www.researchportal.be - 25 Jun 2016 02:33:53
Onderzoeksprojecten (20 - 40 van 114) Zoekfilter: Classificaties: Ontwikkelingspsychologie
Het cognitief interview : een methode om de kwaliteit (de volledigheid en de betrouwbaarheid) van geheugenproducties te optimaliseren, en dit bij jong-, midden-, en laatvolwassenen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het onderzoek (OZR-financiering) kende zijn voorzien verloop en verkeert in het eindstadium. Door de problematiek die werd onderzocht, met name de efficiëntie van de geheugenfunctie bij het zich herinneren van gebeurtenissen, namelijk toevoegingen, weglatingen, fouten naast corrcte geheugenprestaties, hebben wij vastgesteld dat de wijze waarop deze herinneringen worden bevraagd een invloed heeft op de geheugenproductie. Deze invloed verschilt naargelang de leeftijd van de bevraagde. Rekening houdend met de relevantie van deze vaststellingen voor het nagaan van de betrouwbaarheid van de geheugenproducties in getuigenverklaringen, heeft dit onderzoek ook repercussies voor de praktijk inzake getuigenverhoor. Vandaar dat wij de onderzoeksgegevens waarover wij nu reeds beschikken verder in deze richting willen analyseren om zo niet alleen theoretische, maar ook praktijkrelevante besluiten te kunnen formuleren. Rekening houdend met het maatschappelijk debat, dat momenteel gevoerd wordt, behoeft het belang van deze diepgaandere analyse geen betoog. Om de hypothese "het cognitiefinterview verhoogt de kwaliteit (betrouwbaarheid en volledigheid) van de geheugenreproducties bij zowel jong-, midden-, als laatvolwassenen" te toetsen, zodanig dat wij fijnere parameters kunnen opstellen om de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen te kunnen onderzoeken, is een uitbreiding van de onderzoekspopulatie noodzakelijk (45 proefpersonen: 15 in elke cohorte). Bovendien is een hercodering van de reeds beschikbare data (video-opnames) op basis van een nieuw coderingsschema aangewezen. Bij de laatvolwassenen zal bovenop de geplande meetmomenten een derde meetmoment ingevoerd worden, waarbij het effect van motivationele aspecten wordt nagegaan. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN
Exploratie van interventieonderzoek met betrekking tot de gerontagogische praxis. Toepassingsdomein : gerontagogische geheugencursus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De projectleider heeft in samenwerking met het team van de dienst SOGE, een geheugencursus voor ouderen ontwikkeld. Naast de ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de implementatie van deze cursussen, werd er ook gewerkt aan publicaties hieromtrent. Zo verscheen er in 1992 een boek omtrent dit thema, en in 1997 werd een handleiding voor deze cursussen uitgebracht. In onze kennisontwikkeling terzake is er nu ook nood aan onderzoek om de ervaringsgerichte gerontagogische kennis verder te exploiteren. Bovendien wensen we na te gaan of deelname aan deze gerontagogische cursussen leidt tot verandering inzake de perceptie van het eigen geheugenfunctioneren en inzake een aantal psychosociale criteria. Een derde aandachtspunt van dit onderzoek betreft de psychometrische kwaliteiten van de gehanteerde meetschalen. Op dit ogenblik zijn diverse cursussen lopende, die door de projectleider op een gestandardiseerde manier gedoceerd worden. Via dit project willen we de heirbij verzamelde informatie dus verder analyseren. Zodat we op termijn kunnen komen tot meer fundamentele vraagstellingen omtrent interventieonderzoek bij gerontagogische cursussen. Organisaties: • Agogiek
Onderzoekers: • CHRISTEL GEERTS
Een belevingsonderzoek bij kinderen en jongeren in een veranderende bewegingscultuur : ervaringen en visie van de schoolgaande jeugd en de leerkrachten betreffende L.O. en de schoolsport. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uit onderzoek blijkt dat kinderen zelf niet enthousiast zijn over de school, die belangrijke delen van de kinderwereld opeist. Terwijl sport een populaire vrijetijdsbesteding is bij jongeren weten we niet hoe kinderen het bewegingsaanbod op school, met name de les LO en de schoolsport, ervaren. Het laatste decennium is er een toename van kwalitatief onderzoek merkbaar in de internationale literatuur in het algemeen en in de LO in het bijzonder. Bij deze laatsten kan een onderscheid gemaakt worden tussen de onderzoeken waarbij het accent ligt op de acties en ervaringen van de leerkracht LO en deze waar de leerling centraal staat. Buitenlandse onderzoeksgegevens kunnen echter niet zomaar vertaald worden naar onze eigen Vlaamse situatie, omdat qualitatieve data contextafhankelijk zijn. Bovendien zijn er geen onderzoeken waarbij: (a) zowel leerkrachten als leerlingen bevraagd worden, (b) de ervaringen met curriculaire én extra-curriculaire sportactiviteiten samen worden geëvalueerd, (c) rekening gehouden wordt met verschilllen naargelang leeftijd, geslacht, sportief niveau én onderwijsnet. Met dit onderzoek willen we meer inzicht verwerven in de wijze waarop kinderen en jongeren alsook leerkrachten LO het bewegingsaanbod in de school ervaren en wensen, dit in de context van de huidige bewegingscultuur in Vlaanderen. Organisaties: • Bewegingsvorming en Sporttraining
Onderzoekers: • KRISTINE DE MARTELAER
De kwaliteit van ouder-kind relaties en de psychologische ontwikkeling van kinderen in lesbische gezinnen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek is het derde deel van een follow-up studie naar de ontwikkeling van kinderen geboren in een lesbische relatie via KID. In het eerste deel van deze follow-up studie werden 30 kinderen tussen 4 en 8 jaar onderzocht wat betreft hun gedrags- en emotionele ontwikkeling, hun sekserol ontwikkeling van de ouder-kind interacties (1989-1996). In een tweede deel van deze studie wordt de psychseksuele, de sociale en de identiteitsontwikkeling onderzochrt van dezelfde kinderen die nu tussen 11 en 14 jaar oud zijn (1998-2001). Het hier besproken derde luik van dit onderzoek heeft een tweeledig doel: (1) de initiële onderzoeksgroep van 4 tot 8-jarige kinderen uitbreiden van 30 narr 80 . (2) Een aantal relevante onderzoeksvragen die als aanbevelingen voor meer gedetailleerd onderzoek uit de vorige rapportage kwamen, verder uitwerken. Aandacht zal worden besteed aan (1) de ontwikkeling van hechtingsrelaties tussen kind en beide moeders, (2) de emotionele ontwikkeling van het kind, in het bijzonder de ontwikkeling van het zelfconcept, (3) de ontwikkeling van de genderidentiteit en het sekserol gedrag. De studiegroep zal worden vergeleken met een gematchte controlegroep van kinderen opgegroeid bij heteroseksuele ouders. Er zal gebruik worden gemaakt van een multimethodische aanpak (zelfontworpen interviews, gestandardiseerde vragenlijsten, psychologische tests). Organisaties: • Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie
Onderzoekers: • ANNE BREWAEYS
Ondersteuning van project : Onderzoek naar de neuropsychologische sequelen bij (A)apparently (L)life (T)threatening (E)events (ALTE). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met dit onderzoek willen we nagaan welke neuropsychologische gevolgen er zich kunnen voordoen bij kinderen op de leeftijd van 4 tot 8 jaar, die in de periode na hun geboorte een ALTE hebben doorgemaakt. ALTE staat voor "Apparently Life Threatening Event". Nieuwe medische behandelingen doen het sterftecijfer bij zuigelingen dalen (mortaliteit neemt af), maar wat gebeurt er met de psychologische morbiditeit? Aan de hand van een uitvoerige neuropsychologische screening willen we nagaan of deze kinderen een vergelijkbaar profiel vertonen als controlekinderen. Organisaties: • Cognitieve en Fysiologische Psychologie
Onderzoekers: • RAYMOND CLUYDTS
Onderzoek naar de noden en behoeften van personen met dementie, mantelzorgers en georganiseerde thuiszorg.(PBO98 Beleidsdomein : Welzijn/Thema 66 : Effectiviteit van de zorg) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dementie is een frequente ziekte bij ouderen, die in een vroeg stadium en in toenemende mate leidt tot afhankelijkheid van de hulp van derden. Drievierden van de dementerende ouderen verblijven thuis, ondersteund door hun mantelzorgers. Om vanuit het beleid de thuiszorg efficiënt te kunnen ondersteunen dient men bij het ontwikkelen van diensten oog te hebben voor de noden en behoeften van de dementerende ouderen en de mantelzorgers. Er zal daarom getracht worden inzicht te krijgen in de kanalen langs waar vroegdetectie van dementie kan plaats vinden, inschatten welk de ervaren psychisch-sociale belasting is op de beginnend dementerende, welke de psychisch-sociale en fysieke belasting is op de centrale verzorger thuis, welke informatiebehoeften, welke psychisch-educatieve en materiële ondersteuning door professionelen beiden nodig hebben, welke de determinanten van een hulpvraag zijn, welke de aard en omvang is van aangeboden professionele thuiszorg en hoe deze ervaren wordt, en welke behoeften de professionele zorgverleners hebben op informatief en educatief vlak en tenslotte welke de perceptie is van dementie bij alle betrokkenen. Deze informatie moet toelaten a) beleidsgerichte oplossingen aan te reiken, b) informatief materiaal te ontwikkelen . Organisaties: • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • ANNE-MARIE DEPOORTER
Depressie bij kinderen in de (buitengewone) basisschool. Orthopedagogische aanpak in de onderwijsleersituatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Depressie bij kinderen wordt vooral uitgelokt door de omgeving: gezin en school. Het is dus belangrijk dat leerkrachten depressie kunnen ontdekken en er mee kunnen omgaan. Daartoe heeft het deartement Orthopedagogiekd van de VUB een interventie ontworpen. De voorbije 2 jaar heeft het de medewerkers van De Richter, een Limburgse gemeenschapsschool voor buitengewoon basisonderwijs, opgeleid voor die orthopedagogische interventie. De resultaten lijken hooopvol. Daarom lijkt het aangewezen om deze aanak uit te dragen naar een andere basischolen, zowel voor buitengewoon als voor gewoon onderwijs. Dit gefaxerd onderzoek loopt over 2 jaar. Het wil orthopedagogisch aanpak in De Richter evalueren en mogelijke knelpunten blootleggen. Om die daarna weg te werken en de aanpak bij te sturen. Pas daarna kan deze intervantie veralgemeend worden. Organisaties: • Pedagogiek en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • FRANK DE FEVER
Procesbegeleiding experimenten in de bijzondere jeugdzorg. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het werken met migrantenjongeren en hun familie is een vrij nieuw fenomeen in de bijzondere jeugdzorg in Vlaanderen. Door taalproblemen, culturele barrieres en moeilijkheden in de samenwerking met ouders en jongeren is de bijzondere jeugdzorg in Vlaanderen niet aangepast aan deze migranten. Het onderzoek naar sociale welzijnsinterventies die rekening houden met de culturele identiteit van de verschillende etnische groepen resulteerde vrij recent in een categoriale benadering. Dat betekent dat migranten jongeren gegroepeerd worden en ondersteuning krijgen van een begeleider met dezlfde etnische oorsprong. Over de vraag of deze categoriale benadering een oplossing biedt is er echter nog weinig onderzoek beschikbaar. Het doel van dit onderzoek is de experimentele categoriale projecten, die recent opgestaert werden in Vlaanderen op te volgen. De voor- en nadelen van deze benadering worden bestudeerd. Verder worden vanuit de verschillende perspectieven (ouders, jongeren, begeleiders) de positieve en negatieve elementen van de categoriale bendering besproken. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • CAROLINE ANDRIES
Differentieel onderzoek naar de mediërende copingprocessen bij ouders van kinderen met een internaliseringexternaliseringsstoornis Vrije Universiteit Brussel Abstract: In heel wat studies wordt het ontstaan of het instandhouden van stoornissen bij kinderen in verband gebracht met de kenmerken van het gezin in het algemeen en de kenmerken van de ouders in het bijzonder. Onderzoek hieromtrent in het kader van de aandachtstekortstoornis met of
zonder hyperactiviteit (ADHD) staat nog in de kinderschoenen, hoewel de ervaren stress in de opvoedingssituatie en de copingvaardigheden van de gezinsleden in deze context steeds vaker benadrukt worden. Dit onderzoeksproject heeft tot doel de ervaren stress in de opvoedingssituatie en de hiermee gepaard gaande cognitieve attributies en copingprocessen van de ouders in kaart te brengen. Aan de hand van een interview met de ouders en enkele vragenlijsten (NOSI, NVOS, CBCL) wordt nagegaan hoe ouders de opvoeding van een kind met ADHD ervaren, hoe zij aankijken tegen de stoornis van hun kind en hoe zij hiermee omgaan. Ook de algemene copingvaardigheden van de ouders worden bevraagd (UCL). Daarnaast wordt gepeild naar de ouderlijke beleving van het gezinsfunctioneren en de gezinsrelaties in deze gezinnen (GDS). De visie van het kind zelf wordt hierbij ook in rekening gebracht (FRT). Tenslotte zullen de verzamelde gegevens vergeleken worden met de gegevens van gezinnen met een kind zonder klinisch significante problemen. Door het in kaart brengen van de mediërende aspecten van de attributie- en copingprocessen van ouders met een kind met ADHD, kan dit onderzoek een bijdrage leveren tot de huidige kennis betreffende de ontwikkeling en het instandhouden van emotionele en gedragsstoornissen enerzijds en het verband met het gezin en de ouders anderzijds. Vanuit praktisch oogpunt kan kennis over deze mechanismen tevens nuttig zijn voor de begeleiding van deze gezinnen. NB : afkortingen onderzoeksinstrumenten - NOSI : Nijmeegse Ouderlijke Stress Index - NVOS : Nijmeegse Vragenlijst voor de Opvoedingssituatie - CBCL : Child Behavior Checklist - UCL : Utrechtse Coping Lijst - GDS : Gezins Dimensie Schalen - FRT : Familie Relatie Test Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • CAROLINE ANDRIES
Een onderzoek naar het effect van visuele communicatiestrategieën op de ouderlijke sensitiviteit bij dove kinderen tussen 18 en 20 maanden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek gaat na of het leren gebruiken van de visuele communicatiestrategieën, kenmerkend bij dove ouders, leidt tot een meer sensitieve interactiestijl bij horende ouders van jonge kinderen met een auditieve handicap. De opvoeding van kinderen met een auditieve handicap wordt geconfronteerd met twee hardnekkige problemen. Binnen de poulatie van dove kinderen en volwassenen is de prevalentie van gedragsproblemen en psychopatologie drie tot vijf mal hoger dan in de normaalhorende populatie. Als tweede hardnekkig probleem geldt dat de meerderheid van dove personen, zowel de geschreven als gesproken taal slechts in beperkte mate verwerven. De problematische ouderkindinteractie tussen horende ouders en dove kinderen op jonge leeftijd wordt aangeduid als één van de belangrijkste oorzakelijke factoren. In tegenstelling toto dove ouders, wordt het interactiegedrag van horende ouders gekenmerkt door een gebrek aan sensitiviteit en een hoge mate van controle met negatieve gevolgen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en taalaanwerving van het kind. Dove ouders daarentegen ontwikkelen een vlotte communicatie door specifieke communicatiestrategieën aan horende ouders met als doel het voorkomen en doorbreken van een insensitieve en controlerende interactie, is onderwerp van dit onderzoek. Organisaties: • Pedagogiek en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • FRANK DE FEVER
Ouderschap en vruchtbaarheidsproblemen: Longitudinaal onderzoek naar de perceptie en uitvoering van de moeder- en vaderrol bij paren die een ICSI-behandeling hebben ondergaan. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ouderschap is tegenwoordig geen eenduidig begrip meer. Verschillende maatschappelijke evoluties, waaronder de snelle evolutie op het vlak van medisch geassisteerde procreatie, hebben bijgedragen tot veranderingen in het beeld en de praktijk van ouderschap. Naast het ontstaan van vershillende vormen van oudershap zit men tevens een tendens waarbij de verschillen tussen moederschapd en vaderschap lijken te verkleinen. Onderzoekingen vinden toch verschillen tussen de betrokkenheid van vaders en moeders. Deze zouden echter minder belangrjik zijn dan de gelijkenissen. Verschillende andere factoren dan geslacht lijken de rolperceptie en -uitvoering van vaders en moeders te beïnvloeden. Hiervan uitgaande kan men zich de vraag stellen in welke mate de beeldvorming met betrekking tot ouderschap en de uitvoering van de vader- en moederrol beïnvloed worden door de wijze va procreatie (medisch geassisteerd vs.natuurlijk). De evoluties op het domein van medisch geassisteerde procreatie laten immers toe dat meer en meer onvruchtbare paren langs medische weg toch kinderen kunnen krijgen. Het hier voorgestelde longitudinaal onderzoek zal het opvoedingsbeeld, het opvoeingsgedrag en de beïnvloede variabelen nagaan bij paren die een ICSIbehandeling hebben ondergaan, op verschilende meetmomenten afhankelijk van de leeftijd van het kind. Tevens wordt een controlegroep onderzocht van paren die op een antuurlijke wijze een kind kregen. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN
De topsport in Vlaanderen. Een studie naar de combinatie van een studie- en sport-carrière in het secundair onderwijs. Deel 1: evaluatie van ontwikkeling, organisatie en structuren van topsportscholen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tijdens het schooljaar 1999-2000 verlenen 14 sportfederaties-bonden op basis van het 'topsportconvenant' aan 501 jonge topatleten het topsporter statuut waarmee er a) 343 als 'leerling-topsport' de studierichting 'topsport' volgen in één van 9 topsortscholen en er b) 158 in hun eigen school beroep doen op specifieke flexibiliteiten. Tijdens de eerste onderzoeksfase werd aan de hand van a) interviews met initiatiefnemers van het topsportconvenant, beleidsverantwoordelijkheid BLOSO, begeleiders van topsportscholen en leerlingen-topsport en b) documentenanalyse, de volgende onderzoeksinstrumenten ontwikkeld: 1) vragenlijsten voor de erkende topsporters en hun ouders, 2) semi-gestructurerse interviews voor de vakleerkrachten en trainers in de topsportscholen en 3) Delphi-vragenlijsten voor de beleidsverantwoordelijken van de topsortscholen,de sportfederaties, de sportbeleidsinstanties en de ministeries van Onderwijs en van Sport. Met deze instrumenten zal tijdens deze tweede onderzoeksfase de begeleiding verstrekt op studie-, sportief en psycho-sociaal vlak geëvalueers worden. Dit onderzoek vormt een onderdeel van een onderzoeksproject van het Interuniversitair Onderzoekscentrum voor Sport. Deze onderzoeksgegevens zullen de VUB in staat stellen in te speken op de behoeften van kandidaat-eerste generatie topsportstudenten. Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • PAUL WYLLEMAN
Trends in genotmiddelengebruik bij adolescenten van de provincie Vlaams-Brabant. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit onderzoeksproject, in opdracht van de Provincie Vlaams-Brabant - Departement Welzijn en Gezondheidszorg, werd een stap verder gezet in het genotmiddelengebruik bij adolescenten. Via een follow-up onderzoek na 4 jaar (Brussel) en na 7 jaar (Vlaams-Brabant) na het basisonderzoek worden de tendensen van het genotmiddelengebruik in de volledige adolescentiefase aan de oppervlakte gebracht. Naast het in kaart brengen van deze tendensen zal de relatie van het risicogedrag waartoe genotmiddelen wordt gerekend met opvoedingsgedrag van ouders worden nagegaan. Tezelfdertijd wordt een longitudinaal onderzoek uitgevoerd bij 300 leerlingen van het vierde secundair onderwijs. Deze leerlingen zullen gedurende 3 jaren worden gevolgd. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • CAROLINE ANDRIES
Ontwikkeling en evaluatieonderzoek van een pedagogisch preventieprogramma omtrent opvoedings- en gezinsondersteuning bij genotmiddelengebruikvan vroege adolescenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sedert 1994 bouwde de vakgroep ONLE de nodige expertise op inzake de registratie van genotmiddelengebruik bij adolescenten. De gegevens vormen een basis voor preventieactiviteiten van adolescenten in Vlaanderen. Het toenemende genotmiddelengebruik bij adolescenten, ook in de vroege adolescentie (12 tot 15 jaar) leidt tot hogere opvoedingsspanningen bij de ouders.Geleidelijk aan werd in onze onderzoeken de focus ook gericht op de invloed van ouders op het genotmiddelengebruik van adolescenten. De ontwikkeling van preventieprogramma's omtrent genotmiddelengebruik waarbij zowel ouders als hun adolescenten zijn betrokken, wordt internationaal als noodzakelijk geacht.Het onderzoek heeft tot doel na te gaan welke elementen belangrijk zijn bij een programma van opvoedingsondersteuning en tevens de effectiviteit van het opvoedingsondersteuningsprogramma te bekijken. Het onderzoek omvat vier fasen. In een eerste fase zal aan de hand van literatuurstudie en secundaire analyse van de epidemiologische genotmiddelenonderzoeken van de vakgroep ONLE een begrippenkader worden opgesteld dat aan de preventiewerkers zal worden voorgesteld. Aan de hand van een Delphi-onderzoek zal in een tweede fase nagegaan worden hoe het opvoedingsprogramma gestalte moet krijgen. In een derde fase wordt het preventieprogramma samen met de preventiediensten van genotmiddelengebruik uitgetest. Parallel aan het programma zal via een 'Solomon Four Group Multivariate Repeated Measures' onderzoeksdesign de effectiviteit van het preventieprogramma worden nagegaan. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • PATRICK LAMBRECHT • CAROLINE ANDRIES
Emotie-congruent denken en depressie bij kinderen. Evaluatie van de effecten van emotie-inductie op de cognitief gedragstherapeutische behandeling Vrije Universiteit Brussel Abstract: Cognitieve gedragstherapie blijkt momenteel de enige effectieve therapievorm voor kinderen met een depressie, maar ook hier worden slechts bescheiden resultaten genoteerd. Mogelijk bieden de stemmingcongruente cognitietheorie van Teasdale en de relational frame theory van Hayes een verklaring. De theorie van Teasdale is gebaseerd op onderzoek naar associatieve priming. Nieuwe (rationele, positieve) cognities kunnen niet worden aangeleerd aan depressieve individuen, omdat ze niet congruent zijn aan de emotionele gemoedstoestand. De theorie van Hayes gaat ervan uit dat een (depressie)symptoom niet kan worden weggenomen door herstructurering van cognities. Het moet veeleer worden gerecontextualiseerd. Beide theorieën werden tot nu toe nauwelijks experimenteel getoetst en helemaal niet bij kinderen. In dit onderzoek gaan we bij 9 tot 12-jarigen na of en in hoeverre een interventie, gebaseerd op een integratie van de theorieën van Teasdale en Hayes, meer effect heeft dan een cognitief gedragstherapeutische behandeling. Het betreft een breed onderzoek met een combinatie van een quasi-experimenteel vergelijkend groepsdesign en een single-case time-series analysis design. De op de theorieën van Hayes en Teasdale gebaseerde interventie wordt door de onderzoeker ontworpen en vooraf in pilootonderzoek uitgeprobeerd. Het geprotocolleerde Pak Aan programma van Stark en Kendall wordt gebruikt als cognitief gedragstherapeutische behandeling. Het onderzoek vindt plaats in de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg en Oost-Vlaanderen. Organisaties: • Pedagogiek en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • FRANK DE FEVER
Bevorderen van een etisch bewustzijn in het secundair en hoger onderwijs: xenotransplantatie van insuline produceerende varkenscellen als casestudie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Nieuwe medische ontwikkelingen, die mogelijk risico's inhouden voor de samenleving geven aanleiding tot hevige ethische discussies. Het brede publiek is vaak weinig geïnformeerd over deze nieuwe technieken en beperkt zich vaak tot een emotionele argumentatie. Ook in het secundair en het paramedisch hoger onderwijs beschikt men momenteel niet over hanteerbare modellen die het ethisch bewustzijn stimuleren. De onderzoeksgroep ontwikkelde in het kader van onderzoek naar de attitudes van verschillende deelpopulaties t.o.v. toekomstige transplantatie van insulineproducerende varkenscellen een discussietechniek (inhoudelijk en procesmatig), die mits enige aanpassing ook zijn toepassing kan hebben in een opvoedkundig project. Zo zou de toepasbaarheid van het model van Bach, dat tot doel heeft het ethisch bewustzijn te stimuleren, bij groepen leerlingen (ASO) en studenten verpleegkundige, getoetst worden.Wij willen nagaan in hoeverre de interventie (les omtrent xenotransplantatie, gericht opzoeken van informatie, participeren in focusgroep-gesprekken) een invloed heeft op het ethisch bewustzijn. Daarbij worden twee metingen voorzien aan de hand van de door ons ontwikkelde vragenlijst (Diabetes: nieuwe behandelingsmethoden). Deze metingen moeten ons inzicht verschaffen in de evolutie die de leerlingen en studenten vertonen inzake de argumenten (aard en hoeveelheid) die zij hanteren i.v.m. (T0 en T1) en hun houding t.o.v. xenotransplantatie en medisch-ethische problemen. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN
Ondezoek naar agressie ten aanzien van dieren gepleegd door kinderen: kenmerkend voor een levensfase of symptoom van een pathalogische situatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dierenmishandeling is een fenomeen dat in alle culturen, op alle leeftijden, en dus ook op kinderleeftijd, voorkomt. Hoewel prevalentiegegevens ontbreken, is men het er over eens dat dit probleem veel voorkomt. Dit onderzoek heeft tot doel na te gaan in welke mate en onder welke vorm dierenmishandeling binnen niet-klinische populaties kinderen voorkomt. In de onderzoeksliteratuur wordt agressief gedrag van kinderen ten aanzien van dieren meestal in verband gebracht met gedragsstoornissen en
intrafamiliaal geweld. Hierbij beschouwt men dierenmishandeling als predictor voor ernstig delinquent of anti-sociaal gedrag op latere leeftijd. Omdat deze onderzoekingen veelal retrospectief van aard zijn en klinische populaties omvatten, kan men hun validiteit in vraag stellen. Het doel van dit project is dan ook na te gaan welke vormen van geweld kinderen binnen niet -klinische populaties op dieren plegen en welke persoons- en contextgebonden variabelen hierbij een rol spelen. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN
De gezinsbeleving van mishandelde kinderen aan de hand van de Familie Relatie Test Vrije Universiteit Brussel Abstract: De 'Familie Relatie Test' (FRT) is één van de weinige gestandaardiseerde instrumenten die peilt naar de gezinsrelaties zoals ervaren door het kind . Normeringsonderzoek bij een modale populatie toonde reeds aan dat de gezinsbeleving bij kinderen afhankelijk is van persoons(geslacht, leeftijd, plaats in de kinderrij) evenals gezinskenmerken (gezinssamenstelling, aantal kinderen). Lopend onderzoek zal tevens toelaten om variaties in de gezinsbeleving na te gaan in functie van eventuele individuele problematieken, zoals bij kinderen met AD/HD. Tot op heden zijn er echter onvoldoende systematische studies verricht naar hoe mishandelde en/of verwaarloosde kinderen de gezinsrelaties ervaren, terwijl de noodzaak hiertoe net in het kader van gezinsgeweld het grootst is. Dit onderzoek heeft tot doel om na te gaan hoe mishandelde en/of verwaarloosde kinderen de gezinsrelaties beleven. Voortbouwend op initieel onderzoek met gegevens uit het 'Vertrouwensarsen Centrum' (VAC-Jette, AZ-VUB), zal, op basis van beschikbare dossiergegevens van het 'Ambulant Bureau Jeugdwelzijnszorg' (Leiden, Nederland), onderzocht worden in welke mate en op welke wijze de antwoordpatronen van 6- tot 12jarige mishandelde en/of verwaarloosde kinderen op de 'Familie Relatie Test' afwijken van deze van de modale normpopulatie. Uitgaande van eventuele significante variaties in de FRT-antwoordpatronen al naargelang van het type mishandeling en/of verwaarlowing en overige gezins- en persoonsvariabelen, zal de relevantie blijken van een aparte normering voor de FRT-antwoorden van mishandelde en/of verwaarloosde kinderen. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • SMADAR WESTREICH
Onderzoek naar de lichamelijke en psychologische ontwikkeling van intracytoplamatische Sperma Injectie ICSI-kinderen door middel van individuele en gezinsdiagnostiek Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doel: Intracytoplasmatische Sperma Injectie (ICSI), een nieuwe technologie in de behandeling van infertiliteit, is reeds in gebruik in meer dan 750 Europese ziekenhuizen. Dit onderzoek gaat na welke de implicaties zijn op het vlak van de medische en psychosociale ontwikkeling van kinderen geboren na ICSI behandeling. Men verwacht dat ICSI kinderen, in vergelijking met kinderen geboren na een spontane zwangerschap, meer mineure fysieke anomalieën vertonen, naast meer moeilijkheden met de fijne/grove motoriek evenals meer temperaments- of gedragsproblemen. Opzet: Er vindt een follow-up studie plaats naar de ontwikkelingsgegevens van 6- tot 11-jarige ICSI-kinderen. De gegevens van deze kinderen op 5-jarige leeftijd zijn reeds beschikbaar (verzameld in 1999-2000). In Fase 1 (2002-2003) wordt bij de nu 8- à 9-jarige kinderen die op wereldvlak als eersten door middel van ICSI geboren werden, de fysieke gezondheid, psychomotorische coördinatie, het cognitief functioneren en gedrag, evenals de gezinsrelaties geëvalueerd. Deze evaluatie herhaalt zich in de follow-up fasen bij kinderen op resp. 9-, 10- en 11-jarige leeftijd (fasen 2, 3, 4; 2003-2005). De gegevens van de ICSI-kinderen worden vergeleken met die van een controle-groep van kinderen geboren na spontane zwangerschap en gematched naar socio-demografische variabelen. Organisaties: • Centrum voor Ethiek • Centrum Medische Genetica • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • SMADAR WESTREICH • INGEBORG LIEBAERS • MARY-LOUISE BONDUELLE
Onderzoek naar de lichamelijke en psychologische ontwikkeling van Intracytoplasmatische Sperma Injectie (ICSI)kinderen door middel van individuele en gezinsdiagnostiek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doel: Intracytoplasmatische Sperma Injectie (ICSI), een nieuwe technologie in de behandeling van infertiliteit, is reeds in gebruik in meer dan 750 Europese ziekenhuizen. Dit onderzoek gaat na welke de implicaties zijn op het vlak van de medische en psychosociale ontwikkeling van kinderen geboren na ICSI behandeling. Men verwacht dat ICSI kinderen, in vergelijking met kinderen geboren na een spontane zwangerschap, meer mineure fysieke anomalieën vertonen, naast meer moeilijkheden met de fijne/grove motoriek evenals meer temperaments- of gedragsproblemen. Opzet: Er vindt een follow-up studie plaats naar de ontwikkelingsgegevens van 6- tot 11-jarige ICSI-kinderen. De gegevens van deze kinderen op 5-jarige leeftijd zijn reeds beschikbaar (verzameld in 1999-2000). In Fase 1 (2002-2003) wordt bij de nu 8- à 9-jarige kinderen die op wereldvlak als eersten door middel van ICSI geboren werden, de fysieke gezondheid, psychomotorische coördinatie, het cognitief functioneren en gedrag, evenals de gezinsrelaties geëvalueerd. Deze evaluatie herhaalt zich in de follow-up fasen bij kinderen op resp. 9-, 10- en 11-jarige leeftijd (fasen 2, 3, 4; 2003-2005). De gegevens van de ICSI-kinderen worden vergeleken met die van een controle-groep van kinderen geboren na spontane zwangerschap en gematched naar socio-demografische variabelen. Organisaties: • Centrum voor Ethiek • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie • Pediatrie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN • SMADAR WESTREICH • INGEBORG LIEBAERS • MARY-LOUISE BONDUELLE