Antwoordnotitie zienswijzen bestemmingsplan Wetering Van 6 september tot en met 17 oktober 2006 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Gedurende de periode van ter inzage legging zijn onderstaande schriftelijke zienswijzen ingekomen. Nr.
Naam
Adres
Postc
Woonplaats
1
G.J. Verbeek
Veldweg 49
8071 BE
NUNSPEET
2
H. Eulen en H.H. Eulen-
Wetering Oost 18
8063 TJ
WETERING
opmerking
Slot 3
Juultje van Amerom
Wetering West 21
8363 TL
WETERING
4
De Jonge Peters
Postbus 623
7400 AP
DEVENTER
Remmelink Advocaten
Namens Weyn Banningh, Wetering West 31, 8363 TL Wetering
5
De Jonge Peters
Postbus 623
7400 AP
DEVENTER
Aanvulling op 4
Remmelink Advocaten 6
H. Vaartjes
Wetering Oost 34
8363 TJ
WETERING
7
H. Vaartjes
Wetering Oost 34
8363 TJ
WETERING
8
J. Kuiper
Molenwal 2
8363 HT
STEENWIJK
9
J.H. Bos
Wetering West 35
8363 TL
WETERING
10
J.A.A. Smit
Wetering Oost 2
8355 AK
WETERING
11
Advocatenkantoor Zegers
Postbus 56
1135
EDAM
CR
Namens A.P. Beintema, Kanaaldijk 21, 1551 PH Westzaan
12
T. ter Meer
Wetering Oost 40
8363 TJ
WETERING
13
B. Moleveld en A.
Wetering Oost 78
8363 TK
WETERING
2 brieven
Postbus 225
8440 AE
HEERENVEEN
Namens Scholtens, Wetering
Moleveld-Hermsen 14
Dommerholt en van Dijk
West 53 15
F.D. Groot
Meppelerw eg 122
8331 DA
STEENWIJK
16
Stichting Natuur- en
Oosterpaasloërweg
8378 JC
PAASLOO
Milieuplatform
17
Steenwijkerland
De zienswijzen zijn binnen de gestelde periode ingekomen en derhalve ontvankelijk. Hierna worden de ingekomen zienswijzen afzonderlijk behandeld, waarbij per zienswijze eerst een samenvatting wordt gegeven. 1. G.J. Verbeek, Veldweg 49, Nunspeet Reclamant is van mening dat de bestemming van het perceel ten noorden van het perceel Wetering West 101 gewijzigd moet worden in de bestemming Recreatieve doeleinden 2. De voorschriften van deze bestemming sluiten volgens reclamant naadloos aan op het huidige gebruik van het perceel. In het ontwerpplan is weliswaar voor een deel tegemoetgekomen aan de inspraakreactie van reclamant maar deze tegemoetkoming is onvoldoende.
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
1
Commentaar De gebruiksmogelijkheden van het betreffende perceel zijn naar aanleiding van de inspraakreactie van reclamant verruimd c.q. afgestemd op het bestaande gebruik en de aanwezige bebouwing. Het perceel is ondergebracht in de bestemming Bebossing waarbinnen het aanwezige gebouw positief bestemd is middels een specifieke aanduiding. Daarnaast zijn (in ondergeschikte mate) dagrecreatieve voorzieningen voor eigen gebruik mogelijk. Het onderbrengen van het perceel in de bestemming Recreatieve doeleinden 2 zou betekenen dat dagrecreatie op het perceel de hoofdfunctie wordt. Dit past niet in het uitgangspunt van dit bestemmingsplan om geen nieuwe recreatieve ontwikkelingen toe te staan. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren. 2. H. Eulen en H.H. Eulen - Slot, Wetering Oost 18, Wetering Reclamanten maken bezwaar tegen de bestemming parkeerplaats tegenover het perceel Wetering - Oost 18 en 20 en daarnaast de mogelijkheid van bebouwing tegenover de percelen op nummer 20, 20a en 18. Reclamanten reiken in hun zienswijze een aantal alternatieve locaties aan voor de parkeerplaats en de bedrijfsactiviteiten. Reclamanten merken op dat het betreffende aannemersbedrijf al een paar jaar te koop staat, dat de huidige parkeerplaats van tijdelijke aard zou zijn en dat de infrastructuur rondom het bedrijf verbeterd zou worden. Commentaar Het betreffende bedrijf is sterk gericht op de waterbouw en is - vanwege het werken met vaarmaterieel - afhankelijk van een locatie aan het water. In het verleden is de mogelijkheid onderzocht om het bedrijf te splitsten en het niet-water afhankelijke deel van het bedrijf naar een bedrijventerrein te verplaatsen. Een dergelijke splitsing bleek uiteindelijk niet haalbaar. Voortvloeiend uit het uitgangspunt de bestaande bedrijven in Wetering te behouden c.q. voldoende toekomstperspectief te bieden geeft het bestemmingsplan aan het bedrijf enige uitbreidingsmogelijkheden. De groeimogelijkheid is gekoppeld aan een (zware) nadere afwegingsprocedure in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor een perceel achter het huidige bedrijf. Voor de toepassing van deze wijziging gelden een aantal strikte voorwaarden ter bescherming van de woonsituatie op de aanliggende percelen en de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied. Bij de toepassing van de wijziging vormen ook de verkeersveiligheid en de milieusituatie belangrijke beoordelingscriteria. Om voldoende afstand te kunnen houden tot de nabijgelegen woningen is het perceel waarop de uitbreiding mogelijk is ruim gelegd. Voor een uitbreiding op de gegeven locatie zal ook de noodzaak moeten worden aangetoond. Voor een ander type bedrijf dan het huidige zal dit moeilijk, zo niet onmogelijk zijn. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
2
3. J. Van Amerom, Wetering West 21, Wetering Reclamant verzoekt de huidige agrarische bestemming van het perceel tussen de percelen Wetering - Oost 4 en 6 te wijzigen in een woonbestemming die het vroeger ook heeft gehad. Commentaar Het bouwen van een woning op deze locatie is in strijd met het uitgangspunt van het bestemmingsplan om geen nieuwe woningbouwmogelijkheden te bieden ten einde de karakteristieke open structuur van Wetering te kunnen behouden. Dit verzoek moet daarom worden afgewezen. Overigens heeft het perceel ook in het vigerende bestemmingsplan een onbebouwde bestemming (Landschappelijk Waardevol Landbouwgebied). Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren. 4. De Jonge Peters Remmelink Advocaten, Postbus 623 Deventer (namens T.Weyn Banningh en echtgenote, Wetering West 31, Wetering Reclamanten maken bezwaar tegen alle voorschriften in het plan die een toename kunnen inhouden van het aantal recreatieve activiteiten. Dit omdat het totale gebied als landschappelijk waardevol dient te worden aangemerkt en elke aantasting daarvan (door een toename van de recreatieve activiteiten) het hele gebied raakt. Verder verzoeken reclamanten in de voorschriften - om te voorkomen dat de nabijgelegen rietkraag wordt aangetast - een voorschrift toe te voegen waaruit blijkt welke activiteiten er zouden moeten worden verricht om de rietkraag volledig te behouden. Commentaar In het bestemmingsplan is er voor gekozen om alleen de bestaande functies in Wetering (opnieuw) te bestemmen en nieuwe ontwikkelingen - anders dan de gebruikelijke ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau - uitsluitend toe te staan voorzover ze actueel en passend zijn. De keuze voor een conserverend plan is gemaakt om mogelijke negatieve effecten op de nabijgelegen natuurgebieden te voorkomen en daarnaast om de waardevolle ruimtelijke structuur van Wetering te kunnen behouden. De recreatieve mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn beperkt tot twee kleinschalige recreatieve ontwikkelingen op de percelen Wetering - West 1 en Wetering - West 39. Voor deze ontwikkelingen wordt ruimte geboden omdat ze de functionele structuur c.q leefbaarheid in het dorp ten goede komen en ze geen negatieve effecten hebben op de hierboven genoemde ruimtelijke waarden. Reclamanten maken niet duidelijk welke rietkraag zij precies bedoelen. In het algemeen merken wij over de bescherming van rietkragen op dat binnen de bestemming Landschappelijk Waardevol Landbouwgebied een aanlegvergunningenstelsel geldt voor het verwijderen van bebossing en beplanting. Hieronder valt ook riet. Het gaat te ver om alle rietkragen afzonderlijk te bestemmen en/of binnen de andere bestemmingen een specifieke regeling ter bescherming van de rietkragen op te nemen. Het toevoegen van een voorschrift op grond waarvan bepaalde maatregelen zoals reclamanten die wensen worden afgedwongen is niet mogelijk. Het bestemmingsplan is namelijk (slechts) een toelatingsplan c.q. biedt ruimte voor diverse ontwikkelingen en maatregelen maar kan deze niet afdwingen. Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
3
Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren. 5. De Jonge Peters Remmelink Advocaten, Postbus 623 Deventer (namens T.Weyn Banningh en echtgenote, Wetering West 31, Wetering (aanvulling eerdere zienswijze) In aanvulling op de hiervoor ingebrachte zienswijze (onder punt vier) hebben reclamanten een aanvullende zienswijze ingediend. Hierin benadrukken zij niet alleen bezwaren te hebben tegen de recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan (zoals in hun eerste zienswijze is verwoord) maar tegen alle ontwikkelingen in het plan die - volgens reclamanten - absoluut een aanzet geven tot een karakteristieke verandering c.q. aantasting van het (woon)gebied Wetering. Naast de recreatieve bestemmingen keren reclamanten zich concreet tegen de bestemming Nutsdoeleinden, Verkeersdoeleinden en de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Bedrijfsdoeleinden voor het perceel aan de Wetering - Oost. Volgens reclamanten kennen de voorschriften op zichzelf niet of nauwelijks beperkingen behalve de belijning en begrenzing op de kaart. Commentaar Nogmaals merken wij op dat het bestemmingsplan uitgaat van de bestaande situatie in Wetering en nieuwe ontwikkelingen uitsluitend toelaat voorzover ze actueel en passend zijn. Dit om de karakteristieke ruimtelijke structuur van het dorp en de natuurwaarden in de omliggende gebieden te kunnen behouden. Een aantal initiatieven c.q. zienswijzen voor nieuwe ontwikkelingen in het dorp is/wordt juist afgewezen vanwege hun negatieve effect op deze waarden. Voor wat betreft het verkeer en de nutsvoorzieningen zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Bedrijfsdoeleinden voor het perceel aan de Wetering - Oost willen wij verwijzen naar de reactie bij zienswijze nummer 2.. Voorstel Voorgesteld wordt om deze zienswijze ongegrond te verklaren. 6. H. Vaartjes, Wetering Oost 32 - 34, Wetering Reclamant verzoekt het huisnummer 32 op de plankaart op te nemen voor het perceel met kadasternummer 2508. Commentaar Naar aanleiding van de inspraakreactie van reclamant is de ondergrond van de bestemmingsplan aangepast in die zin dat het huisnummer van de woning aan de Wetering - Oost nummer 30 ook daadwerkelijk dit huisnummer gekregen heeft (in plaats van het onjuiste nummer 32 zoals eerder op de kaart was aangegeven). Het perceel met kadasternummer 2508 heeft in het bestemmingsplan een onbebouwde woonbestemming. Op het perceel is geen sprake van een bewoonbaar pand. Dit betekent dat het perceel ook geen huisnummer kan hebben. Los hiervan merken wij op dat aan een huisnummer op de ondergrond van een bestemmingsplankaart geen rechten ontleend kunnen worden. Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
4
Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren. 7. H. Vaartjes, Wetering Oost 32 - 34, Wetering (aanvulling eerdere zienswijze) In aanvulling op de vorige zienswijze merkt reclamant op dat in het nu nog van kracht zijnde bestemmingsplan het dorp Wetering deel uitmaakt van het Jong Ontginningslandschap. Het losmaken van Wetering van dit grotere landschap zoals in het plan dat nu voorligt, is volgens reclamant onjuist omdat dit kan leiden tot verstening en verstedelijking. Het Jong Ontginningslandschap bevindt zich volgens reclamant ruimtelijk als een schakelgebied tussen de natuurgebieden Weerribben en Wieden. Om te bewerkstelligen dat het accent op dit landschap als geheel gehandhaafd blijft dient dit schakelgebied nader vastgesteld en onderzocht te worden op bijzondere potenties. Daarna dient voor het schakelgebied als geheel een nieuw bestemmingsplan gemaakt te worden. Commentaar De keuze om een apart bestemmingsplan voor het dorp Wetering te maken is lang geleden al gemaakt. In 2000 is door de voormalige gemeente IJsselham een concept-bestemmingsplan opgesteld en in het kader van de Inspraak ter inzage gelegd. Het bestemmingsplan Wetering vormde één van de eerste plannen in het actualiseringsproject waarin een herziening plaatsvindt van alle verouderde bestemmingsplannen. Ook het bestemmingsplan voor Kalenberg vormt onderdeel van dit project. Doel van het herzieningsproject is te komen tot actuele bestemmingsplannen met éénduidige en handhaafbare regels op grond waarvan bouwaanvragen (weer) consequent getoetst kunnen worden. Vanwege de problematiek met de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) is het bestemmingsplan Wetering destijds niet verder in procedure gebracht. In een pilot-project is eerst samen met onder meer de provincie onderzocht op welke wijze de VHR in de bestemmingsplannen vertaald zou moeten worden. Toen hierover voldoende duidelijkheid bestond is de procedure voor het bestemmingsplan Wetering opnieuw opgestart. Het bestemmingsplan is in die zin het verlengde van de genoemde pilot waarbij als voordeel geldt dat het plangebied van het bestemmingsplan Wetering relatief klein is. Het werd namelijk als onwenselijk gezien de (ingewikkelde) problematiek van de VHR meteen in het zeer omvangrijke buitengebied in te voeren. In het bestemmingsplan is wel rekening gehouden met de omgeving. Met name de gevolgen van de recreatieve ontwikkelingen voor de omliggende natuurgebieden zijn getoetst aan de natuurwetgeving. De stelling dat de keus voor een apart bestemmingsplan voor het dorp Wetering kan leiden tot verstening en verstedelijking delen wij uitdrukkelijk niet. Het belangrijkste uitgangspunt voor het bestemmingsplan zoals het nu voorligt is immers om de karakteristieke ruimtelijke waarden die tot uiting komen in de open structuur van de lintbebouwing met groene ruimtes en opgaande beplanting en de karakteristieke bebouwing te behouden. Daarom kent het plan ook slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden ten aanzien van gebruik en bouwen. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
5
8. J. Kuiper, Molenwal 2, Steenwijk Reclamant verzoekt de bestemming van het perceel P 1308 aan de Wetering Oost te wijzigen van Recreatieve Doeleinden 2 naar Recreatieve Doeleinden 1. Commentaar Het bedoelde perceel (waarvan het nummer overigens 1644 is) heeft in het bestemmingsplan - naar aanleiding van een inspraakreactie van reclamant - de bestemming Recreatieve doeleinden 2 gekregen. Op grond van deze bestemming mag het perceel voor dagrecreatie gebruikt worden waarbij tevens een aanleggelegenheid gerealiseerd kan worden. Het oprichten van bebouwing is niet mogelijk. Het bestaande gebouwtje op het perceel is zodanig klein dat hiervoor geen planologische regeling hoeft te worden opgenomen. Het onderbrengen van het perceel in de bestemming Recreatieve doeleinden 2 zou betekenen dat op het perceel wel nieuwe bebouwing zou kunnen worden opgericht wat in strijd zou zijn met twee belangrijke uitgangspunten van het bestemmingsplan namelijk (1) het behoud van de waardevolle ruimtelijke (open) structuur van het buurtschap en (2) een zeer terughoudende houding ten opzichte van nieuwe recreatieve ontwikkelingen. Dit betekent dat aan de wens van reclamant niet kan worden tegemoetgekomen. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren 9. J.H. Bos, Wetering West 35, Wetering Reclamant heeft aan de Wetering - West 35 een aannemersbedrijf. In het bestemming is het bedrijf ook als zodanig aangeduid. Reclamant heeft plannen om op de schuur op dit perceel twee appartementen te bouwen en verzoekt deze mogelijkheid mee te nemen in het bestemmingsplan. Commentaar Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om geen nieuwe woningbouw toe te staan behalve waar het gaat om een woonfunctie binnen de bestaande bebouwing van vrijkomende agrarische bedrijven. Deze mogelijkheid is opgenomen om verpaupering en leegstand van dergelijke panden te voorkomen én de historische bebouwingskenmerken te kunnen behouden. Daarnaast geldt - vooral met het oog op de mogelijke negatieve gevolgen voor de nabijgelegen natuurgebieden - als uitgangspunt om slechts in beperkte mate recreatieve ontwikkelingen toe te staan. Het verzoek van reclamant past niet binnen deze uitgangspunten en kan daarom niet gehonoreerd worden. Daarbij merken wij tevens op dat bijgebouwen (zoals de schuur van reclamant) in nagenoeg de gehele gemeente en derhalve ook in Wetering niet in aanmerking komen voor recreatieve bewoning. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren. 10. J.A.A. Smit, Watersportcentrum Almare, Wetering Oost 2, Wetering
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
6
Reclamant is van mening dat de woning op het perceel van het watersportcentrum bestemd moet worden als privé-woning en niet als bedrijfswoning. De woning is destijds als privéwoning aangekocht en nu ook als zodanig in gebruik. Verder maakt reclamant bezwaar tegen de in zijn ogen te beperkte mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor horeca bij het bedrijf. Volgens reclamant gaan de mogelijkheden van de (zelfstandige en volwaardige) horecavergunning voor het bedrijf verder dan de mogelijkheden (complementaire daghoreca) in het bestemmingsplan. Het argument van de gemeente dat een volwaardige horecafunctie op het bedrijf onwenselijk is vanwege de verkeersaantrekkende werking die daar vanuit gaat wordt door reclamant bestreden. Dit omdat al jaren sprake is van een volwaardig horecabedrijf en dit geen (verkeers)overlast tot gevolg heeft gehad. Reclamant verzoekt de regeling in het bestemmingsplan aan te passen aan de mogelijkheden die de horecavergunning geeft. Het bestemmingsplan kent - door het schrappen van de term kampeerboerderij - ten onrechte geen regeling voor de aanwezige groepsaccommodatie. In plaats van de nu gebruikte termen bepleit reclamant de aanduiding “recreatiepark’” voor zijn bedrijf. Verder stelt reclamant dat de ontwikkeling van de gele Vlek bij Scheerwolde wel degelijk invloed heeft op het plan voor Wetering omdat de weg Wetering - Oost, die naar het perceel van reclamant leidt - in de toekomst niet meer doorgaand zal zijn. De meeste klanten op het bedrijf arriveren namelijk per bus of touringcar, die als gevolg van het afsluiten van deze weg in de nieuwe situatie moeten keren. Commentaar De woning op het perceel van het watersportbedrijf is in het bestemmingsplan als bedrijfswoning bestemd omdat zowel in ruimtelijke als functionele zin sprake is van een binding tussen de woning en het watersportbedrijf. Binnen de gegeven bestemming (Recreatieve doeleinden 1) is bij recht ook een bedrijfswoning toegestaan. Dit is ook overeenkomstig de vigerende bestemmingsregeling. Over de mogelijkheden voor horeca op het perceel merken wij op dat de regeling in het bestemmingsplan overeenkomt met de mogelijkheden die de horecavergunning én het geldende bestemmingsplan hiervoor geven namelijk “het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name recreanten, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven”. Het geven van een volwaardige horecafunctie zou betekenen dat op het perceel ook bedrijfsmatig logies kan worden verstrekt en bijvoorbeeld een vermaaksfunctie wordt toegestaan. Dit zou een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben die vanwege de beperkte parkeerruimte op het perceel van het watersportcentrum - voor onaanvaardbare parkeeroverlast (parkeren in bermen en aanliggende wegen) zou zorgen. Reclamant stelt terecht dat het bestemmingsplan - als gevolg van het schrappen van de term kampeerboerderij - geen regeling bevat voor de aanwezige groepsaccommodatie. Deze omissie zal hersteld worden door het opnemen van de zinsnede ‘groepsaccommodatie’ in de bestemmingsomschrijving van artikel 7, lid 1 onder a. Daarmee en gelet op het voorgaande zien wij geen reden voor het introduceren van de term “recreatiepark”. Ten aanzien van de weg Wetering - Oost hebben reclamanten gelijk met hun opmerking dat deze weg in de toekomst niet meer doorgaand zal zijn. De afslag in oostelijke richting ter hoogte van het bedrijf van reclamant zal als gevolg van de ontwikkeling van het woon- en recreatiepark Scheerwolde namelijk verdwijnen. In de planvorming van dit plan zal nader Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
7
bekeken worden in hoeverre dit leidt tot bereikbaarheidsproblemen voor het bedrijf van reclamant en zal hiervoor zo nodig een oplossing worden gezocht. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze gegrond te verklaren voorzover het gaat om het opnemen van een regeling voor de aanwezige groepsaccommodatie op het watersportbedrijf. Voorgesteld wordt het overige deel van de zienswijze ongegrond te verklaren. 11. Advocatenkantoor Zegers, Postbus 56, Volendam (namens A.P. Beintema) Reclamant maakt bezwaar tegen de bestemming Landschappelijk Waardevol Landbouwgebied op het perceel N2802. Hij wijst op de aanwezigheid van een schuur en twee caravans op dit perceel waarover - volgens hemzelf - de gemeente hem per brief heeft medegedeeld dat deze niet in strijd is met het bestemmingsplan Wetering. Gezien de jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak is reclamant van mening dat aan de schuur de meest zinvolle gebruiksbestemming moet worden gegeven. Commentaar Op het perceel N2802 is sprake van een overkapping waaronder twee caravans gestald staan. Op grond van het nog vigerende bestemmingsplan (Jong Ontginningslandschap) vallen deze bouwwerken onder het overgangsrecht. Omdat de bouwwerken vanuit landschappelijk oogpunt niet wenselijk zijn is hiervoor in het bestemmingsplan Wetering geen specifieke bestemming / aanduiding opgenomen. Het verzoek van reclamant dit wel te doen moet daarom ook worden afgewezen. Omdat de bouwwerken (ook) op grond van het bestemmingsplan Wetering onder het overgangsrecht vallen zijn ze niet in strijd met dit plan. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren. 12. T. ter Meer, Wetering - Oost 40, Wetering Reclamant verzoekt de gemeente om op het perceel Wetering - Oost 40 de bouw van een rietloods mogelijk te maken. De bouw van de loods op deze locatie is volgens reclamant noodzakelijk voor het op een goede manier kunnen voortzetten van zijn bedrijf. Commentaar Naar aanleiding van een inspraakreactie van reclamant heeft het perceel de bestemming Bedrijfsdoeleinden gekregen, specifiek ten behoeve van een rietteelt- en bewerkingsbedrijf. Recentelijk heeft reclamant bij de gemeente een schets ingediend voor de rietopslagloods die hij op zijn perceel wil bouwen. De afmeting van deze loods zijn echter zodanig groot dat deze niet past in de schaal van Wetering, gelet op de situatie ter plaatse. In een brief aan reclamant is dit standpunt reeds aan hem kenbaar gemaakt. Ook op grond van het nog vigerende bestemmingsplan voor Wetering is de bouw van een loods met de door reclamant voorgestelde omvang niet mogelijk. Het verzoek van reclamant moet dan ook (nogmaals) worden afgewezen. Voorstel Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
8
Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren 13. B. Molenveld en A. Molenveld-Hermsen, Wetering - Oost 78, Wetering Reclamanten hebben een groot aantal bezwaren tegen het ontwerp-bestemmingsplan. Samengevat (zie de bijgevoegde originele zienswijze voor de volledige tekst) gaat het om: de wijze waarop het ontwerp bestemmingsplan Wetering gepubliceerd is omdat in de publicatie het huidige bestemmingsplan onjuist genoemd wordt; de wijze waarop het geldende bestemmingsplan Buitengebied ‘opgedeeld’ is in drieën namelijk het plan Wetering, het plan Scearwolde en de, volgens reclamanten, resterende bestemming Land in het buitengebied; volgens reclamanten staat er in een publicatie in de Steenwijker Express (mei en juni 2006) aangegeven dat er sprake is van één bestemmingsplan voor Wetering en Scaerwolde; uitgangspunt van het bestemmingsplan voor Wetering is dat er niet nieuw gebouwd wordt maar artikel 17 (wijzigingsmogelijkheid bedrijven naar woondoeleinden) spreekt dit tegen; de nieuwe ecologische beoordeling van het ontwerp - bestemmingsplan is onjuist omdat ten tijde van het voorontwerpplan nog helemaal niets bekend was over de verandering op de twee percelen waar nieuwe recreatieve ontwikkelingen worden toegestaan. Bovendien vragen zij zich af of in het ecologisch onderzoek de bedrijvenlijst, het aspect bodem (weggelaten in het ontwerpplan), het aspect geluid en de luchtkwaliteittoets (“ingeschoven” in het ontwerpplan) wel zijn meegenomen. De diverse SBI codes op de bedrijvenlijst zijn reclamanten ook nog steeds niet duidelijk; het woord consoliderend is volgens reclamanten een onjuiste karakterisering van het plan gelet op de nieuwe bestemmingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan uit 1983; het ontbreken van een waterparagraaf waaruit onder meer de afstemming tussen bestemmingsplan en het nieuwe Waterbeheersplan 2007-2012 (dat volgens reclamanten nu ter inzage ligt) blijkt; de gevoerde m.e.r voor Scaerwolde is onjuist omdat volgens reclamanten éérst bestemmingsplannen moeten worden gemaakt waarop de MER gegrond kan worden. Volgens reclamanten heeft de in de MER opgenomen compensatieregeling in de vorm van een dorpsplan voor Wetering (met een onduidelijke status) de schijn van vooropgezette misleiding; het niet opnemen van het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r over het milieueffectrapport voor het plan Scaerwolde. Commentaar In de publicatie van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan Wetering wordt het geldende bestemmingsplan voor Wetering niet genoemd. In de publicatie staat vermeld dat het ontwerp - bestemmingsplan betrekking heeft op het hele dorp en een herziening is van het vigerende bestemmingsplan voor Wetering. Hiermee wordt (dus) niet gesuggereerd dat er een vigerend bestemmingsplan Wetering bestaat. De keuze voor een apart bestemmingsplan Wetering is reeds in een ver verleden gemaakt. Al in het jaar 2000 is een concept - bestemmingsplan voor het buurtschap opgesteld en in het Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
9
kader van de Inspraak ter inzage gelegd. Vanwege de problematiek met de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) is het bestemmingsplan destijds niet verder in procedure gebracht. In een pilot - project is eerst samen met onder meer de provincie onderzocht op welke wijze de VHR in de bestemmingsplannen vertaald zou moeten worden. Toen hierover voldoende duidelijkheid bestond is de procedure voor het bestemmingsplan Wetering opnieuw opgestart. Het bestemmingsplan is in die zin het verlengde van de genoemde pilot waarbij als voordeel geldt dat het plangebied van het bestemmingsplan Wetering relatief klein is. Het werd namelijk als onwenselijk gezien de problematiek van de VHR meteen in het zeer omvangrijke buitengebied in te voeren. Daarnaast vormt het bestemmingsplan Wetering één van de eerste plannen in het actualiseringsproject waarin een herziening plaatsvindt van alle verouderde bestemmingsplannen. Doel van het herzieningsproject is te komen tot actuele bestemmingsplannen met éénduidige en handhaafbare regels op grond waarvan bouwaanvragen (weer) consequent getoetst kunnen worden. Met het oog hierop is het ook niet wenselijk het bestemmingsplan Wetering te ‘belasten’ met discussies over en planvorming voor de recreatieve ontwikkelingen bij (de gele vlek) Scheerwolde. Dit laatste plan betreft immers een hele nieuwe gebiedsontwikkeling met de daarbij behorende eigen (m.e.r.) procedures, system atiek en onderzoeken. Het maken van een MER nadat een bestemmingsplan is gemaakt c.q. in procedure is gebracht is niet mogelijk: op grond van het Besluit m.e.r dient aan het begin van de procedure die tot een vastgesteld bestemmingsplan moet leiden te worden bepaald of er voor dat plan wel of geen MER opgesteld moet worden. Vanwege de omvang van de voorgenomen ontwikkelingen bij Scheerwolde is voor dit plan een MER opgesteld. Het advies van de Commissie voor de m.e.r heeft ook uitsluitend betrekking op dit plan en dus niet op het bestemmingsplan Wetering. Voor het opnemen van het adviesrapport van de Commissie voor de m.e.r. in het bestemmingsplan bestaat dan ook geen aanleiding. Ook van de gesuggereerde compensatieregeling voor Wetering in de vorm van een dorpsplan is geen sprake: het dorpverbeteringsplan waarvan melding wordt gemaakt wordt gemaakt heeft betrekking op Scheerwolde en niet op Wetering. De door reclamanten aangehaalde publicatie in de Steenwijker Express betrof een informatiepagina over het in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. In de publicatie zijn beide plannen (voor Wetering en Scheerwolde) niet als één plan gepresenteerd maar is (slechts) aangegeven dat beide plannen niet in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied vallen. De door reclamanten bestreden wijzigingsbevoegdheid in artikel 17 (mogelijkheid om de bestemming Bedrijfsdoeleinden te wijzigen in de bestemming Woondoeleinden) maakt geen nieuwbouw mogelijk. De wijzigingsmogelijkheid is bedoeld om leegstand en verpaupering van voormalige bedrijfsgebouwen te voorkomen en het historische bebouwingsbeeld indien dit aanwezig is - te kunnen behouden. Deze wijzigingsmogelijkheid kan de leefbaarheid in het buurtschap dus juist ten goede komen. Met het woord ‘consoliderend’ wordt bedoeld dat het bestemmingsplan primair de huidige situatie in Wetering vastlegt en niet voorziet in grootschalige nieuwe ontwikkelingen. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan uit 1984 hebben zich in Wetering diverse ontwikkelingen voorgedaan. Deze vloeien indirect voort uit de maatschappelijke ontwikkelingen in de afgelopen 20 jaren. Zo zijn vele agrarische bedrijven gestopt, is de behoefte aan recreatieve voorzieningen sterk gestegen evenals de behoefte aan grotere Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
10
woningen. Deze ontwikkelingen hebben een zekere impact gehad op het landschaps- en bebouwingsbeeld in het dorp maar daarnaast hebben ze er ook voor gezorgd dat de leefbaarheid in Wetering (nog steeds) goed is. Het ecologisch onderzoek dat is opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan is wel degelijk gegrond op ditzelfde ontwerpplan. Dit blijkt ook uit de inhoud van het onderzoek. Per abuis staat in de titel van het onderzoeksrapport de term ‘voorontwerp bestemmingsplan’. Dit moet ontwerp - bestemmingsplan zijn. Het onderzoek bestaat uit een toets aan de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming) en een toets aan de Flora- en faunawet (soortenbescherming). In de toets aan de Natuurbeschermingswet zijn de effecten van het bestemmingsplan op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Weeribben/Wieden onderzocht. Daarbij zijn alle mogelijke effecten van het bestemmingsplan meegenomen. Van het merendeel van de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt kan - gelet op aard, omvang en ligging - op voorhand gesteld worden dat ze geen effect op de natuurwaarden heeft. Dit geldt niet voor de recreatieve activiteiten die het plan mogelijk maakt omdat recreanten uitwaaieren (per boot of fiets) naar de omringende natuurgebieden. Daarom ligt in het ecologisch onderzoek de nadruk op het onderzoeken van de gevolgen van de recreatieve mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Uit het onderzoek blijkt dat deze ontwikkelingen niet zullen leiden tot significante effecten op de natuurwaarden in de Weeribben/Wieden en/of in Wetering. In het bestemmingsplan is wel degelijk een (uitgebreide) waterparagraaf opgenomen waarin de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding zijn beschreven. Over het bestemmingsplan is bovendien overleg gevoerd met het betrokken waterschap. Reclamanten hebben gelijk met de opmerking dat inmiddels een nieuw Waterbeheersplan in voorbereiding is. In de toelichting van het bestemmingsplan zal hier ook aandacht aan worden besteedt. Voor de inhoud c.q. juridische regeling in het bestemmingsplan had en heeft het Waterbeheersplan geen gevolgen gelet op het karakter van het plangebied (bebouwingslint en geen agrarische gronden en natuurgebied) en het bestemmingsplan (conserverend) en gezien het bestaan van de waterschapskeur op grond waarvan de wateraspecten worden gereguleerd. De toegestane bedrijven binnen de bestemming Bedrijfsdoeleinden zijn aangegeven in twee bijlagen (1 en 2) bij de voorschriften. In bijlage 2 zijn de aanwezige bedrijven in Wetering gedefinieerd, in bijlage 1 zijn de bedrijfstypen aangegeven die na toepassing van een vrijstelling (artikel 5, lid 7) binnen deze bestemming ook toegelaten kunnen worden. De genoemde bedrijven in beide bijlagen (met bijbehorende SBI-codes) zijn ontleend aan de bedrijvenlijst van de VNG. Doel van deze lijst is om een kader te scheppen voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar omgeving. Het werken met de VNG-lijst in bestemmingsplannen is zeer gebruikelijk. Wij zien dan ook geen reden om het bestemmingsplan op dit punt te wijzigen. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze gegrond te verklaren waar het gaat om het noemen van het in voorbereiding zijnde nieuwe Waterbeheerplan 2007 - 2012 in de plantoelichting. Voor het overige wordt voorgesteld deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
11
14. Dommerholt advocaten, Postbus 225 Heerenveen (namens de heer H.J. Scholtens) Reclamant maakt bezwaren tegen de bestemming Landschappelijk Waardevol gebied van een perceel nabij zijn woonperceel (Wetering West 53). Reclamant is van mening dat de agrarische functie van dit perceel binnen de planperiode onmogelijk gerealiseerd kan worden. Reclamant heeft het perceel destijds aangekocht met de bedoeling er een (kleine) camping te beginnen. Ten tijde van de aankoop zijn er (volgens reclamant zelf) aan hem toezegging gedaan op grond waarvan hij de verwachting had dat het exploiteren van een camping ook mogelijk was. Planologische medewerking aan zijn plannen is tot nu toe steeds geweigerd omdat eerst nieuw beleid zou moeten worden ontwikkeld. Naar aanleiding van een gesprek met de (toenmalige) wethouder in mei 2005 heeft reclamant zijn plannen uitgewerkt. Dit plan was voor de gemeente echter niet aanvaardbaar. Van gemeentezijde is wel de principe - bereidheid uitgesproken voor het verlenen van een ontheffing voor het realiseren van een mini - camping. Binnen de geformuleerde randvoorwaarden is dit voor reclamant echter zowel ruimtelijk als economisch gezien geen optie. Reclamant begrijpt niet waarom aan zijn perceel geen recreatieve functie kan worden gegeven, gelet op de overige in het plan voorziene recreatieve ontwikkelingen. Dit kan door hiervoor een wijzigingsbevoegdheid (naar kampeerterrein) of een dubbelbestemming op te nemen welke volgens reclamant ook prima past in de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid. Als een recreatieve bestemming niet mogelijk is wenst reclamant een woonbestemming op het perceel aansluitend de historische situatie waarin vroeger op het perceel de woning Wetering West 51 stond die is afgebroken vanwege de destijds geplande aanleg van de Blokzijlse weg over het perceel. Herbouw van de woning hoeft volgens reclamant het open karakter niet aan te tasten. Commentaar Op grond van de bestemmingsomschrijving van de bestemming Landschappelijk Waardevol Landbouwgebied (cultuurgrond) hoeft op het betreffende perceel nabij de Wetering - West 53 geen agrarische functie te worden gerealiseerd. Over het realiseren van een camping op het perceel zijn in het verleden meerdere (juridische) procedures gevoerd. De gemeente heeft hierbij steeds haar medewerking geweigerd omdat de ingediende plannen niet passen in de criteria die de gemeente hanteert voor nieuwe recreatieve ontwikkelingen c.q. de uitgangspunten van het bestemmingsplan Wetering. Aan de principe - bereidheid om mee te werken aan het realiseren van een mini - camping zijn door ons een aantal voorwaarden verbonden die onder meer betrekking hebben op de maximale omvang, de situering en de inpassing van de camping. Met deze voorwaarden kunnen de karakteristieke ruimtelijke waarden van Wetering (open structuur van de lintbebouwing met groene ruimtes) behouden blijven. De voorgenomen plannen van reclamant doen afbreuk aan deze waarden. Wij hebben reclamant gevraagd een nieuw plan / ruimtelijke onderbouwing te maken dat voldoet aan de door ons gestelde voorwaarden. Tot op heden heeft reclamant dit niet gedaan. Gelet op de mogelijke significante effecten op de natuurwaarden van het naastgelegen Natura 2000-gebied Weerribben/Wieden is er bovendien voor gekozen om geen nieuwe recreatieve ontwikkelingen mee te nemen anders dan de actuele en passende initiatieven.
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
12
Om bovenstaande redenen kan het verzoek van reclamant niet worden gehonoreerd. Om dezelfde redenen moet ook het verzoek om een woning te bouwen op het betreffende perceel worden afgewezen. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren 15. F.D.Groot en W.F. Groot-Goede, Meppelerweg 122, Steenwijk Reclamanten stellen dat in de Antwoordnotitie Inspraak ten onrechte wordt opgemerkt dat “aan de toenmalige eigenaar Van Rhijn... “. De toenmalige eigenaar was niet van Rhijn maar R. Boonstra. De destijds verleende ontheffing is volgens reclamanten niet persoonsgebonden - zoals de gemeente stelt - maar vrij overdraagbaar. Verder gaat de Antwoordnotitie Inspraak ten onrechte voorbij aan de door reclamanten gegeven beschrijving van de situatie ter plaatse waaruit blijkt dat absoluut geen sprake is van een “open plek” zoals beschreven in de definitie van de bestemming Landschappelijke Waardevol Landbouwgebied. Bovendien is - in tegenstelling tot wat de gemeente stelt - op het perceel reeds sprake van bebouwing in de vorm van een schuur, een bootoverkapping en een carport. Op de plankaart wordt deze bebouwing ook ten onrechte niet aangeduid. Reclamanten hebben verder bezwaren tegen de bestemmingswijziging die - zonder beperkingen - is opgenomen van Woondoeleinden naar Aannemersbedrijf op het perceel Wetering West 35. Deze mogelijkheid volgens reclamant de recreatieve mogelijkheden van het naastgelegen perceel en zal bovendien voor een toename van de overlast zorgen. Volgens reclamanten meet de gemeente hier ook met twee maten; op grond van overjarig en niet legaal gebruik wordt het aannemersbedrijf positief bestemd terwijl op het naastgelegen perceel (deels van reclamanten) vroeger sprake was van een woning maar deze niet teruggebouwd mag worden. Reclamanten vinden dat op grond van het gelijkheidsbeginsel het gemeentebestuur zich op gelijke wijze voor hen in moet spannen als voor de buurman. Reclamanten hebben tevens bezwaren tegen de in het plan opgenomen overgangsbepalingen (artikel 18). Deze laten volgens reclamanten toe dat de gemeente hen alles weer af kan pikken. Tot slot merken reclamanten op dat de opmerking van de Commissie MER over het plan Scaerwolde (Gele Vlek), dat voor dit plan een streekplanuitwerking nodig is, hun versterkt in de overtuiging dat dit plan effecten heeft op Wetering. Commentaar In het bestemmingsplan is een gebruiksregeling voor de bedoelde caravanstandplaats opgenomen die is afgestemd op de in het verleden verleende ontheffing op grond van de (toenmalige) Landschapsverordening Noordwest Overijssel. Een discussie over de al dan niet persoongebondenheid van de verleende ontheffing is met het oog hierop voor het bestemmingsplan niet relevant. De caravanstandplaats heeft een aanduiding op de plankaart en de bestemmingsomschrijving biedt ruimte voor (dag)recreatieve voorzieningen voor eigen gebruik. Bebouwing op het perceel is, net als het permanent in gebruik kunnen nemen van de caravanstandplaats, vanuit landschappelijk oogpunt niet gewenst. Dit uitgangspunt geldt voor alle gronden binnen de bestemming Landschappelijk Waardevol Gebied. In het bestemmingsplan is geen definitie van het begrip Landschappelijk Waardevol landbouwgebied opgenomen. In de doeleindenomschrijving van de bestemming uitsluitend aangegeven dat het hier om cultuurgronden gaat die landschappelijke (en archeologische) Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
13
waarde hebben. De landschappelijke waarde van het betreffende perceel ligt vooral in de afwezigheid van bebouwing. en de groene ruimte. Het bestaande aannemersbedrijf aan de Wetering West 35 is in het bestemmingsplan positief bestemd door middel van een specifieke aanduiding binnen de woonbestemming. Voor een regeling binnen de woonbestemming is gekozen om te voorkomen dat er op het perceel te omvangrijke aannemersactiviteiten ontstaan. Op het perceel is en blijft de woonfunctie de hoofdfunctie. Het bestemmingsplan kent ook geen mogelijkheid voor een wijziging van de bestemming Woondoeleinden naar Aannemersbedrijf. De aanwezigheid van het bedrijf past in het gemeentelijke ruimtelijke beleid ten aanzien van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Alhoewel het perceel in het geldende bestemmingsplan een woonfunctie heeft, was er in het verleden sprak van agrarische activiteiten. Ook vanuit milieuoogpunt bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het bedrijf dat in aard en omvang thuishoort in milieucategorie 2 van de VNG-lijst. Bepalingen over het geïnstalleerde vermogen van het bedrijf, zoals reclamant wenst, kunnen niet in het bestemmingsplan worden opgenomen. Hiervoor vormt de milieuwetgeving het toetsingsk ader. Met betrekking tot de door reclamanten gewenste nieuwe woningbouwmogelijkheid merken wij op dat een woning op de gewenste locatie onevenredige afbreuk zou doen aan de karakteristieke ruimtelijke structuur van Wetering in de vorm van de lintbebouwing met groene ruimtes met opgaande beplanting. Het feit dat vroeger sprake was van een woning op het perceel doet hieraan niets af. Van toepassing van het gelijkheidsbeginsel is geen sprake omdat het hier gaat om een nieuwe situatie terwijl het bij het aannemersbedrijf gaat om een sinds jaar en dag bestaande situatie. Op grond van de overgangsbepaling in artikel 18 lid 4 is de aanwezige bebouwing op het perceel uitgezonderd van het overgangsrecht. Concreet betekent dit dat deze bebouwing illegaal is en moet worden verwijderd. De uitzondering in de overgangsbepalingen is gemaakt omdat deze bebouwing in het geldende bestemmingsplan reeds onder het overgangsrecht viel. Van ‘afpikken’ is dan ook geen sprake! De aanwezige bootoverkapping valt niet onder het overgangsrecht omdat het hier gaat om een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van een (dag)recreatieve voorziening voor eigen gebruik. Deze past als zodanig in de bestemmingsomschrijving van het perceel en hoeft dus niet te worden verwijderd. De mogelijke effecten van de recreatieve ontwikkelingen bij Scheerwolde worden in het kader van dat plan afgewogen. Het is niet wenselijk de vaststelling van het (conserverende) bestemmingsplan voor Wetering te ‘belasten’ met (langdurige) discussies over deze ontwikkeling. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren 16. J.W. van der Molen namens de Stichting Natuur- en Milieuplatform Steenwijkerland Volgens reclamant zijn in het bestemmingsplan kansen om wat verbetering behoeft ook in gunstige zin te veranderen ten onrechte onbenut gebleven. Als concrete voorbeelden daarbij worden genoemd:
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
14
bestemmen van een perceel aan de Wetering Oost 66A (de onbebouwde kant van de weg) voor bedrijfsdoeleinden zonder onderzoek te doen naar de mogelijkheid de feitelijk aanwezige opslag en verwerking van lelies te verplaatsen; - het ten onrechte niet toestaan - om landschappelijke redenen - van een bedrijfswoning aan de Wetering Oost tegenover de percelen 14 en 14A; - de mogelijkheid die wordt gegeven om het perceel Wetering Oost 20 de bestemming Bedrijfsdoeleinden te geven; - onduidelijkheid over het wel of niet (permanent) toestaan van een caravan tussen de percelen Wetering West 35 en 37; Verder heeft reclamant bezwaar tegen de in zijn ogen te ruime uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande woningen, bedrijven en schiphuizen. Hij vraagt zich af wat, naast de direct gegeven bouwmogelijkheden, de verdere uitbreidingsmogelijkheden zijn (1,25%, 5% en 10%) en of er tot 1,5 meter buiten het bouwvlak gebouwd mag worden. Vergroting van het aantal kubieke meters bebouwing zal volgens hem negatieve gevolgen hebben voor de natuur in het Nationaal Park. Er zou sprake moeten zijn van een ‘nee-tenzij’ beleid zoals ook verwoord in de plantoelichting. Tot slot vraagt reclamant zich af waarom een bestemmingswijziging van agrarische bedrijfsgebouwen pas mogelijk is na sloop. Dit past volgens hem niet in het streven naar een vitaal platteland. -
Commentaar Het bestemmingsplan is er primair op gericht een goede en actuele beheersregeling te geven voor de huidige situatie in Wetering. Dit betekent concreet dat de bestaande woon- en werkfuncties zijn bestemd waarbij het bestemmingsplan voor de (gebruikelijke) ontwikkelingen op de individuele kavels van deze functies passende mogelijkheden biedt. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan uitsluitend meegenomen voorzover deze actueel (dus concreet) en passend zijn. Voortvloeiend uit het voorgaande heeft het bestaande (en legale) lelieopslag- en verwerkingsbedrijf aan de Wetering - Oost 66A een positieve bestemming gekregen. Vanwege de nabijheid van woonbebouwing heeft het bedrijf - net als de overige bedrijven in Wetering - wel een specifieke bestemming gekregen. Hierdoor kan zich - wanneer sprake is van bedrijfsbeëindiging - ter plekke alleen eenzelfde dan wel een bedrijf uit een ‘lichtere’ milieucategorie vestigen. Verplaatsing van het betreffende bedrijf is in het kader van dit bestemmingsplan met het oog op het voorgaande niet aan de orde (geweest). Een belangrijk uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het handhaven van de karakteristieke ruimtelijke waarden. Tot deze karakteristieke waarden behoort onder meer de open structuur van de lintbebouwing met groene ruimtes met opgaande beplanting. Het opvullen van deze ruimte met nieuwe bebouwing c.q. een bedrijfswoning zou onevenredige afbreuk doen aan deze waarden. Deze zienswijze kan dan ook niet worden gehonoreerd. Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Bedrijfsdoeleinden voor het perceel aan de Wetering - Oost willen wij verwijzen naar onze reactie onder zienswijze nummer 2. De standplaats voor een caravan tussen de percelen Wetering - West 35 en 37 betreft een bestaande situatie waarvoor in het verleden een ontheffing is verleend. In het bestemmingsplan is voor het betreffende perceel een regeling opgenomen die is afgestemd Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
15
op de verleende ontheffing. Het gebruik van de standplaats is conform deze ontheffing beperkt tot de periode van 1 mei tot 31 augustus van ieder kalenderjaar. Belangrijk uitgangspunt van het bestemmingsplan is (ook) het behoud van de bestaande woon- en ook werkfuncties in het buurtschap. Om deze reden én vanwege de mogelijkheden die het (nog) geldende bestemmingsplan (rechtszekerheid) biedt het bestemmingsplan aan de bestaande woningen en bedrijven diverse (gebruikelijke) bouwmogelijkheden waaronder de mogelijkheid tot de bouw van een schiphuis. Met het oog op de bescherming van de karakteristieke ruimtelijke waarden maar ook vanwege de natuurwaarden in het naastgelegen natuurgebied De Weerribben zijn grotere uitbreidingen van de bebouwing pas mogelijk na het voeren van een nadere afwegingsprocedure (vrijstelling, wijziging). En juist met het oog op de bescherming van het karakteristieke bebouwingsbeeld is er een specifieke (beperktere) 5% uitbreidingsregeling én een systeem van aanlegvoorschriften (voor sloop) opgenomen voor de karakteristieke panden. In de voorschriften is in artikel 16 tevens een algemene vrijstelling opgenomen ten einde tot ten hoogste 10% te kunnen afwijken van de bij recht op de plankaart of in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en/of percentages. Deze bepaling is opgenomen om een zekere flexibiliteit te kunnen houden ten aanzien van concrete bouwinitiatieven. Dit geldt ook voor de mogelijkheid de bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 meter te overschrijden door erkers, kozijnen etc. De vrijstelling is gekoppeld aan de bebouwingsbepalingen en kan dus niet ‘dubbel’ (vrijstelling op vrijstelling) worden toegepast. Aan de diverse vrijstellingen, wijzigingen en aanlegvoorschriften zijn strenge criteria verbonden ter bescherming van de ruimtelijke waarden. Bovendien worden deze flexibiliteitbepalingen slechts incidenteel en voor uitzonderlijke gevallen worden toegepast. Er is dus sprake van een ‘nee, tenzij’-beleid conform de wens van reclamant. Voorstel Voorgesteld wordt deze zienswijze ongegrond te verklaren. ===
Antwoordnotitie zienswijzen Wetering
16