Onderzoek naar RMC+project L. Doorn-van de Wetering, Msc. E.C. Biemolt-Engels R.F.C. Broeders Februari 2016
2
Samenvatting In 2008 is het RMC+/ToekomstTeam ontstaan. Doel van dit project is een samenwerking van onderwijsinstellingen en gemeenten (RMC’s), met als inzet preventief handelen t.a.v. voortijdige schoolverlating. Bij alle deelnemende schoollocaties is een medewerker van een van de deelnemende gemeenten aanwezig. Deze houdt preventieve gesprekken, geeft voorlichtingen en denkt mee met de medewerkers van de school bij casuïstiekbesprekingen. Voor dit rapport is er gesproken met zowel medewerkers van de scholen als de gemeenten. Daarnaast zijn er data verzameld over de inzet van dit project. Bij de dataverzameling (interviews, enquêtes en dataverzameling onder RMC+medewerkers) is onderzoek gedaan naar de tevredenheid van de verschillende partijen, de kwantiteit en de resultaten van de preventieve gesprekken, de verbeterpunten en de inzet van de VSV-scans en Toekomstplannen. Over het algemeen zijn alle betrokken partijen tevreden. Het grootste deel van de jongeren die de RMC+medewerker spreekt, blijft uiteindelijk op school. Een deel van deze jongeren wordt daarnaast doorverwezen naar externe zorg. VSV-scans worden al op grote schaal ingezet. De Toekomstplannen worden nu nog op kleine schaal ingezet; hier is nog winst te behalen. Alle partijen zien het nut in van het project en willen het voortzetten. De eerste aanbeveling van dit rapport is dan ook om het project door te laten gaan. Daarbij is het nodig dat de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en gemeenten in stand blijft. Om in de toekomst het project nog soepeler te laten verlopen zou er meer sturing moeten komen. Zo zou het niet nakomen van afspraken meer gevolgen moeten hebben.
3
Aanleiding van het onderzoek Sinds 2008 is er veel beweging op het terrein van voortijdig schoolverlaten. Zowel landelijk als in de betreffende RMC-regio’s werkt het RMC veel intensiever samen met scholen. In dit kader is ook in 2008 RMC+/ToekomstTeam (hierna RMC+) in de scholen ontstaan. Nauw contact tussen de scholen en het RMC moet er voor zorgen dat voortijdig /preventief wordt ingegrepen, wat uitval voorkomt. Indien een student daadwerkelijk gemeld dient te worden bij leerplicht of RMC dan kan zorg gedragen worden voor een goede warme overdracht. Omdat de grote MBO’s in de stad Groningen studenten hebben vanuit de hele provincie en de kop van Drenthe is de samenwerking tussen de regio’s gezocht. Het project werd tot nu toe gedeeltelijk gefinancierd vanuit de programmagelden ‘Aanval op schooluitval 2008-2011’. Na dit convenant zijn er een aantal verlengingen geweest. Het eind van de laatste verlenging is in zicht. Tevens is afgesproken dat de betrokken convenantpartijen RMC+ gaan borgen in de eigen instellingen, zodat geen additionele financiering meer nodig is. Dit is de aanleiding voor een het onderzoek naar de effecten van de RMC+ inzet op de scholen. Zowel de gemeenten als de scholen hebben kwantitatieve en kwalitatieve data nodig om hun bestuurders goed te kunnen adviseren in hun besluitvorming rondom het wel of niet voortzetten van RMC+ inzet op de scholen. In het rapport zullen tevens een aantal adviezen ter verbetering worden gegeven. Wat houdt het project in? De student verzuimt en dreigt bij voortzetting van dit gedrag een voortijdig schoolverlater te worden. De school meldt deze student bij de RMC+medewerker die op de schoollocatie werkt, waarop de RMC-medewerker een preventief gesprek heeft met de student. Op deze manier wordt de school de mogelijkheid geboden om in een vroegtijdig stadium te melden. In overleg met de school wordt afgesproken wie deze melding kan doen, zodat optimaal wordt aangesloten bij de structuur binnen de school. Hierbij kan gedacht worden aan SLB’ers of student-begeleiders. De RMC+medewerker houdt vervolgens een preventief waarschuwingsgesprek met de jongere en maakt hier een gespreksverslag van. Dit verslag wordt doorgemaild aan de gemeente van herkomst, zodat deze informatie opgenomen kan worden in het registratiesysteem van de gemeente. Als het verzuim na dit gesprek stopt is verdere actie van het RMC, leerplicht en/of de RMC+medewerker niet nodig. Gaat het verzuim onverhoopt toch door, dan meldt de onderwijsinstelling het verzuim op het verzuimportaal van DUO; een DUO-melding. De trajectbegeleider of leerplichtambtenaar van de gemeente van herkomst is vanaf dit moment eerst verantwoordelijke. Hij/ zij neemt contact op met de RMC+medewerker. Zij bespreken de situatie en stemmen het in te zetten traject af. Daarnaast zijn RMC+medewerkers op verschillende schoollocaties betrokken bij de overleggen van de zorgteams, bespreken zij samen met medewerkers van de scholen Toekomstplannen en de VSVscans. Ook vervult de RMC+medewerker een adviserende rol in ten aanzien van door verwijzing naar (externe) zorg, overschrijving naar een andere opleiding en uitschrijving van studenten. Uiteindelijk levert een preventieve aanpak het meeste op; wanneer een student toch op school blijft, heb je geen werk meer van deze jongere. Wanneer hij/zij wel een vsv’er wordt vereist dit verdere acties. Preventie levert dus tijd en geld op.
4
Deelnemende partijen Verschillende RMC-regio’s en onderwijsinstellingen nemen deel aan het RMC+project. De deelnemende partijen aan RMC+ zijn: RMC regio 03 – Centraal en Westelijk Groningen; RMC regio 01 – Oost-Groningen; l RMC regio 02 – Noord-Groningen-Eemsmond; l RMC regio 07 – Noord en Midden Drenthe; l Noorderpoort; l Alfa-college; l ROC Menso Alting; l Terra MBO. Voor meer achtergrond zie; Borging succesfactoren & verbeterpunten RMC+.1 l l
Onderzoeksvragen In dit onderzoek zijn antwoorden gezocht op de onderstaande vragen. Om antwoord te verkrijgen is er zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek gedaan. Het kwalitatieve onderzoek bestond uit interviews met zowel medewerkers van de gemeente als medewerkers van de onderwijsinstellingen. Het kwantitatieve deel bestond uit aantallen van RMC+medewerkers van de preventieve gesprekken. Daarnaast hebben de onderwijsinstellingen data aangeleverd over uitschrijvingen, herinschrijvingen, vsv-scans en toekomstplannen. De vragen die centraal stonden zijn; l Hoe groot is die inzet van het RMC+project? l Wat zijn de resultaten van deze inzet? (Dus: hoeveel studenten zijn geholpen bij dit project?) l Wat zijn de neven-effect van het RMC+project? l Hoe groot is de tevredenheid onder scholen en gemeenten? l Zijn er succesfactoren en zo ja, welke? l Wat is er nog te verbeteren in het RMC+project? In bijlage A worden deze vragen kort beantwoord. Hieronder zullen de uitkomsten uitvoering besproken worden en op basis van deze uitkomsten worden aanbevelingen gegeven over de eventuele voortgang van het project. Resultaten Hieronder zullen de resultaten besproken worden. Allereerst zullen de resultaten uit de interviews en de enquêtes de revue passeren (kwalitatieve resultaten), vervolgens de resultaten vanuit de data van de RMC+-ers en de onderwijsinstellingen (kwantitatieve resultaten). De aanbevelingen zullen gestoeld zijn op zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve resultaten. WAARDERING RMC+ (vanuit kwalitatieve data) Door zowel de scholen als de gemeenten wordt het RMC+project als waardevol ervaren. De meest voorkomende positieve punten die genoemd zijn in de interviews en enquêtes zijn: l Voorlichting aan studenten & docenten over verzuim en de mogelijkheid de RMC+medewerker in te zetten. l Het waarschuwende aspect van het spreekuur, vanuit een andere partij dan de school. l Doordat er een vaste medewerker van de gemeente aanwezig is op de scholen, is er een vast contactpersoon voor vragen t.a.v. verzuim. l Bespreking zorgleerlingen met medewerkers school, waardoor meer expertise ingezet kan worden. l De korte lijnen; er is snel actie bij verzuim en in preventief stadium. Hierdoor kan hoger verzuim vaker voorkomen worden l Dankzij het project wordt men in het onderwijs bewust gemaakt van de problemen omtrent verzuim. l Het project draagt bij aan verlaging van schooluitval. l School en gemeente versterken elkaar; samen weet je meer. Door deze samenwerking kunnen beide partijen zich nog beter inzetten voor de studenten. l Het project maakt warme overdracht bij uitval naar gemeenten eenvoudiger, omdat sneller duidelijk is dàt er wat mis gaat en wàt er mis gaat. 1
Engels 2012
5
Bovenstaande lijst toont veel positieve punten. Het versterkt de scholen in hun aanpak van verzuim, daarnaast geeft het de gemeente eerder de kans om in contact te komen met jongeren die risico lopen voortijdig schoolverlater te worden. Het effect hiervan is dat er preventief gehandeld kan worden om uitval te voorkomen, waarbij de school als ‘vindplek’ fungeert. Mochten jongeren onverhoopt wel uitvallen, dan zijn deze jongeren al in beeld, waardoor ze sneller en adequater geholpen kunnen worden. Er is, dankzij de samenwerking tussen school en gemeente een duidelijk dossier waar beide partijen van in bezit zijn. Jongeren die uitvallen zouden zonder dit project in een later stadium ook bij de gemeente terecht komen. Juist door eerder betrokken te zijn bij de casus is er minder vaak een DUO-melding nodig, vallen er er minder jongeren uit en hebben zij een grotere kans tot het behalen van een startkwalificatie. Dit leidt dus tot kostenbesparing voor de gemeenten en scholen. Een causaal verband leggen tussen het RMC+project en vermindering van verzuim is niet verantwoord; naast dit project zijn er andere ontwikkelingen die van invloed zijn op de cijfers van verzuim (bijvoorbeeld; verzuim is een speerpunt op de MBO-scholen). Deze factoren zijn niet uit te sluiten in een dergelijk onderzoek. Toch is het de perceptie van zowel scholen als gemeenten dat dit project bijdraagt aan de verlaging van verzuim en uitval. Daarnaast maakt deze samenwerking scholen bewuster en alerter op verzuim. Een aandachtspunt dat genoemd wordt, voornamelijk door medewerkers van de onderwijsinstellingen is dat de caseload van de RMC+medewerkers hoog is, waardoor meldingen langer blijven liggen. Door de gemeenten binnen de school te halen is de is de gemeente toegankelijker voor zowel jongeren als scholen; jongeren kunnen sneller bedient worden en scholen kunnen makkelijk de expertise van medewerkers van de gemeente inzetten. Daarnaast heeft de gemeente sneller inzicht in de problematiek van de jongeren en kunnen zij jongeren makkelijker bereiken. De toegankelijkheid is voor alle partijen verhoogd. Juist bij scholen waarvan de RMC-medewerker bij de overleggen met de zorgteams aanwezig is, ziet men deze voordelen. In deze overleggen worden casussen besproken, waar de gemeente advies kan geven en de school jongeren op tijd kan overdragen aan de RMCmedewerker. SAMENWERKING Nu de verschillende gemeenten samenwerken, spreken RMC-medewerkers studenten van verschillende gemeenten. Dit betekent dat dit niet altijd studenten zijn die woonachtig zijn in de gemeente waar zij vertegenwoordiger van zijn. Door deze aanpak is het voor gemeenten niet noodzakelijk voor elke eigen inwonende schoolverzuimer een eigen medewerker naar de school te sturen, omdat op elke school een RMC-medewerker aanwezig is. Dit leidt tot meer efficiëntie en dus tot tijd en kosten besparing. Het advies om gezamenlijk door te gaan is dan ook dringend; dit project is vele malen efficiënter wanneer alle gemeenten betrokken blijven. Wel is het noodzakelijk dat de terugkoppeling door RMC+medewerkers aan de woongemeenten verbeterd. Er zijn signalen vanuit de woongemeenten dat dit nog niet altijd adequaat gebeurt. De eerste verantwoordelijke voor verzuim en schooluitval is de school. Het is goed dat gemeenten hierbij ook een rol spelen, maar de eerste acties moeten vanuit de medewerkers van de scholen komen. Hierin is nog een slag te slaan. Zowel in de interviews als in de cijfers is te zien dat een aanzienlijk deel van de meldingen een verzuim toont van meer dan 32 uur. Dit is erg hoog, gezien het feit dat de afspraak is dat de jongeren bij 16 uur verzuim gemeld worden. Hierin is nog grote winst te behalen. Zo kan er ook daadwerkelijk preventief gehandeld worden. De praktijk leert dat, hoe langer en hoger het verzuim, hoe moeilijker een jongere binnen de school te houden is.
6
Kwantitatieve data In het totaal zijn er in het kalenderjaar 2015 1140 studenten gesproken met (beginnend) verzuim. In tabel 1 is te zien dat het grootste deel van deze studenten woonachtig is in RMC-regio 3; Centraalen Westelijk Groningen. Van 21 studenten is niet duidelijk uit welke regio zij komen en 39 studenten komen niet uit een deelnemende regio. Gesprekken per regio Regio 1 Regio 2 Regio 3 Regio 7
Oost Groningen Noord Groningen Centraal- en Westelijk Groningen Noord- en Midden Drenthe Niet deelnemende regio’s onbekend Totaal 2015
210 164 584 122 39 21 1140
Tabel 1; Gesprekken per regio (2015)
Moment van melding Over het moment van melden bij de RMC+medewerker zijn duidelijke afspraken gemaakt. Een student met 16 uur of meer verzuim in 4 aaneengesloten weken moet gemeld worden. Toch blijkt uit diagram 1 dat een groot deel van de meldingen na meer dan 16 uur komt. 16% van de meldingen komt zelfs na 50 uur of meer verzuim. Schoolverzuim is een duidelijke eerste indicator voor voortijdige schoolverlating (Bruinsma & Holter, 2010; Eimers, 1995; Eimers, 2006; Köller, 2001). Goede administratie van verzuim kan helpen in een vroeg stadium hierbij in te grijpen en mogelijk de schoolverlating te voorkomen. Moment van melding
9%
16%
Onbekend
18%
0-16 uur
23%
17-32 uur 33-50 uur 51 uur of meer
34%
Diagram 1: Moment van melding
De afspraken die gemaakt zijn over het moment van melding worden dus slecht in 23% van de gevallen nagekomen. RMC+medewerkers geven hierbij aan dat hierdoor niet alle jongeren nog geholpen kunnen worden, bijvoorbeeld doordat een student zoveel uren verzuimd heeft dat het volgens de schoolregels niet mogelijk is op de opleiding te blijven.
7
Resultaat van het preventieve RMC+gesprek Van de 1140 studenten die gesproken worden in het preventieve RMC+gesprek blijven 759 student en op school, dat is ruim 66% van de studenten die gemeld worden. Daarnaast zijn er studenten die doorverwezen worden naar hulpverlening (30 studenten), deze blijven in veel gevallen ook op school. Ook de studenten die naar een andere opleiding gaan (50 studenten), worden geen voortijdige schoolverlaters. Hiermee komt het totaal van de gemelde studenten die op school blijven op 74%. 759 800 700 600 500 400 242
300 200 50
100 0
18
30 9
22 10
kt aa m ge r. sp af we eu ni r, LE de /D ou DV or /C do st d ng el ni nd om m ke rle rk ge ve be he p Af on ul an at rh ev lta aa nt n su ee al en Re m ez ge rta rw ar po ve na op or n en Do ez de el rw ol ve -m ho or n e sc Do m g/ in ko ge eid pl iet al N eo rta er po nd ra op l o n aa N ho de sc el p -m to ol ijf ho Bl sc et tm op St
Diagram 2; Het resultaat van het RMC+gesprek
Herinschrijvingen Een deel van de jongeren die zich eerst uitschrijven bij een opleiding, schrijft zich voor oktober van hetzelfde jaar weer in bij een andere opleiding. Deze jongeren worden uiteindelijk dus geen voortijdige schoolverlaters. Tabel 4 laat zien, per school, hoeveel van de uitgeschreven studenten zich uiteindelijk weer inschrijft. Heringeschreven studenten per 1 oktober 2015 (uitgeschreven in periode januari ‘15 t/m september ‘15)
Uitgeschreven studenten (jan - sept 2015) Heringeschreven studenten per 1 okt 2015 Niet ingeschreven per 1 okt 2015, dus VSV
Noorderpoort
Alfa-college
Terra
704 318 386
520 309 211
107 73 34
Tabel 2; Herinschrijvingen per school (januari t/m september 2015)
8
ROC Menso Alting 25 13 12
Totaal 1356 713 643
De cijfers laten zien dat bij elke school het percentage herinschrijvingen rond de 50% ligt. Dit is positief, omdat deze jongeren kans maken alsnog een startkwalificatie te behalen. Opvallend is dat bijna de helft van de uitgeschreven studenten (47%), zich voor 1 oktober weer heeft ingeschreven. Dit geeft aanwijzing voor extra onderzoek naar de redenen van uitschrijving onder studenten; worden hier verkeerde studie keuzes gemaakt, vallen opleidingen tegen of is er nog een andere reden dat zoveel studenten zich tijdelijk uitschrijven? VSV-scans In Diagram 3 is te zien dat voor 70% van de uitgeschreven jongeren een VSV-scan wordt ingevuld. Dit houdt in dat het overgrote deel van de jongeren met deze scan vertrekt bij de opleiding. Deze scan heeft als doel duidelijk te houden wie de regie in handen heeft van elke uitgeschreven jongere. Daarnaast verantwoord de school in de VSV-scan wat zij gedaan hebben voor de jongere voordat zij tot uitschrijving overgaan.
VSV-scans t.o.v. VSV’ers (januari t/m september ‘15)
30%
VSV-scans ingevuld
70%
VSV-scans niet ingevuld
Diagram 3; Aantal geschreven VSV-scans t.o.v. het aantal uitschrijvingen in de periode januari t/m september 2015
Wanneer zou blijken dat van alle jongeren duidelijk is wie de regie in handen zou hebben, zou het niet invullen van een VSV-scan geen verstrekkende gevolgen hebben. Uit de interviews blijkt echter dat dit niet het geval is voor alle jongeren en er dus jongeren buiten beeld vallen. VSV-scans invullen, voor álle jongeren, lijkt dus nog noodzakelijk te zijn. De afspraak dat er voor elke uitschrijving een VSV-scan wordt ingevuld is niet bij alle medewerkers duidelijk. Uit de interviews blijkt dat voor studenten waarvan duidelijk is waar zij naartoe gaan, vaak geen scan wordt ingevuld. Dit zal mede de reden zijn dat er niet voor elke uitschrijving een VSV-scan is. Percentage VSV-scans t.o.v. totaal aantal VSV’ers (periode januari t/m september ‘15)
Niet ingeschreven per 1 okt 2015, dus VSV VSV-scans ingevuld % VSV-scans van totaal aantal VSV’ers
Noorderpoort
Alfa-college
Terra
386 267 69%
211 155 73%
34 15 44%
ROC Menso Alting 12 12 100
Totaal 643 449 70%
Tabel 3; Percentage VSV-scans t.o.v. totaal aantal VSV’ers (periode januari t/m september 2015)
Uit tabel 3 kan geconcludeerd worden dat voor het deel van de jongeren dat niet heringeschreven is voor 1 oktober (en dus VSV’er wordt), 70% een VSV-scan ingevuld is. Daarbij moet opgemerkt worden dat een deel van de heringeschreven studenten bij uitschrijving nog geen nieuwe inschrijving had. Deze jongeren hadden dus de potentie om vsv’er te worden, hiervoor had dus een VSV-scan voor ingevuld moeten worden. Dit betekent dat de percentages in Tabel 3 geflateerde percentages zijn.
9
DE TOEKOMSTPLANNEN Wanneer een student wordt uitgeschreven is het mogelijk om met deze jongere een Toekomstplan op te stellen. In dit plan wordt de jongere gevraagd wat zijn plannen zijn; gaat hij weer studeren, gaat hij werken? Wat de jongere ook van plan is, samen wordt gekeken hoe hij dit aan kan gaan pakken en hoe de onderwijsinstelling en/of de gemeente de jongere hierbij kan helpen. Tevens kan dit toekomstplan dienen als CV voor de jongere, wanneer hij/zij zich wil inschrijven bij een nieuwe opleiding. Inschatting op basis van de cijfers is dat er voor ongeveer een kwart van de uitgeschreven studenten een Toekomstplan geschreven wordt.
10
aAnbevelingen De eerste aanbeveling is om door te gaan met het RMC+project. Zowel uit de interviews en de enquêtes als uit de cijfers blijkt dat het effect van het project positief is. Jongeren die (potentiële) voortijdige schoolverlater zijn komen eerder in beeld en er zijn kortere lijnen tussen de gemeenten en onderwijsinstellingen. Hierdoor vallen jongeren minder uit. Mochten zij wel uitvallen, dan is het niet zo dat zij, zoals voor het project, moeten wachten om acties vanuit de gemeente, maar wordt hun casus gelijk opgepakt door de gemeente. Een tweede advies is om RMC-medewerkers te betrekken in het zorgoverleg op de school, zodat expertise optimaal benut wordt en studenten op tijd doorverwezen worden naar de gemeente. Zowel de medewerkers van de school als van de gemeenten ervaren dit positief. Doordat de RMCmedewerker al eerder bij zorgleerlingen betrokken is, heeft deze medewerker betere voorkennis van de student. Dit helpt in de aanpak tijdens een gesprek. Daarnaast heeft een RMC-medewerker andere kennis dan een lid van het BAT/ZAT, deze kennis kan een mooie aanvulling zijn in een zorgoverleg. Het is erg belangrijk om de gezamenlijke aanpak in stand te houden, waarbij alle gemeenten van de verschillende regio’s betrokken blijven bij dit project. Dit is de belangrijk voor het functioneren van het project. RMC+medewerkers werken namelijk niet per regio, maar per onderwijslocatie. Hierdoor spreken zij jongeren van verschillende gemeenten. Wanneer alle gemeenten betrokken blijven kan dit door blijven gaan, maar als RMC+medewerkers alleen nog jongeren van hun eigen regio zullen spreken, betekent dit meer medewerkers op één locatie en meer reistijd en kosten voor de gemeenten. Daarnaast voorkomt dit de verwarring voor de scholen over welke RMC medewerker ze moeten benaderen. Ook de gezamenlijkheid van de schoolinstellingen en de gemeenten moet in stand worden gehouden. Samen zijn zij verantwoordelijk voor de studenten en beiden hebben zij belangen bij het op school houden van de potentiële schoolverlaters. Onderwijsinstellingen worden afgerekend op het aantal uitvallers door middel van financiële maatregelen en gemeenten krijgen deze jongeren binnen hun verantwoordelijkheid en moeten met hen op zoek naar passend werk of een andere opleiding. Een aandachtspunt is en blijft het verzuimbeleid binnen de scholen. Scholen zullen verzuim beter in beeld moeten hebben en tijdig melden. Nu is meer dan de helft van de melding na de afgesproken 16 uur gedaan, mede omdat mentoren te laat verzuim melden bij de zorgteams, waardoor deze studenten laat gemeld worden. Over het algemeen is het zo dat studenten die later gemeld worden grotere kans op uitval hebben. Het Toekomstplan wordt momenteel nog weinig ingezet, voornamelijk door het Alfa-college en het Noorderpoort. Het zou raadzaam zijn om samen met de student een Toekomstplan op te stellen, zodat de jongere wordt uitgedaagd na te denken over zijn toekomst. Tevens kan hij hiermee aantonen dat hij zich doordacht aanmeld voor een andere opleiding, wanneer hij dit wil. Het Toekomstplan is een mooie ‘tool’ om in te zetten bij de begeleiding van een jongere naar een perspectiefvolle plek. In eerder onderzoek2 zijn ook aanbevelingen gedaan met betrekking tot het RMC+project. Vanuit de resultaten in dit huidige onderzoek kan geconcludeerd worden dat een deel van deze aanbevelingen is blijven staan; l Meldingen van verzuim bij de RMC+ medewerker moeten eerder gedaan worden, ze zijn nu vaak niet meer preventief; l Er moet meer controle uitgevoerd worden op de gemaakte afspraken, de partijen moeten aangesproken kunnen worden op de verantwoordelijkheden naar aanleiding van die afspraken; l Meer top-down benadering in de MBO’s, dit houdt in meer sturing door het management.
In deze aanbevelingen is er onder andere te zien dat er meer sturing nodig is. Om het RMC+project nog effectiever te laten zijn, is het belangrijk dat dit nu opgepakt gaat worden. Zonder meer sturing binnen de onderwijsinstellingen zal er altijd een groep studenten blijven waarbij te laat melding wordt gedaan en dus te laat actie ondernomen kan worden. Wanneer een of meerder partijen zich niet houdt aan de afspraken, zal dit ook gevolgen moeten hebben voor deze partij(en), om de afspraken geen vrijblijvend karakter te geven. 2
Engels 2012
11
Literatuurlijst Bruinsma, W. & Holter, N. (2010). Wat werkt bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten? Utrecht: Nederlands JeugdInstituut. Eimers, T. (1995). Een vangnet van strohalmen. Opvang- en preventieprojecten voor voortijdig schoolverlaters in regionaal perspectief. Nijmegen: ITS. Engels, L. (2012). Borging succesfactoren & verbeterpunten RMC+. Groningen Köller, O. (2001) Highschool dropout. International Encyclopedia of the Social & Behavioral Science 6697-6700 doi: http://dx.doi.org/10.1016/B0-08-043076-7/00375-2.
12
Bijlage A – onderzoeksvragen kort beantwoord Hoe groot is die inzet van het RMC+project? In een jaar tijd (januari – december 2015) zijn 1140 studenten van het van de betrokken onderwijsinstellingen gesproken, voor een preventief gesprek. Daarnaast geven de RMC+medewerkers voorlichtingen op de scholen aan het begin van het schooljaar, aan medewerkers en aan studenten, en nemen zij deel aan de overleggen met de zorgteams. Ook worden de RMC+medewerkers als contactpersoon gebruikt om ingang te vinden bij gemeenten. Wat zijn de resultaten van deze inzet? Het aantal studenten dat door de onderwijsinstellingen is gemeld, is in 1140. Hiervan zijn 242 studenten niet komen opdagen, deze zijn gemeld op het digitale verzuim portaal van DUO. Van de andere 898 studenten is in ieder geval 90% op school gebleven of naar een andere opleiding doorgestroomd en dus geen VSV’er geworden. Een klein deel van de 898 gesproken studenten is doorverwezen naar externe hulpverlening en/of de gemeente (4%). Van deze 4% is een deel mogelijk ook op de opleiding gebleven en geen VSV’er geworden. Hier zijn echter geen cijfers van. Wat zijn de neven-effecten van het RMC+project? Het primaire doel van het RMC+project is het voorkomen van schooluitval onder studenten zonder startkwalificatie. Naast dit doel zijn er ook andere resultaten te benoemen. Wanneer een student onverhoopt wel uitvalt is er in samenwerking met de school een dossier opgebouwd. Dit dossier helpt bij de warme overdracht naar de woongemeente van de student. Dit helpt om de jongere verder goed te kunnen helpen naar een andere opleiding of werk. Een jongere heeft daarnaast al een gesprek gehad met een medewerker van de gemeente. De RMC+medewerker doet een ‘warme overdracht’ met de woon- gemeente van de student. De jongere is dus al bekend, waardoor de verdere begeleiding snel van start kan gaan. Dit leidt uiteindelijk tot meer efficiëntie. Hoe groot is de tevredenheid onder scholen en gemeenten? Zowel de medewerkers van de school, als de medewerkers van de gemeenten geven aan erg tevreden te zijn over de huidige aanpak. Uiteraard zijn er hiernaast ook nog verbeterpunten, deze worden hieronder verder besproken. Alle betrokken partijen geven aan dat dit project door zou moeten gaan, omdat zij het zien als een toevoeging op het schoolsysteem en het gemeentelijk stelsel. Zijn er succesfactoren en zo ja, welke? De lijnen tussen de gemeenten en onderwijsinstellingen zijn korter, waardoor er sneller actie ondernomen wordt en studenten eerder in beeld zijn. Scholen en gemeenten kunnen van elkaars kennis, expertise en netwerk profiteren. Wanneer een RMC+medewerker aanwezig is in het BAT- of ZAT-overleg aanwezig is, helpt dit de zichtbaarheid en bereikbaarheid, waardoor onderwijsinstellingen eerder de RMC+medewerker zullen inzetten. Wat is er nog te verbeteren in het RMC+project? Het verzuim moet eerder vermeld worden door onderwijsinstellingen. Nu gebeurt dit nog te vaak later dan na 16 uur. RMC+medewerkers moeten out-reachend zijn. Op sommige locaties geven medewerkers van de school aan dat zij de RMC+medewerker te passief vinden. Hierdoor blijven verzuimmeldingen te lang liggen. Er moet meer toezicht en aansturing komen op het nakomen van de afspraken.
13
14