Onderzoek Huisvesting Ouderen Een goed ouderenbeleid is op de toekomst voorbereid augustus 2012
Inhoud 1. Voorwoord
3
2. Inleiding en onderzoeksopzet
5
3. Bevindingen en conclusies
7
4. Aanbevelingen
13
5. Reactie College
17
6. Nawoord
19
7. Nota van Bevindingen
25
-1-
-2-
1
Voorwoord
De Rekenkamer van Capelle aan den IJssel heeft een onderzoek uitgevoerd naar de huisvestingsmogelijkheden en het huisvestingsbeleid voor ouderen. Huisvesting van ouderen wordt in de komende periode een belangrijk onderwerp, omdat het aantal personen van 65 jaar en ouder tussen 2010 en 2020, bij ongewijzigd beleid, zal toenemen van 13.9% naar 20,5% van de Capelse bevolking. Huisvesting van ouderen is zowel een individuele aangelegenheid als een taak c.q een opdracht voor private en semi-publieke woonorganisaties. De gemeente Capelle vervult in dat complexe geheel een faciliterende rol. De onderzoeksvraagstelling en de onderzoeksopzet zijn in goed overleg met de gemeenteraad van Capelle geformuleerd. En opgezet. Het veldwerk voor het onderzoek en de Nota van bevindingen zijn in opdracht van de rekenkamer verricht door onderzoeksbureau Companen. Dit bureau is gespecialiseerd in huisvestingsvraagstukken. Het voorliggende rapport biedt een overzicht van de onderzoeksopzet, de belangrijkste conclusies en aanbevelingen, de reactie van B&W, en de Nota van Bevindingen.
-3-
-4-
2
Inleiding en onderzoeksopzet
De komende decennia staan de gemeente Capelle aan den IJssel belangrijke demografische veranderingen te wachten. Mede door de beperktere woningbouw zal het inwonertal niet meer zo snel stijgen als de afgelopen periode en op den duur wordt zelfs een afname van het bevolkingsaantal verwacht. Deze algemene ontwikkeling versterkt de toch al bestaande ontgroening en vergrijzing van de Capelse bevolking. Volgens de prognose van de provincie Zuid-Holland zal het aantal Capelse inwoners van 65 jaar en ouder van 9.700 in 2010 groeien naar 13.000 in 2020 en 15.000 in 2030. Een groei in 20 jaar met 5.300 65-plussers oftewel 55%. In het onderzoeksplan van de Rekenkamer Tegen deze achtergronden heeft de Capelse Rekenkamer in haar onderzoeksplan een onderzoek opgenomen naar “Huisvesting voor ouderen”. De uitvoering van dit onderzoek heeft de Rekenkamer aan Companen opgedragen. In het onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre de gemeente (met haar partners) thans op de goede weg is om haar beleidsdoelstellingen voor de komende jaren waar te maken, en of bijstellingen gewenst of noodzakelijk zijn. De focus ligt dus niet op terugkijken en oordeelsvorming over het beleid van de afgelopen jaren. Uiteraard is de afgelopen periode wel in het onderzoek opgenomen. Hoofdvraagstelling Samengevat heeft de Rekenkamer aan Companen de volgende vraagstelling meegegeven: 1. In hoeverre heeft de gemeente doelstellingen inzake wonen en zorg voor de inwoners van Capelle aan den IJssel geformuleerd? 2. In hoeverre slaagt zij erin, samen met de partijen in het veld, deze doelstellingen te realiseren? 3. Kan het beleid en/of de feitelijke uitvoering als levensfasebestendig worden getypeerd? 4. Mag de gemeente hiermee het komende decennium de vergrijzing en de daarbij behorende veranderende woonzorgvraag met vertrouwen tegemoet zien?
De Nota van Bevindingen geeft de vraagstelling in detail weer.
-5-
Inhoud én proces Het onderzoek besteedt aandacht aan het beleidsproces, de beleidsinhoud, en de beleidsresultaten in de praktijk. •
Het beleidsproces betreft de taken en rollen van de verschillende participanten, de wijze waarop zij met elkaar omgaan/samenwerken en hun verantwoordelijkheden vormgeven. We onderscheiden intern gemeentelijke (B&W, Raad, afdelingen) en externe partijen, die bij het beleidsveld wonen immers een belangrijke rol spelen.
•
Onze aandacht voor de beleidsinhoud betreft vooral de vraag in hoeverre het gemeentelijk beleid inspeelt op de min of meer objectief vaststelbare trends op het gebied van demografie en wonen en zorg. En verder ook op de vraag in hoeverre de (verwachte) beleidsontwikkelingen op het gebied van wonen en zorg al in het gemeentelijk beleid zijn verwerkt.
•
Onze aandacht voor de resultaten in de praktijk tenslotte geven een indicatie van het succes van het beleid. Uiteraard met de kanttekening, dat beleid nooit de enige variabele is die invloed uitoefent op uitvoering.
-6-
3
Bevindingen en conclusies
Dit hoofdstuk uit de Nota van Bevindingen gaat in op de beantwoording van de oorspronkelijke onderzoeksvragen en trekt vervolgens een aantal conclusies uit de onderzoeksresultaten.
Beantwoording onderzoeksvragen De onderzoeksvragen kunnen wij op grond van onze analyse als volgt beantwoorden:
Onderzoeksvraag 1 In hoeverre heeft de gemeente doelstellingen inzake wonen en zorg voor de inwoners van Capelle aan den IJssel geformuleerd? Antwoord. De gemeente heeft haar doelstellingen verspreid over een groot aantal documenten geformuleerd, met name in de eerste periode na de eeuwwisseling. De doelstellingen zijn sterk sectoraal (harde sector/zachte sector) en er is weinig sprake van een integrale beleidsformulering. Zo komt het vraagstuk van de ouderenhuisvesting slechts zijdelings aan de orde in de concept Toekomstvisie.
Onderzoeksvraag 2 In hoeverre slaagt de gemeente erin, samen met de partijen in het veld, deze doelstellingen te realiseren? Antwoord. In de praktijk gaat veel goed: met name door de inspanning van diverse marktpartijen (Havensteder, WoonZorgNederland, een aantal zorginstellingen) is reeds veel geschikte ouderenhuisvesting gerealiseerd. De woningvoorraad zelf is ook zodanig van aard, dat deze tamelijk geschikt is voor bewoning door (ook) ouderen, in casu gaat het dan om mensen met zorgvragen en/of beperkingen. We constateerden al dat de gemeente hierbij veel overlaat aan de marktpartijen, en dat lijkt goed uit te pakken. Er bestaat echter geen duidelijk zichtbaar en gedefinieerd planning- en control systeem om in te grijpen waar lacunes in de uitvoering ontstaan. Dat levert risico’s op. Daar waar partijen in het veld in staat en bereid zijn hun verantwoordelijkheid te nemen, worden grote stappen gemaakt. Daar waar dat om welke redenen dan ook minder goed gaat, bestaat de kans dat teveel op z’n beloop wordt gelaten. Dit neemt overigens niet weg dat waar de gemeente zelf taken uitvoert, dit met een grote betrokkenheid en inzet plaatsvindt.
-7-
Onderzoeksvraag 3 Kan het beleid en/of de feitelijke uitvoering als levensfasebestendig worden getypeerd? Antwoord. Mede gelet op het nog beperkte nieuwbouwprogramma, zal Capelle de levensfasebestendigheid moeten bereiken via aanpassing van de bestaande woningen. Dat gebeurt volop bij de modernisering van de zorgcentra en het opplussen van bestaande “gewone” woningen, mede en misschien wel vooral door de inzet van de betrokken corporatie en zorginstellingen. Dit proces zal in het komende decennium nog nadere voortgang moeten vinden. Wij stellen daarbij de vraag of de gemeente hierbij niet meer regie moet nemen. Dit betreft dan met name de kwaliteit van de (potentieel) op te plussen woningen en de realisering van woonservicezones.
Onderzoeksvraag 4 Mag de gemeente hiermee het komende decennium de vergrijzing en de daarbij behorende veranderende woonzorgvraag met vertrouwen tegemoet zien? Antwoord. De gemeente beoogt om met haar partners op diverse fronten op de veranderende woonzorgvraag in te spelen: • •
via de stenen: renovatie, opplussen, vervangende nieuwbouw; via zorg: door het stimuleren van voldoende mogelijkheden voor zorg (Wmo); • via welzijn: door het stimuleren van een zodanige sociale infrastructuur in de wijken, dat ouderen langer in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Wil dit beleid bij de verdergaande vergrijzing effectief zijn, dan verwachten wij dat de gemeente een strakkere regie, een integralere aanpak en voldoende oog voor de kwaliteit van het woonzorgaanbod zal moeten bewerkstelligen. Als hieraan wordt voldaan, kan de toekomst met vertrouwen tegemoet worden gezien. Overigens moet het vraagstuk van de vergrijzing qua zwaarte in de juiste proporties worden gezien. Er komen steeds meer vitale senioren die zichzelf goed kunnen redden en een belangrijke rol in de samenleving kunnen spelen. We komen we er steeds meer achter, dat het gros van de ouderen heel lang in hun eigen woning wil blijven wonen. Vergrijzing staat dus zeker niet 1-op-1 gelijk met een aangepaste woonsituatie en zorg.
-8-
Conclusies Binnen en buiten de gemeentelijke organisatie, bestaat breed het beeld dat de gemeente Capelle aan den IJssel geen expliciete en integrale beleidsbelangstelling heeft voor het onderwerp ouderenhuisvesting. Gelukkig bestaat tevens het beeld, dat door de praktijk ook wordt bevestigd, dat het onderwerp in diverse stukken, doelstellingen en acties (impliciet) goed geborgd is. Mede door de aandacht die ouderenhuisvesting begin deze eeuw tijdelijk heeft gehad, lijkt een aantal slagen goed gemaakt te zijn. Daarbij is wel een aantal kanttekeningen te maken.
Kwantiteit woningvoorraad okay… De aantallen woningen lijken te volstaan om de huidige en toekomstige behoefte aan ouderenhuisvesting grotendeels op te vangen. Deze conclusie trekken wij, omdat: •
•
zich op het onderwerp van ouderenhuisvesting eigenlijk nooit noemenswaardige problemen hebben voorgedaan c.q. tekorten zijn gebleken; ook uit dit onderhavige onderzoek blijkt dat Capelle aan den IJssel een woningvoorraad heeft, die vooralsnog redelijk goed aansluit bij de komende vergrijzing. Tot 2020 is dat in de huidige voorraad kwantitatief geborgd, en ook daarna is er nog een omvangrijk deel van de woningvoorraad dat potentieel geschikt is om op te plussen tot seniorenwoning.
… maar kwaliteit behoeft aandacht Een enkeling maakt zich wel zorgen over het gegeven, dat bestuur en politiek weinig aandacht lijken te hebben voor de (komende) huisvestingsvraag van ouderen in kwalitatieve zin. Dat lijkt terecht: senioren stellen, net als alle andere leeftijdsgroepen, steeds meer eisen aan hun woning, en een deel van de bestaande Capelse voorraad die in technische zin is aangemerkt als ‘geschikt’ voor toekomstige ouderenhuisvesting, voldoet hieraan niet. Het betreft: •
de woningomvang (kleine tweekamerappartementen waarvoor de belangstelling afkalft); • de omgeving van de woningen (gebieden die door ouderen niet aantrekkelijk worden gevonden, bijv. omdat er geen voorzieningen in de nabijheid zijn, of omdat er bevolkingsgroepen wonen waarmee ouderen slecht matchen). Aandacht voor kwaliteitsverbetering lijkt nodig, temeer daar het Collegeprogramma inzet op een algemene verbetering van het leef- en woonklimaat in Capelle. Het beleid inzake seniorenhuisvesting zal hierin mee moeten gaan.
-9-
(Beperkte) nieuwbouw mist aansluiting op kwaliteitsvraag ouderenhuisvesting Om die kwaliteit in voldoende mate te borgen kan ook het (in omvang beperkte) nieuwbouwprogramma van de gemeente worden ingezet. Het huidige programma komt hieraan slechts in beperkte mate tegemoet. Uiteraard is de vernieuwing van de Amandelhof erin opgenomen, doch verder bestaat het programma vooral uit koopappartementen. Daar ligt niet de (eerste) voorkeur bij vele senioren. Ook sociale en vrije sector huur kan een belangrijke aanvulling zijn op de bestaande woningvoorraad. Mogelijk dat een project als De Hoven (fase 2) hiervoor kan worden ingezet.
Bestuursstijl en effectiviteit De bestuursstijl van Capelle is in onze waarneming sterk marktgericht. Dat wil zeggen dat de gemeente op diverse onderdelen van de ouderenhuisvesting een belangrijke regisserende rol toekent aan betrokken marktpartijen. Een dergelijke bestuursstijl is uiteraard legitiem en kan zeer effectief zijn, omdat je als gemeente de partijen die het uiteindelijk moeten doen/betalen, veel ruimte geeft om het ook op hun manier te doen. Er zijn echter ook potentiële risico’s aan verbonden. Onze indruk is dat meer aandacht nodig is om die risico’s te beheersen. Een voorbeeld hiervan is het in mindere mate, of in een lager tempo dan gewenst, tot stand komen van woonservicezones. Zo is de woonservicezone Schenkel de afgelopen jaren vrijwel ongemerkt uit de aandacht verdwenen. In een dergelijk geval kan van een bestuursstijl die nadrukkelijker regie pakt als de markt het laat liggen, een belangrijke aanjagende en stimulerende werking uitgaan.
Integraliteit van werken aandachtspunt De aanpak van ouderenhuisvesting lijkt binnen de gemeente versplinterd te zijn over diverse afdelingen; integraliteit en samenhang ontbreekt grotendeels. Ook een bij uitstek integraal onderdeel als de inrichting van woonservicezones kent weinig herkenning en draagvlak bij externe partijen en bij andere afdelingen dan Welzijn en Educatie. Ook de bestuurlijke versnippering (vier wethouders) draagt niet bij aan een integrale benadering. Op voorhand lijkt dit niet te leiden tot grote ongelukken. Omgekeerd weet je niet, wat er wél tot stand zou komen bij een integrale aanpak, wat nu misschien niet tot stand komt.
Bezuinigingsdruk welzijn heeft gevolgen Het adagium “ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen”, vraagt minimaal om een aantal randvoorwaarden. Welzijn is daarin - 10 -
essentieel: juist ouderen in een kwetsbare positie (zorgbehoevend, beperkingen, mogelijk financieel niet draagkrachtig) moeten kunnen terugvallen op een sociaal netwerk, hulp van vrienden en familie, activiteiten, diensten, voorzieningen die beperkingen opheffen/verlichten… De wil om dit alles te realiseren. is er zeker bij de gemeente, maar de bezuinigingsdruk vanuit het Rijk noopt tot een min of meer tegengestelde richting. Onder de sympathieke noemer ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ dreigt verschraling, ook in het te voeren beleid voor vrijwilligers en mantelzorgers. Terwijl juist deze twee groepen essentieel zijn in het faciliteren van het thuis blijven wonen van zorgbehoevende en kwetsbare ouderen. Ook de gemeentelijke wens/noodzaak om het welzijnswerk aan te besteden, kan veel lokale en maatschappelijk kostbare initiatieven verwoesten. Dat hoeft niet te gebeuren, de aanbesteding kan ook weer kansen bieden op innovaties (want tussen die ‘1000 bloemen’ die nu bloeien, zitten ongetwijfeld ook een paar lelijke), maar het is een afbreukrisico.
- 11 -
- 12 -
4
Aanbevelingen
Op basis van de Nota van Bevindingen doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen aan het College van B&W en de gemeenteraad:
1. Woningbouwbeleid De Nota van Bevindingen geeft aan dat, afgaande op de gebruikelijke normen, de komende jaren een groeiende behoefte aan geschikte woningen voor senioren zal ontstaan. Gelet op de beperkte nieuwbouwruimte in Capelle zal hierin met name de bestaande woningvoorraad moeten voorzien. In dit verband doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen:
a. Monitoren van behoefte-ontwikkeling De deskundigen zien de laatste jaren dat ouderen minder gemakkelijk verhuizen naar specifieke ouderenhuisvesting en in sterkere mate blijven wonen in de bestaande woning. Deels kan dit te maken hebben met de economische crisis. Echter, als dat een langdurige trend wordt, heeft dat belangrijke consequenties voor de behoefte aan seniorenwoningen en de doorstroming. De Rekenkamer acht het van groot belang om dit ook op Capels niveau goed te blijven volgen en beveelt aan hiervoor periodieke peilingen uit te voeren. Mogelijkerwijze kan dat worden gerealiseerd door aan de Ouderenmonitor vragen toe te voegen omtrent woontevredenheid en verhuiswensen. Ook is het mogelijk het feitelijke verhuisgedrag van ouderen te volgen aan de hand van een koppeling van de GBA- en Woz-bestanden van de gemeente.
b. In beeld brengen geschiktheid bestaande woningen Omdat gebleken is dat onvoldoende zicht bestaat op de geschiktheid van de bestaande woningvoorraad voor ouderen, beveelt de Rekenkamer aan, hiernaar een onderzoek te (doen) verrichten, zowel in de huur- als in de koopsector. Het verdient aanbeveling hierbij ook Havensteder te betrekken. Het in beeld brengen van de geschiktheid van de bestaande voorraad zal naar het oordeel van de Rekenkamer betrekking moeten hebben op de: • • • •
geschiktheid van de woning; geschiktheid van het woongebouw (bij appartementen); geschiktheid van de woonomgeving; spreiding over de gemeente.
- 13 -
c. Geen verkoop potentieel geschikte huurwoningen Aangezien veel onderzoek uitwijst dat senioren in belangrijke mate naar geschikte woningen in de huursector willen verhuizen, verdient het aanbeveling om (sociale) huurwoningen, die goed zijn aan te passen (bijvoorbeeld door een traplift) niet te (laten) verkopen.
d. Nieuwbouw: meer huur De Nota van Bevindingen geeft aan dat de voor senioren geschikte woningen in de nieuwbouw voor het leeuwendeel in het koopsegment zijn geprojecteerd. Gelet op de verwachte marktsituatie en de voorkeuren van veel senioren, bevelen wij aan om een groter deel in de huursector te programmeren.
e. Vrije sector huur Mede gelet op de recente regelgeving die toewijzing van huishoudens met een belastbaar inkomen van meer dan € 34.085,- in een sociale huurwoning vrijwel onmogelijk maakt, beveelt de Rekenkamer aan ook nieuwe woningen in het vrije sector segment te programmeren.
f.
Afspraken met corporaties (m.n. Havensteder) De Nota van Bevindingen geeft aan dat in de prestatie-afspraken met Havensteder geen afspraken zijn opgenomen over de seniorenhuisvesting in nieuwe en bestaande woningen. De Rekenkamer acht het van belang om bovenstaande onderwerpen a t/m e met Havensteder te bespreken en die zo mogelijk bij herijking van de afspraken daarin op te nemen.
Op basis van de Nota van Bevindingen doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen aan het College van B&W:
2. Integraliteit De vergrijzing neemt in Capelle de komende decennia aanzienlijk toe en zal zijn effecten hebben op vrijwel alle terreinen van het maatschappelijk leven. Omdat deze terreinen sterk met elkaar zijn verweven, volstaat een sectoraal georiënteerde benadering van de opgave door de gemeentelijke overheid niet meer. De Rekenkamer acht een meer integrale aanpak van groot belang. Zij beveelt aan om daar de komende jaren bestuurlijk en ambtelijk, zowel waar het gaat om de beleidsontwikkeling als –uitvoering,
- 14 -
gerichte aandacht aan te geven. Met name de samenhang tussen enerzijds wonen en anderzijds welzijn en zorg, is daarbij evident.
2. Bestuursstijl en regievoering De Nota van Bevindingen geeft aan dat, althans op het gebied van seniorenbeleid, de bestuursstijl van Capelle veel ruimte laat aan het particulier initiatief. De Nota constateert verder dat geen krachtige monitoring plaatsvindt die uit moet wijzen of en wanneer/onder welke (markt)omstandigheden een sterkere regie van gemeentewege mogelijk op onderdelen- wel noodzakelijk zou kunnen zijn. De Rekenkamer acht een nauwlettende gemeentelijke monitoring van de ontwikkelingen met betrekking tot seniorenhuisvesting in de gemeente, noodzakelijk. Zij beveelt aan hieraan vorm te geven.
3. Woonservicezones: meer gemeentelijke regie De Nota van Bevindingen constateert dat de gemeente ook bij de ontwikkeling van de woonservicezones een terughoudende positie inneemt, dat deze zones tamelijk moeizaam tot stand komen en dat het onduidelijk is of een dergelijke zone, zoals eerder gepland, ook in Schenkel gaat komen. Mede gelet op het grote belang van de ‘ondersteunende’ omgeving (zie aanbeveling 4), beveelt de Rekenkamer aan dat de gemeente zich nadrukkelijker bemoeit met de ontwikkeling van woonservicezones en daarin meer regie / aanjagerspositie inneemt.
Op basis van de Nota van Bevindingen doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen aan de gemeenteraad:
4. Het grote belang van welzijn De Nota van Bevindingen geeft aan dat welzijn, onder andere in de vorm van ontmoetingsplaatsen, buurtcontacten, vrijwilligerswerk, mantelzorg etc. van zeer groot belang is voor het welbevinden van senioren in hun woonomgeving. Een ‘stevige’ sociale omgeving kan voorkómen dat de oudere naar elders, naar een meer geschikte setting moet verhuizen. Het woonbeleid gericht op senioren is dus niet klaar met louter ‘stenen stapelen’, maar moet in integrale samenhang met welzijn vorm krijgen. De Nota geeft aan dat welzijnsinspanningen financieel onder druk staan (onder meer door bezuinigen vanuit de AWBZ) en steeds meer afhankelijk worden van vrijwillige inzet van burgers.
- 15 -
Gelet op deze constateringen beveelt de Rekenkamer aan: • •
bij de bekostiging van welzijn een belangrijke prioriteit te leggen bij senioren; het vrijwilligerswerk, dat in Capelle al sterk ontwikkeld is, krachtig te blijven ondersteunen.
5. WMO: kanteling en zorgen dat …. In het kader van welzijn-nieuwe-stijl en de kanteling van de Wmo zal de aandacht van de (gemeentelijke) overheid steeds meer komen te liggen op de concrete oplossing van vraagstukken en minder op zonder meer uitvoering van vastgestelde (subsidie)regels. Oftewel: “zorgen dat…” in plaats van “zorgen voor”. Dit kan onder andere betekenen dat kritischer gekeken zal gaan worden naar de besteding van Wmo-middelen voor woningaanpassing als er ook andere oplossingen zijn. De Rekenkamer vindt dat in geval van senioren voorkomen moet worden dat de afweging tussen woningaanpassing en verhuizen te lichtvaardig in het voordeel van verhuizen uitvalt. Vaak betekent verhuizen namelijk dat het sociale ‘ondersteunende’ netwerk van de (veelal eenzame) oudere wegvalt. De Rekenkamer beveelt dan ook aan het behoud van een eventueel ondersteunend sociaal netwerk (te beoordelen via o.a. ‘keukentafelgesprekken’) als belangrijke factor mee te nemen bij de afweging over de toekenning van Wmo-voorzieningen.
- 16 -
5
Reactie van het college
- 17 -
6
Nawoord
De rekenkamer heeft kennis genomen van de reactie van het college van burgemeester en wethouders. De geconstateerde omissie op pagina 22 van het rapport betreffende het aantal wethouders betrokken bij de WMO, is tijdens de ambtelijke verificatie niet aangegeven. Het stemt tot voldoening dat de algehele conclusie van het rapport over de woningvoorraad voor ouderen op de korte en langere termijn, niet ter discussie staat. De rekenkamer vindt het een goede zaak dat het college voornemens is om, wat betreft de prestatieafspraken en de regie op de woonzorg servicezones, in overleg te treden met de in de gemeente actieve huisvestingsorganisaties. Het college kan zich niet vinden in de conclusies over afstemmingsproblemen tussen betrokken afdelingen op het stadhuis. De rekenkamer blijft, op basis van het onderzoek, van mening dat systematische en regelmatige afstemming van groot belang is voor een adequate vormgeving en inrichting van woonzorg servicecentra. Door een integrale afstemming kunnen de woonwensen van ouderen optimaal worden gehonoreerd. De rekenkamer vindt het van belang op te merken dat integraliteit en regie bij meerdere onderzoeken als aandachtspunt is benoemd en dat dit ook blijkt uit de Bestuurskrachtmeting. De vraag is gerechtvaardigd of het niet herkennen van dit punt wellicht een blinde vlek van het college is. De rekenkamer is verder verbaasd over de reactie van het college over de meer beleidsmatige en kwalitatieve kant van het onderzoek. De Rekenkamer heeft inderdaad de vrijheid genomen om het thema met een brede scope te benaderen. Wij zijn van mening dat de maatschappelijke beschouwingen over demografische ontwikkelingen en over de ontwikkeling van nieuwe woonwensen van belang zijn voor B&W en de leden van de gemeenteraad voor de vormgeving van toekomstig beleid. De rekenkamer zal zich de vrijheid blijven permitteren om ook bij toekomstige onderzoeken voor de raad relevante, kaderstellende informatie op te nemen. Naast bovenstaande inhoudelijke reactie, hecht de rekenkamer eraan de raad nog mee te geven dat zij de reactie van het college voor wat betreft de taakopvatting voor kennisgeving aanneemt, daar de rekenkamer een instrument is van de raad.
- 23 -
Rapporten en verslagen van de Rekenkamer: Naar een veiliger Capelle (januari 2012) Jaarplan 2012 (december 2011) Onderzoek externe juridische dienstverlening (november 2011) Doorwerkingsonderzoek Lokaal Armoedebeleid (februari 2011) Doorwerkingsonderzoek Jeugd en vrije tijd (februari 2011) Onderzoek Schollevaar-Oost (december 2010) Het sturend vermogen van de raad (november 2010) Vervolgonderzoek Grondbeleid (juni 2010) Terugblik op onderzoeken van de Rekenkamer Capelle aan den IJssel 2009-2003 (februari 2010) Jaarverslag 2009 (maart 2010) Jaarplan 2010 (november 2009) Quickscan reïntegratie 2008 (november 2009) Onderzoek Isala Theater (september 2009) Kosten en baten riolering en afvalinzameling en -verwerking in Capelle aan den IJssel (mei 2009) Quickscan Vermogensbeheer (maart 2009) Jaarverslag 2008 (maart 2009) Jaarplan 2009 (december 2008) Onderzoek Jeugd en Vrije Tijd (oktober 2008) DoeMee-onderzoek Nakoming van toezeggingen (oktober 2008) Lokaal grondbeleid in Capelle aan den IJssel (maart 2008) Digitale Dienstverlening (maart 2008) Jaarverslag 2007 en jaarplan 2008 (maart 2008) Onderzoek Lokaal Armoedebeleid (augustus 2007) Jaarverslag 2006 en jaarplan 2007 (maart 2007) Het Veiligheidsbeleid verkend (november 2006) Kaderstelling en controle (mei 2006) Jaarverslag 2004/2005 en jaarplan 2006 (maart 2006) Onderzoek naar de verantwoording van de fractievergoedingen (januari 2006) Inschakeling extern adviesbureau bij de Kwaliteitsdiscussie beheer Openbare Ruimte (augustus 2005) Beleid en Beheer openbare ruimte (juni 2004) Onderzoek WOZ/OZB (april 2004) Vormgeving onderwijshuisvestingsbeleid (maart 2003)
Bijlage: Nota van Bevindingen
- 25 -
Een goed ouderenbeleid is op de toekomst E v voorbereid ʹͷʹͲͳʹ
ͳͲͶ ͺʹͺ ͳͳͶ ͺͲͳ ȋͲʹȌ͵ͷͳʹͷ͵ʹ ȋͲʹȌͶͶͷͺͲʹ Ǧ ̷
Ǥ
ǤͷͲʹǤͳͲʹ
Een goed ouderenbeleid iis op de toekomst voorbereid ʹͷʹͲͳʹ
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5.
Introductie en vraagstelling Aanpak Landelijke trends en ontwikkelingen wonen-welzijn-zorg Feiten en cijfers: de Capelse opgave Gemeentelijke ambities en doelstellingen 5.1. Reeks van nota’s, sterk sectoraal georiënteerd 5.2. Visie, ambitie en doelstellingen 6. Realisatie 6.1. Opplussen bestaande woningvoorraad 6.2. Realisering woningbouwprogramma 6.3. Vernieuwing woon-zorgcomplexen 6.4. Ontwikkeling woonservicezones 6.5. Maatschappelijke ondersteuning 7. Proces en (gemeentelijke) organisatie 7.1. Afstemming intern onderdelen ‘wonen’ en ‘welzijn’ 7.2. Afstemming met externe partijen 8. Risicobeheersing en informatievoorziening 9. Beantwoording onderzoeksvragen, conclusies 9.1. Beantwoording onderzoeksvragen 9.2. Conclusies 10. Aanbevelingen van Rekenkamer Bijlage 1. Opdrachtformulering Rekenkamer Bijlage 2. Toetsingskader Bijlage 3. Gehanteerde definities Bijlage 4. Geraadpleegde documenten Bijlage 5. Lijst van geïnterviewden Bijlage 6. Gehanteerde cijfermatige gegevens(bronnen) Bijlage 7. Specificatie huidig aanbod woon-zorg-vormen Bijlage 8. Ambtelijke verificatie en reactie Companen
1 4 5 8 11 11 12 15 15 16 17 17 19 21 21 22 24 27 27 28 31 34 42 43 44 45 46 47 49
1. Introductie en vraagstelling De komende decennia staan de gemeente Capelle aan den IJssel belangrijke demografische veranderingen te wachten. Mede door de beperktere woningbouw zal het inwonertal niet meer zo snel stijgen als de afgelopen periode en op den duur wordt zelfs een afname van het bevolkingsaantal verwacht. Deze algemene ontwikkeling versterkt de toch al bestaande ontgroening en vergrijzing van de Capelse bevolking. Volgens de prognose van de provincie Zuid-Holland zal het aantal Capelse inwoners van 65 jaar en ouder van 9.700 in 2010 groeien naar 13.000 in 2020 en 15.000 in 2030. Een groei in 20 jaar met 5.300 65-plussers oftewel 55%. Wonen en zorg in relatie tot demografische ontwikkelingen De leeftijd waarop de zorgbehoeften bij ouderen momenteel echt inzetten, ligt op ongeveer 75 jaar. De komende 20 jaar zal het aantal 75+-ers in de gemeente met 2.700 personen (=58%) groeien. Gelet op het Capelse beleid “thuis zolang het kan en de zorgvrager het wil”, leidt de verwachte groei voor de gemeente tot een aanzienlijke opgave op het gebied van wonen en zorg. Deze opgave wordt nog versterkt door de gewijzigde opvattingen over wonen en zorg, die ertoe leiden dat bestaande zorgcentra niet meer voldoen en aanzienlijke herstructureringen en transities nodig zijn. In het onderzoeksplan van de Rekenkamer Tegen deze achtergronden heeft de Capelse Rekenkamer in haar onderzoeksplan een onderzoek opgenomen naar “Huisvesting voor ouderen”. De uitvoering van dit onderzoek heeft de Rekenkamer aan Companen opgedragen. In het onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre de gemeente (met haar partners) thans op de goede weg is om haar beleidsdoelstellingen voor de komende jaren waar te maken, en of bijstellingen gewenst of noodzakelijk zijn. De focus ligt dus niet op terugkijken en oordeelsvorming over het beleid van de afgelopen jaren. Uiteraard nemen we de afgelopen periode wel in het onderzoek op. Hoofdvraagstelling Samengevat heeft de Rekenkamer aan Companen de volgende vraagstelling meegegeven: 1. In hoeverre heeft de gemeente doelstellingen inzake wonen en zorg voor de inwoners van Capelle aan den IJssel geformuleerd? 2. In hoeverre slaagt zij erin, samen met de partijen in het veld, deze doelstellingen te realiseren? 3. Kan het beleid en/of de feitelijke uitvoering als levensfasebestendig worden getypeerd? 4. Mag de gemeente hiermee het komende decennium de vergrijzing en de daarbij behorende veranderende woonzorgvraag met vertrouwen tegemoet zien? Voor de volledigheid geeft het onderstaande kader de volledige vraagstelling weer. In bijlage 1 is de totale offerte-aanvraag voor het onderzoek opgenomen.
-1-
Doelstelling van het onderzoek De Rekenkamer wil nagaan of en in welke mate de geformuleerde doelstellingen betreffende de huisvesting en zorgvoorzieningen voor inwoners van Capelle aan den IJssel van 50 jaar en ouder, gerealiseerd zijn. Daarbij gaat het om vier te onderscheiden situaties: • Voldoende huurwoningen en koopwoningen, zodat doorstroming mogelijk is; • Voldoende toewijzing van zorgvoorzieningen, zodat inwoners van 50 jaar en ouder kunnen blijven wonen in de eigen woning (zowel huurwoning als koopwoning); • Voldoende serviceflats met alarmsysteem en restauratieve voorzieningen of maaltijdvoorzieningen. Bovendien wil de Rekenkamer nagaan op welke wijze de realisatie van de plannen is georganiseerd en uitgevoerd. Ook wil zij weten of het beleid doelmatig is uitgevoerd. Vraagstelling In hoeverre is het beleid ten aanzien van de verstrekking van zorgvoorzieningen en het huisvestingsbeleid voor inwoners van Capelle aan den IJssel van 50 jaar en ouder gedurende de periode 2010-2012, zodanig effectief en efficiënt uitgevoerd dat het als levensfase-bestendig kan worden getypeerd? Deelvragen a. Wat zijn de vastgestelde doelstellingen van het woonbeleid? b. In hoeverre is het beoogd beleid ingericht en uitgevoerd wat betreft de realisatie van zorgvoorzieningen aan de eigen woning? c. In welke mate zijn de zorgvoorzieningen doeltreffend? d. In hoeverre is het bestand aan huurwoningen en eigen woningen voldoende voor doeltreffend doorstromingsbeleid voor ouderen? e. In hoeverre is het bruto-inkomen van inwoners van invloed bij de implementatie van het beleid? f. In welke mate zijn er voldoende zorgcomplexen? g. In welke mate zijn de plannen ook doelmatig gerealiseerd? h. Wat is de rol van de gemeenteraad? Zijn de informatievoorziening en sturing adequaat? i. Welke aanbevelingen kunnen worden geformuleerd voor het College van B&W?
Inhoud én proces Het onderzoek besteedt aandacht aan het beleidsproces, de beleidsinhoud, en de beleidsresultaten in de praktijk. • Het beleidsproces betreft de taken en rollen van de verschillende participanten, de wijze waarop zij met elkaar omgaan/samenwerken en hun verantwoordelijkheden vormgeven. We onderscheiden intern gemeentelijke (B&W, Raad, afdelingen) en externe partijen, die bij het beleidsveld wonen immers een belangrijke rol spelen. • Onze aandacht voor de beleidsinhoud betreft vooral de vraag in hoeverre het gemeentelijk beleid inspeelt op de min of meer objectief vaststelbare trends op het gebied van demografie en wonen en zorg. En verder ook op de vraag in hoeverre de (verwachte) beleidsontwikkelingen op het gebied van wonen en zorg al in het gemeentelijk beleid zijn verwerkt. • Onze aandacht voor de resultaten in de praktijk tenslotte geven een indicatie van het succes van het beleid. Uiteraard met de kanttekening, dat beleid nooit de enige variabele is die invloed uitoefent op uitvoering. Procedure De bevindingen zijn in conceptvorm voorgelegd aan de betrokken afdelingen van de gemeente en Havensteder. Deze krijgen in het kader van de ambtelijke verificatie de gelegenheid hierop hun commentaar te geven (geldt ook voor Havensteder).
-2-
Het ambtelijk commentaar en de reactie van Companen hierop zij opgenomen als bijlage 8. Op basis hiervan is de voorliggende definitieve Nota van Bevindingen opgesteld en heeft de Rekenkamer haar aanbevelingen in de richting van het College van B&W en de Gemeenteraad geformuleerd Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 10. Vóór de presentatie aan de Gemeenteraad is het College nog in de gelegenheid gesteld te reageren in het kader van hoor en wederhoor. Rapportage-opzet Voor u ligt de rapportage met de bevindingen van het onderzoek. Achtereenvolgens komen aan de orde: • Hoofdstuk 2: Aanpak onderzoek • Hoofdstuk 3: Landelijke trends en ontwikkelingen wonen-welzijn-zorg • Hoofdstuk 4: Feiten en cijfers: de Capelse opgave • Hoofdstuk 5: Gemeentelijke ambities en doelstellingen • Hoofdstuk 6: Realisatie • Hoofdstuk 7: Proces en (gemeentelijke) organisatie • Hoofdstuk 8: Risicobeheersing en informatievoorziening • Hoofdstuk 9: Beantwoording onderzoeksvragen, conclusies • Hoofdstuk 10: De aanbevelingen van de Rekenkamer
-3-
2. Aanpak Om een oordeel uit te kunnen spreken of het beleid op de goede weg zit en of er sprake is van een doelgerichte, effectieve en efficiënte aanpak, hebben wij vooraf in overleg met de Rekenkamer een toetsingskader opgesteld. Methodologisch is het immers correct om voor de wedstrijd overeenstemming te hebben over “de spelregels”. Het toetsingskader hebben wij als bijlage 2 opgenomen. Onderzoeksmethoden Onze bevindingen zijn gebaseerd op 3 methoden van gegevensverzameling: 1. Documentanalyse. Zie bijlage 4 voor de geraadpleegde documenten. 2. Interviews met betrokkenen en lokale deskundigen. Dit betreft wethouders, ambtelijke medewerkers, externe partijen in de sfeer van de woningcorporaties en de zorginstanties. Zie voor een overzicht bijlage 5. 3. Cijfermatige analyses en herbewerkingen (secundaire analyse). Zie voor een overzicht van gebruikte gegevens(bronnen) bijlage 6. Kwantitatief en kwalitatief Dit onderzoek is deels kwantitatief en deels kwalitatief van aard. • Wij hebben kwantitatief becijferd welke opgave Capelle aan den IJssel de komende decennia tegemoet kan zien, welke woningvoorraad daarbij past en in hoeverre die nu aanwezig is (bovengenoemde onderzoeksmethode 3, bijlage 6). • Wij geven beschouwingen en nuanceringen op de totstandkoming van die gewenste woningvoorraad inclusief zorgaanbod, en op de samenwerking tussen partijen daarbij. Dit kwam tot stand via kwalitatief onderzoek, namelijk documentanalyse en vooral diepte-interviews (bovengenoemde onderzoeksmethoden 1 en 2, bijlagen 4 en 5). Definities In het toetsingskader zijn diverse begrippen opgenomen, die een goede definiëring vereisen. Deze definities vindt u in bijlage 3. Begeleiding De Rekenkamer in de personen van mevrouw drs. N. Schuring, dr. J.L.M. Hakvoort en mevrouw drs. T.A. de Mik als secretaris heeft voor de begeleiding zorggedragen.
Rondrit met raadsleden Op 25 april 2012 heeft de Rekenkamer de bij het onderwerp ‘ouderenhuisvesting’ betrokken gemeenteraadsfracties uitgenodigd om zich aan de hand van het onderzoekstraject lokaal nader te verdiepen in dit onderwerp. Ondersteund door onderzoeksbureau Companen en betrokken ambtenaren, werd per bus een bezoek gebracht aan: • De Rozenburcht, recente (ver)nieuwbouw van een woonzorgcomplex met kleine eenheden met diverse faciliteiten. Hier kregen de deelnemers een rondleiding en werd het ‘beschermd wonen op moderne leest geschoeid’ zeer aanschouwelijk gemaakt. • d'Amandelhof, een verouderd woonzorgcomplex met vanwege de specifieke christelijke signatuur een regionale functie. Hier werd met de locatiemanager en de ‘projectleider transitie’ indringend doorgepraat over alle obstakels die d’Amandelhof tegenkomt in de moeizame weg naar noodzakelijk modernisering en transitie. De rol van een breed scala aan actoren kwam daarbij in beeld, zoals de situatie op de (woning)markt maar zeker ook de rol van de gemeente. • Onderweg reed de bus langs diverse complexen, die vanwege opplusactiviteiten (aanbouw liften, toevoegen ontmoetingsruimten, ingrepen in de woningen zelf) belangrijke bijdragen leveren aan seniorenhuisvesting in Capelle aan den IJssel. .
-4-
3. Landelijke trends en ontwikkelingen wonen-welzijn-zorg Landelijk komt er een forse vergrijzing aan. Veel mensen kunnen en willen, in elk geval zo lang mogelijk, zelfstandig blijven wonen. Gewoon, in hun vertrouwde omgeving. Dat ‘moet’ in veel gevallen ook wel, omdat intramurale capaciteit wordt afgebouwd of hooguit gehandhaafd blijft. Er is vrijwel nergens meer uitbreiding voorzien in verzorgings- en verpleeghuizen, terwijl er wel steeds meer ouderen komen, zowel in absolute aantallen als procentueel. Ook bij andere groepen zorgvragers zien we deze trend van ‘vermaatschappelijking van de zorg’ die gepaard gaat met extramuralisering van de voorheen intramurale capaciteit. Extramuralisering Extramuralisering houdt in, dat mensen minder vaak/snel dan vroeger in instituten als verzorgings- en verpleeghuizen of psychiatrische inrichtingen terecht kunnen, en langer zelfstandig blijven wonen. Dat betekent in de praktijk dat in toenemende mate mensen met zorgvragen en/of beperkingen (ouderen, mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, chronisch zieken en GGZ-cliënten) ‘gewoon’ in de wijken en dorpen wonen, te midden van mensen zonder zorgvragen en beperkingen. Hiermee wordt beoogd om (zware) zorg en zorgvragers normaal onderdeel van de samenleving te laten zijn. Velen die dit betreft, ervaren dit als prettig, want veel mensen willen zelf graag zelfstandig blijven wonen zolang dat kan. Maar het leidt bij sommigen ook tot gevoelens van kwetsbaarheid en eenzaamheid. Aantallen ouderen (landelijk) 2010 Totale bevolking 16,5 miljoen 65+ 2,5 miljoen (= ca. 15%) 80+ 0,65 miljoen (= ca. 4%) • Straks in Nederland 850.000 meer 80-plussers dan nu • Verschillen per regio marginaal (1 tot 1,5 % verschil) • Beeld geldt voor heel Europa
2040 17,5 miljoen 4,5 miljoen (= ca. 25%) 1,5 miljoen (= ca. 8%)
Bronnen: onder meer CBS en Primos
Woonzorgservicezones Deze ontwikkeling maakt de aanwezigheid van een voldoende hierop toegerust woningen voorzieningenaanbod, als ook een goed toegankelijke woonomgeving, urgent. In Capelle krijgt dit vorm onder de noemer woonzorgservicezones: plekken/buurten waar mensen zo lang mogelijk zelfstandig (en dus prettig en veilig) kunnen blijven wonen, ongeacht hun eventuele noden, beperkingen en (zorg)behoeftes. Zo’n woonzorgservicezone is overal anders, en moet zijn afgestemd op de vraag van bewoners en gebruikers. Wenselijkheid en haalbaarheid liggen echter niet altijd dicht bij elkaar, en de invloed die een overheid hierop kan uitoefenen, is beperkt en ligt vooral in de regievoering. Toenemende druk op mantelzorgers en vrijwilligers Naast de professionele zorg en begeleiding die wordt geboden, wordt de informele zorg (gebruikelijke zorg, mantelzorg, vrijwillige zorgverlening) steeds belangrijker. Hulp van
-5-
naasten, familie, vrienden en vrijwilligers stelt mensen in staat om langer zelfstandig te blijven wonen. De Rijksoverheid zet in op een toename hiervan, maar de praktijk is weerbarstig: landelijk zien we eerder een afname van vrijwillige zorgverlening dan een toename. Toch zal, door de teruglopende (betaalbaarheid van) professionele zorg, de druk op mantelzorgers en vrijwilligers steeds meer toenemen. De door het Rijk benoemde ‘Civil Society’ (een samenleving waarin mensen met hulp en zorg voor elkaar klaar staan) is moreel zeer gewenst en in praktische zin ook broodnodig, maar functioneert natuurlijk lang niet overal op die beoogde manier. Het is belangrijk dat in te zien, want teveel beleidsnaïviteit leidt tot in de praktijk doorgaans tot niets. Wet maatschappelijke ondersteuning Sinds 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van kracht. Daarmee zijn, deels vanuit de AWBZ, nieuwe taken en verantwoordelijkheden op het gebied van welzijn en zorg naar gemeenten gekomen. Per 1 januari 2013 komt er weer een belangrijke taak naar de gemeenten: de ondersteunende/extramurale begeleiding. Kern is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de maatschappelijke ondersteuning van hun inwoners. Het uitgangspunt is dat iedereen ‘meedoet en samen doet’, dus ook mensen met beperkingen. Van zorgen voor naar zorgen dat …. Langzaamaan dringt in de publieke sector, maar ook bij veel particulieren c.q. in de private sector, het gevoel door dat onze verzorgingsstaat in z’n huidige vorm z’n langste tijd heeft gehad. Het wordt te duur: teveel mensen die (menen) recht (te) hebben op allerlei voorzieningen, teveel mensen die bij eigen problemen of beperkingen meteen naar de overheid en naar instanties kijken, in plaats van eerst naar zichzelf en hun eigen sociale omgeving. De verantwoordelijkheid voor het eigen leven en welbevinden moet weer primair bij mensen zelf komen te liggen. Dat begint met een veranderende opstelling van de overheid: niet meer ‘u vraagt, wij lossen het op’ maar veel meer: ‘u vraagt, wij faciliteren u om zelf een oplossing te vinden’. Kanteling / Welzijn Nieuwe Stijl Dit denken krijgt in overheidsland vorm in allerlei bewegingen. Denk bijvoorbeeld aan: • De Kanteling: een beweging, ingezet door onder meer de VNG, die probeert te bevorderen dat mensen in eerste instantie (meer) eigen verantwoordelijkheid nemen voor hun leven en noodzakelijke ondersteuning daarbij. Zodat mensen de gemeente pas aanspreken als ze het echt niet meer zelf redden. • Welzijn Nieuwe Stijl (in Capelle aan den IJssel is dit een kapstok aan het worden voor allerlei onderdelen, waaronder De Kanteling): niet op voorhand als gemeente van alles aanbieden wat mensen zelf kunnen regelen en betalen, maar wel breed kijken naar (ondersteunings)mogelijkheden voor mensen die dreigen te vereenzamen en juist die groep een vangnet bieden. Bevorderen dat mensen ‘meedoen in de samenleving’, focus leggen op vrijwillige zorg en mantelzorg. Capelle koppelt hieraan de wens om te komen tot de inrichting van een ‘welzijnsplein’, waar al het beschikbare aanbod goed ontsloten is en in onderlinge relatie is gebracht. Hier zou een hulpvraag snel gekoppeld moeten kunnen worden aan het aanbod, dat daarop het meest optimaal aansluit. Verandering is niet eenvoudig Hoe realiseer je dat allemaal? Essentieel is, dat er meer kwaliteit in de uitvoering komt.
-6-
Om bij de Wmo te blijven: het ‘keukentafelgesprek’ (onderdeel van De Kanteling, zie ook vorige tekstblok) is een belangrijk anker om mensen naar hun eigen mogelijkheden te laten kijken, en daarvoor moet je heel dicht aansluiten bij de belevingswereld van mensen. Rijk of arm. Dus: “U denkt dat de buurvrouw regelmatig een boodschap voor u zou willen doen, maar u durft het niet te vragen?” En dan concreet tools bieden, om mensen te leren actiever richting hun eigen netwerk te durven opereren. Daar heb je geen theoretische beleidskennis voor nodig. Daarvoor moet je stoppen met in cijfers en regels uit te drukken wat mensen willen, maar meer sociologisch kijken naar de samenleving, en zien wat mensen drijft. En dan met je eigen inlevingsvermogen daarop inspelen.
-7-
4. Feiten en cijfers: de Capelse opgave De bevolkingsprognose van de provincie Zuid-Holland geeft aan dat Capelle aan den IJssel rond het jaar 2020 haar hoogste bevolkingsaantal zal bereiken (bijna 66.000 inwoners). Daarna zal de bevolking in omvang dalen. Dit is met name een gevolg van de beperkte woningbouw-capaciteit van de gemeente. Deze groeicurve geldt niet voor de Capelse bevolking vanaf 60 jaar. Deze leeftijdsgroep blijft doorgroeien tot na het jaar 2030 (van 22% van de bevolking in 2010 naar 29% in 2030). De eerstkomende decennia heeft de gemeente dus in toenemende mate te maken met de vergrijzing. En met een dubbele vergrijzing: het zijn vooral de leeftijdsgroepen vanaf 70 jaar, die in de komende 20 jaar het sterkst groeien.
Capelle aan den IJssel. Demografische ontwikkeling 2010-2030
Tabel 1. Capelle aan den IJssel. Vergrijzing 2010-2030 (afgeronde getallen)
Leeftijdsklasse
2010
90 jaar en ouder
365
2020 (2%)
530
80-89 jaar
2.460 (10%)
70-79 jaar
2030
Groei 2010-2030 (3%)
+305 (+185%)
2.620
3.730 (14%)
+1.270 (+152%)
4.160 (17%)
5.865
6.600 (24%)
+ 2.440 (+159%)
60-69 jaar
7.330 (30%)
8.540
8.325 (31%)
50-59 jaar
9.755 (41%)
9.620
7.695 (28%)
24.070 (100%)
27.175
27.020 (100%)
+2.950 (+112%)
65.900
65.300
Totaal 50 jaar e.o. Totale bevolking Capelle
65.250
670
+995 (+114%) - 2.060
(-21%)
Bron: Bevolkingsprognose Zuid-Holland 2010
Dubbele vergrijzing vraagt aandacht Het is juist die dubbele vergrijzing, die beleidsaandacht vraagt. Niet omdat iedere 55+er of 65+-er een aangepaste woning al of niet met zorg nodig heeft. Zeker niet: de meeste ouderen wonen tot hun overlijden nog steeds in een “gewone woning”, vaak met thuiszorg, en dat gaat doorgaans prima. Dat willen we dan ook graag zo lang mogelijk zo houden. Het gegeven van een groeiend aantal “oudere ouderen” beïnvloedt echter wel de omvang en intensiteit van de voorzieningen die beschikbaar moeten zijn voor degenen die het niet meer (denken te) redden in hun “gewone woning”.
-8-
Specifieke woonvormen: de ‘woonzorgweter’ Zoals we in bijlage 2 aangeven, onderscheiden we drie woonzorgvormen: • Geschikt wonen, eventueel met bouwkundige aanpassingen en (thuis)zorg aan huis. • Verzorgd wonen: wonen met zorg op afroep. • Intramuraal of beschermd wonen: wonen met 24-uurs verzorging en toezicht. De door Companen verfijnde normstellingen van het Kenniscentrum Aedes/Actiz (de ‘woonzorgweter’) hebben we op de leeftijdsverdeling van de Capelse bevolking toegepast. Daaruit ontstaat een beeld van de huidige en toekomstige behoefte aan de drie genoemde woonzorgvormen. Eerder hebben we al gesproken over de tendens tot extramuralisering, waarbij, door de scheiding van wonen en zorg, steeds meer sprake is van ouderen die zelfstandig blijven wonen. Deze tendens, die de afgelopen jaren vooral heeft geresulteerd in een afname van de plaatsen in verzorgingshuizen, kan zich de komende decennia voortzetten. Het is echter ook niet onmogelijk dat dit proces wordt afgeremd. Daarom hebben we twee varianten berekend: - variant I die uitgaat van stopzetting van verdere extramuralisering vanaf het jaar 2020 - variant II, die uitgaat van voortzetting van het huidige extramuraliseringstempo. Vraag tegenover aanbod Op grond van informatie uit het gemeentelijk WOZ-bestand en gegevens van de afdeling Stadsontwikkeling en woningcorporatie Havensteder, hebben wij een beeld geconstrueerd van de geschiktheid van de bestaande woningen in Capelle voor seniorenhuisvesting. Daarbij hebben wij de opplusdefinitie van Havensteder gehanteerd (rollator-toegankelijk en -doorgankelijk) en de registratie van woningkenmerken zoals de gemeente die voor de WOZ bijhoudt. Verder hebben we gebruik gemaakt van schattingen van de gemeente op basis van locale kennis. Daarbij zijn vooral van belang: • het bouwjaar (na 1980 is kansrijk voor opplussen); • de aanwezigheid van een lift (bij appartementen); • aanwezigheid van een voor het complex toegankelijke recreatieruimte (faciliteren ontmoeting in beschutte vorm). Het is ons doel om te taxeren in hoeverre de huidige Capelse voorraad grosso modo voldoet aan geschiktheid voor seniorenhuisvesting. Zie tabel 2. Een nadere specificatie van het aanbod treft u aan in bijlage 6. Tabel 2. Capelle aan den IJssel. Toereikendheid aanbod woonzorgvormen 2010-2030 Woon-zorgvorm Aanbod Vraag Vraag Vraag 2030 2011 2010 2020 Variant I1 Intramuraal (woon-zorgcentrum)
Vraag 2030 Variant II2
690
660
575
570
740
Verzorgd wonen (appartement)
1.468
1.090
1.490
2.030
2.890
Geschikt wonen • Grondgebonden : 1.266 • Appartementen : 1.405
2.671
2.680
3.390
3.950
3.950
Potentieel geschikte/geschikte te maken etagewoningen
4.404
3
Bronnen: Gemeente Capelle aan den IJssel, Havensteder, Companen
1
Variant I = geen verdere extramuralisering vanaf het jaar 2020. Variant II = continuering huidig tempo extramuralisering. 3 Woningen waarbij in ieder geval een recreatie/ontmoetingsruimte aanwezig is. 2
-9-
Uit tabel 2 trekken we in algemene zin de volgende conclusies: • Uitgaande van de normatief geraamde vraag lijkt het thans aanwezige intramurale aanbod goed op koers te liggen. Substantiële toevoeging lijkt vooralsnog niet aan de orde. Dat wil uiteraard niet zeggen dat er geen kwalitatieve verbeteringen mogelijk zijn. Voorts maken we hierbij de aantekening dat wij ons hebben gebaseerd op de Capelse bevolking nu en in de toekomst. We hebben dus geen rekening gehouden met zorggerelateerde opvang vanuit, of uitstroom naar, de regio-gemeenten. • Het aanbod verzorgd wonen lijkt kwantitatief toereikend tot ongeveer 2020. Daarna is een stevige toevoeging noodzakelijk. De omvang daarvan is mede afhankelijk van de wijze waarop de extramuralisering zich verder ontwikkelt. • Het aanbod geschikt wonen lijkt in de huidige situatie kwantitatief voldoende, maar gaat het komende decennium, zonder aanvullend aanbod, achterlopen bij de vraag. Er zijn echter in Capelle nog zoveel etagewoningen, die feitelijk of potentieel geschikt zijn voor senioren, dat daarmee althans in theorie de tekorten kwantitatief gedekt zouden kunnen worden. Vaak zullen de bouw- en woontechnische voorwaarden wel aanwezig zijn, maar de omgeving/locatie/gebrek aan voorzieningen in de nabijheid kan maken dat dergelijke woningen toch niet als geschikt ervaren worden. Deze conclusies zijn met name kwantitatief van aard en bovendien hebben ze betrekking op de gemeente als geheel. Voor woonzorgvoorzieningen voor ouderen zijn zowel de kwaliteit als ook de locatie binnen de gemeente van groot belang. Inzicht in de vraag/aanbodverhoudingen is nodig om een kwalitatief inzicht in de huidige en toekomstige situatie te krijgen. Deze informatie is echter niet voorhanden en het verzamelen daarvan maakte geen deel uit van onze opdracht. Wij achten het zinvol hiernaar nader onderzoek te doen. In de conclusie (paragraaf 9.2.) treft u een aantal gemene delers aan, dat voor wat betreft de gewenste kwaliteit van ‘geschikte woningen voor senioren’ van toepassing is.
- 10 -
5. Gemeentelijke ambities en doelstellingen Van de cijfers stappen we nu over naar het beleid, zoals dat in diverse documenten is vastgelegd. Om te kunnen bepalen in hoeverre het gemeentelijk beleid inzake ouderenhuisvesting op koers ligt, zullen we in de eerste plaats moeten nagaan welke ambities en doelstellingen de gemeente op dit punt heeft geformuleerd. Daarbij spelen met name drie vragen een belangrijke rol: • Is er beleid geformuleerd? • Is het toetsbaar en concreet geformuleerd? • Is het onderbouwd?/sluit het aan bij de opgave? De beantwoording van deze vragen ontlenen we voor het grootste deel aan de verzamelde documentatie, aangevuld met interviewresultaten. Voor alle duidelijkheid: het gaat in dit hoofdstuk 5 gaat om beleidsintenties, oftewel beleid op papier. Dat is vaak wel een belangrijke voorwaarde voor een adequate uitvoering (hoofdstuk 6), maar biedt daarop nog zeker geen garantie.
5.1.
Reeks van nota’s, sterk sectoraal georiënteerd
Sinds medio jaren ‘90 heeft de gemeente Capelle aan den IJssel onder andere via een reeks beleidsnota’s aandacht gegeven aan de ouderenproblematiek. Daarbij valt een vrij sterke scheiding op tussen de ‘harde’ en de ‘zachte’ sector. Richt de Nota Ouderenbeleid uit 1995 zich nog zowel op de huisvesting als op de zorg- en dienstverlening, sinds het begin deze eeuw zien we bij de uitwerking een opvallende splitsing in enerzijds een woon- en anderzijds een welzijns- en zorggeoriënteerd beleid. Welzijns- en zorg-georiënteerd In 2001 verscheen de Seniorennota Welzijn “Betrokken ouder worden”. Deze is geëvalueerd in 2007 waarmee een doorstart van het beleid heeft plaatsgevonden. In 2006 is het Masterplan Woon-zorginfrastructuur Capelle aan den IJssel verschenen. Kort daarna werd de WMO ingevoerd. Hiervoor is opgesteld het Beleidsplan WMO 20082011 “Door de bomen …het bos”. Dit is inmiddels geëvalueerd in de nota “Evaluatie Beleidsplan 2008-2011, Stilstaan en Leren”. Flankerend is het onderwerp ‘ouderen’ ook opgenomen in de periodieke bewonersenquête en in de ouderenmonitor 2011. Ook hierin speelt het wonen als zodanig nauwelijks of geen rol. Op twee punten leggen de beleidsnota’s “welzijn en zorg” een (zekere) relatie met het wonen: • de woonservicezones • de woningaanpassingen op basis van de Wmo Wonen-georiënteerd In 2001 verscheen de gemeentelijke notitie “Capelle blijft aanpasbaar bouwen”. In 2011 nam de Capelse raad een motie aan om deze nota de actualiseren. De belangrijkste op het wonen voor ouderen gerichte beleidsnota is de Woonvisie 2007. Hierin wordt het vraagstuk van de ouderenhuisvesting vrij breed opgepakt. Deze heeft onder meer geresulteerd in de Prestatie-afspraken 2011-2015 met woningcorporatie Havensteder.
- 11 -
Ook in de Woonvisie wordt aandacht besteed aan de woonservicezones. Dat vindt men ook terug in het onlangs verschenen concept Structuurvisie 2012. Overkoepelend Men zou wellicht verwachten dat overkoepelende beleidstukken zich integraal zouden uitspreken over wonen, welzijn en zorg. Dat is echter niet het geval. Dat geldt zowel voor het “Collegewerkplan 2006-2010 Werken aan Kwaliteit” als voor het “College Werkprogramma 2010-2014 Zonder Meer” als voor de concept “Toekomstvisie Capelle, Sterk en Verbindend”. Uit deze overkoepelende documenten komt sterk het beeld naar voren dat aandacht voor senioren in de bestaande kaders weliswaar belangrijk is, maar dat de Capelle-brede hoofdissues van andere aard zijn. Centraal staan namelijk het streven naar een evenwichtige bevolkingssamenstelling, het tegengaan van eenzijdigheid en eventuele ongewenste ‘instroom uit Rotterdam’, en een kwalitatieve verbetering van het woon- en leefkwaliteit.
5.2.
Visie, ambitie en doelstellingen
Niettemin is het wel mogelijk om uit de verschillende nota’s de visie, ambitie en doelstellingen van de gemeente ter zake van ouderenhuisvesting te distilleren. Daarbij maken we onderscheid tussen de meer abstracte visie en ambitie, en concretere doelstellingen. Visie en ambitie • Burgers moeten zo lang als het kan en als men wil thuis kunnen blijven wonen. Dat betekent dat diverse woonvormen beschikbaar moeten zijn en de 4 5 mogelijkheid aanwezig is zorg op maat aan huis te ontvangen. • Wonen, zorg en welzijn hangen nauw met elkaar samen en zijn tenminste deels communicerende vaten. Het is belangrijk dat de visies op wonen, welzijn en zorg niet los van elkaar ontwikkeld en uitgevoerd worden. Bundeling en maatwerk per 6 7 wijk zijn belangrijk. Concretere doelstellingen • Vernieuwing woonzorgcomplexen De Roo van Capelle, Rozenburcht en 8 Amandelhof als eerste. 9 10 • Uitwerking 4 ontwikkelgebieden voor de woonzorginfrastructuur o ’s Gravenland/Capelle-West/Fascinatio o Schenkel o Middelwatering/Oostgaarde o Schollevaar 11 Inmiddels is dit teruggebracht naar 3 locaties voor woonservicezones o Middelwatering (rond de Rozenburcht) 4
Masterplan Woonzorginfrastructuur, Bestuurlijke Visie, p. 5 (2007) Woonvisie 2007 Masterplan Woonzorginfrastructuur, Bestuurlijke Visie, p. 5 (2007) 7 Beleidsplan WMO 2008-2011 “Door de bomen ….het bos” (2007) 8 College Werkplan 2006-2010 “Werken aan kwaliteit” 9 Masterplan Woonzorginfrastructuur, Bijlage “van visie naar uitvoering” (2007) 10 Woonvisie 2007 11 Evaluatie WMO-Beleidsplan 2008-2011 “Stilstaan en leren” 5 6
- 12 -
• • • • • •
o Oostgaarde (rond de Roo van Capelle) o Schollevaar (project de Vogeltuinen, v/h Moordrechtflats) In alle wijken meer woningen levensloopbestendig maken (opplussen), met name 12 etagewoningen met lift. Bouwen comfortabele 3- en 4-kamerappartementen in huur en koop op gunstig 13 gelegen locaties. 14 Terughoudendheid bij verdere groei zorgwoningen voor 75+-ers. Bij uitwerking woonprogramma’s voor afzonderlijke locaties kijken naar 15 doorstromingsmogelijkheden binnen de wijk. 16 Gemeentelijke woningbouwplanning vanaf februari 2007 e.v. 17 Ondersteunen sociale netwerken, mantelzorgers en vrijwilligers en WMO-loket
Redelijk goed aansluitend bij de opgave In hoofdstuk 4, tabel 2 hebben wij de Capelse opgave inzake ouderenhuisvesting weergegeven. Daaruit blijkt: • Noodzaak tot het opvoeren van het aantal voor ouderen geschikte woningen (het ‘geschikt wonen’). Onze conclusie: de “opplusdoelstelling” uit de gemeentelijke Woonvisie sluit hier naadloos op aan. • Noodzaak om meer zicht te krijgen op de kwaliteiten en de spreiding over de gemeente van het geschikt wonen. Onze conclusie: Hierover treffen wij geen doelstellingen aan. • Op de kortere termijn geen substantiële uitbreiding van “verzorgd wonen”, maar wel een kwaliteitsverbetering wat betreft de relatie wonen-welzijn-zorg. Onze conclusie: hierop sluit de vernieuwing van de zorgcentra en de ontwikkeling van de woonservicezones goed aan. • Geen kwantitatieve uitbreiding van intramurale huisvesting. Onze conclusie: De terughoudendheid met zorgwoningen voor 75+-ers past hier goed bij. Waar nodig is modernisering van bestaande capaciteiten uiteraard wel aan de orde. • De meer op maatschappelijke ondersteuning gerichte doelstellingen, zoals die in de Wmo zijn geformuleerd, passen uiteraard goed bij een vergrijzende samenleving, waarbij een goed welzijn en een goede zorg in de bestaande woning een verhuizing naar een zorgcomplex kunnen voorkomen. We concluderen dat de doelstellingen zoals we die uit de diverse gemeentelijke stukken afleiden, in hoge mate aansluiten op de opgave zoals wij die hebben geraamd. De kwalitatieve- en locatie-aspecten van het ‘geschikt wonen’ en het ‘opplussen’ verdienen echter wel specifieke aandacht. Oftewel: een woning die in technische zin geschikt is voor bewoning door mensen met een (grote) zorgvraag en/of beperkingen, is daarmee nog niet automatisch aantrekkelijk voor deze doelgroepen. Dat is hij pas als deze woning ook in een veilige en toegankelijke woonomgeving ligt, nabij winkels en (zorg)voorzieningen, en als het complex beschikt over voorzieningen zoals bijvoorbeeld een ontmoetingsruimte voor de bewoners, een huismeester, etc. (Zie ook het groene kader in par. 9.2.) Ook voor de verdere noodzakelijke modernisering / transitie van gedateerde zorgcentra, zoals bijvoorbeeld De Amandelhof (zie ook paragraaf 8.3), zijn aspecten als ‘veilige en toegankelijke woonomgeving’ zeer belangrijk om mee te nemen in de plannen. 12
Woonvisie 2007 Woonvisie 2007 14 Woonvisie 2007 15 Woonvisie 2007 16 Woonvisie 2007 17 Beleidsplan WMO 2008-2011 “Door de bomen ….het bos” (2007) 13
- 13 -
Goed onderbouwd De doelstellingen zijn in het algemeen stevig onderbouwd: • De modernisering van de woonzorgcentra vindt zijn oorsprong in landelijke opvattingen over wonen en zorg, die zijn ingebracht in het Masterplan Woonzorginfrastructuur van Capelle. • In datzelfde Masterplan wordt uitgebreid ingegaan op de keuze en ontwikkeling van woonservicezones. • De doelstellingen inzake de woningvoorziening voor ouderen (door opplussen en/of nieuwbouw) worden stevig onderbouwd in de Woonvisie op basis van woningmarktonderzoek. In die woonvisie is ook het woningbouwprogramma opgenomen. De woonvisie spreekt zich echter niet uit over de kwaliteiten van de bestaande (potentieel op te plussen) voorraad en wat de meest adequate spreiding daarvan over de gemeente is. • De Beleidsnota Wmo onderbouwt tenslotte de noodzaak van een netwerk in de wijk of buurt ter ondersteuning van de senioren in hun eigen woon- en leefomgeving en van het Wmo-loket. Toetsbaar? De doelstellingen zijn op de volgende punten toetsbaar: 1. Het opplussen van woningen, met name etagewoningen met lift 2. Het woningbouwprogramma 3. De uitvoering van het woningbouwprogramma 4. De vernieuwing van woonzorgcomplexen, veelal in samenhang met: 5. De ontwikkeling van de woonservicezones 6. Activiteiten ter ondersteuning van de welzijnssituatie van ouderen In hoofdstuk 6 komen deze onderwerpen terug.
- 14 -
6. Realisatie In de wijken van Capelle aan den IJssel krijgt huisvesting voor ouderen in de praktijk op diverse manieren vorm. Het is niet altijd één op één traceerbaar in hoeverre het bestaande beleid daarop van invloed is geweest, maar duidelijk is dat er een aantal actieve partijen is, dat seniorenhuisvesting als urgent ervaart. Havensteder speelt daarin een belangrijke rol (gemeente en Havensteder zijn de laatste tijd goed in gesprek), en ook de andere in de gemeente werkzame zorgpartijen werken hard aan de noodzakelijke woonzorgstructuur. Wat is recentelijk gerealiseerd en wat staat op de rol? Ontbreken er nog onderdelen?
6.1.
Opplussen bestaande woningvoorraad
Uit tabel 2 in hoofdstuk 4 blijkt dat er in de periode tot aan het jaar 2030 een substantiële toename noodzakelijk is van voor ouderen geschikte woningen, waarvan een deel op den duur over zal moeten gaan naar verzorgd wonen. Dankzij o.a. de opplus-inspanningen van Havensteder zal medio 2012 een flink deel van haar bezit in Capelle rollatorgeschikt zijn (1.426 woningen op het totale bezit van ca. 11.100 woningen). Daarmee is in feite een achterstand weggewerkt en is op dit moment ongeveer een evenwicht tussen de door ons normatief berekende behoefte en het aanbod ontstaan. Havensteder is zelf van oordeel dat met de recente oppluswerkzaamheden voorlopig aan de behoefte in Capelle is voldaan. Zij geeft aan, dat – mocht dat niet het geval zijn – zij als dé sociale verhuurder in Capelle nog over een groot aantal flats met lift beschikt: in totaal heeft Havensteder bijna 4.800 appartementen met lift. Kwantitatief is er dus nog een arsenaal aan potentiële seniorenwoningen, dat zich (althans in theorie) relatief eenvoudig leent om zo nodig verder geschikt gemaakt te worden voor de doelgroep en/of gelabeld te worden voor senioren bij de woningtoewijzing. Kwaliteit aandachtspunt Uiteraard wordt ‘geschiktheid’ door meer dan alleen de fysieke staat van de woning zelf bepaald. Ligging en wooncomfort zijn belangrijke kenmerken, maar zeker ook het aantal kamers. Een relatief groot deel van de (potentieel) geschikte voorraad bestaat echter uit kleine tweekamer appartementen, die minder populair zijn en momenteel uit de markt beginnen te lopen. Voor 1-persoonshuishoudens kunnen deze mogelijk wel geschikt worden gemaakt, maar dat vraagt wel een kwaliteitsinvestering. Het is van belang om hier nader aandacht aan te besteden. Tot die kwaliteit behoren niet alleen de woning als zodanig en de uitrusting daarvan, maar ook de fysieke verschijningsvorm en het aantal bouwlagen en verder ook de ligging binnen de gemeente. Zie ook het groene kader in paragraaf 9.2. Labeling Een belangrijk aanvullend kwaliteitsinstrument bij het bevorderen van seniorenhuisvesting is labeling van complexen (expliciet leeftijdsgrens stellen van 55 jaar). Hiermee wordt op complex- en buurtniveau enerzijds draagvlak voor adequate zorg en voorzieningen bevorderd, en anderzijds een woonmilieu gecreëerd waarin een veilige sfeer relatief makkelijk kan ontstaan (gelijkgestemdheid tussen bewoners). Capelle kent
- 15 -
een opvallend actieve opstelling in labeling: diverse eigenaren hebben het afgelopen decennium complexen gelabeld als seniorengeschikt (onder meer Havensteder, Vestia). Geen ‘huisvestingsnood’ geconstateerd Overigens geven het Wmo-loket, het Meldpunt en gemeentelijke medewerkers bij Wonen en Welzijn aan, dat zij op dit moment beslist geen urgentie voor seniorenhuisvesting ervaren (geen ‘noodkreten van ouderen’ die niet aan fatsoenlijke woningen kunnen komen). Er lijkt volgens al deze organisaties woningaanbod genoeg te zijn. Dat strookt met de bovenstaande uitlating van Havensteder. Concrete opplus-afspraken ontbreken Het valt overigens op dat in de prestatie-afspraken tussen de gemeente en Havensteder’s voorganger Com:Wonen noch over 2005-2010 noch over 2011-2015 opplus-afspraken zijn gemaakt. Het ‘levensloopbestendig maken’ van bestaande woningen wordt wel in de Woonvisie 2007 aangeroerd (pagina 28). Het lijkt erop dat 18 Havensteder daarin z’n eigen verantwoordelijkheid neemt , overigens met nadrukkelijke instemming van de gemeente.
6.2.
Realisering woningbouwprogramma
In het concept gemeentelijk woningbouwprogramma (maart/april 2012) zijn voor de periode 2012-2020 870 nieuw te bouwen woningen opgenomen, waarvan 614 appartementen. Deze 614 zijn voor het overgrote deel in de koopsector geprojecteerd; slechts 144 hiervan worden huurwoningen in de nieuwe Amandelhof (55 woonzorgeenheden en 89 aanleunwoningen). Verder is nog onduidelijk wat de eigendomsvorm zal worden van de nieuwbouw in De Hoven, fase 2. Alle appartementen zullen uiteraard voldoen aan het Bouwbesluit en de toegankelijkheidseisen die daarin zijn opgenomen. Bovendien streeft de gemeente zelf zoveel mogelijk naar aanpasbaar bouwen. Daarmee is een redelijke geschiktheid van dit vastgoed voor senioren hoogstwaarschijnlijk verzekerd. Het is echter wel de vraag in welke mate ouderen geporteerd zullen zijn voor koopappartementen c.q. deze zullen kunnen betalen. In diverse onderzoeken in ons land blijken veel senioren een uitgesproken voorkeur voor een huurwoning te hebben, ook als zij nu in een koopwoning wonen. Daarmee lijkt het (overigens beperkte) Capelse nieuwbouwprogramma voor wat betreft de eigendomsverhouding mogelijk onvoldoende in te spelen op de woonbehoefte van (toekomstige) senioren, nog los van kwaliteitskenmerken en liggingsaspecten. Nieuwbouw kan slechts beperkte bijdrage leveren Het overgrote deel van de toekomstige woningvoorraad staat er echter al: de huidige woningvoorraad. Alleen al daarom moet het opplussen van reeds bestaande woningen als belangrijkste gemeentelijke instrument voor seniorenhuisvesting worden aangemerkt. De (vervangende) nieuwbouw vult dat slechts op beperkte schaal aan. De eigendomsverhouding –huur of koop- kan de mate van geschiktheid beïnvloeden, maar deze is altijd veranderbaar. Zolang de nieuwbouw conform het gemeentelijk beleid voldoet aan het uitgangspunt aanpasbaar bouwen, zijn deze woningen in technische zin
18
Zie “Com:Wonen met hart en ziel. De strategische agenda voor 2007-2010” (januari 2007).
- 16 -
‘potentieel geschikt’ (zie recente motie Actualisatie Nota Aanpasbaar Bouwen, Raad Capelle 2011).
6.3.
Vernieuwing woon-zorgcomplexen
Uit hoofdstuk 4 mogen we concluderen dat de woningvoorraad kwantitatief goed op orde is, en ook naar de toekomst toe nog ruimte biedt voor uitbreiding van seniorenhuisvesting. Daarnaast is de laatste jaren in kwalitatieve zin een aantal slagen gemaakt door de modernisering/transitie van woonzorgcomplexen. Daarmee creëren partijen een omgeving waarin een zorgcentrum met beschermde woonvormen en daarbij behorende zorg- en welzijnsfuncties en 24-uurs toezicht, ook het omliggende gebied van zelfstandige (opgepluste) woningen kan bedienen. De huishoudens van deze woningen profiteren van de nabijheid van welzijn- en zorgfuncties, en (het gevoel van) veiligheid dat het 24-uurstoezicht biedt. In deze transitie is echter de laatste jaren ook stagnatie opgetreden, met name onder invloed van de economische conjunctuur; de crisis heeft de investeringsruimte van partijen sterk onder druk gezet. Een overzicht: • De Rozenburcht e.o. is geheel vernieuwd. Deze transitie is thans nagenoeg afgerond. • Er zijn plannen voor renovatie van de Roo van Capelle. Deze hadden conform de oorspronkelijke planning al afgerond moeten zijn, maar de huidige conjunctuur heeft dit gestremd. Het betreft een interne verbouwing. • De Amandelhof kent uitgewerkte plannen om de zorgunits te vernieuwen en functies toe te voegen, maar financieringsproblemen belemmeren voortgang en uitvoering. Deze problemen lijken opgelost, waarna er een definitieve planning kan komen. De verdere uitvoering kan dan na de zomer starten, waarna de bouw in 2013 kan aanvangen. • De nieuwbouw van de Vijverhof is gaande. Hier worden 129 appartementen gerealiseerd voor ouderen en 100 nieuwe zorgunits ter vervanging van 71 kleine verouderde zorgunits.
6.4.
Ontwikkeling woonservicezones
Rondom een gemoderniseerd woonzorgcomplex ligt veelal een goede voedingsbodem voor de ontwikkeling van een woonservicezones. Sterker nog: vanuit een succesvolle transitie van een woonzorgcomplex ontstaat min of meer ‘vanzelf’ zo’n gebied. Oftewel: een gebied waar wonen, zorg, welzijn, voorzieningen, dienstverlening en een toegankelijke openbare ruimte in goede onderlinge samenhang een optimaal woon- en leefklimaat bieden, óók/vooral aan mensen met (grote) zorgvragen en beperkingen. Ook op plekken waar geen woonzorgcomplex is, kan bevorderd worden dat dergelijke gebieden ontstaan. Voortgang ontwikkeling woonzorgservicegebieden in Capelle aan den IJssel Evenals veel andere gemeenten, werkt ook de gemeente Capelle aan den IJssel aan de ontwikkeling van woonservicezones. Bij de evaluatie van het Beleidsplan Wmo 20082011 ‘Stilstaan en Leren’ (2011) constateert de gemeente dat de beoogde voortgang van
- 17 -
de ontwikkeling van woonservicezones, voornamelijk economische conjunctuur, niet conform is gerealiseerd.
vanwege
de
ongunstige
Citaat uit beleidsplan Wmo 2008-2011: “Door de gemeente is een extra impuls gegeven door de ontwikkeling van woonservicezones te ondersteunen. Dit is echter op sommige gebieden minder snel gegaan door financiële tegenvallers bij de marktpartijen die de trekkersrol hebben binnen de woonservicezones. De visie op de woonservicezones ligt vast in het Masterplan Woonservice-infrastructuur van 2007. Met Havensteder is (in de prestatie-afspraken 2011-2015; Companen) afgesproken dat dit Masterplan zal worden geactualiseerd waarbij alle nieuwe ontwikkelingen kunnen worden meegenomen. Er wordt momenteel op 3 locaties gewerkt aan een woonservicezone: • Middelwatering. De ontwikkeling van de Rozenburcht loopt. De planning is dat de huisarts, apotheek etc. in het voorjaar van 2012 starten als ook de laatste bewoners de nieuwe huisvesting in gebruik hebben genomen (Is inmiddels gerealiseerd; red. Companen) • Oostgaarde ‘De Roo van Capelle’. Onderdeel van de woonservicezone is het wijkcentrum dat wordt aangebouwd. Er wordt goed samengewerkt met het op de hoek gelegen gezondheidscentrum dat straks ook nog beschikbaar zal blijven doordat een apotheek zich daarin gaat vestigen. • Schollevaar. Bij het project ‘de Vogeltuinen’ is vertraging ontstaan doordat de ontwikkelaar SGBB in een fusietraject met Vestia terecht kwam. Hierdoor is een aantal zaken stil komen te liggen, waaronder de invulling van de plint van de Vogeltuinen. In Schollevaar is wel op eigen initiatief van ondernemers een clustering tot stand gekomen van huisartsen, fysiotherapie, 19 psychologen en een apotheek.”
Woonservicezone Schenkel nog actueel? In het Masterplan Woonzorginfrastructuur wordt ook de woonservicezone Schenkel genoemd. Die komen we in de recente evaluatie van de Beleidsnota Wmo niet meer tegen. In interviews is hij nog wel gememoreerd. Aan de realisering van deze zone is tot nu toe niet gewerkt. Eén en ander zal vermoedelijk worden meegenomen bij de actualisering van de Nota Woonzorginfrastructuur, zoals opgenomen in de prestatieafspraken tussen gemeente en Havensteder. Regierol gemeente afhankelijk van marktomstandigheden? In de ontwikkeling van de gebieden is, mede onder invloed van de economische conjunctuur, vertraging ontstaan. De gemeente heeft langzaamaan steeds meer het standpunt ingenomen, dat de marktpartijen de trekkersrol hebben bij de ontwikkeling van de zones. Daarmee lijkt de mate van regievoering door de gemeente mede afhankelijk te zijn van marktomstandigheden. Ontwikkeling en tempo van de woonservicezones zijn daarmee echter niet goed planbaar of voorspelbaar, en vaak blijken marktpartijen juist in economisch moeilijke tijden behoefte te hebben aan een betrouwbare regievoerder (zie ook kadertekst hierna). Overigens is het voor ons nog wel de vraag in hoeverre Capelle werkelijk bewust voor deze afstand heeft gekozen, in afwijking bijvoorbeeld van een gemeente als Krimpen aan den IJssel, die een actieve regievoering voorstaat en ook als zodanig (positief) wordt herkend door Havensteder. Deze Capelse werkwijze weerspiegelt vermoedelijk wel de in de meerderheid van de Raad heersende bestuursopvatting, om vooral veel ruimte en initiatief te laten aan de markt.
19
“Stilstaan en “Leren”(2011), p. 29,30.
- 18 -
Integrale aandacht nodig Met name Havensteder is van oordeel, dat juist in de ontwikkeling van de woonservicezones integrale aandacht en sturing van de gemeente nodig is. De sectorale benadering van het onderwerp ouderenhuisvesting is hier contraproductief. Er lijkt van de zijde van de gemeente met name onvoldoende aandacht te zijn voor de sociale aspecten zoals vereenzaming, vroegtijdige signalering en begeleiding van dementie, mantelzorg, etc. Dit speelt uiteraard ook buiten de woonzorgzones. Er is in het verleden een beleid voor woonservicezones opgezet, maar Havensteder geeft aan daarin weinig voortgang te bespeuren. De gemeente lijkt daar niet erg op te sturen. Juist in de ontwikkeling van woonservicegebieden is een integrale aanpak belangrijk, omdat gebrek daaraan kan leiden tot een situatie waarin bijvoorbeeld goede zorggeschikte woningen worden gerealiseerd, terwijl deze dan toch niet aantrekkelijk worden bevonden door de doelgroep omdat andere aspecten in de omgeving niet op orde zijn. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin alle fysieke zaken wel op orde zijn (woningen en woonomgeving), maar waarin minder mobiele ouderen toch nauwelijks hun huis uit komen omdat er weinig aansprekende activiteiten en/of voorzieningen in de nabijheid zijn. Of een situatie waarin de woningen weliswaar opgeknapt en zeer toegankelijk zijn, maar waarin een ontoegankelijke en/of onveilige openbare ruimte (hobbels, hoge stoepen, onoverzichtelijke bosschages, verkeersdrukke wegen zonder veilige oversteekplaatsen, etc.) de mobiliteit van mensen beperkt.
6.5.
Maatschappelijke ondersteuning
Welzijn is een belangrijke variabele bij het zelfstandig wonen van mensen. Het kent immers allerlei verschijningsvormen, die grote invloed uitoefenen op iemands mogelijkheden om wel of niet zelfstandig te kunnen wonen: een sociaal netwerk, hulp van vrienden en familie, activiteiten, diensten (al of niet aan huis), hulpmiddelen en voorzieningen die je helpen beperkingen op te heffen, je veilig en ‘thuis’ voelen in je eigen buurt… De verantwoordelijkheid voor de ‘participatie van mensen in de samenleving’, die al deze onderdelen betreft, ligt sinds 2007 via de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) nog nadrukkelijker dan voorheen bij de gemeenten. Tegelijkertijd staat onze ‘verzorgingsstaat’, die de afgelopen decennia borgde dat mensen min of meer automatisch alle zorg- en welzijnsvoorzieningen kregen waaraan ze behoefte hadden, onder druk. Mede vanuit een bezuinigingsnoodzaak, ingegeven door de Rijksoverheid, is de omslag naar een ‘doe-het-zelf-maatschappij’ feitelijk al in volle gang. In dit hoofdstuk gaan we in op enkele relevante Capelse aspecten in deze context, die raken aan ‘huisvesting voor ouderen’. Welzijn nieuwe stijl Onder de noemer ‘Welzijn nieuwe stijl’ wil de gemeente de hiervoor geschetste omslag in de samenleving begeleiden. Het legt enerzijds meer verantwoordelijkheid bij mensen om zelf hun eigen leven vorm en inhoud te geven, en wil anderzijds juist voor de echt kwetsbare mensen iets extra’s betekenen. Een belangrijks slag naar ‘Welzijn nieuwe stijl’ moet vorm krijgen in de Kanteling van de Wmo: niet op voorhand als gemeente allerlei zaken aanbieden die mensen prima zelf kunnen regelen en betalen, maar wel breed kijken naar (ondersteunings)mogelijkheden voor mensen die dreigen te vereenzamen en juist de groep zeer kwetsbaren een vangnet bieden. Een bestuurlijke wens is hierbij de inrichting van een ‘welzijnsplein’, waar al het beschikbare aanbod goed ontsloten is en in onderlinge relatie is gebracht. Hier zou een
- 19 -
hulpvraag gekoppeld moeten kunnen worden aan dat integrale aanbod, zodat snel een maximaal adequaat en vraaggericht antwoord op de hulpvraag wordt gegenereerd. Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers Naarmate ouderen langer zelfstandig blijven wonen (met zorg en beperkingen), zijn vrijwilligers en mantelzorgers steeds belangrijker. De gemeente is zich bewust van de onmisbaarheid van de inzet van deze groepen, en heeft daarvoor grote waardering. Door de bezuinigingsdruk, vooral ingegeven vanuit het Rijk, is echter ook al bezuinigd op vrijwilligerswerk. Zo is de vrijwilligersvacaturebank onlangs geheel digitaal gemaakt. De gemeente ziet wel de noodzaak van versterking van een gestructureerde inzet van reintegratiekandidaten en uitkeringsgerechtigden voor het vrijwilligerswerk en het stimuleren van maatschappelijk bewust ondernemen. Het wegvallen van middelen voor respijtzorg voor overbelaste mantelzorgers ziet de gemeente als een bedreiging. Woningaanpassing Wmo Uit het Wmo-budget worden ook individuele woningaanpassingen bekostigd. In het jaar 2009 betrof dat 431 klanten en in 2010 511. Het gemiddelde bedrag is ca. € 2.000. In 2010 werd hieraan dus ca. € 1 miljoen besteed. Overigens betreft dit lang niet altijd senioren. Het probleem hierbij is dat de woning na vertrek van de huurder vaak moeilijk weer verhuurbaar is, de aangebrachte voorzieningen eruit worden gesloopt, en zo kapitaalvernietiging ontstaat. Om dit zoveel mogelijk tegen te gaan, zijn prestatieafspraken tussen de gemeente en Havensteder gemaakt, maar mutaties blijven altijd kostbaar. Het is de vraag in hoeverre individuele woningaanpassing in de toekomst nog zullen plaatsvinden. In het kader van de Kanteling van de Wmo zal wellicht vaker tot verhuizing moeten worden besloten (‘primaat van verhuizen’, dat de gemeente redelijk dwingend kan inzetten om geen aanpassingen te hoeven verrichten). In de nieuwe verordening zijn eenvoudiger aanpassingen (beugels e.d.) reeds uit het vergoedingenpakket geschrapt (raadsbesluit 14 mei 2012).
- 20 -
7. Proces en (gemeentelijke) organisatie Uit alle gesprekken met ambtelijk en bestuurlijke betrokkenen, maar ook met die van de externe partijen, bleek dat de onderlinge communicatie tussen afdelingen over het onderwerp ouderenhuisvesting klein is. Veel onderdelen worden sectoraal opgepakt, er is weinig integrale aandacht. In z’n algemeenheid geven enkele geïnterviewden aan, dat beleidsterreinen met een lokale (uitvoerings)component zich grosso modo moeizamer lenen voor integrale aandacht c.q. onderlinge uitwisseling tussen verschillende afdelingen dan terreinen met een meer regionale focus. Belangrijk voor ouderenhuisvesting is natuurlijk vooral de communicatie tussen de ‘zachte’ en de ‘harde’ sector. Aandacht voor ouderenhuisvesting kan grofweg vanuit drie hoeken zijn ingegeven: • Procedureel, Stadsontwikkeling (toetsing aanvragen voor vergunningen aan bestemmingsplannen, vergunningverstrekking); • Beleidsmatig, vakgroep wonen (woonbeleid, meedenken met externe partijen in fasen van planontwikkeling omtrent ruimtelijke en volkshuisvestelijke componenten) • Beleidsmatig, afdeling Welzijn en Educatie (welzijnsbeleid / Wmo, meedenken met externe partijen in fasen van planontwikkeling omtrent zorg- en welzijnsinhoudelijke componenten).
7.1.
Afstemming intern onderdelen ‘wonen’ en ‘welzijn’
Ouderenbeleid op zich krijgt aandacht op diverse fronten, maar wordt altijd sectoraal vormgegeven. Dit beeld wordt onderschreven door eigenlijk alle geïnterviewden. In de beleving van dit gegeven, ligt echter verschil: • Sommige ambtenaren geven aan last te hebben van de ‘verkokering’: die is volgens hen deels ontstaan vanuit cultuur, maar deels ook omdat de gemeentelijke organisatie volgens hen erg sectoraal is ingericht. Zij bepleiten al langer een organisatiestructuur die integratie bevordert, die mogelijke ‘schotten’ tussen afdelingen weghaalt en onderlinge uitwisseling tussen verschillende disciplines op een meer organische manier faciliteert. Maar vanuit de ambtelijke top en vanuit de politiek lijkt hiervoor geen draagvlak te zijn. • Andere ambtenaren onderkennen wel de sectorale benadering, maar geven aan geen verkokering te ervaren in de zin dat hen dat belemmert. Geen structurele verbindingen In de praktijk blijken er nauwelijks automatische verbindingen te liggen tussen de harde sector (EZ, projecten en Wonen –en Stadsontwikkeling?-) en de zachte sector (afdeling Welzijn en educatie). Alleen rondom het onderdeel woonservicezones is integraliteit, in casu de betrokkenheid van EZ, projecten en Wonen, in de planopzet geborgd. Hetgeen overigens geen garantie biedt voor tijdige afstemming. Verder zijn nergens in protocollen en procedures rondom beleidsontwikkeling en –uitvoering onderlinge ‘check- en toetsmomenten’ ingebouwd. Enkele illustraties In het navolgende geven we enkele concrete voorbeelden. Het is onvermijdelijk om daarbij ook concrete organisatie-onderdelen te noemen. Dat wil niet zeggen dat we
- 21 -
die daarmee a.h.w. in het “beklaagdenbankje”willen zetten. Het gaat ons louter en alleen om de illustratie van afstemmingsvraagstukken die bij ouderenhuisvesting een rol kunnen spelen. •
•
Welzijn en Educatie voerde met een uitvoerder van gehandicaptenzorg langdurig overleg over de mogelijke invulling van gemeentelijke accommodatie De Terp. Dit komt op losse schroeven te staan als vanuit Stadsontwikkeling zonder enige afstemming een voorstel komt om de locatie te verkopen, waardoor investeringen moeilijker worden. De communicatie hierover tussen SO en W&E ontstaat niet automatisch, omdat het vanuit de optiek van SO voor de bestemming of het gebruik niet uitmaakt wie de eigenaar is. Richting de uitvoerder van de gehandicaptenzorg is dit voor W&E natuurlijk wel heel ongemakkelijk: kennelijk is het ene gemeentelijke onderdeel niet op de hoogte van de plannen van het andere onderdeel, terwijl beide gemeentelijke afdelingen ondertussen wel ‘bezig zijn’ met de betreffende accommodatie. EZ, projecten en Wonen verleent een aantal huisartsen en aanverwante voorzieningen vergunning om zich op een bepaalde plek te vestigen. Het klopt met het bestemmingsplan, de aanvraag is bouwtechnisch in orde, de vergunning wordt verleend. Wat de afdeling niet weet, is dat Welzijn en Educatie al enige tijd bezig is met het stimuleren van een HOED (huisartsen onder één dak) op nog geen 100 meter afstand van de betreffende plek. Het gevolg: opeens wordt W&E door externe partijen geconfronteerd met dit gegeven, omdat W&E vanuit vergunningen niet automatisch wordt geïnformeerd bij dergelijke vergunningverlening. Die informatie had Welzijn en Educatie ‘aanjaagtijd’ bij de in eerste instantie beoogde HOED kunnen besparen.
Afstemming met bestuurders Wat het integraal werken voor in elk geval de afdeling Welzijn en Educatie niet vergemakkelijkt, is het gegeven dat de Wmo verdeeld is over vier wethouders. Dat maakt het voor deze afdeling al lastig om überhaupt vanuit de eigen afdelingsgelederen alles goed af te stemmen en te trechteren naar de juiste bestuurders. Gezien de veelheid aan thema’s die de Wmo overkoepelt, is enige bestuurlijke spreiding natuurlijk onafwendbaar. Maar vier lijkt veel. Ook de Wmo-raad maakt zich zorgen over dit gegeven.
7.2.
Afstemming met externe partijen
De gemeentelijk geïnterviewden, bestuurlijk en ambtelijk, ervaren over het algemeen goede werkrelaties met externe partijen en vastgoedeigenaren. Dat beeld wordt vanuit de buitenwacht bevestigd. Er liggen wat hen betreft geen expliciete knelpunten op tafel. De sectorale benadering vanuit de gemeente wordt door externe partijen onderkend, maar niet als hinderlijk ervaren, met uitzondering van de ontwikkeling van woonservicezones. Met name de samenwerking op concreet projectniveau wordt als goed gewaardeerd. Ook verschillende uitvoeringsonderdelen waarin gemeente en externe partijen structureel samenwerken, zoals bijvoorbeeld het lokale zorgnetwerk (opgebouwd rondom casuïstiek zorgwekkende zorgmijders), dragen belangrijk bij aan onderlinge samenwerking.
- 22 -
- 23 -
8. Risicobeheersing en informatievoorziening In het (langer thuis blijven) wonen van ouderen, schuilen mogelijke risico’s voor de gemeente vanuit haar verantwoordelijkheid op diverse terreinen. Wat doet de gemeente om deze eventuele risico’s te monitoren en te beheersen? Een overzicht van de belangrijkste onderdelen. •
Prognoses ontwikkeling groei Wmo-uitgaven. De gemeente heeft meerjarenprognoses voor de ontwikkeling van de uitgaven Wmo, die rekening houden met de groei van de betreffende populatie, veronderstellingen over het langer thuis wonen, etc. Het beeld bestaat, dat de vraag/behoefte groeit. Dat geldt zeer waarschijnlijk ook voor de woningaanpassing. Dit lijkt zeer logisch: er komen meer ouderen, en elke oudere wordt ook ouder dan vroeger (en loopt dus meer kans een zorgvraag en/of beperking te ontwikkelen, waarvoor een woningaanpassing of andere Wmovoorziening nodig kan zijn). De nieuwe Wmo-verordening anticipeert al op deze ontwikkeling.
•
Focus woningbouwprogramma verleggen naar huur. In het uiteraard nog beperkte woningbouwprogramma van de gemeente voor de periode 2012-2020 zijn veel woningtypen opgenomen die naar hun aard potentieel geschikt zijn voor senioren, maar ook voor andere doelgroepen. Deze flexibiliteit beperkt potentiële afzetrisico’s. Daartegenover staat dat het grootste deel van het appartementenprogramma uit koopwoningen bestaat. Daarbij doet zich de vraag voor in hoeverre senioren daar belangstelling voor hebben. In de huursector zien we vooralsnog slechts een zeer beperkte toevoeging van voor senioren geschikte woningen, terwijl onderzoekingen elders aangeven dat die juist nodig zijn.
•
Ouderenmonitor geeft inzicht. De ouderenmonitor is in 2011 uitgevoerd om de gezondheidssituatie en de gezondheidsbeleving van de ouderen in Capelle te onderzoeken, en gaat ook in op leefstijl, zorg en veiligheid. Er zijn 750 vragenformulieren uitgezet onder willekeurige inwoners van 65 jaar en ouder. De resultaten gaven inzicht in de gezondheid of de gezondheidsbeleving, maar ook in de factoren die hierop mogelijk van invloed zijn en eventuele verbeterpunten voor de gemeente. Dit heeft een signaalfunctie, en biedt aanknopingspunten voor tijdige beleidsbijstelling. Deze ouderenmonitor wordt periodiek herhaald. In deze monitor wordt geen verbinding met het wonen gelegd. De gemeentelijke betrokkenen geven aan met de ‘ouderen monitor’ en de Wmo-nota samen genoeg houvast voor beleid te ervaren.
•
Geen monitor woningvoorraad. Ambtelijk wordt de omvang van de voorraad niet gemonitord op seniorengeschiktheid / aandeel ouderenhuisvesting. Verwerking van mogelijke inzichten hieromtrent krijgt dus niet ‘automatisch’ een plek in de beleidscycli en uitvoeringstrajecten. Er bestaat ten tijde van dit onderzoek echter wel een actueel overzicht van de reeds aanwezige/bekende ouderenhuisvesting.
•
Geen uitgave fictieve winsten. Meerjarenperspectief grondexploitatie: hierin wordt wel vooruit gekeken naar mogelijke perspectieven in de toekomst, maar er wordt geen
- 24 -
geld uitgegeven voordat het daadwerkelijk is binnen gekomen (veel gemeenten in den lande zijn juist zo in grote problemen geraakt). Er zijn thans geen rentedragende gronden voor rekening van de gemeente. •
Financiële buffer. Voor verliesgevende projecten, die minder (grond)opbrengsten genereren dan verwacht, treft de gemeente voorzieningen; dat is verplicht volgens het BBV (de verslaggevingsregels voor de gemeente). Dit wordt gedekt uit de reserves + uit een extra buffer voor verliesgevende projecten (Reserve Grondexploitatie), waarin de gemeente 3% van de te verwachten uitgaven en opbrengsten uit de exploitaties opneemt. Dit om eventuele tegenvallers op te vangen. De afgelopen jaren betrof dat een paar miljoen euro.
•
Risicoanalyse per project. Veel afzonderlijke projecten kennen elk hun eigen risicoanalyse. Een goed voorbeeld is de Amandelhof, dat zowel met een woon- als zorgonderdeel is opgenomen in het MJP.
•
Economische laagconjunctuur geeft weinig speelruimte. Financieel lijkt er thans alleen ruimte te zijn om in te spelen op opgelegde kansen die zich voordoen. Geld om zaken te bevorderen en aan te jagen, is er nauwelijks. De gemeente laat veel over aan het zelfstandig opereren van Havensteder en ziet daarin wat betreft huisvesting geen grote risico’s. Meer aandacht voor met name de sociale aspecten van de vergrijzing kan echter voorkómen dat men vroegtijdig naar een aangepaste woonsituatie moeten verhuizen.
•
Verkoop potentieel geschikte woningen. Bij de verkoop van huurwoningen zijn reeds relatief veel woningen verkocht die zich vanwege de rechte trap uitstekend voor plateauliften lenen, en dus relatief makkelijk levensloopgeschikt zijn te maken. Verkoop van juist dat soort woningen zou voorkómen moeten worden; deze moet Capelle wellicht behouden voor de voor senioren geschikte huurvoorraad.
•
Baten ‘preventief welzijn’ niet voor gemeente. Welzijn kost gemeenten geld, en daarvan profiteren vooral andere partijen, met name de rijksoverheid en zorgverzekeraars. Dit omdat welzijn belangrijk bijdraagt aan het opschorten van een (zware) zorgvraag en dus bespaart aan AWBZ- en andere zorgkosten. De bekende uitspraak: “Een dubbeltje aan welzijn kan een euro aan zorg voorkomen”, is daarbij veelzeggend. Eigenlijk zou de discussie met deze partijen over ‘wie betaalt welzijn’ landelijk gevoerd moeten worden.
•
Bezuinigingsdruk welzijn. De bezuinigingen op welzijn, vooral ingegeven vanuit het Rijk, dreigen tot verschraling in het zorg- en welzijnsbeleid, maar daarmee ook in het beleid voor vrijwilligers en mantelzorg. Daarmee wordt juist dat broodnodige ‘preventieve welzijn’ (zie vorige bullet) bedreigd. Dat zou dan de AWBZ-kosten juist weer opjagen, en de lokale samenleving kunnen ontwrichten. Een reden temeer voor een grondige –landelijke- discussie hierover.
•
Aanbesteding welzijnswerk. In de samenleving wordt in de sfeer van welzijn veel opgepakt door allerlei organisaties en vrijwilligers, mede vanuit een gemeentelijke insteek conform de gedachte ‘laat 1.000 bloemen bloeien’. Daar gebeurt veel goeds.
- 25 -
Teneinde te komen tot één organisatie en aanspreekpunt voor het welzijnswerk (basis: collegewerkprogramma 2006-2010) wil de gemeente echter het welzijnswerk gaan aanbesteden. Zo’n aanbesteding zal veel acties en activiteiten strakker inkaderen, en het is nog maar de vraag welke van de huidige uitvoerende partijen straks nog ondersteuning van de gemeente zullen krijgen. Enerzijds biedt dit kansen op innovatie en meer efficiency, maar anderzijds is het risico dat daarmee ook zeer gewenste en gewaardeerde activiteiten worden afgebroken, groot. •
‘Tijdig signaleren’ onderdeel bestuursstijl? Een gemeente kan in extremis kiezen tussen enerzijds ‘zelf zware regie voeren’ en anderzijds ‘de ontwikkelingen aan de markt overlaten’. In elk geval voor wat betreft het onderwerp ouderenhuisvesting lijkt Capelle bewust of onbewust gekozen te hebben voor dat laatste. Voor zover wij kunnen nagaan, zien wij hierbij geen maatregelen die tijdig informatie genereren over eventueel stagnerende voortgang in de markt, zodanig dat de gemeente op basis daarvan desgewenst kan kiezen voor een andere benadering.
- 26 -
9. Beantwoording onderzoeksvragen, conclusies Dit hoofdstuk gaat in op de beantwoording van de oorspronkelijke onderzoeksvragen en trekt vervolgens een aantal conclusies uit de onderzoeksresultaten.
9.1.
Beantwoording onderzoeksvragen
De onderzoeksvragen zoals die in hoofdstuk 1 zijn geformuleerd, kunnen wij op grond van onze analyse als volgt beantwoorden: Onderzoeksvraag 1 In hoeverre heeft de gemeente doelstellingen inzake wonen en zorg voor de inwoners van Capelle aan den IJssel geformuleerd? Antwoord. De gemeente heeft haar doelstellingen verspreid over een groot aantal documenten geformuleerd, met name in de eerste periode na de eeuwwisseling. De doelstellingen zijn sterk sectoraal (harde sector/zachte sector) en er is weinig sprake van een integrale beleidsformulering. Zo komt het vraagstuk van de ouderenhuisvesting slechts zijdelings aan de orde in de concept Toekomstvisie. Onderzoeksvraag 2 In hoeverre slaagt de gemeente erin, samen met de partijen in het veld, deze doelstellingen te realiseren? Antwoord. In de praktijk gaat veel goed: met name door de inspanning van diverse marktpartijen (Havensteder, WoonZorgNederland, een aantal zorginstellingen) is reeds veel geschikte ouderenhuisvesting gerealiseerd. De woningvoorraad zelf is ook zodanig van aard, dat deze tamelijk geschikt is voor bewoning door (ook) ouderen, in casu gaat het dan om mensen met zorgvragen en/of beperkingen. We constateerden al dat de gemeente hierbij veel overlaat aan de marktpartijen, en dat lijkt goed uit te pakken. Er bestaat echter geen duidelijk zichtbaar en gedefinieerd planning- en control systeem om in te grijpen waar lacunes in de uitvoering ontstaan. Dat levert risico’s op. Daar waar partijen in het veld in staat en bereid zijn hun verantwoordelijkheid te nemen, worden grote stappen gemaakt. Daar waar dat om welke redenen dan ook minder goed gaat, bestaat de kans dat teveel op z’n beloop wordt gelaten. Dit neemt overigens niet weg dat waar de gemeente zelf taken uitvoert, dit met een grote betrokkenheid en inzet plaatsvindt. Onderzoeksvraag 3 Kan het beleid en/of de feitelijke uitvoering als levensfasebestendig worden getypeerd? Antwoord. Mede gelet op het nog beperkte nieuwbouwprogramma, zal Capelle de levensfasebestendigheid moeten bereiken via aanpassing van de bestaande woningen. Dat gebeurt volop bij de modernisering van de zorgcentra en het opplussen van bestaande “gewone” woningen, mede en misschien wel vooral door de inzet van de betrokken corporatie en zorginstellingen. Dit proces zal in het komende decennium nog nadere voortgang moeten vinden. Wij stellen daarbij de vraag of de gemeente hierbij niet meer regie moet nemen. Dit betreft dan met name de kwaliteit van de (potentieel) op te plussen woningen en de realisering van woonservicezones.
- 27 -
Onderzoeksvraag 4 Mag de gemeente hiermee het komende decennium de vergrijzing en de daarbij behorende veranderende woonzorgvraag met vertrouwen tegemoet zien? Antwoord. De gemeente beoogt om met haar partners op diverse fronten op de veranderende woonzorgvraag in te spelen: • via de stenen: renovatie, opplussen, vervangende nieuwbouw; • via zorg: door het stimuleren van voldoende mogelijkheden voor zorg (Wmo); • via welzijn: door het stimuleren van een zodanige sociale infrastructuur in de wijken, dat ouderen langer in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Wil dit beleid bij de verdergaande vergrijzing effectief zijn, dan verwachten wij dat de gemeente een strakkere regie, een integralere aanpak en voldoende oog voor de kwaliteit van het woonzorgaanbod zal moeten bewerkstelligen. Als hieraan wordt voldaan, kan de toekomst met vertrouwen tegemoet worden gezien. Overigens moet het vraagstuk van de vergrijzing qua zwaarte in de juiste proporties worden gezien. Er komen steeds meer vitale senioren die zichzelf goed kunnen redden en een belangrijke rol in de samenleving kunnen spelen. We komen we er steeds meer achter, dat het gros van de ouderen heel lang in hun eigen woning wil blijven wonen. Vergrijzing staat dus zeker niet 1-op-1 gelijk met een aangepaste woonsituatie en zorg.
9.2.
Conclusies
Binnen en buiten de gemeentelijke organisatie, bestaat breed het beeld dat de gemeente Capelle aan den IJssel geen expliciete en integrale beleidsbelangstelling heeft voor het onderwerp ouderenhuisvesting. Gelukkig bestaat tevens het beeld, dat door de praktijk ook wordt bevestigd, dat het onderwerp in diverse stukken, doelstellingen en acties (impliciet) goed geborgd is. Mede door de aandacht die ouderenhuisvesting begin deze eeuw tijdelijk heeft gehad, lijkt een aantal slagen goed gemaakt te zijn. Daarbij is wel een aantal kanttekeningen te maken. Kwantiteit woningvoorraad okay… De aantallen woningen lijken te volstaan om de huidige en toekomstige behoefte aan ouderenhuisvesting grotendeels op te vangen. Deze conclusie trekken wij, omdat: • zich op het onderwerp van ouderenhuisvesting eigenlijk nooit noemenswaardige problemen hebben voorgedaan c.q. tekorten zijn gebleken; • ook uit dit onderhavige onderzoek blijkt dat Capelle aan den IJssel een woningvoorraad heeft, die vooralsnog redelijk goed aansluit bij de komende vergrijzing. Tot 2020 is dat in de huidige voorraad kwantitatief geborgd, en ook daarna is er nog een omvangrijk deel van de woningvoorraad dat potentieel geschikt is om op te plussen tot seniorenwoning. … maar kwaliteit behoeft aandacht Een enkeling maakt zich wel zorgen over het gegeven, dat bestuur en politiek weinig aandacht lijken te hebben voor de (komende) huisvestingsvraag van ouderen in kwalitatieve zin. Dat lijkt terecht: senioren stellen, net als alle andere leeftijdsgroepen, steeds meer eisen aan hun woning, en een deel van de bestaande Capelse voorraad die
- 28 -
in technische zin is aangemerkt als ‘geschikt’ voor toekomstige ouderenhuisvesting, voldoet hieraan niet. Het betreft: • de woningomvang (kleine tweekamerappartementen waarvoor de belangstelling afkalft); • de omgeving van de woningen (gebieden die door ouderen niet aantrekkelijk worden gevonden, bijv. omdat er geen voorzieningen in de nabijheid zijn, of omdat er bevolkingsgroepen wonen waarmee ouderen slecht matchen). Aandacht voor kwaliteitsverbetering lijkt nodig, temeer daar het Collegeprogramma inzet op een algemene verbetering van het leef- en woonklimaat in Capelle. Het beleid inzake seniorenhuisvesting zal hierin mee moeten gaan. Zie voor een beknopte samenvatting van actuele woonwensen van ouderen het groene kader hierna. Welke eisen stellen senioren aan een ‘geschikte woning’? Senioren verhuizen in veel gevallen pas als ze ofwel niet anders meer kunnen (plotselinge sterke toenemende zorgvraag, zit vooral in categorie 75+), ofwel bij geschikt aanbod waarbij echt alles klopt. Het gaat dan om: • prijs: enerzijds is er een groep senioren die niet gewend is veel te betalen voor wonen (eigen woning al grotendeels afbetaald, of ze wonen al heel lang in de sociale huur met een relatief lage huur), anderzijds is er ook een groep juist tamelijk draagkrachtige senioren, die vooral op zoek zijn naar kwaliteit en daarvoor best willen betalen. Zeker bij deze laatste groep liggen kansen • eigendomsverhouding: veel senioren, zeker 65-plussers, hebben een grote voorkeur voor huren in plaats van kopen • plek (eigen wijk, nabij voorzieningen, of op een excellente locatie bijvoorbeeld vlakbij winkelcentrum) • comfort (men gaat er in m2 op achteruit, dus wil er in comfort op vooruit gaan) e e • ruimte (2 en liefst 3 slaapkamer) • buitenruimte van forse omvang (pas dan zijn appartementen geaccepteerd) • nabijheid voorzieningen (winkels, zorgvoorzieningen) • veilige en aantrekkelijke openbare ruimte • aansprekende architectuur (met name retro- en historiserende bouwstijlen zijn –al heel langpopulair). Het ontwikkelen van dergelijke woningen vraagt om een vraaggerichte maatwerkontwikkeling op buurtniveau. Het is van belang om daarbij goed in het oog te houden, dat “de senior” niet bestaat. Al geruime tijd zien we dat de woonwensen van ouderen steeds meer divers worden. Dat proces zal waarschijnlijk doorgaan: er zal een steeds grotere differentiatie in leefstijlen ontstaan met navenante consequenties voor de woonwensen.
(Beperkte) nieuwbouw mist aansluiting op kwaliteitsvraag ouderenhuisvesting Om die kwaliteit in voldoende mate te borgen kan ook het (in omvang beperkte) nieuwbouwprogramma van de gemeente worden ingezet. Het huidige programma komt hieraan slechts in beperkte mate tegemoet. Uiteraard is de vernieuwing van de Amandelhof erin opgenomen, doch verder bestaat het programma vooral uit koopappartementen. Daar ligt niet de (eerste) voorkeur bij vele senioren. Ook sociale en vrije sector huur kan een belangrijke aanvulling zijn op de bestaande woningvoorraad. Mogelijk dat een project als De Hoven (fase 2) hiervoor kan worden ingezet. Bestuursstijl en effectiviteit De bestuursstijl van Capelle is in onze waarneming sterk marktgericht. Dat wil zeggen dat de gemeente op diverse onderdelen van de ouderenhuisvesting een belangrijke regisserende rol toekent aan betrokken marktpartijen. Een dergelijke bestuursstijl is uiteraard legitiem en kan zeer effectief zijn, omdat je als gemeente de partijen die het uiteindelijk moeten doen/betalen, veel ruimte geeft om het ook op hun manier te doen.
- 29 -
Er zijn echter ook potentiële risico’s aan verbonden. Onze indruk is dat meer aandacht nodig is om die risico’s te beheersen. Een voorbeeld hiervan is het in mindere mate, of in een lager tempo dan gewenst, tot stand komen van woonservicezones. Zo is de woonservicezone Schenkel de afgelopen jaren vrijwel ongemerkt uit de aandacht verdwenen. In een dergelijk geval kan van een bestuursstijl die nadrukkelijker regie pakt als de markt het laat liggen, een belangrijke aanjagende en stimulerende werking uitgaan. Integraliteit van werken aandachtspunt De aanpak van ouderenhuisvesting lijkt binnen de gemeente versplinterd te zijn over diverse afdelingen; integraliteit en samenhang ontbreekt grotendeels. Ook een bij uitstek integraal onderdeel als de inrichting van woonservicezones kent weinig herkenning en draagvlak bij externe partijen en bij andere afdelingen dan Welzijn en Educatie. Ook de bestuurlijke versnippering (vier wethouders) draagt niet bij aan een integrale benadering. Op voorhand lijkt dit niet te leiden tot grote ongelukken. Omgekeerd weet je niet, wat er wél tot stand zou komen bij een integrale aanpak, wat nu misschien niet tot stand komt. Bezuinigingsdruk welzijn heeft gevolgen Het adagium “ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen”, vraagt minimaal om een aantal randvoorwaarden. Welzijn is daarin essentieel: juist ouderen in een kwetsbare positie (zorgbehoevend, beperkingen, mogelijk financieel niet draagkrachtig) moeten kunnen terugvallen op een sociaal netwerk, hulp van vrienden en familie, activiteiten, diensten, voorzieningen die beperkingen opheffen/verlichten… De wil om dit alles te realiseren. is er zeker bij de gemeente, maar de bezuinigingsdruk vanuit het Rijk noopt tot een min of meer tegengestelde richting. Onder de sympathieke noemer ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ dreigt verschraling, ook in het te voeren beleid voor vrijwilligers en mantelzorgers. Terwijl juist deze twee groepen essentieel zijn in het faciliteren van het thuis blijven wonen van zorgbehoevende en kwetsbare ouderen. Ook de gemeentelijke wens/noodzaak om het welzijnswerk aan te besteden, kan veel lokale en maatschappelijk kostbare initiatieven verwoesten. Dat hoeft niet te gebeuren, de aanbesteding kan ook weer kansen bieden op innovaties (want tussen die ‘1000 bloemen’ die nu bloeien, zitten ongetwijfeld ook een paar lelijke), maar het is een afbreukrisico.
- 30 -
10. Aanbevelingen van Rekenkamer Op basis van de Nota van Bevindingen doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen aan het College van B&W en de gemeenteraad: 1. Woningbouwbeleid De Nota van Bevindingen geeft aan dat, afgaande op de gebruikelijke normen, de komende jaren een groeiende behoefte aan geschikte woningen voor senioren zal ontstaan. Gelet op de beperkte nieuwbouwruimte in Capelle zal hierin met name de bestaande woningvoorraad moeten voorzien. In dit verband doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen: a. Monitoren van behoefte-ontwikkeling De deskundigen zien de laatste jaren dat ouderen minder gemakkelijk verhuizen naar specifieke ouderenhuisvesting en in sterkere mate blijven wonen in de bestaande woning. Deels kan dit te maken hebben met de economische crisis. Echter, als dat een langdurige trend wordt, heeft dat belangrijke consequenties voor de behoefte aan seniorenwoningen en de doorstroming. De Rekenkamer acht het van groot belang om dit ook op Capels niveau goed te blijven volgen en beveelt aan hiervoor periodieke peilingen uit te voeren. Mogelijkerwijze kan dat worden gerealiseerd door aan de Ouderenmonitor vragen toe te voegen omtrent woontevredenheid en verhuiswensen. Ook is het mogelijk het feitelijke verhuisgedrag van ouderen te volgen aan de hand van een koppeling van de GBA- en Woz-bestanden van de gemeente. b. In beeld brengen geschiktheid bestaande woningen Omdat gebleken is dat onvoldoende zicht bestaat op de geschiktheid van de bestaande woningvoorraad voor ouderen, beveelt de Rekenkamer aan, hiernaar een onderzoek te (doen) verrichten, zowel in de huur- als in de koopsector. Het verdient aanbeveling hierbij ook Havensteder te betrekken. Het in beeld brengen van de geschiktheid van de bestaande voorraad zal naar het oordeel van de Rekenkamer betrekking moeten hebben op de: • geschiktheid van de woning; • geschiktheid van het woongebouw (bij appartementen); • geschiktheid van de woonomgeving; • spreiding over de gemeente. c.
Geen verkoop potentieel geschikte huurwoningen Aangezien veel onderzoek uitwijst dat senioren in belangrijke mate naar geschikte woningen in de huursector willen verhuizen, verdient het aanbeveling om (sociale) huurwoningen, die goed zijn aan te passen (bijvoorbeeld door een traplift) niet te (laten) verkopen.
d. Nieuwbouw: meer huur De Nota van Bevindingen geeft aan dat de voor senioren geschikte woningen in de nieuwbouw voor het leeuwendeel in het koopsegment zijn
- 31 -
geprojecteerd. Gelet op de verwachte marktsituatie en de voorkeuren van veel senioren, bevelen wij aan om een groter deel in de huursector te programmeren. e. Vrije sector huur Mede gelet op de recente regelgeving die toewijzing van huishoudens met een belastbaar inkomen van meer dan € 34.085,- in een sociale huurwoning vrijwel onmogelijk maakt, beveelt de Rekenkamer aan ook nieuwe woningen in het vrije sector segment te programmeren. f.
Afspraken met corporaties (m.n. Havensteder) De Nota van Bevindingen geeft aan dat in de prestatie-afspraken met Havensteder geen afspraken zijn opgenomen over de seniorenhuisvesting in nieuwe en bestaande woningen. De Rekenkamer acht het van belang om bovenstaande onderwerpen a t/m e met Havensteder te bespreken en die zo mogelijk bij herijking van de afspraken daarin op te nemen.
Op basis van de Nota van Bevindingen doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen aan het College van B&W: 2. Integraliteit De vergrijzing neemt in Capelle de komende decennia aanzienlijk toe en zal zijn effecten hebben op vrijwel alle terreinen van het maatschappelijk leven. Omdat deze terreinen sterk met elkaar zijn verweven, volstaat een sectoraal georiënteerde benadering van de opgave door de gemeentelijke overheid niet meer. De Rekenkamer acht een meer integrale aanpak van groot belang. Zij beveelt aan om daar de komende jaren bestuurlijk en ambtelijk, zowel waar het gaat om de beleidsontwikkeling als –uitvoering, gerichte aandacht aan te geven. Met name de samenhang tussen enerzijds wonen en anderzijds welzijn en zorg, is daarbij evident. 3. Bestuursstijl en regievoering De Nota van Bevindingen geeft aan dat, althans op het gebied van seniorenbeleid, de bestuursstijl van Capelle veel ruimte laat aan het particulier initiatief. De Nota constateert verder dat geen krachtige monitoring plaatsvindt die uit moet wijzen of en wanneer/onder welke (markt)omstandigheden een sterkere regie van gemeentewege mogelijk -op onderdelen- wel noodzakelijk zou kunnen zijn. De Rekenkamer acht een nauwlettende gemeentelijke monitoring van de ontwikkelingen met betrekking tot seniorenhuisvesting in de gemeente, noodzakelijk. Zij beveelt aan hieraan vorm te geven. 4. Woonservicezones: meer gemeentelijke regie De Nota van Bevindingen constateert dat de gemeente ook bij de ontwikkeling van de woonservicezones een terughoudende positie inneemt, dat deze zones tamelijk moeizaam tot stand komen en dat het onduidelijk is of een dergelijke
- 32 -
zone, zoals eerder gepland, ook in Schenkel gaat komen. Mede gelet op het grote belang van de ‘ondersteunende’ omgeving (zie aanbeveling 4), beveelt de Rekenkamer aan dat de gemeente zich nadrukkelijker bemoeit met de ontwikkeling van woonservicezones en daarin meer regie / aanjagerspositie inneemt.
Op basis van de Nota van Bevindingen doet de Rekenkamer de volgende aanbevelingen aan de gemeenteraad: 5. Het grote belang van welzijn De Nota van Bevindingen geeft aan dat welzijn, onder andere in de vorm van ontmoetingsplaatsen, buurtcontacten, vrijwilligerswerk, mantelzorg etc. van zeer groot belang is voor het welbevinden van senioren in hun woonomgeving. Een ‘stevige’ sociale omgeving kan voorkómen dat de oudere naar elders, naar een meer geschikte setting moet verhuizen. Het woonbeleid gericht op senioren is dus niet klaar met louter ‘stenen stapelen’, maar moet in integrale samenhang met welzijn vorm krijgen. De Nota geeft aan dat welzijnsinspanningen financieel onder druk staan (onder meer door bezuinigen vanuit de AWBZ) en steeds meer afhankelijk worden van vrijwillige inzet van burgers. Gelet op deze constateringen beveelt de Rekenkamer aan: • bij de bekostiging van welzijn een belangrijke prioriteit te leggen bij senioren; • het vrijwilligerswerk, dat in Capelle al sterk ontwikkeld is, krachtig te blijven ondersteunen.
6. WMO: kanteling en zorgen dat …. In het kader van welzijn-nieuwe-stijl en de kanteling van de Wmo zal de aandacht van de (gemeentelijke) overheid steeds meer komen te liggen op de concrete oplossing van vraagstukken en minder op zonder meer uitvoering van vastgestelde (subsidie)regels. Oftewel: “zorgen dat…” in plaats van “zorgen voor”. Dit kan onder andere betekenen dat kritischer gekeken zal gaan worden naar de besteding van Wmo-middelen voor woningaanpassing als er ook andere oplossingen zijn. De Rekenkamer vindt dat in geval van senioren voorkomen moet worden dat de afweging tussen woningaanpassing en verhuizen te lichtvaardig in het voordeel van verhuizen uitvalt. Vaak betekent verhuizen namelijk dat het sociale ‘ondersteunende’ netwerk van de (veelal eenzame) oudere wegvalt. De Rekenkamer beveelt dan ook aan het behoud van een eventueel ondersteunend sociaal netwerk (te beoordelen via o.a. ‘keukentafelgesprekken’) als belangrijke factor mee te nemen bij de afweging over de toekenning van Wmo-voorzieningen.
- 33 -
Bijlage 1. Opdrachtformulering Rekenkamer
- 34 -
- 35 -
- 36 -
- 37 -
- 38 -
- 39 -
- 40 -
- 41 -
Bijlage 2. Toetsingskader Aspecten
Hypothesen/normstelling
Verwachte
behoefteontwik-
Er is sprake van toenemende vergrijzing;
keling wonen en zorg, in relatie
De beschikbare en geplande woningvoorraad biedt passende huisvestings-
gebracht
mogelijkheden.
met
huidige
(plan)voorraad Doelstellingen
van
gemeente wonen en zorg
de
De doelstellingen zijn toetsbaar geformuleerd. De doelstellingen zijn helder vastgelegd en gecommuniceerd. De doelstellingen zijn zowel inhoudelijk als qua draagvlak adequaat onderbouwd en sluiten aan bij de werkelijkheid van demografie en woningvoorraad.
Proces en organisatie
Procesinrichting Het proces ter realisering van de doelstellingen is tevoren helder gestructureerd vastgelegd en gecommuniceerd. De organisatie en haalbaarheid van het proces zijn tevoren adequaat onderbouwd. Bestuurlijke organisatie De rollen, taken en verantwoordelijkheden van de portefeuillehouder(s), het college en de raad in het proces zijn helder geformuleerd en gecommuniceerd. De vastgelegde verdeling van rollen, taken en verantwoordelijkheden heeft adequaat gefunctioneerd cq functioneert adequaat met het oog op de vastgelegde doelstellingen. Ambtelijke organisatie De rollen, taken en verantwoordelijkheden van de ambtelijke geledingen in het proces zijn helder geformuleerd en gecommuniceerd. De vastgelegde verdeling van rollen, taken en verantwoordelijkheden heeft adequaat gefunctioneerd cq functioneert adequaat met het oog op de vastgelegde doelstellingen. De ambtelijke capaciteit is kwantitatief en/of kwalitatief toereikend (geweest) om de realisering van de doelstellingen te bereiken. De ambtelijke cultuur is effectief (geweest) voor het bereiken van de doelstellingen.
Inzet instrumentarium
De in te zetten instrumenten zijn tevoren adequaat onderbouwd weergegeven. De gemeente zet ter realisering van de doelstellingen de beschikbare formele instrumenten in het kader van met name de Wro, Woningwet, Huisvestingswet en WMO adequaat in. De gemeente gaat adequaat om met de bij de realisering van de doelstellingen betrokken partijen, onder meer blijkend uit overeenkomsten en prestatie-afspraken.
Risicobeheersing
Gemeente beschikt over een adequaat plannings- en controlsysteem Bij de formulering van de doelstellingen is rekening gehouden met tegenvallers en is aangegeven hoe daarmee wordt omgegaan. Bij de procesinrichting, de planning en het bepalen van het in te zetten instrumentarium is rekening gehouden met tegenvallers en is aangegeven hoe daarmee wordt omgegaan.
- 42 -
Bijlage 3. Gehanteerde definities Begrip “zorg” Onder “zorg” verstaan wij in dit onderzoek in de eerste plaats de fysieke woningaanpassing, die doorgaans gefinancierd wordt uit het WMO-budget. De diverse andere betekenissen van zorg (medisch, paramedisch, huishoudelijk, maaltijdverstrekking, alarmering etc.) laten we in het onderzoek buiten beschouwing. De WMO is echter niet de enige bron van woningaanpassing. Met name de corporaties streven ernaar bestaande woningen waar mogelijk “op te plussen” zodat zij ouderen daar langer in kunnen blijven wonen. Dit opplussen is uiteraard onderdeel van het onderzoek. Begrip “voldoende” In de vraagstelling wordt de term “voldoende” gebruikt in de zin van voldoende woningen e.d. Wij beoordelen de vraag in hoeverre sprake is van voldoende woningen/voorzieningen aan de hand van onafhankelijke normstellingen van de koepels Aedes en Actiz. Begrip ”oudere”/”senior” Uit de genoemde onafhankelijke normstellingen en uit onze onderzoekspraktijk blijkt, dat zorgvragen beginnen op te komen vanaf gemiddeld zo’n 75 jaar. Daarop zal dan ook in het bijzonder onze blik zijn gericht. Uiteraard kunnen mensen uit jongere leeftijdsgroepen ook te maken krijgen met zorgvragen. Dat nemen we in onze analyse mee, evenals het feit dat er ook senioren zijn die “preventief” (dus voor zij beperkingen gaan krijgen) naar voor ouderen geschikte huisvesting gaan verhuizen. Begrip “woon-zorgvormen” Wij sluiten aan bij de gebruikelijke indeling volgens het Kenniscentrum Wonen en Zorg van Aedes/Actiz en maken de volgende onderscheidingen: o Geschikt wonen (huur of koop), eventueel met bouwkundige aanpassingen en (thuis)zorg aan huis; o Verzorgd wonen: wonen met zorg op afroep (doorgaans huur); o Beschermd wonen: wonen met 24-uurs verzorging en toezicht, onderscheiden in groot- en kleinschalig bescherm wonen (altijd huur). Begrip “extramuralisering” Onder extramuralisering verstaan wij in dit verband de trend om grootschalige woon-zorgvoorzieningen (traditionele verzorgings- en verpleeghuizen) om te vormen naar kleinschaliger voorzieningen, waarbij een groot deel van de bewoners zelfstandige woningen bewonen en zelf keuzevrijheid hebben bij het kiezen vanhun zorgleverancier (scheiding van wonen en zorg).
- 43 -
Bijlage 4. Geraadpleegde documenten
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Nota Ouderenbeleid 1995 Seniorennota Welzijn “Betrokken ouder worden” 2001 Prestatie-afspraken 2005-2010 met Com:Wonen Collegewerkplan 2006-2010 “Werken aan kwaliteit” Evaluatie Seniorennota 2001/doorstartnotitie (2007/8) Beleidsplan WMO 2008-2011 “Door de bomen …..het bos Evaluatie Wmo-beleidsplan 2008-2011 Stilstaan en leren De regionale prognose bevolkingsopbouw 2009-2040 “College Werk Programma 2010-2014 “Zonder Meer” Prestatie-afspraken 2011-2015 met Havensteder Bewonersenquête 2011 Motie Actualisatie Nota Aanpasbaar Bouwen, 2011 Subsidie voor ouderenhuisvesting, 2011 Concept Toekomstvisie Capelle, Sterk en Verbindend Notitie Capelle blijft aanpasbaar bouwen, 2003 Ouderenmonitor 2011 Woonvisie 2007 Motie Actualisatie Nota Aanpasbaar Bouwen, 2011 Woonzorginfrastructuur Capelle aan den IJssel, juli 2006 Concept Structuurvisie 2012
- 44 -
Bijlage 5. Lijst van geïnterviewden Joost Eerdmans Tineke Keuzenkamp Gerrit Kruijt Arend Ruijmgaart Leonie Bandell Joost van Veen Ruud Verhoef Arend de Blécourt Marijn van Rossem-Slee Plony Wever Vas de Bruijn Han-Willem Groeneveld Nico Donker Ineke Wilson
wethouder wethouder gemeentesecretaris concerncontroller afdeling Welzijn en Educatie afdeling Welzijn en Educatie unithoofd EZ, Projecten en Wonen beleidsadviseur Stadsontwikkeling unithoofd WMO medewerker Publiekszaken/Wmo medewerker Publiekszaken/Wmo unithoofd strategie & advies secretaris Wmo-adviesraad Senior Adviseur Strategie Wonen, Welzijn en Zorg Havensteder
- 45 -
Bijlage 6. Gehanteerde cijfermatige gegevens(bronnen)
• • • • • • • • •
CBS Statline Provincie Zuid-Holland, Demografische prognoses Kenniscentrum Wonen en Zorg Aedes/Actiz, Normgetallen toekomstige vraag naar woon-zorgvormen Woonzorgweter: Door Companen bewerkte normgetallen van Aedes/Actiz Gemeente Capelle aan den IJssel, WOZ-bestand (gedeeltelijk) Gemeente Capelle aan den IJssel, Woningvoorraadgegevens Gemeente Capelle aan den IJssel, Ouderenmonitor 2011 Gemeente Capelle aan den IJssel, Bewonenersenquête 2011 Havensteder, Gegevens over bezit in Capelle
- 46 -
Bijlage 7. Specificatie huidig aanbod woon-zorgvormen KǀĞƌnjŝĐŚƚŽƵĚĞƌĞŶŚƵŝƐǀĞƐƚŝŶŐĂƉĞůůĞĂĂŶĚĞŶ /:ƐƐĞů;ŚƵƵƌƐĞĐƚŽƌͿ ĞůĨƐƚĂŶĚŝŐĞǁŽŶŝŶŐĞŶǀŽŽƌϱϱн dŽƚĂĂůŝŶĞůŬŐĞǀĂůŝŶĂƉĞůůĞ ,ĂǀĞŶƐƚĞĚĞƌ tŽŽŶnjŽƌŐ sĞƐƚŝĂ sŝũǀĞƌŚŽĨ /:ƐƐĞůnjŝĐŚƚ ĚΖŵĂŶĚĞůŚŽĨ ŽƌŐƵŶŝƚƐ EŝĞƵǁĞZŽnjĞŶďƵƌĐŚƚ sŝũǀĞƌŚŽĨ ZŽŽǀĂŶĂƉĞůůĞ ĚΖŵĂŶĚĞůŚŽĨ ZŝũĐŬĞŚŽǀĞ tŽŽŶnjŽƌŐǀůĞƵŐĞůĞƌŵĞŶƐƚĞŝũŶ >ƵƉŝŶĞŚŽĨ sŽůŐĞŶƐĚĞďƵƵƌƚŵŽŶŝƚŽƌϮϬϭϭ ^ĞŶŝŽƌĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶ;ǀŚĂůƐďĞũĂĂƌĚĞŶǁŽŶŝŶŐ ŐĞƚĞůĚͿ ƚĂŐĞǁŽŶŝŶŐĞŶŵĞƚůŝĨƚ ƚĂŐĞǁŽŶŝŶŐĞŶnjŽŶĚĞƌůŝĨƚ ZŝũĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶ ;,ĂůĨͿǀƌŝũƐƚĂĂŶĚĞǁŽŶŝŶŐĞŶ tŽŶŝŶŐĞŶƚŽƚĂĂů
Ϯϴϳϯ ϭϰϳϯ ϱϮϭ ϯϮϬ ϯϬϬ Ϯϭϰ ϰϱ ϲϵϬ ϵϵ ϳϭ ϭϳϬ ϲϴ ϮϯϬ ϴ ϰϰ ϭ͘Ϯϲϲ ϵ͘Ϯϳϱ ϱ͘ϯϮϯ ϭϭ͘ϱϴϯ Ϯ͘ϬϬϱ Ϯϵ͘ϰϱϮ
KǀĞƌnjŝĐŚƚŽƵĚĞƌĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶ,ĂǀĞŶƐƚĞĚĞƌ ƐƚƌĂĂƚ
ĂĂŶƚĂů
njŽƌŐǀĞƌůĞŶĞƌ ŽƌŐďƌĞĞĚ sŝŝũǀĞƌŚŽĨ ŽƌŐďƌĞĞĚ ĞĚƌĂŚ ĚĞĞůůŝŶŐĞŶ ĚĞĞůůŝŶŐĞŶ ŽƌŐĐŽŵƉĂƐ
ŬĂŵĞƌƐ ϯ͕ϰĞŶ ϱ ϯ ϯ ϮĞŶϯ ϯ ϯ ϯ ϯ ϯ Ϯ Ϯ
ĐŽŵƉůĞdžŶĂĂŵ
ǁŝũŬ
ĞdžƚƌĂ ǀŽŽƌnjŝĞŶŝŶŐ
ŽƚƚĞƌůĞŝ >ƵƉŝŶĞƐƚƌĂĂƚ DĞŝĚŽŽƌŶǀĞůĚ ^ĐŚŝŶĐŬĞůŚŽǀĞ ĞůůŝŶŝWƵĐĐŝŶŝ dƐũĂŝŬŽǀƐŬŝƐƚƌĂĂƚ sŝǀĂůĚŝƐƚƌĂĂƚ ĞŶƚƌƵŵƉĂƐƐĂŐĞ ZŽnjĞŶďƵƌĐŚƚ ƌŽĞŚŽĨ ĂŶĚĂŚŽĨ
^ĐŚĞŶŬĞů ^ĐŚĞŶŬĞů ^ĐŚĞŶŬĞů ^ĐŚĞŶŬĞů ͚ƐͲ'ƌĂǀĞŶůĂŶĚ ͚ƐͲ'ƌĂǀĞŶůĂŶĚ ͚ƐͲ'ƌĂǀĞŶůĂŶĚ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ KŽƐƚŐĂĂƌĚĞ KŽƐƚŐĂĂƌĚĞ
ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ
KŽƐƚŐĂĂƌĚĞ ^ĐŚŽůůĞǀĂĂƌ &ĂƐĐŝŶĂƚŝŽ
ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ
ŽƚƚĞƌůĞŝ >ƵƉŝŶĞƐƚƌĂĂƚ DĞŝĚŽŽƌŶǀĞůĚ DĞŝĚŽŽƌŶǀĞůĚ ĞůůŝŶŝƐƚƌĂĂƚͬWƵĐĐŝŶŝƐƚƌĂĂƚ dƐũĂŝŬŽǀƐŬŝƐƚƌĂĂƚ sŝǀĂůĚŝƐƚƌĂĂƚ ĞŶƚƌƵŵƉĂƐƐĂŐĞ sĂŶEĂĞůĚǁŝũĐŬůĂĂŶ ƌŽĞŚŽĨͬĂŶĚĂEĞŝƌĂͬdƵĂůƐƚƌĂĂƚ ĂŶĚĂEĞŝƌĂ
Ϯϰϱ Ϯϴ ϲϯ ϭϮϳ ϳϴ Ϯϱ ϰϲ ϰϴ ϰϰ ϯϮ ϱϳ
ĞĞŵƐƚĞƌŚŽĞŬ ĂnjƵŝŶ KŶĂĐŬůĂĂŶ
ϯϯϲ ϯĞŶϰ ĞĞŵƐƚĞƌŚŽĞŬ ϮϮϬ Ϯ ĞƌŵĞŶƐƚĞLJŶ ϵϰ ϰ
- 47 -
ĞƐĞƌƚŽƐŝŶŐĞůͬ'ƌĂƚĞĂƐƚƌĂĂƚ ϯϬ ,ĂǀĞŶƐƚĞĚĞƌƚŽƚĂĂůŝŶĂƉĞůůĞĂĂŶĚĞŶ/:ƐƐĞů ϭϰϳϯ KǀĞƌnjŝĐŚƚŽƵĚĞƌĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶtŽŽŶnjŽƌŐ
&ĂƐĐŝŶĂƚŝŽ
ĚĞĂƌŽŶŝĞ &ŝĚĞůŝŽ͕dŽƐĐĂ &ŝĚĞůŝŽ͕dŽƐĐĂ dŽƌĞŶŚŽĨϭͲϯϯ͕ KƵĚĞƌĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶsĞƐƚŝĂ DŽŽƌĚƌĞĐŚƚϭ DŽŽƌĚƌĞĐŚƚϮ dƌĂǀĞLJƐ KƵĚĞƌĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶsŝũǀĞƌŚŽĨ dƵŝŶĨůƵŝƚĞƌ >ĞĞƵǁĞƌŝŬ EĂĐŚƚĞŐĂĂů DĞƌĞů DĞƌĞů >ŝũƐƚĞƌ sĞƌnjŽƌŐŝŶŐƐŚƵŝƐ;ƐůŽŽƉϮϬϭϯͿ ŶĂŶŝĞƵǁďŽƵǁϭϬϬŝŶϮϬϭϯ
KŽƐƚŐĂĂƌĚĞ ^ĐŚŽůůĞǀĂĂƌ ^ĐŚŽůůĞǀĂĂƌ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ ^ĐŚŽůůĞǀĂĂƌ ^ĐŚŽůůĞǀĂĂƌ KŽƐƚŐĂĂƌĚĞ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ
ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ ƌŽůƐƚŽĞůǁŽŶŝŶŐ ůƵdžĞǁŽŶŝŶŐĞŶ ϮϱŵϮ
KŽƐƚŐĂĂƌĚĞ DŝĚĚĞůǁĂƚĞƌŝŶŐ
ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ ƌĞĐƌĞĂƚŝĞ
KƵĚĞƌĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶ/:ƐƐĞůnjŝĐŚƚ KƵĚĞƌĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶĚΖŵĂŶĚĞůŚŽĨ njŽƌŐƵŶŝƚƐ ŐĞƉůĂŶĚĞŶŝĞƵǁďŽƵǁ͗ϱϰnjŽƌŐƵŶŝƚƐ͕ϴϵĂƉƉ͘ ƌŽŶ͗ 'ĞŵĞĞŶƚĞĂƉĞůůĞĂĂŶĚĞŶ/:ƐƐĞů͕ĐŝũĨĞƌƐĂƉƌŝů ϮϬϭϭ
ϯ ĞZŽŽǀĂŶĂƉĞůůĞ Ϯ ĂĂŶůĞƵŶǁŽŶŝŶŐĞŶ Ϯ ^ƉŝŶŽnjĂ ϯ ^ƉŝŶŽnjĂ Ϯ dŽƌĞŶŚŽĨ ϯ ϯ ϯ ϯ Ϯ Ϯ ϯ ϯ ϯ ϭ Ϯ͕ϯĞŶ ϰ Ϯ ϭ
Ϯϲϱ ϭϵϮ ϭϮ ϱϮ ϱϮϭ ϭϯϮ ϭϯϲ ϱϮ ϯϮϬ ϯϬϬ ϲϰ ϱϲ ϱϲ ϳϯ ϱ ϰϲ ϳϭ Ϯϭϰ ϰϱ ϲϴ
Ons overzicht is niet getoetst aan normenstelsels voor levensloopbestendige woningen zoals bijvoorbeeld Woonkeur. Dat kan desgewenst in een separaat onderzoek later nog worden nagegaan. Dat zou weer nadere verdieping kunnen aanbrengen in de inzichten omtrent de geschiktheid van de Capelse woningvoorraad, hoewel de ervaring leert dat woningen vaak ook als geschikt worden ervaren als zij niet aan alle elementen uit het Woonkeur voldoen. Dergelijke normen kunnen in de praktijk ook tot rigiditeit leiden.
- 48 -
Bijlage 8. Ambtelijke verificatie en reactie Companen Ambtelijk
commentaar
conceptrapport
“Een
ouderenbeleid
is
op
Reactie van Companen
Voorstel wijze
goed
op
van
de
verwerking
toekomst voorbereid” (18 april 2012) Op
pagina
6,
van
De
term
“doe-het-zelf-maatschappij”
is
kortheidshalve
De titel van de
verzorgingsstaat naar doe-het-
gebruikt in de titel van de paragraaf. Wij zijn het met het
paragraaf
zelf-maatschappij.
commentaar eens dat de term wellicht teveel suggereert dat
wijzigen
De uitdrukking ‘doe het zelf
de burgers alles maar zelf moeten regelen en dat er geen
“Van
zorgen
maatschappij’
taak voor de overheid meer zou liggen. Dat was uiteraard
voor
naar
niet de strekking van onze tekst.
zorgen dat”.
Op pagina 6 laatste regel. De
De term “herstellen”is hier door ons meer bedoeld als
De titel van de
term “Herstellen” impliceert dat
“resetten” of “reframen”. Er is uiteraard geen sprake van
paragraaf
er sprake is van gemaakte
“gemaakte fouten”, maar van en koerswijziging in het
wijzigen
fouten.
denken, die zowel voor de overheid als de burger
“Verandering is
Wij vragen ons af of dat wordt
belangrijke consequenties heeft.
niet
is
overeenstemming
niet
in
met
de
in
beoogde ontwikkeling. De trend is
volgens
zorgen
ons
voor,
meer naar
“van
zorgen
dat”…. De zelfredzaamheid van individuen en groepen wordt hierbij aangespoord
bedoeld en vervolgens of dit een
terechte
in
eenvoudig”.
constatering
betreft. Er is eerder sprake van “Verandering”…
is
niet
eenvoudig. Op pagina 8 wordt aangegeven,
De prognose van de Provincie Zuid-Holland is sinds 2010
Geen
dat gebruik is gemaakt van de
geproduceerd met behulp van het IPB-Primos model, een
aanpassingen
Provinciale bevolkingsprognose
provinciale kloon van het Primosmodel van ABFResearch.
Zuid-Holland. We vragen ons of
Het CBS-model betreft een verdeling van de nationale
waarom deze keuze is gemaakt
prognose naar gemeenten en komt qua uitkomsten in grote
en niet bijvoorbeeld die van
lijnen overeen met het provinciale model (zie onderstaande
Primos of CBS, dan wel in
tabel). De prognose is per gemeente wel veel grover dan de
hoeverre
Primos-prognose omdat afgerond wordt op 100-tallen.
de
provinciale
bevolkingsprognose op een van
Beide prognoses maken gebruik van een eigen inschatting
beiden of beide is gebaseerd.
van de toekomstige woningproductie in Capelle. Daarin kunnen uiteraard (zeker in de huidige tijd) aanmerkelijke verschillen zitten. Wij hebben gekozen voor de Provinciale prognose omdat de meeste Zuid-Hollandse gemeenten deze hanteren en omdat deze prognose nauwkeuriger is. Capelle aan den IJssel. Vergrijzing 2010-2030
- 49 -
Leeftijdsklasse
Provinciale
CBS-prognose
prognose
Groei
groei 2010-2030
2020
(afgerond op 5-
(afgerond
tallen)
100-tallen)
90 jaar en ouder
2012op
+ 100
+305
80-89 jaar
+1.270
+ 1.500
70-79 jaar
+ 2.440
+ 2.400
60-69 jaar
+995
+ 1.000
- 2.060
- 1.800
50-59 jaar Totaal 50 jaar e.o.
+ 3.200
+2.950
Pagina 9 Tabel 2 bevat een
De gemeente heeft ons twee overzichten geleverd:
Geen
aantal
1.
aanpassingen
alleen
gegevens, het
waarvan
aantal
woonzorgunits
van
kan
690
worden
herleidt uit het door de afdeling aangeleverde overzicht dat
ook
in
het
2.
Woninggegevens 2010, woonbuurten.
•
In overzicht 2 staat vermeld dat naar schatting 7.277
zoals
rapport
appartementen geschikt zijn voor senioren en dat er
is
verder nog 1.266 seniorenwoningen beschikbaar zijn. In
opgenomen als bijlage 6. Daarnaast
is
een
totaal dus 8.543 woningen. Die 1.266 zijn in tabel 2 van
overzicht
aangeleverd op basis van de buurmonitor:
Overzicht ouderenhuisvesting Capelle aan den IJssel 2001.xls
de rapportage opgenomen onder “geschikt wonen”. •
woninggegevens
Uit
overzicht
1
huurappartementen
blijkt
dat
er
voor
55+-ers
2.873
sociale
aanwezig
zijn.
2010 waarin de bouwperiodes
Hiervan hebben er 1.468 een recreatieruimte. Deze
en
de
rekenen we tot het verzorgd wonen en zijn als zodanig
woningen in onze gemeente is
in tabel 2 opgenomen. Resteren er 2.873 minus 1.468
opgenomen.
Daarin
een
appartementen = 1.405 appartementen die wij tot het
schatting
gemaakt
van
geschikt wonen rekenen en in de tabel als zodanig zijn
de
bouwwijze
van is
geschikte woningen. Companen heeft in tabel 2 naar onze indruk een
wat
opgenomen. •
Verminderen wij het bovengenoemde totale aantal van
voorzichtiger
8.543 voor senioren geschikte woningen met de 1.266
benadering gekozen, onduidelijk
seniorenwoningen en de 2.873 appartementen, dan
is hoe zij hun getallen hebben
houden wij 4.404 (etage)woningen over, die reeds
berekend
geschikt zijn dan wel vrij eenvoudig geschikt te maken zijn voor seniorenhuisvesting. Deze zijn in de onderste rij van tabel 2 opgenomen.
De passage op pagina 16:
Onze
In
voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Het blijft
het
concept
gemeentelijk
ervaring
leert
dat
woningbouwprogramma’s
woningbouwprogramma
telkens een momentopname. Daarom hebben wij die op p.
(maart/april 2012) zijn voor de
16 ook gedateerd (maart/april 2012).
periode 2012-2020 870 nieuw te bouwen woningen opgenomen, waarvan 614 appartementen. In
deze
zitten
614 ook
appartementen de
101
appartementen van het project Meeuwensingel
waarvan
- 50 -
Geen aanpassingen
inmiddels duidelijk is dat Amvest deze de komende anderhalf jaar niet op de markt zal brengen, waarmee de kans dat deze nooit zullen worden gebouwd toeneemt. De passage op pagina 17:
We nemen uw correctie zonder meer aan.
De
passage
De nieuwbouw van de Vijverhof
vervangen
is gaande. Hier worden 129
conform
appartementen
commentaar
waarvan
100
gerealiseerd, met
zorg.
het
Is
onjuist. De Vijverhof bouwt 129 nieuw
appartementen
voor
ouderen en bouwt 100 nieuwe zorgunits ter vervanging van 71 kleine verouderde zorgunits. e
Pagina 20, 2 alinea:
We nemen uw correctie zonder meer aan.
De
passage
De vrijwilligersvacaturebank die
vervangen
nu nog fysiek wordt bemand is
conform
reeds achterhaald. Er is alleen
commentaar
nog
maar
sprake
van
het
een
digitale vrijwilligersvacaturebank Pagina 20, Woningaanpassing
We nemen uw correctie zonder meer aan.
Getal
Wmo:
corrigeren naar
Uit het Wmo-budget worden ook
431
individuele woningaanpassingen bekostigd. In het jaar 2009 betrof dat 431 klanten in plaats van de vermelde 430. In de nieuwe verordening en beleidsregels eenvoudiger
Dank voor de informatie
In
worden
voetnoot
opnemen.
aanpassingen
(beugels e.d.) reeds uit het vergoedingenpakket geschrapt. Voor uw informatie delen wij u mede dat de verordening in de raad van 14 mei is vastgesteld. Pagina 21/22: Voorbeelden
slechte
Wij hebben beoogd te constateren dat een integrale aanpak
Nadrukkelijk
van het onderwerp “ouderenhuisvesting” van groot belang is
vermelden dat
afstemming tussen afdelingen.
en daarmee de afstemming van de diverse betrokken
het
Verkoop Trefterp: Het is voor
afdelingen. En dat die afstemming beter kan.
afstemmings-
ons de vraag of SO in dit
Wij
voorbeeld
beklaagdenbankje te plaatsen. Door de keuze tot het
gaat en dat de
genoemd. De Trefterp is een
opnemen
voorbeelden
welzijnsaccommodatie,
geïnterpreteerd kunnen worden.
terecht
wordt het
hebben
nooit
van
beoogd
een
voorbeelden zou
afdeling dit
wellicht
op wel
een zo
om
vraagstukken
enkel en alleen
beheer is ondergebracht bij de
bedoeld zijn ter
unit Vastgoed van de afdeling
illustratie.
Facilitaire Diensten. De rol van
- 51 -
SO ten aanzien van de Terp is volgens ons niet zo als in het rapport is vermeld. Rol EZ, projecten en wonen bij huisvesting
huisartsen
aanverwante
en
voorzieningen
betreft de realisering van een complex
met
136
seniorenwoningen Schollevaar,
in
waarbij
de
ontwikkelaar ruimte had voor deze
voorzieningen.
Beide
vakafdelingen waren intensief betrokken. Omdat partijen er onderling niet uitkwamen gingen deze
op
zoek
naar
vestigingsmogelijkheid in nabij gelegen leegstaand pand en vroegen hiervoor in kader RO vergunningen aan. Het verloop was ongelukkig voor wat betreft de ontwikkeling maar had geen relatie met de verhoudingen tussen
de
afdelingen.
De
beschrijving is dus onjuist. Pagina 24:
Met de term “kernvoorraad” bedoelen we in dit geval niet
Term
geschikte
“sociale voorraad”, maar de woningvoorraad die geschikt
“kernvoorraad”
woningen. Bij de verkoop van
gemaakt kan worden voor senioren of anderen met een
vervangen
huurwoningen zijn reeds relatief
beperking. Het staat overigens nog te bezien hoe
door
veel woningen verkocht die zich
problematisch het is vanuit woningmarktoverwegingen, dat
senioren
vanwege
de
deze woningen bij mutatie naar de vrije sector overgeheveld
geschikte
uitstekend
voor
worden.
woning-
lenen, en dus relatief makkelijk
We begrijpen dat onze terminologie verwarring kan
voorraad”.
levensloopgeschikt
opleveren.
Verkoop
potentieel
rechte
trap
plateauliften zijn
te
maken. Verkoop van juist dat soort woningen zou voorkómen moeten
worden;
deze
moet
Capelle wellicht behouden voor de kernvoorraad. Hier zal voornamelijk gedoeld worden op de verkoop van eengezinswoningen.
Punt
is
echter dat de grote geschikt te achten
voorraad
eengezinswoningen, voor zover gebouwd na 1980, bij mutatie door
het
huidige
corporatiebeleid
een
- 52 -
“voor
huurverhoging krijgt waardoor deze woningen vrijwel allemaal in de vrije sector terecht komen. Pagina 25: Mede
vanuit
Dat nemen wij zonder meer aan. Elders in het land zijn
Aanpassen
bezuinigingen heel vaak wel één van de achtergronden om
tekst
commentaar
bezuinigingsoverwegingen,
wil
tot aanbesteding over te gaan. Daar komt onze opmerking
de
het
uit voort.
gemeente
echter
welzijnswerk
gaan
aanbesteden.
Zo’n
conform
aanbesteding zal veel acties en activiteiten strakker inkaderen, en het is nog maar de vraag welke
van
de
huidige
uitvoerende partijen straks nog ondersteuning van de gemeente zullen krijgen. Het
aanbesteden
van
het
welzijnswerk komt voort uit de, in het college werkprogramma 2006 – 2010 opgenomen, wens om te komen tot één organisatie en
aanspreekpunt
voor
het
welzijnswerk in de gemeente. Van
een
bezuinigingstaakstelling geen
sprake.
veronderstelling
was De
dat
de
aanbesteding voort komt uit bezuinigingsoverweging
is
onjuist. Pagina 41, juiste naamstelling
Onze
Leonie Bondell = Leonie Bandell
afdelingsaanduidingen.
excuses
André de Blecourt = Arend de Blécourt Marijn van Rossem = Marijn van Rossem-Slee De
heer
De
Blécourt
is
overigens beleidsadviseur van de afdeling Stadsontwikkeling en niet van de (oude benaming) Stedelijke Ontwikkeling. Graag in het gehele rapport afdeling Stedelijke vervangen
Ontwikkeling door
Stadsontwikkeling.
- 53 -
voor
de
verkeerde
naam-
c.q.
Zonder
meer
corrigeren.