Onderzoeksprogramma AOS Opleidingsschool Rotterdam 2011-2012
Rotterdam, september 2011
1
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding ......................................................................................................................... 5 2. Visie academische opleidingsschool .................................................................................... 6 2.1 Schets huidige situatie ................................................................................................ 6 2.2 Ambitie OSR 2012-2016:............................................................................................. 7 2.3 Visie koppeling studenten aan onderzoeks- en innovatieteams ......................................... 9 2.4 Richtinggevende uitspraken t.b.v. visie academische opleidingsschool: ............................. 9 3. Onderzoeksthema’s ........................................................................................................ 12 4. Verdeling taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden partners ...................................... 15 4.1 Organisatiestructuur .................................................................................................. 15 4.2 Begeleiding onderzoeks- en innovatieteams .................................................................. 16 4.3 Koppeling studenten aan onderzoek............................................................................. 18 4.4 Begeleiding studenten bij onderzoek ............................................................................ 22 4.5 Niveau onderzoeks- en innovatiecompetenties studenten ............................................... 25
Bijlage 1 Onderzoekscompetenties Academische opleidingsschool OSR ..................................... 27 Bijlage 2 Innovatiecompetenties Academische School ............................................................. 29 Bijlage 3 Competenties ‘lid van een lerend team’ Academische opleidingsschool OSR .................. 31
3
4
1.
Inleiding
Met ingang van schooljaar 2010-2011 zijn de academische opleidingsschool PDS Rijnmond en de opleidingsschool Samenscholing.nu gefuseerd in de Opleidingsschool Rotterdam (OSR). Een aantal van de scholen binnen OSR combineren de opleidingsfunctie met de academische functie. Deze scholen vormen, met de lerarenopleidingen, gezamenlijk de academische opleidingsschool OSR1. Het betreft de volgende samenwerkingspartners: •
Wolfert van Borselen Scholengroep, Rotterdam
•
Penta College CSG, Spijkenisse
•
Thorbecke Voortgezet Onderwijs, Rotterdam
•
ICLON, Universiteit Leiden, Leiden
•
IVL, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam
•
TULO, Technische Universiteit Delft, Delft
Voor u ligt het onderzoeksprogramma van de AOS Opleidingsschool Rotterdam (OSR) voor de periode 2011-2012. Dit onderzoeksprogramma beschrijft de visie van de academische opleidingsschool OSR (hoofdstuk 2), de onderzoeksthema’s voor de komende periode (hoofdstuk 3) en de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de partners (hoofdstuk 4). In de bijlagen vindt u de onderzoeks- en innovatiecompetenties en de samenwerkings- en coachingscompetenties.
1
Vanaf 1-1-2012 maakt het Comenius College geen deel meer uit van de academische opleidingsschool, maar blijft wel onderdeel van de opleidingsschool. Het Comenius College zal haar taken in het kader van de academische opleidingsschool afronden in schooljaar 2011-2012.
5
2.
Visie academische opleidingsschool
De beschrijving van de visie van de academische opleidingsschool OSR in dit hoofdstuk bestaat uit de volgende elementen: 1. Schets huidige situatie (2.1); 2. Ambitie 2012-2016 (2.2); 3. Visie onderzoeks- en innovatieteams (2.3); 4. Richtinggevende uitspraken t.b.v. visie academische opleidingsschool (2.4).
2.1
Schets huidige situatie
De afgelopen periode heeft OSR ingezet op zowel verdere consolidering als uitbreiding en verdieping van de academische opleidingsschool. Voor de afgelopen periode was een aantal doelstellingen gesteld. Hieronder wordt kort per doelstelling de stand van zaken beschreven: •
Gedeelde visie academische opleidingsschool In de afgelopen periode is de gedeelde visie op de integratie van de opleidings- en onderzoeksfunctie in de academische opleidingsschool en de meerwaarde van de academische functie voor de opleidingsschool OSR nader uitgewerkt. Deze visie is onder meer beschreven in de constituerende documenten van OSR. In onderhavig document (paragraaf 2.2) worden de richtinggevende uitspraken voor de visie beschreven.
•
Verder integreren van de opleidings- en onderzoeksfunctie in de academische opleidingsschool Op de drie academische scholen binnen OSR zijn academische- en opleidingsfuncties gerealiseerd en geïntegreerd. Zo zijn er onderzoeks- en innovatieteams geïmplementeerd, waarin docent-onderzoekers en studenten onderzoek doen en als ‘critical friends’ samenwerken, elkaar feedback geven en ondersteunen. Er is concreet invulling gegeven aan de onderzoeksbegeleiding onderzoeks- en innovatieteams en afspraken zijn vastgelegd in een OIT-overeenkomst. Hoewel het lastig blijkt om de koppeling van studenten aan de OIT’s te realiseren, is een stijgende lijn zichtbaar.
•
Verder verdiepen van de academische functie In 2009/2010 hebben 21 docent-onderzoekers en in 2010/2011 hebben 20 onderzoekers van de 4 scholen onderzoek uitgevoerd. In de scholen is het onderzoek verdiept en verbreed: o
lopende onderzoeken zijn verdiept;
o
er zijn nieuwe onderzoeken gestart;
o
op basis van het onderzoek is geïnnoveerd, onderzoeksresultaten zijn in de school geïmplementeerd;
o
de onderzoeksresultaten zijn gepresenteerd op de 4 scholen en zijn waar mogelijk gepubliceerd.
•
Identificeren, creëren en testen van de randvoorwaarden academische opleidingsschool De betrokken scholen hebben op schoolniveau de academische opleidingsfunctie geïntegreerd in het IPB.
•
Implementeren van het keurmerk voor academische opleidingsscholen 6
Ook op het gebied van kwaliteitsbeleid hebben de scholen resultaten bereikt. De Wolfert van Borselen Scholengroep heeft het keurmerk academische opleidingsschool van het ICLON geïmplementeerd en het PENTA College CSG is momenteel bezig met het verwerven van het keurmerk van de Hogeschool Rotterdam. •
Disseminatie, verkennen van mogelijkheden voor (structurele) programmatische en onderzoeksmatige samenwerking met andere kennisinstituten en onderzoeksgroepen, intensiveren van kennisuitwisseling met externe partijen en uitwisselen van expertise met andere opleidingsscholen die een academische opleidingsfunctie willen opzetten. o
De samenwerking met de opleidingsschool Samenscholing.Nu heeft geresulteerd in een fusie van beide opleidingsscholen in de nieuwe Opleidingsschool Rotterdam.
o
Vanaf schooljaar 2009-2010 is ook de Docentenopleiding van de Technische Universiteit Delft (TULO) betrokken bij PDS Rijnmond. Zij maken eveneens deel uit van de nieuw opgerichte opleidingsschool OSR.
•
Ontwikkelen en invoeren van een PDCA cyclus o
De werkwijze van de onderzoeks- en innovatieteams binnen OSR is uitgewerkt en geïmplementeerd;
o
Er is een draaiboek ontwikkeld en geïmplementeerd;
o
De onderzoeks- en innovatieteams op de 4 scholen werken allen volgens de PDCA cyclus binnen de eigen school.
Op een aantal punten heeft de OSR haar ambities nog niet (volledig) gerealiseerd. Zo is in de afgelopen jaren gebleken dat de koppeling van studenten aan de OIT’s lastiger is dan verwacht. De gerealiseerde aantallen studenten voldoen daarom nog niet aan de wensen van OSR. Hier wordt momenteel hard aan gewerkt en het ziet ernaar uit dat in schooljaar 2011-2012 substantieel meer studenten kunnen worden betrokken bij de academische functie. Een ander punt van aandacht is het gezamenlijke, interne kwaliteitsbeleid van OSR. Er is wel belangrijke vooruitgang geboekt op het gebied van kwaliteit (o.a. keurmerken individuele scholen, overkoepelende afspraken OITbegeleiding, implementatie draaiboek, PDCA-cyclus scholen). Recentelijk is een werkgroep ingericht die zich de komende periode zal richten op het concreet vormgeven van het gezamenlijke, interne kwaliteitsbeleid. Tot slot is kostenreductie een belangrijk aandachtspunt, zeker gezien de recente economische ontwikkelingen. OSR wil daarom inzicht krijgen in de wijze waarop academische opleidingsscholen de kosten kunnen reduceren. Ook hiertoe is inmiddels een werkgroep geformeerd.
2.2
Ambitie OSR 2012-2016
De ambitie van de academische opleidingsschool OSR is om, op weg naar 2020, de professionalisering van (aankomend) docenten te optimaliseren door opleiden, onderzoek en ontwikkeling te verbinden. Deze ambitie sluit aan op het Actieplan Leraar 2020.
7
Voor de periode 2012-2016 is een aantal concrete doelstellingen geformuleerd:
1. Ontwikkelen van een intern kwaliteitsbeleid Dit uit zich in het ontwikkelen van een intern kwaliteitsbeleid voor de (academische) opleidingsschool. Belangrijk onderdeel van dit kwaliteitsbeleid is de implementatie van een keurmerk. In de afgelopen jaren zijn ervaringen opgedaan met twee keurmerken voor de (academische) opleidingsschool: het keurmerk van de Hogeschool Rotterdam2 en het keurmerk van het ICLON3. OSR wil bevorderen dat deze bestaande keurmerken worden geïntegreerd tot één keurmerk4. Van de scholen binnen OSR die onderzoek verrichten, wordt verwacht dat zij voldoen aan dit (nieuwe) geïntegreerde keurmerk voor de academische opleidingsschool. Als maatlat wordt het keurmerk gehanteerd en als instrument voor de kwaliteitszorg wordt gewerkt met een systematische ‘peer review’. Daarnaast is het streefbeeld dat alle direct bij het opleiden op de opleidingsschool betrokken begeleiders zijn gecertificeerd (bijv. VELON).
2. Versterken van de integratie van opleiden, onderzoek en ontwikkeling in de academische opleidingsschool Dit uit zich in het betrekken van grotere aantallen studenten bij de onderzoeks- en innovatieteams (OIT’s) op de drie academische scholen binnen OSR, waarin docentonderzoekers en studenten onderzoek doen en als ‘critical friends’ samenwerken, elkaar feedback geven en ondersteunen. Dit resulteert in een belangrijke meerwaarde voor de studenten en onderwijsontwikkeling in het algemeen. Binnen de academische opleidingsschool past het onderzoek van studenten binnen een breder onderzoeksprogramma, waardoor zij een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een ‘body of knowledge’ en een ‘body of research’. Doordat studenten actief deel uitmaken van onderzoeks- en innovatieteams (OIT’s), waarin zij samenwerken met docent-onderzoekers en medestudenten, is de begeleiding van studenten effectiever en efficiënter in vergelijking met individuele begeleidingsmodellen. De OIT’s vormen de motor van onderzoek, innovatie en onderwijsontwikkeling binnen de scholen.
3. Bewerkstelligen kostenreductie Dit uit zich in de ontwikkeling van een model voor de academische opleidingsschool op basis waarvan de kosten zoveel mogelijk kunnen worden gereduceerd terwijl tegelijkertijd de kwaliteit geborgd blijft. Gezien de economische ontwikkelingen lijken scholen eerder geneigd om de academische functie te reduceren of zelfs te stop te zetten vanwege de (te) hoge financiële investeringen om deze functie in stand te houden, terwijl juist in deze tijden de academische opleidingsschool een belangrijke meerwaarde kan bieden. Het is daarom van belang inzicht te krijgen in de wijze waarop academische opleidingsscholen de kosten kunnen reduceren. Het te ontwikkelen model voor kostenreductie draagt bij aan de
2 3 4
Het PENTA College CSG doorloopt momenteel de procedure voor het verwerven van dit keurmerk. De Wolfert van Borselen Scholengroep heeft het ICLON-keurmerk succesvol bemachtigd. Het keurmerk blijft eigendom van de lerarenopleidingen.
8
efficiëntie en continuïteit van de academische opleidingsschool OSR. Door deze kennis actief te delen kunnen ook andere academische opleidingsscholen baat hebben bij het model.
2.3
Visie koppeling studenten aan onderzoeks- en innovatieteams
Onderstaand schema geeft de koppeling weer van studenten aan de onderzoeks- en innovatieteams:
OIT Onderzoek docent-onderzoekers
Onderzoek studenten direct gekoppeld aan onderzoeksthema’s docentonderzoekers OIT
Onderzoek studenten direct gekoppeld aan onderzoeksthema’s lerarenopleidingen
Binnen het OIT kunnen studenten op 2 manieren participeren: •
Door het verrichten van onderzoek binnen de onderzoeksthema’s van het OIT op de betreffende school, al dan niet in samenwerking met docent-onderzoekers;
•
Door het verrichten van onderzoek binnen de onderzoeksthema’s van de lerarenopleiding.
Bij beide participatievormen geldt dat de studenten actief deelnemen aan het OIT (door participatie in de ‘kern’ van het OIT of door deelname aan het ‘breed OIT’). De kern van het OIT komt zeer regelmatig bijeen (1x per 6 weken); het breed OIT komt 2 keer per jaar bijeen.
2.4
Richtinggevende uitspraken t.b.v. visie academische opleidingsschool
1. De academische opleidingsschool naar aard en functie1, 2, 3: De academische opleidingsschool is een opleidingsschool in de volle breedte en richt zich op de opleiding van studenten en personeelsontwikkeling. Bovendien kenmerkt de academische opleidingsschool zich in haar voorlopersrol door onderzoek op een weloverwogen en systematische manier te koppelen aan 9
opleiding, innovatie en schoolontwikkeling. Hiervoor heeft de academische opleidingsschool expertise opgebouwd in ‘onderzoekend innoveren’. Kortom, de academische opleidingsschool biedt een leer- en werkomgeving aan studenten en personeel, waarin opleiding, innovatie en schoolontwikkeling hand in hand gaan met kennisontwikkeling door middel van praktijkgericht onderzoek. 2. Gezamenlijke verantwoordelijkheid1, 2, 3: In de academische opleidingsschool dragen de VOscholen en lerarenopleidingen in een samenwerkingsverband gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de opleiding van (aankomende en zittende) docenten. Hierbij is sprake van gelijkwaardigheid en gezamenlijk optreden. Op strategisch niveau blijven de lerarenopleidingen verantwoordelijk voor de kwalificatie van docenten. 3. Een open bestel1, 2: De academische opleidingsschool leidt meer docenten op dan enkel voor de behoefte van de eigen school of het eigen bestuur: o
De academische opleidingsschool is bovenbestuurlijk;
o
De opleidingsfunctie beperkt zich niet tot één onderwijssoort of één dominante onderwijsvisie.
4. Regionale samenwerking: De academische opleidingsschool werkt regionaal samen met andere scholen, projecten en initiatieven op het gebied van opleiden. Gezamenlijk optrekken over de volle bandbreedte betekent dat over een breed front de problemen van de arbeidsmarkt voor het onderwijs aangepakt kunnen worden. De academische opleidingsschool vervult hierin een regionale voortrekkersrol. 5. Variëteit in opleidingstrajecten1, 2: De academische opleidingsschool bedient meerdere doelgroepen en biedt derhalve een variëteit aan opleidingstrajecten: o
De academische opleidingsschool richt zich op initiële opleidingen over de gehele breedte;
o
De academische opleidingsschool richt zich daarnaast op de post-initiële opleiding van zittende docenten in het kader van professionalisering.
6. Werkplekleren en competentiegericht leren1, 3: In de academische opleidingsschool vindt ‘werkplekleren’ plaats: studenten en docenten ontwikkelen competenties door het werken in de concrete beroepspraktijk. De academische opleidingsschool organiseert het werkplekleren op een systematische manier en draagt zorg voor de randvoorwaarden die hiervoor nodig zijn (bijv. op het gebied van cultuur, begeleiding, materiële voorzieningen, etc.). Opleiding, school en student hebben in deze vorm van leren een vergaand commitment naar elkaar. 7. Onderzoekscomponent1, 2, 3: In de academische opleidingsschool wordt praktijkonderzoek uitgevoerd door docenten in samenwerking met studenten. Het onderzoek maakt wezenlijk deel uit van het leerproces van studenten en van het takenpakket van de betrokken zittende medewerkers. Het doel van de onderzoekscomponent is tweeledig: enerzijds de 10
professionalisering van (aankomende en zittende) docenten en anderzijds innovatie, schoolontwikkeling en het verbeteren van het opleidingsproces van studenten. Het onderzoek wordt op een systematische manier uitgevoerd. 8. Kwaliteitsborging1, 2: De academische opleidingsschool borgt de kwaliteit van het opleiden door middel van (1) het uitvoeren van onderzoek gericht op het bevorderen van kwaliteit van het onderwijs en het opleiden in de school, (2) het hanteren van het kwaliteitskeurmerk academische opleidingsschool als standaard (vooralsnog wordt uitgegaan van het ontwikkelde keurmerk voor de academische opleidingsschool van het ICLON van de Universiteit Leiden, waaraan OSR een bijdrage heeft geleverd) en (3) het vaststellen van de kwaliteitseisen aan docenten en deze als meetlat hanteren. In het kader van de onderzoekscomponent heeft OSR onderzoeks-, innovatie- en begeleidingscompetenties ontwikkeld. 9. Personeelsbeleid1, 2, 3: Het opleiden van (aankomende en zittende) docenten is verankerd in het integraal personeelsbeleid (IPB) van de academische opleidingsschool. Het functiebouwwerk biedt alle docenten ruime ontwikkelmogelijkheden, bijv. voor onbevoegde docenten om door te groeien naar het bevoegde docentschap, en van basis (LB) naar expert (LD). Daarnaast is het functiebouwwerk meer specifiek ingericht om het geheel van coördinatie, opleiding en onderzoek te accommoderen. 10. Randvoorwaarden3: De academische opleidingsschool draagt verantwoordelijkheid voor het creëren van de randvoorwaarden die noodzakelijk zijn voor de opleidings- en onderzoeksfunctie op het gebied van financiën, onderwijsondersteuning, ICT-ondersteuning en facilitaire zaken.
Bronnen: 1: BOOR en CVO, maart 2006, Professional Development Schools – Rijnmond. Opleiden vanuit de kracht van de school. Projectplan Dieptepilot Academische School. 2: BOOR en CVO, maart 2008, Aanvraag ten behoeve van de overbruggingsregeling dieptepilots Professional Development Schools Rijnmond. 3: KPMG/CINOP, december 2008, Landelijke criteria Opleiden in de school. Resultaten dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische opleidingsschool.
11
3.
Onderzoeksthema’s
Thema 1
Effectiviteit van onderwijs: instroom, doorstroom en afstroom
Binnen dit onderzoeksthema wordt de komende jaren onderzoek uitgevoerd naar een aantal subthema’s: •
Toetsing en beoordeling van leerlingen Binnen dit thema wordt onderzoek gedaan naar de toetsing en beoordeling van leerlingen. Centraal hierbij staat de onderzoeksvraag: Worden leerlingen op verschillende locaties en /of door verschillende docenten van eenzelfde vak op dezelfde manier getoetst en beoordeeld?
•
Leerstijlen en onderwijseffectiviteit In de afgelopen periode is binnen dit thema onderzoek verricht naar mogelijke verschillen in leerstijlen of - preferenties tussen havisten en vwo'ers. Het empirische deel van dit onderzoek zal in schooljaar 2011-2012 worden afgerond. Mede in aansluiting hierop gaan leden van het OIT i.s.m. andere docenten aan de slag met het ontwikkelen van een eigen ‘gezicht’ voor het havo. Gepland is een flankerend onderzoek, o.a. naar de mogelijke oorzaken van het vermeend hoge aantal zittenblijvers en afstromers en de problematiek van de aansluiting van het reguliere smaldeel dat in het derde leerjaar van locatie verhuist. Daarnaast zullen docenten en mogelijk ook studenten praktijkonderzoek doen naar de effectiviteit van interventies, specifiek gericht op havoleerlingen.
•
Onderwijsinterventies Vorig jaar is oriënterend onderzoek gedaan naar vermeende verschillen in prestaties tussen jongens en meisjes. Dit onderzoek heeft niet alleen opmerkelijke resultaten opgeleverd, maar ook een uitgebreide database met gegevens, die ander onderzoek op Wolfert TTO en Wolfert College ook in de toekomst ten dienste kan staan. Dit onderzoek is ook in een veel breder verband relevant; zie bijvoorbeeld de recente discussie in Nederland over de wenselijkheid om jongens en meisjes apart onderwijs te geven. In aansluiting op dit vooral statistische onderzoek zal dit jaar praktijk- en ontwerponderzoek worden geëntameerd rond de vraag: 'welke onderwijsinterventies passen bij leerlingen, niet zozeer van een zeker geslacht, maar met een kenmerkende leerattitude?'
Thema 2
Elektronische LeerOmgeving (ELO)
Een functionele ELO zou het onderwijs op school kunnen verbeteren, zeker voor topsportleerlingen. Een succesvolle implementatie vraagt echter een gedegen voorbereiding op facilitair, didactisch en pedagogisch gebied. Op welke wijze implementeren we een succesvolle Elektronische LeerOmgeving (ELO) binnen de school? Wat is het pakket van eisen voor een ELO op de school? Welke didactische benaderingen zijn toepasbaar voor een rendement verhogend ELO gebruik binnen en buiten de klassituatie? Welke randvoorwaarden moeten aanwezig zijn om een ELO succesvol te introduceren bij leerlingen en onderwijzend personeel?
12
Thema 3
Determinatie
Binnen dit thema wordt onderzoek gedaan naar de determinatie van leerlingen van de basisschool tot en met klas 4 VMBO. Hoe goed ‘voorspellen’ toetsresultaten en adviezen van de basisschool de resultaten van leerlingen in het voortgezet onderwijs? Worden de resultaten goed voorspeld of wijken deze juist af? In het onderzoek wordt het advies van de basisschool (met in achtneming van de afgenomen toetsen zoals de NIO, Cito) vergeleken met de plaatsing in het VO. Daarnaast wordt onderzocht of de resultaten van de leerlingen in klas 4 overeenkomen met het gegeven advies.
Thema 4
De problematiek van de ‘zesjescultuur’
Een probleem waar het onderwijs mee wordt geconfronteerd is de ‘zesjescultuur’. Dit houdt in dat leerlingen ‘minimalistisch’ gedrag vertonen, d.w.z. zich slechts inspannen om het minimaal benodigde resultaat te behalen. Op welke wijze kan het onderwijs worden ingericht om leerlingen te stimuleren te streven naar een hoger resultaat? Hoe kunnen leerlingen worden uitgedaagd om minimalistisch gedrag te beperken? Welke consequenties heeft dit voor de inhoud van de lessen? Binnen dit thema worden uitdagende lessen ontwikkeld die leerlingen stimuleren hogere cijfers te halen en worden de effecten onderzocht.
Thema 5
Uitstroomprofiel Hogeschool Rotterdam
Voor duale studenten van Hogeschool Rotterdam gaat leren en opleiden, onderzoek en reflectie hand in hand. Zowel binnen de Lerarenopleidingen VO/BVE van de Hogeschool Rotterdam als binnen de Academische Opleidingsschool Rotterdam wordt onderzoek gezien als essentieel onderdeel van de opleiding. Aankomende leraren onderzoeken het eigen handelen in de klas in relatie tot vraagstellingen van de school en hun eigen gekozen uitstroomprofiel. Voor toekomstige leraren gaat het om het ontwikkelen van een lerende, onderzoekende houding.
Thema 6
Vakdidactisch onderzoek ICLON
Van academisch gevormde docenten wordt verwacht dat ze op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen binnen het eigen vak en het onderwijs en dat ze die ontwikkelingen kunnen vertalen naar de eigen les- en schoolpraktijk, dat ze tijdens de studie geleerd hebben problemen systematisch te benaderen en dat ze op basis daarvan een eigen kritisch standpunt weten in te nemen. Om deze redenen moet juist de eerstegraads docent in staat zijn een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het (eigen) vakonderwijs. Het doel van de specialisatie is gekoppeld aan de eindtermen van de ICLON opleiding, voor wat betreft de rol als onderzoeker/specialist/ontwikkelaar. “De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid als onderzoeker/specialist/ontwikkelaar. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.” Om dio’s te helpen bij hun keuze, zijn voor ieder schoolvak een of enkele thema’s5 geformuleerd waarbinnen een specialisatieonderwerp gekozen kan worden. Dio’s die het 5
Thema’s zijn bijvoorbeeld: Intertekstueel lezen (Nederlands), Context-concept benadering (Scheikunde), Historisch redeneren (Geschiedenis).
13
zogenaamde World Teachers Training Programme (WTTP) volgen, richten hun specialisatie op een aspect van dit programma, en verbinden dit zoveel mogelijk met het eigen vakonderwijs. Hiertoe zijn enkele specifieke thema’s ontwikkeld, zoals ‘Negotiation of meaning’ en ‘Effective questioning’.
Thema 7
Vakdidactisch onderzoek TULO
Het vakdidactisch onderzoek van de lerarenopleiding van de TU Delft, waarin ook studenten kunnen participeren, is gericht op (de didactiek van) het techniekonderwijs, technisch ontwerpen en modelleren en op conceptontwikkeling. Ook is het onderzoek gericht op verschillen in passende didactieken bij de bètavakken voor verschillende doelgroepen, in het bijzonder havo versus vwo leerlingen.
14
4.
Verdeling taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden partners
Dit hoofdstuk beschrijft de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de partners op het gebied van: •
Organisatiestructuur (4.1);
•
Begeleiding onderzoeks- en innovatieteams (4.2);
•
Koppeling studenten aan onderzoek (4.3);
•
Begeleiding studenten bij onderzoek (4.4);
•
Niveau onderzoeks- en innovatiecompetenties studenten (4.5).
4.1
Organisatiestructuur
De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het samenwerkingsverband zijn vastgelegd in de constituerende documenten van OSR. De organisatiestructuur kent de volgende onderdelen:
Algemeen: •
Bestuursraad De bestuursraad is het beleidsbepalend orgaan en is samengesteld uit vertegenwoordigers uit de besturen van de samenwerkende partijen in OSR.
•
Stuurgroep De stuurgroep oefent het dagelijks bestuur uit. In de stuurgroep hebben directeuren van de deelnemende scholen en beslissingsbevoegden namens de lerarenopleiding zitting. Jaarlijks evalueert de stuurgroep de gemaakte afspraken en de behaalde resultaten van de opleidingsen onderzoeksfunctie en rapporteert hierover aan het bestuur.
•
Coördinatorenoverleg In het coördinatorenoverleg zijn de deelnemende scholen direct vertegenwoordigd door de coördinerende uitvoeringsverantwoordelijken. Deze vertegenwoordigers zijn ook verantwoordelijk voor de afstemming met de opleiding (bijv. de BiS/SLC). Zij zijn de schakel tussen de stuurgroep en de uitvoerenden op de scholen zoals de BoS-sen en coaches. Het voorzitterschap van de coördinatiegroep is ondergebracht bij de projectcoördinator.
Specifiek voor de academische functie: •
Onderzoeks- en innovatieteams De onderzoeks- en innovatieteams (OIT’s) hebben tot taak onderzoekslijnen vast te stellen, onderzoeksvragen uit te werken, te publiceren en onderzoeksbevindingen te implementeren (i.s.m. directies). Daarnaast dragen zij zorg voor het samenwerken met en de coaching van studenten bij het verwerven van onderzoeks- en innovatiecompetenties. De OIT’s 15
functioneren onder begeleiding van de universiteit en hogeschool en worden gecoördineerd door de interne onderzoekscoördinator van de betreffende school. Begeleidingsstructuur OIT’s
•
In de begeleidingsstructuur van de OIT’s participeren de Hogeschool Rotterdam en het ICLON. De opdracht van de begeleidingsstructuur is om docenten te begeleiden bij het verwerven van onderzoeks- en implementatiecompetenties en samenwerkings- en coachingscompetenties t.b.v. de begeleiding van studenten bij het doen van onderzoek. Tevens wordt door de begeleiders de kwaliteit van het onderzoek gemonitord. Onderzoekscoördinator (overkoepelend)
•
De overkoepelend onderzoekscoördinator is - onder leiding van de stuurgroep verantwoordelijk voor de voortgang en verantwoording van de academische opleidingsschool. Het procesmanagement functioneert als de intermediair tussen stuurgroep, begeleidingsstructuur en OIT’s.
4.2
Begeleiding onderzoeks- en innovatieteams
Begeleiding van onderzoeks- en innovatieteams door OIT-begeleiders van de lerarenopleidingen d.m.v.: •
Bijeenkomsten met gehele OIT en OIT-begeleider (1x per 6 weken);
•
Individuele consultatie OIT-begeleiders door docent-onderzoekers en studenten per telefoon en mail (max. 1 uur per week per school).
Daarnaast vindt overkoepelend overleg plaats tussen de OIT-begeleiders om onderling af te stemmen, de voortgang te bespreken en voor terugkoppeling naar de OSR-stuurgroep en bestuursraad.
Uitgangspunten: •
Per school is 1 OIT-begeleider betrokken.
•
De OIT-begeleiders bezoeken de gezamenlijke OIT-bijeenkomsten op school en zijn tussentijds telefonisch of per mail beschikbaar voor vragen van docent-onderzoekers en studenten (NB er worden geen begeleidingsbijeenkomsten georganiseerd met afzonderlijke onderzoekers of onderzoeksgroepjes);
•
Bij de OIT-bijeenkomsten zijn alle docent-onderzoekers en betrokken studenten (bij onderzoeksfunctie OSR) aanwezig;
•
Tijdens de eerste OIT-bijeenkomst wordt een (globale) planning gemaakt voor 2010-2011, incl. afspraken over op te leveren producten (bijv. tussentijdse rapportage, eindrapportage);
•
Tijdens de OIT-bijeenkomsten wordt de voortgang van de onderzoeken besproken (incl. uitgebreide bespreking van een 1 of 2 onderzoeken per bijeenkomst) en worden vragen van de docent-onderzoekers en studenten behandeld;
16
•
Verwacht wordt dat de leden van het OIT ook tussentijds overleggen en uitwisselen (zij consulteren eerst elkaar als zij vragen hebben en nemen pas contact op met de OITbegeleider als zij er zelf niet uitkomen);
•
De verantwoordelijkheid voor de organisatie van de OIT-bijeenkomsten ligt in handen van de onderzoekscoördinator op school;
•
De OIT-begeleider overlegt voorafgaand aan de OIT-bijeenkomst met de onderzoekscoördinator op school over de inhoud van de OIT-bijeenkomst;
•
Stukken die tijdens een OIT-bijeenkomst worden besproken, dienen ten minste 1 week voor de bijeenkomst te worden verspreid onder de OIT-leden en de OIT-begeleider.
17
4.3
Koppeling studenten aan onderzoek
In onderstaand stappenplan worden de taken en verantwoordelijkheden beschreven van de scholen en lerarenopleidingen met betrekking tot de koppeling van studenten aan onderzoek.
Stappenplan draaiboek voor verbinding studenten aan onderzoek Academische opleidingsschool OSR
NB De scholen en lerarenopleidingen zijn zelf verantwoordelijk voor de interne communicatie en afstemming. Voor OSR wordt vooralsnog één contactpersoon per school/lerarenopleiding aangewezen die deze verantwoordelijkheid draagt en aanspreekpunt is voor OSR. Stap 1.
Wat Lijn van onderzoeks- en innovatiecompetenties studenten Het ICLON en de HR geven in een overzicht weer wat de onderzoeks- en innovatiecompetenties zijn van studenten, gekoppeld aan een bepaald curriculumonderdeel. In het overzicht wordt alle informatie over wat men mag verwachten van studenten op een rijtje gezet voor de scholen (alsmede het aantal studiepunten en de duur van het curriculumonderdeel, etc.). Het overzicht heeft tot doel om duidelijkheid te verschaffen over wat men per student precies mag verwachten op het gebied van onderzoeks- en innovatiecompetenties en wat de Academische Opleidingsschool daar aan kan bijdragen.
2.
Scholen informeren over de lijn van onderzoeks- en innovatiecompetenties Het ICLON en de HR sturen naar de contactpersonen van elke school het in stap 1 opgestelde overzicht van onderzoeks- en innovatiecompetenties, gekoppeld aan elk curriculumonderdeel (wat men als school mag verwachten van de student, het aantal studiepunten en de duur van het curriculumonderdeel).
Wie HR: Peter laFleur (
[email protected]) ICLON: Dineke Tigelaar (
[email protected]. nl)
Wanneer April
HR: Peter laFleur (
[email protected]) ICLON: Dineke Tigelaar (
[email protected]. nl)
April
Scholen: interne coördinatoren: - WvB: Alderik Visser
April
Doorgeven aan: Interne coördinatoren scholen 3.
Onderzoeksprogramma scholen Elke school geeft aan wat het onderzoeksprogramma binnen de eigen school voor de
18
Stap
Wat komende 2-3 jaren zal zijn. Dit met het oog op mogelijke koppelingen tussen studenten en scholen/docent-onderzoekers. Het onderzoeksprogramma omvat o.a. titel van het onderzoeksthema korte omschrijving van het onderzoeksthema concrete onderzoeksonderwerpen en probleemstellingen werkwijze (tijd, omvang, inzet) mogelijke rol van studenten
Wie (
[email protected]) en Maaike Govers (
[email protected]) - PENTA: Joop Grimm (
[email protected]) - Thorbecke: Martijn Havelaar (
[email protected])
Wanneer
4.
Lerarenopleidingen informeren over de onderzoeksprogramma’s
Scholen: interne coördinatoren: - WvB: Alderik Visser (
[email protected]) en Maaike Govers (
[email protected]) - PENTA: Joop Grimm (
[email protected]) - Thorbecke: Martijn Havelaar (
[email protected])
April
HR: Peter laFleur (
[email protected]) ICLON: Dineke Tigelaar (
[email protected]. nl)
Mei
HR: Peter laFleur (
[email protected]) ICLON: Dineke Tigelaar (
[email protected]. nl)
HR: Mei
Elke school stuurt naar de contactpersonen van beide lerarenopleidingen het in stap 3 opgestelde onderzoeksprogramma. Doorgeven aan: HR: Peter laFleur (
[email protected]) ICLON: Dineke Tigelaar (
[email protected])
5.
Koppeling onderzoeksprogramma’s aan curriculumonderdelen Accorderen van het onderzoek door het ICLON en de HR. Het ICLON en de HR koppelen de onderzoeksprogramma’s van de scholen aan hun eigen curriculumonderdelen. ICLON: enige mogelijkheid is specialisatieonderzoek.
6.
Studenten, werkgroepbegeleiders en evt. vakdidactici informeren over koppeling onderzoeksprogramma’s Het ICLON en de HR sturen tijdig en zorgvuldig de onderzoeksprogramma’s van scholen en mogelijke koppelingen in het curriculum van de opleiding naar alle betrokkenen binnen de opleiding zoals de werkgroepbegeleiders, vakdidactici en studenten (in laatste geval bijvoorbeeld via websites stagebureaus). De vakdidactici kunnen indien mogelijk met hun onderwijs bij onderzoeksthema’s aansluiten, studenten kunnen zich gericht oriënteren.
ICLON: Oktober/november of februari/maart
19
Stap 7.
Wat Koppeling studenten en scholen
Wie Studenten
HR: Studenten selecteren een school/scholen en schrijven deze aan voor een stageplaats/afstudeerstage.
ICLON: Juniaugustus of November/decemb er
ICLON: Studenten geven hun school door waar ze werken of worden geplaatst op een school door het ICLON. 8.
Terugkoppeling geplaatste studenten Na de sollicitatieprocedures koppelt elke school de definitieve plaatsingen terug naar het ICLON en/of de HR. Doorgeven aan: HR: Peter laFleur (
[email protected]) ICLON: Dineke Tigelaar (
[email protected])
9.
Bijeenkomst op scholen met lerarenopleidingen, scholen en studenten Betrokkenen van OSR, scholen en lerarenopleidingen komen per school bij elkaar om rollen, taken en verantwoordelijkheden duidelijk te communiceren en vast te leggen. Dit met het oog op het gezamenlijk opleiden in de school, het verschaffen van duidelijkheid en bewerkstelligen van participatie/betrokkenheid.
10.
Opstellen onderzoeksplan student, terugkoppelen naar ICLON of HR In overleg/samenwerking met de verantwoordelijke begeleider binnen de school, de onderzoeksgroep en/of medestudenten, stelt elke student een onderzoeksplan op. Dit kan zowel een individueel plan zijn als een gemeenschappelijk plan van meerdere studenten met gedeelde eindverantwoordelijkheid.
Wanneer HR: Mei/juni
Scholen: interne coördinatoren: - WvB: Alderik Visser (
[email protected]) en Maaike Govers (
[email protected]) - PENTA: Joop Grimm (
[email protected]) - Thorbecke: Martijn Havelaar (
[email protected])
HR: Juni
Scholen: interne coördinatoren: - WvB: Alderik Visser (
[email protected]) en Maaike Govers (
[email protected]) - PENTA: Joop Grimm (
[email protected]) - Thorbecke: Martijn Havelaar (
[email protected])
HR: September
Studenten en interne coördinatoren: - WvB: Alderik Visser (
[email protected]) en Maaike Govers (
[email protected]) - PENTA: Joop Grimm (
[email protected]) - Thorbecke: Martijn
HR: September
ICLON: Juni of december
ICLON: Kennismaken september of januari, start met onderzoek november of maart
ICLON: December of april
HR: September 20
Stap
Wat Elke school ziet er op toe dat elke student het individueel plan terugkoppelt naar de begeleider binnen de lerarenopleiding. Doorgeven aan: HR: Peter laFleur (
[email protected]) ICLON: Dineke Tigelaar (
[email protected])
Wie Havelaar (
[email protected])
Wanneer ICLON: September of februari
21
4.4
Begeleiding studenten bij onderzoek
Curriculumonderdelen Hogeschool Rotterdam
Jaar 3: De School als Opdrachtgever Aanleren
6 workshops onderzoeksvaardigheden gegeven door docent HR.
onderzoeksvaardigheden
Onderwerpen workshops: onderzoekscyclus, literatuurstudie/theoretisch kader, onderzoeksvragen formuleren, methoden & technieken van onderzoek, analyse van kwantitatief en kwalitatief onderzoek, rapporteren en presenteren
Type onderzoek
Aansluiten bij bestaand onderzoek binnen OIT: student wordt gekoppeld aan docentonderzoeker en participeert in onderzoek van de docentonderzoeker. Student voert onderzoek in groepje uit (meer dan 1 student).
Begeleiding tijdens
Door docentonderzoeker die ook in OIT zit en een toegewezen HR-
onderzoek
docent. De HR-docent heeft de verantwoordelijkheid om de studenten zelf ook actief te benaderen m.b.t. de voortgang.
Beoordeling door docent HR
50% opdrachten n.a.v. workshops; 50% participatie onderzoek adhv rubrics voor de onderdelen inleiding, praktijkprobleem, onderzoeksvragen, theoretisch kader en gebruik bronnen, rapportage (70%)
Beoordeling door docent
Alleen voor element participatie onderzoek adhv rubrics voor de
OIT
onderdelen zelfstandigheid, bruikbaarheid van het onderzoek, presentatie (30%)
Afstemming
HR levert cursushandleiding waarin doel, opzet, begeleiding en beoordeling staat uitgewerkt. Docent HR en docent OIT ontmoeten elkaar bij start onderzoek en bij presentatie. Tijdens onderzoek contact via email en/of telefoon.
Randvoorwaarden
Alle 3e jaarsstudenten zijn hetzelfde halve dagdeel vrij geroosterd
roostering
voor workshops onderzoeksvaardigheden. In 2011-2012 zou dat kunnen gebeuren op de dinsdagmiddag van 15.00 – 17.30 uur.
Uitvoering studieonderdeel
In blok 2 en blok 3 van jaar 3.
Eindverantwoordelijkheid
De eindbeoordeling is de verantwoordelijkheid van de docent HR.
Heeft student zitting in OIT?
Nee, alleen twee maal per jaar in een ‘breed OIT’. Onderzoek wordt in breed OIT gepresenteerd.
22
Jaar 4: Afstuderen Uitstroomprofiel Type onderzoek
Eigen onderzoek dat aansluit binnen onderzoeksprogramma opleidingsschool en aansluit bij gekozen uitstroomprofiel. Student wordt gekoppeld aan docentonderzoeker in OIT.
Begeleiding tijdens
Door docentonderzoeker die ook in OIT zit en een toegewezen HR-
onderzoek
minordocent. De HR-docent heeft de verantwoordelijkheid om de studenten zelf ook actief te benaderen m.b.t. de voortgang.
Beoordeling door
Adhv rubrics voor de onderdelen inleiding, praktijkprobleem,
minordocent HR
onderzoeksvragen, theoretisch kader en gebruik bronnen, onderzoeksopzet, discussie & conclusie, rapportage (70%).
Beoordeling door docent
Adhv rubrics voor de onderdelen zelfstandigheid, bruikbaarheid van
OIT
het onderzoek, presentatie (30%).
Afstemming
HR levert cursushandleiding waarin doel, opzet, begeleiding en beoordeling staat uitgewerkt. Minordocent HR en docent OIT ontmoeten elkaar bij start onderzoek en bij presentatie. Tijdens onderzoek contact via email en/of telefoon.
Randvoorwaarden
Alle 4e jaarsstudenten zijn hetzelfde dagdeel vrijgeroosterd als de
roostering
docentonderzoekers om te kunnen participeren in het OIT.
Uitvoering studieonderdeel
In blok 3 en blok 4 van jaar 4.
Eindverantwoordelijkheid
De eindbeoordeling is de verantwoordelijkheid van de docent HR.
Heeft student zitting in OIT?
Ja, de 4e jaarsstudenten participeren volwaardig in het OIT.
Curriculumonderdeel ICLON, Universiteit Leiden
De specialisatie Type onderzoek
Praktijk- of ontwikkelingsonderzoek dat een bijdrage levert aan de verbetering van het vakonderwijs.
Begeleiding tijdens
Door ICLON vakdidacticus en ICLON-onderzoeker.
onderzoek
Docentonderzoekers uit OIT geven waar mogelijk feedback op het onderzoek (m.n. op het punt relevantie voor ontwikkeling vakonderwijs op de betreffende school)
Beoordeling
Adhv rubric: - zelfstandigheid - relevantie en consistentie v.d. probleemstelling - kwaliteitsborging - theoretisch niveau - rapportage
Afstemming
ICLON levert specialisatiehandleiding waarin doel, opzet, begeleiding en beoordeling staat uitgewerkt.
Uitvoering studieonderdeel
In blok 2 en 3 (voor augustusstart vanaf december / voor februaristart vanaf juni) 23
Eindverantwoordelijkheid
De eindbeoordeling is de verantwoordelijkheid van de ICLON vakdidacticus en onderzoeker.
Heeft student zitting in
Ja, de dio’s nemen deel aan de OIT bijeenkomsten waar
OIT?
mogelijk.
Curriculumonderdeel TULO, Technische Universiteit Delft
Vakwetenschappelijk onderzoek Type onderzoek
Praktijk- of ontwikkelingsonderzoek dat een bijdrage levert aan de verbetering van het vakonderwijs. Het onderzoek kan variëren in omvang tussen ca. 10 en 45 ec. Omvangrijkere onderzoeken hebben een grotere vakinhoudelijke component.
Begeleiding tijdens
Door vakdidacticus en onderzoeker van de TULO.
onderzoek
Docentonderzoekers uit OIT geven waar mogelijk feedback op het onderzoek (m.n. op het punt relevantie voor ontwikkeling vakonderwijs op de betreffende school).
Beoordeling
Op basis van: - theoretisch niveau - relevantie en consistentie v.d. probleemstelling - adequate onderzoeksopzet & uitvoering - kwaliteitsborging - rapportage - zelfstandigheid
Afstemming
TULO beschrijft het doel van dit onderwijsonderdeel, de opzet, begeleiding en beoordeling.
Uitvoering studieonderdeel
Over het jaar verspreid, maar vaker in het tweede semester (februari – juli).
Eindverantwoordelijkheid
De eindbeoordeling is de verantwoordelijkheid van de vakdidacticus en onderzoeker.
Heeft student zitting in
Ja, de TULO studenten nemen deel aan de OIT bijeenkomsten
OIT?
waar mogelijk.
24
4.5
Niveau onderzoeks- en innovatiecompetenties studenten
Hogeschool Rotterdam
Studie-onderdeel
Jaar
Aantal studiepunten
Niveau van onderzoeks- en innovatiecompetenties studenten
De school als opdrachtgever
3
4
Onderzoek • Zelfstandigheid: niveau 1 • Relevantie onderzoek: niveau 2 • Consistentie onderzoek: niveau 1 • Kwaliteitsborging: niveau 2 • Theoretisch niveau: niveau 2 • Rapportage: niveau 1 Innovatie • Doelgroepdenken: niveau 2 • Faseren: niveau 1 • Plannen: niveau 2 • Draagvlakdenken: niveau 2 • Omgaan met weerstanden: niveau 2 • Bruikbaarheid: niveau 2 • Verankeren: niveau 2
Afstuderen uitstroom-profiel
4
6
Onderzoek • Zelfstandigheid: niveau 3 • Relevantie onderzoek: niveau 3 • Consistentie onderzoek: niveau 2 • Kwaliteitsborging: niveau 3 • Theoretisch niveau: niveau 2 • Rapportage: niveau 2 Innovatie • Doelgroepdenken: niveau 3 • Faseren: niveau 2 • Plannen: niveau 3 • Draagvlakdenken: niveau 2/3 • Omgaan met weerstanden: niveau 2/3 • Bruikbaarheid: niveau 3 • Verankeren: niveau 3
ICLON Leiden / TULO Studie-onderdeel
Jaar
ICLON: (Vakdidactische verdiepingsopdracht +) Specialisatie
1 (Voltij d) 2 (Deelt ijd)
Aantal studiepunten 8 EC = 224 uur (+80 uur als verdiepingsopdracht ook hieraan wordt besteed)
Niveau van onderzoeks- en innovatiecompetenties studenten Algemeen: Om een oordeel ‘voldoende’ te krijgen, dienen studenten op elk onderdeel van de competenties minstens op niveau 2 te scoren. Gemiddelde score 2 = net voldoende (op voorwaarde dat geen enkel onderdeel op een niveau lager dan 2 is beoordeeld) Gemiddelde score 3 = ruim voldoende Gemiddelde score 4 = excellent
25
26
Bijlage 1 Onderzoekscompetenties Academische opleidingsschool OSR6
Zelfstandigheid
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
- Heeft moeite met opzetten van praktijkonderzoek / ontwikkelingsonderzoek.
- Kan praktijkonderzoek / ontwikkelingsonderzoek opzetten.
- Kan praktijkonderzoek / ontwikkelingsonderzoek opzetten.
-Is in staat suggesties adequaat te verwerken bij het formuleren van probleemstellingen en bij de opzet, uitvoering en rapportage over het onderzoek.
- Is in staat suggesties kritisch en adequaat te verwerken bij het formuleren van probleemstellingen en bij de opzet, uitvoering en rapportage over het onderzoek.
- Neemt zelf het initiatief om praktijkonderzoek / ontwikkelingsonderzoek op te zetten (+ kan ook onderzoek van docenten-in-opleiding begeleiden).
- Is niet altijd in staat suggesties adequaat te verwerken bij het formuleren van probleemstellingen en bij de opzet, uitvoering en rapportage over het onderzoek.
- Is in staat zelf kritisch te kijken naar formulering van probleemstellingen en de opzet, uitvoering en rapportage over het onderzoek. Is tevens in staat feedback van anderen kritisch en adequaat te verwerken.
Relevantie onderzoek
- Het onderzoek is niet relevant voor de schoolontwikkeling.
- Het onderzoek is relevant voor de schoolontwikkeling.
- Het onderzoek is relevant voor de schoolontwikkeling en is ingebed in een relevant theoretisch kader.
- Het onderzoek is relevant en origineel voor de schoolontwikkeling en is ingebed in een relevant theoretisch kader.
Consistentie onderzoek
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet en conclusies van het onderzoek zijn niet volledig helder en consistent.
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet en conclusies van het onderzoek zijn in grote lijnen helder en consistent.
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet en conclusies van het onderzoek zijn helder en consistent.
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet en conclusies van het onderzoek zijn helder en consistent.
Kwaliteitsborging
- Het is niet navolgbaar hoe de dataverzameling heeft plaatsgevonden en hoe op basis hiervan conclusies zijn getrokken.
- Het is navolgbaar hoe de dataverzameling heeft plaatsgevonden en hoe op basis hiervan conclusies zijn getrokken.
- Het is navolgbaar hoe de dataverzameling heeft plaatsgevonden en hoe op basis hiervan conclusies zijn getrokken.
- Het is navolgbaar hoe de dataverzameling heeft plaatsgevonden en hoe op basis hiervan conclusies zijn getrokken.
Tevens is er expliciet aandacht gegeven aan de kwaliteit van de methoden van dataverzameling.
6
Er is expliciet aandacht gegeven aan de kwaliteit van de methoden van dataverzameling.
Gebaseerd op Rubric ‘Specialist’, ICLON, 2007 – 2008.
27
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Theoretisch niveau
- De relatie tot de relevante theorie is onvoldoende uitgewerkt.
- Maakt gebruik van relevante bronnen en verwijst naar wetenschappelijke literatuur.
- Maakt gebruik van een breed en relevant theoretisch kader en verwijst naar wetenschappelijke literatuur.
- Maakt gebruik van een breed en relevant theoretisch kader, verwijst naar wetenschappelijke literatuur en positioneert de eigen bevindingen ten opzichte van de theorie.
Rapportage
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet, conclusies en aanbevelingen voor de praktijk zijn niet helder en consistent gerapporteerd.
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet, conclusies en aanbevelingen voor de praktijk zijn in grote lijnen helder en consistent gerapporteerd.
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet, conclusies en aanbevelingen voor de praktijk zijn helder en consistent gerapporteerd.
- De probleemstelling, gebruikte theorie, opzet, conclusies en aanbevelingen voor de praktijk zijn helder en consistent gerapporteerd.
- De rapportage leent zich niet voor externe presentatie.
- De rapportage leent zich voor presentatie op een congres.
- De rapportage leent zich voor interne publicatie en / of een publicatie in een vaktijdschrift.
- De rapportage leent zich (eventueel na verdere redactie) voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift.
28
Bijlage 2
Innovatiecompetenties Academische School Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Doelgroepen: collega's, directie, leerlingen, ouders, externen
Heeft geen zicht op welke doelgroepen een rol spelen in het innovatieproces.
Weet welke doelgroepen een rol spelen in het innovatieproces maar onderneemt geen gerichte actie.
Richt zich bij innovatie op een deel van de relevante doelgroepen.
Onderneemt gericht actie naar alle relevante doelgroepen bij innovatie.
Fasen: adoptie implementatie incorparatie
Is onbekend met de fasen van een innovatieproces.
Kent de fasen van het innovatieproces en weet in welke fase het proces zich bevindt.
Kent de fasen van het innovatieproces, weet in welke fase het proces zich bevindt, en past dit met wisselend succes toe.
Kent de fasen van het innovatieproces, weet in welke fase het proces zich bevindt en past dit met succes toe (lineair en cyclisch).
Planning
Neemt in onderzoeksopzet niet de planning van de invoering van de innovatie mee.
Invoering van de innovatie speelt een ondergeschikte rol in de planning van de onderzoeksopzet.
Invoering van de innovatie speelt duidelijk een rol in de planning van de onderzoeksopzet.
In de onderzoeksopzet wordt vanaf begin systematisch de planning van de invoering v.d. innovatie meegenomen.
Draagvlak (verkenning)
Doet niet aan draagvlakverkenning.
Informeert informeel en terloops collega's of er draagvlak is voor de innovatie.
Gebruikt instrumenten (vragenlijst, interview, e.d.) om het draagvlak van de innovatie te onderzoeken.
Onderzoekt systematisch en doorlopend met meerdere instrumenten of er draagvlak is.
Weerstanden
Is onbekend met weerstanden van (potentiële) gebruikers m.b.t. de innovatie.
Kent mogelijke weerstanden van (potentiële) gebruikers m.b.t. de innovatie, maar onderneemt geen actie.
Reageert op weerstanden van van (potentiële) gebruikers m.b.t. de innovatie en tracht deze te verminderen.
Anticipeert op weerstanden van gebruikers m.b.t. de innovatie en slaagt erin die te verminderen of te voorkomen.
Bruikbaarheid
Is onbekend met eventuele problematiek m.b.t. de bruikbaarheid van de innovatie in de praktijk.
Weet dat de bruikbaarheid van de innovatie de acceptatie en invoering van de innovatie kan beïnvloeden.
Houdt er rekening mee dat innovatie door gebruikers moeten worden geaccepteerd en toegepast en voorziet ze van toelichting, steun, handleiding enz.
Anticipeert op eventuele problematiek m.b.t. bruikbaarheid van de innovatie door collega's vroegtijdig te betrekken bij het innovatieproces.
Verankering
Bekommert zich niet om verankering in de schoolpraktijk.
Schenkt weinig aandacht aan de verankering in de schoolpraktijk.
Neemt initiatief (i.s.m. management) voor verankering van de innovatie in de schoolpraktijk.
Garandeert (i.s.m. management) de blijvende verankering van de innovatie ook na de innovatieperiode.
29
Bronnen: Fullan, M. (2001). The New Meaning of Educational Change, Third Edition. Toronto: Irwin Publishing Ltd. ISBN: 0-8077-4069-1. Fullan, M. (1998). The Meaning of Educational Change: A Quarter of a Century of Learning. In: A. Hargreaves, A. Lieberman, M. Fullan (eds.). International Handbook of Educational Change. (pp. 214-230). Dordrecht/Boston/London: Kluwer Academic Publishers.
30
Bijlage 3
Competenties ‘lid van een lerend team’ Academische opleidingsschool OSR
Een lid van een onderzoeks- en innovatieteam is vaardig in communicatie en samenwerken, maakt gebruik en leert van de aanwezige deskundigheid in het team en vervult de rol van begeleider / ’critical friend’ voor collega’s en studenten in het team.
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Maakt weinig contact (neemt geen initiatief, communiceert indirect of domineert gesprekken in sterke mate).
Maakt contact en onderhoudt de relatie: neemt initiatief en heeft belangstelling voor beweegredenen van anderen, communiceert transparant.
+ Ziet overeenkomsten en verschillen tussen teamleden. Houdt rekening met de gevoeligheden en met de verscheidenheid van mensen.
+ Kent eigen opvattingen, valkuilen en behoeften in communicatie.
Gesprekstechnieken (bij het coachen van anderen)
Past geen gespreksvaardigheden toe.
Past ruimtegevende gespreksvaardigheden toe als actief luisteren, samenvatten en stimuleren.
+ Past (waar nodig) gespreksvaardigheden toe als spiegelen, feedback geven en confronteren en doet dit op sensitieve wijze.
+ Stelt de manier van communiceren op constructieve wijze aan de orde indien nodig (metacommunicatie).
Begeleiden van leerprocessen
Houdt zich afzijdig en laat alles over aan de lerende of neemt juist het denken beslissingsproces over.
Helpt leer- en onderzoeksvragen expliciteren en doelen formuleren. Denkt mee over verschillende typen onderzoek en de fasering van het leertraject. Blijft voortgang monitoren en bijstellen in de richting van het beoogde resultaat.
+ Heeft inzicht in wat nodig is om de ander zijn doelen te laten bereiken. Stimuleert reflectie. Helpt bij leren van ervaringen en omgaan met feedback. Laat waar nodig voorbeeldgedrag zien. Is bereid risico’s te nemen (niet aardig gevonden worden).
+ Kiest interventies en sturing in dienst van het leerproces (afgestemd op de fase van het leerproces en op kenmerken van de lerende). Is gericht op toenemende zelfsturing.
Teamspeler
Levert geen bijdrage aan de resultaten van de groep en concentreert zich voornamelijk op de eigen taak. Bewaakt in hoofdzaak het eigen belang en gaat daarover
Levert een bijdrage aan de groepstaak zodra dat voordelen oplevert voor de belangen van de eigen taak.
Levert een effectieve bijdrage aan de groepstaak. Kiest bij strijdigheid tussen groeps- en eigen belang voor het groepsbelang. Stemt eigen inbreng af op de behoeften van de groep.
Draagt bij aan een gezamenlijk resultaat, ook als de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van persoonlijk belang is. Is gericht op belang van anderen en groepsbelang.
Communicatie en contact (algemeen)
Uit zich opbouwend over prestaties van collega’s. Speelt informatie door die voor
Kan gespreksniveaus (inhoud, procedure, gevoel, betrekking) goed scheiden.
Draagt actief bij aan goede verhoudingen. Helpt collega’s bij moeilijkheden of conflicten en om
Doet voorstellen en steunt die van
31
Leren van anderen
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
niet gemakkelijk in gesprek.
anderen van belang kan zijn. Aanvaardt groepsbeslissingen.
anderen voor het bereiken van een gezamenlijk resultaat. Zet zich in voor het bereiken van win/win opties.
hun doelen te bereiken.
Ziet feedback niet als middel om beter zicht te krijgen op het eigen functioneren en/of stelt zich verdedigend op.
Stelt zich open op voor feedback en gebruikt feedback als middel om beter zicht te krijgen op het eigen functioneren.
Vraagt actief aan verschillende betrokkenen feedback als middel om beter zich te krijgen op het eigen werk.
Vraagt actief en systematisch om feedback van alle betrokkenen (360° feedback) als middel om beter zicht te krijgen op ontwikkeling.
Maakt geen gebruik van de expertise van anderen
Maakt incidenteel gebruik van de expertise van anderen (bijvoorbeeld binnen de onderzoeksgroep)
Maakt optimaal gebruik van de expertise van anderen binnen en buiten de onderzoeksgroep
Maakt gebruik van de expertise van anderen en benoemt deze deskundigheid ook voor de overige groepsleden
Bronnen Beek, M. van en I. Tijmes (2005). Leren coachen. Basisboek theorie en methode. Soest: Nelissen Uitgevers. Boomen, F. van den, M. Hoonhout & R. Merkies (2001). Over coaching en leren coachen. Supervisie in opleiding en beroep, 1 (7-23). Bosch, W. en P. Mol (2005). Leren begeleiden. Baarn: HB Uitgevers. Fonderie-Tierie, L. en J. Hendriksen (1998). Begeleiden van docenten. Reflectie als basis voor professionele ontwikkeling in het onderwijs. Soest: Nelissen Uitgevers. Koopmans, M. (2006). Coachend leiderschap. Zaltbommel: Thema. Laat, M. de, R. Poell, R.J. Simons, F. van der Krogt (2001). Organiseren van leren op de werkplek. (pp. 60-84). In: A. Wald en J. van der Linden (Eds.). Leren in perspectief. Apeldoorn/Leuven: Garant. Molmans, C. (2007). Van docent naar coach. www.sod-opleidingen.nl Oost, H. (2004). Een onderzoek begeleiden. Baarn: HB Uitgevers. www.carrieretijger.nl/functioneren/samenwerken www.lerarenweb.nl Bekwaamheidseisen VO en BVE www.reynaarde.nl/talentontwikkeling/competentieset.html www.stichtingcoach.nl
32