www.researchportal.be - 7 Feb 2016 21:35:25
Onderzoeksprojecten (20 - 40 van 378) Zoekfilter: Classificaties: Dierenecologie
Trofische rol en ecologische bestemming van microbiële productie en bladval in magrove-ecosystemen Universiteit Gent Abstract: Trofische rol en ecologische bestemming van microbiele productie en bladval in magrove-ecosystemen Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Een moleculaire tijdschaal voor de vroegere evolutie van de levende amphibia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Franky BOSSUYT
Een moleculaire tijdschaal voor de vroege evolutie van de levende amphibia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Kim ROELANTS • Franky BOSSUYT
Hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten Universiteit Gent Abstract: Hormonenverstoring van water, hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten. Hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Hogere trofische niveau's in de zuidelijke Noordzee - TROPHOS Universiteit Gent Abstract: Hogere trofische niveau's in de zuidelijke Noordzee - TROPHOS. Studie van vis en vogels in de Noordzee. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Biodiversiteit van drie groepen representatief voor het Antarctisch Zoobenthos (BIANZO): vergelijkende structuur, verspreiding en functie Universiteit Gent Abstract: Studie van vrijlevende mariene nematoden in termen van biodiversiteit, verspreiding en functionaliteit in relatie tot verschillende ecologische en geografische gradienten in the Antarctische weddell sea en aanliggende gebieden. Nematoden gemeenschappen worden
morfologisch en moleculair gekarakteriseerd en een databank wordt verder ontwikkeld. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Ann Vanreusel
Analyse van dispersiepatronen in functie van populatiemodellering : exploratie en valorisatie van grote datasets. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt het toepassen en uittesten van recente statistische methodes voor het schatten van dispersie tussen habitatplekken, gebruik makend van grote datasets uit verschillende veldstudies. De resultaten kunnen toegepast worden in ruimtelijke modellen voor populatiebehoud en -beheer. In dit project wordt een lacune opgevuld in de expertise van de onderzoeksgroep, worden mogelijkheden gecreeerd voor exploitatie van bestaande datasets, en contacten gelegd en/of versterkt in functie van deelname aan onderzoeksnetwerken in het 6de Kaderprogramma. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Luc Lens
Foerageerstrategieën en de co-evolutie van morfologie, fysiologie en gedrag van lacertide hagedissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vele auteurs (beginnend met Pianka 1966) suggereren dat een dier moet kiezen tussen twee sterk verschillende foerageerstrategieën: sitand-wait foerageren (SW), waarbij het dier stil blijft en wacht totdat een geschikte prooi in zijn bereik komt, en actief foerageren (AF), waarbij de predator actief op zoek gaat naar het geschikte voedsel. Vaak stelt men (onder andere McLaughlin 1989) dat elke foerageerstrategie steeds samenhangt met een reeks morfologische, gedragsmatige en ecologische kenmerken (zoals acceleratievermogen, uithoudingsvermogen, spiersamenstelling, dagelijkse energie-behoeften, dieet, prooidetectie, anti-predatorgedrag, habitaatkeuze en thermoregulatie). Dit noemt men de 'syndroomhypothese'. Zo'n dichotomie in foerageerwijze en ermee samenhangende kenmerken is met name in de herpetologie lange tijd zeer populair geweest, zonder dat dit evenwel steunt op veel empirisch bewijsmateriaal. Er is zelfs geen consensus over de kwantitatieve typering van een dier als SW en AF. Recent (vb. Perry 1999) werd gesuggereerd dat de dichtomie vals is en er eigenlijk een continuum van voedselzoekstrategieën bestaat. Bovendien werd er in vele studies die de syndroomhypothese bevestigen geen rekening gehouden met de fylogenetische relaties tussen de (meestal slechts twee) bestudeerde soorten, waardoor over de waarde van eventueel gevonden verschillen eigenlijk geen conclusies mogelijk zijn. In dit onderzoek zal nagegaan hoe binnen de familie der Lacertidae de wijze van foerageren samenhangt met kenmerken op meerdere gebieden (uithoudingsvermogen, versnellingscapaciteit, ratio rode spiervezels/witte spiervezels in het locomotieapparaat, dieet, habitaatkeuze, chemoreceptorische capaciteit), onder andere met de bedoeling om na te gaan of de syndroomhypothese hier wel opgaat. De fylogenie van de groep is vrij goed bekend, zodat de interspecifieke vergelijkingen kunnen gebeuren in een expliciet fylogenetische context. Uiteindelijk zouden de verkregen gegevens een inzicht moeten kunnen verschaffen in de co-evolutie van de bestudeerde kenmerken. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Dave Verwaijen
Evolutie van prestatievermogen bij hagedissen : de fitness gradient. Universiteit Antwerpen Abstract: Het schijnbaar perfecte verband tussen de vorm van organismen en hun omgeving spreekt al sinds eeuwen tot de verbeelding van biologen. Terwijl de 19de eeuwse natuurtheologen dit verband aanwendden als bewijs voor het bestaan van een Goddelijke Schepper, gebruikte Charles Darwin (1859) dezelfde observatie om zijn theorie van evolutie door natuurlijke selectie te staven. Hierdoor geïnspireerd, verklaarden vele `traditionele' evolutiebiologen alle vorm-functie relaties als adaptaties. In de jaren 70 kwam hierop sterke kritiek en in 1983 stelde Stevan Arnold een methode voor waarmee de aanwezigheid van adaptaties expliciet kan getest worden. De zogenaamde adaptatieketen van Arnold splitst het adaptatieproces op in twee componenten, namelijk de prestatie-gradiënt en de fitness-gradiënt. Terwijl de prestatie-gradiënt gedefinieerd wordt als het effect van variatie in bouw (design) op variatie in prestatievermogen, wordt de fitness-gradiënt gedefinieerd als het effect van variatie in prestatievermogen op de variatie in overleving en reproductief succes (fitness). De fitness van een organisme wordt echter niet door een geïsoleerde prestatiemaat, maar door meerdere prestatiematen tegelijkertijd beïnvloed. Als deze verschillende prestatiematen tegengestelde eisen stellen aan dezelfde design kenmerken, treden er evolutionaire trade-offs op. In vele gevallen vertroebelen deze ecomorfologische relaties. Het is dan ook noodzakelijk verschillende prestatiematen te kwantificeren en onderling te correleren als men de relatie tussen design, prestatievermogen en fitness wilt begrijpen. Een belangrijke oorsprong van conflicten in design is het spanningsveld tussen natuurlijke s.s. en seksuele selectie. Een duidelijke uiting daarvan is seksueel dimorfisme. De link met fitness is in deze context zelden correct onderzocht. De verschillende hypothesen en speltheoretische modellen die werden opgesteld in verband met seksuele selectie werden tot hiertoe vooral getest voor design kenmerken. Hierbij wordt meestal niet verder gegaan dan het correleren van seksuele kenmerken aan de overleving en het reproductief succes van een organisme. In dit project bestudeer ik het onderliggende mechanisme door na te gaan hoe deze correlaties tot stand komen en in welke gevallen seksuele kenmerken negatieve effecten hebben. Als studieorganismen gebruik ik hagedissen behorende tot de familie Lacertidae en het genus Anolis. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Beatrijs Vanhooydonck
Evolutionaire veranderingen in morfologie en gedrag van een bosvlinder ten gevolge van habitatfragmentatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit doctoraatsproject is te onderzoeken of habitatfragmentatie leidt tot micro-evolutionaire veranderingen in morfologische en gedragskenmerken (partnerzoekgedrag) die samenhangen met mobiliteit bij dagvlinders. De studiesoort is Pararge aegeria. We gaan o.a. na in hoeverre er variatie bestaat in individuele mobiliteitskenmerken tussen dagvlinderpopulaties gekenmerkt door een verschillend type habitatfragmentatie, a.h.v. morfologisch relevante kenmerken en dispersieschattingen. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Hans J E Van Dyck • Thomas Merckx
Het toetsen van de "resource of allocation"-hypothese bij kleine zangvogels. Universiteit Antwerpen Abstract: In de periode tussen de toekenning en de aanvang van het aspirantschap heeft een uitgebreide literatuurstudie over de hitteschokrespons en de immuunrespons in de context van "life-history"-strategieen geleid tot een betere, meer gedetailleerde en nauwkeurige formulering van de probleemstelling en de doelstellingen van mijn doctoraatsonderzoek. Evolutionaire trade-offs zijn gebaseerd op fysiologische trade-offs, in die zin dat er een competitie voor energie bestaat tussen reproductie en zelfbehoud binnen een individu. Het immuunsysteem is een belangrijke factor in het zelfbehoud. Maar een immuunreactie opwekken en de hele mobilisatie en productie van cellen, antilichamen en andere immunologische stoffen vergt ook energie, energie die op dat moment niet in andere functies zoals reproductief gedrag of interne regulatorische mechanismen (bv. detoxificatie van het lichaam ten gevolge van blootstelling aan pollutie) gestoken kan worden (Sheldon & Verhulst, 1996). Individuen gedragen zich optimaal wanneer ze een balans gevonden hebben in de verdeling van hun energiereserves over hun verschillende behoeften, wat hun reproductieve output maximaliseert. Wanneer een individu echter met een extra externe stressfactor in contact komt zoals hoge concentraties testosteron, verhoogde fysische inspanningen of vervuiling, dan veroorzaakt deze extra bron van stress een extra vraag naar energie wat een trade-off tot gevolg heeft tussen de verschillende energievereisende systemen. Bovenstaande uiteenzetting wordt ook wel de " resource of allocation hypothesis" genoemd door RAberg et al., 1998, die de hypothese voorstelt als een ultimate oorzaak van stressgelnduceerde immunosuppressie. In mijn doctoraatsonderzoek zullen verschillende veronderstellingen en predicties van deze "resource of allocation"-hypothese getoetst worden. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Tinne Snoeijs • Annie Pinxten
Vergelijkend onderzoek naar insectivorie bij sympatrische westelijke laaglandgorilla's (Gorilla gorilla gorilla) en chimpansees (Pan troglodytes troglodytes) in laaglandregenwoud in Zuid-Oost Kameroen. Universiteit Antwerpen Abstract: Naast planten, vormen insecten een kleiner, maar regelmatig aandeel van het dieet van sympatrische westelijke laaglandgorilla's (G. g. gorilla) en chimpansees (P. t. troglodytes). Deze studie, in recent geëxploiteerd regenwoud in Zuid-Oost Kameroen, is de eerste die simultaan de consumptie van insecten door beide apensoorten, en de abundantie en temporele activiteit van prooien (voornamelijk mieren en termieten) in het studiegebied onderzoekt. Het doel is nagaan of beide mensapen verschillende strategieën (niche differentiatie) vertonen in het insectivoor gedrag. We verwachten dat de temporele variaties in de frequentie van insectivorie door gorilla's en chimpansees niet onderling gecorreleerd zijn, en verklaard worden door andere factoren bij beide soorten. Volgende parameters moeten onderzocht worden om deze hypothese te testen: 1) de samenstelling van het insecten- en planten- (fruit en vegetatief materiaal) dieet van chimpansees en gorilla's gedurende de periode van één jaar, en 2) de verspreiding van deze bronnen in tijd en ruimte. Ten eerste zal de samenstelling van het insectendieet vergeleken worden tussen beide mensapen. Ten tweede zal de relatie onderzocht worden tussen de temporele variatie in de frequentie van insectivorie en 1) de beschikbaarheid van insecten in tijd en ruimte in het woud, en 2) de seizoenale variatie van plantaardig voedsel in het dieet. De samenstelling en de maandelijkse verdeling van het insecten- en plantenaandeel in hun dieet zal nagegaan worden door het analyseren van faeces en voedselsporen. Alle voedselresten zullen geïdentificeerd en kwantitatief gemeten worden. Het verzamelen van gegevens over de verspreiding van plantenvoedsel in de verschillende vegetatietypes en de identificatie van plantaardige voedselresten zullen gedaan worden door plantkundigen die aanwezig zijn in het project. Ik zal de relatieve densiteiten van mieren- en termietenprooien in de verschillende vegetatietypes schatten door middel van een band-transect methode en ik zal de temporele activiteit van de prooien opvolgen door het regelmatig bezoeken van hun nesten en door middel van een pitfall-methode. Als de resultaten de hierboven vermelde hypothese bevestigen, kunnen verschillen in het eten van insecten door gorilla's en chimpansees geïnterpreteerd worden in functie van niche differentiatie. Organisaties: • Ethologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Rudolf Verheyen
ICP 'Ecomama' (2002-2003) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De stichting van dit lessenpakket is antwoord op de groeiende interesse in vergelijkend onderzoek naar de dynamica, structuur, het fuctioneren en de respons op menselijke factoren van mariene ecosystemen. De lessen spitsen zich voornamelijk toe op verstoorde ecosystemen, zoals mangrovekusten, koraalriffen, zeewier- en zeegrasbedden, estuaria en stranden. De ecologische aspecten van het competitief gebruik van deze tropische kustzone-systemen worden uitvoerig behandeld. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NATALIE BEENAERTS • MARIE-HERMANDE DARO • Kim ROELANTS
Ontwikkelen van scores of indices voor de biologische kwaliteitselementen 'bentische ongewervelden, macroalgen, angiospermen en fytoplankton' voor de Vlaamse overgangswateren overeenkomstig de Europese kaderrichtlijn Water. Universiteit Antwerpen Abstract: Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle europese wateren tegen 2015 een `goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water. Deze richtlijn vereist het formuleren van ecologische doelstellingen voor de verschillende types van wateren. Dit project omvat een theoretische studie naar de mogelijkheden om dergelijke ecologische doelstellingen te formuleren. In dit project gaat het om de bepaling van doelstellingen voor verschillende biologische kwaliteitselementen (bentische ongewervelden, angiospermen, macroalgen en
fytoplankton) op basis waarvan de verschillende types wateren kunnen opgedeeld worden in waterkwaliteitsklassen. Functioneel-ecologische theorieën zullen gebruikt worden als onderbouwing. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Opstellen van een synthese rapport van alle monitoring gegevens van de Beneden Zeeschelde ten behoeve van de milieuvergunningsaanvraag en uitwerken van een gedetailleerd monitoringsprogramma. Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van de milieuvergunningsaanvraag voor de baggerwerken in de Beneden Zeeschelde, is een voorpelling van de effecten op het ecosysteem van het storten van baggerspecie vereist. Hieraan gekoppeld is de noodzaak tot monitoring om de verwachte effecten te kunnen kwantificeren. Inventarisatie van de op dit moment voorhanden monitoring-gegevens wordt gedaan, mogelijke effecten worden gedeeltelijk via simulatie opgespoord. Een ecosysteemmodel wordt gebruikt om optimale monitoring (met het oog op het kwantificeren van verwachte effecten) voor te stellen. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Ontwikkelingsstabiliteit als maat voor individuele kwaliteit bij de Koolmees (Parus major) : een challenge experiment. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt een bijdrage te leveren tot de kennis over de relatie tussen ontwikkelingsstabiliteit en individuele kwaliteit. Dit gebeurt a.h.v. een experimentele studie naar de stressgevoeligheid van verschillende kenmerken en ontwikkelingsstadia. Hiertoe worden individuele Koolmezen onderworpen aan een milde stressbehandeling (zogenaamd `challenge experiment'), welk erop gericht is het bufferend vermogen tijdens de ontogenie te verlagen (wat zich manifesteert in een verhoogde mate van fluctuerende asymmetrie) evenwel zonder rechtstreeks op fitness in te werken. Dit laat ons toe om de mate van asymmetrie van verschillende kenmerken te vergelijken bij vergelijkbare omgevingsstress, en om asymmetrische ontwikkeling (als maat voor ontwikkelingsstabiliteit) te relateren aan individuele fitness. Veronderstelde stresseffecten worden gevalideerd aan de hand van een onafhankelijke biologische dataset (fysiologische respons variabelen). Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Luc Lens
Evaluatie en gebruik van niet-invasieve en microschaal cellulaire flow cytometrische analysetechnieken informatief in milieutoxicologische en hematologische context. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksvoorstel zal gericht zijn op het ontwikkelen van niet-destructieve biomarkers die kunnen gebruikt worden om de algemene gezondheidstoestand van populaties van diverse species (vissen en zoogdieren) te evalueren. Om dit te bereiken zullen analytische flowcytometrische analysen worden gebruikt om het aantal alsook de fysiologie van de verschillende bloed cel types van diverse species te kwantificeren. Flow cytometrie, in het algemeen, beschikt over een aantal belangrijke technologische voordelen aangezien zeer snel een inzicht wordt verkregen over een brede waaier aan immunologische relevante criteria zoals de leukocyte fenotypische distributie, oppervlakte markers analyse, de lymfocyt proliferatieve respons, macrofaag fagocytose activiteit, neutrofiel functie en beenmerg capilariteit. Bovendien biedt deze techniek nog het voordeel dat kleine (e.g. 10 µl) stalen kunnen onderzocht worden, de methoden toepasbaar zijn voor een groot aantal diersoorten en dat het mogelijk is om in één enkele analyse verschillende eindpunten te bepalen. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Dirk R Van Bockstaele
De driedoornige stekelbaars als model voor postglaciale speciatie, adaptatie en ontwikkelingsstabiliteit Universiteit Gent Abstract: De dynamiek van ruimtelijk gestructureerde populaties wordt bepaald door landschapskarakteristieken en populatie-specifieke dispersie fenomenen. Onderzoek toonde verder aan dat recente evolutieprocessen weerspiegeld kunnen worden in fenotypische karakteristieken. Dit project beoogt na te gaan of de metapopulatie structuur van de driedoornige stekelbaars in Vlaanderen aanwijzingen vertoont voor evolutionair parallellisme, en in welke mate fenotypische differentiatie historische processen weerspiegelt. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Luc Lens
Beheer van Visserijen voor het behoud van de bodemvis en de diversiteit van benthale invertebrate soorten - MAFCONS Universiteit Gent Abstract: Begrijpen van ruimtelijke en tijdelijke patronen van verstoring, of verstoring van het ecosysteem veroorzaakt door vissen. Beheer van Visserijen voor het behoud van de bodemvis en de diversiteit van benthale invertebrate soorten - MAFCONS Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Ontwikkeling van een predictief biobeschikbaarheidsmodel voor koper in terrestrische milieu's (deel II) Universiteit Gent Abstract: De ecotoxiciteit van mtealen in bodems wordt in belangrijke mate bepaald door de fysisch-chemische eigenschappen van de bodem. In dit internationaal project wordt, door doorgedreven chemische analyse van 19 Europese bodems en chronische ecotoxiciteitsevealuaties met 2 bodeminvertebraten, een predictief biotisch ligand model voor koper ontwikkeld. Dit model zal de wetenschappelijke basis vergroten van de
milieurisico-analyse van koper. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste ecologie en milieubiologie
Onderzoekers: • Colin Janssen