Onderzoek naar het functioneren van het cultuurmakelaarsysteem voor scholen en aanbieders van cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat Simone de Milde MA Stagiaire Cultuurmakelaar Gaasterlân-Sleat september - december 2012
1
2
Voorwoord In september 2012 ging ik als stagiaire van start met dit onderzoek naar het functioneren van het cultuurmakelaarsysteem in de gemeente Gaasterlân-Sleat. Een veelomvattend onderzoek, waarbij een groot deel van de directe betrokkenen is geïnterviewd over de manier waarop de nieuwe cultuureducatiestructuur in de gemeente functioneert. Het onderzoek is voor mij als starter op de arbeidsmarkt een interessante les geweest, waarin ik in de praktijk kennis heb gemaakt met de organisatiestructuur die ten grondslag ligt aan cultuureducatie op school en daarbuiten. Daarbij is mijn interesse en enthousiasme steeds opnieuw geprikkeld door het feit dat in deze relatief kleine Friese gemeente is gewerkt aan een hervorming van de bestaande structuur, met als doel om zoveel mogelijk mensen door middel van cultuuronderwijs in aanraking te brengen met kunst en cultuur. Volgens mij is dit een unicum in een tijd van de verregaande bezuinigingen op het beleidsterrein cultuur. Dit onderzoeksrapport zou niet tot stand zijn gekomen zonder de medewerking van een aantal personen die ik op deze plaats van harte wil bedanken voor hun bijdrage. Allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan alle respondenten die belangeloos de gegevens hebben verstrekt die de kern vormen voor dit onderzoek. Ik wil daarom alle contactpersonen van scholen en aanbieders van cultuureducatie bedanken voor het feit dat zij mij te woord hebben gestaan. Dankzij onze openhartige gesprekken over cultuureducatie in het algemeen en cultuureducatie in Gaasterlân-Sleat in het bijzonder, is een onderzoeksrapport tot stand gekomen dat een nauwkeurige weergave geeft van de wijze waarop het cultuurmakelaarsysteem in uw gemeente functioneert. Tevens ben ik veel dank verschuldigd aan Cecile Steenwijk, cultuurmakelaar, die mij door het aanbieden van deze stageplaats de kans heeft gegeven om in de praktijk kennis te maken met de organisatie van cultuureducatie en de uitwerking daarvan op de directe betrokkenen. Cecile, bedankt! Tot slot veel dank aan de collega’s die werkzaam zijn op het gemeentehuis in Balk, die door hun ervaring en expertise een antwoord wisten te geven op mijn vragen.
3
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................... 3 Inleiding ................................................................................................................................ 5 Hoofdstuk 1: Achtergrond ...................................................................................................... 6 Paragraaf 1.1: Cultuureducatiebeleid in Nederland ........................................... 6 Paragraaf 1.2: De organisatie van cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat ............................................................................ 10 Paragraaf 1.2.1: Subsidierelatie met Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk ........................................... 10 Paragraaf 1.2.2: De introductie van Stichting Kunst en Cultuur Gaasterlân-Sleat ............................................ 12 Hoofdstuk 2: Kosten en baten van het cultuurmakelaarsysteem ................................. 17 Hoofdstuk 3: Scholen aan het woord ................................................................................. 19 Paragraaf 3.1: Over cultuureducatie ................................................................... 19 Paragraaf 3.2: Over het cultuurmakelaarsysteem .............................................. 27 Paragraaf 3.3: Over de periode voor het cultuurmakelaarsysteem ................. 32 Hoofdstuk 4: Aanbieders aan het woord ........................................................................ 35 Paragraaf 4.1: Over cultuureducatie ................................................................... 35 Paragraaf 4.2: Over het cultuurmakelaarsysteem ............................................... 39 Paragraaf 4.3: Over de periode voor het cultuurmakelaarsysteem ................. 41 Conclusies en Aanbevelingen ......................................................................................... 44 Bronnenlijst ......................................................................................................................... 47 Bijlagen Bijlage 1: Concrete afspraken met partners van de Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat ................................................................................................................ 51 Bijlage 2: Overzichtsschema van uitspraken van scholen (PO/(V)SO/VO) ................. 52 Bijlage 3: Overzichtsschema van uitspraken van aanbieders ...................................... 57
4
Inleiding In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de organisatiestructuur die ten grondslag ligt aan cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat. De vraag die in dit onderzoek centraal heeft gestaan, luidt: Hoe functioneert de cultuureducatiestructuur voor scholen en aanbieders van cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat, en is er voor deze partijen een verschil merkbaar met betrekking tot deze organisatiestructuur vanaf schooljaar 2011-2012 (invoering cultuurmakelaarsysteem) ten opzichte van de schooljaren ervoor? In dit onderzoeksrapport zal allereerst kort uiteen worden gezet hoe het Nederlandse cultuureducatiebeleid in elkaar steekt, en hoe een dergelijke organisatiestructuur gestalte krijgt in de gemeente Gaasterlân-Sleat. Vervolgens zal worden ingegaan op de kosten en de baten van de nieuwe cultuureducatiestructuur (‘cultuurmakelaarsysteem’). In de laatste twee hoofdstukken komen respectievelijk scholen en aanbieders van cultuureducatie aan het woord, die zijn geïnterviewd in de periode van september tot en met december 2012. Tot slot zullen in dit rapport de belangrijkste conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van het verrichte onderzoek uiteen worden gezet. Met dit rapport wordt dan ook een nauwgezette (of: zo nauwgezet mogelijke) weergave gegeven van de manier waarop het cultuurmakelaarsysteem wordt ervaren door de directe betrokkenen.
5
Hoofdstuk 1: Achtergrond §1.1: Cultuureducatiebeleid in Nederland Cultuureducatie verenigt twee beleidsterreinen: cultuur en onderwijs. De landelijke richtlijnen voor cultuureducatie worden uiteengezet in het cultuurbeleid. De hoofdlijnen voor het cultuurbeleid in de huidige beleidsperiode1 staan omschreven in de hoofdlijnennotitie Kunst van Leven. In dit document wordt het cultuureducatiebeleid omschreven in de paragraaf over cultuurparticipatie. De toenmalige minister, Ronald Plasterk, geeft aan dat “[h]et zelf beoefenen en ervaren van cultuur de basis [is] van het culturele leven” (Plasterk 21). Hierbij dient volgens hem vooral te worden ingezet op de jeugd. Eén van de manieren om cultuur beter toegankelijk te maken voor iedereen, is het stevig verankeren van cultuureducatie in het onderwijs. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat alle jongeren tot achttien jaar actief of passief vertrouwd zouden moeten raken met één of meer kunstvormen. Om dit te realiseren introduceerde de minister een 10-puntenplan cultuurparticipatie, en voor de uitvoering van dit plan: een zelfstandig fonds voor cultuureducatie2. Binnen het onderwijs zette Plasterk vooral in op het verbeteren van de randvoorwaarden voor scholen om te voldoen aan kerndoelen en eindtermen voor kunst en cultuur (Plasterk 21-22). Het 10-puntenplan cultuurparticipatie valt uiteen in twee onderdelen. De eerste vier punten van het plan richten zich op cultuureducatie binnen het onderwijs, de overige zes punten op cultuureducatie buiten het reguliere onderwijs. De plannen voor binnenschoolse cultuureducatie omvatten ten eerste de introductie van een cultuurkaart (ter vervanging van de CKV-bonnen), ten tweede de invoering van de Canon van Nederland, ten derde het vergroten van mogelijkheden voor cultuureducatie binnen de lerarenopleidingen en ten vierde het stimuleren van samenwerking tussen culturele instellingen en (brede) scholen (Plasterk 22-24). De plannen voor buitenschoolse cultuureducatie zijn in de context van dit onderzoek minder relevant en zullen dan ook niet op deze plaats worden toegelicht3. Het vierde punt van dit 10-puntenplan is verder uitgewerkt in de Impuls brede scholen, sport en cultuur. Eén van de doelen van deze impulsregeling is dat alle jongeren tot achttien jaar – hetzij actief, hetzij passief – vertrouwd raken met één of meer kunstvormen. Daarbij wordt verondersteld dat iedere Nederlander gebruik zou moeten kunnen maken van goede voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur – bijvoorbeeld op school (Ministerie van OCW e.a.). De cultuurmakelaar van de Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat wordt bekostigd met middelen vanuit deze impulsregeling. De functie van de cultuurmakelaar is namelijk een combinatiefunctie, een functie waarbij een werknemer in dienst is bij één werkgever (in dit geval bij de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat), maar ook voor een substantieel deel werkzaam is ten behoeve van twee werkvelden. In dit geval brengt de cultuurmakelaar als combinatiefunctionaris de werkvelden cultuur(educatie) en onderwijs samen (Combinatiefuncties). De huidige beleidsperiode loopt van 2009 tot en met 2012. In deze periode werd de Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat opgericht (september 2011). 2 Voorheen was cultuurparticipatie ondergebracht bij het fonds voor de podiumkunsten. Het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten werd in 2009 – met de oprichting van het Fonds voor Cultuurparticipatie – opgeheven. 3 Hiervoor verwijs ik de lezer naar pagina 24 en 25 van Kunst van Leven. De plannen omvatten onder meer investeringen in amateurkunst en volkscultuur, en het uitvoeren van een programma leesbevordering (Plasterk 24-25). 1
6
Inmiddels is de bovengenoemde beleidsperiode bijna ten einde. Daarom schreef Halbe Zijlstra in 2011 namens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een Nieuwe visie op Cultuurbeleid. Het nieuwe cultuurbeleid wordt volgens Zijlstra gekenmerkt door een omslag waarbij de aandacht van onder andere culturele instellingen meer moet komen te liggen op het publiek en op ondernemerschap. Het nieuwe beleid heeft met name gevolgen voor de basisinfrastructuur (BIS)4: er wordt fors bezuinigd op het aantal instellingen en instanties dat deel uitmaakt van de zogenaamde BIS. Uit de woorden van de oud-staatssecretaris wordt echter duidelijk dat voor cultuureducatie wel een belangrijke plaats bestemd is in het nieuwe cultuurbeleid (Zijlstra – Nieuwe Visie Cultuurbeleid 2-3). Zijlstra schrijft: Het kabinet vindt cultuureducatie belangrijk: voor persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit van onze samenleving als geheel. […] Het kabinet wil kinderen en jongeren op het gebied van cultuur een stevig fundament bieden. Voorwaarden daarvoor zijn een goede verankering van cultuureducatie in het onderwijs en aandacht voor cultuureducatie bij alle culturele instellingen, landelijk en lokaal. (Zijlstra – Nieuwe Visie Cultuurbeleid 7)
Het nieuwe cultuurbeleid richt zich voornamelijk op het primair onderwijs, omdat hier het fundament zou liggen voor “de persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit die cultuur losmaakt” (Zijlstra – Nieuwe Visie Cultuurbeleid 8). Dit beleid wordt onder andere geconcretiseerd door middel van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Deze regeling bestaat uit zes acties: Ten eerste wil het rijk handvatten geven aan scholen en leerkrachten om invulling te geven aan de kerndoelen op het gebied van cultuureducatie5. Ten tweede zal het budget van de regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs met ingang van het schooljaar 2012-2013 gedurende vier schooljaren worden ingezet via de ‘prestatiebox’ (Zijlstra – Nieuwe Visie Cultuurbeleid 8). De middelen in deze prestatiebox worden aan schoolbesturen verstrekt om invulling te geven aan de prioriteiten voor de komende periode. Daarbij kan de omvang van de financiële bijdrage per schooltype verschillen. Wel zijn scholen vrij om de middelen uit de prestatiebox naar eigen inzicht te besteden (Staatscourant. Regeling van de Minister van OCW). De regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs werd in 2004 ingevoerd om scholen te stimuleren om een visie ten aanzien van cultuureducatie te ontwikkelen, en hierbij ook structureel samen te werken met culturele instellingen (Hoogeveen en Van der Vegt 7). Deze regeling werd in 2008 verlengd om meer scholen de gelegenheid te geven om het cultuurbeleid op school te verankeren. Belangrijke subsidievoorwaarde is dat scholen het bedrag van €10,90 per leerling daadwerkelijk besteden aan culturele doeleinden. Als een school de besteding van deze geoormerkte gelden niet kan onderbouwen, kan de subsidie worden teruggevorderd (Cultuurplein. Regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs 2004-2012). De derde maatregel die wordt ingevoerd in het kader van de Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit is dat BIS-instellingen verplicht worden gesteld om een visie op cultuureducatie in hun beleidsplannen op te nemen. Ten vierde zullen rijk, provincies en gemeenten bestuurlijke afspraken maken in het kader van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er op lokaal niveau afspraken worden gemaakt door de betrokken partijen (scholen, culturele instellingen en dergelijke) om bij te dragen aan de versterking van Instellingen die rechtstreeks worden gesubsidieerd door de rijksoverheid. Hiervoor hebben de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur in juni 2012 het advies Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! uitgebracht. 4 5
7
cultuureducatie. Ten vijfde geeft de voormalige staatssecretaris aan dat het bewaken van de samenhang van de voorgenoemde acties het beste landelijk kan worden georganiseerd (ook al is de invulling met name lokaal geregeld). Hiervoor zal een overkoepelend programma worden opgezet vanuit het Fonds voor Cultuurparticipatie. In dit overkoepelende programma zullen onder meer best practices (i.e. goede voorbeelden van cultuureducatie), onderzoeksresultaten en handreikingen voor onder andere scholen en instellingen worden verspreid. Tot slot geeft Zijlstra aan dat er een kleinere en efficiëntere landelijke ondersteuningsstructuur voor cultuureducatie zal worden georganiseerd (Zijlstra – Nieuwe Visie Cultuurbeleid 8-9). Dit laatste houdt concreet in dat er één kennisinstituut voor amateurkunst en cultuureducatie zal worden opgezet6. Het nieuwe kennisinstituut zal nauw samenwerken met het Fonds voor Cultuurparticipatie. Bijvoorbeeld waar het de uitvoering van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit betreft (Zijlstra – Nieuwe Visie Cultuurbeleid 31). Tevens stelde Zijlstra aanvankelijk voor om het Fonds voor Cultuurparticipatie (opnieuw) samen te laten gaan met het Fonds Podiumkunsten (Zijlstra – Nieuwe Visie Cultuurbeleid 34). Hij ziet hier echter uiteindelijk van af, wanneer hij de besluiten voor de nieuwe culturele basisinfrastructuur presenteert (Zijlstra – Besluiten BIS 2013-2016 78). De Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit is sinds 14 augustus 2012 van kracht. Aanvragen konden tot en met 14 december 2012 worden ingediend bij het Fonds voor Cultuurparticipatie. Het uitgangspunt voor de regeling is dat het Fonds in samenwerking met provincies en gemeentes de kwaliteit van cultuureducatie wil bevorderen. Culturele instellingen worden aangemoedigd om activiteiten te ontwikkelen om bij te dragen aan de versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs. Vanuit het Fonds voor Cultuurparticipatie is hiervoor subsidiegeld beschikbaar (Fonds voor Cultuurparticipatie). De subsidie wordt beschikbaar gesteld voor een periode van vier jaar (Staatscourant. Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 1). De vierjarige subsidie kan worden aangevraagd door culturele instellingen die activiteiten organiseren rond het leergebied kunstzinnige oriëntatie. Deze activiteiten worden in samenwerking met scholen voor primair onderwijs uitgevoerd. Een plan in dit kader dient te voldoen aan ten minste één van deze vier hoofddoelen: 1. Ontwikkeling, verdieping en vernieuwing curriculum. Hierbij staat de culturele ontwikkeling van de leerling centraal. Er wordt met name ingezet op het ontwikkelen van doorgaande leerlijnen. 2. Vakinhoudelijke deskundigheid. Het bevorderen van de vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatie. 3. Relatie scholen en culturele omgeving. Het versterken van de relatie tussen scholen en hun culturele omgeving, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het behalen van de kerndoelen van het leergebied kunstzinnige oriëntatie. 4. Bevordering van culturele ontwikkeling van de leerling. Dit doel heeft alles te maken met het behalen en beoordelen van de kerndoelen voor het In plaats van de twee bestaande instellingen Kunstfactor (amateurkunst) en Cultuurnetwerk (cultuureducatie) moet er volgens de ex-staatssecretaris één overkoepelend instituut komen dat disciplineoverstijgend werkt. Het nieuwe instituut zal drie taken vervullen: ten eerste het stimuleren van professionalisering en deskundigheidsbevordering, ten tweede een landelijk informatie- en netwerkfunctie en tot slot onderzoek en monitoring. 6
8
leergebied kunstzinnige oriëntatie. Het beoogde resultaat hiervan is een samenhangend programma dat de culturele ontwikkeling van de leerling (door middel van een doorlopende leerlijn) centraal stelt (Staatscourant. Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 14). De naam van de regeling is voor de provincie Friesland omgedoopt tot KEK (Kultueredukaasje mei Kwaliteit). De provincie Friesland heeft de provinciale steunfunctie-instelling Keunstwurk gevraagd om op te treden als penvoerder en coördinatiepunt voor de regeling. In die hoedanigheid zal deze organisatie de provinciale aanvraag voor de subsidieregeling indienen en negen regionale aanvragers begeleiden bij het opstellen en indienen van hun regionale aanvraag. De stimuleringsregeling wordt door de provincie aangegrepen om zoveel mogelijk kinderen via het onderwijs in aanraking te laten komen met kunst en cultuur. In de provinciale aanvraag wordt ingezet op deskundigheidbevordering van docenten en cultuuraanbieders. Hierbij wordt gedacht aan het aanbieden van cursussen en workshops voor ICC’ers en cultuuraanbieders en een koorproject onder de naam ‘Wy Sjonge’, voor basisschooldocenten die meer willen leren over zingen in de klas. Daarnaast zal met het project ‘Wy Tekenje’ worden ingezet op een verdieping van het tekenonderwijs en wordt er een erfgoededucatieproject ontwikkeld (Keunstwurk. KEK!). Voor de regionale aanvraag is de provincie verdeeld in negen regio’s, waarin verschillende partijen gezamenlijk nadenken over het inzetten van de nieuwe subsidiegelden om een kwaliteitsimpuls te geven aan cultuureducatie in hun regio. Hierbij is de gemeente Gaasterlân-Sleat samen met Skarsterlân en Lemsterland (De Friese Meren) ondergebracht in één regio, met als belangrijke culturele spelers ‘it Toanhûs’ te Joure, Bibliotheken Súd Fryslân en Stichting Kunst&Cultuur GaasterlânSleat te Balk (Keunstwurk. KEK!). Van september tot en met november hebben verschillende betrokken partijen (waaronder vertegenwoordigers van de voorgenoemde organisaties) overleg gevoerd over de subsidieaanvraag voor de regio. Uitgangspunt voor de gesprekspartners bij de verschillende werkgroepbijeenkomsten was om tegemoet te komen aan de wens van scholen om meer inzicht te verkrijgen in het bestaande aanbod en de keuzemogelijkheden op het gebied van cultuureducatie in de regio. Hierdoor hopen de gezamenlijke partijen een bijdrage te kunnen leveren aan een betere afstemming voor scholen, waardoor het mogelijk wordt om een doorlopende leerlijn voor kunstzinnige oriëntatie te creëren (Steenwijk, Posthumus en Schaapman 2). Aan het einde van de subsidieperiode (in 2016) hopen de gezamenlijke aanvragers drie doelen te hebben bereikt. Ten eerste is er een basisvoorziening tot stand gekomen – in de vorm van een digitaal platform – waardoor leerlingen in staat worden gesteld om kennis te maken met verscheidene activiteiten op het gebied van kunst, cultuur en erfgoed. Ten tweede worden scholen in staat gesteld om zich te profileren met cultuur. Tevens zijn de culturele behoeftes van alle scholen geïnventariseerd en hebben deze geleid tot een cultuurbeleidsplan. En ten derde worden er expertisebijeenkomsten georganiseerd waar aanbieders van cultuureducatie hun aanbod op elkaar kunnen afstemmen en samen kunnen werken aan doorlopende leerlijnen en/of multidisciplinaire projecten (Steenwijk, Posthumus en Schaapman 3). Het projectplan voor de regio De Friese Meren is verdeeld in drie fases. In de eerste fase (“transparantie en kennismaking”) wordt vooral ingezet op het samenvoegen en zichtbaar maken van het culturele aanbod in de nieuwe gemeente De Friese Meren. In deze eerste fase zal tevens één school zich profileren 9
als cultuurschool. Ook komen scholen en aanbieders met elkaar in contact in deze periode, en is de vraag van de scholen in kaart gebracht. In de tweede fase (“verdieping”) zullen nog drie scholen zich profileren als cultuurschool. Ook wordt er in deze fase ingezet op het aanwijzen van een interne cultuurcoördinator op elke school. Daarnaast wordt er door scholen gewerkt aan doorlopende leerlijnen aan de hand van hun cultuurbeleidsplan. Hierbij worden zij ondersteund door de culturele ‘spilcentra’ (op dit moment: Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat en It Toanhûs). Die leerlijnen zullen worden ingevuld door passende culturele aanbieders. In de derde en laatste fase (“borging”) hebben scholen hun visie op cultuureducatie geformuleerd, en kunnen zij invulling geven aan cultuureducatie met behulp van het digitale platform. Deze visie is opgenomen in een visiedocument/cultuurbeleidsplan dat verbonden is aan de leerdoelen van de school. Daarnaast weten scholen en aanbieders elkaar te vinden, en fungeren de genoemde spilcentra als cultuureducatief adviseur (Steenwijk, Posthumus en Schaapman 3-4). Uiteindelijk wordt gestreefd naar een blijvende structuur waarin scholen en aanbieders van cultuureducatie elkaar weten te vinden en samenwerken aan een passend aanbod voor de schoolgaande jeugd in de nieuwe gemeente De Friese Meren (Steenwijk, Posthumus en Schaapman 7). §1.2: De organisatie van cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat §1.2.1: Subsidierelatie met Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk De gemeente Gaasterlân-Sleat heeft in de periode van 2006 tot en met 2011 op het terrein van cultuureducatie een subsidierelatie onderhouden met de Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk (gevestigd te Sneek). Deze relatie werd in 2011 beëindigd. De gemeente wilde namelijk investeren in een nieuwe structuur voor cultuureducatie, waarbij zou worden ingezet op een groter bereik van cultuureducatie in de gemeente. Daarnaast wilde de gemeente cultuureducatie in het nieuwe beleid breder benaderen: naast muziekonderwijs zou ook plaats moeten komen voor onderwijs in andere disciplines. In overleg met het culturele veld en het onderwijs is gezocht naar een nieuwe vorm voor de cultuureducatiestructuur (Scholten en Kuyper 2). Deze nieuwe organisatiestructuur zal worden toegelicht in de volgende paragraaf. Tot en met schooljaar 2010-2011 heeft Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk voornamelijk muziekonderwijs verzorgd in de gemeente Gaasterlân-Sleat. In Balk waren destijds zo’n 80 leerlingen die deelnamen aan deze lessen. Ook waren er zo’n 40 leerlingen uit Gaasterlân-Sleat die via het kunstencentrum lessen volgden in Sneek (Koning - Het K&C Marktplein. 1e tussenrapportage 3). In het onderstaande schema vindt u een overzicht van de verstrekte subsidiebedragen, afgezet tegen het aantal deelnemers dat gebruikmaakte van de diensten van het kunstencentrum. Beide soorten gegevens betreffen enkel de gemeente GaasterlânSleat.
10
Tabel 1: Overzicht van subsidiebedragen en deelnemersaantallen Ritmyk voor de gemeente Gaasterlân-Sleat (per activiteit en in totaal)7 Jaar
Subsidiebedra g gemeente GaasterlânSleat (excl. Huisvesting)8
Deelne -mers AMV/ IMV/ PIMBA
Deelnemers Instrumentaa l/ vocaal
Deelne -mers Werkplaats muziek
Deelne -mers cursussen muziek
Deelne -mers diverse cursussen in Sneek
2007
€124.300 (totaal bedrag gemeentesubsi dies: €1.151.841) €124.300 (totaal bedrag gemeentesubsi dies: €1.180.088) €133.470 (totaal bedrag gemeentesubsi dies: €1.243.661) €168.500
22
134
18
37
30
130
16
29
87
33
€98.292
1
2008
2009 10
2010
Totaal aantal deelnemers9
2
Deelne -mers overig (dans, theater, taal, etc.) 0
10
35
0
186
19
34
42
19
230
97
18
6
?
0
154
6
5
3
40
0
55
211
11
2011 12
(Uit: Ritmyk – Jaarverslag 2007, 13; Ritmyk – Jaarrekening 2007, 11; CvK&Ritmyk – Jaarverslag 2008, 18; CvK&Ritmyk – Jaarrekening 2008, 10; CvK&Ritmyk – Jaarverslag 2009, 32; CvK&Ritmyk – Jaarrekening 2009, 9; CvK&Ritmyk – Jaarverslag 2009, 32; CvK&Ritmyk – Jaarverslag 2011, 33, 35; CvK&Ritmyk – Jaarverslag 2011, 26)
NB: de geïnventariseerde gegevens zijn niet altijd op een eenduidige wijze verwerkt in de jaarverslagen van het kunstencentrum. Zie ook onderstaande voetnoten. 8 De subsidiebedragen die vermeld staan bij de jaartallen 2007, 2008 en 2009 kunnen afwijken van het subsidiebedrag dat daadwerkelijk door de gemeente is verstrekt. De vermelde gegevens konden in verband met de verhuizing van de gemeentearchieven niet worden gecontroleerd met de gemeentelijke administratie. De gegevens die vermeld staan bij de jaartallen 2010 en 2011 zijn wel gebaseerd op gegevens uit de gemeentelijke administratie. 9 NB: Deze totaalaantallen zijn niet de som van de deelnemersaantallen die per rij vermeld staan. De cijfers zijn afkomstig uit de jaarverslagen van Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Naar alle waarschijnlijkheid geven deze cijfers het aantal unieke deelnemers weer. 10 In het jaar 2009 brachten Stichting Centrum voor de Kunsten en Stichting Ritmyk voor het eerst een gezamenlijk jaarverslag uit. Tot die tijd werd dit jaarverslag uitgebracht door de – nog niet gefuseerde – Stichting Ritmyk. Sinds 2006 zijn de beide stichtingen voornemens om te fuseren. Deze fusie is in fases verlopen. Zo werd de organisatie in 2009 deels geïmplementeerd (de fusie is in 2011 definitief doorgevoerd). Dit is waarschijnlijk ook de reden waarom de leerlingenaantallen in dit jaarverslag niet op dezelfde wijze in een allesomvattend schema zijn samengevat. Wel staan de betreffende gegevens vermeld in andere overzichtstabellen zoals staafdiagrammen. Hierdoor zijn de gegevens niet nauwkeurig afleesbaar. 11 In dit jaarverslag zijn de leerlingenaantallen per schooljaar vermeld. In dit geval wordt uitgegaan van het schooljaar 2010-2011. 12 In dit jaarverslag zijn de leerlingenaantallen per schooljaar vermeld. In dit geval wordt uitgegaan van het schooljaar 2011-2012 (het jaar schooljaar waarin de subsidierelatie met het kunstencentrum werd stopgezet). 7
11
In elk jaarverslag geeft de Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk een overzicht van de verstrekte gemeentesubsidies, met daarbij een weergave van het aantal uren cultuureducatie waarop de betreffende gemeente ‘recht heeft’. Ter illustratie: In het jaar 2009 verstrekte de gemeente Gaasterlân-Sleat €133.470,- aan het kunstencentrum. Volgens het overzicht van Centrum voor de Kunsten & Ritmyk zou dit ‘recht’ geven op 54,24 uur cultuureducatie. De gemeente stelde per uur cultuureducatie een bedrag van €2460,73 ter beschikking aan het kunstencentrum (CvK&Ritmyk – Jaarverslag 2009, 32). Vanzelfsprekend wordt dit subsidiebedrag niet alleen ingezet voor lesgeld en lesruimtes, maar zijn hiermee ook de nodige overheadkosten13 gemoeid. Bij de gemeente leefde het idee dat het subsidiegeld voor cultuureducatie beter besteed zou kunnen worden. Dat wil zeggen: er zouden idealiter meer inwoners van de gemeente bereikt moeten worden met cultuureducatief aanbod. Om in deze behoefte te voorzien heeft de gemeente de subsidierelatie met CvK & Ritmyk beëindigd, om vervolgens met bureau BMC op zoek te gaan naar geschikte alternatieven voor de organisatie van cultuureducatie in de gemeente GaasterlânSleat (Scholten en Kuyper 2). §1.2.2: De introductie van Stichting Kunst en Cultuur Gaasterlân-Sleat Aan de herpositionering van cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat liggen drie uitgangspunten ten grondslag. Ten eerste wordt het van belang geacht dat alle inwoners van de gemeente kennis kunnen maken met kunst en cultuur. Ten tweede zou er meer aandacht moeten komen voor cultuureducatie in brede zin (dat wil zeggen: niet uitsluitend/voornamelijk muziekonderwijs, maar ook andere disciplines). En tot slot wordt er ingezet op het maken van meer verbindingen (bijvoorbeeld tussen het onderwijs en culturele instellingen). In de zoektocht naar een geschikte nieuwe vorm voor cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat zijn verschillende mogelijkheden geformuleerd. In de beslisnotitie van 18 januari 2011 spreekt de gemeenteraad haar voorkeur uit voor een variant waarin de gemeente subsidiegelden beschikbaar stelt voor scholen, amateurverenigingen en particulieren om cultuureducatieve activiteiten te ondernemen. Daarbij stelt de gemeente een bemiddelingsfunctie aan om vraag en aanbod met elkaar te verbinden (College van B&W Gaasterlân-Sleat 1-2). De nieuwe opzet voor cultuureducatie in Gaasterlân-Sleat is verder uitgewerkt door kwartiermaker Harry Koning. Het systeem wordt opgebouwd vanuit drie peilers: ‘het kind centraal’, ‘de school centraal’ en ‘de samenleving centraal’. Deze peilers weerspiegelen dat er in de nieuwe structuur in eerste instantie wordt ingezet op cultuureducatie voor leerlingen in het (voornamelijk primair) onderwijs, maar dat ook andere doelgroepen bediend zouden moeten worden door deze nieuwe organisatiestructuur (Koning – Kunsteducatie in GS 4; Cultuurmakelaar GaasterlânSleat). Dat wil zeggen: de cultuureducatiestructuur wordt opgebouwd vanuit de basisscholen. Hier vindt onder schooltijd aanbod plaats voor alle leerlingen van die scholen. Maar idealiter worden de schoolgebouwen na schooltijd ook benut om cultuureducatie aan te bieden aan verscheidene doelgroepen. Bovendien is er in de nieuwe cultuureducatiestructuur ook rekening gehouden met de belangen van Met overheadkosten worden in dit verslag bedoeld: kosten die niet direct worden geïnvesteerd in cultuureducatieve activiteiten. Hieronder kunnen worden verstaan: personeelskosten voor nietonderwijzend personeel (bijvoorbeeld directie en secretariaat) en huisvestingskosten voor organisatiedoeleinden, in plaats van onderwijsdoeleinden (d.w.z.: kantoorruimte in plaats van lesruimte). 13
12
de hafa-verenigingen (harmonie/fanfare) en de belangen van cursisten die lessen hebben gevolgd van Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk (in Balk of in Sneek). Zo wordt er naast de financiële bijdrage voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs ook een financiële bijdrage van de gemeente aangeboden voor leerlingen die muziekonderwijs volgen bij de hafa-verenigingen, als ook voor individuele muziekleerlingen. Voor elke leerling in het primair onderwijs stelt de gemeente €30,beschikbaar, voor elke leerling in het voortgezet onderwijs €15,- en voor elke leerling die les krijgt via de hafa-verenigingen €320,- (waarvan €270,- voor de lessen en €50,als bijdrage voor de contributie). Het subsidiebedrag voor leerlingen bij de muziekverenigingen staat vast. Individuele muziekleerlingen die deelnemen aan muzieklessen van het Kunstcollectief kunnen gebruikmaken van een afbouwende subsidieregeling. Deze regeling is bedoeld om leerlingen te stimuleren om deel te nemen aan buitenschoolse muzieklessen. De betreffende leerlingen kunnen aanspraak maken op een stimuleringssubsidie die afloopt van maximaal €260,- in het eerste jaar tot minimaal €140,- in het vijfde lesjaar. Deze subsidiebedragen zijn afhankelijk van de lesduur. Voor leerlingen die gebruikmaakten van het musicalaanbod van Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk in Balk wordt daarnaast ook een financiële tegemoetkoming beschikbaar gesteld om hun lessen voort te zetten (bedrag afhankelijk van lesvorm en lestijd). Tot slot wordt ook voor leerlingen die lessen volgden in Sneek een compensatie aangeboden van maximaal €240,- per leerling (Koning - Het K&C Marktplein. 1e tussenrapportage 3-4). De nieuwe cultuureducatiestructuur in Gaasterlân-Sleat wordt vormgegeven door een nieuwe stichting op te richten: de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat. Deze stichting heeft een uitvoeringsovereenkomst gesloten met de gemeente Gaasterlân-Sleat, de eindverantwoordelijke voor kunst- en cultuureducatie. In deze uitvoeringsovereenkomst zijn de bovengenoemde uitgangspunten voor de nieuwe organisatiestructuur opgenomen (St. KCGS & Gemeente GS 2-6). De cultuurmakelaar is in dienst bij de voorgenoemde stichting, en werkt nauw samen in een netwerk van scholen (primair, voortgezet en speciaal onderwijs), muziekverenigingen en het Kunstcollectief, waarin verschillende muziekdocenten zich hebben verenigd (Koning - Het K&C Marktplein. 1e concept eindrapportage 2). De cultuurmakelaar is in de gemeente Gaasterlân-Sleat aangesteld om de vraag van scholen en het aanbod van verscheidene culturele aanbieders bij elkaar te brengen. De cultuurmakelaar werkt vraaggestuurd. Dit wil zeggen dat zij bij het zoeken naar cultuureducatief aanbod uitgaat van de vraag die wordt geformuleerd door scholen op het gebied van cultuureducatie. Daarnaast onderhoudt de cultuurmakelaar een website waarop onder andere aanbod is te vinden van verschillende lokale aanbieders van cultuureducatie. Onderstaand organogram geeft de nieuwe organisatiestructuur schematisch weer:
13
Zoals het bovenstaande schema duidelijk maakt, zijn er convenanten gesloten met de verschillende partners van de cultuurmakelaar. Ten eerste is er een convenant met alle scholen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs in de gemeente. In dit convenant wordt overeengekomen dat deze partijen samen zullen werken aan een goede culturele infrastructuur en een stevig lokaal cultuurbeleid dat gericht is op cultuurbereik en cultuurparticipatie. Daarnaast stemmen de partijen in met een inspanningsverplichting om een kwalitatieve en kwantitatieve afstemming van vraag en aanbod tot stand te brengen. Tot slot beloven de partijen hieraan mee te werken door een gezamenlijke financiële en beleidsmatige inzet. Er liggen vier doelstellingen ten grondslag aan deze afspraken. Ten eerste dienen kinderen en jongeren te worden gestimuleerd om kennis te maken met kunst en cultuur en deel te nemen aan projecten op het gebied van kunst en cultuur. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de kunst- en culturele infrastructuur in de gemeente. Ten derde wordt een verbinding tussen lokale kunst en cultuur en de kinderen en jongeren in de gemeente nagestreefd. En tot slot wordt gestreefd naar een verbinding tussen kunst en cultuur onder schooltijd en na schooltijd (St. KCGS – Convenant Onderwijs 2). Concreet resulteert de hierboven genoemde overeenkomst in de volgende vijf afspraken: Ten eerste bepalen scholen zelf hoe zij invulling geven aan kunst- en cultuureducatie onder schooltijd. Ten tweede stellen scholen minimaal één lokaal beschikbaar ten bate van projecten op het gebied van kunst en cultuur na 14
schooltijd, die aan kunnen sluiten op het onderschoolse aanbod. Ten derde worden alle middelen in overleg met de cultuurmakelaar besteed. Ten vierde beheert de cultuurmakelaar de door de gemeente beschikbaar gestelde gelden. En tot slot worden de subsidiegelden per schooljaar beschikbaar gesteld (St. KCGS – Convenant Onderwijs 3). Het tweede convenant heeft de stichting gesloten met de muziekverenigingen in de gemeente14. Met deze verenigingen is overeengekomen dat zij in aanmerking komen voor een financiële ondersteuning ter waarde van €320,- per seizoen per lid die lessen volgt via de vereniging. Er zijn een aantal voorwaarden verbonden aan de subsidietoekenning. Zo is deze regeling uitsluitend bedoeld voor leerlingen tot achttien jaar. Daarnaast dient de leerling ook lid te zijn van de vereniging en les te krijgen van een specialist/professional, die een vakopleiding heeft afgerond (of nog studeert aan een dergelijke opleiding). De regeling is ook van toepassing op leerlingen die lid zijn van de vereniging, maar niet woonachtig zijn in de gemeente Gaasterlân-Sleat. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat de muziekverenigingen zich zullen inzetten om een goede samenwerking aan te gaan met de cultuurmakelaar. Ook aan deze overeenkomst liggen vier doelstellingen ten grondslag. Ten eerste de ondersteuning/verbetering van de kunst- en culturele infrastructuur van de gemeente. Ten tweede het stimuleren van kinderen en jongeren om lid te worden van verenigingen en het leren bespelen van muziekinstrumenten die worden bespeeld binnen de betreffende vereniging. Ten derde het stimuleren van kunst- en cultuurparticipatie in het algemeen. En ten slotte het toegankelijk maken en houden van deelname aan het muziekverenigingsleven in de gemeente (St. KCGS – Convenant Muziekverenigingen 2-3). Tot slot heeft de stichting een uitvoeringsovereenkomst gesloten met het Kunstcollectief. Hierin komen de partijen overeen dat alle muziekleerlingen uit de gemeente Gaasterlân-Sleat die lessen volgen bij het collectief in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de gemeente. Aan deze overeenkomst zijn een aantal voorwaarden verbonden. Zo geldt de regeling alleen voor leerlingen tot achttien jaar, die niet langer dan vijf jaar gesubsidieerde muzieklessen hebben gevolgd. Ook dient het docentencollectief uitsluitend te werken met gekwalificeerd personeel (d.w.z.: de betreffende docent dient een vakopleiding te hebben genoten, of nog te genieten). Daarnaast geldt de bijdrage per volledig seizoen en zijn er maximumbedragen vastgesteld die afhangen van onder andere lesvorm en lesduur. Tevens zal de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat de huurkosten voor de leslocaties betalen (deze locaties dienen wel te worden besproken met de cultuurmakelaar). Daarnaast kan het docentencollectief gebruikmaken van het instrumentarium dat eigendom is van de gemeente en in beheer is van de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat (die ook verantwoordelijk is voor het onderhoud van dit instrumentarium). In het kader van buitenschools muziekonderwijs worden de meeste middelen beschikbaar gesteld voor leerlingen die les krijgen via een muziekvereniging. Voor binnenschoolse muzieklessen wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van het aanbod van het Kunstcollectief. De diensten van het collectief worden dan ook gepromoot door de cultuurmakelaar. (St. KCGS & Kunstcollectief GS 1-2). Tevens zijn met alle partijen die convenanten hebben gesloten met de cultuurmakelaar twaalf concrete doelen afgesproken. Deze doelen zijn opgenomen in de bijlage van dit onderzoeksverslag.
Te weten: Muziekvereniging Euphonia te Bakhuizen, Streekharmonie Concordia te Muziekvereniging Stêd-Sleat te Sloten en Christelijke Muziekvereniging Melodia Wijckel te Wijckel. 14
Balk,
15
Naast deze verschillende partners met wie de cultuurmakelaar overeenkomsten heeft gesloten, is er nog een partij die een rol speelt in het cultuurmakelaarsysteem. Het betreft hier de werkgroep van de cultuurmakelaar. Deze werkgroep is samengesteld met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: het onderwijs (primair en voortgezet), aanbieders van cultuureducatie, muziekverenigingen en het sociaal cultureel centrum. De werkgroep komt minimaal een keer per kwartaal samen en dient als klankbord voor de cultuurmakelaar. Hoe het nieuwe cultuurmakelaarsysteem in de praktijk functioneert voor de betrokken partijen wordt besproken in de laatste twee hoofdstukken van dit onderzoeksverslag. In die hoofdstukken komen vertegenwoordigers van de verschillende scholen en aanbieders van cultuureducatie aan het woord. Daarvoor zal eerst een beeld worden geschetst van de financiën die met het nieuwe beleid gemoeid zijn.
16
Hoofdstuk 2: Kosten en baten van het cultuurmakelaarsysteem De gemeente Gaasterlân-Sleat stelt in de schooljaren 2011-2012 en 2012-201315 een financiële bijdrage beschikbaar voor verschillende doelgroepen die deelnemen aan cultuureducatieve activiteiten. Zo is er subsidiegeld beschikbaar voor leerlingen in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs en voor muziekleerlingen die lessen volgen bij een muziekvereniging of bij het Kunstcollectief. Voor elke leerling in het primair onderwijs stelt de gemeente €30,- beschikbaar, voor elke leerling in het voortgezet onderwijs €15,- en voor elke leerling die les krijgt via de hafa-verenigingen €320,- (waarvan €270,- voor de lessen en €50,- als bijdrage voor de contributie). Voor leerlingen die gebruikmaakten van het aanbod van Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk in Balk wordt daarnaast ook een financiële tegemoetkoming beschikbaar gesteld om hun lessen voort te zetten (bedrag afhankelijk van lesvorm en lestijd). Ook voor leerlingen die lessen volgden in Sneek wordt een compensatie aangeboden van maximaal €240,- per leerling (Koning - Het K&C Marktplein. 1e tussenrapportage 3-4). Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat is opgericht op 2 september 2011. In het schooljaar 2011-2012 heeft de gemeente Gaasterlân-Sleat een bedrag van €113.500,- geïnvesteerd in de stichting. Daarnaast ontving de stichting een subsidie van €30.000,- vanuit de landelijke regeling Impuls brede scholen, sport en cultuur16. Dat laatste subsidiebedrag is bedoeld voor de bekostiging van de combinatiefunctionaris. In dit geval: de cultuurmakelaar. Daarnaast zijn er kosten gemaakt voor het oprichten van de stichting en het verder opstarten van het nieuwe cultuureducatiesysteem. Veel van die kosten – zoals de inschrijfkosten voor de Kamer van Koophandel – zijn eenmalig. Van de verstrekte subsidiegelden was in totaal €91.000,- bestemd voor inwoners van de gemeente die gebruik willen maken van cultuureducatief aanbod. Hiervan was respectievelijk €30.000,- bedoeld voor de leerlingengroepen van de hafa-verenigingen; €23.000,- voor de leerlingengroep in Balk (voorheen CvK&Ritmyk) en €2000,- voor de leerlingengroep in Sneek (CvK&Ritmyk). Voor het onderwijs was respectievelijk €30.300,- (primair onderwijs) en €5.700,- (voortgezet onderwijs) gereserveerd. Het merendeel van het subsidiegeld dat de gemeente beschikbaar stelt voor cultuureducatie is dan ook bestemd voor inwoners van de gemeente die gebruik willen maken van cultuureducatief aanbod: ruim 80% van het subsidiegeld wordt hiervoor begroot. De overige gelden worden ingezet voor praktische zaken, zoals het oprichten en onderhouden van een website (Koning – Begroting 2011-2012; Steenwijk – Financieel overzicht St. KCGS 2011; Steenwijk – Financieel overzicht St. KCGS 2011-2012). In het schooljaar 2011-2012 werd €9.920,39 besteed door basisscholen, €2.982,30 door een school voor voortgezet onderwijs en €22.720,- door de hafaverenigingen. Door de (oud-)cursisten van Centrum voor de Kunsten & Ritmyk werd respectievelijk €9.613,32 (leerlingengroep Balk) en €105,- (cursisten Sneek) besteed aan cultuureducatieve activiteiten. Uiteindelijk is dan ook 47,4% van alle uitgaven17 besteed aan cultuureducatieve activiteiten. Overige kostenposten zijn onder andere: het salaris en onkosten cultuurmakelaar (33,7%)18, bestuurskosten (4,7%), eenmalige kosten voor de oprichting van het docentencollectief (4,5%) en kosten In verband met de aanstaande fusie met de gemeentes Skarsterlân en Lemsterland tot de nieuwe gemeente De Friese Meren, is nog onduidelijk hoe cultuureducatie in de gemeente eruit zal zien vanaf het schooljaar 2013-2014. 16 Zie paragraaf 1.1. 17 Totale uitgaven: €89.376,95. 18 NB: deze worden bekostigd met gelden uit de regeling impuls brede scholen, sport en cultuur. 15
17
voor de website/media (2,1%). Hierbij dient te worden opgemerkt dat het jaar 20112012 de opstartfase van het nieuwe cultuurmakelaarsysteem markeert. Sommige scholen hebben daarom nog geen, of slechts in beperkte mate, gebruikgemaakt van de beschikbare subsidiegelden om cultuureducatieve projecten te ontplooien. Er is dan ook besloten dat de betreffende scholen hun cultuurbudget van 2011-2012 mogen meenemen naar het nu lopende schooljaar, 2012-2013 (Koning – Begroting 2011-2012; Steenwijk – Financieel overzicht St. KCGS 2011; Steenwijk – Financieel overzicht St. KCGS 2011-2012). De financiële gegevens van het lopende schooljaar (2012-2013) heb ik op het moment van schrijven van dit onderzoeksverslag nog niet tot mijn beschikking. Deze gegevens zullen later – in de vorm van een financieel jaaroverzicht/jaarrekening – worden gepresenteerd aan de gemeenteraad.
18
Hoofdstuk 3: Scholen aan het woord In de gemeente Gaasterlân-Sleat bevinden zich elf scholen voor primair onderwijs, één voor speciaal onderwijs (zowel SO als VSO) en één voor voortgezet onderwijs. In de periode van september tot en met december hebben interviews plaatsgevonden met de contactpersonen van al deze scholen. Tijdens deze vraaggesprekken werd stilgestaan bij een aantal relevante thema’s, die in de volgende subparagrafen zullen worden besproken. Daarbij is ervoor gekozen om de relevante gegevens uit de vraaggesprekken te bespreken onder verschillende tussenkopjes19. Ter illustratie zijn onder elk tussenkopje citaten en parafrases uit de interviews opgenomen, om een concreter beeld te geven van de rol die cultuureducatie speelt op scholen in de gemeente20. Het feit dat uitspraken of opvattingen in deze tekst soms worden gekoppeld aan slechts één voorbeeldschool, wil niet per se zeggen dat deze mening alleen is toegedaan aan de betreffende school. Ook andere respondenten kunnen vergelijkbare uitspraken hebben gedaan tijdens de afgenomen interviews. Ik heb er echter voor gekozen om per ‘kopje’ steeds enkele voorbeelden te noemen van uitspraken en/of opvattingen, ter illustratie van de ideeën die er op scholen in Gaasterlân-Sleat leven ten aanzien van cultuureducatie. Paragraaf 3.1: Over cultuureducatie Cultuureducatie is een breed onderwijsgebied Alle respondenten zien cultuureducatie als een veelomvattend onderwijsgebied. Het begrip cultuureducatie wordt geassocieerd met veel verschillende (kunst)disciplines. Zo denken alle respondenten bij het woord cultuureducatie vooral aan muziek. Daarnaast wordt cultuureducatie geassocieerd met culturele tradities en gebruiken, zoals de Sinterklaasviering of de Dodenherdenking op 4 mei. Doordat cultuureducatie dit brede karakter heeft, is er volgens Geeske Homma (St. Ludgerusskoalle, Balk) ook voor ieder wat wils: Het ene kind vindt muziek heel leuk, maar iemand anders vindt knutselen juist heel leuk. Of iemand anders vindt luisteren naar – of kijken naar – een voorstelling erg leuk. En de ander heeft weer zoiets van: ‘ik vond er deze keer niets aan’. Dat is juist het leuke, dat je ze van alles wat aanbiedt.
Daarnaast zijn er respondenten die aangeven dat zij cultuureducatie idealiter willen verbinden met de rest van het schoolcurriculum. Bijvoorbeeld door thematisch te werken, en de betreffende thema’s vanuit verschillende invalshoeken (verschillende schoolvakken) te benaderen. Volgens Trynke Mulder (SO De Witakker) zorgt dit er ook voor dat cultuureducatie beter wordt ‘geborgd’ in het onderwijs. Zij zegt: Veel van de kinderen die hier op school zitten, krijgen het niet van thuis mee. Dus dan komt het niet direct bekend voor. En als het dan bij geschiedenis bijvoorbeeld doet: ‘wie was Vincent van Gogh?’ dan kun je het ook meer in een thema doen. Dat vind ik wel mooier, dat je daar ook steeds weer op terug kan komen. Dat als je ’s ochtends aardrijkskunde hebt en met biologie ga je dan over zonnebloemen. […] En dan In bijlage twee is daarnaast een overzichtsschema opgenomen, waarin verschillende uitspraken van deze respondenten schematisch zijn weergegeven. 20 NB: Niet elke respondent wordt even vaak (of even uitgebreid) geciteerd of geparafraseerd in dit hoofdstuk. Toch vertrouw ik erop dat de gekozen fragmenten voldoende zijn om een beeld te schetsen van cultuureducatie op scholen in de gemeente. 19
19
daarna nog tekenen. En dan ga je op die manier tekenen hoe hij tekende. […] Dan is het meer één geheel.
Hierdoor worden bovendien meerdere doelen tegelijk gediend. Ook op De Toekomst in Bakhuizen wil men cultuureducatie verbinden aan thema’s die op school aan de orde komen. Norbert Dechesne, schoolleider, geeft aan dat hij cultuureducatie beschouwt als een onderdeel van wereldoriëntatie. Het vak wereldoriëntatie wordt sinds het afgelopen schooljaar op deze school aangeboden aan de hand van thema’s, en men probeert waar mogelijk op deze thema’s aan te sluiten met cultuureducatieve activiteiten. Een andere manier om cultuureducatie te integreren in het curriculum is door gebruik te maken van de inzichten op het gebied van meervoudige intelligentie (MI)21. Deze inzichten spelen ook een rol op De Toekomst. Daarnaast is men afgelopen schooljaar op De Skeakel in Oudega en Us Nije Gea in Elahuizen gestart met een speciaal traject op het gebied van MI. Op die manier wil men op deze scholen recht doen aan alle intelligenties (vgl. talenten) van kinderen. Naast aandacht voor de bekende intelligenties op het gebied van taal en rekenen, wordt dan ook aandacht besteed aan intelligenties op het gebied van bijvoorbeeld sport maar ook cultuur. Cultuureducatie is dan ook belangrijk binnen de gedachte van MI: door in het curriculum aandacht te besteden aan alle intelligenties (dus bijvoorbeeld ook aan muzikale intelligentie) wil men recht doen aan de talenten van ieder kind. Cultuureducatie op school is belangrijk Alle respondenten erkennen het belang van cultuureducatie op school. Veel scholen vinden het belangrijk om leerlingen in contact te brengen met kunst en cultuur. Niet alleen door aanbod in de school te halen, maar ook door leerlingen naar dit aanbod toe te brengen, bijvoorbeeld door het bezoeken van theatervoorstellingen. Geeske Homma (St. Ludgerusskoalle) benadrukt dat zij het belangrijk vindt dat haar leerlingen dit beleven: “Dat beleven. Gewoon alleen al daar te zijn”. Idealiter zouden leerlingen daardoor ook culturele activiteiten ontdekken die zij ook zelf na schooltijd kunnen ondernemen. Tettie van der Heide (CBS De Bolster, Balk) benadrukt dat het inzetten van externe vakdocenten om cultuureducatie te verzorgen ook daadwerkelijk iets toevoegt aan het onderwijs op De Bolster: Het is iets wat je zelf als school eigenlijk niet kan realiseren. Om ze in aanraking te laten komen met allerlei verschillende instrumenten. Maar [het is] ook een stukje proeven van dingen: Dit is er mogelijk, vind je het leuk? En dan kun je dus zelf muziekles nemen, bijvoorbeeld.
Ook geven mijn respondenten aan dat het belangrijk is dat kinderen zich door middel van cultuureducatie bewust worden van hun eigen (culturele) omgeving. Zo wordt het belangrijk gevonden om op school aandacht te besteden aan datgene wat er in de directe omgeving van kinderen gebeurt en in het verleden is gebeurd (bijvoorbeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog). Het is volgens een respondent belangrijk dat leerlingen zich ervan bewust worden dat dergelijke gebeurtenissen (indirect) ook invloed kunnen hebben op hen.
De geïnteresseerde lezer verwijs ik voor meer informatie naar het werk van Howard Gardner en diens onderzoekgroep Project Zero (zie bronnenlijst). 21
20
Hoewel alle respondenten cultuureducatie een belangrijk onderdeel vinden van de (basis)schoolopleiding, geven velen van hen ook aan dat cultuureducatie geen zeer prominente plaats inneemt binnen hun curriculum. Vaak gaat de onderwijstijd voor cognitieve vakken (zoals taal en rekenen) ten koste van de beschikbare tijd om cultuuronderwijs te verzorgen. Klaas Altena (CBS Op ‘e Terp, Sondel) zegt hierover het volgende: Je merkt wel dat het steeds meer onder druk komt te staan. Want jaren geleden had je […] meer tijd om daar tijd aan te besteden. En nu wordt er steeds meer afgerekend op cijfers, getallen. Rekenen en taal, dat is heel belangrijk. […] En je merkt dat daar steeds meer tijd in gaat zitten. En je moet het ergens vandaan halen ook, de tijd. Helaas zijn het dat soort dingen [zoals cultuureducatie], die er dan bij inschieten.
Op De Klinkert in Sloten worden de leeropbrengsten van de cognitieve vakken op dit moment eveneens ‘iets essentiëler’ geacht dan cultuureducatie. Op de meeste scholen worden taal en rekenen dan ook gezien als de ‘core business’ van de school. Dit heeft met name te maken met het feit dat basisscholen worden afgerekend op deze resultaten die leerlingen behalen binnen deze vakken (door de onderwijsinspectie). Dit doet echter niet onder aan het feit dat alle scholen het als hun taak zien om kinderen door middel van cultuureducatie in aanraking te brengen met kunst en cultuur. De toegenomen aandacht voor taal en rekenen hoeft dan ook niet te betekenen dat cultuureducatie in het gedrang komt. Volgens één van mijn respondenten was er in het verleden sprake van een grotere mate van integratie van cultuureducatie in de rest van het schoolcurriculum. Daar wil men op de betreffende school dan ook naar terug. Want: “het leven bestaat niet alleen uit cijfertjes en lettertjes”. Ook andere respondenten benadrukken dat er sprake moet zijn van een balans tussen cultuureducatie en de andere vakken in het schoolcurriculum. Wytze Algra (CSG Gaasterland, Balk) zegt: Je hebt ook een normaal programma wat nog rond moet lopen, en we hebben al heel veel verschillende dingen die gedurende het jaar plaatsvinden, waarbij ik het gevoel heb: we zouden niet nog meer moeten doen. Want we moeten wel aan ons normale programma ook toe komen. We zijn een school. Er moet ook gepresteerd worden.
Cultuureducatie moet niet alleen ‘concurreren’ met de andere vakken op het lesrooster. Ook andere (praktische) zaken kunnen een ‘sta-in-de-weg’ zijn bij het vormgeven aan cultuureducatieprojecten op school. Dit merkt men onder andere op (V)SO De Witakker. Contactpersoon Trynke Mulder zegt hierover: Cultuur staat niet bovenaan op de agenda. Ja, ik ben direct maar heel eerlijk… We vinden het wel heel belangrijk, in hoofd en in hart. Maar: we zijn nu ook in verbouwing, passend onderwijs was een thema, bezuinigingen stonden wij heel erg voor, personeel wat weg moest. En dan heb je het daar als teamleider gewoon heel erg druk mee. En dan roept cultuur in die zin niet hard genoeg. Dus zo bedoel ik het. Het heeft niet met de kinderen te maken, maar meer met de dynamiek van de organisatie.
Op veel scholen wordt er dan ook gezocht naar een balans tussen het ideaalbeeld voor cultuureducatie op school, en de hectiek van de (school)dag. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor De Toekomst in Bakhuizen. Wel wordt door deze school het
21
belang erkend van de verschillende vaardigheden die kinderen kunnen aanleren door middel van cultuureducatie. Norbert Dechesne zegt in dit verband: Taal is puur een vaardigheid om je in de wereld te kunnen oriënteren. Dus voor mij is taal ondergeschikt aan wereldoriëntatie. […] Ja, het is een middel, puur een middel. Maar het is in de tussentijd wel een doel geworden, als je naar de inspectie kijkt. Die rekent af op taal en op rekenen. Ja, daar gaat het niet over. […] Het gaat er uiteindelijk om dat kinderen vaardigheden beheersen om zich verder te kunnen ontwikkelen. En om zich verder in de wereld te kunnen redden. En zo zijn er heel veel andere vaardigheden. Die worden niet getoetst, maar die zijn wel essentieel.
Onder die ‘andere vaardigheden’ verstaat Dechesne ook zogenaamde ‘cultuurvaardigheden’. Dit kunnen elementaire vaardigheden zijn (‘hoe houd ik een kwast vast’) of meer specifieke vaardigheden (‘hoe draag ik informatie over aan anderen’). Ook op De Skeakel en Us Nije Gea wordt het belangrijk gevonden dat kinderen andere vaardigheden (ofwel: intelligenties) leren ontdekken en ontwikkelen. Op deze scholen is men bezig met een traject op het gebied van meervoudige intelligentie. Binnen die gedachte wil men recht doen aan alle talenten (i.e. intelligenties) van alle kinderen. Op die manier wordt voorkomen dat een groep kinderen tekort wordt gedaan in het onderwijs op deze scholen. Ook voor ’t Hazzeleger speelt dit idee een belangrijke rol: men wil recht doen aan alle talenten van alle leerlingen. Daarom wordt cultuureducatie op deze school beschouwd als “net zo belangrijk als taal en rekenen”. Voor Peter Braam (CBS De Regenboog en CBS De Wâlikker) ligt het belang van cultuureducatie besloten in de praktijkwaarde ervan. Hij hoopt dat leerlingen in de praktijk gebruik kunnen maken van datgene wat zij op school leren. Dit is niet alleen handig voor de kinderen, maar zorgt er ook voor dat het onderwijs betekenis krijgt voor leerlingen: “Dan snappen ze beter, van, waar ze het voor nodig hebben. Dat ze niet zoiets hebben van: ‘ik ben dit nu aan het leren, maar waar doe ik het eigenlijk voor?’” Cultuureducatie draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen (in brede zin) Door het aanbieden van cultuureducatie hoopt men op scholen enerzijds een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van leerlingen op cultureel gebied. Klaas Altena (CBS Op ‘e Terp) zegt bijvoorbeeld: “Dat kinderen zich bewust worden van kunst en cultuur. Want van huis uit zijn er maar weinig kinderen die naar voorstellingen gaan”. Henk Reidsma (CBS De Klinkert) geeft aan dat hij het belangrijk vindt dat zijn leerlingen door cultuureducatie leren zich te uiten en zich durven te geven, en dat zij leren om van kunst en cultuur te genieten. Door cultuureducatie kunnen kinderen andere talenten ontdekken (op het terrein van kunst en cultuur): Hoe breder een opleiding is, hoe breder de kinderen scholing krijgen, hoe meer ze zichzelf leren kennen. En hoe meer ze ook van zichzelf kunnen kijken, van: ‘oké: waar ben ik daadwerkelijk goed in’. En zo werkt dat eigenlijk met alle vakken.
Daarnaast levert cultuureducatie volgens mijn respondenten een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen op velerlei andere gebieden. Zo is een respondent ervan overtuigd dat cultuureducatie belangrijk is voor de geestelijke ontwikkeling van kinderen. Door het aanbieden van cultuureducatie wil men op deze school een bijdrage leveren aan de algemene ontwikkeling (algemene kennis) van leerlingen. Bovendien meent deze respondent dat cultuureducatie een bijdrage levert aan de 22
waardering van kinderen voor hun eigen cultuur. Zij denkt namelijk dat kinderen zich soms niet (voldoende) bewust zijn van hun eigen cultuur. Door middel van cultuureducatie wil men leerlingen op deze school bewust maken van de eigen cultuur, waardoor ook meer waardering voor deze cultuur zal ontstaan (denk hierbij aan een waardering voor de vrijheid van denken die wij in ons land genieten). Daarom wordt het door deze respondent ook belangrijk gevonden om als school middenin de samenleving te staan, en bijvoorbeeld andere dorpsbewoners te betrekken bij culturele activiteiten van de school (zoals bij toneeluitvoeringen en de 4 meiherdenking). Volgens Geeske Homma levert cultuureducatie een bijdrage aan de cognitieve, sociale, emotionele en creatieve ontwikkeling van leerlingen. Zij betreurt het dan ook dat onder andere muziekonderwijs naar haar idee lange tijd een ‘ondergeschoven kindje’ is geweest. Daarnaast geeft Klaas Altena (Op ‘e Terp) aan dat cultuureducatie een bijdrage kan leveren aan het zelfbewustzijn van kinderen, omdat zij binnen het domein cultuureducatie kennismaken met hun eigen talenten (en die van hun medeleerlingen). Dit gegeven speelt ook een rol bij de keuze voor cultuureducatief aanbod op De Witakker in Rijs. Veel leerlingen op deze school hebben leerproblemen, en cultuureducatie stelt deze kinderen in de gelegenheid om andere talenten (buiten de cognitieve vakken) te ontdekken. Dat draagt volgens Michelle van der Sluis (tot voor kort teamleider SO op De Witakker in Rijs) bij aan een positiever zelfbeeld van de leerlingen: “Het inspireert en het motiveert”. Trynke Mulder (De Witakker) geeft daarnaast aan dat cultuureducatie wat haar betreft idealiter een bijdrage levert aan drie dingen: Dus dan zie ik [cultuureducatie] wel als een verantwoordelijkheid voor de school. En omdat het een middel kan zijn om hen te prikkelen, een grotere wereld te krijgen. En dat de basisvakken daardoor misschien ook nog weer gestimuleerd worden. Dus eigenlijk drie dingen.
Ook op De Regenboog en De Wâlikker gaat men uit van het motiverende effect van cultuureducatie op de leerlingen. Peter Braam zegt: Daar [cultuureducatie] halen we een heel stuk motivatie van die kinderen vandaan. […] En daar [cultuureducatie] moeten ze geprikkeld door worden. Dus ik denk dat je hun leeromgeving daar een stuk rijker mee maakt. En dat maakt de kinderen, denk ik, gemotiveerd en dus leerbaarder
Volgens deze respondent is het daarom goed mogelijk dat de prestaties voor taal en rekenen verbeteren wanneer leerlingen voldoende cultuureducatie krijgen aangeboden, omdat zij hierdoor worden gemotiveerd om met school bezig te zijn. Door cultuureducatie leren kinderen volgens Braam hun kennis toe te passen in de praktijk van alledag. Dit zorgt er volgens hem voor dat de leerlingen weten waarom ze leren wat ze leren en het daardoor idealiter ook nuttig en leuk vinden om dit te leren. Dit leidt op zijn beurt tot motivatie en dus tot leerbaarheid van de kinderen, aldus deze respondent. Ook voor Tettie van der Heide is het belangrijk dat cultuureducatie een bijdrage levert aan het leerplezier van kinderen. Volgens haar heeft ieder kind zijn eigen talenten. Daarom zou cultuureducatie plezier opleveren voor kinderen die geïnteresseerd en getalenteerd zijn op het gebied van kunst en cultuur. Hierdoor zouden deze kinderen zich ook prettiger voelen op school. Ook op de enige school voor voortgezet onderwijs in de gemeente gaat men ervan uit dat cultuureducatie een bijdrage levert aan de ontwikkeling van leerlingen
23
op het gebied van kunst en cultuur, maar ook op velerlei andere gebieden. Wytze Algra, directeur van de CSG in Balk zegt: Wij zien onze doelstelling als tweeledig. Natuurlijk moeten er resultaten gehaald worden, en moeten leerlingen voorbereid worden op de vervolgopleiding. Maar ook op de maatschappij. En voorbereiding op de maatschappij, daar hoort wat mij betreft cultuureducatie bij. En dat is altijd wel hier gebeurd. Maar je moet soms creatief zijn. Het is een belangrijke doelstelling. […] Wij vinden dat cultuureducatie hoort bij de opvoeding. Omdat je de maatschappij beter leert begrijpen.
In die zin wordt cultuureducatie (en dan vooral in de vorm van schooltheatervoorstellingen) op deze school ook gebruikt al middel om bepaalde thema’s bespreekbaar te maken. Voorbeelden van dergelijke thema’s zijn pesten en homoseksualiteit. Op De Toekomst kent men een overkoepelend leereffect toe aan cultuureducatie. Door kinderen te onderwijzen op het gebied van kunst en cultuur (als wereldoriënterend vak), wil men hen leren om ‘het grotere geheel’ te zien. Volgens Norbert Dechesne draagt cultuuronderwijs bij aan “een verbreding van je kennis en je perceptie van je omgeving”. Om dit te bereiken wil men: …kinderen ook meer te laten zien, dan wat ze zomaar even zien. Om meer te laten ervaren, dan dat ze gewoon even in het dagelijkse leven doen… Eigenlijk een soort horizonverbreding. Zoals je met de andere vakken ook doet. Ook daarmee wil je dat de leerlingen meer leren zien dan wat ze in hun eigen omgeving zien.
Op De Skeakel en Us Nije Gea zet men cultuureducatie in om recht te doen aan de groep kinderen die de meeste affiniteit heeft met andere intelligenties dan die op het gebied van taal en rekenen. Dit betreft volgens Douwe Weerstra (De Skeakel) een grote groep kinderen. In het onderwijs op deze twee scholen staat het prikkelen van de verschillende talenten van kinderen centraal. Dus naast de aandacht voor de cognitieve vakken – die, volgens hen, op veel scholen de overhand dreigt te krijgen – probeert men op deze scholen ook cultuuronderwijs een belangrijke plek te geven in het curriculum. Dit doet men door dit onderdeel te integreren met de rest van het onderwijs. Cultuureducatie draagt in dat kader vooral bij aan het ontwikkelen van de creativiteit van kinderen. Die vaardigheid is volgens de scholen van belang voor kinderen om verbanden te kunnen leggen tussen verschillende zaken (bijvoorbeeld dingen die kinderen leren op school, of die zij meemaken in het dagelijks leven). Daarnaast krijgen alle kinderen de gelegenheid om hun eigen intelligenties te ontdekken en deze verder te ontwikkelen, hetgeen idealiter ook het leerplezier zou vergroten. Of, zoals Meindert Tjerkstra (Us Nije Gea) dat omschrijft: ‘het yes-gevoel’. Het vieren van de intelligenties draagt daarnaast bij aan het zelfvertrouwen van de leerlingen. Cornelia Oosten (OBS ’t Hazzeleger, Balk) geeft naast dit alles aan dat cultuureducatie wat haar betreft met name een sociaal-emotioneel doel dient. Kinderen leren door cultuureducatie dat er ook andere mogelijkheden zijn om zich te kunnen uiten (naast bijvoorbeeld talige manieren om dit te doen). Cultuureducatie leert kinderen hoe zij om kunnen gaan met emoties. Daarnaast denkt deze respondent dat door cultuureducatie ook een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan groepsvorming (omdat het vaak gezamenlijke activiteiten betreft).
24
Onze school is actief bezig met cultuureducatie Vrijwel alle respondenten geven aan dat zij naar hun eigen idee voldoende actief bezig zijn met cultuureducatie. Hierbij speelt de eerder genoemde balans tussen cultuureducatie en andere onderdelen in het curriculum een belangrijke rol. Wel geven de meeste respondenten daarbij aan dat het altijd beter kan. ‘Beter’ kan op dat vlak van alles betekenen. In het geval van de St. Ludgerusskoalle zou men bijvoorbeeld nog meer in willen zetten op een nog gevarieerder cultuureducatief aanbod voor de leerlingen. In het geval van CBS Op ‘e Terp is de mogelijke verbetering gelegen in het intensiveren van cultuureducatie op de school. Klaas Altena geeft aan dat hiervoor met name de nodige tijd en kennis van de leerkrachten nog ontbreekt. Met voldoende begeleiding (door bijvoorbeeld de cultuurmakelaar en externe professionals) en middelen (tijd, geld en vakkennis van de leerkrachten) denkt hij echter dat een intensievere vorm voor cultuureducatie op zijn school realiseerbaar is. Ook op andere scholen wordt het belang van voldoende cultuurbudget onderstreept. Eén van mijn respondenten geeft aan dat het onmogelijk is om met de eigen financiële middelen van de school een breed aanbod op het gebied van cultuureducatie te realiseren. Daarnaast geeft zij aan dat de mate waarin en de wijze waarop aandacht wordt besteed aan cultuureducatie afhankelijk is van de interesses van het onderwijzende team op de school. Op (V)SO De Witakker zou men in willen zetten op een meer beleidsmatige aanpak van cultuureducatie (in plaats van – of in aanvulling op – de huidige thematische aanpak waarbij meer ad hoc wordt gewerkt). Mede hierom volgt een leerkracht van deze school de opleiding tot interne cultuurcoördinator. Ook geeft Michelle van der Sluis (de voorganger van Trynke Mulder) aan dat de Witakker actiever is geworden op het gebied van cultuureducatie, door de toegenomen financiële mogelijkheden. Want, zo geeft deze respondent herhaaldelijk aan: “de wil is er altijd geweest”. Op De Toekomst geeft men aan zelf meer tijd en aandacht te willen besteden aan cultuureducatie, omdat dit naar diens eigen idee nog niet voldoende het geval is. Er worden allerlei culturele activiteiten ondernomen door de scholen in Gaasterlân-Sleat. Het voorstellingsaanbod van Uurcultuur – dat aangeboden wordt vanuit de provinciale steunfunctie-instelling Keunstwurk – vindt daarbij gretig aftrek van alle scholen in het primair onderwijs. Dit voorstellingsbezoek wordt veelal bekostigd vanuit de zogenaamde CEPO-gelden22. Ook bezoeken veel scholen met groep 7 en 8 jaarlijks een concert van het Noord-Nederlands Orkest. De cultuurgelden die beschikbaar worden gesteld door de gemeente worden voor diverse activiteiten ingezet. Muziekonderwijs op school is hierbij een veelvoorkomende bestedingswijze. De respondenten benadrukken dat het binnenhalen van externe professionals van toegevoegde waarde is voor het onderwijs op school. Daarnaast gebruiken veel scholen het budget voor thematische projecten, bijvoorbeeld in het kader van de Kinderboekenweek. De keuze voor cultuureducatief aanbod hangt in veel gevallen af van twee soorten factoren: enerzijds praktische factoren (afstand, vervoer, budget, beschikbare begeleiders en dergelijke), en inhoudelijke factoren (de ‘visie’ die een school heeft op cultuureducatie en de daaruit voortkomende wensen op dat gebied).
22
Gelden uit de regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs. Zie §1.1.
25
Visie op cultuureducatie Op twee van de scholen die ik heb bezocht in het kader van dit onderzoek is een visie op cultuureducatie vastgelegd in een beleidsstuk. Het betreft hier onder andere RK/PC De Toekomst in Bakhuizen, waar enige jaren geleden in een beleidsplan is vastgelegd op welke manier de school invulling wil geven aan cultuureducatie op de school. Hiervan maken onder andere museumbezoek en jaarlijkse bezoeken aan de voorstellingen van Uurcultuur deel uit. De school gebruikt het plan nog als leidraad, en verwacht dat het plan – met de benoeming van een nieuwe cultuurcoördinator – binnenkort zal worden aangepast aan de huidige situatie en opvattingen van het team23. Dat er slechts twee scholen in de gemeente zijn waar een visie op cultuureducatie is vastgelegd in een cultuureducatieplan wil niet zeggen dat de overige scholen geen visie op cultuureducatie hebben. Op alle scholen heeft men ideeën over de plaats die cultuureducatie binnen de school zou moeten innemen. Deze ideeën kunnen in meer of mindere mate geformaliseerd zijn. Dat wil zeggen: ze kunnen zijn opgenomen in een document, zoals de schoolgids, of ze kunnen met name informeel naar voren komen tijdens teamoverleggen en dergelijke. Alle respondenten geven aan dat zij cultuureducatie rekenen tot hun taak als school. Eén van mijn respondenten is bovendien van mening dat de rol van de school hierin ook belangrijker wordt. Door hoger wordende toegangsprijzen voor culturele activiteiten, is het voor veel mensen financieel moeilijk (zo niet onmogelijk) geworden om met het gezin een bezoek te brengen aan bijvoorbeeld theatervoorstellingen en concerten. Deze respondent meent dat het daarom belangrijk is dat kinderen via school in aanraking komen met kunst en cultuur. Dit is echter onmogelijk zonder voldoende middelen. De gemeentelijke subsidie van €30,per leerling stelt scholen dan ook in staat om voldoende activiteiten op dit gebied te ondernemen. De ideeën over de manier waarop men het beste invulling kan worden gegeven aan cultuureducatie lopen meer uiteen. Principes die hierin leidend kunnen zijn voor scholen zijn onder andere: het kunnen bieden van een structureel cultuureducatief aanbod en het kunnen bieden van een zo gevarieerd mogelijk cultuureducatief aanbod. Daarnaast liggen er ook basale uitgangspunten ten grondslag aan de ideeën van scholen over cultuureducatie. Veel genoemd is het idee dat de school kinderen in aanraking wil brengen met kunst en cultuur (bijvoorbeeld omdat niet alle kinderen dit van huis uit meekrijgen). Op de meeste scholen voor primair onderwijs is (nog) geen interne cultuurcoördinator (ICC’er) benoemd. Redenen hiervoor zijn veelal praktisch: scholen geven aan (nog) geen tijd of formatie beschikbaar te hebben om een docent te benoemen tot ICC’er, en deze persoon de hiervoor bestemde cursus te laten volgen. Wel wordt deze cursus op het moment van schrijven van dit onderzoek gevolgd door twee basisschoolleerkrachten. Het betreft respectievelijk een leerkracht van de RK/PC basisschool De Toekomst (Bakhuizen)24 en SO De Witakker (Rijs). Op de CSG in Balk – de enige school in de gemeente voor voortgezet onderwijs – heeft men geen geformuleerde visie op cultuureducatie. Wytze Algra licht toe:
Zo is men onder andere voornemens om de kerndoelen voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie meer als vertrekpunt te laten dienen voor het vormgeven aan cultuureducatieve projecten. 24 Op deze school is al eerder een cultuurcoördinator werkzaam geweest. Deze leerkracht is echter drie jaar geleden gestopt met haar werk op deze school. 23
26
Wij hebben een visie op onderwijs. Wat ik al zei: voorbereiden op vervolgonderwijs en voorbereiden op de maatschappij. En daar hoort een aantal zaken bij, waaronder cultuur. Wij vinden, doordat wij die visie en missie hebben, dat cultuur een middel is om dat te bereiken.
Daarnaast vindt men het op deze school belangrijk om cultuureducatief aanbod in te zetten dat aansluit bij datgene waar de jeugd mee bezig is. Op (V)SO De Witakker werkt men tot op heden op een vergelijkbare manier. Men heeft geen vastomlijnde visie op cultuureducatie, maar zet cultuureducatie in voor projecten rond bepaalde thema’s die voor de school actueel zijn (zoals pesten). Cultuureducatie neemt op Us Nije Gea en De Skeakel een belangrijke plaats in binnen hun visie op het gebruik van meervoudige intelligentie in het onderwijs. De keuze om op deze scholen te gaan werken vanuit MI komt voort uit de wens van het ministerie van OCW om te investeren in ondernemerschap. Douwe Weerstra legt uit: En dat ondernemerschap heeft in zich: het gebruikmaken van je talenten. En je talenten zijn meer dan alleen taal en rekenen. Dus die talenten zijn natuurlijk de meervoudige intelligenties. En die moeten geprikkeld blijven.
Door de verschillende intelligenties van kinderen aan te spreken met het geboden onderwijs, wil men kinderen prikkelen om “breder te denken, breder te kijken, breder bezig te zijn”. In aanvulling hierop geeft Meindert Tjerkstra (Us Nije Gea) wel aan dat hij nog een visie voor cultuuronderwijs zou willen vastleggen, zodat men meer houvast heeft bij het maken van keuzes op het gebied van cultuureducatie. Hij geeft aan dat de cultuurmakelaar hier wellicht een aanzet voor kan geven. Ook op OBS ’t Hazzeleger wil men recht doen aan alle talenten van alle kinderen. Daarbij spelen doorgaande leerlijnen25 een belangrijke rol: Wij vinden alle onderwijs belangrijk voor kinderen. Omdat iedereen zijn eigen talenten heeft. En kinderen die minder kunnen rekenen, of die minder talig zijn, zijn misschien wel heel erg [goed in] muziek en dans. En dat willen wij wel meer waarderen. Dus willen wij een serieus aanbod van groep 1 tot en met groep 8.
Paragraaf 3.2: Over het cultuurmakelaarsysteem Contact met de cultuurmakelaar Vrijwel alle respondenten geven aan dat zij voldoende contact hebben gehad met cultuurmakelaar Cecile Steenwijk. Ook zijn zij tevreden over dit contact en over de bereikbaarheid van de cultuurmakelaar. Redenen voor overleg met de cultuurmakelaar zijn onder andere: het bespreken van wensen en behoeftes, de besteding van het cultuurbudget, het evalueren van aanbod en bemiddeling tussen scholen en aanbieders van cultuureducatie (zowel voor binnenschools als voor buitenschools aanbod). De meeste respondenten geven aan dat zij graag een beroep doen op de expertise van de cultuurmakelaar op het gebied van cultuureducatie. Zij zien de cultuurmakelaar onder andere als vraagbaak. Klaas Altena (Op ‘e Terp) zegt: “Het is mooi dat er zo iemand is, […] waar je op terug kunt vallen.” Daarnaast wordt in de vraaggesprekken (o.a. CSG Balk) aangehaald dat het prettig is dat er bij het Voor meer informatie over doorgaande leerlijnen verwijs ik de geïnteresseerde lezer naar het onderzoekswerk van Barend van Heusden en diens onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel (zie bronnenlijst). 25
27
contact met de cultuurmakelaar sprake is van een zekere wisselwerking (i.e.: beide partijen hebben input in de gesprekken). Taken van de cultuurmakelaar Wat betreft het takenpakket van de cultuurmakelaar zijn alle vertegenwoordigers van de verschillende scholen het erover eens dat de belangrijkste taak van de cultuurmakelaar is gelegen in het leggen van contacten tussen scholen en aanbieders. Ook het onderhouden van contacten met die partijen en het bewaken van de kwaliteit van cultuureducatie worden gezien als belangrijke taken van de cultuurmakelaar. Bij Op ‘e Terp worden de belangrijkste taken van de cultuurmakelaar als volgt samengevat: “Het aanreiken van mogelijkheden. Vraagbaak voor scholen, en de contacten leggen tussen de aanbieders en de scholen”. Een aantal scholen ziet de cultuurmakelaar daarnaast als een tussenpersoon die scholen in aanraking brengt met verschillende soorten cultuureducatief aanbod. Veel scholen vinden het prettig dat de cultuurmakelaar ervoor zorgt dat er voldoende aanbod is om uit te kiezen. Dit aanbod bereikt de scholen veelal via email. Daarnaast wordt het aanbod van verscheidene lokale aanbieders gepresenteerd op de website van de cultuurmakelaar. Henk Reidsma (De Klinkert) vraagt zich in dit kader af of het aanbod ergens in kaart is gebracht, zodat zijn school de culturele activiteiten verder van tevoren kan inplannen26. Hij zegt: “Ik heb nog het idee dat het nog te veel ad hoc is.” Ook Douwe Weerstra (De Skeakel) geeft aan dat het cultuurgeld op zijn school in eerste instantie is besteed aan ad hoc-activiteiten. Met ingang van dit schooljaar wil men langere lijnen realiseren (vgl. doorgaande leerlijnen). Veel scholen vinden het prettig om gebruik te maken van de expertise van de cultuurmakelaar als het gaat om het invullen van cultuuronderwijs op hun school. Norbert Dechesne (RK/PC De Toekomst) zegt hierover: “Als school weet je niet wat er allemaal aangeboden wordt. En daar kun je je ook niet in verdiepen.” In die zin hebben een aantal scholen ook het idee dat de cultuurmakelaar hen werk uit handen neemt, en hen wegwijs maakt in de wereld die ‘cultuureducatie’ heet. Henk Reidsma (CBS De Klinkert) zegt bijvoorbeeld: “Op een gegeven moment houdt het gewoon op [met] dingen die je zou kunnen willen. Dus wat dat betreft is het super dat er een cultuurmakelaar is.” Wytze Algra (CSG) zegt over de taken van de cultuurmakelaar: Nou heel duidelijk wat het woord ook zegt. De makelaarsfunctie is ervoor bedoeld om een brug te slaan tussen de school en het aanbod van kunst en cultuur dat er is. […] Dus juist die makelaarsfunctie moet niet heel erg in de uitvoering gaan zitten. […] Maar dat is in feite ook een soort makelaarsfunctie. Dan gaat ze op zoek en kijken van: ‘hé, dat is misschien interessant’.
In aanvulling op de hierboven omschreven taken, geven enkele respondenten aan dat zij behoefte hebben aan extra contactmomenten met de cultuurmakelaar27. Zo Naar verwachting zal in februari 2013 een culturele markt plaatsvinden waar vertegenwoordigers van scholen verder kennis kunnen maken met het cultuureducatief aanbod van diverse aanbieders. Deze markt zou daarom een daadwerkelijke ontmoeting moeten faciliteren tussen scholen en aanbieders, naast de ‘digitale ontmoeting’ die al mogelijk is via de website. 27 In de uitvoeringsovereenkomst met de gemeente is overeengekomen dat de cultuurmakelaar regelmatig contact dient te onderhouden met de scholen (in persoon, telefonisch en per e-mail). Hoewel de cultuurmakelaar aan de hiervoor gestelde doelen voldoet, geven enkele scholen aan dat zij behoefte hebben aan meer contactmomenten met de cultuurmakelaar (Steenwijk – Jaarverslag 2011 St. KCGS 8). 26
28
wordt op een drietal scholen aangegeven dat men het op prijs zou stellen als de cultuurmakelaar eens een korte voorlichting zou willen geven aan het gehele team, waarbij zij bijvoorbeeld de website als leidraad kan nemen28. Douwe Weerstra geeft aan dat het onderhouden van contacten en ‘de vinger aan de pols houden’ belangrijke taken zijn van de cultuurmakelaar. Hij zou het daarom prettiger vinden als de cultuurmakelaar iets regelmatiger telefonisch contact zou opnemen om kort de stand van zaken door te nemen. Vraag en aanbod De vraag van een school op het gebied van cultuureducatie kan dus heel breed geformuleerd zijn of kan meer gespecificeerd zijn op een bepaald thema of project. Daarbij gaan scholen – zoals eerder aangegeven – uit van verschillende principes en motieven bij kiezen van cultuureducatief aanbod. Er gelden zowel praktische motieven in de keuze voor bepaald cultuureducatief aanbod, als meer inhoudelijke. Daarnaast willen veel scholen gebruik kunnen maken van bestaand cultuureducatief aanbod, waar zij zich op in kunnen schrijven. Daarbij kan enerzijds gedacht worden aan de voorstellingen van Uurcultuur, die eerder aan de orde kwamen. Uit de vraaggesprekken komen drie belangrijke motivaties naar voren om van dit aanbod gebruik te maken: ten eerste de overzichtelijkheid van het aanbod en het gemak waarmee de school zich hiervoor kan intekenen; ten tweede geven scholen aan dat het aanbod van Uurcultuur vrijwel altijd positief wordt ontvangen door leerkrachten en leerlingen. En ten derde geven respondenten aan dat het bezoeken van de Uurcultuurvoorstellingen een soort ‘traditie’ is geworden voor hun school. Daarnaast komen scholen via de cultuurmakelaar in contact met bestaand educatief aanbod van andere aanbieders, waarop zij zich kunnen inschrijven. Met bestaand aanbod bedoel ik in dit verband: aanbod dat niet speciaal voor een school of voor een bepaalde gelegenheid is ontwikkeld. Kortom: bestaand aanbod betekent in dit verband ‘kant-en-klaar’ aanbod dat aanbieders op scholen kunnen aanbieden. Volgens een aantal respondenten zorgt de mogelijkheid om zich in te schrijven op dergelijk aanbod ervoor dat scholen in aanraking komen met cultuureducatief aanbod dat zij zelf niet gevonden zouden hebben. Als voorbeeld van dit laatste verwijst Geeske Homma (St. Ludgerusskoalle) naar de keer dat haar school werd uitgenodigd om een bezoek te brengen aan een filmfestival dat georganiseerd werd in Balk. Veel scholen vinden het prettig om zich in te tekenen op bestaand aanbod. Dit komt met name omdat een aantal scholen nog geen specifieke vraag op het gebied van cultuureducatie hebben geformuleerd. Henk Reidsma (De Klinkert) zegt hierover: Dat is wel het mooiste. Dan krijg je het bekende ‘vraag aanbod-verhaal’. Nu is het: doe mij een aanbod. En is het leuk, dan doen we mee. Op het moment dat je daarin een vraag hebt… Als je bijvoorbeeld een gedragsmatig slechte bovenbouwgroep hebt, dan kun je daar op een gegeven moment op anticiperen door middel van bijvoorbeeld toneel. Om dan te gaan kijken: ‘oké, hoe kunnen we hier handen en voeten aan geven?’
Een groot aantal scholen wil haar leerlingen in aanraking brengen met zoveel mogelijk verschillende culturele disciplines. Het doel daarvan is tweeledig: enerzijds wil men dat kinderen hun horizon verbreden, dat zij in aanraking komen met zaken die zij nog niet kenden. Anderzijds zorgt het aanbieden van een breed scala aan 28
Op één van deze scholen heeft inmiddels een dergelijke informatiebijeenkomst plaatsgevonden.
29
cultuureducatieve activiteiten ervoor dat er (idealiter) voor ieder wat wils is en dat er niet elk jaar hetzelfde op het programma staat. Voor Peter Braam (De Regenboog en De Wâlikker) speelt daarnaast een andere afweging een rol: De wetenschap die er buiten de school ligt bij musea, kunst en cultuur en allerlei instanties die dat soort dingen naar voren brengen. En dan komt bij mij meteen de vraag boven: hoe brengen we dat goed bij de kinderen? Brengen we de kinderen naar buiten bij culturele dingen die daar te vinden zijn? Of kunnen we ook heel veel zaken van buiten naar binnen brengen? En als je daar een goede wisselwerking in vindt, een goede balans, dan denk ik dat je het meest bereikt.
Hierbij spreekt Braam de voorkeur uit voor het naar binnen halen van cultuureducatief aanbod. Dit heeft enerzijds praktische redenen (vervoer en dergelijke), maar anderzijds ook inhoudelijke redenen. Deze schoolleider is ervan overtuigd dat het binnenhalen van aanbod van externe professionals een belangrijke bijdrage kan leveren aan het onderwijs dat al op school wordt verzorgd. Daarnaast vindt hij het belangrijk om aansluiting te vinden bij datgene waar men op dat moment op school mee bezig is (projecten, thema’s, etc.). Anders verwordt het volgens hem tot een ‘hapsnap-actie’. Voor Cornelia Oosten (’t Hazzeleger) is het daarnaast belangrijk dat het cultuureducatieve aanbod onderdeel is van een doorgaande lijn. Dit houdt voor haar in dat het geboden onderwijs zinvol moet zijn en passend bij de leeftijd van de leerlingen. Hierbij zouden lessen ook logisch moeten aansluiten op datgene wat kinderen al eerder aangeboden hebben gekregen: “Dus ik wil een verantwoord en beredeneerd aanbod.” Aan alle respondenten is gevraagd of zij voldoende op de hoogte zijn van het cultuureducatieve aanbod in de gemeente. Een aantal contactpersonen geeft aan dat dit het geval is. Men blijft bijvoorbeeld op de hoogte door regelmatig de website van de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat te raadplegen, door het lezen van de (digitale) nieuwsbrief, of doordat één van de docenten van de school actief is op cultureel gebied. Andere contactpersonen geven aan dat zij niet op de hoogte zijn. Van die laatste groep respondenten geeft een deel aan dat zij verwachten dat dit zich nog zal ontwikkelen, of dat de cultuurmakelaar hen hierin wegwijs kan maken. Een andere groep onder deze respondenten geeft aan dat zij naar hun idee niet op de hoogte hoeven te zijn van het aanbod, omdat de cultuurmakelaar hen hiermee als bemiddelende instantie in aanraking brengt. Men geeft daarnaast aan dat de cultuurmakelaar scholen snel op de hoogte brengt van nieuw aanbod. Alle respondenten geven dan ook aan dat zij (tot dusverre) niets missen in het cultuureducatieve aanbod dat er is (of althans: men is hier nog niet tegenaan gelopen). Men heeft het idee dat (vrijwel) alle wensen die zij formuleren op dit gebied in meer of mindere mate realiseerbaar zijn met tussenkomst van de cultuurmakelaar. Als aanvullende suggestie geeft Douwe Weerstra (De Skeakel) aan dat het wellicht een goed idee zou zijn als de cultuurmakelaar complete pakketten (bijvoorbeeld een muziek- of theaterpakket) aan zou bieden aan scholen, waarop men zich kan inschrijven. Tot slot geeft men aan dat er meer mogelijkheden zijn ontstaan om cultuureducatieve projecten te realiseren, bijvoorbeeld omdat de cultuurmakelaar deze organiseert voor meerdere scholen tegelijk. Bovendien zijn de financiële mogelijkheden voor scholen in het primair onderwijs verviervoudigd (voorheen:
30
€10,90 rijksbijdrage voor cultuureducatie, nu aangevuld met een bijdrage van €30,vanuit de gemeente). In het voortgezet onderwijs zijn er per leerling minder financiële middelen beschikbaar voor het realiseren van cultuureducatieve projecten. De gemeentelijke bijdrage die men ontvangt per leerling in het voortgezet onderwijs bedraagt €15. Men moet mede hierom ‘creatief zijn’ bij de invulling van cultuureducatie op de CSG in Balk. Wytze Algra licht toe: Het heeft met twee dingen te maken. Ten eerste financiën. En ten tweede: aansluiten bij wat onder de jeugd speelt. Als je iets binnenhaalt, of iets gaat doen, dan moet je je heel goed realiseren: ‘zou dit aansluiten bij hun beleving?’. Want je moet het paard niet achter de wagen spannen. Als het niet goed gaat dan kun je zelfs een negatief effect krijgen. Zeker als je het inzet voor bepaalde onderwerpen, zoals discriminatie, of homo of transgender. Dan moet je van tevoren goed weten hoe het besproken wordt, en of het inderdaad ook aansluit. En als het niet aansluit, dan kun je ook een kanteling krijgen.
Cultuureducatie wordt op deze school veelal ingezet als middel om bepaalde zaken bespreekbaar te maken. Daarnaast worden er ook activiteiten georganiseerd waarbij cultuureducatie wordt ingezet als doel. Het beste voorbeeld hiervan is de zogenaamde ‘Theaterkick’, een activiteit die de school jaarlijks organiseert voor leerlingen in de derde klas, om hen kennis te laten maken met onder andere theatervoorstellingen. Deze activiteit heeft ook een introducerend karakter, om leerlingen op weg te helpen bij het kiezen van culturele activiteiten in het kader van het vak Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV). Deze school zet haar cultuurgelden met name in voor theatervoorstellingen omdat dit voor de school “het meest geëigende middel [is] om [bepaalde] onderwerpen naar voren te brengen”. Op (V)SO de Witakker wil men rekening houden met de behoeftes van de leerlingen op het gebied van cultuureducatie, maar ook met ‘wat ze aankunnen’. De leerlingen van deze school voor speciaal onderwijs vragen in die zin om een andere benadering van cultuureducatoren dan andere doelgroepen. Trynke Mulder geeft echter aan dat de cultuurmakelaar voldoende rekening houdt met het selecteren van aanbod voor deze school. Men heeft tot op heden dan ook alleen positieve ervaringen met het geselecteerde cultuureducatieve aanbod Over het nieuwe cultuureducatiesysteem in Gaasterlân-Sleat Veel scholen moeten nog wennen aan de nieuwe opzet van het cultuureducatiesysteem in de gemeente. Men geeft aan dat men nog een weg moet leren vinden in de mogelijkheden om het nieuwe cultuureducatiebudget te besteden. De respondenten zijn dan ook blij dat de cultuurmakelaar er is om hun wegwijs te maken. Men vindt het prettig om een beroep te kunnen doen op de kennis en het netwerk van de cultuurmakelaar. Cornelia Oosten (’t Hazzeleger) zegt hierover: Maar dit hele concept van een cultuurmakelaar vind ik prachtig. Want [de cultuurmakelaar] is dichtbij, en ik mail haar zo. En het geld wordt besteed waar het voor bedoeld is. Specialisme. En zij weet de juiste mensen te vinden. Dus ik geloof hier helemaal in.
En Douwe Weerstra (De Skeakel) zegt: “Er is meer te kiezen. En vooral de bekendheid in de keuzemogelijkheden wordt daardoor vergroot, doordat zij ingeschakeld wordt.” Tevens wordt door verschillende respondenten aangegeven dat het prettig is dat de organisatiestructuur om gemeentelijk niveau wordt uitgevoerd. Hierdoor zijn 31
de lijnen tussen de betrokken partijen kort, en is de betrokkenheid groot. Daarbij geven enkele respondenten aan dat dit ook zorgt voor een bepaalde dynamiek: scholen spreken onderling over het cultuurmakelaarsysteem (men wisselt bijvoorbeeld onderling ideeën en ervaringen met elkaar uit). Alle respondenten zijn dan ook overwegend tevreden over het functioneren van het cultuurmakelaarsysteem in de gemeente. Een groot aantal respondenten spreekt dan ook de hoop uit dat het systeem in deze vorm nog langere tijd zal worden gehandhaafd. Geeske Homma (St. Ludgerusskoalle) zegt bijvoorbeeld: “Nou, ik hoop dat het zo doorgaat. […] Ik denk dat dit een mooie formule is”. En Meindert Tjerkstra (Us Nije Gea) zegt: “Dit moet gewoon maar blijven.” Toch zorgt de onzekerheid over de voortgang van het huidige cultuureducatiesysteem ook voor onzekerheid op scholen. Tettie van der Heide geeft aan dat zij het moeilijk vindt om cultuureducatiebeleid te ontwikkelen voor haar school, nu het nog onzeker is hoe het gemeentelijke opzet er in de toekomst uit zal zien. Paragraaf 3.3: Over de periode voor het cultuurmakelaarsysteem Cultuureducatie voor schooljaar 2011-2012 Voor het schooljaar 2011-2012 organiseerden de scholen in de gemeente cultuureducatie met eigen middelen en rijksfinanciering (de CEPO-gelden in het primair onderwijs en de cultuurkaart in het voortgezet onderwijs). Daarnaast was binnenschoolse cultuureducatie in Gaasterlân-Sleat onderdeel van het takenpakket van Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk, die hiervoor gemeentelijke subsidie ontving. Op basisscholen werd cultuurgeld vrijwel uitsluitend besteed aan voorstellingsbezoek in het kader van Uurcultuur. Daarnaast zijn er scholen die eigen cultuureducatieve projecten ontplooiden (zoals muzieklessen, lessen handvaardigheid en dergelijke), en die tijdens schoolreisjes en excursies culturele activiteiten ondernamen (museumbezoek en dergelijke). Andere voorbeelden van culturele activiteiten zijn bezoeken van muziekverenigingen en het inrichten van een eigen schoolbibliotheek (een zogenaamde ‘lytse bieb’). Ritmyk Geen van de contactpersonen van de scholen in Gaasterlân-Sleat kon zich in mijn gesprekken met hen iets herinneren van een samenwerking (of enige vorm van contact) met Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk (Sneek). Uitzondering op de regel is De Skeakel in Oudega. De betreffende contactpersoon geeft aan dat hij zich meent te herinneren dat men via het kunstencentrum een bezoek heeft gebracht aan het scheepvaartmuseum in Workum. Dat vrijwel geen van de respondenten een bewuste herinnering heeft aan eventuele samenwerking met Centrum voor de Kunsten & Ritmyk wil niet zeggen dat er van samenwerking met de scholen geen sprake is geweest. Zo is in jaarverslagen van het kunstencentrum te lezen dat Ritmyk wel degelijk amv-lessen en andere cultuureducatieve activiteiten heeft aangeboden in de gemeente. Overigens geeft een aantal respondenten aan dat zij weten dat Ritmyk buitenschools muziekonderwijs verzorgde op de muziekschool in Balk. Sommige respondenten geven aan dat leerlingen van hun scholen gebruik hebben gemaakt van dit aanbod. Zij betreuren echter dat dit muziekonderwijs slechts door een kleine groep leerlingen werd genoten.
32
Verschil tussen de periode voor het schooljaar 2011-2012 en de periode sindsdien Op de meeste scholen merkt men een verschil tussen de periode voor het schooljaar 2011-2012 en de periode sindsdien. Geeske Homma (Ludgerusschool) zegt bijvoorbeeld: “Ik merk een duidelijk verschil! […] Sinds we dat convenant van die cultuur hebben ondertekend. […] Ik vind het ook gewoon goed dat [de cultuurmakelaar] er is. En dat er geld nu beschikbaar is voor dit soort dingen. En dat je het ook daarvoor gebruikt”. Met dit laatste doelt deze respondent erop dat het cultuurgeld dat beschikbaar wordt gesteld door de gemeente altijd besteed wordt in overleg met de cultuurmakelaar. Dit zorgt ervoor dat het beschikbare geld voor cultuureducatie niet wegvloeit in de algehele schoolbegroting, maar dat het ook daadwerkelijk wordt besteed aan cultuureducatie. De cultuurmakelaar wordt in dezen door meer scholen gekenmerkt als een ‘stok achter de deur’ om het geld goed te besteden. Daarnaast hebben veel respondenten het idee dat zij meer mogelijkheden tot hun beschikking hebben om invulling te geven aan cultuureducatie op hun school. Geeske Homma (Ludgerusschool) spreekt bijvoorbeeld van een ‘breder aanbod’ dat zorgt voor een ‘goede afwisseling’. Die mogelijkheden zijn onder andere uitgebreid door de uitbreiding van het cultuurbudget. Het toegenomen cultuurbudget is overigens een belangrijk verschil dat door alle respondenten wordt opgemerkt, en dat volgens sommigen ook heeft gezorgd voor een impuls voor cultuureducatie op school. Dit geldt onder andere voor cultuureducatie op De Witakker in Rijs. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de gemeentelijke subsidie voor cultuureducatie niet is toegenomen sinds het schooljaar 2011-2012. Wel wordt het subsidiegeld voor cultuureducatie nu op een andere wijze besteed. Dat wil zeggen: scholen krijgen in de nieuwe opzet zelf cultuurbudget tot hun beschikking dat zij naar eigen inzicht – en in overleg met de cultuurmakelaar – kunnen besteden aan cultuureducatie. Voorheen bereikten deze subsidiestromen de scholen indirect, via het aanbod van het kunstencentrum. Tevens wordt er door een aantal respondenten aangegeven dat de planning en organisatie van cultuureducatie beter geregeld is binnen het nieuwe systeem. Ook is men bewuster bezig met de invulling van cultuureducatie op school, en voert men hierover intern meer overleg (mede door de toegenomen mogelijkheden). Ook Tettie van der Heide (De Bolster) benadrukt dat er door het ‘toegenomen’ budget voor cultuureducatie meer mogelijkheden zijn om vorm te geven aan cultuureducatieve activiteiten. Bovendien zorgt dit er volgens haar voor dat cultuureducatie meer leeft op school: “het is nu heel aanwezig”. Ten slotte wordt het gewaardeerd dat er door de komst van de cultuurmakelaar een ‘sparring partner’ is, waarmee scholen hun invulling van cultuureducatie kunnen bespreken. Eén van de belangrijkste verschillen die door mijn respondenten worden omschreven tussen de periode voor september 2011 en de periode sindsdien, is het feit dat veel meer kinderen in aanraking komen met cultuureducatie in de nieuwe opzet. Voorheen kwam het gemeentesubsidiegeld voor cultuureducatie voornamelijk – en volgens sommige respondenten: uitsluitend – ten goede aan een selecte groep leerlingen die muzieklessen volgde bij de muziekschool (vanuit CvK & Ritmyk). Met het huidige cultuurmakelaarsysteem slaagt de gemeente erin om cultuureducatie mogelijk te maken voor een grote groep leerlingen.
33
Verder geeft één respondent aan dat hij (nog) geen verschil merkt tussen de schooljaren 2011-2012/2012-2013 en de schooljaren daarvoor29. Henk Reidsma geeft aan dat men op zijn school, De Klinkert in Sloten, nog erg moet wennen aan de nieuwe opzet. Hij heeft overigens wel het vermoeden dat dit verschil in de loop van het huidige schooljaar merkbaar zal worden, omdat hij dan meer inzicht hoopt te verwerven in de mogelijkheden op het gebied van cultuureducatie voor zijn school.
Ook op enkele andere scholen kon men niet aangeven of er wat hen betreft sprake was van een verschil tussen beide periodes. In die gevallen betrof het echter scholen waar sinds kort een nieuwe schoolleider is aangesteld, die daarom ook niet kan terugblikken op de periode voorafgaand aan diens aanstelling. In dergelijke gevallen is getracht om de betreffende vragen aan de voorganger van de gesproken schoolleider. Dit is helaas niet in alle gevallen geslaagd. 29
34
Hoofdstuk 4: Aanbieders aan het woord In november hebben interviews plaatsgevonden met vier aanbieders van cultuureducatie in de gemeente Gaasterlân-Sleat. De cultuurmakelaar onderhoudt contact met deze (en andere) aanbieders van cultuureducatie, omdat hun culturele onderneming is gevestigd in (of nabij) de gemeente Gaasterlân-Sleat. Zo is gesproken met Sjoukje van der Land, die werkzaam is als vakleerkracht muziek. Anita Bouman is werkzaam bij de Stichting Kinderatelier XieXie, die zich bezighoudt met educatieve projecten op het gebied van (voornamelijk driedimensionale) beeldende kunst. Jory Kroes, van de gelijknamige muziekpraktijk is in de gemeente werkzaam als muziektherapeut en muziekdocent. Tot slot is gesproken met Simone van den Berg, aanbieder van (voornamelijk) schilder- en tekenlessen in de regio. Tijdens de vraaggesprekken met deze aanbieders werd stilgestaan bij een aantal relevante thema’s, die in de volgende subparagrafen zullen worden besproken30. Paragraaf 4.1: Over cultuureducatie Sjoukje van der Land is opgeleid als docent basisonderwijs en heeft een extra aantekening om muziekonderwijs te mogen verzorgen. Hiervoor heeft zij een tweejarige verdiepende opleiding gevolgd. Als vakleerkracht muziek verzorgt zij muzieklessen op onder andere de Sint Ludgerusschool in Balk. Van der Land vindt het belangrijk om muzieklessen te geven aan kinderen. Zij zegt hierover: Muziek, daar zitten zoveel dingen in. Een stukje sociale ontwikkeling ook, omdat je het samen moet doen. Ze moeten wachten op hun beurt, ze moeten tegelijk beginnen als ze een liedje zingen, allemaal dat soort dingen. Dus het is niet puur het aanleren van technische dingen, zoals hoog en laag en ritmes klappen. Het is veel meer dan dat. Het schijnt ook iets in hun hersenen te zijn waardoor ze zich ook op andere gebieden weer beter kunnen ontwikkelen. En het is op de basisschool toch een ondergesneeuwd kindje. Dat zie ik ook wel aan collega’s. En ja, ik merk het nu zelf ook. Op mijn rooster staat een half uur muziek [Van der Land werkt ook als groepsleerkracht op een basisschool in Lemmer]. Maar er wordt heel vaak van afgesnoept. Want de rekenles was moeilijk, en het is nog niet af. Wat doe je dan? Zo gaat het toch vaak.
Van der Land vindt het belangrijk dat haar leerlingen plezier beleven aan het maken van muziek. Dat plezier komt voort uit het samen muziek maken, maar ook bijvoorbeeld uit het leren van nieuwe dingen, zoals het leren bespelen van muziekinstrumenten. Ook woorden als ‘nieuwsgierigheid’ en ‘trots’ zijn volgens haar kenmerkend voor de houding van kinderen ten aanzien van muziekonderwijs: zij willen zich graag nieuwe dingen eigen maken, en zijn trots op het moment dat zij hierin slagen. In haar lessen besteedt Van der Land ook aandacht aan muziek uit andere culturen. Zij geeft aan dat er aan dit onderdeel van haar lessen dezelfde principes ten grondslag liggen als aan het aanleren van Nederlandse liedjes. Daarnaast zijn de doelstellingen ook breder, omdat kinderen in haar lessen kennismaken met andere culturen. Dit gegeven kan verbonden worden aan bepaalde thema’s, zoals het thema van de laatste Kinderboekenweek: Hallo Wereld. Deze muziekleerkracht vindt het prettig om met haar lessen aan te sluiten bij thema’s waar haar leerlingen op dat moment op school mee bezig zijn. Zij ervaart het dan ook als prettig wanneer In bijlage drie is daarnaast een overzichtsschema opgenomen, waarin verschillende uitspraken van deze respondenten schematisch zijn weergegeven. 30
35
een school haar input geeft voor haar lessen. Dit zorgt er ook voor dat zij het idee krijgt dat men het op school belangrijk vindt dat er muziekonderwijs wordt gegeven. Dat levert voor haar erkenning en werkplezier op: “De hele school is ermee bezig. En dat is heel fijn”. Naast de lessen die Van der Land aanbiedt onder schooltijd, werkt zij op het moment ook aan het opzetten van buitenschoolse muzieklessen voor kleuters. Zij hoopt in januari van start te kunnen gaan met lessen voor die doelgroep op vrijdagmiddagen in Balk. De docent vindt het leuk om met kleuters te werken omdat deze doelgroep zich nieuwe dingen eigen maakt: Ze komen er veel eerder mee in aanraking, met de verschillende kanten van muziek. En hoe eerder je daarmee begint, hoe beter het is natuurlijk. Want dan is het niet meer raar om op hun achtste een klassiek muziekje te horen. Want dat hebben ze al zo vaak gehoord. […] En ook het ontdekken of het iets voor hun is. Om daar meer mee te gaan doen.
Anita Bouman rondde in 2006 haar opleiding tot Docent Beeldende Kunst en Vormgeving af. Twee jaar daarvoor, in 2004, richtte haar schoonzus kinderatelier XieXie op. In 2011 is Bouman ook gaan werken voor deze onderneming. Aanvankelijk richtte het aanbod van XieXie zich voornamelijk op festivals en feesten, maar vanaf dat moment ook op scholen. En omdat het atelier is gevestigd in Arnhem, werden haar diensten ook met name in (de omgeving van) deze stad aangeboden. Dit leidde ertoe dat Bouman is gaan onderzoeken of er mogelijkheden waren om het educatieve aanbod van XieXie ook in de gemeente Gaasterlân-Sleat aan te bieden (Bouman is zelf woonachtig in Harich). XieXie biedt zowel binnenschoolse lessen aan als buitenschools educatief aanbod. Dit doet men onder andere in ’t Haske, het sociaal cultureel centrum in Balk. Dat laatste gaat volgens Bouman ‘wat moeizaam’. Dit komt volgens haar met name door de onbekendheid van de activiteiten van XieXie in de omgeving. Ook denkt zij dat het woord ‘kunst’ ouders zou kunnen afschrikken, omdat men misschien denkt: ‘knutselen is goed genoeg’. Tot slot hebben kinderen het volgens haar erg druk met allerlei naschoolse activiteiten (sport en dergelijke), waardoor het moeilijk is om kinderen te interesseren voor dit buitenschoolse cultuureducatieve aanbod. De binnenschoolse lessen van XieXie zijn dan ook anders opgebouwd dan de lessen die buitenschools worden aangeboden. Dat verschil ligt met name besloten in de theoretische component van de lessen. Op school wordt er doorgaans meer uitgelegd en worden er ook beelden van kunstenaars getoond. Dit is bedoeld om de leerlingen te prikkelen om op een andere manier na te denken. Bij buitenschoolse activiteiten wordt er minder gebruikgemaakt van achtergrondinformatie. Dit heeft onder andere te maken met het gegeven dat kinderen die deelnemen aan de naschoolse lessen op dat moment vaak al vermoeid zijn door het opnemen van de leerstof die op school wordt aangeboden. Er wordt nog wel achtergrondinformatie gegeven en beeldmateriaal getoond, maar, zo zegt Bouman: “de nadruk ligt meer op de actie. En onder schooltijd is het meer een combinatie van beiden.” Het aanbod van XieXie richt zich met name op het basisonderwijs. In de doelstelling van deze stichting staat ook omschreven dat men zich richt op kinderen tot 14 jaar. Maar daarnaast wordt ook gewerkt voor het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld door het aanbieden van workshops op de CSG in Balk. Tijdens de workshops van XieXie wordt voornamelijk gewerkt aan driedimensionale objecten, maar er wordt ook tweedimensionaal gewerkt. Als voorbeeld van het aanbod van XieXie noemt Bouman de workshop ‘stout met hout’, een workshop waarin kinderen 36
met afvalhout en houten speelgoed onderdelen zelf iets mogen timmeren. Deze workshop is onder andere uitgangspunt geweest voor het aanbieden van een workshop op De Toekomst in Bakhuizen in het kader van de boomfeestdag. Alle leerlingen hebben uiteindelijk gewerkt aan een gezamenlijk kunstwerk voor in de aula van hun school31. XieXie biedt kant-en-klaar aanbod aan, maar werkt het liefst in samenspraak met scholen aan aanbod op maat. In de praktijk merkt Bouman dat scholen het prettig vinden om gebruik te maken van bestaand aanbod. Over de vraag die vanuit het onderwijs komt zegt zij: “[S]cholen koppelen wel vaak hun vraag aan iets wat aangeboden wordt. Het is niet dat ze komen van: ‘Nou, we hebben nu een plan, kun je daar iets bij bedenken?’” Wat haar betreft zou van dit laatste veel meer sprake mogen zijn. Zij zou graag meer input van de scholen krijgen om vorm te geven aan haar aanbod, om hiermee zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten op de wensen van de scholen op het gebied van cultuureducatie. Dit kan volgens haar onder andere door aansluiting te zoeken bij thema’s waaraan de scholen werken: Scholen hebben altijd hun eigen thema’s, of zijn bezig met een bepaald onderdeel in de geschiedenis. Of je zou zelfs iets met rekenen kunnen doen. Volgens mij kun je ook de cognitieve vakken beeldend ondersteunen, door ook daarin dingen te doen. En doordat je dat dan intenser beleeft, op een andere manier, kan de leerstof ook beter blijven hangen.
Bouman denkt dan ook dat dat de plaats is die cultuureducatie op school moet innemen: ondersteunend aan de andere vakken. Zij vreest dat cultuureducatie op school anders verwordt tot ‘gewoon een leuke bezigheid’. Zij is er echter van overtuigd dat door kunsteducatie de fantasie en de creativiteit van kinderen wordt geprikkeld, ook op het gebied van de cognitieve vakken. Wat haar betreft zou cultuureducatie daarom ook een belangrijkere plaats in mogen nemen op scholen. Zij denkt dat er met name een belangrijke rol is weggelegd voor interne cultuurcoördinatoren (ICC’ers) om het draagvlak voor cultuureducatie op hun scholen te vergroten. Het belang van cultuureducatie geeft Anita Bouman weer in de volgende uitspraak: “Kinderen leren rekenen en kinderen leren taal. Maar kinderen leren eigenlijk geen beeldtaal. En dat is net zo’n onderdeel van de maatschappij. […] En probeer daar maar goed selectief in te zijn. En wat zie je nu eigenlijk echt?” In 2000 rondde Simone van den Berg haar docentenopleiding aan Academie Minerva af. Na korte tijd werkzaam te zijn geweest als docent in het voortgezet onderwijs, startte zij in 2003 haar eigen onderneming met de naam K.W.A.S.T. (Kunstwerkplaats voor Academisch Schilderen en Tekenen). Sinds 2010 maakt die onderneming deel uit van de V.O.F. De Rapper & Van den Berg, waarin zij en haar man – Anne Jaap de Rapper – hun artistieke krachten bundelen. De Rapper is werkzaam als autonoom kunstenaar en Van den Berg verzorgt cursussen. Zij werken vanuit de Hijstoren in Lemmer32, een gemeentelijk monument dat in de komende periode verbouwd zal worden tot een bolwerk waar tentoonstellingen, workshops, kinderfeestjes en dergelijke kunnen plaatsvinden. Op elke verdieping van de toren komt een afdeling van de organisatie.
Een foto van dit kunstwerk is te zien op de voorpagina van dit onderzoeksrapport. De cultuurmakelaar is met Van den Berg in contact gekomen omdat zij tot voor kort nog woonachtig was in Bakhuizen. 31 32
37
Als ik Van den Berg vraag wat haar onderneming inhoudt, antwoordt zij: “Ik doe een hele hoop”. Zo biedt zij cursussen aan op het gebied van modeltekenen, portrettekenen en andere tekenacademische cursussen. Bepaalde cursussen zijn gericht op volwassenen, maar daarnaast is veel van het educatieve aanbod gericht op kinderen. In de eerste plaats verzorgt Van den Berg cursussen op het gebied van tweedimensionale beeldende kunst. Daarnaast is zij echter ook bevoegd om handvaardigheid te geven, en biedt zij ook cursussen aan waarin driedimensionale objecten worden gemaakt. Het educatief aanbod van K.W.A.S.T. vindt plaats onder schooltijd, maar ook daarna, bijvoorbeeld in het kader van kinderfeestjes en vrijgezellenfeesten. Simone van den Berg vindt cultuureducatie ‘ontzettend belangrijk’. Het stelt kinderen volgens haar in staat om beter te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Bovendien kunnen volwassenen (bijvoorbeeld onderwijzers) kinderen beter leren begrijpen door te kijken naar hun kunstwerkjes. Zo kan een leerkracht bijvoorbeeld aan een tekening zien waar de interesses van een kind liggen en hoe het kind zich voelt. Mede hierom vindt zij het belangrijk dat kinderen niet worden gepusht om allemaal dezelfde dingen te maken. Kinderen moeten wat haar betreft hun eigen creativiteit kwijt kunnen in tekeningen. Daarbij kunnen ook verbindingen worden gezocht met andere schoolvakken. Van den Berg illustreert dit met een voorbeeld: Stel voor, je hebt een biologie[project]. […] Je hebt het over het weer, of over eekhoorntjes in de herfst. De herfst heb je dan als thema. Je kunt naar het bos gaan, je kunt nootjes zoeken en je kunt kijken of er eekhoorntjes zijn. Stel nu dat je dat beeld van dat eekhoorntje meeneemt naar de klas. Dan zeg je: hoe zag die eekhoorn er eigenlijk uit? Heb je goed opgelet? Wat heb je nog onthouden? Probeer eens een tekening te maken van een eekhoorn, zonder die eekhoorn erbij te hebben. […] En dan wordt het opeens een plaatje: Je bent naar het bos geweest, je hebt er een tekening van gemaakt, en je hebt er ook over nagedacht hoe iets eruitziet. Of hoe iets in mekaar steekt.
Door dergelijke opdrachten leert een kind bijvoorbeeld beter waar te nemen. Mede daardoor leren de kinderen te ontdekken wat ze zelf kunnen. Bijvoorbeeld: wat ze zelf kunnen begrijpen of onthouden. Volgens Van den Berg is het prettig om creatieve lessen te verbinden met cognitieve lessen. Door die verbinding te maken doe je recht aan de verschillende talenten van verschillende kinderen – “Want het ene kind is makkelijker met taal, en het andere kind is makkelijker met creativiteit”. Bovendien is zij ervan overtuigd dat alle kinderen goed kunnen leren tekenen. Zij zegt: Maar [een kind dat bijvoorbeeld motorisch onhandig is] moet van zijn mindere eigenschappen, zijn positievere kunnen maken. Als hij ziet wat hij wel kan, dan kan hij daarin groeien. En dat is ook weer goed voor het zelfvertrouwen. [lachend]: Nou, dan heb je hem helemaal rond!
Daarbij draait het niet om de schoonheid van het eindresultaat, maar om de manier waarop een kind aan zijn kunstwerk heeft gewerkt. Is een kind bijvoorbeeld in staat om creatieve oplossingen te zoeken wanneer iets niet volgens de verwachtingen verloopt? Van den Berg is van mening dat iedereen die zijn best doet om binnen zijn eigen vermogen te maken wat hij zou kunnen maken, in staat is om een ‘geweldig kunstwerk’ te maken. Jory Kroes heeft een praktijk voor muziektherapie, en biedt via de cultuurmakelaar ook muzikale vorming aan. Muziektherapie vormt de kern van zijn werkzaamheden, 38
het aanbieden van muzieklessen ziet hij als nevenactiviteit. Hij biedt ook projecten aan in samenwerking met zijn vrouw – Froukje Geertsma – die dramalessen geeft. Kroes is in het verleden werkzaam geweest in de jeugdhulpverlening. Mede daarom vindt hij het interessant om in zijn lessen rekening houden met speciale behoeftes van leerlingen. Zo werkt hij graag met leerlingen in het speciaal onderwijs. Maar ook in andere groepen past hij zijn lessen – waar nodig – aan aan zijn leerlingen. Kroes geeft dan ook aan dat hij zich flexibel op wil stellen met zijn aanbod. En hoewel hij op het moment vooral lessen aanbiedt in het primair onderwijs, staat hij ook open voor groepen in het voortgezet onderwijs. Daarnaast biedt hij muzieklessen aan op de peuterspeelzaal, want, zo zegt hij, “daar begint het al”. Kroes biedt zijn muzieklessen aan onder schooltijd, maar ook daarna. Zo geeft hij gitaarles, keyboardles en drumles. Dit buitenschoolse aanbod onderscheidt zich van het binnenschoolse in die zin dat leerlingen gemotiveerder zijn, omdat de betreffende leerlingen zelf een eigen, bewuste keuze gemaakt om een instrument te leren bespelen. Jory Kroes houdt zich bezig met kleinschalig aanbod. Bij het aanbieden van zijn lessen gaat Kroes in de eerste plaats uit van de eigen motivatie van leerlingen. Hij wil leerlingen zelf laten ontdekken wat ze leuk vinden. En met name: dat muziek ook leuk mag zijn. Daarbij is het esthetische aspect een minder belangrijke factor. Met de lessen muzikale vorming die hij aanbiedt wordt dus niet alleen gewerkt aan muzikale vaardigheden, maar ook aan het vermogen van leerlingen om zich te uiten door middel van muziek. Kroes wil leerlingen prikkelen, hij wil dat leerlingen laten zien wie zij zijn door middel van muziek. De lessen muzikale vorming zijn met name gericht op de groep, maar hierbij wil hij ook speciale aandacht besteden aan de individuele leerlingen. Voor Jory Kroes ligt de nadruk in de eerste plaats op het beleven van plezier aan muziek. Hij wil zijn leerlingen zelf laten ervaren waartoe zij in staat zijn. De muzikale ontwikkelingen komen volgens hem wel als leerlingen er zelf klaar voor zijn. Bovendien lopen deze muzikale ontwikkelingen parallel aan andere ontwikkelingen van leerlingen. Als voorbeelden noemt hij ontwikkelingen op sociaal, cognitief en emotioneel vlak. Dit zijn ontwikkelingen die volgens Kroes sowieso op gang komen door het volgen van muziekonderwijs: “Dat is algemene muziekpsychologie”. Paragraaf 4.2: Over het cultuurmakelaarsysteem Sjoukje van der Land geeft aan dat zij voldoende contact heeft gehad met de cultuurmakelaar sinds diens aantreden in de gemeente. Er zijn onder andere regelmatig gesprekken gevoerd met scholen. Daarnaast geeft zij aan dat de cultuurmakelaar goed bereikbaar is, bijvoorbeeld per telefoon. Het contact met de cultuurmakelaar gaat met name over praktische zaken (zoals ruimtes, betalingen, etc.). Van der Land geeft daarnaast aan dat zij het prettig vind dat de cultuurmakelaar er is in deze (door haar zo genoemde) ‘opbouwfase’. Maar op den duur zou het contact tussen scholen en aanbieders wat haar betreft ook rechtstreeks kunnen worden gevoerd. Wanneer aan deze muziekleerkracht wordt gevraagd wat haar beeld is van de taken van de cultuurmakelaar geeft zij aan dat dit overeenkomt met datgene wat zij nu al doet. De cultuurmakelaar legt contacten met scholen en is het aanspreekpunt voor praktische zaken. Sjoukje van der Land is dan ook tevreden over het contact met de cultuurmakelaar. Voor haar levert dit contact op wat het op zou moeten leveren. Anita Bouman dacht al langere tijd na over het uitbreiden van de diensten van Kinderatelier XieXie naar Friesland. De komst van Cecile Steenwijk als 39
cultuurmakelaar in de gemeente Gaasterlân-Sleat heeft de plannen om diensten aan te bieden in die regio verder gestimuleerd en geconcretiseerd. Bouman was al in een vroeg stadium op de hoogte van de oprichting van de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat en de introductie van het cultuurmakelaarsysteem. De ondernemers van XieXie hebben onder andere contact gehad met Harry Koning, kwartiermaker voor het nieuwe systeem in Gaasterlân-Sleat. Bouman vindt het prettig dat de contacten tussen aanbieders en scholen verlopen via de cultuurmakelaar. Zij zegt hierover: Anders zou ik namelijk ook niet zo goed weten hoe je bij basisscholen binnenkomt. Ik kan me voorstellen dat heel veel scholen al overweldigd worden door allerlei informatieaanvragen en weet ik veel wat. Die mailboxen van hun, die puilen uit. Dus is het goed dat er zo’n instantie is die dat wat kanaliseert, of waarvan scholen ook weten: ‘als ik via de stichting iets binnenhaal, dan heb ik ook iets’.
De meerwaarde hiervan voor Bouman als aanbieder, is dat zij een ingang vindt bij de scholen. Zij denkt ook dat de tussenkomst van de cultuurmakelaar (of een andere bemiddelende instantie) prettig is voor scholen. De cultuurmakelaar maakt volgens haar een selectie van aanbieders op basis van kwaliteit. Hierdoor kunnen scholen gemakkelijker kiezen voor een betrouwbare partij met aanbod dat past bij de wens van de school. Daarnaast benadrukt Bouman dat zij het belangrijk vindt dat de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat erop inzet om cultuureducatie ene onderdeel te laten zijn van het schoolcurriculum. Al vrij snel na de aanstelling van Cecile Steenwijk als cultuurmakelaar, heeft Anita Bouman contact met haar gezocht. In dit geval niet in haar rol van aanbieder vanuit de stichting XieXie, maar namens een serviceclub waarvan zij lid is. Deze club organiseerde een filmfestival en wilde hier de scholen bij betrekken. Bouman geeft aan dat zij voldoende contact heeft gehad met de cultuurmakelaar. Bovendien vindt zij dat de cultuurmakelaar goed bereikbaar is, en benaderbaar. Het contact dat Bouman onderhoudt met de cultuurmakelaar gaat onder andere over het ontplooien van cultuureducatieve activiteiten (in haar rol van aanbieder en als vrijwilliger bij het hiervoor genoemde filmfestival). Daarnaast heeft Bouman ook zitting in de werkgroep van de cultuurmakelaar. Zij geeft aan dat zij in de laatste samenstelling het meeste contact heeft met de cultuurmakelaar. Hierover zegt zij: Ik kan me zo voorstellen dat als we geen contact zouden hebben gehad door die werkgroep, dat het contact dan te minimaal zou zijn. In die zin dat zij weinig terugkoppelt naar mij als aanbieder. Wat er speelt, dat weet ik eigenlijk niet. […] Ik zou van haar wel als aanbieder meer willen weten: hoe kan ik de scholen benaderen? Of: hoe kan ik meer tegemoet komen in de vraag die de scholen hebben? Mits ze een vraag hebben, natuurlijk. Want volgens mij is [de cultuurmakelaar] ook bezig om te zorgen dat er een vraag wordt geformuleerd.
Bouman geeft aan dat zij in die zin dan ook afhankelijk is van de ontwikkeling die zich op scholen voltrekt. Zij zou mede daarom graag meer op de hoogte willen worden gehouden over de ontwikkelingen op scholen. Zij meent namelijk dat het prettiger is om samen met de scholen iets te ontwikkelen, dan om een reeks kant-enklare workshops aan te bieden. “En ik denk dat ik ook meer opdrachten kan genereren op het moment dat ik meer hun vraag invul dan dat ik gewoon zeg: ‘dit is het, en kies maar’.” Zodra de scholen een duidelijke vraag hebben ontwikkeld kan Bouman hier op inspelen met haar aanbod. Zij geeft aan dat dit voor haar prettig zou zijn, omdat dit haar als aanbieder ook dynamisch houdt. Het initiatief ligt wat haar betreft dan ook bij de scholen: “En dat is de schone taak van [de 40
cultuurmakelaar], om die scholen te prikkelen, van: ‘hoe wil je nu kunsteducatie een deel laten zijn van je leerlijn?’”. Simone van den Berg geeft aan dat zij voldoende contact met de cultuurmakelaar heeft gehad het afgelopen jaar. Zij is ook tevreden over dit contact (“Hartstikke goed. We hebben goed contact gehad, en verder geen problemen.”). Het contact gaat meestal over praktische, organisatorische zaken: het waar, wanneer en wat. De gesprekken met de cultuurmakelaar gaan minder over inhoudelijke zaken, ‘over hoe je de les gaat aanpakken’. Van den Berg kan de gegeven thema’s (of andere wensen van de school) dan ook zelfstandig uitwerken in haar aanbod. Deze aanbieder van cultuureducatie ziet de taken van de cultuurmakelaar met name als organisatorisch: Dat ze organiseert waar wat komt, en wanneer. En dat ze dingen op elkaar aan laat sluiten. Dus als je een cultuurdag hebt, dat je niet alleen tekenen hebt, maar ook muziek en dat soort dingen. En dat ze dat gewoon regelt. En volgens mij zoekt ze ook de mensen die het meest geschikt zijn voor een bepaalde locatie. Ja, absoluut. Want ik denk niet dat iedereen overal geschikt voor is. Ik denk ook dat zij dat ziet.
Jory Kroes geeft aan dat hij sinds het tweede kwartaal van het afgelopen schooljaar contact heeft met de cultuurmakelaar. Het contact was er dus niet direct vanaf het begin van het schooljaar, maar dat begrijpt hij, omdat de stichting volgens hem ook tijd nodig heeft gehad om op te starten. Het contact met de cultuurmakelaar gaat met name over het invullen van cultuureducatieve projecten op school: “[De cultuurmakelaar] meldt zich voornamelijk als ze wat heeft”. Kroes geeft aan dat hij weinig inzicht heeft in wat er verder gaande is op het gebied van cultuureducatie in de gemeente. Hij vraagt zich dan ook af of er meer behoeftes zijn vanuit het onderwijs, en of hij meer voor scholen zou kunnen betekenen, bijvoorbeeld door nieuw aanbod te ontwikkelen. Naast het contact over het aanbod, spreekt Kroes ook met de cultuurmakelaar over praktische aangelegenheden, zoals kennismaking met scholen en dergelijke. Over het geheel genomen is Kroes erg tevreden over het werk van de cultuurmakelaar. De berichtgeving naar buiten toe (via onder andere de website en krantenartikelen) verloopt volgens hem goed. Ook het contact dat hij persoonlijk met de cultuurmakelaar heeft verloopt naar tevredenheid. Zij is goed bereikbaar en reageert snel op berichten en dergelijke. Kroes geeft daarnaast aan dat hij het prettig zou vinden als er meer onderling contact zou zijn tussen de verschillende aanbieders in de gemeente. Hij denkt dan ook dat daarin nog een verbindende taak voor de cultuurmakelaar is weggelegd. De verbinding tussen de verschillende aanbieders onderling zou onder andere de mogelijkheid bieden voor het uitwerken van nieuwe gezamenlijke plannen. Door het creëren van nieuwe samenwerkingsverbanden zou bovendien het draagvlak voor cultuureducatie kunnen worden vergroot. Concurrentie tussen de verschillende aanbieders is volgens Kroes dan ook nodig. Er zijn volgens hem mogelijkheden voor samenwerking, en de cultuurmakelaar zou hiervoor een aanzet kunnen geven. Paragraaf 4.3: Over de periode voor het cultuurmakelaarsysteem Sjoukje van der Land merkt een duidelijk verschil tussen de periode voor het schooljaar 2011-2012 (introductie cultuurmakelaarsysteem) en de periode daarna: Ja, het verschil is dat nu veel meer kinderen de kans krijgen om nu iets met muziek te doen. […] Maar dat het wel minder diep gaat, dat heb ik wel het idee. […] Want ook uit mijn omgeving hoor ik dat er meer kinderen gestopt zijn met muzieklessen. En dan
41
bedoel ik echt pianolessen, popworkshops… Men vindt het toch te ver rijden om dan naar Sneek of naar Joure te moeten.
Voorheen werden muzieklessen verzorgd op de muziekschool in Balk (vanuit CvK & Ritmyk). En hoewel er met het nieuwe systeem voor cultuureducatie in de gemeente meer kinderen worden bereikt, heeft Van der Land wel het idee dat die verbreding van het aanbod ten koste gaat van de diepgang ervan (“Er zijn heel veel kinderen met talent die nu niet verder komen.”). Hierbij dient overigens te worden opgemerkt dat ook in de nieuwe opzet buitenschoolse muzieklessen worden verzorgd in de gemeente Gaasterlân-Sleat. Deze muzieklessen worden verzorgd door het Kunstcollectief, waarin verscheidene muziekdocenten zich hebben verenigd. Van der Land heeft daarnaast het idee dat het aanbod minder overzichtelijk geworden is, nu er niet langer één vaste aanbieder is voor cultuureducatie in de gemeente. Zij is bang dat het voor de betrokkenen onduidelijk is wat er allemaal ‘te koop’ is. Het feit dat de markt is vrijgegeven voor andere aanbieders zorgt er natuurlijk wel voor dat zij haar diensten als vakleerkracht muziek in Gaasterlân-Sleat verder uit heeft kunnen breiden. Zij merkt persoonlijk ook een verschil tussen de aard van de muzieklessen die zij aanbiedt en de lessen die werden aangeboden door Ritmyk. Het doel van haar muzieklessen is een brede kennismaking met muziek, waar het bij de lessen van Ritmyk veelal draaide om de kennismaking met één of meerdere muziekinstrumenten. In die zin denkt deze aanbieder dan ook iets toe te kunnen voegen aan wat er al mogelijk was. Van der Land geeft aan dat zij ook contact heeft met andere aanbieders in de gemeente. Het idee was aanvankelijk om tot gezamenlijke projecten te komen. Tot dusverre is dat nog niet uitgewerkt. Maar die mogelijkheid staat wat haar betreft nog wel open. Van der Land weet niet zeker of er meer mogelijkheden voor samenwerking zijn ontstaan door de nieuwe opzet van het cultuureducatiesysteem. Dit heeft met name te maken met het feit dat veel muziekdocenten (en zij zelf dus ook), graag vasthouden aan hun eigen methoden en ideeën. Van der Land geeft aan dat zij dusdanig overtuigd is van haar eigen manier van werken, dat het voor haar moeilijk is om op een andere manier muziekonderwijs aan te bieden. Volgens haar is het ook niet erg dat er verschillende benaderingen van muziekonderwijs naast elkaar bestaan. De verschillende vormen van muziekonderwijs hoeven elkaar, wat haar betreft, helemaal niet uit te sluiten. Scholen kunnen immers zelf beslissen welke benadering het beste bij hun past, en het aanbod hierop selecteren. Van der Land is er dan ook van overtuigd dat er meer te kiezen is voor de scholen. Zoals eerder aangegeven bood Kinderatelier XieXie nog geen cultuureducatie aan in Gaasterlân-Sleat voor 2011-2012. XieXie was op dat moment net begonnen met het aanbieden van cultuureducatieve activiteiten op scholen in de omgeving van Arnhem, en dit had Bouman aan het denken gezet over het aanbieden van cultuureducatie in de omgeving Gaasterlân-Sleat. Dat de ‘Friese poot’ van XieXie ongeveer gelijktijdig met de Stichting Kunst&Cultuur GaasterlânSleat werd opgezet, beschouwt Bouman als een toevallige samenloop van omstandigheden: “één en één is drie.” Simone van den Berg geeft tot slot aan dat zij een groot verschil merkt tussen de periode voor 2011-2012 en de periode daarna: “Daarvoor werd ik namelijk nooit gevraagd. Ik ben hier [in de gemeente Gaasterlân-Sleat] nooit werkzaam geweest voordat [de cultuurmakelaar] hier was.” Wanneer ik Van den Berg vraag of zij een verschil merkt tussen de scholen in Gaasterlân-Sleat en andere scholen waar zij werkt, antwoordt zij:
42
Weinig. Ik heb wel het idee dat ze hier minder gedaan hebben op het gebied van cultuureducatie. […] Maar dat merkte ik dan gewoon aan kinderen: dat ze zoveel mogelijke dingen kregen aangeboden dat ze niet meer wisten wat ze moesten kiezen. Dus ik houd altijd eerst een verhaaltje, en dan mogen ze beginnen. […] Maar dat merk je wel aan kinderen. Als je dan eindelijk dat kunt doen, wat je heel graag had willen doen, dan is het opeens: ‘wauw!’ En dat is ook fantastisch. Dus daar moet je ook beetje in meegroeien.
43
Conclusies en aanbevelingen In de gemeente Gaasterlân-Sleat is vanaf het schooljaar 2011-2012 gekozen voor een nieuwe benadering van de cultuureducatiestructuur. De subsidierelatie met het kunstencentrum in Sneek – Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk – werd beëindigd, en het cultuurmakelaarsysteem deed haar intrede in de gemeente. De belangrijkste redenen voor de nieuwe opzet in Gaasterlân-Sleat waren ten eerste de wens om van het bereik van cultuureducatie in de gemeente te vergroten; ten tweede het streven naar een bredere benadering van het begrip ‘cultuureducatie’, waarbij er aandacht zou zijn voor meerdere disciplines (naast muziekonderwijs); en ten derde het streven naar het maken van meer verbindingen (tussen scholen, aanbieders, etc.). In dit onderzoeksrapport is uiteengezet op welke wijze deze wijziging van de organisatiestructuur wordt ervaren door de directe betrokkenen (i.e. scholen en aanbieders van cultuureducatie). Als ten eerste wordt gekeken naar het financiële plaatje van de nieuwe organisatiestructuur, wordt duidelijk dat er in de nieuwe systematiek veel minder sprake is van overheadkosten. Dat wil zeggen: er zijn minder kosten gemoeid met de formele organisatie van het nieuwe cultuureducatiesysteem. Overheadkosten worden in dit verslag opgevat als kosten die niet direct ten goede komen aan cultuureducatieve activiteiten (in tegenstelling tot bijvoorbeeld lesgeld en huur van een lesruimte). Gezien de aard van de nieuwe organisatiestructuur was dit ook redelijkerwijs te verwachten: de enige overheadkosten die worden gemaakt door de nieuw opgerichte Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat zijn de personeelskosten en de kantoorkosten van de enige werknemer van de stichting: de cultuurmakelaar. De personeelskosten voor deze combinatiefunctionaris worden bovendien bekostigd met gelden uit de Impuls brede scholen, sport en cultuur. Daarbij komt dat 80% van de totale begroting van de nieuwe stichting is gereserveerd voor het stimuleren van cultuureducatie voor inwoners van de gemeente. Er is dan ook een financiële tegemoetkoming beschikbaar gesteld voor alle schoolgaande jeugd in de gemeente (die deelnemen aan het primair, speciaal of voortgezet onderwijs), een bijdrage voor leerlingen die muzieklessen volgen bij een muziekvereniging of het Kunstcollectief en een bijdrage voor ex-cursisten van Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. In het opstartjaar van het nieuwe beleid is bijna de helft van alle uitgaven van de stichting besteed aan cultuureducatieve activiteiten door de voorgenoemde doelgroepen. De resterende cultuurbudgetten die vanuit de stichting beschikbaar waren gesteld aan de verschillende scholen in de gemeente worden dan ook ‘meegenomen’ naar het nu lopende schooljaar (2012-2013), om scholen de gelegenheid te geven dit budget alsnog te besteden. Het schooljaar 2011-2012 kan dan ook met recht worden gemarkeerd als een overgangsjaar. Vrijwel alle vertegenwoordigers van scholen die zijn gesproken in het kader van dit onderzoek geven aan dat zij nog moeten wennen aan het nieuwe beleid. Wel is in de gesprekken met alle respondenten te merken dat er sprake is van een kentering op het gebied van cultuureducatie in de gemeente, en – dichterbij huis – cultuureducatie op de eigen school. Op alle scholen leven er ideeën over de plaats die cultuureducatie in zou moeten nemen op de school, en op een tweetal scholen is deze visie vastgelegd in een speciaal beleidsplan/visiedocument. Enkele scholen geven daarbij aan dat deze ideeën over cultuureducatie – en het belang ervan voor de scholing van kinderen – al langer bestonden, maar dat het nieuwe gemeentebeleid op dit gebied een impuls heeft gegeven om ook actief (of nog actiever/bewuster) met deze visie aan de slag te gaan. Met name de financiële bijdrage die beschikbaar wordt gesteld door de gemeente voor het realiseren van 44
educatieve activiteiten voor leerlingen wordt daarbij erg gewaardeerd. Er zijn – mede hierdoor – ook veel nieuwe keuzemogelijkheden ontstaan op het gebied van cultuureducatie, zo menen de respondenten. Bovendien wordt het op prijs gesteld dat er een cultuurmakelaar is aangesteld die scholen kan begeleiden bij het vinden van passend cultuureducatief aanbod. Veel respondenten geven namelijk aan dat het moeilijk is om zelf de weg te vinden naar een passend aanbod, dat bovendien aan bepaalde kwaliteitsnormen dient te voldoen. Men maakt hiervoor dan ook dankbaar gebruik van de expertise van de cultuurmakelaar. Over het functioneren van het nieuwe cultuureducatiebeleid is men dan ook behoorlijk tevreden. Veel respondenten spreken daarom de hoop uit dat het systeem ook in de toekomst zal blijven voortbestaan. Dit mede omdat alle scholen het als hun taak zien om kinderen in aanraking te brengen met kunst en cultuur. Zonder voldoende financiële middelen is dit volgens de respondenten echter onmogelijk. De gemeentelijke subsidie (van €30,- per leerling in het primair onderwijs en €15,- per leerling in het voortgezet onderwijs) stelt scholen dan ook in staat om voldoende activiteiten op dit gebied te ondernemen. Het feit dat de organisatiestructuur op gemeentelijk niveau is ingevoerd zorgt er volgens de respondenten tevens voor dat de spreekwoordelijke lijnen kort zijn, en dat men zich betrokken voelt bij het systeem. Ook leeft het systeem onder alle betrokkenen. Dit laatste overigens in tegenstelling tot het voorgaande cultuureducatiesysteem. Slechts een enkele respondent kon zich expliciet iets herinneren van het binnenschoolse cultuureducatieve aanbod van Stichting Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Wat de meeste respondenten zich nog wel herinneren van het kunstencentrum, is het feit dat deze organisatie verantwoordelijk was voor het verzorgen van muzieklessen op de muziekschool in Balk. Men geeft echter aan dat er slechts weinig leerlingen waren die gebruikmaakten van dit aanbod, en dat het mede hierom wordt gewaardeerd dat met de nieuwe cultuureducatiestructuur alle kinderen en jongeren in de gemeente worden bereikt met cultuureducatief aanbod. Ook aanbieders van cultuureducatie die werkzaam zijn in de gemeente zijn overwegend tevreden over het nieuwe cultuureducatiesysteem. Voor enkelen van hen heeft de beleidshervorming er zelfs toe geleid dat zij hun cultuureducatieve activiteiten ook in de gemeente Gaasterlân-Sleat zijn gaan aanbieden. De respondenten zijn tevreden over het contact met de cultuurmakelaar, en waarderen haar rol als tussenpersoon die hen in contact brengt met scholen. Volgens hen is het prettig dat de cultuurmakelaar aan de hand van de vraag van scholen op zoek gaat naar passend educatief aanbod. Op die manier kan dit aanbod ook zo goed mogelijk aansluiten op de wensen die scholen hebben op dit gebied. Hoewel alle betrokkenen die ik heb gesproken in het kader van dit onderzoek overwegend positief zijn over het functioneren van het cultuurmakelaarsysteem, geven enkelen van hen ook suggesties om het systeem nog beter te laten functioneren. Zo wordt er vanuit de scholen aangegeven dat er behoefte is aan een drietal zaken. Ten eerste zou men door de cultuurmakelaar willen worden begeleid bij het formuleren van een visie op cultuureducatie. Ten tweede leeft er op enkele scholen de behoefte aan een korte voorlichtingsbijeenkomst voor het gehele onderwijzende team van de school, over datgene wat de cultuurmakelaar voor de school kan betekenen. En ten derde wordt aangegeven dat de cultuurmakelaar iets frequenter (telefonisch) contact zou mogen zoeken met scholen om te informeren naar de stand van zaken. Vanaf de zijde van de aanbieders wordt aangegeven dat men beter op de hoogte wil worden gehouden van de ontwikkelingen die zich 45
voltrekken op school. Door hier meer bij betrokken te zijn, kan men beter anticiperen op het ontwikkelen van passend cultuureducatief aanbod. Daarnaast geven aanbieders aan dat zij nog meer in samenspraak met de scholen willen werken aan aanbod op maat. Hiertoe zouden scholen moeten worden gestimuleerd om een visie op cultuureducatie te formuleren, die voor hen als leidraad kan fungeren bij het zoeken naar passend cultuureducatief aanbod. De cultuurmakelaar kan scholen hierin begeleiden, dan wel prikkelen. Door de wijzigingen in het rijksbeleid ten aanzien van cultuureducatie ontstaan er nieuwe mogelijkheden om cultuureducatie op scholen verder te stimuleren. De regeling Cultuureducatie met Kwaliteit wordt ook in de gemeente Gaasterlân-Sleat (met fusiepartners Skarsterlân en Lemsterland) aangegrepen om verder te investeren in cultuureducatie in het primair onderwijs. Door vertegenwoordigers van de regio (en toekomstige fusiegemeente) De Friese Meren is een subsidieaanvraag ingediend bij het Fonds voor Cultuurparticipatie. Met de aangevraagde subsidiegelden willen de culturele partners in de regio inzetten op drie doelen. Zo zet men ten eerste in op het inzichtelijk maken van cultuureducatief aanbod. Ten tweede wil men investeren in de mogelijkheid voor scholen om zich te profileren als ‘cultuurschool’, en in de inventarisatie van de behoeftes van alle scholen op het gebied van cultuureducatie (die worden vertaald naar een cultuurbeleidsplan op deze scholen). Ten derde wil men het subsidiegeld inzetten om expertisebijeenkomsten voor aanbieders te organiseren, waar men cultuureducatief aanbod op elkaar kan afstemmen en samen kan werken aan doorlopende leerlijnen en/of multidisciplinaire projecten. De voorgenomen plannen van de culturele partners in de nieuwe fusiegemeente (waaronder ook de cultuurmakelaar van de Stichting Kunst&Cultuur Gaasterlân-Sleat) bieden dan ook perspectieven voor een stevige positie van cultuureducatie in het primair onderwijs.
46
Bronnen Beleidsstukken e.d. cultuureducatiebeleid (landelijk en regionaal) College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gaasterlân-Sleat. Beslisnotitie Herpositionering Cultuureducatie. Bij raadvergadering van 18 januari 2011. s.l.: s.n., 2011. Hoogeveen, Karin en Anne Luc van der Vegt. Cultuureducatie in het Primair Onderwijs. Eindrapportage monitor Regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs. Utrecht: Sardes, 2008. Keunstwurk. Plan van aanpak stimuleringsregeling Cultuureducatie met kwaliteit. s.l.: s.n., 2012. o Digitaal beschikbaar via <www.keunstwurk.nl/sites/default/files/Notitie%20KEK.pdf>. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap e.a. [ondertekenaars]. Bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen, sport en cultuur. s.l.: s.n., 2007. o Digitaal beschikbaar via <www.combinatiefuncties.nl/io/downloads/impuls/bestuurlijke_afspraken_i mpuls_brede_scholen.pdf>. Onderwijsraad en Raad voor Cultuur. Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! Den Haag: onderwijsraad, 2012. Plasterk, Ronald H. A. Kunst van Leven. Hoofdlijnen Cultuurbeleid. Den Haag: Sdu, 2007. Steenwijk, Cecile, Jelle Posthumus en Willemijn Schaapman (namens KEK-regio 7: De Friese Meren). Kultueredukaasje mei Kwaliteit: Formulier beschrijving activiteiten. s.n.: s.l., 2012. Scholten, S. en P.R. Kuyper (BMC). Conceptstartnotitie Herpositionering Cultuureducatie Gemeente Gaasterlân-Sleat. s.l.: s.n., 2010. Zijlstra, Halbe. Meer dan Kwaliteit: Een Nieuwe Visie op Cultuurbeleid. Den Haag: Sdu, 2011. Zijlstra, Halbe. Besluiten culturele basisinfrastructuur 2013-2016). Den Haag: Sdu, 2012. Beleidsstukken e.d. Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat Koning, Harry. Kunsteducatie in Gaasterlân-Sleat. Aanbod seizoen 2011/2012. De Kunst en Cultuurmakelaar en het Kunst en Culturele Marktplein. s.l.: s.n., 2011. Koning, Harry. Het Kunst en Culturele Marktplein. Eerste tussenrapportage: opzet nieuwe structuur lessen en cursussen. s.l.: s.n., 2011. Koning, Harry. Het Kunst en Culturele Marktplein. Eerste concept eindrapportage: opzet nieuwe structuur lessen en cursussen. s.l.: s.n., 2011. Koning, Harry. Begroting Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat 2011-2012. s.l.: s.n, 2011. Steenwijk, Cecile. Begroting Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat 2013. s.l.: s.n, 2011. Steenwijk, Cecile. Financieel overzicht Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat 2011. s.n.: s.l., 2011. Steenwijk, Cecile. Financieel overzicht Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat 2011-2012. s.n.: s.l., 2012. Steenwijk, Cecile. Jaarverslag 2011 Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat. s.n.: s.l., 2012. Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat en Gemeente Gaasterlân-Sleat. Convenant Onderwijs. s.l.: s.n., 2011. 47
Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat en Gemeente Gaasterlân-Sleat. Convenant Muziekverenigingen. s.l.: s.n., 2011. Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat en Gemeente Gaasterlân-Sleat. Uitvoeringsovereenkomst Stichting KCGS met de gemeente Gaasterlân-Sleat. s.n.: s.l., 2011. Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat en Kunstcollectief Gaasterlân-Sleat. Uitvoeringsovereenkomst Stichting KCGS met de gemeente Gaasterlân-Sleat. s.n.: s.l., 2011.
Jaarverslagen Centrum voor de Kunsten & Ritmyk Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Jaarverslag 2008 Ritmyk. s.l.: s.n., 2008. Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Jaarrekening 2008 Ritmyk. s.l.: s.n., 2008. Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Jaarverslag 2009 Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. s.l.: s.n., 2009. Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Jaarrekening 2009 Ritmyk. s.l.: s.n., 2009. Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Jaarverslag 2010 Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. s.l.: s.n., 2010. Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. Jaarverslag 2011 Centrum voor de Kunsten & Ritmyk. s.l.: s.n., 2011. Ritmyk – Sintrum foar Keunst yn Fryslân. Jaarverslag 2007. Bolsward, Littenseradiel, Wûnseradiel, Gaasterlân-Sleat, Nijefurd, Harlingen en Franekeradeel. S.l.: s.n., 2007. Ritmyk – Sintrum foar Keunst yn Fryslân. Jaarrekening 2007. Bolsward, Littenseradiel, Wûnseradiel, Gaasterlân-Sleat, Nijefurd, Harlingen en Franekeradeel. S.l.: s.n., 2007. Websites Combinatiefuncties. Onderwijs, sport en cultuur. Red. [niet vermeld]. 2012. 21 november 2012 <www.combinatiefuncties.nl>. Cultuurmakelaar Gaasterlân-Sleat. Red. Cecile Steenwijk. 2012. 22 november 2012 <www.cultuurmakelaar-gs.nl>. Cultuurplein. Regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs 20042012. Red. H. de Groot. 2012. 21 december 2012 <www.cultuurplein.nl/primaironderwijs/overheidsbeleid/subsidies-rijk/regeling-versterking-cultuureducatie-po2004-2012>. Fonds voor Cultuurparticipatie. Red. [niet vermeld]. 2012. 26 november 2012 <www.cultuurparticipatie.nl>. Keunstwurk. KEK! (Kultueredukaasje mei Kwaliteit). Red. [niet Vermeld]. 2012. 27 november 2012 <www.keunstwurk.nl/node/4002>. Kinderatelier XieXie. Red. Holleman, R en A. Bouman. 2012. 6 december 2012 <www.xiexie.nl>. Kunstbedrijf Arnhem. Red. Kunstbedrijf Arnhem. 2012. 6 december 2012 <www.kunstbedrijfarnhem.nl>. Raad voor Cultuur. Red. Raad voor Cultuur. 2012. 22 november 2012 <www.cultuur.nl>. Staatscourant. Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Red. [niet vermeld]. 13 augustus 2012. 27 november 2012 <www.cultuurparticipatie.nl/data/Deelregeling%20Cultuureducatie%20met%20K waliteit%20stcrt-2012-15826.pdf>. Staatscourant. Regeling van de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Red. [niet vermeld]. 15 december 2011. 27 november 2012
. 48
Voor de geïnteresseerde lezer Gardner, Howard. Frames of Mind: The Theory of Multiple Intelligences. New York: Basic Books, 1983. Heusden, Barend van. Cultuur in de spiegel: naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. Groningen: RUG, 2010. Cultuur in de Spiegel. Red. Cultuur in de Spiegel. 2012. 14 december 2012 <www.cultuurindespiegel.nl>. Project Zero. Harvard Graduate School of Education. Red. Project Zero. 2012. 13 december 2012 <www.pzweb.harvard.edu>.
49
Bijlagen Bijlage 1: Concrete afspraken met partners van de Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat Bijlage 2: Overzichtsschema van uitspraken van scholen (PO/(V)SO/VO) Bijlage 3: Overzichtsschema van uitspraken van aanbieders
50
Bijlage 1: Concrete afspraken met partners van de Stichting Kunst & Cultuur Gaasterlân-Sleat (Uit: St. KCGS – Convenant Onderwijs 7; St. KCGS – Convenant Muziekverenigingen 6; (St. KCGS & Kunstcollectief GS 6; St. KCGS & Gemeente GS 6). Concrete doelen De cultuurmakelaar realiseert uiterlijk medio 2012 de volgende concrete doelen: 1. Alle basisscholen zijn bekend met de cultuurmakelaar. 2. Er is binnen zes maanden een complete inventarisatie gemaakt van de vraag vanuit het basisonderwijs. 3. Er komt een actieve werkgroep in de gemeente. De overleggen worden geïnitieerd door de cultuurmakelaar. 4. Er is binnen zes maanden een inventarisatie gemaakt van het aanbod binnen de gemeente (een zogenaamde nul-meeting) en zijn de hiaten en leemten geconstateerd, waarna kan worden gekeken hoe hiermee om te gaan (aanbod ontwikkelen of inkopen en hoe dit financieel te regelen). 5. Er is een website met gedigitaliseerd aanbod uit de gemeente en ander regionaal, provinciaal of landelijk aanbod en er vindt interactie plaats tussen scholen en aanbieders. 6. Er is met behulp van andere partners een actieve culturele kaart gemaakt van de directe omgeving. 7. Lokale aanbieders in de gemeente en de omliggende gemeenten zijn geïnformeerd en zo mogelijk bezocht. 8. Alle kunst en culturele organisaties en initiatieven binnen de gemeentegrenzen zijn minimaal een maal bezocht. 9. Er is minimaal per kwartaal een digitale nieuwsbrief. 10. Alle basisscholen zijn minimaal vier maal bezocht in de gemeente. 11. Er wordt vanaf april 2012 jaarlijks een (bescheiden) culturele markt georganiseerd. 12. Het aanbod van de cultuurmakelaar is minimaal in overeenstemming met de kerndoelen van het basis, speciaal, en voortgezet onderwijs. Indicatoren Alle scholen hebben intensief contact met de cultuurmakelaar. 100% van alle scholen heeft zaken gedaan met de cultuurmakelaar. 90% van het bekende aanbod in de gemeente en directe omgeving is benaderd door de cultuurmakelaar. De cultuurmakelaar is actief in zeven kunstdisciplines, te weten: Beeldende Vorming, Cultureel Erfgoed, Dans, Muziek, Theater, Fotografie en Nieuwe media, Musical en Muziektheater en Taal. De cultuurmakelaar heeft voor minimaal 90% van de scholen meerdere malen een bemiddeling verricht. Alle disciplines zijn bemiddeld. De cultuurmakelaar doet jaarlijks een tevredenheidsonderzoek 51
Bijlage 2: Overzichtsschema van uitspraken van scholen (PO/(V)SO/VO)
Cultuureducatie is een breed onderwijsgebied De plaats die cultuuronderwijs inneemt in ons curriculum is nog niet groot (belangrijk) genoeg Op onze school is er niet altijd genoeg tijd beschikbaar voor cultuureducatie Op onze school (nog) onvoldoende kennis beschikbaar over cultuureducatie
St. Ludgerus -skoalle Balk
Op ’e Terp Sonde l
CSG Gaaste rland – Balk
De Klinkert Sloten
(V)SO De Witakker Rijs
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
De Toekomst – Bakhuizen
x
De Regenboog – Wijckel
x
De Wâlikker – Oudemirdum
De Skeakel – Oudega
x
x
x
x
x
x
x
x
De Bolster – Balk
Us Nije Gea – Elahuizen
x
x
x
x
x
x
’t Hazzeleger – Balk
x
x
52
Cultuureducatie op school is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen (in brede zin) Cultuureducatie zorgt voor een welkome afwisseling tussen de reken- en taallessen door Het is de taak van de school om leerlingen in contact te brengen met kunst en cultuur Onze school laat cultuureducatieve activiteiten aansluiten op thema’s e.d. waar we op school mee bezig zijn
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
53
Praktische motieven (tijd, geld, vervoer, e.d.) spelen een belangrijke rol in de keuze voor cultuureducatief aanbod Ik heb voldoende contact gehad met de cultuurmakela ar en ben tevreden over dit contact Het is de taak van de cultuurmakelaar om scholen en aanbieders samen te brengen De cultuurmakelaar reikt ideeën en mogelijkheden voor cultuureducatieve activiteiten
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
54
aan De cultuurmakelaar fungeert voor onze school als vraagbaak op het gebied van cultuureducatie Wij willen ons als school kunnen inschrijven op cultuureducatief aanbod Ik ben voldoende op de hoogte van het cultuureducatieve aanbod in de omgeving Het cultuurmakelaarsysteem functioneert goed voor onze school Ik merk – op het gebied van cultuur-
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
55
educatie – een verschil tussen de periode voor 2011-2012 en de periode sindsdien NB: Wanneer een bepaalde uitspraak niet door middel van een kruisje is gekoppeld aan een bepaalde respondent, wil dit niet per se zeggen dat deze respondent deze mening niet is toegedaan. Bovenstaand schema is een weergave van de uitspraken die respondenten hebben gedaan in mijn interviews met hen.
56
Bijlage 3: Overzichtsschema van uitspraken van aanbieders Sjoukje van der Land – Vakleerkracht Muziek
Cultuureducatie draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen, ook op andere (leer)gebieden Cultuureducatie neemt (nog) geen belangrijke plaats in in het (basis)onderwijs Het is belangrijk dat kinderen plezier beleven aan kunst- en cultuur(educatie) Ik wil met mijn cultuureducatieve aanbod aansluiting vinden bij datgene waar men op school mee bezig is (bv. thema’s) Scholen hebben (nog) geen duidelijke vraag/wens op het gebied van cultuureducatie Door cultuureducatie aan te bieden kan ik (en de groepsleerkracht) kinderen beter leren begrijpen
Anita Bouman – Kinderatelier XieXie
x
x
x
x
x
x
x
Simone van den Berg – K.W.A.S.T.
Jory Kroes – Muziekpraktijk Jory Kroes
x
x
x
x
x
x
x
x
x
57
Cultuureducatie draagt bij aan het zelfvertrouwen van kinderen Het is goed om kinderen al op jonge leeftijd in aanraking te brengen met kunst en cultuur Ik heb voldoende contact gehad met de cultuurmakelaar en ben overwegend tevreden over dit contact De cultuurmakelaar is een aanspreekpunt voor praktische/organisatorische vraagstukken op het gebied van cultuureducatie Het is de taak van de cultuurmakelaar om scholen en aanbieders samen te brengen Ik wil dat de cultuurmakelaar mij (beter) op de hoogte houdt van de wensen van (en ontwikkelingen op) de scholen De cultuurmakelaar zou een aanzet mogen geven voor meer onderling contact tussen de aanbieders van CE in de
x
x
x
x
x X
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
58
gemeente GS Ik merk – op het gebied x x van cultuureducatie – een (duidelijk) verschil tussen de periode voor 2011-2012 en de periode daarna NB: Wanneer een bepaalde uitspraak niet door middel van een kruisje is gekoppeld aan een bepaalde aanbieder, wil dit niet per se zeggen dat deze aanbieder deze mening niet is toegedaan. Bovenstaand schema is een weergave van de uitspraken die respondenten hebben gedaan in mijn interviews met hen.
59