moslims elkaar ontmoeten (Moskeeën gewaardeerd, 2008). Verschillende functies van moskeeën De moskeeën in Nederland hebben meerdere functies en bieden veel meer dan religieuze activiteiten. Zo zijn er sociaal-culturele activiteiten als het Suikerfeest, kermes en nationale feesten van het herkomstland. Ook zijn er educatieve activiteiten als huiswerkbegeleiding, Nederlandse les, diverse voorlichtingen en de begeleiding van jongeren. Daarnaast zijn er ook sportieve activiteiten als sportdagen, voetbaltoernooien, zwemlessen en kampactiviteiten. Ook doen moskeeën aan interculturele activiteiten als open dagen, debatavonden, dialoogbijeenkomsten, lezingen en rondleidingen. Doorverwijsfunctie De moskee heeft ook een doorverwijsfunctie. De moskee verwijst de gemeenschap door naar allerlei instellingen voor verschillende zaken. Het netwerk van de moskee is heel groot. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
37
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Moskeeën in Nederland In Nederland staan 475 moskeeën. Ongeveer 40% van de moslims bezoekt de moskee en kunnen worden beschouwd al praktiserende moslims. De meeste moskeeën zijn georganiseerd per etnische groep. De helft van de moskeeën wordt beheerd door Turkse organisaties die vallen onder het Islamitische Stichting Nederland (ISN). Marokkaanse moskeeën zijne losser georgani seerd en vaak zelfstandig. Veel van hen zijn aangesloten bij de Unie van Marokkaanse Moskeeën in Nederland (UMMON). Er is ook een landelijke platform van koepelorganisaties van vooral moskeeën die optreedt als officiële gesprekspartner van de Nederlandse overheid. Dit is het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO).Veel moskeeën van verschillende koepels en organisaties zijn in het CMO vertegenwoordigd. Bijna de helft van de moskeeën is te vinden in de Randstad, wa ar relatief veel moslims wonen (I.van der Valk, 2015). Moslimorganisaties Alle organisaties waar moslims samenkomen en elkaar ontmoeten worden in dit onderzoek moslimorganisaties genoemd. Plekken waar moslims samenkomen zijn hoofdzakelijk moskeeën, maar dat hoeft niet. Het gaat vooral om organisati es waar culturele, religieuze en maatschappelijke activiteiten plaatsvinden. Ook jongerenverenigingen en zelforganisaties waar moslims samenkomen worden voor dit onderzoek gedefinieerd als moslimorganisaties.
Moslimorganisaties Noord-Holland-Noord Dit onderzoek is gericht op de regio NHN omdat dit in overeenstemming met de opdrachtgever is afgesproken. Dit is tenslotte het werkgebied van BDZ. Via de website moskeewijzer.nl is in kaart gebracht hoeveel moskeeën er in NHN zijn. Dit zijn de volgende:
Abdulkadir Ceylani moskee Alaadddin moskee Aya Sofya moskee Fatih moskee Haci Bayram moskee Haci Bektas Veli Vereniging Mimar Sinan moskee Moskee Al Fath Moskee Al Mohsinin Moskee Al Islam Moskee Bilal Moskee Khalid Nida Ul Islam moskee
(Hoorn) (Enkhuizen) (Den Helder) (Medemblik) (Alkmaar) (Alkmaar) (Heerhugowaard) (Hoorn) (Langedijk) (Alkmaar) (Alkmaar) (Heerhugowaard) (Den Helder)
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
38
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Figuur 7: Moskeeën in Noord -Holland-Noord volgens moskeewijzer.nl
Verenigingen en zelforganisaties waar moslims samenkomen In regio Noord-Holland-Noord zijn er niet veel verenigingen waar moslims samenkomen. Een selectie van de grootste verenigingen waar moslims samenkomen in de regio worden hieronder weergegeven: o Jongerenvereniging Perspectiv Jongerenvereniging Perspectiv is een initiatief van jongeren in Alkmaar dat is opgericht in 2001. Deze groep jongeren ondersteunt en motiveert Alkmaarse jongeren op elk vlak van hun ontwikkeling. Door de jonge samenstelling van de begeleiders is Perspectiv in staat zich beter in de positie van de jeugd te verplaatsen en sneller in te spelen op de meest recente ontwikkelingen. o Alkmaarse Diversiteit Stichting De Alkmaarse Diversiteit Stichting (ADS) is opgericht in 2012 door act ieve en betrokken mensen uit Alkmaar met verschillende achtergronden. De stichting richt zich op het in contact brengen van diverse bevolkingsgroepen ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
39
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
met verschillende instellingen. Daarnaast biedt ADS advies en ondersteuning op de brede terreinen van diversiteit, emancipatie en participatie van allochtone ouderen. ADS voert verschillende projecten uit en organiseert activiteiten. o Stichting MAJO (Multicultureel Alkmaar Jong & Oud) Het doel van Stichting MAJO is om een interculturele samenleving te helpen bouwen waarin iedereen zich thuis voelt en waar mensen kennis kunnen nemen van elkaars cultuur, zodat een beter wederzijds begrip van levensvisie ontstaat. Stichting MAJO heeft een netwerk in Alkmaar met verschillende instellingen en voert verschillende projecten uit op het gebied van educatie, sport en wijkpreventie.
Eigen bevindingen In Noord-Holland-Noord zijn er in totaal dertien moskeeën. Het valt op dat de meeste moskeeën in NHN tot de Turkse gemeenschap behoren (zeven moskeeën ). Dat is ook niet onverwachts aangezien de moslims van Turkse komaf de grootste groep moslims in Nederland vormen. Daarnaast is het opvallend dat er in NHN heel weinig (3) actieve verenigingen zijn waar moslims samenkomen.
4.2 Resultaat deelvraag 2: Wat zijn behoeften met moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele samenwerking met BDZ? Inleiding Door deze vraag te beantwoorden kan een goed beeld verkregen worden van de behoefte van de moslimorganisaties met betrekking tot een samenwerking met BDZ. In regio Noord-Holland-Noord zijn er in totaal zestien moslimorganisaties. De grootste groep wordt gevormd door dertien moskeeën. Daarnaast zijn er drie actieve verenigingen waar moslims samen komen. In totaal hebben elf van de zestien moslimorganisaties meegedaan aan dit onderzoek door middel van een kwalitatief interview. Onder de elf moslimorganisaties zijn acht moskeeën en drie verenigingen. Hieronder worden de ondervraagde moslimorganisaties op alfabetische volgorde weergegeven:
Abdulkadir Ceylani moskee Alaadddin moskee Alkmaarse Diversiteits Stichting Fatih moskee
(Hoorn) (Enkhuizen) (Alkmaar) (Medemblik)
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
40
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Haci Bayram moskee Haci Bektas Veli Vereniging Mimar Sinan moskee Moskee Al Mohsinin Moskee Al Islam Stichting MAYO Vereniging Perspectiv
(Alkmaar) (Alkmaar) (Heerhugowaard) (Langedijk) (Alkmaar) (Alkmaar) (Alkmaar)
De interviews zijn bij de moslimorganisaties afgenomen aan de hand van een vragenlijst. Deze staat in bijlage 2. In de vragenlijst zijn verschillende vragen opgesteld die antwoord moeten geven op de deelvraag. De citaten die antwoord geven op de vragen zijn in een data-analysetabel opgenomen. Deze is terug te vinden in bijlage 3. De vragen zijn in de data-analysetabel opgenomen en verdeeld onder zeven thema’s. Hieronder is een overzicht van deze thema’s weergegeven: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Ervaringen van moslimdiscriminatie in Nederland en de omgeving. Moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie. Bekendheid met BDZ. Behoefte op punt van moslimdiscriminatie. Verwachtingen moslimorganisaties van BDZ. Wijze van contact met moslimorganisaties. Overige punten.
1. Herkennen van moslimdiscriminatie in Nederland en de omgeving Van alle elf ondervraagde moskeeën geven op één na alle respondenten (91%) aan moslimdiscriminatie in Nederland en de omgeving te herkennen. Het gaat daarbij om het herkennen van moslimdiscriminatie in brede zin. Om discriminatoire agressie tegen de moslimorganisatie en ervaringen van moslimdiscriminatie in de eigen omgeving en privésfeer. Eén respondent herkent dit niet en geeft daarbij aan dat er geen spanningen zijn rondom de moskee. Twee respondenten geven daarbij aan dat er ook sprake is geweest van agressie tegen de moskee door brandstichting, ingegooide ramen, leuzen op de muren, etc. Twee respondenten ervaren dat er spanningen, afstand en vijandigheid is tegen de moslims. Dit zou door de media komen, maar ook de politieke partij PVV en terreurorganisatie IS worden genoemd. Een respondent geeft aan zich bekeken te voelen vanwege het islamitisch uiterlijk. Het ging hierbij om het hebben van een baard. Vijf respondenten geven aan dat ze verhalen om hun heen horen met betrekking tot moslimdiscriminatie in openbare ruimtes als bijvoorbeeld aan de kassa, bij instanties, op stages of bij he t zoeken naar een stage. Figuur 8: Herkennen van moslimdiscriminatie
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
41
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Herkennen van moslimdiscriminatie 9%
herkent moslimdiscrimina tie
91%
herkent het niet
2. Moslimdiscriminatie besproken binnen organisatie Op de vraag of moslimdiscriminatie wordt besproken binnen de organisatie geven acht van de elf respondenten (73%) aan dat moslimd iscriminatie wordt besproken. Drie van de elf respondenten geven aan dat moslimdiscriminatie alleen tijdens gebeurtenissen (bijvoorbeeld de aanslag op het hoofdkantoor van het satirische weekblad ‘Charlie Hebdo’ in Parijs) of na uitspraken van Wilders wordt besproken en daarbuiten weinig. De moslimorganisaties proberen de negatieve stemming dan om te buigen tot iets positiefs en roepen de gemeenschap op om kalm te blijven. Ook wordt er advies gegeven over de manier waarop moslims het beste met de situatie om kunnen gaan. Figuur 9: Moslimdiscriminatie besproken binnen de moslimorganisaties
Moslimdiscriminatie besproken binnen organisatie 27,00%
Ja besproken
73,00%
Nee, alleen na gebeurtenissen
3. Bekendheid met Bureau Discriminatiezaken De moslimorganisaties zijn gevraagd of zij van het bestaan van Bureau Discriminatiezaken afweten. Hierbij geeft iets meer dan de helft van de respondenten (55%) aan bekend te zijn met BDZ. Zij weten wat BDZ doet, en twee hiervan hebben eerder met BDZ samengewerkt. Vier respondenten (35%) geven aan dat ze BDZ alleen van naam kennen en erover hebben gehoord. Eén respondent geeft aan BDZ niet te kennen en hoort het voor het eerst. Figuur 10: Bekendheid met BDZ
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
42
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Bekendheid met BDZ 10% 35,00%
bekend
55,00%
alleen van naam nooit van gehoord
4. Behoefte moslimorganisaties wat betreft moslimdiscriminatie Op de vraag wat de behoefte is van de moslimorganisaties wat betreft moslimdiscriminatie hebben tien respondenten antwoord gegeven. De helft van de respondenten geeft hier aan dat er behoefte is aan meer, maar vooral duurzaam contact. Het contact zou niet moeten blijven bij eenmalig contact maar zou structureel plaats moeten vinden. De behoefte aan bijeenkomsten om kennis te maken met BDZ en elkaar te leren kennen wordt vijf keer genoemd. Een derde van de respondenten benoemt de behoefte aan voorlichting over discriminatie en twee respondenten benoemen de behoefte aan klachtenregistratie. Ook wordt benoemd dat BDZ zich sterk kan maken voor meer diversiteit bij autoriteiten. Er zou meer diversiteit met betrekking tot verschillende etnische afkomsten moeten zijn bij de gemeente, de politie en brandweer. Eén respondent geeft aan altijd gelijkwaardig bij alle initiatieven en activiteiten van BDZ betrokken te willen worden, niet enkel selectief. Eén respondent geeft aan de behoefte te hebben dat BDZ samen met moslimorganisaties dialoogbijeenkomsten kan organiseren waarbij moslims en niet moslims elkaar kunnen leren kennen. Ook is genoemd dat BDZ een brugfunctie kan uitoefenen voor het bemiddelen van stageplaatsen voor Islamitische studenten. Eén respondent geeft aan dat op dit moment geen behoefte te hebben voor een samenwerking met BDZ.
Tabel 1: Verschillende behoeften genoemd door moslimorganisaties
Behoefte Duurzaam contact Bijeenkomsten Voorlichting Klachtenregistratie Diversiteit binnen organisaties Gelijkwaardig betrokken initiatieven Geen behoefte
Hoeveel genoemd 5 keer genoemd 5 keer genoemd 3 keer genoemd 2 keer genoemd 1 keer genoemd 1 keer genoemd 2 keer genoemd
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
43
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
5. Verwachtingen moslimorganisaties van BDZ Op de vraag wat de verwachtingen zijn van moslimorganisaties van BDZ geven respondenten een varieteit aan antwoorden. Logischerwijs is hier ook een overlap met hun behoeften. Er wordt twee keer genoemd dat BDZ de moslims positief kan neerzetten. Dit is volgens de respondenten nodig omdat de moslims in Nederland negatief worden afgeschilderd. Daarnaast geven respondenten aan verschillende verwachtingen te hebben van BDZ. Deze verwachtingen zijn hieronder in figuur 12 weergegeven. Figuur 11: Verwachtingen moslimorganisaties van BDZ
sterk maken voor diversiteit in organisaties
openbaar zijn en neutraliteit bewaken
meer werken vanuit 1 systeem (centraler)
werken aan naamsbekend heid
duurzaam beleid met regie
actiever optreden
investeren in duurzame relatie
betrokken bij integratiebeleid
Verwachtingen BDZ
dialoogbijeenkomsten organiseren
6. Wijze contact met moslimorganisaties Op de vraag op welke wijze BDZ contact moet zoeken met moslimorganisaties komen verschillende antwoorden naar voren. Twee respondenten geven aan dat een persoonlijke benadering gewenst is en bij meerdere malen contact het liefst door dezelfde vertrouwde persoon. Ook wordt er twee keer genoemd om gewoon langs de organisaties te gaan. Dit zou beter werken dan e-mailen of het inspreken van een voicemail. Drie respondenten zijn van mening dat BDZ aan zijn naamsbekendheid moet werken en dit kan bereiken door zich gewoon voor te stellen. Ook is genoemd dat BDZ zich beter zou kunnen presenteren en uitleggen wie zij zijn, wat ze doen en waarom ze aankloppen. Dit was voor één organisatie geheel o nduidelijk. Eén respondent geeft aan dat BDZ dichter bij de moslimgemeenschap zou kunnen staan. Dit omdat de moslims volgens de respondent het slachtoffer zijn van discriminatie. Daarom verwacht de respondent ondersteuning van BDZ. 7. Overige punten Een belangrijk gegeven in dit onderzoek is dat er sprake is van een bestuur dat om de twee jaar wisselt. Om deze reden moet het contact warm gehouden worden, omdat het contact anders verwatert. Ook geven drie respondenten aan geen ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
44
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
vertrouwen te hebben in Nederlandse instellingen en twee respondenten zijn van mening dat moslims over het algemeen passiever zijn en het meer aandacht vraagt om ze te bereiken. Eigen bevindingen Het valt op dat op één na alle respondenten moslimdiscriminatie herkennen en aangeven dat moslimdiscriminatie ook wordt besproken binnen de organisatie. Iets meer dan de helft van de respondenten (zes van de elf) geeft aan BDZ te kennen en vier respondenten kennen BDZ alleen van naam. Meerdere malen is genoemd dat BDZ meer zou kunnen werken aan zijn naam. Ook is er een algemene verwachting dat BDZ actiever moet optreden voor de moslimgemeenschap. De helft van de respondenten hebben behoefte aan bijeenkomsten en meer duurzaam contact. Daarnaast is er behoefte aan voorlichtingen en klachten registratie. Vanuit de moslimorganisaties is een persoonlijke benadering gewenst. Daarnaast wordt genoemd dat BDZ gewoon langs kan komen en zich beter zou kunnen presenteren door uit te leggen wie BDZ is en wat zij doen. Deze gegevens laten zien dat de moslimorganisaties willen zien met wie ze te maken hebben en niet zomaar overgaan tot contact maken. Over het algemeen kan gezegd worden dat moslimorganisaties behoefte hebben aan beter contact en open staan voor een samenwerking, maar wel afwachtend zijn op een actie vanuit BDZ. Bij het afnemen van de interviews zijn er al gegevens uitgewisseld als een eerste stap richting het leggen van contact.
4.3 Resultaat deelvraag 3: Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties? Inleiding Om deze deelvraag te beantwoorden zijn vragenlijsten gestuurd naar verschillende ADB’s in Nederland. Tien ADB’s hebben meegedaan aan dit onderzoek. In de vragenlijst konden de respondenten een tabel inv ullen op diverse punten:
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
45
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
1. Naamsbekendheid van de ADB bij moslimorganisaties. 2. Communicatie met moslimorganisaties. 3. Contact met moslimorganisaties. In deze tabel konden de respondenten aangeven op welke punten het goed gaat en op welke punten het beter kan. 1. Naamsbekendheid Van de tien ondervraagde ADB’s gaven alle respondenten (100%) aan dat de naamsbekendheid van de ADB bij moslimorganisaties wel beter kan. Hierover geven respondenten verschillende opmerkingen: sommige moskeeën zouden naar binnen gericht zijn en er zou weinig doorverwijzingen zijn vanuit moslimorganisaties. Eén respondent gaf aan dat zij investeren in de naamsbekendheid door deel te nemen aan onderzoeken, bijeenkomsten bij te wonen en contact te leggen met moslimorganisaties. 2. Communicatie Van de ondervraagde ADB’s is 80% van mening dat de communicatie ook beter kan tussen de ADB en moslimorganisaties. Twee respondenten geven aan dat de communicatie goed is. Respondenten geven hier verschillende opmerkingen bij. Zo geven twee respondenten aan dat er behoefte is aan meer contact. Twee respondenten zijn van mening dat contact via sleutelfiguren/contactpersonen beter werkt. Ook wordt aangegeven dat het contact moeizaam gaat omdat er sprake is van een wisselend bestuur (vaak om de twee jaar) waardoor er steeds opnieuw moet worden geïnvesteerd om (opnieuw) contact te maken met het nieuwe bestuur. 3. Contact Op de vraag hoe het contact is met moslimorganisaties geeft 63% van de respondenten aan dat dit beter kan. Twee respondenten ge ven aan dat het contact goed gaat. Respondenten geven ook hier verschillende opmerkingen bij: er is meer behoefte aan contact, vertrouwen opbouwen kost veel tijd, het contact gaat stroef en alleen via via zou werken. Eigen bevindingen op de bovengenoemde drie punten Het valt op dat alle ondervraagde ADB’s van mening zijn dat de naamsbekendheid beter kan. Daarnaast is een groot deel van de respondenten van mening dat er ook op het punt van de communicatie verbeterpunten zijn en dat er behoefte is aan meer contact.
Adviezen Antidiscriminatiebureaus ADB’s zijn gevraagd of ze nog advies hebben voor BDZ wat betreft het contact maken met moslimorganisaties. De respondenten geven hierbij verschillende adviezen. Deze adviezen staan in citaten weergegeven in de onderstaande tabel: Tabel 2: Adviezen ADB’s voor contact met moslimorganisaties
‘Investeer tijd, vind de juiste contactpersoon, ga langs en maak
‘Begin is lastig, met de juiste contactpersoon gaat het goed.’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
46
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
contact’ ‘Bezoek de moskee meerdere malen met dezelfde vertrouwde persoon’
‘Bij komst moskeeën is er vaak weerstand, ondersteunen moskeeën en begeleiden proces’.
‘Wees niet terughoudend. Vaak is er angst en onwennigheid bij benaderen moskeeën maar laat dat los. Niet ervan uitgaan dat het moeilijk is.’
‘Grote verschillen in bestuurders moslimorganisaties, sommige spreken voor zichzelf en niet voor de gemeenschap.’ Dit goed van elkaar onderscheiden en rekening mee houden.’
‘Niet problemen voor moslimorganisatie willen oplossen maar meedenken/ondersteunen’
‘Antidiscriminatiebureaus over het algemeen afwachtend, meer initiatief nemen en erop af.’
‘Ga erop af (proactief) en laat wederzijds belang merken’.
‘Ingang krijgen bij de moskee door via via contact te maken.’
‘Veel tijd investeren in contact.’
‘Duurzaam contact houden en niet alleen na gebeurtenissen.’
‘Geduld bij investeren contact.’
‘Iemand met moslimachtergrond aanstellen voor het contact.’
Eigen bevindingen op de adviezen van de ADB’s Het valt op dat er drie keer wordt genoemd dat er meer tijd moet worden geïnvesteerd. Hierbij wordt ook genoemd dat er geduld moet zijn bij het investeren van contact. Vier respondenten zijn van mening dat de juiste contactpersoon moet worden aangesteld en dat dit bereikt kan worden door via via te zoeken. Vier Respondenten vinden dat een ADB niet terughoudend moet zijn, erop af moet door meer initiatief te nemen. Dit betekent niet dat adviezen die niet meerdere malen zijn genoemd minder zwaar wegen. Alle adviezen staan op zich.
Hoofdstuk 5: Conclusies, aanbevelingen en reflectie Inleiding: In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken op basis van de resultaten en het theoretisch kader. De conclusie bevat de beantwoording per deelvraag en tot slot op de hoofdvraag. Vervolgens worden aanbevelingen gedaan op basis van de conclusie en tot slot wordt een kritische reflectie op de beperkingen en onafhankelijkheid, de aanpak, planning en de uitkomst van het onderzoek beschreven. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
47
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Centrale vraagstelling Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met moslimorganisaties in haar regio NHN? Deelvragen
Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties? Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele samenwerking met BDZ? Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties? Wat zeggen deskundigen op het gebied van moslimdiscriminatie en moslimorganisaties over de resultaten van dit onderzoek?
De conclusies worden per deelvraag weergegeven op de volgende pagina.
5.1 Conclusie deelvraag 1: Wat wordt er in dit onderzoek verstaan onder moslimorganisaties? Conclusie Kortom, ‘moslimorganisaties’ zijn organisaties waar culturele, religieuze en maatschappelijke activiteiten plaatsvinden. Dit zijn met name moskeeën maar ook verenigingen in de regio Noord-Holland-Noord waar moslims samenkomen en elkaar ontmoeten. In totaal zijn er zestien moslimorganisaties in de regio NHN ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
48
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
waarvan dertien moskeeën en drie actieve verenigingen waar moslims samen komen.
5.2 Conclusie deelvraag 2: Wat zijn behoeften van moslimorganisaties en hoe zien zij een eventuele samenwerking met BDZ? Geconcludeerd kan worden dat alle moslimorganisaties moslimdis criminatie herkennen. Moslimdiscriminatie is een onderwerp binnen de gemeenschap en wordt besproken binnen de organisatie. In hoofdstuk twee van dit onderzoeksrapport is te lezen dat het onderzoek ‘ervaren discriminatie’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (2014) beschrijft dat de aanwezigheid van de islam en moslims door politici en de media afgeschilderd worden als bedreigingen voor de Nederlandse maatschappij en Nederland meer moet doen tegen racisme (Ecri, 2013). Het rapport geeft verder aan dat bijna twee op de drie moslims ten minste één discriminatie ervaring heeft gehad in het afgelopen jaar. Zowel de ervaringen van de moslimorganisaties als het rapport van het SCP schetsen een goed beeld van de omvang en aanwezigheid van moslimdiscriminatie in Nede rland. Volgens deze gegevens mag gezegd worden dat er voldoende feiten zijn om te spreken over moslimdiscriminatie in Nederland. Geconcludeerd kan worden dat de naamsbekendheid van BDZ laag is bij de moslimorganisaties. Een deel van de moslimorganisaties is ook van mening dat BDZ aan zijn naam moet werken. Geconcludeerd kan worden dat de moslimorganisaties over het algemeen behoefte hebben aan duurzaam contact, bijeenkomsten en voorlichting over discriminatie. BDZ kan met een goede samenwerking mooie dingen bereiken. In hoofdstuk twee van dit onderzoek wordt beschreven dat er volgens Kaats (2009) mooie ontwikkelingen in het verschiet liggen op het gebied van een samenwerking als het organiseren tussen organisaties goed werkt, mits de juiste bestuurlijke beslissingen worden genomen en in operationele zin de zaken ook echt worden opge pakt. Daarnaast schrijft Kaats:‘er zijn niet alleen rationele motieven om samen te werken. Vaak hebben bestuurders persoonlijke overt uigingen en drijfveren om samen te werken met andere organisaties.’ Tijdens dit onderzoek heeft de onderzoeker gemerkt dat de directeur van BDZ heel gedreven is en zich inzet om moslimdiscriminatie te bestrijden. Hij wil dit bereiken door een samenwerking op te zetten. Dit onderzoek zou een aanleiding moeten zijn voor een actie vanuit BDZ. Kaats benoemt ook dat organiseren tussen organisaties een vorm van organiseren is waarbij mensen uit autonome organisaties ertoe overgaan duurzame afspraken te maken. Ook door Kaats wordt het woord duurzaam genoemd voor een succesvolle samenwerking. Bij het investeren in duurzaam contact moet BDZ rekening houden met het wisselende bestuur in moslimorganisaties. Een derde van de moslimorganisaties geven aan dat er geen vertrouwen is in Nederlandse instellingen. Ook in hoofdstuk twee is te lezen dat Ineke van der Valk (2015) in haar rapport aangeeft dat er vanuit de moslimgemeenschap sprake is van gebrek aan vertrouwen in Nederlandse instanties. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
49
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
5.3 Conclusie deelvraag 3: Hoe ervaren andere antidiscriminatiebureaus in Nederland het contact en de samenwerking met moslimorganisaties? Conclusie ervaringen ADB’s Alle ADB’S zijn van mening dat de naamsbekendheid van de ADB bij moslimorganisaties wel beter kan en hieraan ge werkt moet worden. Ook als het gaat om communicatie (80%) en contact (63%) zijn er verbeterpunten. Zo is er behoefte aan meer contact. Dit kan volgens een aantal respondenten goed worden gerealiseerd via sleutelfiguren. Najoua Oumar (2011) geeft in haar rapport ook aan dat 60% van de moslims aangeeft wel melding te willen maken als dit kon bij iemand met dezelfde etnische achtergrond omdat hun probleem dan beter wordt begrepen. De ADB’s benoemen het wisselende bestuur als één van de oorzaken waardoor het contact moeizaam verloopt. Dit punt wordt ook benoemd door de moslimorganisaties. Ook wordt genoemd dat het opbouwen van vertrouwen veel tijd kost wat ook weer terugkomt in het rapport van Ineke van der Valk. Het valt op dat de ADB’s over het algemeen vinden dat er meer behoefte is aan contact en gewerkt moet worden aan de naamsbekendheid. Dit wordt ook genoemd vanuit de moslimorganisaties. Advies ADB ADB’s zijn gevraagd of ze nog advies hebben voor BDZ wat betreft het contact maken met moslimorganisaties. Geconcludeerd kan worden dat er meer tijd in het contact moet worden geïnvesteerd en meer initiatief moet worden genomen. Dit kan worden gerealiseerd door de juiste contactpersoon aan te stellen (via via). Dit komt overeen met de behoeften van de moslimorganisaties die behoefte hebben aan een persoonlijke benadering en een actiever optreden van BDZ.
5.4 Conclusie op de hoofdvraag Hieronder wordt nogmaals de hoofdvraag weergegeven. Hoe komt BDZ tot beter contact en een betere samenwerking met moslimorganisaties in haar regio NHN?
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
50
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Allereerst kan geconcludeerd worden dat er sprake is van moslimdiscriminatie, ook in regio Noord-Holland-Noord. Verschillende studies bevestigen dit en moslimdiscriminatie wordt ook herkent door moslimorganisaties in dit onderzoek. Het bestrijden van moslimdiscriminatie is de aanleiding van BDZ voor dit onderzoek en het gemeenschappelijk belang van BDZ en moslimorganisaties voor een samenwerking. ‘Volgens de theorie komt een samenwerking tot stand door de drijfveer en persoonlijke overtuigingen van bestuurders. De directeur van BDZ zou zich dan ook moeten blijven inzetten om een samenwerking op te zetten.’
Aan de hand van de resultaten kan het volgende worden geconcludeerd: o Moslimorganisaties hebben behoefte aan duu rzaam contact. Ook de ADB’s benoemen dit. Hier liggen kansen en mogelijkheden. Er wordt verwacht dat BDZ vooral investeert in duurzaamheid. BDZ zou niet alleen contact moeten zoeken na een aanleiding maar de contacten altijd warm moeten houden. o Door tijd te investeren in het contact kan BDZ vertrouwen opbouwen om te komen tot een succesvolle duurzame samenwerking. Investeren in goed contact met moslimorganisaties vraagt om meer tijd en aandacht. o Voor een effectief contact met moslimorganisaties is een per soonlijke benadering gewenst en het liefst wordt eenzelfde contactpersoon aangehouden bij meerdere malen contact. Ook de juiste contactpersoon is hierbij belangrijk. Dit kan gerealiseerd worden door via via te zoeken naar sleutelfiguren. Voor iemand met een moslimachtergrond of dezelfde taal is de drempel lager dan voor iemand van buiten. Iemand aanstellen met dezelfde achtergrond is niet de enige manier om in contact te komen, maar het maakt het contact wel makkelijker. o Zowel de moslimorganisaties als de ADB’s erkennen de lage naamsbekendheid van de antidiscriminatiebureaus. BDZ zou zich kunnen inzetten om de naamsbekendheid in de regio te vergroten. o In veel moslimorganisaties is er sprake van een wisselend bestuur. Meestal is dit om de twee jaar. Dit is een relatief korte periode waardoor er steeds opnieuw moet worden geïnvesteerd in het contact met het nieuwe bestuur. Hier dient BDZ rekening mee te houden. o Zowel vanuit de ADB’s als de moslimorganisaties zijn er geluiden over het gebrek aan vertrouwen in Nederlandse instellingen. Opbouwen van vertrouwen kost tijd. BDZ moet er rekening mee houden dat dit niet van de één op de andere dag zal gaan.
5.5 Aanbevelingen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
51
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
o BDZ kan samen met de moslimorganisaties een plan maken waarin er een aantal momenten per jaar structureel bij elkaar kan worden gekomen. In deze bijeenkomst kan de voortgang worden geëvalueerd en vooruit worden gekeken. Dit plan kan worden afgestemd per moslimorganisatie of een algemeen plan voor alle moslimorganisaties. Dit is afhankelijk van de vraag en behoefte vanuit de moslimorganisaties. Op deze manier kan BDZ de contacten warm houden. o BDZ kan overwegen om iemand aan te stellen die contact houdt met de moslimorganisaties. Hierdoor kan BDZ meer tijd investeren in een duurzaam contact. Maak het contact effectiever door iemand met een moslimachtergrond en/of dezelfde taal. Hiermee neemt BDZ de drempel en het gebrek aan vertrouwen weg en wordt de benadering persoonlijker. o Nu het eerste contact is gelegd, de gegevens zijn uitgewisseld en de moslimorganisaties op de hoogte zijn van het initiatief van BDZ, kan BDZ een bijeenkomst organiseren en moslimorganisaties uitnodigen om haar voor te stellen en kennis te maken. Bij deze bijeenkomst kan BDZ haar doel en aanbod presenteren en vervolgens afspraken maken, wat weer kan leiden tot een samenwerkingsverband. o Vervolgonderzoek is aan te bevelen indien dit onderzoek heeft geleid tot een samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties. Er kan dan een evaluerend onderzoek verricht worden naar het resultaat van de samenwerking. Onderzocht kan worden wat de samenwerking heeft betekend voor BDZ, voor de moslimorganisaties en voor de doelgroep. o Samen met de moslimorganisaties kan worden afgesproken dat wanneer er een bestuurswisseling plaatsvindt, BDZ hiervan op de hoogte kan worden gebracht zodat er contact kan worden gemaakt met het nieuwe bestuur. o BDZ zou moeten investeren in haar naamsbekendheid. Dit kan BDZ realiseren door bijeenkomsten bij te wonen, campagnes te organiseren en door contacten te leggen.
5.6 Kritische reflectie In dit stuk wordt een kritische reflectie beschreven op de beper kingen, onafhankelijkheid, aanpak, planning en uitkomsten van dit onderzoek.
Doordat een deel van het onderzoek plaats heeft gevonden in de zomervakantie en de ramadanmaand was het lastiger om moslimorganisaties ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
52
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
te bereiken. Ik merkte dat het buiten de vakantie om veel gemakkelijker was om leden van het bestuur te bereiken.
Gezegd mag worden dat ik ook een moslimachtergrond en Turkstalig ben, waardoor het leggen van contact en de communicatie me gemakkelijk afging. De drempel was daarmee lager dan als een willekeurig iemand de moslimorganisaties zou benaderen. Dit is echter een voorzichtige aanname.
Daarnaast zijn sommige interviews in het Turks afgenomen, wat invloed kan hebben gehad op de inhoud. Dit omdat de respondent zich op sommige momenten tijdens het interview beter kon verwoorden. Ik ben wel zorgvuldig geweest met de vertaling, waardoor dit geen invloed heeft gehad op de resultaten.
Het betreft een kwalitatief onderzoek waarvan de resultaten bruikbaar zijn voor BDZ. Het is een bescheiden kleinschalig onderzoek dus wetenschappelijk gezien niet representatief voor alle moslimorganisaties in Nederland. Hoewel andere antidiscriminatiebureaus in Nederland wel het moeizame contact herkennen, is het op dat punt weer wel representatief.
Moslimorganisaties hebben over het algemeen ruime openingstijden. Dit geldt echter niet voor het bestuur. Mensen uit het bestuur hebben daarnaast ook een baan, waardoor ze geen standaardtijden hebben zoals reguliere grote organisaties dat wel hebben. Hierdoor moest ik flexibel zijn in mijn agenda.
Ondanks mijn moslimachtergrond ben ik neutraal en objectief gebleven tijdens het onderzoek. De focus van het onderzoek ligt dan ook niet op moslimdiscriminatie maar op een samenwerking me moslimorganisaties. Ik heb mijn neutraliteit en professionaliteit goed kunnen bewaken tijdens het onderzoek.
Literatuurlijst
Kadernota Gemeentelijk antidiscriminatiebeleid. (2009). Geraadpleegd van http://www.bureaudiscriminatiezaken.nl/knalcarte10.pdf
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
53
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Visie en meerjarenplan 2014 -2018 Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN. (2014). Geraadpleegd van http://art1nhn.nl/wp -content/uploads/2014/04/Visie-Meerjarenplan-2014_2018.pdf Ouamar, K. (2011, 17 juni). Vraag naar doelgroepgerichte discriminatiemeldpunten. Geraadpleegd van http://wordpress.art1nhn.nl/wp -content/uploads/2013/07/Rapportage -doelgroepgerichtenmeldpunten.pdf Voortgangsbrief discriminatie. (2015, 11 februari). Geraadpleegd van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2015/02/12/inhoudsopgave -bijlagebij-voortgangsbrief-discriminatie.html
Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). (2014). Ervaren discriminatie in Nederland . Geraadpleegd van http://www.scp.nl/Publicaties/All e_publicaties/Publicaties_2014/Ervaren_discriminatie_in_Nederland
Verordening inrichting Antidiscriminatievoorziening gemeente Alkmaar. (2010, 01 januari). Geraadpleegd van http://alkmaar.regelingenbank.nl/zoek intekst/antidiscriminatievoorziening/Verorde ning-inrichting-Antidiscriminatievoorziening-gemeenteAlkmaar/01-01-2010
Jaarbericht 2014 Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN. (2015). Geraadpleegd van http://art1nhn.nl/wp content/uploads/2015/03/Jaarbericht -2014.pdf
Uitspraak zaak Wilders Rechtbank Ams terdam. (2011, 23 juni). Geraadpleegd van http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001
Dossier-Zaak Wilders vervolging OM. (2015, 05 januari). Geraadpleegd van http://dossier.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?id=58&dossier=Zaa k%20Wilders
Meld Islamofobie. (2015). Geraadpleegd van https://www.facebook.com/MeldpuntIslamofobie/timeline Ik doe aangifte tegen Wilders. (2014). Geraadpleegd van https://www.facebook.com/ikdoeaangiftetegenwilders?fref=ts Valk, I. van der. (2015, 9 maart). Monitor moslimdiscriminatie. Geraadpleegd van http://imes.uva.nl/news/news/news/content -3/folder/2015/03/monitor -moslim-discriminatie.html Stichting Oikos, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2008). "Moskeeën gewaardeerd". Geraadpleegd van https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2009/03/18/onderzoek -moskeeën -gewaardeerdstichting-oikos Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (z.j.). Centraal Bureau voor de Statistiek 48 Naar een nieuwe schatting van het aantal islamieten in Nederlan d. Geraadpleegd van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/ACE89EBE -0785-4664-9973-A6A00A457A55/0/2007k3b15p48art.pdf Kaats, E. (2011). Leren samenwerken tussen organisaties . Amsterdam, Nederland: Kluwer. Verenigde Naties. (2015). Concluding observations on the nineteenth to twenty - first periodic reports of the Netherlands. Geraadpleegd van http://tbinternet.ohchr.org/Treaties/CERD/Shared%20Documents/NLD/CERD_C_NLD_CO_19 21_21519_E.pdf Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN. (z.j.). Jaarcijfers 2014. Geraadpleegd van http://art1nhn.nl/over art-1/publicaties/jaarcijfers -2014/
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
54
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Bijlage
Inhoudsopgave bijlage ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
55
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Bijlage 1: Impressieverslag bijeenkomst BDZ………….…….………55 Bijlage 2: Vragenlijst moslimorganisaties…………….…………..…..63 Bijlage 3: Data-analysetabel moslimorganisaties……….……………64 Bijlage 4: Vragenlijst ADB……………………………………...………70 Bijlage 5: Data-analysetabel ADB………………………………...……71
Bijlage 1: Impressieverslag bijeenkomst BDZ ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
56
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Bijeenkomst 21 november 2014, Positieve Beeldvorming Islam Programma:
Opening Luc Inleiding dagvoorzitter, Deniz Özkanli Ineke van de Valk Ahmed Marcouch Korte Pauze Dialoog Afrondende woorden sprekers Afsluiting dagvoorzitter
Luc Hofmans, directeur Art.1 NHN: Welkom, wat fijn dat u er bent, want belangrijk om in een periode waarin allerlei extreme beelden van Islam bijna dagelijks beeld in de media zijn om te kijken naar de verscheidenheid, en naar het positieve. Ik heb Ineke van de Valk uitgenodigd om een aantal knelpunte n te benoemen. Ahmed Marcouch vind ik een voorbeeld van iemand die met behoud van eigen roots actief deelneemt aan het maatschappelijk debat in Nederland. Deniz Özkanli ken ik als getalenteerd voorzitter, maar ook met de potentie om verscheidenheid aan te voelen en zichtbaar te maken. Ik hoop dat wij vanavond luisteren naar elkaars verscheidenheid en elkaar daarin inspireren. Hopelijk eerste aanzet om te kijken in onze regio hoe we in al deze verscheidenheid met respect met elkaar kunnen omgaan.
Deniz Özkanli Voelt zich persoonlijk betrokken bij het onderwerp. Hij is voorlichter, lokale politicus, verschillende rollen en petten. Dat wringt soms. Hij krijgt soms de vraag: wat vindt jij nou van IS? En dat is dus eigenlijk iemand die vraagt: wat vind jij n ou eigenlijk van een groep mensen die het als hobby heeft om iemand de keel door te snijden? Dat raakt hem. Hij snapt de vraag wel, voor deze mensen is hij kennelijk een vertegenwoordiger van een groep mensen die zij verder niet goed kennen. Maar het ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
57
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
is dus wel iets waar hij mee moet dealen. En een moment waarop je helder kunt maken: hé, jongens, dat ben ik niet, voor mij zit het zo.
Ineke van der Valk Heeft veel met migranten gewerkt en in het opbouwwerk. Toen heeft ze de stap gemaakt naar het academische, op allerlei onderwerpen. De laatste jaren gaat het over islamofobie. Veel moskeeën hebben te maken met incidenten. En, er zijn gevoelens van culturele bedreigingen.
Vragen aan Ineke:
Heeft u ook een idee waaróm er angst is voor, en agressie jegens d e islam is? Een complex scala aan oorzaken, bijvoorbeeld - problemen met jeugd, - sociaal economisch, maar vooral: onbekend maakt onbemind en de natuurlijke neiging van mensen om te denken in vooroordelen en stereotypen. Dit is iets wat élk mens doet, dus niet te voorkomen, maar wel mee te leren omgaan. Daarom is scholing ook zo belangrijk: bewustwording van die neiging, en daar niet blind van uit gaan. Verder denken dan je eerste gedachten, je eerste neigingen.
Worden ook andere godhuizen geteisterd? Deze vraag wordt drie keer gesteld. En het antwoord luidt: niet zo duidelijk als bij moskeeën. Er wordt af en toe een synagoge bedreigd, maar niet zo vaak als een moskee. En na de moord op Theo van Gogh werden er, door moslims, een klein aantal christelijke kerken geteisterd. Maar dat was alleen in reactie op. Dus het is echt heel specifiek een probleem voor moskeeën.
Hoeveel zaken die bij de politie zijn gemeld, zijn opgelost? Ineke weet het niet precies, maar is er zeker van het dat het minder dan 10% is.
Wat heeft het met u gedaan als mens om dit onderzoek te doen? Het is verrijkend alle betrokken mensen te hebben gesproken. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
58
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Is de invalshoek niet te eenzijdig? Gewezen wordt er op de mogelijk te eenzijdige invalshoek. Het gaat alleen over moslims die apart worden gezet, maar doen moslims dat soms niet ook zelf?
Ja, natuurlijk, dat gebeurt, dat is zo. Maar de moslims die Ineke in haar onderzoek is tegen gekomen zijn niet zo. Die willen dialoog, die proberen open te zijn, en actief en positief iets aan het probleem te doen.
U zegt 'vermeende haat imams', alsof het geen échte zijn, maar er zijn toch ook haat-imams? Ja, die zijn er zeker. De toevoeging 'vermeende' is omdat de site waar de desbetreffende lijst op staat het begrip heel ruim neemt.
Ahmed Marcouch Het was 15 20 jaar geleden ondenkbaar dat moslima’s rijles nemen of docent of chirurg zijn. Er zijn wel degelijk problemen, maar probeer het positief met elkaar te houden, er is veel veranderd. Mensen hebben hun kansen benut.
Vragen/ opmerkingen aan Marcouch na zijn betoog. Wat gaat de politiek concreet aan discriminatie van moslims/ islamofobie doen? Er is veel aandacht voor racisme, het onderwerp staat volop in de belangstelling ook in de politiek. Racisme en discriminatie m oeten beter geregistreerd worden. De politie zou beter opgeleid moeten worden om aangifte van discriminatie te herkennen en dus op te nemen.
Reactie vanuit de zaal. Het kabinet zou veel meer moeten optreden, strafrechtelijk, er moeten hardere sanctie worden opgelegd. Het kabinet zou moeten uitdragen dat discriminatie niet wordt geaccepteerd. Er wordt verteld over een voorval waarin een meisje in Roosendaal met hoofddoek aangifte wilde doen van discriminatie bij de politie. De verbalisant zou gezegd hebben ‘dat de Islam geen onderdeel uitmaakt van de Nederlandse traditie/ maatschappij? en dat zij geen aangifte kon doen. Marcouch is ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
59
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
daarna samen met het meisje aangifte gaan doen. Hij vindt dat de samenleving zich zou moeten laten horen op het moment dat zoiets speelt.
Wat kan het anti discriminatie bureau betekenen om te ondersteunen? Opvoeding, opgemerkt wordt dat er in gesprek moet worden gegaan met de ouders om bewustwording voor ‘anders denkende’ te creëren. Over de beeldvorming, de media, maar ook politici scheppen vaak een vijandelijk beeld over moslims. Marcouch zegt hierover, weet de feiten, we hebben baat bij onderzoeken zoals die van Ineke van der Valk en heb kennis over elkaar, geef geen waardeoordeel en ga in gesprek met elkaar.
De debatleider hoort een aantal onderwerpen: -
Wat kan de rol van het regionaal anti discriminatiebureau zijn Wat kan de politiek Hoe kunnen wij samen tot een positieve beeldvorming komen We hebben onderzoek en feiten nodig Hoe kunnen we de opvoeding betrekken
Er worden allerlei suggesties gedaan om tot een positiever beeld over de Islam te komen, zorg dat er geen problemen in jouw groep plaatsvinden, want waarom horen we bijvoorbeeld nooit narigheid over chinezen? De media zijn vaak erg negatief over moslims. Het is belangrijk om de bekendheid van het adb te vergroten en dichter bij de instellingen brengen, zodat er makkelijker connecties gemaakt kunnen worden. Luc Hofmans benadrukt dat bureau discriminatiezaken de samenhang van meldingen, onderzoek en projecten noodzakelijk vindt om discriminatie aan te pakken vanuit feiten. Om zicht te krijgen op feiten die mensen niet melden, als ze er niet expliciet op bevraagd worden.
Wat kan er concreet gedaan worden om de fobie weg te nemen? Er wordt meerdere malen gevraagd waarom de moslim gemeenschap geen tegengeluid heeft gegeven nadat van Gogh was vermoord. Er zijn wel degelijk tegengeluiden vanuit de moslimgemeenschap geweest, bijvoorbeeld mee lopen tijdens stille tochten, maar daar hoor je niets over. Als voorbeeld wordt genoemd dat Marcouch op een boot tijdens de Gaypride is meegevaren. Dat heeft echt een positief signaal afgegeven. Geluiden als elkaar accepteren en begrip tonen voor ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
60
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
elkaar wordt ook een aantal keer benoemd. Elkaar ontmoeten, zoals bij een bijeenkomst als deze. Praat met elkaar, want dan ben je minder vatbaar voor (negatieve) opvattingen of beeldvorming. Zie elkaars diversiteit. Onbekend maakt onbemind. Er zijn duidelijke cultuurverschillen en deze zullen ook nooit verdwijnen en dat is ook niet erg. Zolang er maar met respect met elkaar wordt omgegaan. Kijk naar het individu, niet vanuit een hele groep.
Moslims hebben hulp nodig, want zij hebben geen ervaring in vrijheden en democratie. Vorm op lokaal niveau coalities en ga samenwerken met elkaar.
De voorzitter van een moskee geeft aan, dat de moskee open staat voor iedereen en regelmatig met activiteiten voor de hele buurt naar buiten toe treed. Hij ziet voor jongeren het internet als gevaar om te radicaliseren. Ondanks dat een Iman oproept om goed om te gaan met Koranteksten, worden deze door jongeren vaak op internet in een andere context gelezen met alle gevolgen van dien. De voorzitter is van mening dat kerken en moskeeën van en in de samenleving zijn en roept op om hierin elkaars partner te worden. Vanuit de politie komt de opmerking dat er op dit moment bij de politie meer mensen worden opgeleid om problemen aan te pakken en dat agenten worden gewezen om burgers ook door te verwijzen naar het anti discriminatiebureau. Politie Noord-Holland investeert intensief in multicultureel vakmanschap.
Slotwoord Ineke van der Valk Uitsluiting/ vooroordelen zit in de natuur van de mens, daarom ligt er een belangrijke rol in de opvoeding en in het onderwijs om bewustwording en acceptatie voor elkaar te ontwikkelen. Er is niet één oplossing, de overheid moet een duidelijke stelling nemen, wanneer grenzen worden overschreden. Er moeten meer gegevens komen over incidenten met moslims en moskeeën. Hiervoor doet Ineke van der Valk een oproep om deel te nemen aan d e vragenlijst voor moskeeën.
Slotwoord Ahmed Marcouch
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
61
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Marcouch blijft optimistisch en voelt geen conflict. Wij zijn allemaal mens. De vrijheid die wij in Nederland kennen is een groot goed. Deze vrijheid is niet vanzelfsprekend en Marcouch zal deze vrijheid voor iedereen blijven verdedigen, maar we hebben hier allemaal een verantwoordelijkheid in. Als iemand besluit een slechte daad te doen, dan is deze persoon daar alleen verantwoordelijk voor. Daar hoeft niet een hele groep de verantwoording over te d ragen. Blijf open staan voor elkaar, stel een voorbeeld en voel je verantwoordelijk om samen tot een oplossing te komen. Houd de samenleving bij elkaar.
Slotwoord van de dagvoorzitter Het was voor hem een waarde volle avond. We hebben elkaar verkend, we h ebben elkaar gehoord en het lijkt me zeer wenselijk dat er een vervolg op deze mooie avond gaat komen Art.1 NHN.
Bijlage 2: Vragenlijst Moslimorganisaties ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
62
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Introductie Ik zal me even kort voorstellen. Mijn naam is Hasan Saygi, student Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. In het kader van het afstuderen doe ik onderzoek. In opdracht van de directeur van Bureau Discriminatiezaken zijn we samen tot een overeenkomst gekomen dat ik onderzoek ga doen voor de organisatie. Het onderzoek richt zich tot het zoeken naar mogelijkheden naar de behoefte voor een samenwerking tussen Bureau Discriminatiezaken en moslimorganisaties uit de regio. Moslimdiscriminatie Nederland Het maatschappelijk klimaat in Nederland op het punt van de islam en moslims is de laatste jaren gespannen. Na de recente aanslagen in Parijs is het probleem alleen maar groter geworden. De spanningen tussen groepen in de samenleving zijn toegenomen. Het onderzoek naar ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) toont aan dat moslims vaak op meerdere gronden gediscrimineerd worden: om hun geloof, afkomst, donkere huidskleur (Ervaren discriminatie in Nederland SCP, 2014) . Moslimdiscriminatie vindt plaats op verschillende terreinen:
Openbare ruimte (supermarkt, openbaar vervoer) Instanties (UWV, Gemeenten, Politie) Arbeidsmarkt (Sollicitaties en op de werkvloer) Opleiding/stages (op scholen en het bij het zoeken naar stages)
Ook geeft het rapport aan dat bijna twee op de drie moslims ten minste één discriminatie-ervaring heeft gehad in het afgelopen jaar. Vaak ging dit om negatieve bejegening: naroepen, schelden, spugen of pesten, maar ook ongelijke behandeling is veelvuldig ervaren. Daarnaast is er ook sprake van agressie tegen moskeeën. Ineke van der Valk, wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam (UVA) toont dit in haar rapport aan (I. van der Valk, 2015). 68% van de ondervraagde moskeeën hebben de afgelopen tien jaar verschillende vormen van agressie meegemaakt. Zo is er sprake geweest van ingegooide ramen, bekladding en brandstichting. Daarnaast waren er incidenten als dreigtelefoontjes, dreigmails, agressie tegen personeel en het deponeren van dierlijke resten als varkenskoppen. Ineke van der Valk toont in haar publicaties van 2012 en 2015 aan dat er in Nederland voldoende feiten zijn om te spreken van Islamofobie. Registratie van meldingen Er komen weinig meldingen binnen van moslimdiscriminatie terwijl verschillende studies aantonen dat dit veel plaatsvindt. Om de ernst en omvang van moslimdiscriminatie in regio NHN in beeld te krijgen is het belangrijk dat moslims melding maken van discriminatie. De directeur van BDZ wil het contact verbeteren tussen BDZ en moslimorganisaties in de regio en op die manier de discriminatie meer in beeld te krijgen. De directeur vindt dat dat moslimorganisaties een belangrijke schakel zijn om de doelgroep (moslims) effectief te kunnen bereiken. BDZ wil samen met de moslimorganisaties een weg inslaan om moslimdiscriminatie te bestrijden. ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
63
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
MOSLIMDISCRIMINATIE Nu ik mijn introductie heb gedaan wil ik u vragen naar wat u herkent in het verhaal over moslimdiscriminatie. Vraag 1: Herkent u de situatie in uw omgeving en Nederland? Vraag 2: In hoeverre wordt moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie?
BEHOEFTE MOSLIMORGANISATIES Art.1 Bureau Discriminatiezaken Noord-Holland-Noord wil graag investeren in een duurzame relatie moslimorganisaties in regio Noord -Holland-Noord. Hiervoor wil ik u vragen stellen. Vraag 3: Kende u BDZ al? Zo ja ,hoe? Vraag 4: Waar heeft u behoefte aan op het punt van de bestrijding van moslimdiscriminatie?
SAMENWERKING BDZ Ik wil u vragen naar uw eigen ideeën op het punt van de bestrijding van moslimdiscriminatie. Vraag 5: Wat zouden jullie willen dat BDZ doet op het punt van discriminatie van moslims? Wat zijn uw verwachtingen? Vraag 6: Wat zijn goede manieren om contact te onderhouden en samen te werken met moskeeën? Is dat anders dan bij andere organisaties?
CHECKLIST
V
Moslimdiscriminatie
V
Bekendheid met BDZ
V
Behoefte Moskee
V
Samenwerking
V
Verwachting BDZ
Bijlage 3: Data analysetabel moslimorganisaties ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
64
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Inleiding (uitleg)
Voor u ligt het Data-analysetabel. In dit tabel analyseer ik de data die ik door middel van de vragenlijsten heb verzameld. De interviews zijn afgenomen bij de moslimorganisaties aan de hand van de vragenlijst. In de vragenlijst zijn verschillende vragen opgesteld die antwoord moeten geven op vraag wat de behoeften zijn van moslimorganisaties voor een samenwerking met BDZ. Het tabel is onderverdeeld in thema’s die gebaseerd zijn op de gestelde vragen in de vragenlijst. Er zijn 7 thema’s:
Ervaren en herkennen van moslimdiscriminatie Moslimdiscriminatie binnen de organisatie Bekendheid met BDZ Behoefte op punt van moslimdiscriminatie Verwachtingen van BDZ Wijze contact met moslimorganisaties Overige
De thema’s staan in de linkerkolom van het tabel en aan de rechterkolom staan de citaten van de respondenten die antwoord geven op de vraag. De respondenten zijn van elkaar te onderscheiden doordat ze gelabeld zijn door op basis van kleur. Hieronder benoem ik de ondervraagde moslimorganisaties op alfabetische volgorde: Abdulkadir Ceylani moskee Hoorn Alaaddin moskee Enhuizen Alkmaarse Diversiteits stichting Fatih moskee Medemblik Haci Bayram moskee Alkmaar Haci bektas Veli Vereniging Alkmaar Mimar Sinan Moskee Heerhugowaard Moskee Al Mohsien Langedijk Moskee Al Islam Alkmaar Stichting MAYO Vereniging Perspectief Alkmaar Gestelde vragen
Vraag 1: Herkent u de situatie in uw omgeving en Nederland? Vraag 2: In hoeverre wordt moslimdiscriminatie besproken binnen de organisatie? Vraag 3: Kende u BDZ NHN al? Zo ja ,hoe? Vraag 4: Waar heeft u behoefte aan op het punt van de bestrijding van moslimdiscriminatie? Vraag 5: Wat zouden jullie willen dat BDZ doet op het punt van discriminatie van moslims? Wat zijn uw verwachtingen? Vraag 6: Wat zijn goede manieren om contact te onderhouden en samen te werken met moskeeën? Is dat anders dan bij andere organisaties?
Thema/onderwerp
Antwoord respondent
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
65
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Herkennen van moslimdiscriminatie
Respondent 1: ‘Ja, ik herken het; er zijn brandstichtingen geweest, ramen zijn ingegooid en er zijn leuzen op de muren geschreven. Protesten voor de komst van de moskee, rapporten doorgestuurd politie (camerabeelden) niets mee gebeurd, meldingen gemaakt, geen actie, geen terugkoppeling, geen duurzame samenwerking politie. Politie en gemeente zijn passief’ Respondent 2: ‘Ja, dat herken ik (media, IS). Mensen zijn afstandelijker, er is vijandigheid. Aangifte politie dreigement moskee, niets mee gebeurd. Niet serieus genomen. In p rivésfeer niet echt sprake’ Respondent 3: ‘Nee, herkent het niet. Wij hebben goed contact met de wijkagent’ Respondent 4: ‘Ja, ik herken het. Ik hoor verhalen om me heen aan de kassa en bij instanties’ Respondent 5: ‘Ja herken ik van verhalen om me heen’ Respondent 6: ‘Ja gebeurt veel maart hoort weinig’ Respondent 7: ‘Jawel, als je een baard en hoofddoek hebt, dan word je bekeken, er zijn spanningen en vooroordelen’ Respondent 8: ‘Ja, er is een negatief beeld van moslims in Nederland. Wij probere n ons best te doen om de vooroordelen te bestrijden. Wij zijn openbaar en willen contact maken zodat mensen ons leren kennen’ Respondent 9: ‘Ja, herkenbaar. Discriminatie op stages, ik hoor verhalen. Persoonlijk geen last. Geen discriminatie jegens moskee , in Heerhugowaard niet echt problemen op dit vlak, kortom: weinig discriminatie’ Respondent 10: ‘Indirect niet, er zijn wel verhalen die ik hoor door de gebeurtenissen van de laatste jaren, persoonlijk ervaar ik geen discriminatie en in Enkhuizen is er nauwelijks sprake van moslimdiscriminatie’ Respondent 11: ‘Soms word er wat naar de moskee gegooid of leuzen op de muren geschreven maar het valt gelukkig mee. Persoonlijk ervaar ik geen discriminatie’
Respondent 1: ‘Ja, besproken’ ‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
66
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Moslimdiscriminatie besproken binnen organisatie
Bekendheid met BDZ
Eerdere samenwerking met BDZ
Behoefte op punt van moslimdiscriminatie
Respondent 2: ‘Ja, besproken. Jongeren geven vaak aan dat ze bv geen stages kunnen vinden’ Respondent 3: ‘Ja, besproken’ Respondent 4: ‘Ja, besproken’ Respondent 5: ‘Ja, besproken’ Respondent 6: ‘Ja, alleen als er wat gebeurd (aanslag), daarbuiten weinig’ Respondent 7: ‘Ja, besproken’ Respondent 8: ‘Ja, besproken’ Respondent 9: ‘Nee, alleen als er wat gebeurd word de gemeenschap geïnformeerd, daarbuiten weinig’ Respondent 10: ‘Alleen rondom gebeurtenissen of uitspraken van PVV daarbuiten niet echt besproken’ Respondent 11: ‘Ja, besproken’ Respondent 1: ‘Ik ken het van naam, nooit benaderd, BDZ mag actiever optreden, is te passief, wij zijn slachtoffer, er moet vanuit BDZ komen, er is behoefte voorlichting’ Respodent 2: ‘Ja, mee bekend’ Respondent 3: ‘Alleen van naam’ Respondent 4: ‘Ja, mee bekend’ Respondent 5: ‘Ja, mee bekend’ Respondent 6: ‘Ja, van gehoord’ Respondent 7: ‘Ja, weleens uitgenodigd, er is nooit direct contact geweest, dat is jammer’ Respondent 8: ‘Ja, mee bekend’ Respondent 9: ‘Nee, ik hoor het nu voor het eerst’ Respondent 10: ‘Ja, mee bekend’ Respondent 11: ‘Ja, mee bekend’ Respondent 2: ‘Ja, ging goed. Alleen relatie is niet onderhouden, dat is jammer. Meer investeren in duurzaamheid en relatie onderhouden’ Respondent 4: ‘Ja goede samenwerking in het verleden Respondent 5: nee Respondent 6: Nee Respondent 8: ‘Ja, mee samengewerkt in verleden’ Respondent 10: ‘Contact is er, eerder ontmoet tijdens bijeenkomst, goed dat BDZ zich sterk maakt en inzet voor moslimdiscriminatie’ Respondent 11: ‘Alleen contact, ontmoet bij bijeenkomst maar niet echt samengewerkt’ Respondent 1: ‘Een keer per halfjaar langskomen (Turkse taal) voorlichting, klachtenafhandeling, spreekuur, behoefte aan meer contact’ Respondent 2: ‘Meer contact (duurzaam), voorlichting, vertrouwen, bewustwording
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
67
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
discriminatie ‘ Respondent 3: ‘Wij lossen zelf op samen met de wijkagent indien er een incident zich voordoet’ Respondent 4: ‘Actieve benadering BDZ, boven tafel halen discriminatie, diversiteit (moslims) bij autoriteiten (politie/gemeente/brandweer)’ Respondent 6: ‘Nu geen behoefte, indien wel dan weten we jullie te vinden’ Respondent 7: ‘Een aanmeldpunt/contactpersoon om klachten te registreren die vervolgens serieus worden afgehandeld’ Respondent 8: ‘Op tijd overal gelijkwaardig worden betrokken (bijeenkomsten, activiteiten) en op de lijst van uitnodigingen. Behoefte aan persoonlijk contact, maar vooral duurzaam’ Respondent 9: ‘Door bijeenkomsten, zo leren we elkaar kennen. En mensen bewust maken van de moslims en islam. Duurzame samenwerking, alleen zo succesvol. Bij samenwerking openbaar maken aan burgers via lokale media’ Respondent 10: ‘Mensen kennen moslims niet van dichtbij, dialoogbijeenkomsten organiseren om elkaar te leren kennen’ Respondent 11: ‘Tot nu toe niet over nagedacht. Fijn als we bij elkaar konden komen en BDZ zich kan voorstellen en voorlichting kan houden’
Aanbod BDZ
Eigen ideeën over samenwerking
Respondent 1: ‘Projecten voorlichtingen interessant’ Respondent 3: ‘Optie, BDZ mag concreet benaderen’ Respondent 4: ‘Aanbod is interessant’ Respondent 5: ‘Ja open voor een samenwerking’ Respondent 6: ‘Geen behoefte’ Respondent 7: ‘Ja, alle drie punten interessant, spreekt aan’ Respondent 10: ‘Klachtenregistratie interessant om een goed beeld te krijgen van moslimdiscriminatie
Respondent 1: ‘Langskomen voor voorlichting en klachten noteren, structureel contact’ Respondent 2: ‘Trainingen jongeren,
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
68
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
brugfunctie, bemiddelen stageplek ‘ Respondent 4: ‘Bijeenkomsten, bij elkaar brengen van mensen en behoefte doelgroep bevragen (ideeën)’ Respondent 6: ‘Open voor een samenwerking, BDZ mag benaderen’ Respondent 7: ‘Duurzaam contact, voorlichting, aanspreekpunt en terugkoppeling ’ Respondent 10: ‘Samen met moslimorganisaties en Nederlandse instellingen dialoogbijeenkomsten op neutraal ter rein organiseren tussen Nederlanders en moslims om elkaar te leren kennen, goed voor het imago’
Verwachtingen van BDZ
Respondent 1: ‘Naam bekend maken, actievere houding, langskomen, nooit benaderd, BDZ mag actiever optreden, te passief, wij zijn slachtoffer en benadering moet vanuit BDZ komen, behoefte voorlichting’ Respondent 2: ‘Duurzaamheid, investeren in de relatie, diversiteit in organisaties, inspelen op informatieachterstand in deze gemeenschap, acties na melding’ Respondent 6: ‘Openbaarheid, neutraliteit en taken goed uitvoeren’ Respondent 7: ‘BDZ betrokken bij integratiebeleid om contacten te leggen met gemeente, meer aandacht voor gekleurde wijken en meenemen in gemeentebeleid’ Respondent 8: ‘Effectiever, veel initiatieven maar er gebeurt verder niets. Moet meer worden gewerkt vanuit 1 systeem, centraler maar ook zeker duurzaam beleid met regie en continuïteit’ Respondent 9: ‘Moslims en de Islam goed neerzetten, wij hebben ook eigen verantwoordelijk als vertegenwoordiger van de Islam’ Respondent 10: ‘Dialoogbijeenkomsten en dat BDZ dit adviseert aan andere moskeeën’ Respondent 11: ‘Moslims goed neerzetten, mensen voorlichten en informeren, gelijkwaardigheid’
Wijze contact moslimorganisaties
Respondent 2: ‘Niet anders, wel langskomen dezelfde vertrouwde persoon i.p.v. voicemail en mailen’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
69
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Respondent 7: ‘Moslims komen niet, BDZ moet benaderen, investeren en persoonlijke aandacht’ Respondent 8: ‘Voor een effectief contact benader persoonlijk, kom langs, wij staan open voor ideeën. Maak zichtbaar wat je doet en hebt gedaan (terugkoppeling). Monitor het contact en kom daarop terug’ Respondent 9: ‘Niet anders, gewoon mailen of bellen en een afspraak maken. BDZ kan zich ook voorstellen, moet meer werken aan naamsbekendheid zodat ook wij contact kunnen maken’ Respondent 10: ‘Weinig vertrouwen in Nederlandse organisaties. Daarnaast moet BDZ zich beter presenteren en uitleggen wie zij zijn, wat ze doen en waarom ze aankloppen. Dat ontbreekt’ Respondent 11: ‘Niet anders, BDZ zou ons moeten benaderen en dichterbij ons moeten staan’
Overige
Respondent 1: ‘aanpassen doelgroep (taal), wisselende bestuur, geen vertrouwen politie overheid’ Respondent 2: ‘wisselende bestuur, geen vertrouwen, gaat niet vanzelf sprake informatieachterstand’ Respondent 4: ‘Moslims passiever, terughoudend’ Respondent 7: ‘Moslims passiever, zij komen niet naar je toe, jij moet naar hun toe’
Bijlage 4: Vragenlijst antidiscriminatiebureaus
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
70
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Geachte heer, mevrouw, Bijgaande vindt u de vragenlijst van Hasan Saygi, Student Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. Ik hoop dat u de vragenlijst invult en eventueel ook bereid bent tot een aanvullend gesprek met Hasan. Hieronder zal Hasan zich voorstellen en zijn onderzoek toelichten: Hallo, ik zal me even kort voorstellen. Mijn naam is Hasan Saygi. In het kader van het afstuderen doe ik onderzoek in opdracht van BDZ NHN. BDZ ervaart dat het vaak moeilijk is om in contact te komen met moskeeën en dat pogingen tot samenwerking weinig voet aan de grond krijgen. Art.1 wil graag investeren in een duurzame relatie met moslimorganisaties in regio NHN. Het onderzoek richt zich tot het vergaren van kennis en inzicht naar de behoefte en mogelijkheid voor een samenwerking tussen Art.1 en moslimorganisaties uit de regio. Ik ben benieuwd naar de ervaringen van andere ADV’s op het punt van het contact met moskeeën. Ik hoop dat u de vragenlijst invult en eventueel ook bereid bent tot een aanvullend gesprek met Hasan. Naam en regio ADB: …………………………………(niet verplicht, mag ook anoniem) Vraag 1: Hoe zou u het contact tussen uw ADV en moslimorganisaties in uw regio omschrijven? Vraag 2: Wat gaat er goed en wat kan beter in het contact met moskeeën in uw regio? Voor deze vraag kunt u onderste tabel invullen. Dit gaat goed
Dit kan beter
Opmerkingen
Naamsbekendheid
Communicatie
Contact
Vraag 3: Wat kunt u meegeven als advies aan Art.1 NHN bij het zoeken van contact en met moskeeën?
Ik bedank u voor uw tijd en medewerking. Bijlage 5: Data analysetabel Antidiscriminatiebureas
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
71
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Inleiding Voor u ligt het Data-analysetabel. In dit tabel analyseer ik de data die ik door middel van de vragenlijsten heb verzameld. De vragenlijsten zijn uit gestuurd naar de respondenten en vervolgens beantwoord en terug gemaild. In de vragenlijst zijn verschillende vragen opgesteld die antwoord moeten geven op hoe de ervaringen zijn van de antidiscriminatiebureaus bij het leggen van contact met moslimorganisaties. Het tabel is onderverdeeld in thema’s die gebaseerd zijn op de gestelde vragen in de vragenlijst voor de Antidiscriminatiebureaus. Er zijn 3 thema’s:
Het contact met moslimorganisaties Advies voor het maken van contact met moslimorganisaties Overige
De thema’s staan in de linkerkolom van de tabel en aan de rechterkolom staan de citaten van de respondenten die antwoord geven op de vraag. Daarnaast is er een tabel ingevuld waarbij de respondenten kunnen aangeven hoe de naamsbekendheid van de ADB is, het contact en de communicatie met moslimorganisaties. De respondenten zijn van elkaar te onderscheiden doordat ze zijn gelabeld op basis van kleur. De volgende respondenten hebben de vragenlijst ingevuld: Respondenten Respondent Respondent Respondent Respondent Respondent Respondent Respondent Respondent Respondent Respondent
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: 10:
Art.1 Noordoost Gelderland Art.1 Overijssel Art.1 Gelderland Midden Bureau Art.1 Gooi en Vechtstreek Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland Bureau Discriminatiezaken Drenthe (Assen) Ieder1Gelijk, Bureau Gelijke Behandeling Gelderland Zuid Meldpunt discriminatie Drenthe Radar, Regionale Anti Discriminatie Actie Raad Art.1 Midden Nederland
Gestelde vragen: Vraag 1: Hoe zou u het contact tussen uw ADV en moslimorganisaties in uw regio omschrijven? Vraag 2: Wat gaat er goed en wat kan beter in het contact met moslimorganisaties in uw regio? Voor deze vraag kunt u onderste tabel invullen. Vraag 3: Wat kunt u meegeven als advies aan Art.1 NHN bij het zoeken van contact en met moslimorganisaties?
Dit gaat
Dit kan
Opmerkingen
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
72
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
goed
beter
Naamsbekendheid ADB X X X X X X X X XX
Communicatie
X X
X X X X X X XX
X X
X X X X X XX
Contact
R2: ‘Sommige moskeeën zijn naar binnen gericht’ R3: ‘NU beter ivm iftar’ R4: ‘Men weet van ons bestaan’ R5: ‘Investeren in naamsbekendheid door deelname aan onderzoek, bijwonen van bijeenkomsten en contact leggen’ R6: ‘Weinig doorverwijzingen vanuit de moskee’ R10: ‘Vermoedelijk laag’ R2: ‘Met twee moskeeën moeizaam omdat contactpersonen wisselen/afwezig zijn’ R3: ‘Goed maar behoefte aan meer contact’ R5: ‘Met aantal uitstekend, met sommige wat minder, soms contact door via via’ R6: ‘Mag beter en vaker’ R7: ‘Mailen werkt niet, bellen of liever ernaar toe’ R8: ‘Moeilijk contact, alleen via via. Niet toegankelijk, er zijn weinig gegevens bekend. Maar eenmaal contact dan word je met open armen ontvangen’ R1: ‘geen’ R3: ‘Behoefte meer contact’ R5: ‘Contact is uitstekend, er is wederzijdse waardering’ R6:’Sporadisch, niet regelmatig’ R7: ‘Vertrouwen opbouwen kost veel tijd’ R8: ‘Stroef, moeilijk, alleen via via mogelijk’ R10: ‘Leggen van contact vaak moeilijk’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
73
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
Thema/onderwerp
Antwoord respondent R1: ‘Weinig’
Contact met moslimorganisaties
R2: ‘Prima contact 4 moskeeën Twente, educatieve activiteiten georganiseerd’ R3: ‘Beperkt’ R4: ‘Er is contact’ R5: ‘Goed, met enkele zelfs zeer goed. We werken om meer contacten te maken R6: ‘Contact is aanwezig, maar niet warm. In het verleden wel voorlichtingen/bijeenkomsten georganiseerd’ R7: ‘Afhankelijk van persoonlijke contacten, er is weinig continuïteit’ R8: ‘Goed contact met moslimorganisatie en moskee, fijn als ook moslimorganisaties ons benaderen voor contact’ R9: ‘Goed, contact met SPIOR, Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond. Radar nauw betrokken bij project ‘Islamofobie’ van SPIOR’ R10: ‘Samen met SMN en Cmo expertmeetings georganiseerd. Wij geven trainingen over islamofobie, tot nu toe weinig contact gehad met moskeeën. Ervaring is dat leggen van duurzaam contact moeilijk is. Proberen de contacten die we wel hebben warm te houden’
Advies ADB
R2: ‘Investeer tijd, vindt de juiste contactpersoon, ga langs en maak contact met iemand die de Nederlandse taal spreekt, ervaring is dat moskeeën open staan’ R3: ‘Contact leggen door meerdere malen moskee te bezoeken door dezelfde persoon’ R4: ‘Zoek contact en kijk of je elkaar wat te bieden hebt’ R5: ‘Ontwikkel de cultuursensiviteit, wees niet terughoudend maar ga erop af. Vraag om een gesprek. Vaak is er angst en onwennigheid bij benaderen moskeeën maar laat los. Niet ervan uitgaan dat het moeilijk is, zijn ook gewone mensen. Niet problemen voor moslimorganisatie willen oplossen maar helpen meedenken en ondersteunen’ R6: ‘Ga zelf erop af, wees proactief, laat
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
74
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
wederzijdse belang merken’ R7: ‘Veel tijd investeren’ R8: ‘geduld bij investeren contact’ R9: ‘Ingang krijgen via iemand die bekend is met moskee (via via) en blijven werken en tijd investeren’ R10: ‘Wij hebben gehoord vanuit moslimorganisaties om duurzaam contact te houden en niet alleen na gebeurtenissen (bv Parijs). Iemand met moslimachtergrond aanstellen voor contact, bijwonen activiteiten moskee’ R1: ‘Persoonlijke contacten wel goed, weinig meldingen’
Overige
R2: ‘Het begin was lastig, met juiste contactpersoon ging het goed’ R3: ‘Over het algemeen zijn ADB’s afwachtend, meer erop af en initiatief nemen en contact leggen’ R5: ‘Bij komst moskeeën is er weerstand, daarbij ondersteunen en begeleiden proces. Aanpakken discriminatoire uitingen in samenwerking met de gemeente, contact met de gemeente/wijkagent en bijwonen bijeenkomsten’ R6: ‘Standaard doorverwijzing of signaal naar een ADV bij een discriminatie incident bij moslimorganisaties’ R7: ‘Bestuurders van liberale organisaties spreken voor zichzelf en niet voor de gemeenschap wat vaker het geval is bij de conservatievere organisaties. Er zijn grote verschillen. Zakelijke benadering is lastig, contact met sleutelfiguren is nodig, bij meerdere contactpersonen kan het weer het vertrouwen ondermijnen. Moskeeën zijn vaak slecht georganiseerd en naar binnen geric ht’ R8: ‘Onderzoeken wat nodig is voor beter contact’
‘Onderzoek naar beter contact en een betere samenwerking tussen BDZ en moslimorganisaties’
75