VO - Praktijkgericht onderzoek naar het onderzoeksmatig handelen van docenten en schoolleiders in het voortgezet onderwijs
Onderzoeksmatig werken doe je samen Wanneer je als schoolleiding wilt bevorderen dat docenten onderzoeksdata gaan benutten om het onderwijs te verbeteren, hoe pak je dat dan aan? Wat vraagt dat van schoolleiders en docenten en van de cultuur van de school waarin zij werken? Een praktijkverhaal van een school voor voortgezet onderwijs die het onderzoeksmatig werken van docenten en schoolleiders wil bevorderen. Door Marco van der Zwaard ‘Hoe kan ik ervoor zorgen dat mijn docenten hun onderzoeksvaardigheden vergroten?’ Deze vraag van de bestuurder van een school voor voortgezet onderwijs vormde het vertrekpunt tijdens een gesprek tussen de bestuurder van de school en een onderzoeker. De onderzoeker was met de bestuurder in contact gekomen naar aanleiding van de verlegenheid die ervaren werd door de betrokken schoolleiders van de school op het gebied van onderzoeksmatig werken. Het was voor hen onduidelijk in welke mate docenten voldoende onderzoeksvaardigheden bezitten om de beschikbare data in hun school te benutten voor onderwijsverbetering. Er leefden verschillende beelden over de mogelijkheden en met name beperkingen van docenten als het om hun onderzoeksvaardigheden gaat. Bij het verkennen van de vraag en ideeën van de bestuurder bleek de verlegenheid sterk samen te hangen met de mate waarin de docenten en schoolleiding een onderzoekende houding vertonen en met de vraag of de cultuur van de school stimulerend is voor het onderzoeksmatig handelen van docenten en schoolleiders. Ook de beelden over wat onderzoeksmatig werken precies inhoudt, verschilden. Wat is onderzoeksmatig werken Het begrip onderzoeksmatig werken laat zich goed verduidelijken met de volgende definitie van onderzoeksmatig werken op basis van Earl & Katz (2006) en Krüger (2012; 2014): Onderzoeksmatig werken is samen met collega’s (docenten en schoolleiders) systematisch gebruik maken van data op leerling- en schoolniveau om vanuit een onderzoekende houding beslissingen te kunnen nemen die leiden tot voortdurende verbetering van de eigen onderwijs- en schoolpraktijk. Er zijn verschillende kenmerken van onderzoeksmatig werken te benoemen (Admiraal, 2009; Bruggink & Harinck, 2009; Camp, 2013; Earl & Katz, 2006; Krüger, 2012; Janssen, 2010 en Uiterwijk, 2012), welke samen te vatten zijn met zes kernpunten: 1. het hebben van een onderzoekende houding 2. het beheersen van onderzoeksvaardigheden 3. efficacy-gevoel (geloof in eigen kunnen en dat van het team) 4. bereidheid tot (gezamenlijk) onderzoeksmatig werken (alleen docenten) 5. visie op onderzoeksmatig werken (alleen schoolleiders) 6. vormgeven van een onderzoekende cultuur in de school
Hieronder worden de zes kernpunten toegelicht. 1 Onderzoekende houding Een onderzoekende houding is te typeren met nieuwsgierigheid en zelfreflectie, jezelf vragen stellen, hypotheses genereren en deze toetsen aan de werkelijkheid met als doel jezelf verder te professionaliseren (Camp, 2013). Uiterwijk (2012, p. 10) heeft voor haar promotieonderzoek de beschrijvingen van de kenmerken van een onderzoekende houding als volgt samengevat: willen weten (meer willen weten, diepe interesse en initiële nieuwsgierigheid) willen begrijpen (écht begrijpen: verkrijgen van dieper inzicht, verder kijken dan de eerste nieuwsgierigheid, uitpluizen totdat er geen vragen meer zijn) willen bekritiseren (kritisch beoordelen van literatuur, werk van collega’s, eigen werk en eigen resultaten, zaken vanuit verschillende perspectieven benaderen, vooronderstellingen verifiëren en funderen) willen delen (resultaten presenteren aan collega’s en buiten de school, samenwerken, interactie) willen bereiken (discipline, doorzetten en doelgericht werken) willen innoveren (streven naar innovatieve ideeën en praktijken) 2 Onderzoeksvaardigheden Onderzoeksvaardigheden zou je kunnen zien als tools die je vanuit een onderzoekende houding kunt inzetten, waardoor je in staat bent iets goed uit te zoeken en eventueel uitgebreid onderzoek te doen. Bij onderzoeksmatig werken spelen reflectieve vaardigheden een grote rol om zo betekenis, belang en inzichten die worden verkregen te verbinden (Bruggink & Harinck, 2012, p. 50). Bij beheersing van onderzoekvaardigheden moet gedacht worden aan het herkennen van verschillende soorten data, het vraaggericht kunnen werken, opzetten en uitvoeren van een adequaat onderzoeksontwerp, kennis hebben van statistische begrippen, analyseren, interpreteren en evalueren en verslag uitbrengen aan verschillende soorten publiek (Uiterwijk, 2012, p. 11). 3 Efficacy Het begrip ‘self-efficacy’ is goed te beschrijven als ‘het geloof in eigen kunnen’ (Krüger, 2012; Krüger & Geijsel, 2010). Het vormt een belangrijke voorwaarde voor het leren van docenten (p. 9). Als een docent met voldoende geloof in eigen kunnen eigen beslissingen mag maken, lijkt dat positief uit te werken voor de houding ten aanzien van het gebruiken van (onderzoeks)gegevens. De docent kan dan eigen keuzes maken en voelt zich daarin gesteund. Naast het geloof in eigen kunnen wat betreft onderzoeksmatig werken is ook de ‘collective efficacy’ een factor die meespeelt. Dit geloof in ‘het gezamenlijk kunnen’ op het gebied van onderzoeksmatig werken kan onderling vertrouwen tussen docenten en de schoolleiding vergroten. Bij de schoolleider speelt self-efficacy een rol als het gaat om zelf data gebruiken en anderen daartoe te kunnen stimuleren (Vanhoof, 2013). In de basis zijn het dezelfde psychologische factoren die bij docenten en schoolleiders een rol spelen.
4 Bereidheid tot onderzoeksmatig werken De attitude die een docent of schoolleider heeft ten opzichte van onderzoeksmatig werken is van invloed op het uiteindelijk onderzoeksmatig werken van deze persoon (Vanhoof, 2013). “Professionals zijn gemotiveerd om te veranderen of vernieuwingen door te voeren wanneer dit oplossingen biedt voor problemen die ze in hun eigen praktijk ervaren.” (Van Kan, 2007, p. 103). Deze motivatie, evenals het ervaren van steun en wederzijds vertrouwen, draagt bij aan onderzoeksmatig werken. Bij sommige docenten en schoolleiders speelt de druk van externen een rol (Vanhoof, 2013). 5 Visie op onderzoeksmatig werken Van schoolleiders wordt verwacht dat zij de schoolontwikkeling op gang houden en daarbij de aanwezige data weten te benutten. Bovendien dienen zij onderzoek te stimuleren (Horst & Velden, 2007, p. 14). Krüger (2012, p. 10) geeft aan dat het helpt als schoolleiders enthousiast zijn over data en het gebruiken ervan. Het vraagt van schoolleiders dat zij in staat zijn hun ideeën en ervaringen te communiceren en dat zij een stimulerende omgeving weten te creëren waarin mensen gemotiveerd raken (Krüger, 2012, p. 77). Een schoolleider moet docenten kunnen inspireren en het goede voorbeeld geven, zeggen Van der Horst & Van Velden (2007, p. 11). Ook Rankin & Ricchiuti (2007, p. 5) geven aan dat de schoolleider een goed voorbeeld moet geven voor een succesvol verloop van werken met data in de school. 6 Vormgeven aan een onderzoekende cultuur in de school Een schoolleider kan door het uitdragen van zijn visie op onderzoeksmatig werken, bijdragen aan een cultuur waarin deze manier van werken verwacht wordt en mensen daarin ondersteund worden (Krüger, 2012). In een onderzoekende cultuur worden de docenten door de schoolleider gestimuleerd een onderzoekende houding aan te nemen en hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen en in te zetten (Horst & Velden, 2007). Dit leidt in een onderzoekende cultuur tot samenwerking van docenten in het onderzoeken van hun eigen praktijk. Aan de slag met het onderzoek Als eerste, en zoals later bleek, cruciale stap is ervoor gekozen om een onderzoeksgroep in het leven te roepen waar een aantal docenten en schoolleiders en de onderzoeker deel van uit maken. Zij kregen van de bestuurder de opdracht om te onderzoeken hoe de schoolleiding het onderzoeksmatig werken van docenten kan bevorderen, zodat het onderwijs hierdoor verbetert. De onderzoeksgroep heeft met behulp van vragenlijsten op de school de opvattingen van de docenten en de schoolleiders in beeld gebracht ten aanzien van hun huidige wijze van onderzoeksmatig werken. De leidinggevenden worden in dit onderzoek als één groep onder de naam schoolleiders benaderd. Deze groep bestaat uit bestuurders, locatiedirecteuren, afdelingsleiders en teamleiders. De zes kernpunten uit de literatuur, zoals hiervoor beschreven, vormden de basis van de vragenlijsten. De resultaten van de vragenlijsten zijn teruggelegd in twee specifieke focusgroepen: één met schoolleiders en één met docenten, om samen deze resultaten te analyseren en er betekenis aan te geven met oog op vervolgstappen.
Van wie is de vraag Het onderzoek is opgezet volgens de principes van het praktijkonderzoek dat gericht is op het ontwikkelen van een praktijk, door middel van systematische onderzoekstappen en het bewerkstelligen van gedeelde inzichten op basis van data over de eigen praktijk. Uitgangspunt is de echte vraag van de betrokkenen uit die praktijk. Het creëren van gedeelde inzichten tussen opdrachtgever, onderzoeker en betrokkenen veronderstelt gezamenlijke betekenisgeving bij de verzamelde data over de eigen praktijk. Deze gedeelde inzichten zijn nodig voor het delen van het urgentiegevoel en het draagvlak voor de veranderingen die uit het onderzoekstraject kunnen voortkomen. Op deze school wordt gedurende dit ontwikkeltraject gewerkt met een onderzoeksgroep van schoolleiders en docenten, gefaciliteerd door een onderzoeker. Door samen na te denken over de inrichting van het onderzoekstraject, het vaststellen van het onderzoeksdoel en de onderzoeksvragen en het tussentijds monitoren van het onderzoeksproces wordt de invloed schoolleiders en docenten versterkt op de ontwikkeling die wordt beoogd en op de verantwoordelijkheid daarvoor. Met de praktijkgerichte onderzoeksmethodiek wordt in de kern niet beoogd de waarheid te vinden of generale conclusies voor het hele voortgezet onderwijs te kunnen trekken. De praktijkgerichte onderzoeksmethodiek bepaalt de betrokkenen gezamenlijk bij de vragen: Wat is de echte vraag van de school? Wat is het ontbrekende inzicht waardoor wij als schoolleiders en docenten onze doelen kunnen bereiken? Welke data willen wij verzamelen om onszelf inzicht te verschaffen over onze praktijk? De eerste resultaten Op basis van de resultaten tot nu toe is een drietal conclusies te trekken met oog op de vraag hoe de schoolleiding het onderzoeksmatig handelen kan bevorderen ter verbetering van het onderwijs. 1. De mate van onderzoeksmatig samenwerken door schoolleiders en docenten Zowel de schoolleiding als de docenten scoren hun eigen onderzoekende houding en hun onderzoeksvaardigheid hoog, als zij worden bevraagd op de mate waarin zij onderzoeksmatig handelen. Opvallend is daarbij wel, dat zij hun geloof in eigen kunnen en hun persoonlijke intenties ten aanzien van onderzoeksmatig werken lager scoren dan hun perceptie van hun onderzoekende houding en onderzoeksvaardigheden. Men geeft daarbij aan dat er een sterke behoefte is het begrip onderzoeksmatig werken schoolbreed betekenis te geven, zodat men nauwkeuriger kan aangeven in welke mate men onderzoeksmatig kan en wil werken. 2. Behoefte aan samenwerken binnen een onderzoekende cultuur op de school Er worden enerzijds enkele kenmerken van een onderzoekende cultuur zichtbaar in de kritische houding naar onderzoeksmethoden en de daaruit voortkomende data, het naar elkaar luisteren en het elkaar bevragen en confronteren met andere diverse inzichten. Anderzijds blijkt echter dat de docenten de mate van samenwerking en het geloof in het gezamenlijke kunnen (collective efficacy) relatief laag scoren. Er is behoefte om de samenwerking in het onderzoeken van de eigen praktijk te versterken.
3. Twee werelden Er is een verschil waar te nemen in de opvattingen van de schoolleiders en de docenten. De schoolleiders menen dat de mate waarin zij het onderzoeksmatig handelen van de docenten stimuleren sterker is dan de mate waarin deze stimulans door docenten ervaren wordt. Men praat tijdens de gesprekken met een toon van onderlinge distantie in wij en zij, alsof het twee verschillende werelden betreft. Onderzoeksmatig werken verder stimuleren Op basis van bovenstaande conclusies wil de school een aantal vervolgstappen zetten om het onderzoeksmatig werken verder te stimuleren: - Allereerst is het noodzakelijk dat er middels de professionele dialoog een sterke visie op onderzoeksmatig handelen wordt gevormd op basis van de gezamenlijke beelden van schoolleiders en docenten over de meerwaarde van onderzoeksmatig werken. - De onderzoeksgroep wil op de andere locaties van de school ook focusgroepen met de docenten houden, omdat het gesprek over de resultaten van de vragenlijst een doel op zich is in het verkrijgen van inzichten over de eigen praktijk. - In dit nieuwe schooljaar wordt door de schoolleiding ruimte gecreëerd om nieuwe onderzoeksactiviteiten te ontplooien met behulp van de beschikbare data. De onderzoeksgroep krijgt de opdracht om dit proces te volgen, om de schoolleiding en docenten feedback te geven en om te zien of dit het onderzoeksmatig handelen bevordert. In deze onderzoeksfase is de vraag nog niet beantwoord hoe het onderwijs te verbeteren is met deze onderzoeksmatige wijze van werken. Deze vraag bepaalt de richting van het vervolg van dit onderzoekstraject, waarbij de inzichten van het traject tot nu toe worden ingezet om gezamenlijk als schoolleiders en docenten vorm te geven aan een onderzoekende cultuur. Marco van der Zwaard is als adviseur, docent en onderzoeker in dienst van Viaa Hogeschool Zwolle en voert dit onderzoek uit vanuit de kenniskring van het lectoraat Leiderschap in het onderwijs van dr. Meta Krüger, Penta Nova Academie voor schoolleiderschap.
[email protected]
Literatuur Bruggink, M., & Harinck, F. (2012). De onderzoekende houding van leraren: wat wordt daaronder verstaan? Tijdschrift voor lerarenopleiders, 33 (3), 46-53. Camp, G. (2013). De onderzoekende leraar. Van twaalf tot achttien. Vakblad voor voortgezet onderwijs. , 23 (6), 14-15. Earl, L., & Katz, S. (2006). Leading schools in a data-rich world. Harnessing data for school improvement. Thousand Oaks: Corwin Press. Geijsel, F. (2005). Leren van onderzoek: De benutting van datafeedback ten behoeve van schoolontwikkeling. Pedagogische Studiën , 82 (4), 327-342 Horst, van der, R., & Velden, van, W. (2007). Basiscompetenties schoolleider VO. Praktische handleiding voor het werken met basiscompetenties. Meppel: Giethoorn ten Brink.
Ikemoto, G. (2007). Cutting through the "data-driven" mantra: Different conceptions of datadriven decision making. P. Moss, Evidence and decision making (pp. 105-131). Malden: Blackwell. Janssen, T. (2010). De onderzoekende docent. M. van Riessen, Academisch werk in uitvoering. (pp. 35-58). Amsterdam: Vossiuspers. Kan, van, C. (2007). Actief je onderwijspraktijk onderzoeken (Vol. Kwaliteit vraagt een onderzoekende houding.). (Red. V. Hendrix). Mechelen: Wolters Plantyn. aanpassen Krüger, M. & Geijsel, F. (2010). De invloed van schoolleiderschap op het onderzoeksmatig handelen van leraren. ORD, Enschede 2010 Krüger, M. (2012). Onderzoeksmatig leidinggeven in de onderzoekende school. In G. van Luin & K. Pit (Red.), MESOFocus. Rijnlands schoolleiderschap (Vol. 87, pp. 75-87). Deventer: Kluwer. Krüger, M. (red.) (2014). Leidinggeven aan onderzoekende scholen. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Rankin, L., & Ricchiuti, L. (2007). Data-driven decision making. Connected Newsletter , 4-6. Uiterwijk, L. (2012). Onderzoeksmatig leiden en leren in de basisschool. Onderzoeksvoorstel promotieonderzoek. Vanhoof, J. (2013). Data use by flemisch school principals: impact of attitude, self-efficacy and external expectations. Educational Studies.